Base description which applies to whole site

BIJLAGE 3

1 Inleiding

Het nationale landbouwbeleid hangt nauw samen met het Europese landbouwbeleid. In deze bijlage wordt een samenhangend overzicht geboden tussen de nationale doelstellingen van LNV, zoals weergegeven in de diverse beleidsartikelen, en het Europese beleid. Op deze wijze wordt inzicht verschaft in de vertaling van het Europese beleid in nationaal beleid, onze nationale inzet binnen de Europese Unie en de Europese geldstromen die buiten het nationale begrotingsverband lopen. De nadruk in deze bijlage ligt op het markt- en prijsbeleid, het plattelandsbeleid en het structuurbeleid.

2 Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het Structuurbeleid

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) staat al geruime tijd onder druk. De Europese Commissie heeft dan ook het initiatief (Mac Sharry, Agenda 2000) genomen om het landbouwbeleid ingrijpend te wijzigen. Het belang van het markten prijsbeleid zal afnemen ten opzichte van de tweede pijler van het GLB: het plattelandsbeleid. Het accent van het plattelandsbeleid ligt op het multifunctionele karakter van de landbouw: behalve om voedsel gaat het om aspecten zoals onderhoud van landschap en natuur. Zo zijn in het Plattelandsontwikkelingsplan dat Nederland in Brussel heeft ingediend middelen gereserveerd voor het verhogen van de kwaliteit van natuur en landschap.

Naast bovenstaande 2 pijlers voert de Europese Unie ook het zogenaamde structuurbeleid. Het structuurbeleid is gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio's in de EU. Vanaf 2000 kent het EU-structuurbeleid nog slechts drie doelstellingsgebieden, het visserijstructuurbeleid en een beperkt aantal Communautaire Initiatieven zoals Leader+ en Interreg.

3 Uitgaven en ontvangsten Europese Unie

In tabel 1 zijn de financieringsstromen voor het jaar 2002 weergegeven die samenhangen met het plattelandsbeleid, het structuurbeleid en het markt- en prijsbeleid. In deze tabel zijn de programma-uitgaven gepresenteerd. De ontvangsten uit hoofde van de landbouwheffingen worden in Beleidsartikel 11 weergegeven.

De uitgaven uit hoofde van het markt- en prijsbeleid worden buiten begrotingsverband verantwoord. Het betreft voornamelijk betalingen wegens exportrestituties, hectaresteun en dierpremies. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die zijn ondergebracht in het Platte- landsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende co-financiering door de EU uit EOGFL-Garantie (ontvangsten) op de LNV-begroting verantwoord.

Ten aanzien van de Structuurfondsen draagt LNV primaire verantwoordelijkheid voor een aantal (deel)programma's voor Doelstelling 2. Deze programma's ontvangen vanuit de EU een bijdrage uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling. Rijk en lokale overheden zullen het nationale deel van de publieke financiering voor hun rekening nemen. Ook is LNV verantwoordelijk voor het Communautaire initiatief Leader +. Tenslotte is LNV verantwoordelijk voor het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV).

Tabel 1 Geraamde programma-uitgaven voor het jaar 2002 (afgerond naar € mln.)
 financieringsbron
beleidEULNVProvinciesTotaal
Plattelandsbeleid    
– Duurzame landbouw10,517,38,736,5
– Natuur en landschap22,435,914,072,3
– Waterbeheer6,26,08,420,6
– Diversificatie1,50,44,56,4
– Recreatie en toerisme2,8 4,87,6
– Leefbaarheid4,5 8,613,1
– andere acties14,926,1 41,0
totaal62,885,749,0197,5
     
Structuurbeleid    
– D215,422,2 37,6
– EPD FIOV5,66,5nvt12,1
     
– Leader +12,00,09,421,4
totaal33,028,79,471,1
     
Markt- en prijsbeleid nvtnvt 
– Premieregelingen (incl. cross-compliance)149,7  149,7
– Nationale enveloppe18,2  18,2
– Interventies en restituties1 179,8  1 179,8
totaal1 347,7  1 347,7

In tabel 2 is een overzicht van de Eigen Middelen van de Europese Unie opgenomen voorzover het de douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen betreft. Een overzicht van alle bijdragen van de lidstaat Nederland aan de Europese Unie is te vinden op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Tabel 2 Geraamde ontvangsten uit hoofde van heffingen en douanerechten op landbouwproducten (x € 1 mln) in 2002
1. Plantaardige producten: 
Granen23
Rijst14
Suiker9
Vetten/Oliën0
Groenten/fruit9
Sub-totaal55
  
