A. | Artikelsgewijze toelichting bij de wetsartikelen | 2 |
B. | Begrotingstoelichting | 3 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor het jaar 2003 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2003. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2003.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2003 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2 (begrotingen baten-lastendiensten)
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst(en) Bureau Heffingen, LASER, Plantenziektenkundige Dienst en Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees voor het jaar 2003 vastgesteld. Gezien eerdere overleggen met de Tweede Kamer heeft LNV, lopende de voorhangprocedure, de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees reeds als nieuwe baten-lastendienst in de LNV-begroting opgenomen. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel en de paragraaf inzake de baten-lastendiensten.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
(Deel B): de begrotingstoelichting
Leeswijzer | 4 | |
Beleidsagenda | 8 | |
Deel A Algemeen | 8 | |
1 Hoofdlijnen van het beleid in 2003 | 8 | |
2 Financieel kader voor 2003 | 17 | |
Deel B LNV Beleidsprogramma 2003–2006 | 20 | |
1 | Hooflijnen | 20 |
2 | Beleidsprogramma LNV 2003–2006 | 23 |
3 | Ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit «Strategisch Akkoord» | 34 |
01 | Versterking landelijk gebied | 36 |
02 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting) | 54 |
03 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer) | 63 |
04 | Economisch perspectiefvolle agroketens | 68 |
05 | Bevorderen duurzame productie | 80 |
06 | Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid | 98 |
07 | Kennisontwikkeling en Innovatie | 109 |
08 | Kennisvoorziening | 118 |
09 | Kennisverspreiding | 123 |
10 | Nominaal en onvoorzien | 130 |
11 | Algemeen | 131 |
Bedrijfsvoeringsparagraaf | 135 | |
Bureau Heffingen | 138 | |
LASER | 144 | |
Plantenziektenkundige Dienst | 150 | |
Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees | 157 | |
Verdiepingsbijlage | 167 | |
Bijlage moties en toezeggingen | 188 | |
De bijlage Europese geldstromen | 200 | |
Bijlage Lijst van afkortingen | 210 | |
Bijlage Trefwoordenregister | 212 |
De memorie van toelichting van de LNV-begroting 2003 kent de volgende indeling:
– de beleidsagenda
– de beleidsartikelen (1 t/m 9)
– de niet-beleidsartikelen (10 en 11)
– de paragraaf inzake bedrijfsvoering
– de paragraaf inzake baten-lastendiensten
– de verdiepingsbijlage
– de bijlage moties en toezeggingen
Evenals in de begroting 2002 bevat de memorie van toelichting de bijlage Europese geldstromen. Daarin wordt, voor zover relevant voor het Ministerie van LNV, inzicht verschaft in de vertaling van het Europese beleid in nationaal beleid, onze nationale inzet binnen de Europese Unie en de Europese geldstromen die buiten het nationale begrotingsverband lopen. Tot slot is na de bijlage Europese geldstromen een trefwoordenregister, een lijst met afkortingen en het organogram van het ministerie van LNV opgenomen.
In deze leeswijzer wordt een aantal aandachtspunten van algemene aard vermeld.
Bij de beleidsartikelen wordt ingegaan op de specifieke groeipaden die deze beleidsartikelen betreffen. Ten opzichte van het groeipad van de begroting 2002 zijn er de nodige verbeteringen aangebracht. De aangekondigde beoordeling van de samenhang tussen de verschillende operationele doelstellingen heeft geresulteerd in een andere begrotingsindeling voor een aantal beleidsartikelen. Daarnaast heeft een verdere uitwerking plaatsgevonden van de prestatiegegevens, beleidsinformatie, evaluatieprogrammering en overige elementen in de toelichting. De toezeggingen in het overleg over de Financiële Verantwoording 2001 inzake innovatie en het groene onderwijs worden in het komende jaar geconcretiseerd.
LNV heeft in 2002 een eerste aanzet gemaakt voor een kernset van indicatoren voor duurzame ontwikkeling. Het komende jaar wordt de kernset verder ontwikkeld door ervaring op te doen met benutting binnen de beleidsontwikkeling en met internationale vergelijking van prestatiegegevens.
De programma-uitgaven per operationele doelstelling, zijn in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid», meerjarig uitgesplitst naar beleidsmatig relevante onderwerpen en – indien mogelijk – naar financiële instrumenten, bijdragen aan zbo's, internationale overheden en/of medeoverheden.
Bij de beleidsartikelen is de beleidsevaluatieprogrammering voor de komende jaren weergegeven. Daarbij is als uitgangspunt genomen dat alle operationele doelstellingen minimaal eenmaal per vijf jaar achteraf worden geëvalueerd.
In de afzonderlijke beleidsartikelen wordt ingegaan op de taken en verantwoordelijkheden van de minister van LNV. Het karakter hiervan is afhankelijk van de geformuleerde doelstellingen en streefwaarden bij de beleidsartikelen. De minister van LNV is verantwoordelijk voor de keuze en de opzet van de beleidsinstrumenten die voor het realiseren van de doelstellingen worden ingezet. Voor de inzet en de werking van de beleidsinstrumenten in een bepaald begrotingsjaar bestaat er een resultaatsverantwoordelijkheid. Dit zelfde geldt voor het uitvoeren van EU-regelgeving en het uitoefenen van bevoegdheden op de wijze en de momenten waarop de nationale wetgeving die voorschrijft. Als voorbeeld voor dit laatste kan dienen, de veterinaire controle bij de invoer van dieren aan de EU-buitengrens, respectievelijk het nemen van maatregelen bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte.
Forfaitaire herberekening cijfers voor 2001
Als gevolg van de nieuwe artikelindeling die met ingang van 2002 wordt gehanteerd zijn ter wille van de vergelijkbaarheid in de tabellen bij de beleidsartikelen inzake Budgettaire gevolgen van beleid de cijfers voor het jaar 2001 herrekend naar de nieuwe artikelindeling. Bij de herberekening zijn op ervaringsgegevens gebaseerde verdeelsleutels gebruikt.
Toerekening aan de beleidsartikelen van de LNV-bijdrage aan de uitvoerende diensten
De toerekening aan de beleidsartikelen van de LNV-bijdrage aan de uitvoerende diensten is gebaseerd op de verdeling van de inzet per beleidsartikel waarop de betreffende uitvoerende dienst actief is. Deze inzet wordt jaarlijks in overleg tussen de beleidsdirecties en uitvoerende diensten bepaald. Uitgangspunt hierbij is de historische inzet. Nieuw of gewijzigd beleid, alsmede het verleggen van de prioriteiten of aanpassingen in de aanpak van de uitvoering, zijn van invloed op deze historische inzet en kunnen leiden tot intensiveringen of extensiveringen. Onder uitvoering wordt in dit kader ook handhaving verstaan. In de onderstaande tabel is de procentuele toerekening aan de beleidsartikelen van de LNV-bijdrage per uitvoerende dienst voor het begrotingsjaar 2003 weergegeven. Ook in de verantwoording over 2003 zal deze verdeling worden gehanteerd. Voor de baten-lastendiensten Bureau Heffingen, LASER, PD en RVV heeft de verdeling betrekking op de bijdrage van LNV aan de dienst.
Beleidsartikelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | |
AID | 6% | 34% | 47% | 13% | |||||||
Bureau Heffingen | 100% | ||||||||||
DLG | 76% | 16% | 7% | ||||||||
LASER | 3% | 2% | 18% | 12% | 7% | 1% | 57% | ||||
PD | 100% | ||||||||||
RVV | 100% |
Grafiek 1: Procentuele toerekening aan de beleidsartikelen van de LNV-bijdrage per uitvoerende dienst.
De Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is een aparte budgettaire constructie binnen de rijksbegroting. In de HGIS worden de buitenlanduitgaven van de verschillende departementen gebundeld. Zo wordt inzicht verschaft in de belangrijkste uitgaven die Nederland jaarlijks doet in het kader van internationale samenwerking. Belangrijke uitgangspunten van de HGIS zijn het bevorderen van samenwerking en afstemming tussen de ministeries op het gebied van buitenlands beleid. Voor wat betreft het ministerie van LNV komen de kosten uit hoofde van de Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland en de contributie aan de Food and Agricultural Organisation (FAO) ten laste van de HGIS. De desbetreffende uitgaven worden in beleidsartikel 11 «Algemeen» nader toegelicht.
Het ministerie van LNV draagt tevens de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor internationale natuurprojecten die voortvloeien uit internationale verdragen. Het betreft internationale natuurprojecten die worden gefinancierd uit middelen die op de begroting van LNV staan en die onderdeel uitmaken van de HGIS. De desbetreffende uitgaven worden nader toegelicht in Beleidsartikel 1 onder de operationele doelstelling «Internationaal natuurlijk».
In de begroting 2003 wordt een overzichtsconstructie «Milieu» opgenomen als vervanging van het Milieuprogramma. Deze overzichtsconstructie geeft inzicht in de beleidsvoornemens en de daarbij behorende uitgaven voor de jaren 2003 tot en met 2007 voor het onderwerp Milieu. De coördinatie van deze overzichtconstructie ligt bij het ministerie van VROM. De betreffende uitgaven hebben betrekking op beleidsartikel 1«Versterking landelijk gebied», beleidsartikel 4 «Economisch perspectiefvolle agroketens » en beleidsartikel 9«Kennisverspreiding».
Tenslotte geeft de overzichtsconstructie Innovatiegerelateerde uitgaven inzicht in de uitgaven die departementen doen ten laste van de Rijksbegroting ter realisatie van het innovatie- en technologiebeleid. De opstelling van de overzichtsconstructie wordt gecoördineerd door het ministerie van Economische Zaken. Voor wat betreft het ministerie van LNV worden de uitgaven van kennisontwikkeling en innovatie opgenomen in deze overzichtsconstructie. De desbetreffende uitgaven worden in beleidsartikel 7 «Kennisontwikkeling en innovatie» nader toegelicht.
Onder elk beleidsartikel is een overzicht opgenomen met de programmering van beleidsonderzoek ex post van 2002 tot en met 2006. Deze periode komt overeen met het jaar van inwerkingtreding van de regeling waarop het programma is gebaseerd en de termijn (5 jaren) waarover deze programmering dekkend dient te zijn. In de overzichten is het jaartal van afronding aangegeven. De resultaten van de afgeronde evaluatieonderzoeken en de gevolgen daarvan voor het te voeren beleid worden opgenomen in de begrotingsverantwoording (jaarverslag 2002).
1. Hoofdlijnen van het beleid in 2003
Tot voor enkele jaren klonk bij velen – op het platteland én in de stad, bij boeren én bij beleidsmakers – veel zorg over de groeiende afstand tussen de voedselproducent en de consument. Inmiddels lijkt het besef breed en diep ingang gevonden te hebben dat stad en land op allerlei manieren op elkaar betrokken zijn. Mede door de regelmaat waarmee de samenleving de afgelopen periode is opgeschrikt door berichten over voedselcrises en de ingrijpende gevolgen van uitbraken van besmettelijke dierziekten is de maatschappelijke belangstelling voor de kwaliteit van het voedsel en voor de voedselproductie hoog. Burgers, consumenten en hun organisaties tonen zich geïnteresseerd en vaak ook bezorgd over de omstandigheden waaronder ons voedsel wordt geproduceerd. Zo vindt er een intensief politiek en maatschappelijk debat plaats over uiteenlopende kwesties als dierenwelzijn, het Europese non-vaccinatiebeleid, zorg voor het milieu en de toepassing van moderne biotechnologie in de voedselproductie. De consument geeft richting aan de vraag; goede samenwerking binnen krachtige ketens is een noodzakelijke voorwaarde om aan deze vraag te kunnen beantwoorden.
De afgelopen jaren zijn door boeren en tuinders geweldig grote inspanningen geleverd om tegemoet te komen aan de hoge eisen die de samenleving aan hun product en aan hun wijze van produceren stelt. Veel is al bereikt, bijvoorbeeld op het punt van hygiëne en voedselveiligheid en ten aanzien van het terugdringen van de uitstoot van mineralen en bestrijdingsmiddelen. Maar ook oogsten boeren maatschappelijke waardering door de inspanningen die zij zich getroosten om de kwaliteit van het landschap te verhogen. Zo wordt «landschappelijke verrommeling» tegen gegaan en worden via agrarisch natuurbeheer de flora en fauna op en rond akkers en weiden verrijkt. Een aantrekkelijk platteland – de aankleding van de agrarische productieruimte – komt tegemoet aan de groeiende vraag naar hoogwaardig groen in de nabijheid van stedelijke gebieden.
Er is een maatschappelijk klimaat voor veranderingen in de landbouw gegroeid, waarin het begrip duurzaamheid richtinggevend is. Daarbij is de zorg voor de natuurlijke omgeving onlosmakelijk verbonden met de sociale en economische vitaliteit van de agrarische sector; het eerste is een (ook economische) levensvoorwaarde voor het tweede, maar het omgekeerde is evenzeer het geval. Het streven naar vermindering van de administratieve lastendruk van de agrarische sector, waarmee aan de hand van het advies-Sorgdrager Lastige lasten dit jaar een begin wordt gemaakt, vormt zo een belangrijke voorwaarde om de sector in staat te stellen te werken aan de omslag naar een duurzame, toekomstgerichte land- en tuinbouw. Er zal een ambitieus plan tot vermindering van de administratieve lasten worden opgesteld. Medio oktober zal de Kamer een Plan van Aanpak inzake de ministeriële inzet bereiken.
In een dergelijke integrale benadering van het begrip duurzaamheid, waarin de ecologische invalshoek samengaat met de economische en sociaal-culturele dimensies, past behalve aandacht voor natuur, milieu,voedselveiligheid, dierenwelzijn en ruimte voor recreatie in eigen land ook het oog hebben voor grensoverschrijdende belangen. Mede door inspanningen van Nederland staat dit aspect nu hoger op de Europese politieke agenda. Het kabinet vindt het van belang dat ook met de gerechtvaardigde belangen van ontwikkelingslanden en van de landen in Midden- en Oost-Europa rekening wordt gehouden wanneer de komende jaren besluiten worden genomen over de toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU en over het wegnemen van handelsbelemmeringen en het verminderen van handelsverstorende maatregelen in het kader van de WTO. Ook immers met het oog op de markttoegang van ontwikkelingslanden zijn fundamentele aanpassingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid nodig.
Voor de stabiliteit en de economische ontwikkeling van het Europese continent is de uitbreiding van de EU van groot belang. De interne markt groeit na toetreding van nieuwe lidstaten tot mogelijk meer dan 480 miljoen (EU-27) consumenten. Ruim voor de toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU moet helderheid bestaan over de toekomstige koers die met het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt ingeslagen. Immers, ook na toetreding van nieuwe lidstaten dient het GLB te passen binnen de financiële kaders, zoals die in Berlijn zijn afgesproken. Ook meent Nederland dat in het kader van het GLB geen uitbreiding van inkomenssteun naar nieuwe lidstaten dient plaats te vinden. Indien dit onontkoombaar zou zijn, versterkt dit de noodzaak van versnelde uitfasering van die steun in de oude lidstaten, waarover besloten zou moeten zijn voordat de toetreding van nieuwe lidstaten een feit is. De afbouw van inkomenssteun voor de landbouw in EU-verband moet worden gecombineerd met een uitbreiding van mogelijkheden om vergoedingen te geven aan boeren die een actieve bijdrage leveren aan natuur- en landschapsbeheer.
Het kabinet acht het vanzelfsprekend dat de kwaliteit van het milieu en diergezondheid en -welzijn in de toetredende landen op een gelijk niveau gebracht of gehouden wordt als dat van de huidige lidstaten.
Meer en meer zal het Europese landbouwbeleid zich in de toekomst focussen op duurzame productiemethoden en een duurzaam gebruik en beheer van het landelijk gebied. Nederland maakt gebruik van de mogelijkheden die de Europese tweede pijler (het plattelandsbeleid) biedt via onder meer het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP), opgesteld op grond van de Europese Kaderverordening plattelandsontwikkeling. Jaarlijks ontvangt Nederland een Europese bijdrage van circa 55 miljoen euro. Samen met de provincies worden deze middelen ingezet op diverse LNV-regelingen en provinciale programma's. Daarnaast wordt ook aangesloten op de mogelijkheden die de EU biedt in het kader van Doelstelling 2, Leader en Interreg. De inzet is om deze programma's in aanvulling op het POP ondersteunend te laten zijn voor het nationale plattelandsbeleid.
Ten aanzien van de WTO geldt dat de leden uiterlijk 23 maart 2003 onderhandelingsvoorstellen op het gebied van landbouw moeten indienen. Afronding van de lopende Doharonde is voorzien in januari 2005. De implementatie van de uitspraken volgt daarna. Daarom moet de EU de discussies over de mid term review benutten om haar beleid aan te passen in de richting van meer marktwerking in combinatie met eisen ten aanzien van voedselkwaliteit enintegriteit. De voorstellen die de Europese Commissie hiervoor onlangs naar voren heeft gebracht, beschouwt het kabinet als een belangrijke bijdrage om de discussie in de gewenste richting te sturen.
De agrarische sector is in de afgelopen jaren geconfronteerd met tal van maatregelen ten aanzien van voedselveiligheid, bestrijding van dierziekten, bevordering van dierenwelzijn en diergezondheid en terugdringing van het mestoverschot. Hiermee ging een aanzienlijke administratieve lastendruk gepaard. Per saldo is de administratieve lastendruk bij de agrarische ondernemers te ver opgelopen. Zij werden geconfronteerd met een stapeling van gedetailleerde regelgeving. Niet zelden moesten dezelfde gegevens in het kader van verschillende regelingen worden overgelegd. Daarbij bestonden meer dan eens verschillende definities voor dezelfde soort gegevensinwinning en waren de ICT-toepassingen nog beperkt.
Voor een goed en dynamisch ondernemersklimaat in de agrarische sector acht het kabinet het van groot belang dat ingezet wordt op een forse reductie van administratieve lasten. In 2003 zullen maatregelen op het gebied van mest en veterinaire verplichtingen dusdanig worden aangepast dat een reductie van de administratieve lasten voor de sector gerealiseerd wordt.
Voor 2003 en volgende jaren stelt het kabinet voor om verdere reductie van administratieve lastendruk voor de sector te bezien op thema's als plantenziekten en bestrijdingsmiddelen, de Landbouwkwaliteitswet, de Landbouwwet en de visserijwetgeving.
Consumentenaangelegenheden en Voedsel- en Warenautoriteit (VWa)
Nederland zal de komende jaren onverkort blijven inzetten op het bieden van een hoog beschermingsniveau van consumenten, ook waar het gaat om voedselveiligheid. Hierbij is de overheid voorwaardenscheppend via wet- en regelgeving, waaronder normstelling voor het bedrijfsleven. Daarnaast oefent de overheid toezicht uit. Binnen de gestelde voorwaarden is het bedrijfsleven primair verantwoordelijk voor de veiligheid van het geproduceerde voedsel. Daarbij zal de overheid zich sterk maken voor een toenemende harmonisering van de normstelling voor en eisen ten aanzien van de veiligheid van voedingsmiddelen in zowel EU-verband als in internationale gremia zoals de Codex Alimentarius. Centraal uitgangspunt hierbij zal zijn dat normstelling gebaseerd dient te zijn op een wetenschappelijke risicoanalyse, die in de EU is afgestemd. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de sector zelf om kwalitatieve meerwaarde te geven aan zijn producten, waarbij de markt bepaalt of er behoefte bestaat aan deze extra toegevoegde waarde.
De toepassing van ketengarantiesystemen geeft de consument de mogelijkheid bewuster te kiezen voor de producten die hij koopt. Transparante ketens zullen kwaliteitsverschillen tussen de producten in de winkelschappen beter zichtbaar maken. Inspanningen zijn nodig om de consument bewust te maken van het feit dat verantwoord geproduceerd voedsel zijn prijs heeft en zijn koopgedrag maatschappelijke gevolgen heeft.
Voor wat betreft biotechnologie moeten de komende tijd vooral de toepassingsperspectieven beleidsaandacht krijgen. Toepassingen van moderne biotechnologie in voeding moeten voldoen aan maatschappelijke behoeften en/of consumentenvoordelen opleveren. LNV zal de kennisinstellingen en het bedrijfsleven op deze verantwoordelijkheid wijzen (vraagsturing in plaats van aanbodsturing). Vanwege de mogelijke risico's voor mens en milieu en de verwachtingen bij het publiek omtrent de toezichthoudende rol van de overheid zal LNV zelfstandig aandacht besteden aan de maatschappelijke zorgen. De levenswetenschappen zullen nieuwe maatschappelijk-ethische vragen blijven oproepen in de samenleving. Het ontwikkelen van een verantwoord biotechnologiebeleid vereist dan ook het verbinden van bèta- en gammakennis en het betrekken van de buitenwereld in een vroeg stadium van het beleidsproces. Deze communicatie met de samenleving wordt vormgegeven via consumentenplatforms en uitgebreide publieksvoorlichting. Daarnaast is goede regelgeving met betrekking tot etikettering, traceerbaarheid en milieuaansprakelijkheid van biotechnologieproducten noodzakelijk. Beleid hiervoor wordt in de eerste plaats in EU-verband vorm en inhoud gegeven.
In het voorjaar van 2002 is besloten tot instelling van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWa). Met de VWa worden bestaande structuren van toezicht, onderzoek en risicobeoordeling van food en non-food producten gestroomlijnd. Zowel de Keuringsdienst van Waren (KvW) als de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) worden deel van de VWa. In 2003 wordt dit integratieproces verder gestalte gegeven. Met de instelling van de VWa wordt beoogd een onafhankelijke en gezaghebbende autoriteit tot stand te brengen, die voorziet in adequate risicoanalyse ten behoeve van de normstelling en toeziet op de naleving van bepalingen omtrent de normstelling voor voedselveiligheid.
Diergezondheid en dierenwelzijn
Op het terrein van de gezondheid en het welzijn van dieren heeft het landbouwbedrijfsleven de afgelopen jaren forse investeringen gepleegd. Een dier heeft waarde in zichzelf en is niet slechts een productiemiddel. Bij de ontwikkeling van het dierenwelzijnsbeleid is dit al langer uitgangspunt, bij de aanpak van de diergezondheid zal dit meer dan voorheen het geval moeten zijn. De nadruk dient komen te liggen op preventie meer dan op bestrijding. Dit geldt voor alle dierziekten, niet alleen voor de van dier op mens overdraagbare ziekten (zoönosen). Meer aandacht is nodig voor onder andere de effectiviteit van maatregelen als reiniging en ontsmetting en voor de mogelijkheden van het gebruik van diergeneesmiddelen en het toepassen van vaccinaties. Met betrekking tot dit laatste wil het kabinet in internationale gremia de discussie over de afschaffing van het non-vaccinatiebeleid met kracht voeren. Daarnaast wordt onder meer gewerkt aan nieuwe I & R-systemen voor runderen en varkens.
In relatie tot de discussie over de omslag naar een meer duurzame veehouderij dienen ook fundamentele vragen naar de grenzen van de huidige veehouderijsystemen aan de orde te komen. Zo zal een meer natuurlijk gedrag van dieren een verbetering van de diergezondheidsstatus tot gevolg kunnen hebben. Nader onderzoek zal dit moeten onderbouwen.
Belangrijk in het dierenwelzijnsbeleid is het ondersteunen van marktmechanismen gericht op maatschappelijk verantwoord produceren én consumeren. Het kabinet spant zich in voor EU-harmonisatie gericht op verhoging van het algemene niveau van dierenwelzijn door welzijnsonvriendelijke productiemethoden aan banden te leggen. Er zal nadrukkelijk worden afgestapt van wetgeving die gedetailleerd voorschrijft hoe een dier moet worden gehouden: gestreefd zal worden naar meer voorschriften op hoofdlijnen. Bij harmonisatie moet rekening worden gehouden met de belangen van ontwikkelingslanden. Bovendien worden ontwikkelingslanden desgevraagd ondersteund bij hun inspanningen om aan internationale normen te voldoen.
In het beleid ten aanzien van de biologische landbouw staat de vraaggerichte benadering centraal: de sector dient terdege rekening te houden met de opvattingen van de consument ten aanzien van biologische productie. Het overheidsbeleid richt zich met name op professionalisering van vraaggerichte ketens, optimaal transparante en sluitende ketens, kennisontwikkeling en -verspreiding en stimulering van de biologische primaire productie.
In het kader van de professionalisering van vraaggerichte ketens is door de belangrijkste marktpartijen, samenwerkend binnen de task-force Martkontwikkeling Biologische Landbouw, een convenant afgesloten waarin het streven is vastgelegd om het aandeel biologische producten tot 2004 te laten groeien naar 5% van de totale consumentenbestedingen in voedselproducten in Nederland. Deze ambitie wordt ondersteund door een communicatiecampagne van overheidswege, aangevuld met productgerichte acties van het bedrijfsleven.
Tevens werkt de task-force aan de afstemming van vraag en aanbod per sector. Daarbij is bij eventuele knelpunten een tijdelijke financiële ondersteuning toegezegd. In dit kader is in 2002 de investeringsregeling voor de biologische varkenshouderij opengesteld, ter aanvulling op de afspraken door marktpartijen in de biologische varkenshouderij. Op basis van de uitkomsten van een evaluatie van de Regeling Stimulering Biologische Productiemethode (RSBP) zal in het voorjaar van 2003 worden besloten over de voortzetting hiervan. Daarbij zal worden bezien of veranderingen noodzakelijk zijn in de vormgeving van de tegemoetkoming in de omschakelingskosten voor primaire producenten.
De afgelopen jaren was het noodzakelijk het mestbeleid een impuls te geven vanwege de gerechtelijke uitspraken inzake de Wet herstructurering varkenshouderij en de inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart inzake de implementatie van de Nitraatrichtlijn en waarover het Europese Hof naar verwachting in de loop van 2003 een uitspraak zal doen. Daarom is in 1999 besloten tot een versnelde invoering van de MINAS-verliesnormen van 2008 naar 2003. Het per 1 januari 2002 ingevoerde stelsel van mestafzetovereenkomsten is erop gericht evenwicht op de mestmarkt te creëren Voorts zijn in 2000 en 2001 dier- en mestproductierechten opgekocht voor een bedrag van ca. 300 miljoen euro (eerste en tweede tranche Regeling beëindiging veehouderijtakken) en subsidiëren de provincies in de reconstructiegebieden de sloop van stallen. Daarnaast is de mestproductie gereduceerd door het toepassen van een afroompercentage (dat inmiddels is teruggebracht tot 0%) bij de overgang van varkensrechten naar een ander bedrijf en bij bedrijfsoverdracht. Door dit pakket maatregelen is de veestapel zover ingekrompen dat per 2003 slechts een gering mestoverschot zal bestaan: 4 miljoen kg fosfaat (bandbreedte 0–12 miljoen kg fosfaat), ervan uitgaande dat het derogatieverzoek wordt gehonoreerd.
In het kader van de evaluatie van het mestbeleid heeft het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) een onderzoek uitgevoerd naar de milieueffecten van het gevoerde mestbeleid. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in het algemeen de nitraatconcentraties in het grondwater de afgelopen jaren substantieel zijn gedaald. Op een aantal punten worden de milieudoelstellingen echter nog niet gehaald. Op grond van de evaluatie van het Milieu- en natuurplanbureau zullen de komende maanden besluiten worden genomen over mogelijke aanpassingen van de verliesnormen voor 2003. Het Expertisecentrum Rechtshandhaving constateert tegelijkertijd in een onderzoek dat het handhavingssysteem van MINAS in de periode 2000–2001 nog in opbouw was, onder lastige maatschappelijke omstandigheden. Inmiddels zijn er plannen ontwikkeld om de zwakke plekken van het systeem te versterken. Uitvoering van de aanbevelingen die in het door mevrouw Sorgdrager opgestelde rapport Lastige Lasten zijn gedaan om de administratieve lasten te verlichten, kunnen bijdragen aan hogere acceptatie van Minas.
Ook het gewasbeschermingsbeleid is gericht op een duurzame landbouw. Hierbij zijn vooral teelten kwetsbaar waarbij de gewasbescherming in sterke mate steunt op het gebruik van kritische gewasbeschermingsmiddelen. Ook in de toekomst zal de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen in de Nederlandse landbouw onontbeerlijk zijn. De primaire verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van een verantwoord pakket middelen ligt bij het bedrijfsleven. Het kabinet zal zich ervoor inspannen om binnen de randvoorwaarden voor een noodzakelijke bescherming van mens en milieu, zo gunstig mogelijke voorwaarden te creëren voor het beschikbaar komen van een effectief middelenpakket. Waar mogelijk zullen belemmeringen in regelgeving en beleid worden weggenomen en zal de toelating van kleine toepassingen worden gefaciliteerd. Inmiddels zijn in procedure een wetswijziging inzake herprioritering bij de beoordeling van middelen, een wetswijziging inzake uitbreidingstoelatingen en een subsidieregeling voor ondersteuning van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong. Het kabinet is van oordeel dat harmonisatie van het middelenpakket in Europees verband voorwaarde is voor gelijkwaardige concurrentieverhoudingen.
De behoefte aan groen neemt met name in het westen van het land toe, water vraagt om extra ruimte, er is veel belangstelling voor wonen in het groen en ook stadsuitbreidingen en aanleg van infrastructuur vergen ruimte. De landbouw, de belangrijkste gebruiker van het landelijk gebied, staat daardoor voor grote veranderingen. Deze ontwikkelingen moeten op een zodanige wijze in het landelijk gebied worden ingepast, dat de verscheidenheid en de kwaliteit van het landschap behouden en versterkt wordt. Dit zal in een uitvoeringsprogramma voor een Vitaal Landelijk Gebied uitgewerkt worden tot op het niveau van concrete taakstellingen en financiële middelen. Daarbij zullen de taakstellingen aangepast worden aan de financiële mogelijkheden. Tevens zal uitwerking worden gegeven aan een verregaande vereenvoudiging van beleids- en gebiedscategorieën, evenals hoe een grotere betrokkenheid van andere overheden, maatschappelijke organisaties en private partijen gerealiseerd kan worden, mede in relatie tot de verantwoordelijkheidsverdeling in het landelijk gebied. Het Strategisch Akkoord zal hierbij worden betrokken.
De landbouw blijft. Maar de ontwikkelingen in de landbouw vragen om een aanpassing van de structuur van de bedrijven. Daarnaast dient ook de rol van de grondgebonden landbouw als beheerder van het landelijk gebied versterkt te worden. Voor specifieke gebieden waar de maatschappelijke wensen verder gaan dan in redelijkheid van de ondernemers kan worden verwacht, wordt voor additionele, concreet vastgelegde prestaties het instrument van groene diensten ingezet. Daarbij gaat het om het beheer van natuur en landschap, water en het versterken van de recreatieve toegankelijkheid van het landelijk gebied door boeren en andere ondernemers. Voor de niet grondgebonden landbouwsectoren is vanwege milieu en landschap het streven gericht op het waar mogelijk concentreren van bedrijven. In de concentratiegebieden van intensieve veehouderij in het oosten en zuiden van het land worden ook deze verschillende elementen gebiedsgericht in onderlinge samenhang aangepakt. De reconstructieplannen, die op basis van de Reconstructiewet worden opgesteld, dienen uiterlijk 1 februari 2003 te worden ingediend.
Plattelandsontwikkeling vraagt om uiteenlopende oplossingen voor uiteenlopende maatschappelijke problemen. Het gaat bij plattelandsontwikkeling daarom niet alleen om beleid voor landbouw, natuur, landschap en recreatie, maar ook om inzet van sociaal-economisch en sociaal-cultureel beleid. De landbouw kan niet alleen drager zijn van een gezond platteland. Andere activiteiten zijn in combinatie met de agrarische noodzakelijk. Het kabinet kiest hier voor een integrale benadering.