2. Dierlijke producten 
Zuivel72
Rundvlees23
Varkensvlees0
Pluimvee41
Eieren0
Sub-totaal136
  
3. Productieheffingen 
Bijdrage in de opslagkosten van suiker17
Productieheffing suiker63
Productieheffing isoglucose0
Productieheffing inuline1
Sub-totaal81
  
Totaal douanerechten en heffingen272

4 De vertaling van Europees beleid naar nationaal beleid

4.1 Plattelandsbeleid

Het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) Nederland: naar een duurzame landbouw en verhoging kwaliteit van het platteland

Het POP geeft de ambitie weer van Nederland voor de ontwikkeling van het platteland voor de periode 2000-2006. De strategie van het plan is gebaseerd op twee uitgangspunten: herstructurering naar een duurzame landbouw enerzijds en verhoging van de kwaliteit van het platteland anderzijds. Het plan heeft betrekking op geheel Nederland, waarbij aandacht wordt besteed aan de bijzondere regionale situaties. De afspraken tussen rijk en provincie worden vastgelegd in een bestuursovereenkomst op hoofdlijnen en provinciale uitvoeringsprogramma's. Het rijk is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het POP. Het jaar 2000 is het eerste uitvoeringsjaar voor het POP. Voor 2002 wordt Europese co-financiering verwacht voor een bedrag van € 58,2 mln.; Rijk en provincies zullen in 2002 voor een bedrag van € 134,6 mln. bijdragen.

Verordening 1750/99 bepaalt dat de Europese Commissie in overleg met de lidstaten een aantal gemeenschappelijke vragen, vergezeld van prestatiecriteria en indicatoren, formuleert met het oog op het evalueren van de programma's voor plattelandsontwikkeling in de periode 2000–2006. De gemeenschappelijke evaluatievragen zijn gericht op aangelegenheden die op communautair niveau relevant zijn. De meeste vragen zullen zich toe spitsen op de doeltreffendheid van de programma's. In 2002 zal een eerste uitwerking van de gemeenschappelijke evaluatievragen en bijbehorende prestatiecriteria aan de Commissie worden gepresenteerd. Aan de ontwikkeling van desbetreffende communautaire evaluatievragen, prestatiecriteria en indicatoren zal in deze bijlage jaarlijks aandacht worden besteed.

In het POP zijn zes prioritaire beleidsthema's te onderscheiden. Ter uitvoering van de maatregelen uit verordening 1257/1999, worden rijksregelingen en provinciale programma's ingezet. Tabel 1 geeft een overzicht van de geraamde EU-, LNV en provinciale bijdragen voor het POP.

De raming van de financiering van het (nog niet definitief door de EU goedgekeurde voor 2001 gewijzigde) POP, is gebaseerd op de financiële tabel uit het POP van juli 2001. Ook na het positieve advies van het Starcomite is het mogelijk dat zich, voor de definitieve goedkeuring door de Europese Commissie in september 2001, nog wijzigingen in bovenstaande financiële tabel voordoen. Deze wijzigingen zullen voor 2001 bij Najaarsnota en voor de latere jaren bij Voorjaarsnota 2002 worden opgenomen. Overigens zal de Kamer na goedkeuring van de wijzigingen door de Europese Commissie nog apart worden geïnformeerd over het definitieve pakket van maatregelen.

4.2 Structuurbeleid

Doelstelling 2: EPD's voor Oost en Zuid-Nederland, reconstructie van de regio's

Een deel van de budgetten zal in de periode 2002 tot en met 2006, via de reguliere programmeringslijn, besteed worden in de Doelstelling 2 gebieden. Hiermee zal uitvoering worden gegeven aan de Enkelvoudige Programmeringsdocumenten (EPD's) Oost en Zuid als onderdeel van het EU-structuurbeleid. Rijk en provincies zorgen voor de nationale financiering. De LNV-bijdrage bedraagt € 121 mln. Het kabinet beoogt hiermee onder meer een impuls te geven aan de noodzakelijke reconstructie van delen van Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg om hier ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen te stimuleren. De provincies hebben de regie bij de uitvoering van de plannen. LNV is voor het EPD Oost-Nederland eerste aanspreekpunt en verantwoordelijk voor de coördinatie van de gebiedsoverstijgende werkzaamheden op het niveau van de Rijksoverheid (met betrokkenheid van het ministerie van EZ). Voor het EPD van Zuid-Nederland is EZ eerste aanspreekpunt en verantwoordelijk voor de coördinatie van de gebiedsoverstijgende werkzaamheden op het niveau van de Rijksoverheid (met betrokkenheid van LNV).