In het natuurbeleid staat het kabinet een vitale en gevarieerde natuur voor ogen. De totstandkoming van de EHS is een belangrijk middel om deze doelstelling te verwerkelijken. Door de fors toegenomen grondprijzen zijn de kosten die samenhangen met de grondverwerving ter realisering van de EHS navenant gestegen. Het kabinet heeft onder meer om die reden besloten om, met behoud van de hoofddoelstellingen van de EHS, het agrarisch natuurbeheer een belangrijke plaats toe te kennen in het bereiken van de natuurdoelstellingen voor de langere termijn.
Begin 2003 zal een tussentijdse evaluatie van het Programma Beheer naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Op basis van de tussentijdse evaluatie zal besluitvorming plaatsvinden over wijzigingen van het Programma Beheer. In 2003 zal verder gegaan worden met de realisatie van het stelsel van Nationale Parken met het verlenen van de definitieve nationale parkstatus aan drie nieuwe gebieden.
De gewenste natuurkwaliteit (neergelegd in natuurdoelen) is sterk afhankelijk van de aanwezige milieu- en watercondities. Uit allerlei verkenningen is gebleken dat het generieke milieubeleid niet of niet snel genoeg tot de gewenste natuurkwaliteit zal leiden. Extra aandacht zal daarom worden besteed aan de milieuen watercondities in en rondom de EHS. Daarbij wordt tot 2010 prioriteit gegeven aan de grote EHS-gebieden (de natuurkernen). In 2003 zal op basis van de beschikbaar gestelde financiële middelen een uitvoeringsprogramma worden uitgebracht waarin in overleg met de provincies de maatregelen en instrumenten zijn uitgewerkt voor een aanzienlijke verbetering van de milieu- en waterkwaliteit in de beïnvloedingsgebieden van de natuurkernen van de EHS. Kern van de aanpak is het verder extensiveren van de melkveehouderij en het verplaatsen van varkens- en pluimveebedrijven in deze beïnvloedingsgebieden en het doorvoeren van maatregelen gericht op bestrijding van de verdroging.
Met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden levert Nederland een bijdrage aan een communautair netwerk van beschermde natuurgebieden (Natura 2000). De aanwijzing van de Vogelrichtlijngebieden wordt in 2003 afgerond. Bezien wordt tevens of de implementatie van de Habitatrichtlijn volledig genoeg is en werkbaar in de praktijk om een passende bijdrage aan het communautaire netwerk te leveren.
Op grond van een in najaar 2002 te verschijnen plan van aanpak Duurzaam Gebruik Noordzee zal in 2003 naar verwachting het maatschappelijke en politieke debat worden gevoerd over de gebruiksfuncties en de natuurfunctie van de Noordzee. Daartoe wordt onderzocht welke gebieden in aanmerking komen voor aanwijzing in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en zullen tegelijkertijd de sociale en economische gevolgen van de mogelijke kwalificatie van beschermde gebieden worden geïnventariseerd. Over het beschermingsregime voor de Noordzee (waaronder de vijf bijzondere gebieden) vindt besluitvorming plaats in het kader van de aanpassing van de Vijfde nota ruimtelijke ordening.
Het kabinet zal zich in 2002 en 2003 inzetten in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Nederlandse ambities liggen op het terrein van een meer op duurzaamheid gericht instandhoudingsbeleid voor visbestanden, het aanbrengen van meer economische prikkels in het visstandbeheer en vlootbeleid en grotere betrokkenheid, meer onderlinge samenwerking van direct belanghebbenden bij het visserijbeleid (good governance) en bevordering van de coherentie in het externe EU-visserijbeleid.
Het evaluatieprogramma Schelpdiervisserij in de kustwateren 1999–2003 (EVA II) zal in 2003 opgeleverd worden. Aan de hand van deze evaluatie zal nadere besluitvorming plaatsvinden over de toekomst van de schelpdiervisserij.
De verbreding van de maatschappelijke opgave voor de agrosector en voor de overheid is terug te zien in de wijze waarop door het ministerie van LNV met kennis wordt omgegaan. De van oudsher bestaande oriëntatie op landbouwkundige kennisvragen wordt aangevuld met een bredere oriëntatie op kennis in het kader van de veranderde functie en de plaats van de agrarische sector in de samenleving. Daartoe wordt verdere uitbreiding gerealiseerd met het in de markt plaatsen van kennisvragen. Op die wijze kunnen voorlichtingsprojecten en onderzoeksopdrachten in gezonde concurrentie tot stand worden gebracht. Voor zowel de kennisinstellingen als voor de overheid betekent dit dat de onderlinge relatie nieuw ingevuld zal moeten worden.
Het innovatiebeleid wordt uitgewerkt langs een innovatiebewust en langs een innovatiegericht spoor. Innovatiebewust houdt vooral in dat bestaand beleid en regelgeving worden getoetst aan de effecten op innovatieve krachten in de samenleving. Daarnaast wordt generieke ondersteuning gegeven aan innovaties, aanvullend op het bestaand EZ beleid. LNV neemt de uitdaging aan om meer innovatiebewust kennisbeleid te ontwikkelen. De aanpassingen van het huidige onderwijs- en onderzoeksbeleid zullen moeten resulteren in kennisbeleid waarin plaats is voor vernieuwende en stimulerende richtingen. Verbreding van de kennisbasis zal dan ook de komende periode met kracht worden ingezet.
Grafiek 2: Uitgaven verdeeld over de (beleids)artikelen
Grafiek 3: Ontvangsten verdeeld over de (beleids)artikelen
De begroting van de uitgaven voor 2003 is ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2002 technisch bijgesteld met € 108 mln. Deze bijstelling bestaat uit de volgende mutaties.
Bedragen x € 1 mln. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Stand begroting 2002 | 2 069 | 1 960 | 1 957 | 1 973 | 1 987 | 1 987 |
1 Strategisch Akkoord | 15 | – 59 | – 71 | – 106 | – 105 | – 105 |
2 Technische mutaties | 176 | 160 | – 20 | – 21 | – 16 | – 51 |
Stand begroting 2003 | 2 260 | 2 061 | 1 866 | 1 846 | 1 866 | 1 831 |
Om de ambities uit het Strategisch Akkoord, in het licht van de economische teruggang, waar te kunnen maken is een totaalpakket aan besparingen vastgesteld. Daar staat een aantal uitgavenverhogingen tegenover. Voor de verwerking van het Strategisch Akkoord, inclusief de nadere besluitvorming begroting 2003, op de LNV-begroting wordt verwezen naar het LNV-beleidsprogramma 2003–2006 (deel B van deze beleidsagenda).
De technische mutaties voor 2003 en latere jaren betreffen met name de volgende begrotingsmutaties:
In verband met het opkopen van dier- en mestproductierechten middels de tweede openstelling van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken is voor 2003 een bedrag van € 172 mln. aan de begroting toegevoegd. Deze verhoging wordt gecompenseerd door ontvangsten uit het O&S-fonds voor de landbouw van € 172 mln. De verplichtingen voor deze regeling worden in 2002 aangegaan.
In verband met de loonbijstelling is structureel € 50,2 mln. vanaf 2002 toegevoegd aan de LNV-begroting. De herschikking van dit bedrag naar de loongevoelige beleidsartikelen heeft inmiddels plaatsgevonden. In het kader van de brandstofcompensatiegelden voor de glastuinbouw is € 9,1 mln. in het O&S-fonds voor de landbouw gereserveerd voor de nieuwbouw van het proefstation Bleiswijk. Via de LNV-begroting wordt de bijdrage in 2003 aan de DLO ter beschikking gesteld.
Door de verzelfstandiging van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) worden de ontvangsten van visakten met ingang van 2003 op de begroting van LNV geraamd. LNV stelt deze middelen (€ 6,4 mln.) weer beschikbaar aan de sport- en beroepsbinnenvisserij.
In verband met de instelling per 1 januari 2003 van de RVV als baten-lastendienst met een eigen begroting, wordt alleen nog de bijdrage van LNV aan de RVV op de LNV-begroting geraamd. De begroting van LNV wordt daarom met een bedrag van € 93 mln. structureel vanaf 2003 verlaagd.
Voor 2002 heeft de verhoging van de begroting vooral betrekking op desalderingen met betrekking tot natte natuurprojecten (€ 12 mln.), overname I&R-taken (€ 10 mln.), afrekeningsbeschikking EU (€ 22 mln.) en BSE-maatregelen (€ 36 mln.), alsmede extra opbrengst verkoop onroerend goed (€ 10 mln.) waar uitgaven tegenover staan.
De begroting van de ontvangsten voor 2003 is ten opzichte van de meerjarencijfers in de begroting 2002 technisch bijgesteld met € 71 mln.
Bedragen x € 1 mln. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Stand begroting 2002 | 615 | 546 | 513 | 514 | 512 | 512 |
1. Technische mutaties | 77 | 71 | – 124 | – 120 | – 115 | – 160 |
Stand begroting 2003 | 692 | 617 | 389 | 394 | 397 | 352 |
De technische mutaties voor 2003 en latere jaren betreffen met name de bij de uitgaven genoemde desalderingen inzake de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken, het proefstation Bleiswijk, visakten en de RVV. Daarnaast vallen de ontvangsten uit hoofde van landbouwheffingen vanaf 2003 structureel € 42,3 mln. lager uit. Dit wordt met name veroorzaakt door het vervallen van de opslagkostenregeling en de lagere wereldmarktprijs van suiker.
Voor 2002 heeft de verhoging van de begroting vooral betrekking op de bij de uitgaven genoemde desalderingen. Daarnaast wordt de totale EU-bijdrage voor de MKZ-maatregelen naar huidige inzichten ingeschat op € 73 mln. In 2002 wordt hiervan € 39 mln. ontvangen. Dit is € 12,4 mln. meer dan oorspronkelijk voor 2002 was begroot.
DEEL B Beleidsprogramma LNV 2003–2006
1. Hoofdlijnen Beleidsprogramma LNV 2003–2006
In aansluiting op het Strategisch Akkoord zullen op de beleidsterreinen van LNV in de komende jaren 2003–2006 de volgende uitgangspunten gehanteerd worden:
Een gezonde economische sector in een internationaal concurrerende markt
De handelsliberalisatie in WTO-landen en de uitbreiding van de EU doen de grenzen vervagen en vergroten de concurrentiedruk voor het Nederlands agrocluster. Tegelijk ontstaan er nieuwe kansen. Nederlandse bedrijven vinden nieuwe exportmarkten en internationaliseren door vestiging elders. Kernbegrippen daarbij zijn marktgerichtheid, duurzaamheid, innovatiekracht en structurele aandacht voor normen en waarden bij de burger en consument. Grote delen van het Nederlands agrocluster spelen hier actief op in, zoals blijkt uit de grote belangstelling voor duurzaamheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen en innovatie. Het is aan de overheid hiervoor, rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel, de juiste randvoorwaarden te scheppen, te zorgen voor een internationaal «level playing field» in de EU en te waken over normen en waarden. In dit verband zal Nederland kritischer zijn op het vooruitlopen op Europese normen. Alleen in bijzondere situaties, bijvoorbeeld waarin de Nederlandse omstandigheden afwijken van die in andere lidstaten, kan daarvan worden afgeweken. Tevens kan, ter bevordering van een level playing field, krachtig worden ingezet op harmonisatie van verplichte kosten zoals het controleren op BSE, destructie en dergelijke.
De noodzaak van verdere omvorming van de landbouwsector wordt breed beseft. Voor het collectief bijdragen van de sector aan de verdere transitie van de landbouw is herstel van vertrouwen tussen burgers, consumenten, overheid en de landbouwsector nodig. Het gaat om wederzijds vertrouwen, respect en verantwoordelijkheid.
Vertrouwen kan worden versterkt door ondernemers letterlijk en figuurlijk meer ruimte te geven voor eigen verantwoordelijkheid en ondernemen. Hieraan wordt bijgedragen door zaken als innovatiebevorderende maatregelen, vermindering van administratieve lastendruk, inrichten van een level playing field, sociaal beleid, en heldere communicatie over het overheidsbeleid.
De komende jaren zal veel aandacht worden besteed aan integratie, afstemming en doorlichting van regelgeving, mede vanuit het perspectief van de ondernemer. Hierbij past ook een minder grote overheidsrol in die gevallen waar certificeringsystemen betrouwbaar, volledig en doorzichtig zijn. Het kabinet zal ook bevorderen dat wet- en regelgeving ruimte biedt voor initiatieven.
De gevolgen voor het bedrijfsleven zullen een voorname maatstaf worden voor de beoordeling van nieuwe en bestaande regelgeving. Er zal een ambitieus plan tot vermindering van administratieve lasten worden opgesteld. Medio oktober zal de Kamer een Plan van Aanpak inzake de ministeriële inzet bereiken. Op basis van het rapport-Sorgdrager over vermindering van de administratieve lastendruk in de agrarische sector (Lastige lasten) zal in 2002/2003 reeds een lastenverlichting ten bedrage van 34 mln euro in het mestdossier optreden en ten bedrage van 4 mln euro binnen de veterinaire regelgeving. Bovendien zal voor de jaren daarna (2003–2005) een aanvullend pakket van 28 mln euro aan reductievoorstellen rond het mestbeleid worden onderzocht.
De burger wil dat de voedselproductie voldoet aan zijn normen en waarden op het gebied van duurzaamheid, dierenwelzijn en sociale rechtvaardigheid en eist transparantie van handelen en de bereidheid tot het afleggen van verantwoordelijkheid. In een voortdurende dialoog met de samenleving zal de voedselproducent zo moeten verkennen waar de grenzen liggen van het maatschappelijk draagvlak voor de productiewijze. Het is aan de ondernemers zelf om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid waar te maken. De overheid steunt nieuwe ontwikkelingen en stimuleert maatschappelijk verantwoord ondernemen. De overheid zal aanspreekbaar blijven op het waarborgen van collectieve belangen die niet aan de markt en de maatschappelijke partijen alleen kan worden overgelaten: de veiligheid van voedsel, milieurandvoorwaarden en het stellen van minimumnormen aan de goede landbouwpraktijk. Het kabinet zal met voorrang het bestrijdingsmiddelenbeleid bezien op zijn haalbaarheid en uitvoerbaarheid en de Kamer nog dit najaar informeren over de hoofdlijnen van het beleid ten aanbzien van gewasbescherming. In dit kader streeft het kabinet naar goede afstemming met het betrokken bedrijfsleven, milieubeweging en consumentenorganisaties, zo mogelijk resulterend in een convenant met deze partijen.
Speciale aandacht zal uitgaan naar een transparante toedeling van verantwoordelijkheden en bijbehorende bevoegdheden. Adequate sturingsarrangementen moeten daarbij borgen dat de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering op ministerieel niveau voldoende kan worden waargemaakt. In het licht van de noodzaak van verdergaande deregulering zal nadrukkelijker dan voorheen steeds de vraag moeten worden gesteld of de oplossing van een specifiek in het maatschappelijk veld gesignaleerd probleem wel een (Rijks)overheidstaak is. Er zal een groter beroep worden gedaan op het zelfregulerend vermogen en de eigen verantwoordelijkheid in de verschillende maatschappelijke geledingen. Daar waar dat verantwoord is, zal de overheid uitdrukkelijk terugtreden. Daar waar wel een Rijksoverheidstaak aan de orde is, zal LNV die verantwoordelijkheid nadrukkelijk nemen en zichzelf de noodzakelijke instrumenten verschaffen. Daarbij zullen vooraf duidelijke doelen worden gesteld over de te bereiken effecten en zal een adequate uitvoering en handhaving zeker moeten zijn gesteld. Ook regionale, lokale en andere overheden hebben een belangrijke taak bij de noodzakelijke heroriëntatie van de agrarische sector en optimalisering van de duurzame bedrijfsvoering en bij de realisatie van het natuurbeleid. Daar waar verantwoordelijkheden op terrein van andere overheden liggen zullen duidelijke afspraken worden gemaakt met provincies, gemeenten en waterschappen over (financierings-)inspanningen en resultaten.
In het Strategisch Akkoord wordt het belang aangegeven van de kwaliteit van de natuurlijke leefomgeving voor de duurzame ontwikkeling van de samenleving. Het landelijk gebied heeft niet meer, zoals vroeger, primair de functie van productieruimte. Ook stedelingen, plattelandsbewoners, ondernemers in de landbouw en in recreatie en toerisme stellen belang in een aantrekkelijke landelijk gebied. Zeker in een sterk verstedelijkte samenleving als de Nederlandse zal dit belang in de toekomst verder toenemen. Er is daarom behoefte aan extra groengebieden bij de grote steden en aan betere toegankelijkheid van het landelijk gebied voor de recreant. Daarnaast eisen natuur en water, vaak in combinatie met andere functies, hun gerechtvaardigde plek op. Het platteland gaat niet op slot. Er zal juist ruimte worden gecreëerd voor versterking van de kwaliteit van het landschap. De grondgebonden landbouw zal zich als belangrijke economische en zeker ook landschappelijke drager van het landelijk gebied meer gaan richten op de productie van groene diensten ten behoeve van natuur, landschap, recreatie, waterbeheer en zorg. Bij de realisering van natuur binnen en buiten de Ecologische Hoofdstructuur zal de komende periode een verschuiving plaatsvinden van verwerving naar agrarisch en ander particulier beheer. Onder andere op deze wijze wordt invulling gegeven aan het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor natuur. Nog voor het einde van 2002 zal het kabinet de Kamer informeren over de wijze waarop de taakstellingen uit het Strategisch Akkoord met betrekking tot verwerving van gronden ten behoeve van de EHS in relatie tot het versterken van het accent op agrarisch en ander particulier natuurbeheer zullen worden ingevuld.
Het platteland is meer dan een optelsom van functies. Bij plattelandsbeleid gaat het om mensen. Het kabinet zal zich inzetten voor het versterken van de maatschappelijke infrastructuur, het vergroten van de sociale cohesie en aandacht voor de culturele identiteit; kortom, om versterking van de leefbaarheid van het platteland. Een centraal uitgangspunt in het strategisch akkoord dat de komende jaren nadrukkelijk ook doorwerking moet krijgen in het LNV-beleid is de voorgenomen versterking van de rol en verantwoordelijkheden van gemeenten en provincies bij gebiedsgerichte ontwikkeling. Het Rijk zal zich beperken tot hoofdlijnen en de vereenvoudiging van beleid, sturing, instrumenten, regelingen en financiering op korte termijn ter hand nemen.
Het Nederlandse agrocluster neemt internationaal een sterke positie in. In WTO-kader zal Nederland zich binnen de EU inspannen voor een verdere liberalisering van de handel in agrarische producten in relatie tot nadere afspraken over milieu, biodiversiteit, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Ook werkt de regering mee aan de voortgaande hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Het kabinet ondersteunt een verdere verschuiving naar plattelandsbeleid en pleit voor een EU-landbouwbeleid dat op lange termijn financieel duurzaam kan zijn. Ook meent Nederland dat in het kader van het GLB geen uitbreiding van inkomenssteun naar nieuwe lidstaten dient plaats te vinden. Indien dit onontkoombaar zou zijn, versterkt dit de noodzaak van versnelde uitfasering van die steun in de oude lidstaten, waarover besloten zou moeten zijn voordat de toetreding van nieuwe lidstaten een feit is. De afbouw van inkomenssteun voor de landbouw in EU-verband moet worden gecombineerd met een uitbreiding van mogelijkheden om vergoedingen te geven aan boeren die een actieve bijdrage leveren aan natuur- en landschapsbeheer.
2. Beleidsprogramma LNV 2003–2006
Beleidsprogramma LNV 2003–2006 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Strategisch Akkoord | Doelen | Acties | Actoren | Deadline | Budget1 (€) |
1. Product | Art. 6 | ||||
Voedselveiligheid is van groot belang voor de volksgezondheid. – ... De oprichting van de VWA wordt daarom doorgezet – 23 | Heldere aansturing VWA | Afspraken met VWA voor uitvoering LNV-taken wordt vastgelegd in regelingsafspraken | VWA | 2003 | – |
Voedselveiligheid | Evaluatie normstelling, oprichting Platform risicomanagement, aanscherping waar nodig en internationale afstemming | EU, VWA | 2006 | 11 mln. | |
Stimuleren private ketengarantiesystemen; minimaal 1 systeem/productiesector | Agroketen | 2006 | 12 mln. | ||
Vrijwillige toepassing HACCP 5–10% | Agroketen | 2006 | 2,5 mln. | ||
Tracking en tracing | Agroketen | 2005 | 2,5 mln. | ||
Ruimte laten en keuzevrijheid bieden | Keuzevrijheid consumenten bevorderen | Aandacht in onderwijs voor consumentenzaken | Onderwijsinst., consumenten | 2003–2006 | 0,4 mln. |
Consumenteninformatie | VCN | Doorlopend | 2 mln. | ||
2. Productie | Art. 4&5 | ||||
Er moet een PvA komen voor aanpak administratieve lasten – 23 | Vermindering administratieve lasten veterinaire wetgeving | Stroomlijning uitvoering veterinaire regelgeving en controles | 2002/2003 | PM2 | |
Vermindering administratieve lastendruk mestwetgeving | Belemmeringen voor het samenvoegen van mestnummers wegnemen, introductie nieuw mestvervoerbewijs | 2003 | |||
Algehele herbezinning op de bestaande stelsels (w.o. het mogelijk aantrekkelijker maken van de forfaitaire MINAS-aangifte) | 2002 | ||||
Vermindering administratieve lasten visserijwetgeving | Vereenvoudiging procedures, beperking leges | Visserijbedrijfsleven | 2004 | ||
Verlichting administratieve lasten overige LNV-wetgeving | Uitvoeren nulmetingen voor bestrijdingsmiddelenwet, PZ-wet, diergeneesmiddelenwet, WHV, landbouwkwaliteitswet, landbouwwet, NB-wet en FF-wet | 2002 | |||
Inwinnen gegevens beter stroomlijnen (= één keer inwinnen, meerdere keren gebruiken) | Doorlopend | ||||
Verbetering communicatie via het LNV-loket | Doorlopend | ||||
De afbouw van inkomenssteun voor de landbouw in EU-verband moet worden gecombineerd met de uitbreiding van mogelijkheden om vergoedingen te geven aan boeren die een actieve bijdrage leveren aan natuur- en landschapsbeheer – 28 | Verbetering kwaliteit, natuur, landschap en vergroting toegankelijkheid en landelijk gebied | Modulatie i.h.k.v. plattelandsontwikkeling (uitwerking via Europees beleid)Uitwerking nationale invulling bijv. in groene diensten. | Regionale en lokale overheden, Rijk | 2004 | PM3 |
Binnen de gestelde kaders moet de land- en tuinbouwsector op economisch gezonde wijze voedsel produceren voor een internationaal concurrerende markt – 23 | Bevorderen handel, versterken bilaterale relaties, verbeteren imago Nederlands product | – marktverkenningen– kennisoverdracht – opheffen handelsbelemmeringen– handelsmissies– vakbeurzen – seminars | Bedrijfsleven, EZ, BuZa, buitenlandse overheden | 2003–2007 | 14,6 mln. |
Bevorderen internationaal concurrerende, duurzame en innovatieve agroketens | – MVO-workshops en-conferenties– MVO-prijs | Bedrijfsleven, EZ | 2003–2006 | 0,8 mln. | |
AKK co-innovatiepro- gramma duurzame ketens | Bedrijfsleven en kennisinstellingen | 2001–2005 | 1,8 mln. | ||
Platform transparantie en ICT, met pilots | Bedrijfsleven, VWS, VWA | 2003–2006 | PM4 | ||
Platform agrologistiek met pilots | Bedrijfsleven, V&W, prov., gemeenten, kennisinst. | 2003–2007 | |||
Dit houdt in dat ondernemers in de EU onder gelijke uitgangspunten van regelgeving dienen te produceren – 23 | Level playing field, herstel vertrouwen. Zelfregulering binnen politieke kaders | Aanpassing gewasbeschermingsmiddelenbeleid, wegnemen knelpunten beschikbaarheid, aanpassing wetgeving; doelgerichte afspraken met sector over duurzame productie en private borging | Landbouw sector, Milieu-beweging, Waterbeheerders, Consumentenorganisaties, Supermarkten, Bestrijdings- middelenindustrie | Beleidsvorming: 2002.Uitvoering: 2003–2010 | 45,7 mln. |
Internationale harmonisatie dierwelzijnswetgeving– Niveau Europese dierenwelzijnswetgeving omhoog, conform minimaal Nederlands niveau– Met (nieuwe) wetgeving niet meer vooruitlopen op EU.– Verschuiving van middel- naar doelvoorschriften– Verkorting transporttijden, afschaffing halteplaatsen | EU | 2010 | – | ||
Duurzame Visserij, inkrimping vlootomvang conform EU-afspraken | Inzet NL op eenvoudige, transparante controleerbare regelgeving bij hervorming GVB.Herziening co-management- structuren.Herstructurering visserijsector; saneringsregelingen; duurzame visserij.Nieuw beleid t.a.v. schelpdiervisserij Waddenzee, Voordelta, Oosterschelde – 2003.Gelijke verdeling rechten en plichten vissers, Joint Inspection Structure | Visserijbedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, lokale en regionale overheden, EU | 2006 | 83,3 mln. | |
Het beleid voor land- en tuinbouw is onderdeel van een integraal beleid gericht op leefbaarheid landelijk gebied. Daarvoor is een gezonde economische sector noodzakelijk – 23 | Economisch, ecologisch en sociaal duurzame landbouw (transitie) in 2030 | Impuls voor transitie:– instellen «transitie-arena»– instellen bijdrageregeling voor projecten bevordering duurzaam consumeren– belemmeringen in regelgeving en instrumenten in beeld brengen en opstellen plan van aanpak– bedrijfsinnovatie– monitoren van de transitie | Ketenpartijen LTO Maatschappelijke organisaties | 2006 | 16 mln. |
Herstructurering glastuinbouw: Omslag van autonome vestiging naar projectvestigingslocaties met een omvang van 2700 ha glas. | Stimuleringsregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden t.b.v. een tiental projectvestigingslocaties; instrumentarium inzetten om de ontwikkeling van verspreid glas te stoppen. | Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, (landbouw) bedrijfsleven | 2010 | 47,5 mln. | |
Verbetering bedrijfsstructuur op 25% van het glastuinbouwareaal | Inzet van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw | Prov., gemeenten, waterschappen, (landbouw) bedrijfsleven | 2006 | 48 mln. | |
Verbetering infrastructuur in glastuinbouwgebieden Westland en Aalsmeer e.o. | Inzet van de Infrastructuurregeling Glastuinbouw | Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, (landbouw) bedrijfsleven | 2006 | 2,3 mln. | |
Door herstructurering van de intensieve veehouderij en stimuleren uitbreiding inzet landbouwsector bij natuurbeheer worden gedifferentieerde gebiedsgerichte mogelijkheden en oplossingen geschapen waarbij rekening gehouden wordt met andere functies in het landelijk gebied – 23 | Bevorderen en behouden van grondgebondenheid in kwetsbare gebieden | Herstructurering van de melkveehouderij (Koopmansgelden) | Provincies LTO | 2003–2010 | 68,4 mln. |
Het kabinet dient in te zetten op een krachtig internationaal milieubeleid – ... en op Europese coördinatie en harmonisatie in het bijzonder. Nederland moet zich richten op het scheppen van een betrouwbaar stelsel van uitvoerbare afspraken. De ontkoppeling die de afgelopen jaren tot stand is gebracht tussen economische groei en milieudruk dient te worden vastgehouden – 22 | Een mestproductieniveau bereiken en handhaven waarvoor milieukundig voldoende plaatsingsruimte is en het gebruik hiervan reguleren zoals de Europese regelgeving eist | Afronden evaluatie mestbeleid en gewenste aanpassingen doorvoeren.Voortzetten overleg over derogatieverzoek met Europese Commissie | Kabinet/Tweede KamerVROM/Europese Commissie | 20022002 | –– |
Inzet op duurzame energiebronnen (Kyoto), stimulering van gebruik van verhandelbare emissierechten en bevordering vrijwillige afspraken met het bedrijfsleven – 23 | Duurzame glastuinbouw: 65% energie efficiency t.o.v. 19804% duurzame energie in 2010 | Besluit glastuinbouw, onderzoek en voorlichting naar nieuwe instrumenten als verhandelbare en duurzame energie, Convenanten sluiten met bedrijfsleven | Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, (landbouw) bedrijfsleven | 2010 (tussentijdse evaluatie in 2005) | 12,2 mln. |
De ambities en instrumenten van het NMP4 [één van de kabinetsnota's die een reëel financieel kader en dekking ontberen] zullen moeten worden aangepast aan de financiele mogelijkheden. – 23 | Ambities en instrumenten in overeenstemming brengen met de beschikbare middelen | Voornemens SGR2 zullen worden aangepast en opgenomen in een uitvoeringsprogramma vitaal landelijk gebied | VROM, BZK | 2003 | – |
3. Vitaal Landelijk Gebied | Art. 1 | ||||
Gewerkt moet worden aan sterke steden en een vitaal platteland. Om het platteland te behouden moet men het niet op slot doen – 22 Niet primair conserveren van het bestaande, maar ontwikkeling van een duurzame toekomst, scheppen van duurzame leefomgeving, ruimtelijk dynamisch ontwikkelingsbeleid – 21 | Steden: Verbetering woon, werk en vestigingsklimaat.Vermindering tekort aan recreatiemogelijkheden.Rood en groen meer in balans. | Groenimpuls in en rond de grote steden met accent op Randstad/Deltametropool.Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing/Grote Stedenbeleid.Uitwerking koppeling rood met groen mechanisme (proces, uitvoering en financieel).Verstedelijkingsafspraken en regiocontracten | Rijk, provincies, G30, marktpartijen | 2003 | PM5 |
Landelijk gebiedvergroten leefbaarheidVersterken maatschappelijke infrastructuur,sociale cohesie en culturele identiteit Stimuleren betrokkenheid en verantwoordelijkheid bewoners platteland | Voortbouwen op BANS vitaal platteland en Experimenten Dagindeling, o.m. versterking en modernisering sociale infrastructuur Ontwikkelen Stimuleringsimpuls Sociale Infrastructuur | EU, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties, w.o. LTO | Medio 2003 | PM6 | |