De nationale vertaling van de Europese structuurfondsen naar de reconstructie van de zuidelijke en oostelijke zandgebieden, is nader uitgewerkt in de operationele doelstelling «Gebiedenbeleid» dat onder het beleidsartikel «Versterking landelijk gebied» valt.

Financieringsinstrument voor Oriëntatie van de Visserij (FIOV)

Vanuit dit Europese structuurfonds worden middelen beschikbaar gesteld voor structuurmaatregelen in de visserijsector. Nederland kent twee programma's voor de periode 2000–2006, die worden vastgelegd in twee Enig Programmeringsdocumenten (EPD's). Voor de Provincie Flevoland is via het EPD Flevoland een Europese bijdrage van € 6,0 mln. voor de visserijsector beschikbaar. Het ministerie van Economische Zaken is voor de uitvoering van het programma van de Provincie Flevoland de eerstverantwoordelijke. Voor het programma van Nederland, exclusief Flevoland, kan naar verwachting een beroep worden gedaan op een beschikbaar FIOV-budget van € 32,1 mln. De nationale uitgaven voor de structuurmaatregelen in de visserijsecor die onder het EPD vallen, komen ten laste van het beleidsartikel «Economisch perspectiefvolle agroketens». Het EPD voor de visserijsector zal naar verwachting tegen het eind van 2001 door de Europese Commissie worden goedgekeurd.

LEADER+: het stimuleren en integreren van lokale initiatieven gericht op plattelandsontwikkelingen

Het communautair initiatief LEADER+ richt zich op plattelandsontwikkeling en heeft als belangrijkste doel het stimuleren en integreren van lokale initiatieven gericht op de ontwikkeling van het platteland. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen steun voor gebiedsgebonden, geïntegreerde en experimentele strategieën voor plattelandsontwikkeling, steun voor samenwerkingsverbanden tussen gebieden en op transnationaal niveau en de vorming van een netwerk voor plattelandsgebieden binnen de Gemeenschap. In totaal is in de periode 2000–2006 ongeveer € 78 mln. beschikbaar aan Europese middelen. Per landsdeel (Noord, West, Oost en Zuid) is een programmeringsdocument opgesteld. De provincies hebben hierbij het initiatief en zullen ook zorgdragen voor de financiering van het nationale deel.

4.3 Markt- en prijsbeleid

Cross-compliance: bevordering van duurzame productie en economisch perspectiefvolle agroketens

Mede op initiatief van Nederland is in Agenda 2000 de verplichting opgenomen om passende milieuvoorwaarden te verbinden aan rechtstreekse betalingen (cross-compliance). In 2000 is een begin gemaakt met de nationale invulling van cross-compliance bij de teelt van snijmaïs en zetmeelaardappelen. Vooralsnog zal een verdere uitbreiding naar andere teelten en producten plaatsvinden.

Modulatie: bevordering van duurzame productie, realisatie EHS en economisch perspectiefvolle agroketens

Binnen de afspraken van Agenda 2000 is de mogelijkheid opgenomen om op basis van een drietal criteria de directe inkomenssteun te korten tot maximaal 20%. De dan beschikbare gelden mogen worden ingezet voor plattelandsontwikkeling. Nederland zal vanaf 2003 gebruik maken van de mogelijkheid tot modulatie (=afroming) van de directe inkomenssteun ter versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied. De na te streven nationale doelstellingen zullen uiteindelijk in de beleidsartikelen «Economisch perspectiefvolle agroketens», «Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur» en «Bevordering duurzame productie» worden uitgewerkt.

Een efficiënte en rechtmatige uitvoering van het markt- en prijsbeleid

Ten aanzien van het markt- en prijsbeleid is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering. De programma-uitgaven (zie ook tabel 1) worden ten laste van het EOGFL-garantie gebracht en worden buiten begrotingsverband verantwoord.

De nationale uitvoering van het markt- en prijsbeleid is aan stringente Europese voorwaarden verbonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. De omvang van financiële correcties (apurement) geeft een indicatie van de mate van rechtmatigheid van de uitvoering. Daarnaast wordt ingezet op een doelmatige uitvoering van het markt- en prijsbeleid. Dit vereist een helder inzicht in de prestaties die de uitvoerende diensten leveren, gekoppeld aan kostprijzen en kwaliteitsindicatoren. Tot slot is de vereenvoudiging van het GLB een voortdurend aandachtspunt van de lidstaat Nederland.