Meer ruimte voor afwegingen op decentraal niveau (ipv grote nota's) – 22 | Grotere transparantie, efficiency en effectiviteit beleid en uitvoering.Wegnemen barrières nationale regelgeving | Ingrijpende vereenvoudiging van beleids- en gebiedscategorieën.Aanpassing Bestuursovereenkomst gebiedsgerichte inrichting landelijk gebied; bundeling geldstromen.Nieuw subsidiekader inrichting | Provincies, EU | 2004 | – |
Door herstructurering van de intensieve veehouderij en stimuleren uitbreiding inzet landbouwsector bij natuurbeheer worden gedifferentieerde gebiedsgerichte mogelijkheden en oplossingen geschapen waarbij rekening gehouden wordt met andere functies in het landelijk gebied – 23 | Levensvatbare landbouw.Verbetering fysieke leefomgeving.Verbetering kwaliteiten landelijk gebied | Uitvoering reconstructieplannen concentratiegebieden in de zandgebieden | Provincies, gemeenten, waterschappen, EU, maatschappelijk organisaties, w.o. LTO en bedrijfsleven | 2010 | 26 mln. + inzet Landinrichting en SGB |
Uitvoering bestuurlijk Akkoord Noord Nederland incl. Veenkoloniën | SNN | 2006 | 4,5 mln. | ||
4. Natuur | Art.1,2,3 | ||||
Ombuiging verwerving EHS: 70, 80, 90, 90 miljoen door accent te leggen op agrarisch beheer en door provincies te houden aan de eerdere toezegging mbt hun financieringsaandeel (25%) – 40. Bij de ontwikkeling van de EHS zal, door het verstrekken van meer exploitatievergoedingen, een omslag van koop van grond naar particulier, agrarisch natuurbeheer worden gestimuleerd – 22 | Realisatie EHS door meer beheer i.p.v. verwerving | Verschuiving verwerving naar beheer.Aanpassing Programma Beheer.Uitbreiding agrarisch en particulier natuurbeheer | Provincies, LTO, PNB's, particuliere grondeigenaren | 2003 | 330 mln. Ombuiging (art 2)7 |
Realisatie EHS bij ombuigingen | Door provincies te houden aan de eerdere toezegging m.b.t. hun financieringsaandeel (25%) | Provincies | 2002 | ||
Beperking rijksbeleid tot strategische ontwikkelingsstrategieën, waaronder EHS, waardevolle landschappen van nationaal belang en structuur geven aan de regionale ruimtelijk-economische ontwikkelingen – 21/22 | Verankering waardevolle landschappen van nationaal belang in streekplan bij herziening volgend uit Vijfde Nota RO | Aanwijzing waardevolle landschappen | VROM | Bij herziening 5e nota | – |
Kwaliteitsverbetering landschappen van nationaal belang | Per landschap het opstellen van ontwikkelingsprogramma's | Provincies | Bij Vijfde Nota | 40 mln. + SGB-middelen (art 1) | |
Milieukwaliteit EHS | Inzet extra/nieuwe milieu- en verdrogingmaatregelen in bufferzones EHS | VROM, V&W, Provincies | 2004 | SGB-middelen (art 1) | |
Verbetering kwaliteit landschap in gebieden met bijzondere inrichtingsopgaven van nationaal belang | Opstellen leidraad goede landschapsplanning | Prov, VNG, maatschappelijke organisaties | 2004 | – | |
Bescherming EHS | Begrenzing EHS in 2005 afgerond op provinciaal niveau | Provincies | 2005 | – | |
Begrenzing EHS wordt veiliggesteld in gemeentelijke bestemmingsplannen | Gemeenten | 2005 | – | ||
In afstemming met de provincies worden de te realiseren natuurdoelen vastgesteld: natuurdoeltypenkaart | Provincies | 2003 | – | ||
Ruimtelijke samenhang, ecologische kwaliteit EHS | Realisatie Robuuste verbindingen en opheffen infrastructurele barrières via Meerjarenplan ontsnippering | Provincies V&W | PM | PM8 (art 2) | |
Evaluatie en actualisatie samenwerkingsovereenkomst veiligheid en natte natuur | V&W | 2003 | – | ||
Bescherming Noordzee | Plan van Aanpak Duurzaam gebruik Noordzee | V&W | 2002 | – | |
Start discussie wijze van toepassing NB-wet en FF-wet op EEZ Noordzee | V&W | 2004 | – | ||
Inzetten op een krachtig internationaal milieubeleid en Europese coördinatie en harmonisatie – 22 | Toepassing Vogelrichtlijn/Habitatrichtlijn die ruimte biedt voor ontwikkelingen | NL dringt per brief aan op een EU-Evaluatie VRL/HRL op doelmatigheid, doeltreffendheid en praktische toepasbaarheid | EU/EC | 2002 | – |
Vermindering belemmeringen FF-wet | Artikel 75 FF-wet en bijbehorende AmvB verruimen de mogelijkheden tot ontheffingsverlening en vrijstelling door de minister van LNV | Najaar 2002 | – | ||
Inventarisatie knelpunten en mogelijke oplossingen uitvoering FF-wet | Provincies, maatsch. Org., uitvoeringspraktijk | PM | – | ||
Implementatie VRL/HRL | Herziening NB-wet | Behandeling Tweede Kamer | 2002 | – | |
Afronding aanmelding VRL- HRL-gebieden | VROM, V&W, Fin, AZ, EZ, Def | 2002 | – | ||
Aanmelding VRL-HRL gebieden buiten territoriale wateren na gelijktijdig ecologisch onderzoek en onderzoek sociaal-economische effecten | VROM, V&W, Fin, AZ, EZ, Def | 2004 | – | ||
Gegevensvoor- ziening/natuurloket | Onderzoeksinstellingen | Start 2002 | 1,5 mln. (art 2) | ||
Boren naar gas in de Waddenzee is niet toegestaan. Gestreefd wordt naar een moratorium van 10 jaar Waddenzee-boringen – 23.Als boren vanuit bestaande locaties nodig is, dan gebeurt dit met inachtneming NB-wet en monitoring. Bij nadelige ecologische gevolgen wordt boring gestaakt – 23 | Bescherming Waddenzee | Moratorium/Onderzoek | NAM, EZ, VROM, VenW | – | |
Uitvoering Verklaring Esbjerg – 2001 Regeringsconferentie 2005 | Duitsland Denemarken | 2004/2005 | 0,5 mln.(art 2) | ||
5. Kennis en Innovatie | Art. 7,8,9 | ||||
«Oog voor een duurzaam evenwicht: Niet alleen regels, maar ook stimuleren en sturen van ontwikkelingen. Duurzaamheid niet de toekomst plannen, maar gewenste ontwikkelingen mogelijk maken en bevorderen»– 6 | Adequate, voor LNV relevante kennisinfrastructuur (kennisbasis) | Financiering van kennisbasis/strategische expertise. | Wageningen Universiteit, DLO, andere kennisinstellingen | 2003–2006 | 440 mln. |
opdrachten in toenemende mate aanbesteden in een open kennismarkt | Kennisinstellingen | 2003–2006 | 40 mln. | ||
Nagekomen wettelijke verplichtingen en internationale verdragen (WOT: Wettelijke Onderzoekstaken) | Afsluiten van WOT-contracten en convenanten | DLO en overige instellingen | 2003–2004 | 143 mln. | |
Scheppen nieuwe vertrouwenwekkende perspectieven voor systeeminnovaties. Centraal daarin verdere verbreding van de agrarische bedrijfsvoering op basis waardering groene diensten | Financieren en aansturen van het onafhankelijke Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster IGRA | Coalities van koplopers van kennisinstellingen bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden. | 2003–2006 | 9 mln. | |
Goed onderwijs legt de basis voor volwaardige participatie aan de maatschappij door het overbrengen van kennis, vaardigheden, waarden en normen. – 14 | Inhoudelijke vernieuwing van groene het onderwijs | 1a. Conferentie over de rol van vakdepartementen op het terrein van onderwijs.1b. Samenbrengen van een aantal subsidieinstrumenten in één Programma «Inhoudelijke vernieuwing Groen Onderwijs».1c. Vernieuwing groene opleidingen1d. Programma «Kenniscirculatie voor voedsel en groen» | kennisinstellingen bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden | 2003–2006 | 189 mln. |
Ten aanzien van het algemene onderwijsbeleid zijn in het strategisch akkoord op de pag. 14 en 15 een aantal uitspraken gedaan, die ook gelden voor het Groene Onderwijs. | Vernieuwing algemeen onderwijsbeleid. | Uitvoeren van de acties van het algemene onderwijsbeleid conform OCW, inclusief streven naar gelijke bekostiging | OCenW/LNV | 2003–2005 | 1,77 mld.9 |
De overheid garandeert onafhankelijk kwaliteitstoezicht. – 14 | Waarborgen van kwalitatief goed toezicht op het Groen Onderwijs. | Uitvoering van het toezicht op het Groene Onderwijs wordt organisatorisch ingepast in de Inspectie van het Onderwijs. | LNV/OCenW | 2003 | 0,29 mln. |
6. Internationaal | |||||
De afbouw van inkomenssteun voor de landbouw in EU-verband moet worden gecombineerd met de uitbreiding van mogelijkheden om vergoedingen te geven aan boeren die een actieve bijdrage leveren aan natuur- en landschapsbeheer – 28 | Harmonisatie en coördinatie EU-beleid, met inachtneming subsidiariteit | Inbrengen in EU onderhandelingen (mid term review). Realiseren afstemming Europees en Nederlands plattelandsbeleid | EU Regionale, lokale overheden, EU, maatsch. organisaties | 2004 | – |
Inzetten op een krachtig internationaal milieubeleid en Europese coördinatie en harmonisatie – 22 | NL dringt aan op een EU-Evaluatie.Uitsluitend aangaan van haalbare verplichtingen | EU, provincies, waterschappen en gemeenten | 2006 | – | |
Ondernemers in de EU dienen onder gelijke uitgangspunten van regelgeving te produceren – 23 | Inbrengen in EU-onderhandelingen en aanpassen in Nl wetgeving | EU | 2006 | – | |
Uitbreiding EU leidt tot ingrijpende veranderingen, Het kabinet dient hiervoor oog te hebben – 23. Geen uitbreiding inkomenssteun naar nieuwe lidstaten, zo nodig versneld uitfaseren in de oude lidstaten – 28 | Inzet in EU onderhandelingen (m.n. bij mid term review) | EU, Buza, Fin | 2003 | – | |
Aansluiting zoeken bij en uitvoering geven aan GLB voortzetten – 23 | Implementatie EU-regelgeving | EU | 2006 | 5 mld.10 | |
Sterk maken voor aanpassing non-vaccinatiebeleid – 23 | Inzet in EU-verband voor non-vaccinatiebeleid | EU | 2004 | – |
1 Dit betreft de beschikbare budgetten 2003–2006 (cumulatief) op de LNV-begroting 2003 voor de betreffende beleidsdoelen/acties. Hierbij wordt opgemerkt dat de ombuigingen uit het Strategisch Akkoord grotendeels als stelpost in de begroting 2003 zijn opgenomen in afwachting van de invulling. Hierover zal de Kamer in het tweede halfjaar in een afzonderlijke brief worden geïnformeerd.
2 De TK ontvangt in oktober 2002 Plan van Aanpak Administratieve lastendruk.
3 Modulatie; inkomenssteun (EU) wordt anders ingezet.
4 kosten en dekking binnen de LNV-begroting worden nog bezien.
5 Beleidsbrief GIOS najaar 2002 aan TK.
6 Uitvoeringsprogramma vitaal landelijk gebied TK.
7 TK wordt in het najaar 2002 geïnformeerd middels EHS-brief.
8 TK wordt in het najaar 2002 geïnformeerd middels EHS-brief.
9 Totale budget voor financiering van het algemeen onderwijsbeleid (art 8 + art 9.17).
10 EU-middelen inkomenssteun (buiten begrotingsverband) en POP (zie EU-bijlage bij begroting LNV).
3. Ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit Strategisch Akkoord
Om de ambities uit het regeerakkoord, in het licht van de economische teruggang, waar te kunnen maken, is een totaalpakket aan besparingen vastgesteld. Daar staat een aantal uitgavenverhogingen tegenover. Voor LNV leidt dit tot het volgende beeld.
Bedragen x € 1 mln. | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Ombuigingen | ||||||
1 Efficiency/volumetaakstelling collectieve sector | ||||||
1a – Rijk | – 9,2 | – 15,5 | – 21,7 | – 25,0 | – 25,0 | |
1b – Hoger onderwijs | – 1,5 | – 2,9 | – 4,4 | – 5,8 | – 5,8 | |
1c – G&G-sector | – 1,5 | – 3,0 | – 4,5 | – 6,0 | – 6,0 | |
1d – Staatsbosbeheer | – 0,3 | – 0,6 | – 0,9 | – 1,2 | – 1,2 | |
1e – DLO | – 0,7 | – 1,4 | – 2,1 | – 2,8 | – 2,8 | |
2 Vermindering inhuur externen | – 9,6 | – 9,6 | – 9,6 | – 9,6 | – 9,6 | |
3 Minder aankoop natuur en financiering provincies | – 70,0 | – 80,0 | – 90,0 | – 90,0 | – 90,0 | |
4 Generieke subsidietaakstelling | – 5,5 | – 9,1 | – 12,7 | – 14,4 | – 14,4 | |
Subtotaal | – 98,3 | – 122,1 | – 145,9 | – 154,8 | – 154,8 | |
Uitgavenverhogingen | ||||||
5 Leerlingenaantallen agrarisch onderwijs | 14,0 | 26,0 | 35,0 | 45,0 | 45,0 | |
6 Overig | 15,1 | 25,2 | 25,1 | 5,2 | 5,2 | 5,2 |
Subtotaal | 15,1 | 39,2 | 51,1 | 40,2 | 50,2 | 50,2 |
Saldo ombuigingen en uitgavenverhogingen | 15,1 | – 59,1 | – 71,0 | – 105,7 | – 104,6 | – 104,6 |
11 Inclusief de nadere besluitvorming begroting 2003.
1. Efficiency- en volumetaakstelling voor de collectieve sector
De efficiency- en volumetaakstelling richt zich op het ambtelijk personeel van LNV (1a), het hoger onderwijs (1b), de G&G (gepremieerde en gesubsidieerd) sector (1c), Staatsbosbeheer (1d) en Dienst landbouwkundig onderzoek (1e).
De taakstellingen op het ambtelijk personeel en de G&G-sector zijn in afwachting van de exacte toedeling vooralsnog als stelpost in de begroting opgenomen. De exacte toedeling van deze apparaatskortingen zal in het tweede halfjaar worden vastgesteld. Mogelijkheden van koppelingen met de doelstelling van vermindering van administratieve lastendruk zullen worden benut. De Kamer zal hierover in een separate brief worden geïnformeerd.
De overige taakstellingen (Hoger Onderwijs, Staatsbosbeheer en DLO) zijn in de begroting verwerkt. De efficiency taakstelling hoger onderwijs heeft tevens betrekking op het wetenschappelijk onderwijs.
2. Vermindering van inhuur van externen
De taakstelling voor LNV met betrekking tot de inhuur van externen bedraagt ca. € 9,6 mln. structureel vanaf 2003. Deze ombuiging is vooralsnog, in afwachting van vaststelling van de definitieve invulling in het tweede halfjaar, als stelpost opgenomen onder beleidsartikel 11 Algemeen.
Deze taakstelling heeft betrekking op een ombuiging op de budgetten voor de aankoop van natuurgronden. In het strategisch akkoord is aangegeven dat het betreffende areaal via agrarisch en particulier natuurbeheer zal worden opgenomen in de EHS. De ombuiging is vooralsnog als stelpost op genomen onder beleidsartikel 2 Realisatie van de EHS (verwerving en inrichting). De streefwaarden en prestatiegegevens zijn, in afwachting van nadere uitwerking van deze ombuiging, niet aan deze taakstelling aangepast en zijn gebaseerd op het oorspronkelijk budget. Over de nadere uitwerking zal de Kamer in het tweede halfjaar in een afzonderlijke brief worden geïnformeerd. Daarbij zal tevens de gehele financiering van de EHS tegen het licht worden gehouden gegeven de nieuwe budgettaire uitgangspunten en het financieel aandeel van de provincies.
4. Generieke subsidietaakstelling
De gevolgen van de generieke subsidietaakstelling zullen nauwkeurig worden geïnventariseerd waarna een besluit zal worden genomen op welke specifieke subsidies deze taakstelling geheel of gedeeltelijk zal worden ingevuld. De taakstelling is voorlopig als stelpost opgenomen onder beleidsartikel 4 Economisch perspectiefvolle agroketens.
5. Leerlingenaantallen agrarisch onderwijs
De referentieramingen van het ministerie van OCW geven de prognoses van het aantal leerlingen in de komende jaren weer. Hierin zit voor het agrarisch onderwijs (VMBO en LWOO) na 2002 nog een flinke groei. Conform de gebruikelijke systematiek bij OCW vindt een meerjarige uitgavenverhoging plaats.
Een kwart van de prijsbijstelling 2002 is meerjarig toegekend. De verdeling wordt thans nader uitgewerkt en bij NJN 2002 en VJN 2003 budgettair verwerkt.
In het kader van het voedselveiligheidsbeleid zijn middelen aan de LNV-begroting toegevoegd. Aanleiding hiervoor is het besluit van de Tweede Kamer om de geplande verhoging van de destructietarieven in de voorhangprocedure niet goed te keuren.
01 Versterking landelijk gebied
Versterking van het landelijk gebied is gericht op kwaliteitsverbetering en het in onderlinge samenhang versterken van de verschillende functies in het landelijk gebied. Deze doelstelling valt uiteen in:
* een verbetering van de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke structuur;
* een integrale aanpak van specifieke problemen in de concentratiegebieden;
* de verbetering van de kwaliteit van natuur- en landschap in het landelijk gebied;
* bevorderen van groen in en om de stad;
* het verder ontwikkelen van gevarieerde recreatiemogelijkheden;
* een structurele ombuiging van het wereldwijde verlies aan biodiversiteit.
Het betreft hier de doelstelling in het landelijk gebied exclusief de Ecologische Hoofdstructuur (beleidsartikelen 2 en 3).
Met betrekking tot de instrumenten inrichting en verwerving zijn samenvattende prestatie overzichten opgenomen. Beide overzichten zijn in vergelijkbare vorm in 2000 en 2001 aangeboden aan de Tweede Kamer ter uitvoering van kamerbrede moties om inzicht te geven in de financiën van grondverwerving en inrichting. Hierna zijn de overzichten in samengevatte vorm opgenomen in de begroting en verantwoording van LNV. Het overzicht van inrichting is in onderstaande tabel weergegeven, het overzicht van grondverwerving staat onder beleidsartikel 2.
In onderstaande tabel zijn prestatiegegevens over het landinrichtingsinstrument aangegeven. De opgenomen beleidscategorieën zijn overeenkomstig het financieel overzicht inrichting dat op 19 september 2001 naar de Tweede Kamer is verzonden.
Naast de taakstellingen van de SGR-categorieën zijn ook de taakstellingen op het gebied van landbouw- en glastuinbouwstructuurverbetering, Natte natuur en «Natuur voor Mensen, mensen voor natuur» opgenomen.
De taakstellingen worden gerealiseerd door inrichtingsprojecten die veelal meerdere jaren lopen. Dit betekent dat de hier opgenomen kasuitgaven in eerste plaats betrekking hebben op het onderhanden werk en niet op de geraamde afgeronde taakstellingen. Afgeronde hectares zijn gedurende de voorgaande jaren ingericht en worden in 2003 opgeleverd.
Prestaties in ha., tenzij anders vermeld | Taakstelling | Restant taakstelling per 1-1-2002 | Afronding in 2003 | Onderhanden werk |
01 Versterking landelijk gebied | ||||
Gebiedenbeleid | ||||
Ruimtelijke structuur | 35 000 | 590 000 | ||
01.13 Landelijk natuurlijkBosuitbreidingslocaties | 3 000 | 1 635 | 50 | 500 |
Bos, landschap & kwaliteitsimpuls1e tranche * | 26 830 | 23 365 | 240 | 2 550 |
01.14 De stedelijke omgeving «GIOS» | ||||
Recreatiebos | 9 080 | 5 665 | 150 | 1 600 |
Staatsbos | 4 040 | 2 440 | 50 | 700 |
Groene verbindingen | 450 | 430 | 10 km | 25 km |
01.15 realisering gevarieerde recr.mogelijkheden | ||||
Inrichting Recreatie | 2 090 | 1 480 | 100 km | 700 km |
02 Realisatie EHS | ||||
02.13 inrichting droge EHS | ||||
Reservaat** | 100 000 | 64 630 | 1 600 | 16 000 |
Natuurontwikkeling | 50 000 | 42 890 | 800 | 9 000 |
Robuuste verbindingen 1e tranche | 13 500 | 13 500 | 0 | 200 |
02.14 inrichting natte EHS | ||||
Natte natuur (incl. V&W) | 7 000 | 6 830 | 717 | 1 794 |
* Kwaliteitsimpuls landschap 1e tranche (20 000 ha) is niet apart begrensd en wordt in samenhang met Bos & Landschap in planvorming uitgevoerd.
** Taakstelling reservaat is inclusief de taakstelling particulier natuurbeheer (SN-functieverandering) a 19 200 ha.
Grafiek 4: Procentuele verdeling uitgaven 2003 over operationele doelstellingen en apparaat
Het programma betreft de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke structuur in gebieden die perspectiefvol en/of waardevol en/of kwetsbaar zijn bezien vanuit landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, cultuurhistorie, water en milieu.
Het betreft hier:
1. Verbetering van de ruimtelijke structuur van de landbouw en van het landelijk gebied in zijn totaliteit, die (mede) worden gerealiseerd met het landinrichtingsinstrumentarium (o.a. aanpassing van de verkavelingstructuur en aanpassing van wegen en waterlopen). Een inrichtingsbehoefte bezien vanuit de landbouw resteert van ca. 590 000 ha. Dit is ten opzichte van de begroting 2002 verminderd met 20 000 ha die (per saldo) in 2001 is gerealiseerd. In 2003 wordt 35 000 ha ingericht.
2. Verbetering van de ruimtelijke structuur van de landbouw en van het landelijk gebied in zijn totaliteit, die worden gerealiseerd met het instrument «vrijwillige kavelruil». In 2003 wordt 10 000 ha via vrijwillige kavelruil heringericht.
3. Verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke structuur, die (mede) worden gerealiseerd met de Regeling Subsidiëring Gebiedsgericht Beleid (SGB).
De volgende doelen worden nagestreefd:
– herstel van watersystemen, waaronder de bestrijding van verdroging.
– diversificatie van bedrijvigheid in de landbouw.
– gewenste milieukwaliteit van grondwater, oppervlaktewater, bodem en lucht.
– gewenste normen t.a.v. overlast door geluid, licht, stank en verkeer.
De te realiseren landelijke doelen zijn op dit moment in algemene termen omschreven. In de periode tot en met 2005 zullen de betreffende doelen, waar mogelijk, in operationele termen zijn omschreven (zie groeitraject)
Omschrijving | 2003 |
1) Ruimtelijke structuur | 35 000 ha ingericht |
2) Ruimtelijke structuur | 10 000 ha kavelruil |
3) Ruimtelijke structuur en fysieke leefomgeving | Diverse projecten via de regeling SGB |
* Bestuursovereenkomst en uitvoeringscontract tussen Rijk en provincies over de gebiedsgerichte inrichting van het landelijk gebied.
* Landinrichtingsinstrumentarium.
* Vrijwillige kavelruil.
* Regeling Subsidiëring Gebiedsgericht Beleid (SGB): deze subsidie wordt zoveel mogelijk geconcentreerd ingezet in gebieden, die waardevol en kwetsbaar zijn bezien vanuit landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, cultuurhistorie, water en milieu. De provincies wijzen hiertoe gebieden aan en stellen voor deze gebieden gebiedsplannen en een uitvoeringsprogramma op, die moeten leiden tot de realisatie van bovengenoemde doelen. Als voorwaarde voor een rijksbijdrage geldt dat in de plannen toetsbare doelen moeten zijn opgenomen. Definitieve afspraken over de te realiseren doelen en de hiervoor beschikbare rijksgelden worden tussen rijk en provincies gemaakt in het uitvoeringscontract gebiedsgerichte inrichting landelijk gebied. De intentie is om ook de uitvoering van de reconstructie in deze regeling onder te brengen.
De verbetering van de ruimtelijke structuur en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving is bedoeld voor alle gebruikers van het landelijk gebied.
Instrument | Aantal prestaties | Totale uitgaven (€ * 1000) |
Landinrichting | Afronding inrichting: 35 000 ha | |
Vrijwillige kavelruil | Afronding inrichting: 10 000 ha | |
Landinrichting | Onderhanden: 590 000 ha inrichting | 68 603 |
Stimuleringskader | 50 projecten | 6 663 |
WCL middelen | Projecten afgerond | |
SGB | pm projecten | 5 213 |
01.12 Reconstructie varkenshouderij/kwaliteitsimpuls zandgebieden
Op 1 april 2002 is de Reconstructiewet concentratiegebieden in werking getreden.
Reconstructie is het bevorderen van een goede ruimtelijke structuur van de concentratiegebieden, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur, alsmede ter verbetering van de woon-, werk- en leefklimaat en de economische structuur. De reconstructie heeft een looptijd van 10–12 jaar.
Specifieke doelstelling voor de reconstructie is het realiseren van varkensvrije zones van minimaal 1000 meter breed. Daarnaast gaat het o.a. om het realiseren van goede productieomstandigheden voor een duurzame landbouw, om extensivering van de melkveehouderij met het oog op verbetering van een milieukwaliteit en om een integrale aanpak van verdrogings-, stikstof- en fosfaatproblematiek in de beïnvloedingsgebieden rond de grote natuurgebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook de realisering van de EHS en uitbreidingsmogelijkheden van de recreatie zullen onderwerpen zijn van de reconstructie.
De afgelopen 3 jaar is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Reconstructiewet in 6 pilotgebieden ervaring opgedaan met de reconstructie. Deze pilots worden in 2002 afgerond en zonodig opgenomen in het reconstructieplan.
Onder regie van de reconstructieprovincies wordt een twaalftal reconstructieplannen opgesteld: in Gelderland, Utrecht, Limburg, Noord-Brabant en Overijssel. De totale oppervlakte van de gebieden waarvoor plannen worden opgesteld is ca. 1.1 miljoen hectare. Op basis van de Reconstructiewet zal het Rijk de plannen ter goedkeuring toetsen. Volgens de wet dienen deze plannen uiterlijk op 1 januari 2003 aan het Rijk te zijn aangeboden. De provincies hebben aangeven dat zij mogelijk meer tijd nodig hebben. Het is de bedoeling onderdelen van goedgekeurde plannen vanaf 2003 in uitvoering te nemen. Pas als de reconstructieplannen zijn goedgekeurd (of eerder, op het moment dat, vooruitlopend aan de goedkeuring van reconstructieplannen afspraken zijn gemaakt over de uitvoering van onderdelen van het plan) kunnen algemene doelstellingen van de reconstructie worden vertaald in operationele doelstellingen en bijbehorende streefwaarden. Het Ministerie van LNV maakt op basis van goedgekeurde reconstructieplannen met de reconstructieprovincies afspraken over de uitvoering van projecten in het kader van de bestuursovereenkomst gebiedsgerichte inrichting landelijk gebied, adviseert en ondersteunt de provincies en de provinciale commissies bij het maken van de reconstructieplannen. De DLG ondersteunt de provincies eveneens bij het maken van de plannen; daarnaast voert de DLG belangrijke onderdelen van de plannen uit.
Omschrijving | 2003 |
Aantal Reconstructieplannen | 12 |
* Reconstructiewet concentratiegebieden
* Bestuursovereenkomst gebiedsgericht inrichting landelijk gebied Rijk-provincies
* Het LNV verwervings- en landinrichtingsinstrumentarium
* Stimuleringsregeling gebiedsgericht Beleid (SGB)
De verbetering van de ruimtelijke structuur en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving is bedoeld voor alle gebruikers van het landelijk gebied.
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie | Totale uitgaven (€ * 1 000) |
voorbereiding uitvoering reconstructie | 12 plannen | 10 176 |
De inzet van verwerving en inrichting vindt plaats via de Kaderregeling pilots reconstructiegebieden.
In 2020 is de landschappelijke en ecologische kwaliteit van het landelijk gebied aanzienlijk versterkt, is duurzaam gebruik ervan gewaarborgd en heeft een kwart van het agrarisch cultuurlandschap een forse kwaliteitsimpuls gekregen:
1. de ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie wordt toegepast in de ruimtelijke ordening. In 2007 heeft 50–80% van de gemeenten heeft daartoe landschapsontwikkelingsplannen opgesteld.
2. het uitvoeren van een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie, een kwaliteitsimpuls in 200 000 hectare agrarisch cultuurlandschap door het investeren in kwaliteitsverbetering van 20 000 ha tot 2020;
3. in 2020 is er 179 900 hectare natuur en landschap (excl. de kwaliteitsimpuls) in het landelijk gebied zoals opgenomen in de nota Natuur voor Mensen (LNV, 2000);
4. In 2020 zijn voor alle in Nederland van nature voorkomende soorten en populaties de condities voor instandhouding duurzaam aanwezig. In 2010 zijn soortenbeschermingsplannen voor alle bedreigde soorten opgesteld (NVM).
Omschrijving | 2003 |
Operationaliseren van kernkwaliteiten van landschappen | gereed |
Voltooide studies offensieve landschapsstrategie (etudes) | 4 |
Opgestelde landschapsontwikkelingsplannen door gemeenten | 15 |
Proeftuinen kwaliteitsimpuls landschap: | |
– verwerving | 86 ha |
– uitvoering | 392 ha |
Graadmeter voor Agrobiodiversiteit | Gereed |
Uitbreiding natuur en landschap buiten EHS in het landelijk gebied, exclusief kwaliteitsimpuls landschap | 4 000 ha |
Aantal opgestelde soortenbeschermingsplannen | 4 |
Om de algemene en operationele doelstellingen te kunnen realiseren is het formuleren van kernkwaliteiten van landschappen een belangrijke instrumentele voorwaarde. In het kader van de ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie worden plannen ontwikkeld in de vorm van studies. De ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie wordt vormgegeven op basis van de Regeling Landschapsontwikkelingsplannen. De doelstellingen van de kwaliteitsimpuls worden bereikt door het instellen van een genenbank voor bomen en struiken, experimenten in 8 proeftuinen ten behoeve van de groen-blauwe dooradering, verwerving, inrichting en beheersmaatregelen. In experimenten wordt onderzocht hoe beheersmaatregelen het beste gerealiseerd kunnen worden, bijvoorbeeld via de Subsidieregeling gebiedsgericht beleid (SGB) of Programma Beheer. Het opstellen en implementeren van Codes voor Goede Landbouw Praktijk en een Plan van Aanpak Agrobiodiversiteit zijn voorwaarden voor duurzaam gebruik. Ten behoeve van het maatschappelijk draagvlak voor natuur worden activiteiten gefaciliteerd voor natuur- en milieueducatie, voorlichting, samenwerking en visievorming voor natuurbeschermingsorganisaties.
Voor de inzet van boeren en andere grondgebruikers ten behoeve van de kwaliteit van het landelijk gebied wordt het instrument Groene Diensten voor additionele, concreet geformuleerde prestaties verkend. Hiermee komt een vergoedingenstelsel beschikbaar voor het realiseren van de maatschappelijke wensen in het landelijk gebied op het terrein van bijvoorbeeld natuur, landschap, recreatie en water door boeren, voor zover daar geen markt voor is en de wensen verder gaan dan de goede landbouwpraktijk.
Met het oog op behoud en versterking van de ecologische en landschappelijke kwaliteit worden de volgende instrumenten ingezet: verwerving en inrichting van hectares natuur en landschap, het uitvoeren van de Nota Belvedère en de Architectuurnota, voordrachten voor de werelderfgoedlijst, het begrenzen van Nationale en provinciale Landschappen, het subsidiëren van gemeentelijke en regionale landschapsontwikkelingsplannen en maatregelen in het kader van Programma Beheer.
Ten behoeve van soortenbescherming worden in opdracht van het Ministerie van LNV soortenbeschermingsplannen opgesteld door natuurbeschermingsorganisaties. De uitvoering van de plannen gebeurt door LNV, provincies en natuurbeschermingsorganisaties.
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie | Totale uitgaven (x € 1 000) |
Verwerving kwaliteitsimpuls landschap | 86 ha | € 38 000 | 3 254 |
Uitvoering kwaliteitsimpuls landschap* | 392 ha | 3 395 | |
Opstellen landschapsontwikkelingsplannen | 15 | € 107 000 | 1 600 |
Verwerving bosuitbreidinglocaties in landinrichting | 104 ha | € 38 000 | 3 983 |
Verwerving overig bos/landschap in landinrichting | 70 ha | € 38 000 | 2 655 |
Inkomenscompensatie bos op landbouwgrond | 1 970 ha | € 812 | 1 600 |
Inrichting bosuitbreidinglocaties in landinrichting, waarvan; | |||
– afronding | 50 ha | ||
– onderhanden | 500 ha | 4 154 | |
Inrichting overig bos/landschap in landinrichting, waarvan; | |||
– afronding | 200 ha | ||
– onderhanden | 2 350 ha | 12 461 | |
Bosaanleg op landbouwgrond | 1 390 ha | 2 500 | |
Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap, waarvan; | |||
– beheerd door SBB | 9 341 | ||
– beheerd door PNB's | 65 000 | € 100 | 6 500 |
Weidevogelbeheer | 20 000 ha | € 561 | 11 220 |
Beheer wintergasten en natuurbraak | 18 000 ha | € 172 | 3 109 |
Regeling draagvlak natuur | 3 319 | ||
Landschapsbeherende stichtingen | 12 | 3 630 | |
Soortenbeschermingsplannen | 5 | 1 815 | |
Belvedère | 2 722 | ||
Faunafonds | 3 400 |
* Door middel van proeftuinen wordt onderzocht op welke wijze de uitvoering van de kwaliteitsimpuls landschap het meest doeltreffend kan worden gerealiseerd.
01.14 De stedelijke omgeving «Groen in en om de stad»
De inzet van Groen in om de stad is verbetering van kwaliteit van de stedelijke omgeving door het in balans brengen en houden van groen en rood. De volgende programma's gelden hiervoor:
* Groen in de stad: herstructurering van 75 bestaande parken, aanleg van 16 nieuwe groengebieden en 23 groene verbindingen in de periode 2000–2004. Het ministerie van LNV stuurt gemeentes aan via convenanten Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en Grote Steden Beleid (GSB);
* Groen in/om de stad: aanleg van 10 000 ha kwaliteitsimpuls stadslandschap in 2020 (uitvoeringsperiode 2011–2020; Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur):
* Groen om de stad: aanleg van nieuw groen nabij de steden (de natuuronderdelen van de Strategische Groenprojecten Randstadgroenstructuur zijn ondergebracht bij 0113 Landelijk Natuurlijk en de beleidsartikelen 2 en 3 ecologische Hoofdstructuur) in de periode 1994–2013, waarvan uit:
– het Structuurschema Groene Ruimte: 9 080 ha recreatiebos, 4 040 ha staatsbos en 450 km groene verbindingen (uitvoeringsperiode: 1994–2013);
– actualisering Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (VINAC): 2805 ha strategisch groen (waarvan 345 ha verbindingen) en daarnaast 438 ha regionaal groen in het jaar 2010 (uitvoeringsperiode 2004–2010);
In aanvulling hierop biedt de regeling Kwaliteitsimpuls Groene Hart mogelijkheden om diverse projecten te ondersteunen die mede zijn gericht op het vergroten van de recreatieve gebruiksmogelijkheden en de bereikbaarheid van het Groene Hart vanuit de stedelijke gebieden.
Omschrijving | 2003 |
Verwerving SGR | 516 ha |
Inrichting SGR | 50 ha staatsbos |
150 ha recreatiebos | |
Groene verbindingen | 10 km |
De streefwaarden hebben alleen betrekking op groen om de stad. Voor het groen in de stad is in het kader van de convenanten ISV/GSB afgesproken dat de steden inspanningen gaan leveren, zoals die zijn opgenomen in de Stedelijke Meerjarenontwikkelingsprogramma's. Met deze steden is de afspraak gemaakt dat zij het Rijk inzicht bieden in hoe zij het proces organiseren om tot doelrealisatie te komen (jaarlijkse procesmonitoring). Na afloop van vijf jaar beoordeelt het Rijk de bereikte prestaties.
De streefwaarden wat betreft het groen om de stad zijn vooralsnog beperkt tot de taakstellingen uit het Structuurschema Groene Ruimte 1. In het kader van deel 3 van het Structuurschema Groene Ruimte 2 zal duidelijk worden gemaakt of er een aanvullend groenprogramma komt. De VINAC realisatie is voorzien vanaf 2004, terwijl uitvoering van de kwaliteitsimpuls stadslandschap (NVM) start vanaf 2010. Reden om in 2003 hiervoor nog geen streefwaarden op te nemen.
* convenanten Rijk-individuele steden gebaseerd op het Grote Steden Beleid, Wet Stedelijke Vernieuwing en Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing.
* bufferzoneconvenant VROM-LNV (1996), VROM en LNV zijn overeengekomen om – vooruitlopend op de omvorming van rijksbufferzones tot regionale parken – in ieder geval tot 2005 door te gaan met het realiseren van de verwervings- en inrichtingstaakstellingen;
* intentiedocumenten verstedelijking (getekend maart-april 2002 door Rijk-provincies en stedelijke regio's). Dit houdt in dat Groen op basis van de intentiedocumenten verstedelijking integraal wordt uitgewerkt in relatie tot wonen, werken, infrastructuur en milieu. In 2003 worden hiertoe regioconvenanten gesloten. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn het in balans krijgen en houden van het groen in en om de stad; Voorst zijn afspraken gemaakt over het op tijd afkrijgen van het vigerende SGR en VINAC programma.
* het LNV verwervings- en landinrichtingsinstrumentarium;
* het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK); Betreft gelden en programma's voor beleidsdoelstellingen voor de vijfde nota gericht op stedelijke netwerken; LNV draagt niet financieel bij, maar beslist wel mee m.b.t. de inzet van dit instrument
* het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV); Het IPSV programma is bedoeld om de stedelijke vernieuwing te stimuleren bij de gemeenten en markt partijen; LNV draagt niet financieel bij, maar beslist wel mee m.b.t. de inzet van dit instrument
* het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV); betreft subsidie aan gemeenten ter bevordering van de stedelijke vernieuwing; het loopt tot en met 2004;
* regeling Kwaliteitsimpuls Groene Hart.
Groen in de stad; aanbod ten behoeve van recreanten op minder dan 500 m van de woning voor de burgers van de G30 steden en de omliggende gemeenten.
Groen om de stad; aanbod ten behoeve van recreanten binnen 5 km van de woning.
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie | Totale uitgaven (€ * 1 000) |
LNV verwervings- en | Afronding: | ||
landinrichtings- | * 516 ha verwerving | 59 000 | 30 485 |
instrumentarium | * 50 ha staatsbos ingericht | ||
* 150 ha recreatiebos ingericht | |||
* 10 km Groene verbindingen | |||
Onderhanden: | 7 722 | ||
* 700 ha staatsbos | |||
* 1 600 ha recreatiebos | |||
* 25 km groene verbinding | |||
Groene Hart Impuls | 60 projecten | 3 267 | |
Stimuleringskader VLG | 1 297 | ||
Overig bosaanleg (PPS) | 1 038 |
Het prijspeil voor de normbedragen verwerving en inrichting is 1-1-2002. In het kader van de bufferzoneconvenantafspraken zijn er gezamenlijke financieringsafspraken tussen VROM en LNV. Voor de groene verbindingen financieren decentrale overheden mee aan de verwerving en inrichting. De opgetreden extra prijsstijging in 2001 is niet gecompenseerd in de meerjarenraming. Dit zal leiden tot aanpassing van de hectarenplanning.
01.15 Realisering gevarieerde recreatiemogelijkheden in het landelijk gebied
Het recreatiebeleid is herzien en vastgelegd in de Beleidsbrief Toerisme en Recreatie (d.d. 4 juli 2001), het Toeristisch-Recreatief ActieProgramma (d.d. 21 maart 2002) en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte. Hoofddoelstelling is het vergroten van de kwaliteit (gebruik- en belevingswaarde voor de recreant) en de toeristisch-recreatieve waarde (economische waarde voor ondernemers) van de omgeving in en om de stad (01.14) en van het landelijk gebied (01.15) voor 16 miljoen Nederlanders, met in het bijzonder aandacht voor kinderen, ouderen, gehandicapten en allochtonen. Recreatie draagt nadrukkelijk en in directe zin bij aan de fysieke (via beweging) en mentale gezondheid (via ontspanning) van mensen, het contact tussen mensen en met de natuur en de economische ontwikkeling van stedelijk en met name landelijk gebied. Recreatie en toerisme zullen zich steeds meer gaan ontwikkelen als de maatschappelijke en economische motor van het landelijk gebied. Indirect betekent dit dat recreatie bijdraagt aan het fysieke welzijn en aan een hogere kwaliteit van de leefomgeving (natuur voor mensen, mensen voor natuur).
Verbetering van de recreatiemogelijkheden in het landelijk gebied door de aanleg van voorzieningen.
Het programma omvat:
a. Verbeteren toegankelijkheid landelijk gebied:
1. aanleg van recreatievoorzieningen in het landelijk gebied, te weten 1700 km nieuwe lijnelementen door inrichting en d.m.v. verwerving (1 400 ha) in de periode tot en met 2018. Dit betreft «overige recreatie»;
2. in ere herstellen van kerke-, jaag- en schouwpaden
3. stimuleren (gedeeltelijk) publieke openstelling (agrarische) gronden van particuliere landeigenaren
4. verbeteren toegankelijkheid oevers nabij stedelijke gebieden en de belangrijkste vakantiegebieden
5. realisering van landelijke netwerken voor wandelen, fietsen en varen. In 2010 is er ca. 12000 km bruikbaar en bewegwijzerd netwerk, te weten:
– 4500 km Lange wandelroutes (LAW's); welke bruikbaar moeten zijn en beheerd en onderhouden dienen te worden.
– 3560 km Lange Fietsroutes (LF); waarvan nog 2000 km bruikbaar gemaakt dient te worden
– in 2012 4400 km Basistoervaartnet (BRTN); waarvan nog 2510 km nog bruikbaar gemaakt dient te worden. Aanvullende BRTN-opgaven zijn de realisering van 10 000 aanlegplaatsen (welke ook geschikt zijn voor de kleine waterrecreatie) en gebiedsgericht beleid (waarbij koppeling van de BRTN aan ontwikkelingen met betrekking tot cultuurhistorie, milieu, relatie landelijk en stedelijk gebied en toegankelijkheid van oevers).
b. Beheer van recreatieve voorzieningen in ruim 216 000 ha natuur-, bos- en recreatiegebieden;
c. Creëren van voldoende en diverse verblijfsrecreatiemogelijkheden door middel van het scheppen van bestuurlijke en juridische voorwaarden en van ruimtelijke mogelijkheden. Conform de opgave in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en in deel 1 van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte is zo'n 15 000 hectare aan additionele ruimte voor recreatiemogelijkheden nodig. In verband met beperking uitbreidingsmogelijkheden door aanwezigheid Ecologische Hoofdstructuur zal in de meest extreme situatie een (beperkt) aantal verblijfsrecreatiebedrijven gesaneerd en/of uitgeplaatst moeten worden. Via één of twee pilots zal ervaring opgedaan worden met de gekozen oplossingsrichting(en) zoals gepresenteerd zal worden in deel 3 van het Tweede Structuurschema Groene Ruimte.
d. Bevordering van kennis en deskundigheid op het gebied van de recreatie: ca. 45 projecten en 1 innovatiecentrum; Kennis- en Innovatiecentrum Stichting Recreatie voert voor LNV jaarlijks beleidsondersteunende projecten uit met betrekking tot recreatie en de groene stedelijke en landelijke ruimte. Deze kennis is toegankelijk en bruikbaar voor derden.
Omschrijving | 2003 |
A1) verbeteren toegankelijkheid | Verwerven 83 ha |
Inrichten aanleg 100 km paden | |
A5) verbeteren toegankelijkheid | Nationale netwerken 290 km |
b) beheer recreatieve voorzieningen | 216 172 ha |
d) bevorderen kennis en deskundigheid | 45 projecten en 1 innovatiecentrum |
Taakstellingen en streefwaarden voor in het programma genoemde:
* in ere herstellen van kerke-, jaar- en schouwpaden
* stimuleren (gedeeltelijk) publieke openstelling (agrarische) gronden van particuliere landeigenaren en
* verbeteren toegankelijkheid oevers nabij stedelijke gebieden en de belangrijkste vakantiegebieden worden in de loop van 2002 uitgewerkt (uitwerking recreatie deel 3, SGR 2).
* Het LNV verwervings- en landinrichtingsinstrumentarium;
* Regeling versterking recreatie;
* Subsidieregeling netwerk landelijke wandelpaden
* Rijksbijdrage Staatsbosbeheer;
* Deelname Wet gemeenschappelijke regelingen m.b.t. Recreatieschappen Midden-Delfland en Grevelingen.
Hoofddoelstelling is het vergroten van de kwaliteit (gebruik- en belevingswaarde voor de recreant) en de toeristisch-recreatieve waarde (economische waarde voor ondernemers) van de omgeving in en om de stad (01.14) en van het landelijk gebied (01.15) voor 16 miljoen Nederlanders, met in het bijzonder aandacht voor kinderen, ouderen, gehandicapten en allochtonen.
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per ha | Totale uitgaven (x € 1000) |
1. aanleg recreatievoorzieningen landelijk gebied; | |||
* verwerving | 83 ha | 38 000 | 3 174 |
* inrichting | 100 km | ||
aanleg paden (km) | |||
Onderhanden; | 700 km | 7 798 | |
inrichting | |||
aanleg paden | |||
5. Landelijke netwerken voor wandelen, fietsen, varen. | |||
* Versterking recreatie sector; | 290 km | 1 751 | |
b. Beheer recreatieve voorzieningen natuur-, bos- en recreatiegebieden | |||
* SBB | 207 332 ha. | 20 958 | |
* Midden-delfland & Grevelingen | 8 840 ha. | 1 407 | |
d. Bevordering kennis en deskundigheid | 45 projecten & 1 innovatiecentrum | 2 275 |
De inzet van het landinrichtingsinstrumentarium voor investeringen in recreatie in het landelijk gebied bestaat uit een Rijksbijdrage van 50%. Het overige deel komt voor rekening van decentrale overheden.
01.16 Internationaal natuurlijk
Structurele ombuiging van het wereldwijde verlies aan biodiversiteit, door:
1. het nakomen door Nederland van internationale verplichtingen;
2. het actief bijdragen van Nederland in internationaal verband aan de wereldwijde aanpak van een duurzame ontwikkeling en behoud van biodiversiteit.
Omschrijving | 2003 |
Het aantal MoU's | 5 |
Het aantal in 2003 startende internationale natuurprojecten | 75 |
Het weergegeven aantal internationale natuurprojecten betreft natuurprojecten die gefinancierd worden uit middelen die op de begroting staan van het ministerie van LNV en middelen die onderdeel uitmaken van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De HGIS is een gezamenlijk rijksbreed budget. De budgetten van de HGIS staan voornamelijk op de begroting van BZ/OS maar worden door of in overleg met betrokken departementen besteed. Het bedrag internationale natuurprojecten betreft het totaal van de uitgaven voor internationaal natuurbeheer uit voornoemde middelen. Het realiseren van projecten binnen Nederland die voortvloeien uit internationale verdragen wordt verantwoord op beleidsartikel 3: Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer).
De projecten worden gerealiseerd in samenwerking met de departementen BUZA/OS, V&W, VROM, EZ en OCW. Vanuit haar verantwoordelijkheid voor het internationaal natuurbeleid levert het Ministerie van LNV een grote beleidsinhoudelijke bijdrage.
De doelstellingen van het internationaal natuurbeleid worden gerealiseerd in het kader van het Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal Natuurbeheer (BBI). Dit programma is een vervolg op het Programma Internationaal Natuurbeheer (PIN) 1996–2000. Instrumenten zijn:
* internationale verdragen en richtlijnen binnen de EU op het gebied van natuurbescherming: Ramsar conventie, Bern-conventie, Bonn-conventie, UNESCO Werelderfgoedverdrag, OSPAR, CITES, Biodiversiteitsverdrag, Pan-Europese Biologische en Landschapsdiversiteitsstrategie, EU-Vogelrichtlijn, EU-Habitatrichtlijn, EU-Biodiversiteitsstrategie, EU Kaderrichtlijn Water;
* overeenkomsten met internationale organisaties (IUCN, Birdlife International, Eeconet Action Fund, Plant Life International, UNEP), pre-accessie landen en Memorandums of Understanding (MoU's, overeenkomsten met landen);
* projectsubsidiering in het kader van:
– de ontwikkeling van het Europees natuurbeleid, w.o. de ontwikkeling van een Pan-Europees Ecologisch Netwerk;
– natuurontwikkeling in Midden en Oost Europa;
– natuurontwikkeling buiten Europa in het kader van ontwikkelingssamenwerking;
* Besluit Natuurbeheer Midden- en Oost Europa;
* contributies aan internationale organisaties en secretariaten van internationale verdragen op het gebied van natuurbescherming;
* vertegenwoordiging in en bijdragen aan internationale gremia.
Instrument | Totale uitgaven(x € 1 000) |
Internationale natuurprojecten en contributies | 2 146 |
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
01 Versterking landelijk gebied | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 329 127 | 224 843 | 234 176 | 199 852 | 227 816 | 221 723 | 199 432 |
UITGAVEN | 336 795 | 289 646 | 302 565 | 260 616 | 269 248 | 263 114 | 240 823 |
Programma-uitgaven | 273 271 | 238 113 | 254 631 | 213 339 | 221 864 | 215 730 | 193 439 |
U0111 Gebiedenbeleid | 91 814 | 79 054 | 80 479 | 66 289 | 66 781 | 63 524 | 55 044 |
– Landinrichting | 60 912 | 68 843 | 58 017 | 58 356 | 55 285 | 50 273 | |
– SGB | 5 479 | 5 213 | 3 448 | 3 388 | 3 468 | ||
– Uitfinanciering WCL/Stimuleringskader | 12 663 | 6 663 | 5 303 | 5 756 | 5 756 | 5 756 | |
– Strategisch Akkoord: efficiency-/volumetaakstelling | – | – 240 | – 479 | – 719 | – 985 | – 985 | |
U0112 kwaliteitsimpuls zandgebieden/reconstructie | 8 270 | 8 631 | 10 176 | 3 300 | 9 966 | 3 386 | 3 386 |
– Reconstructie pilots | 8 631 | – | – | – | – | – | |
– Reconstructie uitvoering | – | 10 176 | 3 300 | 9 966 | 3 386 | 3 386 | |
U0113 Landelijk Natuurlijk | 75 971 | 72 320 | 80 658 | 57 270 | 55 938 | 56 550 | 42 789 |
– Rijksbijdrage SBB | 9 374 | 9 341 | 9 302 | 9 263 | 9 224 | 9 502 | |
– Verwerving | 10 016 | 9 892 | 6 874 | 6 950 | 6 950 | 3 696 | |
– Landinrichting | 15 260 | 16 615 | 15 380 | 15 152 | 14 666 | 10 666 | |
– Programma Beheer | 8 459 | 21 441 | 14 524 | 13 388 | 14 525 | 14 525 | |
– Overig beheer | 23 835 | 18 235 | 7 871 | 7 866 | 7 866 | 1 081 | |
– Overige regelingen | 5 376 | 5 134 | 3 319 | 3 319 | 3 319 | 3 319 | |
U0114 De stedelijke omgeving «Groen in en om de stad» | 56 547 | 39 200 | 43 809 | 47 025 | 49 156 | 51 798 | 51 748 |
– Verwerving | 21 952 | 22 884 | 23 687 | 23 943 | 23 943 | 23 943 | |
– Inrichting | 5 817 | 7 722 | 9 685 | 12 014 | 14 656 | 14 606 | |
– Groene hart | 4 536 | 3 267 | 3 267 | 3 267 | 3 267 | 3 267 | |
– Randstadgroenstructuur | 2 582 | 7 601 | 8 894 | 8 894 | 8 894 | 8 894 | |
– Uitfinanciering stimuleringskader | 3 296 | 1 297 | 454 | ||||
– Overig | 1 017 | 1 038 | 1 038 | 1 038 | 1 038 | 1 038 | |
U0115 Realisering gevarieerde recreatiemogelijkheden in het landelijk gebied | 38 080 | 36 795 | 37 363 | 37 309 | 37 877 | 38 327 | 38 327 |
– Verwerving | 3 000 | 3 174 | 3 280 | 3 314 | 3 314 | 3 314 | |
– Inrichting | 9 489 | 9 549 | 8 836 | 8 838 | 8 838 | 8 838 | |
– Rijksbijdrage SBB | 20 156 | 20 958 | 20 633 | 21 165 | 21 615 | 21 615 | |
– Overige | 4 150 | 3 682 | 4 560 | 4 560 | 4 560 | 4 560 | |
U0116 Internationaal natuurlijk | 2 590 | 2 113 | 2 146 | 2 146 | 2 146 | 2 145 | 2 145 |
– Internationale natuurprojecten en contributies | 2 113 | 2 146 | 2 146 | 2 146 | 2 145 | 2 145 | |
Apparaatsuitgaven | 63 524 | 51 533 | 47 934 | 47 277 | 47 384 | 47 384 | 47 384 |
U0121 Apparaat | 61 807 | 50 421 | 46 817 | 46 160 | 46 267 | 46 267 | 46 267 |
U0122 Baten-lastendienst | 1 717 | 1 112 | 1 117 | 1 117 | 1 117 | 1 117 | 1 117 |
ONTVANGSTEN | 98 333 | 81 560 | 84 563 | 77 740 | 77 399 | 76 518 | 67 188 |
De budgetten voor het verwervings- en landinrichtingsinstrumentarium zijn in onderhavige begroting verdeeld over de beleidsartikelen 1 en 2. Een deel van bovengenoemde budgetten en delen van de budgetten van beleidsartikelen 2 en 4 zullen besteed worden in het kader van «inverdienen». Inverdienen bestaat uit nieuwe middelen die voor nieuw beleid beschikbaar komen en die via het instrument landinrichting worden ingezet. Dit is een onderdeel van de afspraken LNV-provincies in het kader van de Herijking Landinrichting. Jaarlijks wordt, via de «Bestuursovereenkomst gebiedsgerichte inrichting landelijk gebied», aangegeven voor welke doelen, middelen gereserveerd zijn ten behoeve van de realisatie van de inverdientaakstelling.
De programma-uitgaven zijn bij vorenstaande operationele doelstellingen toegelicht aan de hand van prestatiegegevens.
De apparaatsuitgaven betreffen de Dienst Landelijk gebied, de beleidsdirecties GRR en Natuurbeheer en de AID. De uitgaven voor de baten-lastendienst hebben betrekking op Laser.
Gegevens inzake apparaatsuitgaven (bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Raming 2003 | |||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | |
Personeel DLG | 812 | 35,5 | 28 816 |
Personeel GRR | 51,7 | 67,5 | 3 489 |
Personeel DN | 21,8 | 58,2 | 1 268 |
Personeel AID | 44 | 46,1 | 2 027 |
Materieel | 10 241 | ||
Overig apparaat* | 976 | ||
Bijdrage aan Laser | 1 117 | ||
Totaal apparaatsuitgaven | 47 934 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.
De ontvangsten hebben met name betrekking op landinrichting (landinrichtingsrente en bijdragen derden) en verder op EU-ontvangsten voor inrichting en op diverse overige ontvangsten.
Ontvangsten 2003 (x € 1 000) | |
---|---|
Totaal | 84 563 |
Landinrichtingsrente | 40 161 |
Bijdragen van derden | 26 638 |
EU-ontvangsten | 11 557 |
Overige ontvangsten | 6 207 |
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 302 565 | 260 616 | 269 248 | 263 114 | 240 823 |
1a. waarvan apparaatsuitgaven | 47 934 | 47 277 | 47 384 | 47 384 | 47 384 |
2. Pogramma-uitgaven | |||||
2a. waarvan juridisch verplicht | 86 575 | 55 468 | 37 716 | 25 887 | 20 667 |
2b. waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden | 142 593 | 125 870 | 150 868 | 157 483 | 155 009 |
2c. niet onder 2a en 2b begrepen | 25 463 | 32001 | 33 280 | 32 360 | 17 763 |
2d. totaal | 254 631 | 213 339 | 221 864 | 215 730 | 193 439 |
De meest kritische factor voor het bereiken van de ruimtelijke doelen is de tijdige beschikbaarheid van voldoende grond tegen een prijs die niet leidt tot verstoring van de grondmarkt. Tot nu toe stond vrijwillige verwerving voorop. De evaluatie van de voortgang van de Strategische groenprojecten wijst uit dat vooral in het Westen grondeigenaren vanwege ontwikkelingen op het gebied van de woningbouw hoge verwachtingswaarden hebben van gronden die bedoeld zijn voor groene projecten. Er moeten mogelijkheden zijn om vanuit de markt te komen tot een aanzienlijke vergroting van de financieringsmogelijkheden van groen, een betere inhoudelijke afstemming van rood en groen en het beter onderling doen aansluiten bij de uitvoering van groene en rode projecten
Operationele doelstelling | Evaluatieonderzoek | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
01.11 | Evaluatie SGB | X | ||||
01.11 | Evaluatie WILG | X | ||||
01.12 | Evaluatie Reconstructiewet | X | ||||
01.13 | Programma Beheer | X | ||||
01.13 | De (interdepartementale) Architectuurnota | X | ||||
01.13 | Evaluatie FF-wet | X | ||||
01.13/16 | Tussentijdse evaluatie Natuur voor Mensen | X | ||||
01.13/16 | Natuurbalans | X | ||||
01.13/16 | Natuurverkenning | X | ||||
01.14 | Evaluatie GSB, ISV | X | ||||
01.15 | Evaluatie SBB | X | ||||
01.15 | Evaluatie openstelling landelijk gebied | X |
Voor 2003 staat de evaluatie van Programma Beheer gepland (zie ook beheer EHS). De resultaten van deze evaluatie worden ook betrokken bij de ontwikkeling van het instrumentarium voor de Groene Diensten en voor de Groenblauwe Dooradering.
De provincies hebben een zeer belangrijke regierol met betrekking tot grondverwerving, (land)inrichting en natuurbeheer. Het Rijk (LNV, VROM, V&W) en provincies sluiten – op basis van een bestuursovereenkomst en provinciale uitvoeringsprogramma's – jaarlijks een vierjaarlijks voortschrijdend uitvoeringscontract. Dit uitvoeringscontract committeert Rijk en provincies, maar laat onverlet de bevoegdheden van de begrotingswetgever en het budgetrecht van Provinciale Staten en de noodzaak te komen tot herziening van afspraken als gevolg van zwaarwegende andere belangen. De minister van LNV is verantwoordelijk voor de inzet en werking van de beleidsinstrumenten en de nakoming van de internationale verplichtingen.
In het kader van de uitwerking van het SGR-2 wordt gewerkt aan een vereenvoudiging van beleids- en gebiedscategorieën met betrekking tot verwerving en inrichting. De doorwerking van deze vereenvoudiging zal naar verwachting terug te vinden zijn in de begroting van 2004.
Deze vereenvoudiging zal verder doorwerken in;
* De bestuursovereenkomst en het bijbehorende uitvoeringscontract: De bestuursovereenkomst die in het kader van het sturingsmodel tussen rijk en provincies is afgesloten, beoogt concrete prestatieafspraken tussen betreffende partijen te beschrijven. Nadere concretisering van de te leveren prestaties en bijbehorende prestatie-indicatoren is een groeitraject waaraan door beide partijen wordt gewerkt, met name m.b.t. de doelen en bijbehorende streefwaarden die gerealiseerd worden via de instrumenten landinrichting en SGB/Reconstructie.
* Beschrijving producten en diensten DLG; In het licht van de interne verzelfstandiging van DLG wordt gewerkt aan een betere beschrijving van producten en diensten en prestatiegegevens daarover.
Wanneer de algemene doelstellingen van de reconstructie zijn vertaald in operationele doelstellingen dan zullen deze ook vertaald worden naar bijbehorende streefwaarden.
02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)
Er wordt een samenhangend netwerk gerealiseerd van kwalitatief hoogwaardige natuurterreinen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), met als doel:
* het veilig stellen van soorten en ecosystemen;
* productie van schoon water, plantaardige en dierlijke producten, CO2-vastlegging;
* bescherming van landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden;
* het voldoen aan recreatieve behoeften;
* het creëren van een aantrekkelijk leefklimaat en vestigingsklimaat.
Het doel van de EHS wordt bereikt door onder andere gronden aan te kopen, in te richten en daarna over te dragen aan natuurbeschermingsorganisaties die deze gronden als natuurterrein zullen beheren. Hierdoor zijn deze natuurterreinen, naast planologisch, ook fysiek vastgesteld. De aankoop en inrichting kan worden gezien als de start van de duurzame bescherming en ontwikkeling van de bestaande en nieuwe natuur in Nederland. Het Strategisch Akkoord legt voor wat betreft de realisatie van de EHS het accent op agrarisch beheer in plaats van verwerving. Over de nadere uitwerking daarvan zal de Kamer in het tweede halfjaar in een afzonderlijke brief worden geïnformeerd.
De EHS vindt zijn grondslag in het SGR en bestaat uit verschillende soorten terreinen: bestaande natuurterreinen, natuurreservaten, natuurontwikkelingsgebieden, beheersgebieden, de Noordzee, grote wateren en rivieren.
Ook in het Regeerakkoord van 1998 en in de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur (NvM) zijn ambities geformuleerd met betrekking tot een vergroting van het areaal natuur in Nederland. Belangrijkste speerpunt in Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur met betrekking tot verwerving en inrichting van nieuwe natuur vormen de zogenoemde robuuste verbindingen.
De omvang van de ambities is weergegeven in onderstaande tabel.
Terreinsoort | totale oppervlakte | grondslag | realisatietermijn |
Bestaande natuurterreinen | 453 500 ha | SGR 1 | 2018 |
Reservaten en natuurontwikkelingsgebieden | 151 500 ha | SGR 1 | 2018 |
Beheersgebieden binnen EHS | 90 000 ha | SGR 1 | 2018 |
Noordzee, grote wateren en rivieren | 6 300 000 ha | SGR 1 | 2018 |
Robuuste verbindingen *) | 13 500 ha | NvM | 2020 |
Uitbreiding natte natuur | 6 500 ha | NvM | 2010 |
TOTAAL | 7 015 000 ha |
*) 13 500 ha = 1e tranche. Het totale ambitieniveau voor robuuste verbindingen zoals neergelegd in de nota NvM bedraagt 24 000–30 000 ha.
De arealen van de terreinsoorten bestaande natuurterreinen, natuurreservaten, natuurontwikkelingsgebieden, robuuste verbindingen en uitbreiding natte natuur moeten (gedeeltelijk) worden verworven en ingericht.
Grafiek 5: Procentuele verdeling uitgaven 2003 over operationele doelstellingen en apparaat
1. In 2020 is het functioneren van de EHS als netwerk aanzienlijk versterkt door vergroting van de ruimtelijke samenhang. In 2020 zijn er terreinen voor 3 à 4 robuuste verbindingen met een oppervlakte van 13 500 ha verworven.
2. In 2018 omvat de EHS 605 000 hectare bos- en natuurterrein:
* bestaand bos en andere natuurterreinen hebben een omvang van 453 500 ha;
* het areaal dat een functiewijziging moet ondergaan, heeft een omvang van 151 500 ha. (waarvan 1 500 ha na 2018 te realiseren).