Tabel 3 Prestatiegegevens m.b.t. de uitvoering van het markt- en prijsbeleid
 Aanvragen voor exportrestituties/ productiesteun/ certificaten invoer  
 20002001200220022002.
Landbouwproducten en Superheffingmutatiesaantal aanvragen (x 1 000)aantal aanvragen (x 1 000)aantal aanvragen (x 1 000)Geraamde Restitutieuitgaven(x € 1 mln)financieel belang per aanvraag (x € 1,–)
Akkerbouw     
Restituties, productiesteun en invoer van akkerbouwproducten866862336542
Restituties voor verwerkte grondstoffen in voedselproducten129105152104687
      
Zuivelproducten en melk     
Restituties en veredeling van zuivelproducten6562622453 947
Uitvoercertificaten555  
Invoercertificaten202020  
Superheffing354240  
      
Vlees en eieren     
Exportrestituties504340862 155
Invoerformulieren172025  
Certificaten161717  
      
Slachtpremies kalveren3223417 017
(aantal premiabele kalveren) (1 300)(1 300)  
      
Groenten en fruit     
Exportrestituties en marktordening201210363 630
Certificaten2098  
      
Margarine, vetten en oliën     
In- en uitvoerformulieren/certificaten 1   
Totaal aantal aanvragen (x 1000)466406443  
Uitgaven medebewind (x € 1 mln.)3033,029,9  
Totale personeelsinzet medebewind in mensjaren427441422  
Berekend gemiddeld aantalaanvragen per mensjaar1 0919211 050  
Berekende gemiddelde uitvoeringskosten per aanvraag (x € 1,–)6481,367,6  
Berekende gemiddelde uitgaven per mensjaar (x € 1000)707571  
Apurement (x € 1 mln.)3,02,32,3  

5 De inzet van Nederland binnen de Europese Unie

Hervorming van de traditionele marktordeningsinstrumenten ten behoeve van een duurzaam agro-food complex

De inzet van Nederland in de Europese Unie zal zijn dat de marktwerking moet toenemen en dat aanpassingen van het beleid moeten passen in de trend van liberalisatie van de wereldhandel. Deze inzet volgt uit de overtuiging dat vermindering van de bescherming en vergroting van de marktwerking op termijn de beste garanties bieden voor de ontwikkeling van een duurzaam en gezond agro-food complex. Het beleid dat in Agenda 2000 is afgesproken zal in 2002 worden beoordeeld tegen de achtergrond van de dan lopende WTO- en EU-uitbreidingsonderhandelingen én de dan geldende of te voorziene marktomstandigheden.

Maximaal gebruik van de EU-fondsen en een meer evenwichtig aandeel uit deze fondsen

Nederland zal zich binnen de Europese Unie blijven inzetten voor die sectoren van het Nederlandse agro-foodcomplex én onze verschillende regio's die recht hebben op de Europese steunmaatregelen.

6 Veronderstellingen die aan het nationale beleid ten grondslag liggen

Het Europese landbouwbeleid komt tot stand in samenspel tussen de Europese Commissie, de lidstaten in de Raad en het Europese parlement. De nationale vertaling is dus enerzijds zeer sterk afhankelijk van de wettelijke communautaire kaders waarbinnen men mag dan wel dient te opereren. Anderzijds is ook onze inzet binnen de Europese Unie sterk afhankelijk van het samen- dan wel tegenspel tussen Commissie, Raad en Parlement. Kortom, het nationale speelveld dient bezien te worden binnen het institutionele communautaire kader.

Daarnaast zijn er nog diverse andere factoren die ons handelen binnen de Europese Unie bepalen. De belangrijkste factor is ongetwijfeld de ontwikkeling van de internationale markt. Driekwart van de productie in het Nederlandse agro-foodcomplex wordt afgezet buiten de eigen grenzen. Voor de agrosector geldt net als voor andere economische sectoren: de (internationale) markt wordt sturend en de marktbescherming door de overheid neemt af.

Tevens zijn er factoren die zowel onze nationale vertaling van het Europese beleid alsook onze nationale inzet binnen de Europese Unie bepalen. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan de uitbreiding van de Europese Unie naar Midden- en Oost-Europa. Zo hangt de vraag hoe verder te gaan met de vertrouwde instrumenten van het landbouwbeleid sterk af van de maatregelen die moeten worden getroffen voor de verdere uitbreiding van de Unie.

Licence