Omschrijving | 2003 |
Robuuste verbindingen te verwerven | 810 ha |
Bestaand bos en andere natuurterreinen (restant taakstelling) te verwerven | 572 ha |
Uitbreiding EHS met functiewijziging (excl. Robuuste verbindingen) te verwerven | 3 479 ha |
Noot: Na invulling van de ombuiging op verwerving uit het Strategisch Akkoord zullen de streefwaarden voor 2003 opnieuw worden bepaald.
Het LNV-verwervingsinstrumentarium.
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie | Totale uitgaven(x 1 000) |
Verwerving robuuste verbindingen | 810 ha | € 38 000 | 30 780 |
Afronding bestaande natuurterreinen | 572 ha | € 15 000 | 8 587 |
Verwerving reservaten | 1 749 ha | € 38 000 | 66 451 |
Verwerving natuurontwikkeling | 1 730 ha | € 38 000 | 65 747 |
Noot: De ombuiging van € 70 mln. uit het Strategisch Akkoord betekent dat ca. 1850 ha minder verworven kan worden. De invloed daarvan op de bovenstaande prestaties is onderdeel van de uitwerking van de ombuiging, waarover de Kamer in het tweede halfjaar wordt geïnformeerd.
In 2010 is de voor Nederland karakteristieke natte natuur met 11 000 ha toegenomen. Hiervan wordt circa 6500 ha terrein langs de grote wateren en rivieren verworven, waarvan 3000 ha door Verkeer en Waterstaat.
Omschrijving | 2003 |
Natte natuur | 71 ha |
* Het LNV-verwervingsinstrumentarium
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie | Totale uitgaven (x € 1 000) |
Verwerving terreinen natte natuur | 71 ha | € 38 000 | 2 692 |
1. In 2020 is het functioneren van de EHS als netwerk aanzienlijk versterkt door vergroting van de ruimtelijke samenhang.
* In 2020 zijn door het opheffen van fysieke barrières (ontsnippering) de migratiemogelijkheden binnen en tussen eenheden veilig gesteld. In 2010 is 90% van de geïnventariseerde knelpunten, waar alleen met een infrastructurele maatregel de doorsnijding kan worden opgeheven, opgelost.
* In 2020 zijn er 3 à 4 robuuste verbindingen met een oppervlakte van 13 500 ha ingericht.
2. In 2018 heeft 151 500 hectare verworven grond een functiewijziging ondergaan en is ingericht (1 500 ha hiervan wordt na 2018 gerealiseerd.
Omschrijving | 2003 |
Percentage taakstelling ontsnippering gerealiseerd | 10 |
Inrichting robuuste verbindingen | 200 ha onderhanden |
Uitbreiding EHS met functiewijziging (exclusief robuuste verbindingen) ingericht | 2 400 ha |
* het LNV inrichtingsinstrumentarium
* Ruimtelijke veiligstelling gebeurt met de volgende instrumenten:
– wettelijke verankering van Vogel- en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet;
– bescherming zal worden voorzien in SGR-2
– ruimtelijke bescherming via doorwerking in bestemmingsplannen in 2005.
– De kwaliteit van de natuur wordt gestuurd door gebruik te maken van de Nederlandse natuurdoelenkaart:
– er worden hectares ingericht volgens het Natuurbeleidsplan (LNV, 1990) en Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur (LNV, 2000).
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie | Totale uitgaven(x € 1 000) |
Inrichting robuuste verbindingen; | |||
– onderhanden | 200 ha | 1 360 | |
Inrichting reservaten, waarvan; | |||
– afronding | 1 600 ha | ||
– onderhanden | 16 000 ha | 13 750 | |
Inrichting natuurontwikkeling, waarvan; | |||
– afronding | 800 ha | ||
– onderhanden | 9 000 ha | 13 294 |
In 2010 is de voor Nederland karakteristieke natte natuur in oppervlakte en kwaliteit versterkt en is duurzaam gebruik gewaarborgd.
1. Versterken van natte natuur, in combinatie met maatregelen die de veerkracht van watersystemen vergroten (meegroeien met water), recreatiemogelijkheden vergroten, en de identiteit van Nederland als waterland versterken:
* er wordt circa 11 000 ha. natte natuur ingericht in en langs de grote wateren en rivieren waarvan circa 4500 ha. in de wateren;
* doelen van de natte onderdelen van de EHS zijn toegewezen en in het verlengde daarvan worden afspraken met belangrijke partijen (Rijkswaterstaat, provincies, waterschappen, VEWIN, Staatsbosbeheer en particuliere terreinbeherende organisaties) gemaakt.
2. Bevorderen van de duurzaamheid van het gebruik van zee, kust en grote wateren:
* begrenzen en veiligstellen zoals bij de droge EHS;
* het plan van aanpak duurzaam gebruik Noordzee is opgesteld;
* realisering van de trilateraal overeengekomen ecologische doelstellingen voor de Waddenzee;
* in de grote wateren, het IJsselmeer, de Waddenzee en de Delta worden op een evenwichtige manier recreatie en andere gebruiksfuncties gecombineerd;
* Opstellen en uitvoeren programma herstel zoet-zout overgangen.
Omschrijving | 2003 |
Natte natuur ingericht | 717 ha |
Formuleren kernkwaliteiten natte natuur | afgerond |
* Het LNV inrichtingsinstrumentarium
* Het reconstructieinstrumentarium draagt bij aan de kwaliteit van de EHS
* Ruimtelijke veiligstelling gebeurt met de volgende instrumenten:
– Wettelijke verankering van Vogel- en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet;
– Ruimtelijke bescherming via doorwerking in bestemmingsplannen in 2005.
* De kwaliteit van natte natuur wordt gestuurd door gebruik te maken van de natte bouwstenen van de Nederlandse natuurdoelenkaart;
* De maatregelen uit het plan van aanpak voor duurzaam gebruik van de Noordzee worden uitgevoerd;
* In beheerspakketten van Programma Beheer en afspraken (o.a. met Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat) worden natte natuurwensen verwerkt;
* Maatregelen voortkomend uit de Startovereenkomst Waterbeheer 21e eeuw, EU-Kaderrichtlijn water, SGR2, 5e Nota RO, de samenwerkingsovereenkomst V&W en LNV (over extra middelen voor ICES natte natuur) worden geëffectueerd;
* In de grote wateren, het IJsselmeer, de Waddenzee en de Delta worden maatregelen getroffen om op een duurzame manier recreatie en andere gebruiksfuncties te combineren;
* De realisatie van de natte natuur gebeurt in combinatie met robuuste verbindingen (natte as, verbinding Veluwe-Utrechtse Heuvelrug) en de kwaliteitsimpuls landelijk gebied (blauwe dooradering, Nieuwe Hollandse Waterlinie) en als gevolg van (onder meer) de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Wetlandconventie;
* PKB ruimte voor rivieren.
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie | Totale uitgaven (x € 1 000) |
Inrichting terreinen natte natuur; | |||
– afronding | 717 ha | ||
– onderhanden | 1 794 ha | 8 516 |
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting) | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 289 496 | 243 530 | 156 964 | 174 794 | 174 051 | 177 655 | 182 569 |
Waarvan garanties | 18 152 | 9 076 | 9 076 | 9 076 | 9 076 | 9 076 | 9 076 |
UITGAVEN | 285 893 | 240 723 | 152 669 | 176 286 | 177 193 | 181 455 | 186 369 |
Programma-uitgaven | 267 589 | 228 380 | 141 177 | 164 232 | 165 369 | 169 631 | 174 545 |
U0211 Verwerving droge EHS | 218 449 | 187 973 | 101 565 | 96 256 | 96 846 | 99 590 | 94 649 |
– Verwerving | 187 973 | 171 565 | 176 256 | 186 846 | 189 590 | 184 649 | |
– Strategisch Akkoord minder aankoop natuur | – 70 000 | – 80 000 | 90 000 | – 90 000 | – 90 000 | ||
U0212 Verwerving natte EHS | 5 475 | 17 277 | 2 692 | 10 960 | 11 563 | 11 563 | 11 563 |
– Verwerving | 17 277 | 2 692 | 10 960 | 11 563 | 11 563 | 11 563 | |
U0213 Inrichting droge EHS | 31 743 | 20 996 | 28 404 | 32 603 | 33 378 | 34 896 | 44 751 |
– Landinrichting | 20 996 | 28 404 | 32 603 | 33 378 | 34 896 | 44 751 | |
U0214 Inrichting natte EHS | 11 922 | 2 134 | 8 516 | 24 413 | 23 582 | 23 582 | 23 582 |
– Landinrichting | 2 134 | 8 516 | 24 413 | 23 582 | 23 582 | 23 582 | |
Apparaatsuitgaven | 18 304 | 12 343 | 11 492 | 12 054 | 11 824 | 11 824 | 11 824 |
U0221 Apparaat | 17 219 | 11 641 | 10 831 | 11 393 | 11 163 | 11 163 | 11 163 |
U0222 Baten-lastendienst | 1 085 | 702 | 661 | 661 | 661 | 661 | 661 |
ONTVANGSTEN | 24 895 | 31 214 | 6 258 | 5 035 | 10 843 | 13 063 | 3 613 |
De programma-uitgaven zijn bij vorenstaande operationele doelstellingen toegelicht aan de hand van prestatiegegevens.
De uitgaven voor het apparaat hebben betrekking op Dienst Landelijk Gebied en de directie Natuurbeheer. De uitgaven voor de baten-lastendienst hebben betrekking op LASER.
Gegevens inzake apparaatsuitgaven (bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Raming 2003 | |||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | |
Personeel DLG | 155,7 | 35,5 | 5 525 |
Personeel DN | 38,3 | 58,2 | 2 230 |
Materieel | 2 804 | ||
Overig apparaat* | 272 | ||
Bijdrage aan Laser | 661 | ||
Totaal apparaatsuitgaven | 11 492 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.
De ontvangsten hebben betrekking op EU-bijdragen in het kader van POP voor verwerving en inrichting en op bijdragen van derden (gemeenten en waterschappen) voor inrichting.
Ontvangsten 2003 (x € 1 000) | |
---|---|
Totaal | 6 258 |
EU-ontvangsten | 2 650 |
Bijdragen van derden | 3 174 |
Overige ontvangsten | 434 |
Verwerving droge EHS wordt mede gefinancierd vanuit autonome middelen van de provincies. Deze middelen lopen niet via de LNV-begroting en zijn als zodanig niet door LNV beïnvloedbaar, maar zijn wel meegenomen bij de definiëring van de streefwaarden met betrekking tot verwerving. Dit geldt eveneens voor diverse programma's waar de ministeries van VROM en V&W aan bijdragen. Deze middelen van derden zijn niet verwerkt in het budgettaire beeld.
In bijgaande tabel zijn de restanttaakstellingen grondverwerving per 1 januari 2002 aangegeven. De totale verwervingstaakstelling voor het jaar 2002 is exclusief de aankopen van extra gronden vanwege een eenmalige intensivering in het kader van het Natuuroffensief.
Taakstelling in hectares | Restant taakstelling per 1-1-2002 | 2002 | 2003* | Restant taakstelling 2004 e.v.* |
Reservaten (U02.11) | 30 780 ha | 2 069 ha | ||
Natuurontwikkeling (U2.11) | 28 050 ha | 2 044 ha | ||
Traditioneel natuurterrein (U02.11) | 18 050 ha | 1 064 ha | ||
Recreatie- en staatsbos (U01.14) | 5 440 ha | 491 ha | ||
Bosuitbreidinglocaties (U01.13) | 1 350 ha | 137 ha | ||
Bos en landschap & kwaliteitsimpuls (U01.13) | 6 260 ha | 218 ha | ||
Recreatie in landinrichting (U01.15) | 1 400 ha | 80 ha | ||
VINAC-strategisch groen (U01.14) | 2 805 ha | |||
VINAC-regionaal groen (U01.14) | 438 ha | |||
Natte natuur (U02.12) | 2 625 ha | 150 ha | ||
Robuuste verbindingen (U02.11) | 13 360 ha | 810 ha |
In 2002 is geen grondprijscompensatie uitgekeerd. Het aantal prestaties bij verwerving is hierop aangepast.
De nadere invulling van de taakstelling voor 2003 en de restant taakstelling is afhankelijk van de besluitvorming over de ombuigingen op de uitgaven op het EHS-artikel.
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 152 669 | 176 286 | 177 193 | 181 455 | 186 369 |
1a. waarvan apparaatsuitgaven | 11 492 | 12 054 | 11 824 | 11 824 | 11 824 |
2. Pogramma-uitgaven | |||||
2a. waarvan juridisch verplicht | 36 920 | 32 603 | 33 378 | 34 896 | 34 766 |
2b. waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden | 2 692 | 35 373 | 35 145 | 35 145 | 35 145 |
2c. niet onder 2a en 2b begrepen | 101 565 | 96 256 | 96 846 | 99 590 | 104 634 |
2d. totaal | 141 177 | 164 232 | 165 369 | 169 631 | 174 545 |
De apparaatsuitgaven zijn naar hun aard op korte termijn niet flexibel. De programma-uitgaven, zowel voor reeds aangegane als nog aan te gane verplichtingen, zijn benodigd om de Ecologische Hoofdstructuur, zoals vastgelegd in het Structuurschema Groene Ruimte (SGR1 uit 1993), in 2018 te realiseren.
In 2005 is de EHS volledig begrensd en ruimtelijk veiliggesteld tot op bestemmingsplanniveau. Het waterbeheer wordt integraal aangepakt en niet uitsluitend op basis van veiligheidsaspecten maar ook op basis van aspecten van waterkwantiteit en -kwaliteit, recreatie en natuurontwikkeling. De milieucondities worden gerealiseerd volgens het NMP3. Dit betekent:
* depositienorm: gemiddeld op Nederland maximaal 400 zuurequivalenten per hectare per jaar (streefwaarde NMP3); De kwaliteit is dan ook meer dan voldoende voor landelijk natuurlijk en natte natuur;
* maximaal 50 mg nitraat per liter in het grondwater (EU-nitraatrichtlijn) en maximaal 0,15 mg fosfaat per liter in oppervlaktewateren (NMP3);
* realisatie van robuuste verbindingen is mogelijk nadat in de Vijfde Nota RO definitief over aanwijzing wordt besloten.
Operationele doelstelling | Evaluatieonderzoek | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
02.11/12/13/14 | Tussentijdse evaluatie Natuur voor Mensen | X | ||||
02.11/12/13/14 | Natuurbalans | X | ||||
02.11/12/13/14 | Natuurverkenning | X |
Rijk, provincies, waterschappen, beheerders van natuurgebieden en overige betrokkenen ronden voor 2003 een onderzoek af naar versterking van het functioneren van de EHS. Daarnaast beschrijft de Natuurbalans jaarlijks de voortgang van de beleidsuitvoering op het terrein van natuur, bos en landschap. Tenslotte is er een 4-jaarlijkse natuurverkenning. Deze vindt weer plaats in 2006.
LNV is verantwoordelijk voor de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting) en voor de inzet en werking van de beleidsinstrumenten.
In het kader van de uitwerking van het SGR-2 wordt gewerkt aan een vereenvoudiging van beleids- en gebiedscategorieën met betrekking tot verwerving en inrichting. De doorwerking van deze vereenvoudiging zal naar verwachting terug te vinden zijn in de begroting van 2004.
Deze vereenvoudiging zal verder doorwerken in;
* De bestuursovereenkomst en het bijbehorende uitvoeringscontract: De bestuursovereenkomst die in het kader van het sturingsmodel tussen rijk en provincies is afgesloten, beoogt concrete prestatieafspraken tussen betreffende partijen te beschrijven. Nadere concretisering van de te leveren prestaties en bijbehorende prestatie-indicatoren is een groeitraject waaraan door beide partijen wordt gewerkt, met name m.b.t. de doelen die gerealiseerd worden via de instrumenten landinrichting en SGB/Reconstructie.
* Beschrijving producten en diensten DLG; In het licht van de interne verzelfstandiging van DLG wordt gewerkt aan een betere beschrijving van producten en diensten en prestatiegegevens daarover.
03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)
Er wordt een samenhangend netwerk beheerd van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Een belangrijke kern hiervoor wordt gevormd door 17 Nationale Parken en een grensoverschrijdend park. Ook historische buitenplaatsen, multifunctioneel bos en gebieden met agrarisch natuurbeheer vormen een onderdeel van de EHS. Ook beheer van bezoekerscentra, educatie en voorlichting vormen een onderdeel van het beheer.
De beheersbijdrage is afhankelijk van de gerealiseerde natuurkwaliteit via een systematiek van natuurdoelen. In 2003 zal de landelijke natuurdoelenkaart met het onderliggende afsprakendocument naar de Tweede Kamer worden gezonden. Deze kaart, die in overleg met de provincies is opgesteld, is een ruimtelijke uitwerking van de gewenste natuurkwaliteit in Nederland voor 2018 zoals vastgelegd in de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur. De landelijke natuurdoelenkaart zal met de onderliggende provinciale natuurdoelenkaarten het Handboek natuurdoeltypen, waarin de voor een bepaalde natuurkwaliteit gewenste milieu- en watercondities zijn aangegeven, de komende jaren richtinggevend zijn voor het rijks- en provinciale ruimtelijke milieu- en waterbeleid en voor de inzet van instrumenten voor het beheer (Programma Beheer).
Met de EHS wordt in belangrijke mate invulling gegeven aan een aantal internationale verplichtingen zoals het Biodiversiteitsverdrag, de Ramsar-conventie, en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De EHS is onderdeel van het te ontwikkelen Pan-Europese ecologische netwerk. Het beheer van droge natuur vindt plaats door Staatsbosbeheer, gemeenten, particuliere terreinbeherende organisaties en overige particulieren. Voor het beheer van natte natuur is vooral Rijkswaterstaat verantwoordelijk. Beheer betreft reguliere maatregelen zoals maaien en snoeien maar ook invulling van herstelbeleid, bijvoorbeeld door maatregelen te nemen tegen verzuring, verdroging en vermesting. Programma Beheer is het belangrijkste instrument om het beheer tot uitvoering te brengen.
In de realisatie van de EHS vormt beheer een onmisbare schakel. Na verwerving en inrichting van gronden, worden door middel van beheer de noodzakelijke condities voor het bereiken van de gewenste natuurdoelen gerealiseerd. Habitats voor flora en fauna worden beschermd of ontwikkeld, waardoor de (o.a. in internationaal verband afgesproken) biodiversiteitsdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden.
Grafiek 6: Procentuele verdeling uitgaven 2003 over operationele doelstellingen en apparaat
Deze operationele doelstelling omvat – binnen de door internationale verdragen vastgestelde voorwaarden – het realiseren van de natuurdoelen zoals vastgelegd op de natuurdoelenkaart, het beheer van bos en andere droge natuur, het beheer van natte natuur en het nakomen van internationale verdragen.
Omschrijving | Toename in 2003 |
Uitbreiding beheer droge natuur exclusief robuuste verbindingen | 5 000 ha |
Uitbreiding beheer natte natuur | 130 ha |
Uitbreiding agrarisch natuurbeheer | 4 000 ha |
Noot: De streefwaarden kunnen wijzigen als gevolg van de invulling van de ombuiging op verwerving uit het Strategisch Akkoord (minder verwerving, meer beheer).
* Internationale afspraken vastgelegd in de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Ramsar-conventie
* Wettelijke verankering van Vogel- en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet plus SGR
* Programma Beheer (Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer en subsidieregeling natuurbeheer
* Natuurdoelenkaart
* Convenanten voor terreinbeherende organisaties
* CO2-certificaten
* Regeling versterking bos/natuur (VNBL)
* Regeling Nationale Parken
* Regeling historische parken en buitenplaatsen
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie | Totale uitgaven (x € 1 000) |
Beheer bestaand bos, natuurterrein en landschap | 425 000 ha | € 163 | 69 261 |
w.v. beheerd door Staatsbosbeheer | 205 000 ha | 46 829 | |
w.v. beheerd door PNB's of via SN* | 220 000 ha | € 100 | 22 432 |
Agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer (SAN) | 53 000 ha | € 561 | 29 733 |
Onderhoud historische parken en tuinen | 260 | 1342 | |
Herstel historische parken en tuinen | 35 | 276 | |
Natuurbeschermingswet | 175 gebieden | 1 095 | |
Bijdrage Nationale parken | 15 parken | 5 016 | |
Overlevingsplan bos en natuur | 300 projecten | 6 557 | |
Specifieke thema's | 2 549 |
* Inclusief particulier natuurbeheer.
Bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Aantal prestaties | Totale uitgaven | |
1. Terreinbeheer | ||
1a. Doeltypebeheer Natuur, Bos en Landschap | 205 764 ha | 28 353 |
1b. Doeltypebeheer Recreatie | 207 332 ha | 20 958 |
1c. Bijzondere kosten | 8 380 | |
2. Voorlichting, Educatie en Vermaatschappelijking | 16 342 | |
3. Overige Producten en Bedrijfsonderdelen | 3 095 |
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer) | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 193 934 | 148 257 | 129 329 | 145 907 | 150 711 | 158 818 | 146 525 |
UITGAVEN | 139 522 | 130 751 | 127 785 | 150 280 | 155 376 | 163 482 | 151 189 |
Programma-uitgaven | 119 120 | 114 716 | 115 829 | 138 324 | 143 296 | 151 402 | 139 109 |
U0311 Beheer van de EHS | 119 120 | 114 716 | 115 829 | 138 324 | 143 296 | 151 402 | 139 109 |
– Rijksbijdrage SBB | 42 170 | 46 829 | 45 202 | 45 376 | 44 665 | 45 336 | |
– Programma Beheer | 46 865 | 52 042 | 78 036 | 80 762 | 89 580 | 73 594 | |
– Beheer nationale parken | 5 498 | 5 016 | 5 254 | 5 490 | 5 489 | 5 489 | |
– Overlevingsplan Bos en Natuur | 7 971 | 6 557 | 3 432 | 3 430 | 3 430 | 3 430 | |
– Overige beheersregelingen | 12 212 | 5 385 | 6 400 | 8 238 | 8 238 | 11 260 | |
Apparaatsuitgaven | 20 402 | 16 035 | 11 956 | 11 956 | 12 080 | 12 080 | 12 080 |
U0321 Apparaat | 10 460 | 5 798 | 5 582 | 5 582 | 5 706 | 5 706 | 5 706 |
U0322 Baten-lastendienst | 9 943 | 10 237 | 6 374 | 6 374 | 6 374 | 6 374 | 6 374 |
ONTVANGSTEN | 7 984 | 9 535 | 14 583 | 16 714 | 14 271 | 18 541 | 211 |
De programma-uitgaven zijn bij vorenstaande operationele doelstellingen toegelicht aan de hand van prestatiegegevens.
De uitgaven voor het apparaat hebben betrekking op de Dienst Landelijk Gebied en de beleidsdirectie Natuurbeheer. De uitgaven voor de baten-lastendienst hebben betrekking op LASER.
Gegevens inzake apparaatsuitgaven (bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Raming 2003 | |||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | |
Personeel DLG | 76,3 | 35,5 | 2 707 |
Personeel DN | 26,9 | 58,3 | 1 569 |
Materieel | 1 180 | ||
Overig apparaat* | 126 | ||
Bijdrage aan Laser | 6 374 | ||
Totaal apparaatsuitgaven | 11 956 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.
De ontvangsten hebben met name betrekking op EU-bijdragen in het kader van co-financiering van het Programma Beheer en de regeling beheersovereenkomsten natuurontwikkeling RBON (2002: € 9,3 mln.).
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 127 785 | 150 280 | 155 376 | 163 482 | 151 189 |
1a. waarvan apparaatsuitgaven | 11 956 | 11 956 | 12 080 | 12 080 | 12 080 |
2. Pogramma-uitgaven | |||||
2a. waarvan juridisch verplicht | 52 042 | 78 036 | 80 762 | 89 580 | 73 594 |
2b. waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden | 42 355 | 45 202 | 45 376 | 44 665 | 45 336 |
2c. niet onder 2a en 2b begrepen | 21 432 | 15 086 | 17 158 | 17 157 | 20 179 |
2d. totaal | 115 829 | 138 324 | 143 296 | 151 402 | 139 109 |
De apparaatsuitgaven zijn naar hun aard op korte termijn niet flexibel. De meerjarige (in verband met areaaluitbreiding) oplopende programma-uitgaven zijn niet flexibel, daar deze benodigd zijn om de Ecologische Hoofdstructuur adequaat te beheren.
Operationele doelstelling | Evaluatieonderzoek | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
03.11 | Programma Beheer | X | ||||
03.11 | Evaluatie aansturing Staatsbosbeheer | X | ||||
03.11 | Evaluatie stelsel van Nationale Parken | X | ||||
03.11 | Tussentijdse evaluatie Natuur voor Mensen | X | ||||
03.11 | Natuurbalans | X | ||||
03.11 | Natuurverkenning | X |
LNV is verantwoordelijk voor het opstellen van de natuurdoelenkaart , welke de basis en randvoorwaarde vormt voor het beheer. Tevens is LNV verantwoordelijk voor een adequate inzet en werking van de overige genoemde beleidsinstrumenten. LNV faciliteert beheerders van natuur in het behalen van de gewenste natuurkwaliteit op regionaal en lokaal niveau. Provincies zijn verantwoordelijk voor het begrenzen van EHS-gebieden en voor het vervaardigen van gebiedsplannen. Op basis van deze gebiedsplannen worden Programma Beheer subsidies toegekend.
Op dit moment wordt gewerkt aan het scherper in kaart brengen van toekomstige beheerslasten, analoog aan de informatie die in 2001 inzake verwerving en inrichting aan de Kamer is gestuurd. Zeer waarschijnlijk zal dit leiden tot een andere, meer inzichtelijke opzet van het onderhavige beleidsartikel in de begroting 2004. Momenteel wordt tevens gewerkt aan de natuurdoelenkaart, die beoogt aan te geven waar welke natuurkwaliteit gerealiseerd moet worden. Naar verwachting wordt de natuurdoelenkaart in de loop van 2003 vastgesteld. Na besluitvorming over de kaart zal de voortgang van de realisatie van de gestelde doelen zichtbaar gemaakt worden in de begroting.
04 Economisch perspectiefvolle agroketens
De algemene beleidsdoelstelling is de bevordering van economisch perspectiefvolle en internationaal concurrerende agroketens. De overheid ziet zich geplaatst voor de uitdaging om de condities te scheppen waaronder de agrosector zich duurzaam kan ontwikkelen en rekening houdt met maatschappelijke wensen. Dit doet zij onder meer door:
* het stimuleren en faciliteren van maatschappelijk verantwoord ondernemen;
* het stimuleren van vernieuwing in de keten op gebieden van duurzame ketens, agrologistiek (transportpreventie), marketing, kwaliteit, garantiesystemen, ICT-informatievoorziening en differentiatie in niche markten zoals streek- en biologische producten;
* de inzet van het exportinstrumentarium (inclusief de instrumenten van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken);
* het ondersteunen van belangrijke processen van herstructurering in de veehouderij, de glastuinbouw en de visserij.
Op deze wijze draagt de overheid bij aan (her)nieuw(d) perspectief voor de agrosector en blijft de Nederlandse agrosector internationaal concurrerend op vooral hoog ontwikkelde markten.
Grafiek 7: Procentuele verdeling uitgaven 2003 over operationele doelstellingen en apparaat
04.11 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex
Het kabinet heeft voor 2010 een duurzaam werkend, op eigen kracht internationaal concurrerend agro-foodcomplex voor ogen, dat midden in de samenleving staat en toonaangevend is binnen Europa. Een agro-bedrijfsleven dat, ondanks afnemende marktondersteuning door de overheid, nieuwe strategieën ontwikkelt en zicht richt op technologische en innovatieve ontwikkelingen die zich – deels buiten de agrosector – voltrekken en op de mogelijkheden in internationale markten.
Aangrijpingspunten voor bepaling van de concurrentiekracht van het agro-foodcomplex zijn in dit verband de volgende factoren:
* het vermogen tot aanpassing aan de markt;
* het ondernemersklimaat;
* het vermogen om in flexibele netwerken en ketens samen te werken;
* de beschikbaarheid van kwalitatief hoogwaardige productiefactoren;
* de juridische en bestuurlijke institutionele omgeving;
* een internationaal speelveld, dat goed toegankelijk is en wordt benut.
De verantwoordelijkheid voor de concurrentiekracht ligt primair bij de sectoren c.q. bedrijven zelf. Het ministerie streeft naar een effectieve bijdrage aan de gewenste ontwikkeling met de volgende subdoelstellingen:
* het bevorderen van een zo groot mogelijke participatie en presentie van Nederlandse bedrijven en agrarische producten op buitenlandse markten;
* verbeteren van energie-efficiency in bedrijven, gebaseerd op reële besparingsmogelijkheden.
Omschrijving | 2003 |
Gerealiseerde bilaterale agro-economische samenwerkingsactiviteiten | 75% |
Geaccordeerde energiebesparingsplannen van de in 2002 toegetreden bedrijven | 100% |
Geaccordeerde meerjarenplannen van de toegetreden branches | 100% |
Een belangrijke indicator voor het effect van het internationaliserings-programma vormt de mate van realisatie van bilaterale agro-economische samenwerkingsactiviteiten. Aangezien deelname aan activiteiten grotendeels voor kosten van de deelnemers komt, indiceert de mate van realisatie de aansluiting op de behoeften van de doelgroep.
Concrete afspraken over energie-efficiencyverbetering worden voor bedrijven vastgelegd in energiebesparingsplannen. De plannen worden (mede op het advies van de NOVEM) getoetst door gemeenten en provincies. De plannen worden per toegetreden branche gebundeld in een meerjarenplan welke de doorkijk geeft van de beoogde energie-efficiencyverbetering van de branche gedurende de MJA-periode.
De agrosector in Nederland is internationaal van aard. Het gaat daarbij niet alleen meer om de directe export van Nederlandse producten en de import en re-export van producten na verwerking, maar ook om het opzetten van langdurige relaties in de vorm van investeringen en participatie in productie en logistiek in andere landen, alsmede om kennisoverdracht. Deze laatste soort activiteiten vraagt om de inzet van een nieuw soort instrumenten, gebaseerd op wederzijdse samenwerking en wederzijds profijt, naast het traditionele handelsbevordering instrumentarium.
In nauwe samenspraak met de Agrarische Vertegenwoordiging in het Buitenland en de doelgroep, in het bijzonder het MKB, wordt jaarlijks een breed spectrum van activiteiten ontwikkeld om deze bilaterale samenwerking te bevorderen. In dit kader moet gedacht worden aan de gebruikelijke handelsmissies, seminars, vakbeurzen en contactbijeenkomsten, waarbij in toenemende mate aandacht is voor niche markten met een hoge toegevoegde waarde en een positief imago waaronder biologische en streekproducten. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is daarbij steeds het uitgangspunt.
Met een aantal landen vinden onderhandelingen plaats over vermindering van handelsbelemmeringen, vooral op veterinair en fytosanitair terrein. Er zijn projecten met overheden, instituties en bedrijven in Midden- en Oost-Europese landen en Zuid-Afrika gericht op verbetering van de samenwerking. Deze doelstelling geldt ook voor de 3 bestaande centra voor training en technologie-overdracht in China en Vietnam en de 2 nieuw op te zetten centra in Oost Europa.
Meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA's) tussen overheid en bedrijfsleven gericht op de Nederlandse voedingsen genotmiddelenindustrie (VGI) De MJA's zijn bedoeld om bedrijven te faciliteren bij het nemen van energiebesparende maatregelen, om besparingsresultaten te monitoren en om nieuwe energiebesparingsmogelijkheden te onderzoeken en toe te passen. In de MJA's worden specifieke efficiencydoelstellingen vastgesteld per sector in de VGI.
De visie agrologistiek krijgt in 2002 en 2003 concrete uitwerking in pilotprojecten. Het programma CLIENT, Controles op Landbouwgoederen bij Im- en Export naar een Nieuwe Toekomst, dat als doel heeft om administratieve en logistieke processen bij inen uitvoer van landbouwgoederen te verbeteren, is gestart. Het wordt in nauwe samenwerking met de Belastingdienst/Douane en met betrokken organisaties uit het bedrijfsleven uitgevoerd.
Nederlandse productie-, verwerkings- en distributiebedrijven van agrarische (food en non-food) producten.
Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie (x € 1000) | Totale uitgaven (x € 1000) | |
Bilaterale economische samenwerking (projecten) | 120 | 30,0 | 3 597 |
Energie | 1 617 | ||
Overige (projecten) | 20 | 51,2 | 1 023 |
04.12 Herstructurering (melk)veehouderij
Doelstelling is het bereiken en behouden van grondgebondenheid op gebiedsniveau, teneinde de gebiedsspecifieke milieukwaliteit in kwetsbare gebieden (in reconstructie en niet-reconstructiegebieden) te realiseren. Hiermee wordt de structuur van de melkveehouderij versterkt zodat voor deze bedrijven duurzaam perspectief is in de kwetsbare gebieden. Daarnaast worden meerdere, met elkaar samenhangende milieuproblemen aangepakt in deze gebieden. Voor de besteding van de gelden is een ex-ante evaluatie gepland(2003/2003), die inzicht zal moeten verschaffen in de verwachte effectiviteit van het in te zetten beleid, doelen en instrumenten.
Voor deze doelstelling zijn nog geen concrete streefwaarden geformuleerd.
Voor verbetering van de milieukwaliteit (nitraat, ammoniak, fosfaat en/of verdroging) en voor andere thema's (bijvoorbeeld weidegang) worden voor de betreffende gebieden op provinciaal niveau maatregelen en voorzieningen getroffen en/of extra eisen worden gesteld. Bij de uitvoering kunnen de provincies beschikken over de volgende nationale instrumenten:
a. Regeling Bedrijfshervestiging en -beëindiging;
b. kavelruil (vrijwillig) en herverkaveling; de mogelijkheden van een grondbank op publiek of publiek-private basis worden onderzocht.
c. creëren van passende inplaatsingslocaties;
In het kabinetsstandpunt Veenkoloniën is € 2,3 mln. gereserveerd voor ontwikkeling van de melkveehouderij in de Veenkoloniën. Deze middelen zullen worden ingezet voor het wegnemen van belemmeringen (infrastructuur, ontsluiting) en het creëren van een grondbank.
Melkveehouders en overige grondeigenaren in kwetsbare gebieden.
04.13 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie
Het operationele doel is het bevorderen van een perspectiefvolle en duurzame glastuinbouw. Om perspectiefvol te zijn moet economisch en vraaggericht worden geproduceerd met aandacht voor kwaliteit en innovatie van producten en productieprocessen. Duurzaam houdt in dat de productie plaatsvindt binnen de (wettelijke) randvoorwaarden voor energie, milieu, ruimtelijke kwaliteit en sector, dan wel op een vrijwillig gekozen hoger niveau.
Subdoelen daarbij zijn:
* een perspectiefvolle en duurzame glastuinbouw in economische en milieutechnische zin;
* een perspectiefvolle en duurzame glastuinbouw qua ruimtelijke kwaliteit;
Hierbij moet bedacht worden dat deze subdoelen onderling/wederzijds afhankelijk zijn. Duurzaam gebruik van energie past in de context van het energiebesparingsbeleid, het klimaatbeleid en de nota Voedsel en Groen.
Een tweede operationele doel is de implementatie van het energiebesparingsbeleid voor de primaire productie. Dit beleid is geconcretiseerd in afspraken met de sector. Deze afspraken hebben betrekking op vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, mineralen en energie (de Integrale Milieutaakstelling IMT). In het Aanvullend Convenant Glastuinbouw en Milieu (2002) is met de sector voorts overeengekomen dat betrokken partijen (overheid en bedrijfsleven) zich ten doel stellen de (ruimtelijke) herstructurering zodanig te bevorderen en te faciliteren, dat de haalbaarheid van de IMT wordt vergroot, duurzame ontwikkeling en inrichting van nieuwe glastuinbouwlocaties is gewaarborgd, de ruimtelijke en milieuhygiënische kwaliteit van bestaande concentratiegebieden belangrijk verbetert, en de sociaal-economische positie en de concurrentiekracht van de sector verbeteren.
Perspectiefvolle en duurzame landbouw
In de periode 1997 tot en met 2006 is de (achterhaalde) bedrijfsstructuur op 25% van het glastuinbouwareaal verbeterd. Tot en met 2002 is circa 500 ha nieuw glas gerealiseerd.
In 2003–2006 zal nog ca 500 ha nieuw glas worden gerealiseerd op bedrijven die hun bedrijfsstructuur hebben verbeterd.
Instrument | Realisatie t/m 2002 | 2003 | 2006 |
RSG-regeling (nieuw glas) | 500 ha | 170 ha | Totaal 1 000 ha |
In de periode 2000–2010 wordt de omslag gemaakt van (nu merendeels) autonome vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven naar projectvestigingslocaties met een omvang van 2700 ha netto glas. Naast de reeds aangewezen 10 locaties gaat het ook om hervestiging van glastuinbouwbedrijven in door provincies aan te wijzen regionale concentraties met perspectief. In 2010 is het verspreid vestigen van glastuinbouwbedrijven gestopt. In de periode tot 2006 is de verbetering van de infrastructuur in de bestaande gebieden Westland en Aalsmeer gerealiseerd. Met de beschikbare gelden tot en met medio 2003 zal ongeveer de helft van de infrastructuurplannen worden gerealiseerd.
Implementatie energiebesparingsbeleid
Met betrekking tot energie is vastgelegd:
Sector | Efficiencyverbetering | Aandeel duurzame energie | ||
---|---|---|---|---|
2005 | 2010 | 2005 | 2010 | |
Glastuinbouw t.o.v. 1980 | 65% | 4% | ||
Paddestoelen t.o.v. 1995 | 20% | 5% | ||
Bloembollen t.o.v. 1995 | 22% | 4% |
In het Glami/IMT zijn voorts de volgende doelstellingen voor 2010 opgenomen (alle ten opzichte van 1984–1988 behalve stikstof en fosfaat).
Gewasbeschermingsmiddelen | 2010 |
Vermindering van het verbruik | 72% |
Emissiereductie (lucht) | 88–72% |
Emissiereductie (bodem,grondwater) | >75% |
Emissiereductie (oppervlaktewater) | 95% |
Vermesting: | |
Emissiereductie stikstof en fosfaat t.o.v. 1985 | 95% |
Het Besluit glastuinbouw (een bundeling van regels op grond van Bestrijdingsmiddelenwet, Wet Milieubeheer en Wvo) regelt dat een glastuinder jaarlijks uiterlijk 1 mei zijn gebruik van energie, gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen over het voorafgaande jaar rapporteert aan gemeenten en provincies (voor het eerst per 1 mei 2003). Op basis van deze registraties zal jaarlijks de Stuurgroep Glastuinbouw en Milieu een voortgangsrapport uitbrengen over het voorafgaande jaar, waarin voor de onderscheiden milieuvelden wordt ingegaan op de mate van doelbereiking.
Het beleid voor een perspectiefvolle en duurzame glastuinbouwsector en energiebesparing kent diverse ingangen: regelgeving, subsidies/fiscaal, onderzoek, communicatie/voorlichting.
Perspectiefvolle en duurzame glastuinbouw
* Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG): subsidie voor vernieuwende investeringen opbedrijven die hun bedrijfsstructuur verbeteren en subsidie voor afbraak van glas op beëindigende bedrijven.
* Infrastructuurregeling: subsidieregeling in samenwerking met gemeenten en waterschappen ter verbetering van de infrastructuur in de glastuinbouwgebieden Westland en Aalsmeer.
* Stimuleringsregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden(Stidug): bevordert de ontwikkeling van projectvestiginglocaties en de hoogwaardige en duurzame inrichting ervan. Vanaf 2003 vindt de uitvoering van de tweede tranche plaats.
* Stimulering van onderzoeksinfrastructuur: in 2002 is begonnen met de bouw van een nieuw proefstation voor de Bloemisterij en Glasgroenten te Bleiswijk.
* Landbouwkwaliteitswet en Bestrijdingsmiddelenwet: deze regelgeving draagt tevens bij aan voedselveilige producten.
Implementatie energiebesparingsbeleid
* Besluit glastuinbouw: ingegaan per 1-4-2002. Het Besluit glastuinbouw integreert de meest relevante milieuregelgeving voor de glastuinbouw en vertaalt de Integrale Milieutaakstelling 2000–2010 op sectorniveau naar de individuele glastuinbouwbedrijven.
* Het ministerie van LNV levert in 2003 een extra bijdrage aan energieonderzoek in de glastuinbouw, bloembollen en paddestoelensector.
* Communicatie/voorlichting, inclusief demonstratieen bestaande innovatieprojecten.
* Certificering: het ministerie van LNV sluit met registratie voor regelgeving aan bij certificeringssystemen in de markt, gericht op kwaliteit, milieu en de consument.
* Het ministerie van LNV voert een voorlichtingsproject uit, gericht op de verbetering van het energiemanagement in de glastuinbouw, bloembollen en paddestoelenteelt met het oog op de liberalisering van de energiemarkt. Dit project loopt tot eind 2003.
* Stimulering van demonstratieprojecten in de glastuinbouw, bloembollen en paddestoelensector in het kader van de aparte energietender binnen de demonstratieregeling. In 2003 zal deze regeling opnieuw worden opengesteld.
Doelgroep is de Nederlandse glastuinbouwsector bestaande uit ca. 10 000 bedrijven met een totaal glasareaal van ongeveer 11 000 ha.
Instrument | Aantal prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie (x € 1 000) | Totale uitgaven (x € 1 000) |
RSG investeringen* | 236 hectare | 45 | 10 603 |
RSG glasafbraak | 40 hectare | 45 | 1 815 |
STIDUG | 275 ha | 36,3 | 10 004 |
Energie en demoregeling | voorlichting, demo en onderzoek | – | 2 548 |
Inrichtingsprojecten | Westland, Aalsmeer e.o. | – | 908 |
Diverse | 354 | ||
Ombuiging Strategisch Akkoord | – 5 450 |
* Het aantal prestaties van 236 ha. heeft zowel betrekking op de openstelling 2003 alsmede de uitfinanciering van de openstelling 2002.
04.14 Herstructurering visserij
Doelstelling van de herstructurering in het visserijbeleid is het verminderen van de vangstcapaciteit van de visserijvloot.
Evenwicht tussen de te vangen hoeveelheden vis en de vangstcapaciteit van de zeevisserijvloot. Om dit te bewerkstelligen, zal de omvang van de vloot in 2003 met 2 200 BT (en ongeveer 5 300 kW) worden teruggebracht.
Voor het realiseren van deze doelstelling zijn middelen uit de brandstofcompensatie en uit het Europese Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) beschikbaar.
Om evenwicht tussen de te vangen hoeveelheden vis en de vangstcapaciteit van de zeevisserijvloot te realiseren, zijn de volgende instrumenten beschikbaar:
Afroming van vermogensuitgifte bij overdracht van licenties; openstelling van subsidieregelingen met bijdrage vanuit de Europese begrotingen voor vrijwillige sanering van vaartuigen; beheersing van de visserij-inspanning door middel van een regime van zeedagen. De aantallen uitgegeven zeedagen zijn gerelateerd aan de toegestane hoeveelheden te vangen vis.
Ten opzichte van de begroting 2002 is het deel van de beleidsinstrumenten, dat meer betrekking heeft op het bevorderen van «duurzaamheid», ondergebracht onder operationele doelstelling 5.15 Ecologisch duurzame visserij. De bijbehorende middelen uit de brandstofcompensatie worden nu daar geraamd.
Schippereigenaren, reders en opvarenden van vissersschepen.
Instrument | Prestatie | Uitgaven(x € 1 mln.) |
Capaciteitsvermindering | 2 200bt | 5,5 |
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
04 Economisch perspectiefvolle agro- ketens | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 200 630 | 122 543 | 64 026 | 60 221 | 42 833 | 44 338 | 28 454 |
UITGAVEN | 180 076 | 191 409 | 62 800 | 58 081 | 57 561 | 61 075 | 43 547 |
Programma-uitgaven | 134 188 | 146 420 | 37 983 | 33 419 | 32 898 | 36 412 | 18 884 |
U0411 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex | 10 063 | 12 288 | 6 237 | 6 055 | 7 268 | 5 952 | 5 952 |
– Bilaterale economische samenwerking | 4 042 | 3 597 | 3 597 | 3 597 | 3 597 | 3 597 | |
– Masterplan Duitsland/Nachbarland Niederlande | 3 494 | ||||||
– Energie | 1 585 | 1 617 | 1 617 | 1 617 | 1 617 | 1 617 | |
– Overig | 3 167 | 1 023 | 841 | 2 054 | 738 | 738 | |
U0412 Herstructurering veehouderij | 92 454 | 94 112 | 5 464 | 4 365 | 3 338 | 9 918 | 9 918 |
– RBV | 89 374 | ||||||
– Overig | 4 738 | 5 464 | 4 365 | 3 338 | 9 918 | 9 918 | |
U0413 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie | 12 406 | 21 568 | 20 782 | 17 499 | 16 792 | 15 042 | 3 014 |
– RSG | 8 707 | 12 418 | 11 756 | 12 028 | 12 028 | 0 | |
– Stidug | 7 351 | 10 004 | 11 011 | 13 270 | 13 270 | 13 270 | |
– Energie en demoregeling | 586 | 2 548 | 3 024 | 3 336 | 3 336 | 3 336 | |
– Inrichting | 4 001 | 908 | 454 | 454 | 454 | 454 | |
– Overig | 923 | 354 | 354 | 354 | 354 | 354 | |
– Strategisch Akkoord: generieke subsidietaakstelling* | – 5 450 | – 9 100 | – 12 650 | – 14 400 | – 14 400 | ||
U0414 Herstructurering Visserij | 19 265 | 18 452 | 5 500 | 5 500 | 5 500 | 5 500 | 0 |
– Vlootstructuurbeleid | 13 600 | 5 500 | 5 500 | 5 500 | 5 500 | ||
– Technische maatregelen en onderzoek | 1 980 | ||||||
– Samenwerkingsovereenkomst | 2 872 | ||||||
Apparaatsuitgaven | 45 888 | 44 989 | 24 817 | 24 662 | 24 663 | 24 663 | 24 663 |
U0421 Apparaat | 24 986 | 21 333 | 20 816 | 20 661 | 20 662 | 20 662 | 20 662 |
U0422 Baten-lastendienst | 20 902 | 23 656 | 4 001 | 4 001 | 4 001 | 4 001 | 4 001 |
ONTVANGSTEN | 97 968 | 76 988 | 3 949 | 4 467 | 4 739 | 4 739 | 2 509 |
* Inclusief de nadere besluitvorming begroting 2003.
De programma-uitgaven zijn bij vorenstaande operationele doelstellingen toegelicht aan de hand van prestatiegegevens.
De uitgaven voor het apparaat hebben betrekking op de Algemene Inspectiedienst, de Dienst Landelijk Gebied en de beleidsdirecties Landbouw en Industrie en Handel. De uitgaven voor de baten-lastendienst hebben betrekking op LASER.
Gegevens inzake apparaatsuitgaven (bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Raming 2003 | |||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | |
Personeel DLG | 1,2 | 35,0 | 42 |
Personeel DL | 42,2 | 53,7 | 2 267 |
Personeel I&H | 32,8 | 53,5 | 1 756 |
Personeel AID | 262,9 | 47,4 | 12 460 |
Materieel | 4 256 | ||
Overig apparaat* | 35 | ||
Bijdrage aan LASER | 4 001 | ||
Totale apparaatsuitgaven | 24 817 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.
De ontvangsten hebben onder meer betrekking op inkomsten afkomstig uit het Europese Structuurfonds FIOV in het kader van de Regeling capaciteitsvermindering en andere maatregelen uit hoofde van het Enig Programmerings Document (EPD). Daarnaast worden inkomsten van de Europese Unie geraamd voor de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw.
Ontvangsten 2003 (x € 1 000) | |
---|---|
Totaal | 3 949 |
EU-ontvangsten Regeling Structuurverb. Glastuinbouw | 2 062 |
Ontvangsten Visserij FIOV | 1 700 |
Overige ontvangsten | 187 |
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 62 800 | 58 081 | 57 561 | 61 075 | 43 547 |
1a. waarvan apparaatsuitgaven | 24 817 | 24 662 | 24 663 | 24 663 | 24 663 |
2. Pogramma-uitgaven | |||||
2a. waarvan juridisch verplicht | 20 699 | 13 556 | 9 361 | 1 507 | 0 |
2b. waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden | 17 284 | 19 863 | 23 537 | 34 905 | 15 225 |
2c. niet onder 2a en 2b begrepen | 0 | 0 | 0 | 0 | 3 659 |
2d. totaal | 37 983 | 33 419 | 32 898 | 36 412 | 18 884 |
De apparaatsuitgaven zijn naar hun aard op korte termijn niet flexibel. De programma-uitgaven zijn voor een groot deel juridisch verplicht of liggen vast in meerjarige bestuurlijke afspraken. Dit omvat onder meer de afspraken met de visserijsector in verband met de brandstofcompensatiemiddelen (incl. FIOV), de meerjarenafspraken energie (CO2-reductie) en de herstructurering glastuinbouw (RSG en Stidug).
De beleidsinzet bij versterking van de concurrentiekracht van het agro-foodcomplex gaat er vanuit dat in het komende decennium de Nederlandse agrosector zich zodanig aan zal moeten kunnen passen dat voldaan wordt aan milieu-eisen, aan eisen op het gebied van voedselveiligheid en aan eisen van de markt. Bovendien zal de Nederlandse agrosector haar weg moeten weten te vinden in een wereld waarin sprake is van een voortgaand proces van handelsliberalisatie, relatief hoge kostprijzen in het eigen land en toenemende concurrentie uit nieuwe productiegebieden.
De beleidsinzet bij het verbeteren van energie-efficiency is gebaseerd op het commitment dat Nederland en de Europese Unie zijn aangegaan in Kyoto (1997) voor het terugdringen van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen.
Een goede uitwerking van de herstructurering gaat ervan uit dat:
* het mest- en ammoniakbeleid in Nederland wordt uitgevoerd zoals nu gepland is. Dit kan onder druk van de Europese Commissie mogelijk gewijzigd worden
* de provincies deze taak goed kunnen uitvoeren. De aansturing van het gebiedsgerichte beleid is nog in ontwikkeling.
De beleidsinzet bij het verbeteren van energie-efficiency is gebaseerd op het commitment dat Nederland en de Europese Unie zijn aangegaan in Kyoto (1997) voor het terugdringen van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen.
Voor het behalen van de beleidsdoelen glastuinbouw is de economische situatie van belang op het tijdstip en de mate waarin ondernemers investeren in beleidsmatig en op duurzaamheid gewenste voorzieningen Daarnaast is het van belang dat de bedrijven in regio's met een herstructureringsopgave prioriteit geven aan de investeringsinhaalslag. Tenslotte is het stoppen van verspreide nieuwvestiging afhankelijk van vrijwillige medewerking van ondernemers en van het actualiseren van (streek- en) bestemmingsplannen.
Daar de besluitvorming over de toekomst van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid naar verwachting pas eind 2002 zal plaatsvinden, is daarmee nog geen rekening gehouden in de begroting. Dit geldt ook voor de besluitvorming over de doelstellingen van het Vierde Meerjarige Oriëntatie Programma voor de visserijvloot (MOP IV), die naar verwachting in de loop van 2003 zal plaatsvinden.
Operationele doelstelling | Evaluatieonderzoek | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
04.11 | Activiteitenprogramma Bil. Agr. Ec. Samenw. | X | X | |||
04.11 | Energie | X | ||||
04.11 | Masterplan Duitsland | X | ||||
04.12 | Regeling Bedrijfsbeëindiging Veehouderij | X | ||||
04.13 | Duurzaam gebruik energie glastuinbouw | X | ||||
04.13 | Herstructurering bedrijfsstructuur glastuinbouw | |||||
04.13 | Ruimtelijke herstructurering glastuinbouw | X | ||||
04.14 | evaluatie uitvoering EPD | X |
Eens in de drie jaar wordt een waarderingsonderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van de beleidsinstrumenten die voor de versterking van de concurrentiekracht worden ingezet. De eerst volgende keer is in 2005. Het imago van Nederlandse agrarische producten in Duitsland – streefwaarde 62 (op een schaal van 100) wordt in 2002 gemeten. Het project Masterplan Duitsland zal in 2003 worden geëvalueerd. Concrete afspraken over energie-efficiencyverbetering worden in eerste instantie gemaakt voor de periode 2002 – 2004. In 2005 vindt de evaluatie van deze energiebesparingsplannen plaats.
In 2005 zal een evaluatie plaatsvinden inzake Duurzaam gebruik van energie in de glastuinbouw. In 2006 vindt de evaluatie Ruimtelijke herstructurering glastuinbouw plaats, gericht op de projectvestigingslocaties en de bestaande gebieden Westland en Aalsmeer. In 2007 zal de eindevaluatie plaatsvinden van de Herstructurering bedrijfsstructuur glastuinbouw, nadat in 2006 de RSG zal zijn beëindigd.
De Europese Unie heeft in 2001 een evaluatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid opgeleverd. Deze evaluatie is de grondslag voor de herziening waarvan de implementatie de komende jaren zal plaatsvinden. Voor dit onderdeel van de begroting wordt een nieuwe evaluatie in 2007 verwacht.
LNV is verantwoordelijk voor de doelstellingen en streefwaarden met betrekking tot de economisch perspectiefvolle agroketens en voor de inzet van beleidsinstrumenten die gericht zijn op een effectieve bijdrage aan de ontwikkeling van de concurrentiekracht van de sectoren en bedrijven.
LNV legt volgens het sturingsmodel tussen Rijk en provincies vast hoe en waar welke middelen voor welke doelen worden besteed. Het Rijk blijft hiermee verantwoordelijkheid voor de resultaten. In de reconstructiegebieden gaat dit eerst nog via reconstructieplannen, die afzonderlijk door het Rijk worden beoordeeld.
Volgend jaar worden de plannen voor reconstructie ingediend, zodat in de begroting 2004 concrete doelstellingen geformuleerd kunnen worden.
05 Bevorderen duurzame productie
Algemene doelstelling is de bevordering van duurzame productie door sectoren in de land-, tuinbouw en visserij. Voor de laatstgenoemde sector betekent dit specifiek het bevorderen van een visserij die rekening houdt met de draagkracht van het ecosysteem in het water.
De productiesectoren staan de komende jaren voor een forse opgave om te kunnen voldoen aan de verwachtingen van de samenleving ten aanzien van product en productiewijze. Deze verwachtingen – bijvoorbeeld ten aanzien van voedselveiligheid, dierenwelzijn, natuur en milieu – ontwikkelen zich snel en vormen de «licence to produce» voor het bedrijfsleven. Het is primair aan het bedrijfsleven zelf om daarop in te spelen en «tekorten» tussen dat wat de samenleving verlangt en dat wat het bedrijfsleven biedt weg te werken.
De overheid ondersteunt dit proces door enerzijds heldere randvoorwaarden te stellen en anderzijds ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te stimuleren. Dit in samenhang met de bevordering van herstructurering onder beleidsartikel 4, die uiteraard ook bijdraagt aan duurzame productie.
Grafiek 8: Procentuele verdeling uitgaven 2003 over operationele doelstellingen en apparaat
05.11 Bevorderen biologische landbouw
De doelstelling van de Beleidsnota biologische landbouw 2001–2004 is de ontwikkeling naar een op eigen kracht internationaal concurrerende duurzame sector, die midden in de samenleving staat en toonaangevend is in Europa. De invalshoek die daarbij wordt gekozen is een vraaggerichte benadering. De wensen van burger en consument zijn leidend en sturen het agrofoodcomplex aan. De belangrijkste beleidsspeerpunten betreffen het professionaliseren van vraaggerichte ketens, een optimale transparantie en sluitende biologische ketens, kennisontwikkeling en- verspreiding en het stimuleren van de biologische primaire productie.
De geformuleerde kwalitatieve doelstelling uit de beleidsnota kan worden vertaald in een kwantitatieve richtinggevende streefwaarde van 10% biologisch areaal in 2010. Uitgaande van de realisatie in 2001 betekent dit een jaarlijkse groei van 20%.
De groei van de biologische landbouw komt niet alleen tot uiting in het aantal ha maar ook in de groei van het aantal bedrijven.
Omschrijving | cumulatief 2001 | groei 2001 | begroting 2002 | streefwaarde 2003 |
Groei in ha | 37 726* | 4 720 | 6 600–9 000 | 8 000–11 000 |
Groei in aantal bedrijven | 1 510* | 116 | 350–475 | 320–400 |
% biologische landbouw (ha) op totaal areaal landbouw | 1,9% | – | – | 2,7%-3% |
NB: getallen betreffen biologische landbouw, inclusief «in omschakeling» |
* Bron: Stichting SKAL.
Voor de inzet van beleidsinstrumenten is de Beleidsnota biologische landbouw uitgangspunt. Het is echter mogelijk dat de uitkomst van de tussentijdse (deel)evaluatie van de nota, welke eind 2002 wordt uitgevoerd, aanleiding geeft voor wijzigingen in de inzet beleidsinstrumenten.
Het ministerie van LNV zet in 2003 de volgende beleidsinstrumenten in:
* professionaliseren van de ketens: LNV zal de ketenpartijen verder uitdagen een stimuleren om met concrete projecten en plannen verdere invulling te geven aan de in 2002 opgestelde ketenbusinessprogramma's. Daar waar nodig ondersteunt LNV deze financieel.
* de in 2002 ingezette reclamecampagne voor biologische producten zal verder worden uitgevoerd (met tv-spots en prints).
* Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) zal worden opengesteld indien de markt-perspectieven daartoe aanleiding geven.
* In navolging op de IBV zullen ook voor andere sectoren dan de varkenssector passende instrumenten worden ingezet die de omschakeling van de primaire sector ondersteunen indien er aantoonbaar perspectief in de markt en samenwerking in de keten is.
* Kennisontwikkeling en -verspreiding; de ingezette intensivering van onderzoek t.b.v. biologische landbouw bij WUR en andere instituten zal worden voortgezet. Verdere integratie van «biologisch» en «gangbaar» wordt nagestreefd. Specifieke aandacht zal uitgaan naar kennisverspreiding naar praktijk en naar onderwijs.
* In de Kaderregeling Kennis en Advies, welke in 2001 is opgesteld, wordt aan agrarische ondernemers ondersteuning gegeven bij activiteiten die gericht zijn op omschakeling naar biologische productie (o.a. het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan).
Het beleid met betrekking tot de biologische landbouw richt zich op alle actoren die een bijdrage kunnen leveren aan de groei en professionalisering van de sector te weten: primaire sector (zowel gangbare landbouw die om moet schakelen als de reeds biologische sector die zich verder moet professionaliseren), de relevante partijen in de keten en de consument.
Instrument | Prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie (x € 1 000) | Totale uitgaven (x € 1 000) |
Publieksvoorlichting | TV-spots/prints | 726 | |
Platform Biologica | Beleidsondersteuning | 408 | |
Professionalisering van de keten | projecten/processen | divers | 3 403 |
Investeringsregeling Biologische Varkens* (IBV) | 20 bedrijven | 128 | 2 569 |
RSBP* | 5 700 | ||
Kwaliteitszorg* | 508 |
* Deze posten betreffen de uitfinanciering van reeds aangegane verplichtingen in voorgaande jaren.
Met de uitfinanciering van de RSBP wordt ca. 10 000 ha. omschakeling en ca. 5 000 ha. voortzetting ondersteund.
05.12 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
Hoofddoelstelling van beleid is het bevorderen van een duurzame productie. Het gaat daarbij enerzijds om de systeem- en procesdoelen die het best in algemene zin kunnen worden geformuleerd en aangepakt. Juist deze aspecten kunnen echter sterk bepalend zijn voor het op gang komen en het tempo van het beoogde verduurzamingsproces, zoals: de relatie tussen boer, burger en overheid, innovatie(vermogen), consumentengedrag, de afstand tussen producent en consument, regeldruk en administratieve lasten, organisatiestructuren en internationale kaders.
Anderzijds betreft het de doelen die op specifieke problematiek zijn richt, bijv. op milieugebied (mest/nitraat). Specifiek doel is evenwicht op de mestmarkt en reductie van het mestoverschot tot een verantwoord niveau. Daarnaast dient het gebruik van mineralen in de land- en tuinbouw plaats te vinden binnen de milieurandvoorwaarden. Het mest- en mineralengebruik (stikstof en fosfaat) dient te worden beperkt tot een hoeveelheid waarbij de milieunormen voor het grond- en oppervlaktewater niet worden overschreden, wat betekent dat de verliesnormen op bedrijfsniveau niet mogen worden overschreden en er evenwicht moet zijn tussen het aanbod van mineralen en de vraag binnen de Nederlandse landen tuinbouw gegeven de normen in 2003 en de periode daarna.
Het voorkomen van overschrijding van de verliesnormen op bedrijfsniveau moet worden gerealiseerd door MINAS. Het evenwicht tussen vraag en aanbod op de mestmarkt moet worden bewerkstelligd door het stelsel van mestafzetovereenkomsten (MAO). Tot 2005 blijft ook het stelsel van dierrechten (varkens en pluimvee) en mestproductierechten nog bestaan.
Schatting landelijk mestoverschot in 2003 | mln. kg fosfaat |
Mestproductiecapaciteit | 162 |
Mestplaatsingscapaciteit | 158 |
Landelijk mestoverschot (bandbreedte 0–12 kg) | 4 |
Bovenstaand leidt tot de volgende prioriteiten in 2003:
1. Het overbruggen van de kloof tussen boer, burger en overheid door het versterken van het maatschappelijk draagvlak voor de duurzame landbouw. Inzet is om maatschappelijke organisaties in te schakelen bij de transitie, met name op de punten waarop zij een meerwaarde hebben en waar de overheid niet actief kan of wil zijn: het aanspreken en betrekken van burgers, confronteren en het uitoefenen van (maatschappelijke) druk op marktpartijen, aandacht vragen voor onderwerpen rond duurzaamheid, bij elkaar brengen van mensen of groepen.
2. Het realiseren van transparantie van ketens en producten middels het inrichten van een bedrijvenplatform.
3. Het adopteren en inzetten van voorlopers. Hiertoe dienen de «skills» van de ondernemers te worden bevorderd en in het verlengde daarvan ook gebruik en invoering van bestaande innovatiemogelijkheden op de bedrijven. Een intersectorale uitwisseling van gegevens en ervaringen is hierbij van belang.
Op milieugebied:
Omschrijving | 2003 |
Minas: percentage bedrijven zonder overschrijding van de verliesnormen | 100% |
MAO: percentage bedrijven zonder overschrijding jaarplafond | 100% |
De MINAS-heffing is prohibitief (hoogte is zodanig bepaald dat bedrijven zich zullen houden aan de verliesnormen, omdat beperking van het mineralenoverschot op het bedrijf goedkoper is dan het betalen van de heffing).
Het hanteren van de MINAS-heffing als basis voor de streefwaarde heeft als nadeel dat de resultaten pas in het jaar t+2 bekend zijn. Voor de verantwoording in jaar t+1 wordt gebruik gemaakt van een alternatieve indicator.
De voortgang van de streefwaarden zal daarom worden gemeten aan de hand van:
* hoeveelheid afgesloten mestafzetcontracten in vergelijking tot de geschatte behoefte aan mestcontracten (volgens berekening mestoverschot), incl. erkende hoeveelheid export en erkende hoeveelheid mestverwerking (alles uitgedrukt in kg stikstof in mest). Hierbij dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat niet de volledige mestproductie, maar 90%, voorafgaand aan het productiejaar, afgedekt hoeft te zijn met de vastgelegde plaatsingsruimte.
* hoeveelheid afgesloten mestafzetcontracten in vergelijking tot de werkelijke hoeveelheid afgezette stikstof in mest zoals dat blijkt uit MINAS.
* landelijk mestoverschot (berekening Permanente Commissie van Deskundigen Mest- en Ammoniakproblematiek)
* monitoring hoeveelheid fosfaat die uit de markt is gehaald (opkoopregelingen e.d.). De jaarlijkse monitoringsrapportage van het Milieu- en Natuurplanbureau dient hiervoor de nodige informatie te leveren.
In 2003 zullen de volgende instrumenten worden ontwikkeld/ingezet:
1. De regeling «versterking maatschappelijk draagvlak duurzame landbouw» zal (op tenderbasis) worden opengesteld voor projecten van maatschappelijke organisaties die betrekking hebben op: (a) het verkleinen van de kloof tussen producenten en consumenten en (b) het bevorderen van duurzaam consumeren. Binnen de intensieve veehouderij wordt een 4-jarig innovatieprogramma, met een planmatige aanpak en maximale inschakeling van bestaande netwerken en vernieuwende bedrijven, opgestart.
2. Door bedrijven zelf ontwikkelde bedrijfsinformatiesystemen moeten uitgroeien tot de basis voor een keten- en productinformatiesysteem. De overheid voorziet in een experimenteerbudget; de deelnemende bedrijven nemen de overige investeringen en het uiteindelijke beheer en gebruik voor hun rekening.
3. Vestigingssteun aan jonge innovatieve bedrijfsopvolgers. Voor 250 innovatieve starters is een bedrag van € 20 000 ter ondersteuning van de bedrijfsovername beschikbaar. Daarnaast wordt het opstellen van bedrijfsplannen door bedrijfsopvolgers ondersteund.
4. Mestafzetovereenkomsten
Het stelsel van MAO heeft tot doel de mestproductie te limiteren tot de beschikbare mestplaatsingsruimte. Deze contracten moeten voor 1 januari van het boekjaar worden afgesloten. Dit stelsel zorgt ervoor dat niet meer mest wordt geproduceerd dan kan worden afgezet. Op 1 maart van het boekjaar is zowel van het vorige jaar als van het lopende boekjaar de stand van zaken m.b.t. MAO en het bijbehorende traject TME (tussenpersonen, mestverwerkers en exporteurs) bekend. Op dit moment is het instrument nog niet volledig operationeel. Het stelsel van dierrechten (varkens en pluimvee) en mestproductierechten blijft derhalve nog enkele jaren bestaan. De verwachting is dat dit stelsel in 2005 kan komen te vervallen.
5. Mineralenheffing MINAS reguleert via een heffing de mineralenstromen op bedrijfsniveau. Hierbij wordt achteraf vastgesteld of sprake is van evenwicht op bedrijfsniveau.
6. RBV
De Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) biedt veehouders de mogelijkheid op vrijwillige basis hun bedrijf tegen marktprijzen aan de overheid te verkopen. Op grond van deze regeling haalt de overheid fosfaatoverschot uit de markt door veehouders die hun varkens-, kippen- of rundvleestak beëindigen subsidie te verlenen op het doorhalen van dier- of mestproductierechten. In totaal is voor het opkoopdeel van de RBV € 303,7 mln. beschikbaar gesteld. In 2003 zal de tweede tranche RBV worden uitbetaald.
7. Kennisontwikkeling en -verspreiding
Een uitgebreid kennisontwikkelings- en verspreidingstraject is opgezet tot en met 2003 (nitraatprojecten). Agrariërs kunnen hierdoor kennis nemen van mogelijke maatregelen in de bedrijfsvoering om een mineralenoverschot te voorkomen.
8. Handhaving en controle
In de evaluatie van de Meststoffenwet 2002 is vastgesteld dat een prohibitieve heffing voor een goede werking van het MINAS-stelsel niet gemist kan worden. Ook de handhaving van het op 1 januari 2002 in werking getreden stelsel van MAO, middels een last onder dwangsom, lijkt zeer effectief. De huidige controle-instrumenten tezamen maken een effectief en efficiënt handhavingsraamwerk mogelijk; ook uit een recent gehouden belevingsonderzoek blijkt dat de combinatie van het preventief en repressief handhavingsbeleid goed werkt.
De huidige handhavingscapaciteit wordt daarom gehandhaafd. De komende tijd moeten de MINAS en MAO controles, handhaving en invorderingsaspecten, met name m.b.t. erkenningen en export, beter op elkaar worden afgestemd. De controle-instrumenten worden ingezet op basis van gecalculeerde keuzen.
Innovatieve agrarische ondernemers, met name in de intensieve veehouderij en jonge bedrijfsopvolgers.
Specifiek voor het mestbeleid betreft dit in principe alle veehouderijen en akkerbouwbedrijven, intermediairs (m.n. mestvervoeders), mestverwerkende bedrijven en mestexporteurs.
Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (cumulatief t/m 2003) | |||
---|---|---|---|
Aantal kg. fosfaat forfaitair(x 1 mln.) | Prijs per kg. fosfaat forfaitair (x € 1) | Uitgaven (x € 1 mln.) | |
RBV – 2 | 11,7* | 14,75 | 172 |
* Om een vergelijking met de reductiedoelstelling te kunnen maken dient de forfaitaire fosfaatproductie die als basis is gehanteerd voor de berekening van de subsidie, te worden omgerekend naar de overeenkomstige fosfaatproductie op basis van de verwachte excretienormen die zijn gebruikt in het kader van de overschotberekening. Ter vergelijking: de in de tweede tranche RBV verplichte 11,7 mln. kg fosfaat (forfaitair) komt overeen met een bijdrage in de reductie van het mestoverschot van 7,8 mln. kg fosfaat.
In het kader van de eerste tranche RBV is voor de opkoop van dier- en mestproductierechten in totaal € 131,2 mln. uitgegeven. Hiermee is ca. 7,9 mln. forfaitaire kilogram fosfaat uit de markt genomen.
Voor de tweede tranche van de RBV zal in 2002 in totaal € 172 mln. worden verplicht. De uitgaven zullen in 2003 plaatsvinden. Met dit bedrag wordt in totaal 11,7 mln. forfaitaire kilogram fosfaat opgekocht.
Met beide openstellingen van de RBV wordt in totaal 19,6 mln. forfaitaire kilogram fosfaat uit de markt gehaald. Omgerekend betekent dit een bijdrage in de reductie van het mestoverschot van 13,1 mln. kilogram fosfaat (norm 2003).
Overig | ||||
---|---|---|---|---|
aantal | Prijs per prestatie (x € 1 000) | Totaal (x € 1 000) | Uitgaven 2003 (x € 1 000) | |
Inkomensvestigingssteun | ||||
Bedrijfsplannen | 1 000 | 1,9 | 1 900 | |
Ondersteuning innovatieve jonge starters | 250 | 20 | 5 000 | |
Diversen | 103 | |||
Totaal* | 7 003 | 1 749 | ||
Overige w.o. duurzame landbouw en kennisontwikkeling | 9 265 |
* Totaal € 7 mln. betreft de periode 2003–2006.
05.13 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk
Het gewasbeschermingsbeleid is gericht op een duurzame landbouw.
Uit een oogpunt van duurzaamheid zijn vooral teelten kwetsbaar waarbij de gewasbescherming in sterke mate steunt op het gebruik van kritische gewasbeschermingsmiddelen.
De landbouw van de toekomst vraagt een anders georiënteerde productiewijze. Kernbegrippen daarbij zijn betrouwbaar voedsel, lage milieubelasting en minimale afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen. Telers zullen zichtbaar moeten maken hoe ze werken.
Het gewasbeschermingsbeleid is er mede op gericht dit transitieproces te faciliteren.
Teneinde deze operationele doelstelling te bereiken zijn de volgende subdoelen geformuleerd.
1. Geïntegreerde gewasbescherming op gecertificeerde bedrijven
2. Lagere milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen.
Ook in de toekomst zal de landbouw in Nederland behoefte hebben aan gewasbeschermingsmiddelen. Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven in zake de voorziening in die middelen, zullen betrokken departementen zich inspannen om, binnen te stellen randvoorwaarden voor de noodzakelijke bescherming van mens en milieu, zo gunstig mogelijke voorwaarden te creëren voor het beschikbaar komen van een effectief middelenpakket. Conform de voorstellen in de nota Zicht op gezonde teelt zullen daartoe waar mogelijk belemmeringen in regelgeving en beleid worden weggenomen en zal de toelating van kleine toepassingen wordt gefaciliteerd.
• In 2010 zijn alle bedrijven gecertificeerd; in 2005 90% en in 2003 geldt dat ten minste 10 000 bedrijven werken op basis van een gewasbeschermingsplan en dat deze vervolgens worden gecertificeerd.
• Met betrekking tot de milieubelasting – welke wordt gemeten met de nationale milieu-indicator – geldt als streefwaarde voor 2010 een reductie van ten minste 95% t.o.v. een voor 1998 vastgesteld ijkpunt; voor 2005 een reductie van 75%.
• Een verhoging van de trefkans met 15% bij de handhaving van het gewasbeschermingsbeleid in 2003.
• Het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen is in 2003 met de beoordeling van middelen op basis van ten minste 30 stoffen begonnen.
• Voor 40 middelen is in 2003 uitbreiding van toepassing aangevraagd (haalbaarheid wordt nog onderzocht).
Aanpassing kennisbeleid/monitoring en evaluatie
Dit instrument betreft het aanpassen van het kennisbeleid, zodanig dat de ontwikkeling en verspreiding van kennis, de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming stimuleert.
Dit fonds ondersteunt de toelatingsaanvraag voor bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden in kleine teelten. Daarnaast is er in een subsidieregeling voorzien voor ondersteuning van de toelatingsaanvraag voor gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong (GNO's)
Diversen Zicht Op Gezonde Teelt (ZOGT)
Bevorderen geïntegreerde gewasbescherming: een terughoudend gebruik en beperkte emissie zal worden bevorderd door de toepassing van planmatige geïntegreerde gewasbescherming te stimuleren. Uitgebreider en effectievere handhaving: Het aantal controles en de effectiviteit daarvan zal worden opgevoerd.
Beoordeling middelen op basis Annex I – stoffen: de gewasgebeschermingsrichtlijn verplicht EU-lidstaten tot herbeoordeling van middelen indien daarin stoffen voorkomen die de Europese Commissie heeft geplaatst op Annex I van de richtlijn.
Vereenvoudiging uitbreidingstoelatingen: in 2003 is regelgeving operationeel die het eenvoudiger maakt toelating te krijgen voor uitbreiding van toepassingen.
Verlenging toelating van rechtswege: in 2003 is regelgeving operationeel die het mogelijk maakt een toelating van rechtswege te verlengen, zodat meer zekerheid bestaat dat middelen niet onverwacht vervallen.
Dit betreft de LNV-financiering van de controlewerkzaamheden die het Kwaliteits-Controle Bureau Groenten en Fruit (KCB) uitvoert, alsmede de afgifte van certificaten in verband met export naar derde landen (niet EU-landen) voor wat betreft de re-export van gemengde zendingen. Deze zendingen hebben betrekking op in Nederland geproduceerde groenten en fruit alsmede elders geproduceerde groenten en fruit. Daarnaast betreft dit het aandeel van LNV in de kosten van het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) bij (EU-) beoordelingswerkzaamheden, beleidsadvisering, kosten van bezwaar en beroep en informatieverstrekking.
Doelgroepen voor het beleid zijn gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen. Dat zijn vooral agrarische ondernemers, loonwerkers, hoveniers, beheerders van openbaar groen, beheerders van bedrijfsterreinen en niet-professionele gebruikers, zoals hobbytuinders.
Instrument | Prestaties | Gemiddelde kosten per prestatie | Totale uitgaven (x € 1 000) |
Kennisontwikkeling | 1 815 | ||
Fonds kleine toepassingen | 20 aanvragen | 45 400 | 908 |
Toelatingsbeleid GNO's Subsidieregeling | 7 aanvragen | 129 714 | 908 |
Diversen: | |||
Biologische GNO's | 771 | ||
Gewasbeschermingsplannen/certificering | 10 000 | 125 | 1 250 |
Demoprojecten geïnt. gewasbescherming | 5 | 50 000 | 250 |
Demoprojecten geïnt. onkruidbestrijding | 4 | 50 000 | 200 |
Overigen w.o. handhaving en div. projecten | 225 | ||
Bijdrage aan KCB en CTB | 272 |
05.14 Verbetering Dierenwelzijn
De komende jaren zal een aantal initiatieven worden ontplooid om dierenwelzijn zichtbaarder een rol te laten spelen in het koopgedrag van de consument. Een belangrijke nevendoelstelling van het dierenwelzijnsbeleid is in dit verband het bevorderen van de bewustwording van de consument. Daarbij wordt een belangrijke rol toebedeeld aan partijen in de keten. Ook zal in verband met de dierintensieve veehouderij in Nederland met kracht in Europees verband naar harmonisering op een hoog niveau worden gestreefd.
Met behulp van door de sector opgestelde en gedragen plannen van aanpak zal worden gewerkt om welzijnsonvriendelijke methoden aan te pakken. In 2003 zal worden nagegaan of de plannen van aanpak die zijn ingediend door de betreffende partijen noodzaken tot verdergaande wettelijke maatregelen, of dat LNV het plan zal ondersteunen en faciliteren.
Ten aanzien van het bevorderen van de bewustwording van de consument is aangegeven dat daarmee het koopgedrag van de consument moet worden veranderd. Dat kan o.a. met behulp van etikettering, waarvoor partijen in de keten 5 jaar de tijd krijgen om dit zelf op te pakken. Begin 2003 is helder op welke wijze de partijen de bedoelde transparantie op willen pakken.
Voor het bereiken van de doelstelling uit de nota dierenwelzijn worden de volgende instrumenten ingezet:
– het bevorderen van dierenwelzijn in internationaal verband
– het opheffen en voorkomen van welzijnsonvriendelijke methoden
– onderzoek
– fiscale maatregelen, voor zover duidelijk is komen vast te staan dat hiermee geen free-ridersgedrag wordt uitgelokt.
Het dierenwelzijnsbeleid richt zich op de veehouder, de handelaar en de verkoper van gezelschapsdieren. Daarnaast wordt aan de burger nadrukkelijk een belangrijke rol toegekend, zowel die van consument van dierlijke producten, als die van eigenaar van een gezelschapsdier.
05.15 Ecologisch duurzame visserij
De operationele doelstelling valt uiteen in drie onderdelen:
* Een verantwoorde zee- en kustvisserij die is gebaseerd op de voorzorgsbenadering en die de gevolgen voor het ecosysteem beperkt;
* Een visserijbeleid gericht op een beheerste schelpdiervisserij met behoud en herstel van natuurlijke biotopen, alsook met voldoende voedsel voor bedreigde vogels;
* Integraal visstandbeheer op de (Staats)binnenwateren.
1. Duurzaam beheer van visbestanden. Een duurzame visserij wordt gekenmerkt door gezonde visbestanden en een daarbij behorende verantwoorde visserij. Jaarlijks worden in EU-kader quota vastgesteld op basis van de door de International Council for the Exploration of the Seas (ICES) vastgestelde voorzorgsniveaus. Een gezond visbestand wordt bereikt als het paaibestand en de visserijsterfte in de betrokken bestanden voldoen aan het door de ICES vastgestelde voorzorgsniveau.
2. Duurzame benutting van de bestanden buiten de Europese wateren, die de Nederlandse zeevisserijvloot in de periode t/m 2004 op grond van visserijakkoorden mag bevissen.
3. Verdere ontwikkeling van meer selectieve visserijtechnieken in de zeevisserij die het ecosysteem ontlasten. In 2003 wordt afronding nagestreefd van de ontwikkelingsfase van de elektropulskor. Nederland zal zich in EU-verband inspannen voor een noodzakelijke aanpassing van de regelgeving, ten einde vissen met de elektropulskor mogelijk te maken.
4. Behoud en herstel van natuurlijke biotopen en het voorkomen van voedselgebrek voor vogels als gevolg van de schelpdiervisserij in de Waddenzee en de Oosterschelde. Indicatieve streefwaarde is 2000–4000 hectare stabiele mosselbanken in 2003.
5. Gestreefd wordt op de Staatsbinnenwateren in 2003 in alle 23 visserijkundige eenheden Visstandbeheercommissies (VBC's) actief te hebben (landelijk dekkend netwerk). In deze commissies werken hengelsportverenigingen en beroepsvissers samen met water- en natuurbeheerders ten behoeve van duurzaam visstandbeheer.
6. Overeenstemming over de economische benutting van schubvis door beroepsbinnenvissers tussen sport- en beroepsvisserij in 2003.
7. Gestreefd wordt naar verbetering van de visstand in het IJsselmeer en beperking van de vogelsterfte als gevolg van de visserij ter ondersteuning van het convenant tussen Producentenorganisatie IJsselmeer en Vogelbescherming Nederland. In dit convenant is afgesproken dat de vogelsterfte als gevolg van de visserij wordt gereduceerd tot maximaal 2000 vogels in 2004.
Verantwoorde zee- en kustvisserij:
* bestandsonderzoek Monitoring van visbestanden levert indicatoren voor het behoud en herstel van visbestanden.
* vaststelling, in december van elk kalenderjaar, van maximale vangsthoeveelheden vis (TAC's en quota) door de Europese Raad van Visserijministers.
* het beheer van de individuele vangsthoeveelheden door groepen vissers (co-management). In 2003 wordt de kamer geïnformeerd over de toekomst van het huidige systeem van co-management in de zeevisserij.
* afgifte van publieke en privaatrechtelijke vergunningen.
* voor naleving van nationale en Europese regels worden controles op zee, bij aanlanding en in de keten uitgevoerd. De controles op zee vinden plaats in kustwachtverband.
* In overleg met sectorvertegenwoordigers en betrokken onderzoeksinstanties is een meerjarig project ontwikkeld (het zogenaamde F-project). Dit project is gericht op het verbeteren van de bestandsbeoordeling (met name schol en tong), het efficiënter gebruiken van informatie uit de visserijsector zelf en het verbeteren van de communicatie over onderzoek- en visserijgegevens. In 2003 zullen de eerste concrete resultaten van dit vierjarige onderzoek worden opgeleverd.
* In 2001 hebben de EU en Mauritanië een visserijovereenkomst gesloten, waarin ook voor de Nederlandse vloot vangstmogelijkheden zijn ondergebracht. Om de duurzaamheid van deze visserijen te bevorderen, worden de visserijactiviteiten met onderzoek begeleid. Het onderzoek richt zich op de toestand van de belangrijkste bestanden en op bevordering van de selectiviteit van de visserij. Dit met name ter voorkoming van visserij op ondermaatse vis en ter voorkoming van ongewenste bijvangsten van zeezoogdieren.
* Waar mogelijk zal onderzoek worden geëntameerd naar visserijtechnieken, met bijdrage van de Europese Unie, die selectiviteit bevorderen, het (benthische) ecosysteem ontlasten dan wel de duurzaamheid op andere wijze bevorderen.
Beheerste schelpdiervisserij in de kustwateren:
Het verlenen van vergunningen op grond van de Visserijwet en de Natuurbeschermingswet aan de hand van de volgende criteria:
* Permanente gebiedssluiting: in de Waddenzee is 26% van de droogvallende platen gesloten; in de Oosterschelde 14%. Daarnaast is in de Waddenzee 5% van de meest kansrijke litorale gebieden voor het ontstaan van stabiele mosselbanken additioneel gesloten.
* Voedselreservering voor vogels in de Waddenzee: Ten behoeve van scholeksters en eidereenden wordt 10 miljoen kg schelpdiervlees op de platen en 8,6 miljoen kg schelpdiervlees in het sublitoraal gereserveerd. Een deel van de hoeveelheid in het sublitoraal mag in de vorm van Spisula in de Noordzeekustzone aanwezig zijn.
* Voedselreservering voor vogels in de Oosterschelde: Ten behoeve van de scholeksters wordt 4.1 mln. kg kokkelvlees gereserveerd.
Integraal visstandbeheer (Staats)binnenwateren:
* De benutting van schubvis in de binnenwateren zal plaatsvinden op basis van het in 2002 ontwikkelde instrument economische benutting.
* Illegale visserij op de binnenwateren zal worden bestreden door middel van gerichte acties in Friesland, Randmeren en Benedenrivieren door AID, KLPD en de regiopolitie.
* De Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) zal worden omgevormd, daartoe wordt in 2002 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. De inspanningen van de OVB, ter verbetering van de binnenvisserij, zullen in 2003 worden voortgezet. De uitgaven voor publieke taken, alsook de ontvangsten van de visaktegelden, zijn met ingang van 2003 in de LNV begroting opgenomen.
* In 2003 zal onderzoek (ex-ante evaluatie) plaatsvinden naar de gevolgen van de in het Aalplan beschreven maatregelen voor de sector binnenvisserij (inclusief IJsselmeer).
Ten opzichte van de begroting 2002 is het deel van de beleidsinstrumenten, dat meer betrekking heeft op het bevorderen van «duurzaamheid», van operationele doelstelling 4.14 Herstructurering visserij overgebracht naar de onderhavige operationele doelstelling. De bijbehorende middelen uit de brandstofcompensatie worden nu hier geraamd.
Betrokkenen zijn onder meer het visserijbedrijfsleven en zijn organisaties, sportvissers en hun organisaties, VBC's (visstandbeheerscommissies) en niet-gouvernementele organisaties.
Instrument | Prestatie | Uitgaven(x € 1 mln.) |
Samenwerkingsovereenkomst met Mauretanië; | ||
bestandsinzichten in niet-Europese wateren | Selectievere vistechnieken | 2,8 |
Verbetering van de binnenvisserij | Diverse activiteiten/maatregelen | 6,4 |
Technische maatregelen en onderzoek | Experimenten pulskor en overig technisch onderzoek | 4,7 |
Verbeteren bestandsinzichten door efficiënter gebruik van informatie uit de visserijsector (F-project) | Betere bestandsinzichten en meer draagvlak bij de sector | 0,8 |
Innovatie visserij | Innovatieve projecten | 2,0 |
Overig FIOV-maatregelen | Diverse | 4,2 |
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
05 Bevorderen duurzame productie | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 85 128 | 298 339 | 139 589 | 133 122 | 123 066 | 121 756 | 121 618 |
UITGAVEN | 87 202 | 111 276 | 315 342 | 136 990 | 117 223 | 114 607 | 114 469 |
Programma-uitgaven | 12 738 | 22 422 | 225 013 | 50 318 | 34 093 | 31 477 | 31 339 |
U0511 Bevorderen biologische landbouw | 4 918 | 7 668 | 13 314 | 13 999 | 7 927 | 9 677 | 9 627 |
– Stimulering van de biologische primaire productie | 2 499 | 5 700 | 7 683 | 7 597 | 9 627 | 9 627 | |
– Professionalisering van de ketens | 2 301 | 3 403 | 2 269 | ||||
– Platform biologica | 400 | 408 | 408 | ||||
– Publieksvoorlichting | 711 | 726 | 726 | ||||
– Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) | 1 224 | 2 569 | 2 849 | 330 | 50 | ||
– Kwaliteitszorg | 347 | 508 | 64 | ||||
– Overig | 186 | ||||||
U0512 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen | 5 110 | 9 747 | 183 014 | 9 000 | 8 636 | 7 387 | 7 097 |
– RBV | 172 000 | ||||||
– Overig | 9 747 | 11 014 | 9 000 | 8 636 | 7 387 | 7 097 | |
U0513 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk | 226 | 3 181 | 6 599 | 5 646 | 6 228 | 4 159 | 4 389 |
– Aanpassing kennisbeleid/monitoring evaluatie | 663 | 1 815 | 1 815 | 1 497 | |||
– Kleine toepassingen en GNO's | 780 | 1 816 | 1 816 | 1 816 | |||
– Diversen ZOGT | 988 | 2 696 | 1 743 | 2 643 | 3 626 | 3 856 | |
– Bijdrage aan KCB en CTB | 637 | 272 | 272 | 272 | 533 | 533 | |
– Overige | 113 | ||||||
U0514 Verbetering dierenwelzijn | 1 244 | 1 317 | 1 201 | 1 088 | 842 | 842 | 842 |
– LID | 182 | 182 | 182 | 182 | 182 | 182 | |
– IBG | 400 | 408 | 408 | 408 | 408 | 408 | |
– Overig | 735 | 611 | 498 | 252 | 252 | 252 | |
U0515 Ecologisch duurzame visserij | 1 240 | 509 | 20 885 | 20 585 | 10 460 | 9 412 | 9 384 |
– Onderzoek/evaluaties/controle | 136 | ||||||
– Co-management/integraal | 373 | ||||||
– Visstandbeheer | |||||||
– Samenwerkingsovereenkomst | 2 790 | 2 750 | |||||
– Verbetering van de binnenvisserij | 6 400 | 6 400 | 6 400 | 6 400 | 6 400 | ||
– Technische maatregelen en onderzoek | 11 695 | 11 435 | 4 060 | 3 012 | 2 984 | ||
Apparaatsuitgaven | 74 464 | 88 854 | 90 329 | 86 672 | 83 130 | 83 130 | 83 130 |
U0521 Apparaat | 22 806 | 33 536 | 33 099 | 32 881 | 32 300 | 32 300 | 32 300 |
U0522 Baten-lastendiensten | 51 658 | 55 318 | 57 230 | 53 791 | 50 830 | 50 830 | 50 830 |
ONTVANGSTEN | 34 309 | 23 212 | 201 875 | 29 825 | 31 301 | 28 416 | 22 848 |
De programma-uitgaven zijn bij vorenstaande operationele doelstellingen toegelicht aan de hand van prestatiegegevens.
De uitgaven voor het apparaat hebben betrekking op de Algemene Inspectiedienst en de beleidsdirecties Landbouw en Visserij. De uitgaven voor de baten-lastendiensten hebben betrekking op Bureau Heffingen, de Plantenziektenkundige Dienst en LASER.
Gegevens inzake apparaatsuitgaven (bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Raming 2003 | |||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | |
Personeel DL | 42,1 | 53,8 | 2 267 |
Personeel Visserij | 80,9 | 68,4 | 5 530 |
Personeel AID | 343,6 | 51,0 | 17 511 |
Materieel | 7 416 | ||
Overig apparaat* | 375 | ||
Bijdrage aan Bureau Heffingen | 42 681 | ||
Bijdrage aan de Plantenziektenkundige Dienst | 12 258 | ||
Bijdrage aan LASER | 2 291 | ||
Totaal apparaatsuitgaven | 90 329 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven
De ontvangsten in 2003 hebben voor €172 mln. betrekking op de ontvangsten uit het O&S-fonds voor de landbouw ter dekking van de uitgaven van de RBV-regeling. De overige ontvangsten betreffen de MINAS-heffing, diverse EU-ontvangsten voor o.a. biologische landbouw, verwerking en afzet van landbouwproducten en EU-demoregeling. Daarnaast worden ontvangsten geraamd uit hoofde van de brandstofcompensatie, vergunningverlening, visakten en verhuur van percelen en visrechten.
Ontvangsten 2003 x € 1 000 | |
---|---|
Totaal | 201 875 |
RBV | 172000 |
Mineralenheffing | 7 261 |
Duurzame Visserij | 12 501 |
Overige (w.o. EU-ontvangsten) | 10 113 |
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 315 342 | 136 990 | 117 223 | 114 607 | 114 469 |
1a. waarvan apparaatsuitgaven | 90 329 | 86 672 | 83 130 | 83 130 | 83 130 |
2. Pogramma-uitgaven | |||||
2a. waarvan juridisch verplicht | 215 953 | 20 787 | 8 879 | 5 992 | 3 679 |
2b. waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden | 7 011 | 10 654 | 4 662 | 3 694 | 3 374 |
2c. niet onder 2a en 2b begrepen | 2 049 | 18 877 | 20 552 | 21 791 | 24 286 |
2d. totaal | 225 013 | 50 318 | 34 093 | 31 477 | 31 339 |
De apparaatsuitgaven zijn naar hun aard op korte termijn niet flexibel. De programma-uitgaven zijn voor een belangrijk deel juridisch verplicht, complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden. Zo ligt een groot deel van de uitgaven vast voor de uitfinanciering van de 2e tranche van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken. Daarnaast is op visserijgebied sprake van uitgaven uit hoofde van de afspraken met de visserijsector in verband met de brandstofcompensatiemiddelen en de uitgaven voor de binnenvisserij die gefinancierd worden vanuit de visaktegelden.
De belangrijkste veronderstellingen voor de biologische sector zijn dat de biologische markt een (internationale) groeimarkt is, dat de consumenten bereid zijn een (beperkte) meerprijs te betalen en dat de biologische landbouw een blijvend goed imago en een onderscheidend vermogen houdt. Voorts wordt verondersteld dat een gezamenlijke aanpak en samenwerking tussen de marktpartijen effectiever is dan een individuele aanpak en dat er mogelijkheden zijn om de efficiency in de ketens te verbeteren.
Voor een goede werking van het mineralenbeleid via mestafzetovereenkomsten (MAO) en MINAS is een globaal evenwicht op de nationale mestmarkt nodig, alsmede draagvlak in de sector. Met name het draagvlak is thans een probleem i.v.m. de hoge administratieve lastendruk. De implementatie van het rapport «Lastige lasten» zal deze lastendruk moeten verminderen en daarmee het draagvlak vergroten.
Wat het derogatieverzoek betreft wordt er van uitgegaan dat de Europese Commissie dit verzoek honoreert. Dan zal er naar verwachting ook evenwicht op de mestmarkt zijn. Indien de Europese Commissie het derogatieverzoek afwijst c.q. in negatieve zin aanpast, zal er in 2003 naar verwachting opnieuw een mestoverschot blijven bestaan.
Met betrekking tot gewasbescherming wordt verondersteld dat:
* de markt op basis van overheidseisen certificatieschema's ontwikkelt en certificering stimuleert;
* het draagvlak voor certificering bij primaire producenten gehandhaafd blijft (inclusief bedrijfseconomische ontwikkeling van de sector);
* het bedrijfsleven de eigen verantwoordelijkheid neemt voor de beschikbaarheid van een effectief gewasbeschermingsmiddelenpakket (binnen de randvoorwaarden van de overheid);
* er geen extreme toename is van ziekten en plagen door reeds aanwezige of geïmporteerde organismen.
De belangrijkste veronderstelling uit de nota dierenwelzijn is dat alle partijen in de keten een belangrijke rol hebben te vervullen als het gaat om het verbeteren van het dierenwelzijn in de richting van het soorteigen gedrag. Niet alleen de overheid of de veehouder hebben hierin een rol te vervullen.
Daarnaast is ook een belangrijke veronderstelling dat als de consument zich beter bewust is van het dierenwelzijn dat op het door hem aan te schaffen product van toepassing is, hierdoor zijn koopgedrag zal veranderen.
Voor de hele operationele doelstelling geldt dat – gezien de centrale plaats van gedrag en het sociale instrumentarium – de gewenste ontwikkeling gesitueerd moet worden in een complex relatienetwerk. Het beoogde gedrag en systemen zijn van vele factoren en invloeden afhankelijk en kunnen niet door de overheid worden afgedwongen. Relatief de meeste invloed heeft de overheid op de omstandigheden. Langs die weg kan zij alleen de belemmeringen om tot het gewenste gedrag en systemen te komen wegnemen.
Operationele doelstelling | Evaluatieonderzoek | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
05.11 | Biologische Landbouw | X | ||||
05.12 | Duurzame Landbouw | X | ||||
05.12 | Evaluatie meststoffenwet 2002 | X | ||||
05.12 | Programma Nitraat-projecten (Kennisontw en versp) | X | ||||
05.13 | Gewasbeschermingbeleid | X | ||||
05.14 | Verbeteren dierenwelzijn | X | ||||
05.15 | Evaluatie Beleidsbesluit Binnenvisserij | X | ||||
05.15 | evaluatie uitvoering EPD | X | ||||
05.15 | Schelpdiervisserij in de kustwateren (EVA II) | X | ||||
05.15 | Structuurnota zee- en kustvisserij | X |
Eind 2002 is een tussentijdse evaluatie uitgevoerd van de Beleidsnota biologische landbouw 2001–2004 voor het onderdeel «professionalisering van de vraaggerichte ketens» en van de RSBP voor de periode 1997 -2002. Begin 2004 zal de operationele doelstelling ex-post worden geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie zullen gebruikt worden voor de opzet van het beleid t.a.v. biologische landbouw vanaf 2004.
De inzet van LNV inzake de transitie naar duurzame landbouw zal uiterlijk eind 2004 worden geëvalueerd. Daarbij komen met name ook de onderwerpen binnen deze operationele doelstelling aan de orde – dus de aanpassing van gedrag, systemen en omstandigheden – inclusief de daarbij ingezette middelen en instrumenten.
In de Meststoffenwet is opgenomen dat iedere twee jaar de resultaten van het mestbeleid zullen worden geëvalueerd. De eerstvolgende evaluatie zal in 2004 plaatsvinden. De resultaten van de evaluatie 2000–2002 zijn inmiddels gereed en aan de Tweede Kamer gezonden.
De effecten van het gewasbeschermingsbeleid worden jaarlijks gemonitord en in 2004 geëvalueerd. Op basis van de met de Nationale Milieu-indicator berekende milieubelasting, zal het beleid, indien nodig, tussentijds worden bijgestuurd. Beperking hierbij is dat de resultaten van die berekening eerst beschikbaar zijn in de loop van het jaar volgend op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben.
In 2002 wordt een ex ante evaluatie van de nota dierenwelzijn uitgevoerd. In 2006 is een ex-post-evaluatie gepland.
De huidige nota Zee- en kustvisserij zal worden geëvalueerd. Aan de hand van de resultaten van de evaluatie en in het licht van een aantal beleidsontwikkelingen die in 2002/2003 hun beslag zullen krijgen (onder meer implementatie van nieuw Gemeenschappelijk Visserij Beleid, toekomstig beleid voor de schelpdiervisserij in de kustwateren, nieuw beleid voor de IJsselmeervisserij) zal worden bezien of de follow-up de vorm van een nieuwe structuurnota vergt en zo ja, wat de breedte van een dergelijke nota dient te zijn.
Of en in welke mate de groei en professionalisering van de biologische landbouw daadwerkelijk zal plaatsvinden is in hoge mate afhankelijk van de inzet van de betrokken partijen in de sector. De Minister jaagt aan, faciliteert en is verantwoordelijk voor het inzetten van instrumenten en middelen conform de (voornemens in de) Beleidsnota biologische landbouw 2001–2004.
Zoals in alle beleidsstukken wordt verwoord, moet de transitie duurzame landbouw worden aangemerkt als een gezamenlijke verantwoordelijkheid: van bedrijven, maatschappelijke organisaties (inclusief de burgers en consumenten waarvoor zij staan), kennisinstellingen en de overheid. Binnen de overheid is de minister van LNV de eerstverantwoordelijke om de bijdrage van de overheid aan het transitieproces naar duurzame landbouw vorm en inhoud te geven. Die bijdrage concentreert zich met nadruk op het enerzijds stellen van de doelen en randvoorwaarden en het anderzijds bieden van voldoende «ruimte», informatie, structuren en stimulerende middelen voor de initiatieven en ontwikkelingen die moeten leiden tot de noodzakelijke omslag. Deze operationele doelstelling en de geformuleerde prioriteiten voor de korte termijn sluiten daar geheel op aan.
LNV is verantwoordelijk voor het oplossen van het mest- en mineralenoverschot. Daarvoor zijn instrumenten ontwikkeld die landelijk voor evenwicht op de mestmarkt moeten zorgen (MAO) en (achteraf) op bedrijfsniveau de mineralenstromen vaststellen (MINAS). Daarnaast hebben diverse opkoopregelingen (o.a. RBV), afroming en kortingen, de mestproductie de afgelopen jaren sterk gereduceerd.
LNV (en deels ook de mede betrokken departementen) zijn verantwoordelijk voor de doelstellingen inzake de beoordeling van stoffen door het CTB, het tijdig gereed en functioneel zijn van de beoogde wet- en regelgeving, alsmede voor de voorgenomen inzet van capaciteit voor handhaving. LNV is tevens verantwoordelijk voor de aansturing van het benodigde onderzoek, de beschikbaarheid van geschikte instrumenten voor het meten van de milieubelasting en de totstandkoming van het vereiste kader voor de ontwikkeling van certificatieschema's door private partijen.
Voor het verder ontwikkelen van het dierenwelzijn in de richting van het perspectief van het soorteigen gedrag speelt LNV een stimulerende rol.
Gezien de afhankelijkheid van natuurlijke factoren, met name weersinvloeden, zal er steeds onzekerheid blijven bestaan over het realiseren van ecologische doelen.
Met betrekking tot het beleidsspeerpunt «professionalisering van vraaggerichte ketens» is met het bedrijfsleven een convenant overeengekomen waarin een ambitie is geformuleerd dat 5% van de totale consumentenbestedingen aan voedingsmiddelen in Nederland in 2004 biologisch is. Op basis van expert-interviews zijn de omzetaandelen van verschillende productgroepen voor het jaar 2001 in kaart gebracht. In samenwerking met het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) wordt gewerkt aan goede indicatoren en een betrouwbaar systeem om de groeiprognose en de streefwaarden voor 2003 te kunnen monitoren welke betrekking hebben op de consumentenbestedingen aan biologische voedingsmiddelen.
Van de beschikbare middelen voor uitvoering van het beleid is een relatief groot gedeelte bestemd voor ontwikkeling van kennis op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming. Dit is in de meeste gevallen langlopend onderzoek. De resultaten van dit onderzoek zullen uiteindelijk moeten bijdragen aan een lagere milieubelasting in de onderscheiden sectoren. Een directe relatie tussen die twee is echter moeilijk te leggen. Een redelijke maatstaf voor de effectiviteit van het onderzoek kan echter zijn de mate waarin de resultaten leiden tot aanpassing van certificatieschema's. Bij de tussentijdse evaluatie in 2004 zal op zijn vroegst inzicht daarin kunnen worden gegeven.
06 Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid
Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming, de stimulering van de voedselkwaliteit en verbetering van de diergezondheid.
In de Nederlandse samenleving is de veiligheid van voedsel een belangrijk thema. Consumenten willen er op kunnen vertrouwen dat het voedsel dat ze in de winkels kopen veilig is. De verantwoordelijkheid voor dat veilige voedsel ligt bij het bedrijfsleven. De ondernemers in de voedselproducerende sectoren zijn er verantwoordelijk voor dat het lapje vlees, het pak melk of de groenten voldoen aan de eisen die aan de veiligheid van voedselproducten worden gesteld. Het is aan de overheid om die eisen, veelal in de vorm van eindnormen, vast te stellen.
Om producenten invulling te kunnen laten geven aan hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de veiligheid van voedsel en de consument in staat te stellen ook daadwerkelijk te kiezen – en daarmee de productie aan te sturen – voor voedsel dat op een veilige, kwalitatief hoogstaande, diervriendelijke en duurzame wijze wordt geproduceerd, is het vergroten van de transparantie in de verschillende voedselproducerende ketens van belang. Private stelsels waarbij de verschillende schakels in de voedselproductieketens over en weer elkaar inzichtelijk, controleerbaar en sanctioneerbaar garanties afgeven zijn daarvoor essentieel en zullen dan ook de komende jaren centraal staan in het LNV-beleid.
De overheid is voor wat betreft de voedselveiligheid verantwoordelijk voor de normstelling (in wet- en regelgeving) en de controle en handhaving daarvan. Het voldoen aan eindnormen staat hierbij centraal. Dit betekent dat de overheid, op basis van risicoanalyses, wettelijk vastlegt waaraan producten in de winkelschappen en voor de export dienen te voldoen.
In de Nederlandse samenleving is naast de veiligheid van voedsel de gezondheid en het welzijn van dieren een groot goed. Gezonde dieren brengen veilige voedselproducten voort. Het is de ambitie van LNV om die gezondheid verder te verhogen en het hiermee bereikte niveau van voedselveiligheid door de ketens van de agribusiness heen vast te houden. De recente MKZ-crisis heeft aangegeven dat in de Nederlandse samenleving niet alleen de economische waarde van dieren een rol speelt, maar zeker ook de intrinsieke waarde van de dieren. Daarmee verschuift de focus bij de aanpak van diergezondheid in toenemende mate van bestrijding naar preventie. Hiermee komt ook naar voren dat het de veehouders in Nederland zelf zijn die een bepalende verantwoordelijkheid hebben voor de gezondheid van de veestapel. Niet langer kan men zo maar terugvallen op de overheid die uitbraken van dierziekten bestrijdt via het doden van vele in principe gezonde dieren, teneinde de verspreiding verder te voorkomen.
Toegespitst op de diergezondheid ligt de uitdaging met name in verhoging van bewustwording omtrent dierziekterisico's bij alle betrokkenen in het veld, zowel de bedrijfsmatige als de niet-bedrijfsmatige houder van (landbouwhuis)dieren. Diens primaire verantwoordelijkheid voor de gezondheid van zijn dieren en het voorkomen van ziekten moet ook meer dan voorheen daadwerkelijk worden ingevuld. Een schone bedrijfsvoering en een bijbehorend prudent gebruik van diergeneesmiddelen en antibiotica zullen daartoe verder worden gestimuleerd, mede in het kader van de hierboven geschetste stimulering van ketengarantiesystemen. In het kader van de bestrijding van besmettelijke dierziekten zet LNV in op het waar mogelijk leggen van een relatie tussen het voeren van een veterinair verantwoorde bedrijfsvoering en het dragen van de financiële lasten, verbonden aan de bestrijding.
Met het oog op de veiligheid en kwaliteit van voedsel en in het kader van de diergezondheid is aandacht voor de ontwikkeling en toepassing van biotechnologie relevant. Prioriteit wordt gegeven aan enerzijds het waarborgen van de veiligheid en maatschappelijke acceptatie door het stellen van heldere randvoorwaarden aan de productie en anderzijds de communicatie hierover met de consument. Voor biotechnologie bij dieren geldt het «nee, tenzij principe» als uitgangspunt. Bij de implementatie hiervan is eveneens de maatschappelijke acceptatie en de communicatie c.q. publieksvoorlichting een essentieel onderdeel van de LNV-activiteiten.
Grafiek 9: Procentuele verdeling uitgaven 2003 over operationele doelstellingen en apparaat
06.11 Bewaking en verhoging van het diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten
Nederland beschikt over een hoog diergezondheidsniveau. Het blijvend investeren in verdere verhoging daarvan en het adequaat en in een zo vroeg mogelijk stadium optreden tegen nieuwe ziekten en relevante ontwikkelingen is blijvend noodzakelijk. Dit tegen de achtergrond van onze internationale oriëntatie en dierdichtheid, maar ook tegen de achtergrond van de intrinsieke waarde van het dier. Preventie van dierziekten kent daarmee zowel een economische als een maatschappelijke dimensie. Ook de controle op de samenstelling van diervoerders draagt bij aan het verhogen van diergezondheid.
Bij bestrijding van dierziekten staat de effectiviteit voorop: effectieve bestrijding is er één die veterinair doelgericht is en ook is ingebed in zijn maatschappelijke context.
De streefwaarden bij deze operationele doelstelling zijn deels kwalitatief van aard.
1. In 2003 wordt een programma voor preventieve diergezondheid opgezet, gericht op verhoging van het inzicht in, en verbetering van het omgaan met dierziekterisico's.
2. Scrapie-programma: eind 2003 is 35% van fokkerij populatie TSE-ongevoelig. Eind 2004 is dit percentage 50%.
3. Het streven is in 2004 de eerste versie van een nieuw I&R-systeem voor runderen, alsmede voor schapen en geiten, op te leveren en in de periode 2005/2006 het nieuwe I&R-systeem voor varkens op te leveren.
4. Huidige EU dierziektevrije status handhaven.
5. Crisisorganisatie op peil houden d.m.v.:
a. ontwikkelen en openbaar maken van beleidsdraaiboeken voor de meest relevante (besmettelijke) dierziekten;
b. ontwikkelen en aanpassen van alle wettelijk voorgeschreven rampenplannen;
c. oefenen van de dierziektencrisisorganisatie.
1. Preventieve Diergezondheid
Er wordt een programma ontwikkeld om de professionele en particuliere dierhouders bewust te maken van hun verantwoordelijkheid t.a.v. de preventie van dierziekten. Door middel van communicatie, opleidingen en praktijkgerichte experimenten zullen de dierhouders worden gestimuleerd zich in te zetten voor een gezonde veestapel. Een nulmeting zal worden uitgevoerd om de huidige stand van de diergezondheid te bepalen.
2. Identificatie & Registratiesystemen
Het streven is om nieuwe Identificatie & Registratiesystemen voor runderen, schapen en geiten, alsmede voor varkens in te voeren om zodoende een bijdrage te leveren aan een sluitende controle van de gehele productieketen. Er vindt een ontvlechting van de publieke en private taken plaats en er zullen nieuwe systemen worden opgebouwd. Belangrijkste kenmerken van deze nieuwe systemen zijn individuele identificatie, centrale registratie en elektronische identificatie. Hiertoe zal eerst een haalbaarheidsonderzoek worden uitgevoerd.
3. Monitoringsprogramma's
Via monitoringsprogramma's wordt inzicht verkregen in de trends van de diergezondheidssituatie.
Het gaat daarbij o.a. om de volgende programma's: basismonitoring door onderzoek te doen naar de doodsoorzaak van gestorven dieren, para-tbc bij runderen, scrapieprogramma bij schapen, TSE bij schapen en NCD bij pluimvee.
4. Handhaven EU dierziektevrije status
Om te voldoen aan de eisen die de EU stelt aan een dierziektevrije status worden voor bepaalde dierziekten bewakingsprogramma's uitgevoerd. Het gaat daarbij om brucellose en leucose bij runderen en brucella melitensis bij schapen.
5. Crisisorganisatie Dierziektebestrijding
In het geval van een uitbraak van wettelijk te bestrijden dierziekten dient snel en adequaat gereageerd te kunnen worden door de inzet van menskracht en expertise voor de bestrijding ervan. Daartoe wordt een crisisorganisatie up-to-date gehouden, worden regelmatig oefeningen uitgevoerd en worden draaiboeken doorlopend geactualiseerd. Een High Containment Unit wordt paraat gehouden voor het geval er een crisis uitbreekt. In geval er een dierziekte uitbreekt worden de bestrijdingskosten verantwoord in het Diergezondheidsfonds.
Het beleid voor preventie van de diergezondheid en het handhaven van de EU dierziektevrije status is gericht op alle professionele en particuliere dierhouders. Dit zijn tevens de doelgroepen voor de uitvoering van de monitoringsprogramma's en het I&R-systeem. De gebruikersinformatie die beschikbaar komt uit het I&R-systeem is bruikbaar voor bijvoorbeeld tracering door partijen in de productieketen en controlerende organisaties.
Instrument | Prestatie | Aantal |
Onderzoek | Nulmeting huidig gezondheidsniveau | |
Voorlichtingsprogramma | Diverse voorlichtingsactiviteiten | |
Basismonitoring | Secties | 15 000* (76 000 bepalingen) |
Bedrijfsbezoeken/adviezen | 3 700 | |
Telefonisch consult | 5 000 | |
Monitoring KVP | Secties | 7 400* (4 000 bedrijven) |
Monitoring Wild | Onderzoek wilde zwijnen | 300 |
Scrapieprogramma | Erfelijkheidstesten | 100 000 |
Identificatie en registratie | Ontwikkelen van een I&R-syteem, opgebouwd uit drie deelsystemen | 3 (runderen, varkens en schapen en geiten) |
Bewakingsprogramma's | (Prevalentie-)onderzoek Brucellose, Leucose, Brucella Meltensis | 19 000 bedrijven |
Draaiboeken | Opstellen nieuwe draaiboeken | 3 (Aviaire Influenza, New Castle disease, Brucellose) |
Verbeteren bestaande draaiboeken | 3 (MKZ, KVP, AVP) | |
Crisisoefening | Uitvoeren van grootschalige oefening bestrijding dierziekten | 1 |
* Het streven is dat 100% van de ter sectie aangeboden dieren wordt onderzocht. Het werkelijke aantal secties is dus afhankelijk van het aantal aanbiedingen.
Prestatiegegevens keuringsactiviteiten RVV 2003
Keuring aangeboden dieren, in aantallen en % | |||||
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | Verwachte aantal aangeboden dieren | Verwachte aantal aangehouden | % | Verwachte aantal afgekeurd | % |
Artikel 10 runderen | 500 000 | 37 500 | 7 | 2 500 | 0 |
Artikel 10 kalveren | 1 350 000 | 21 600 | 1 | 405 | 0 |
Artikel 10 varkens | 30 000 000 | 39 000 | 1 | 3 000 | 0 |
Artikel 10 schapen/geiten | 600 000 | 9 000 | 1 | 6 000 | 1 |
Artikel 4 varkens | 305 000 | 70 000 | 23 | 305 | 1 |
Bijzondere slachtplaatsen | 145 000 | 116 000 | 80 | 8 700 | 6 |
Noot: Deze activiteiten worden (grotendeels) doorberekend aan derden en hebben geen betrekking op de bijdrage aan de RVV op dit beleidsartikel (zie voorts paragraaf baten-lastendiensten).
06.12 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselkwaliteit
Het waarborgen van de productieprocessen in de ketens van primaire en secundaire sector teneinde:
* veilige voedselproducten te krijgen;
* de keuzemogelijkheden voor consumenten met betrekking tot de kwaliteit van voedingsmiddelen te verbeteren.
De overheid is verantwoordelijk om de veiligheid van voedsel te waarborgen. Een belangrijk instrument is het ontwikkelen van een ketengarantiestelsel. Daarnaast zal controle en handhaving van wet- en regelgeving plaatsvinden om de voedselveiligheid te borgen. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van de VWA. Daarnaast behoort de consument de keuzemogelijkheid te hebben om te kiezen tussen kwaliteit. Daartoe zullen richtlijnen voor de etikettering van producten worden opgesteld en transparante systemen voor tracking en tracing worden ontwikkeld. Ook het Consumentenplatform kan hier een waardevolle bijdrage aan leveren. Op deze manier kunnen goed geïnformeerde consumenten de productieketen aansturen.
In 2006 wordt de veiligheid van het voedsel (in de productieketen) gewaarborgd door veilige productieprocessen en voedselproductieketens. Voor elk van de 8 sectoren, waaronder rundvee(vlees), varkens, zuivel, legkippen(eieren) en de biologische landbouw is dan minimaal één ketengarantiesysteem operationeel dat voldoet aan een aantal kwaliteitseisen.
In 2003 is er tenminste in één sector een privaat ketengarantiestelsel operationeel. In 2003 wordt een nieuw systeem van risicomanagement opgezet t.b.v. het reduceren van de voedselveiligheidsrisico's. De ontwikkeling en het (her)inrichten en implementeren van monitoringssystemen maakt hier onderdeel van uit.
Handhaven van het huidige niveau van voedselveiligheid door toezicht en controle op wet en regelgeving (door de RVV/VWA).
1. Ketengarantiesystemen
Bij een bedrijf wordt een pilot gedraaid om ervaring op te doen met de ontwikkeling van een ketengarantiesysteem. Mede op basis van deze pilot wordt vervolgens beleid ontwikkeld om de ontwikkeling van ketengarantiesystemen te stimuleren.
2. Risicomanagement
Het streven is om uiteindelijk in alle productieketens de risico's in de verschillende schakels van de keten in beeld te brengen om adequate maatregelen te kunnen treffen om deze risico's te beheersen. Daartoe zal o.a. onderzoek verricht worden naar mogelijke risico's en wordt een bestrijdingsprogramma voor salmonella opgezet.
3. Handhaven niveau van veiligheid via toezicht en communicatie/voorlichting
Aan uitvoerende diensten die zich bezighouden met de controle op de voedselveiligheid zullen opdrachten worden verstrekt om toe te zien op de voedselveiligheid. Het gaat daarbij onder andere om de RVV, AID, VWA en COKZ. Door deze diensten worden controles uitgevoerd op de naleving van de nationale en Europese regelgeving in het productieproces.
Daarnaast wordt een bijdrage verstrekt aan VWA en VCN ten behoeve van voorlichting en communicatie aan de consument, hoe op een veilige manier om te gaan met voedsel en de risico's daarbij.
De doelgroep voor het beleid ten aanzien van voedselveiligheid is breed. Waar het gaat om de veilige productie van voedingsmiddelen door middel van ketengarantiesystemen zijn voedselproducenten (primaire sector en andere partijen in de keten) en certificerende organisaties van belang. De consument zal gestimuleerd worden om bewuster te kopen. Het LNV-consumentenbeleid is dan ook primair gericht op de consument die de productieketen door middel van de vraag kan sturen.
Instrument | Prestatie | Aantal |
Ketengarantiesysteem | Pilot Pluimvee | 1 |
Operationeel ketengarantiesysteem | 1 | |
Bestrijdingsprogramma Salmonella | Ruiming besmette koppels | 12 |
Onderzoek | Inventarisatie van risico's in verschillende schakels van de productieketen | |
Monitoring | Emerging Risk Identification System (ERIS) operationeel prototype | |
Consumentenplatform | Uitwerking aanbevelingen, evt. beleidsacties | |
Communicatie en voorlichting VCN | Consumentenonderzoek, | |
informatievoorziening via internet, telefonische | ||
informatiedienst, media en lesmateriaal | ||
Handhaving en toezicht | Controles en keuringen door VWA*, AID en COZK |
* De prestaties van de RVV (VWA) worden in de agentschapsbegroting van de RVV vermeld en toegelicht.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
06 Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 382 938 | 233 480 | 90 529 | 90 633 | 70 668 | 70 668 | 70 668 |
UITGAVEN | 380 414 | 233 320 | 90 529 | 90 633 | 70 668 | 70 668 | 70 668 |
Programma-uitgaven | 186 330 | 93 930 | 61 792 | 61 809 | 41 843 | 41 843 | 41 843 |
U0611 Bewaking en verhoging van diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten | 163 008 | 67 467 | 25 289 | 25 289 | 25 323 | 25 323 | 25 323 |
– preventieve diergezondheid | 2 023 | 2 023 | 2 023 | 2 023 | 2 023 | ||
– I&R | 5 421 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | 6 000 | |
– monitoringsprogramma's | 6 331 | 6 266 | 6 266 | 6 300 | 6 300 | 6 300 | |
– handhaving EU dierziektevrije status | 2 907 | 4 500 | 4 500 | 4 500 | 4 500 | 4 500 | |
– crisisorganisatie dierziektebestrijding | 3 477 | 6 500 | 6 500 | 6 500 | 6 500 | 6 500 | |
– BSE | 36 202 | ||||||
– storting in DGF | 13 129 | ||||||
U0612 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselkwaliteit | 23 322 | 26 463 | 36 503 | 36 520 | 16 520 | 16 520 | 16 520 |
– ketengarantiesystemen | 3 003 | 3 020 | 3 020 | 3 020 | 3 020 | ||
– risicomanagement | 6 021 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | |
– handhaving niveau van veiligheid | 7 194 | 9 500 | 9 500 | 9 500 | 9 500 | 9 500 | |
– voedselveiligheid (BSE/destructie) | 10 000 | 20 000 | 20 000 | ||||
– overig | 3 248 | ||||||
Apparaatsuitgaven | 194 084 | 139 390 | 28 737 | 28 824 | 28 825 | 28 825 | 28 825 |
U0621 Apparaat | 194 084 | 139 390 | 19 055 | 19 142 | 19 143 | 19 143 | 19 143 |
U0622 Baten-lastendienst | 9 682 | 9 682 | 9 682 | 9 682 | 9 682 | ||
ONTVANGSTEN | 219 787 | 176 687 | 38 077 |
Het verschil tussen de gerealiseerde uitgaven 2001 en de begrote uitgaven 2003 wordt veroorzaakt door de verantwoorde MKZ-kosten 2002 op dit beleidsartikel.
De apparaatsuitgaven betreffen het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen, de AID, de beleidsdirectie VVA en de bijdrage aan de baten-lastendienst RVV.
Gegevens inzake apparaatsuitgaven (bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Raming 2003 | |||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | |
Personeel VVA | 77,3 | 59,4 | 4 588 |
Personeel AID | 104,6 | 45,4 | 4 748 |
Personeel BRD | 11,6 | 52,8 | 612 |
Materieel | 8 763 | ||
Overig apparaat | 344 | ||
Totaal apparaatsuitgaven | 19 055 |
Voor de jaren 2002 en 2003 worden op dit artikel tevens de EU-bijdragen voor de bestrijding van MKZ geraamd. De totale EU-bijdrage voor de MKZ-maatregelen wordt naar huidige inzichten ingeschat op € 73 mln.
Ontvangsten 2003 (x € 1 000) | |
---|---|
Totaal | 38 077 |
EU-ontvangsten MKZ | 33 227 |
Afkoop vast activa RVV | 4 850 |
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 90 529 | 90 633 | 70 668 | 70 668 | 70 668 |
1a. waarvan apparaatsuitgaven | 28 737 | 28 824 | 28 825 | 28 825 | 28 825 |
2. Pogramma-uitgaven | |||||
2a. waarvan juridisch verplicht | 26 600 | 26 600 | 26 600 | 26 600 | 26 600 |
2b. waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden | 30 700 | 30 700 | 10 700 | 10 700 | 10 700 |
2c. niet onder 2a en 2b begrepen | 4 492 | 4 509 | 4 543 | 4 543 | 4 543 |
2d. totaal | 61 792 | 61 809 | 41 843 | 41 843 | 41 843 |
De apparaatsuitgaven zijn naar hun aard op korte termijn niet flexibel. De programma-uitgaven voor nog aan te gane verplichtingen hebben voor € 18 mln. structureel betrekking op de intensiveringsmiddelen voor voedselveiligheid. Deze gelden worden ingezet voor het opzetten en vernieuwen van I&R-systemen, het opzetten van monitoringsprogramma's en ketengarantiesystemen en het intensiveren van de controle op diervoeders. De overige programma-uitgaven worden ingezet voor de beleidsdoelstellingen uit het beleidsbesluit Diergezondheid en de beleidsnota «Veilig voedsel in een veranderende omgeving».
De doelstellingen en streefwaarden kunnen worden gerealiseerd, mits wordt voldaan aan een aantal veronderstellingen.
Zo is met name de betrokkenheid en inzet van de voedselproducerende sectoren bij het opzetten van private ketengarantiesystemen van groot belang. Als de betreffende sector zijn verantwoordelijkheid niet of niet voldoende oppakt, zal een ketengarantiesysteem niet binnen het genoemde tijdsbestek tot stand komen. De binnen het ketengarantiesysteem beoogde wijze van controle en toezicht – primair door de keten zelf en «toezicht op toezicht» door de overheid – zal op Europees niveau goedgekeurd moeten worden en binnen EU-regelgeving moeten plaatsvinden. De mate waarin dit mogelijk of onmogelijk is en de snelheid waarmee dit kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van Europese besluitvorming en onderdeel van de ontwikkeling van het systeem.
Voorwaarde voor het realiseren van de doelstellingen op het gebied van voedselveiligheid, maar vooral met betrekking tot diergezondheid, is dat er geen nieuwe besmettelijke dierziekte uitbreekt. Indien dit het geval is zal een belangrijk deel van de personele capaciteit voor de bestrijding worden ingezet. Ervaring leert dat andere beleidsdoelen dan worden vertraagd.
Ook op het terrein van dierziektenbestrijding is de Europese dimensie van belang. Bij het voorkomen van dierziekten is het van belang de insleep vanuit het buitenland te voorkomen. Dit vergt niet alleen een zorgvuldige handelen en goede controle is ons land, maar ook adequate maatregelen in het buitenland.
Operationele doelstelling | Evaluatieonderzoek | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
06.11 | Diergezondheid | X | ||||
06.12 | Voedselveiligheid | X |
De verschillende operationele doelstellingen zullen per 2006 geëvalueerd (ex post) worden. Deelevaluaties van de onderliggende streefwaarden zullen plaatsvinden direct na het moment waarop het resultaat gepland is en vervolgens opgenomen worden in de ex post evaluatie.
In 2002 heeft naar aanleiding van de MKZ-crisis een grootschalige evaluatie plaatsgevonden naar de bestrijding van Mond- en Klauwzeer in Nederland.
De ondernemers in de voedselproducerende sectoren zijn verantwoordelijk voor het produceren van voedselproducten die voldoen aan de eisen die aan de veiligheid worden gesteld. Het is aan de overheid om die eisen, veelal in de vorm van eindnormen, vast te stellen en toe te zien op de controle en handhaving daarvan. Dit betekent dat de overheid, op basis van risicoanalyses, wettelijk vastlegt waaraan producten in de winkelschappen en voor de export dienen te voldoen.
De houder van (landbouwhuis)dieren heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de gezondheid van zijn dieren en het voorkomen van ziekten. De overheid stimuleert een schone bedrijfsvoering en prudent gebruik van diergeneesmiddelen en antibiotica.
De verantwoordelijkheidsverdeling binnen de overheid sluit aan bij de reeds gehanteerde werkwijze. VWS is verantwoordelijk voor de eindnormen. De Keuringsdienst van Waren ziet toe op naleving bij de retail en controleert de producten in de schappen.
LNV stelt de normen vast waaraan de diverse schakels in de keten, tot aan de retail, dienen te voldoen. De RVV zal hier de verlening van erkenningen op baseren en controleert op de naleving bij slachterijen en uitsnijderijen.
In de loop van 2003 zal worden bezien in hoeverre de inzet van de instrumenten als indicator een voldoende beeld geeft in VBTB-termen.
07 Kennisontwikkeling en Innovatie
Het ontwikkelen van kennis die van meerwaarde is voor het identificeren en benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrofoodsector en groene ruimte.
LNV streeft naar een optimale inzet van kennisontwikkeling, rekening houdend met de verschillende doeleinden van beleid.
Het effect van het beleid voor kennisontwikkeling op de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrofoodsector en de groene ruimte laat zich moeilijk kwantificeren. Om toch een indicatie te krijgen van het effect van het beleid voor kennisontwikkeling wordt met ingang van 2003 een begin gemaakt met het per beleidsveld meten van de bruikbaarheid voor de verschillende categorieën van belanghebbenden volgens nader te bepalen criteria. De meting zal per beleidsveld periodiek plaatsvinden. Bij de effectmeting zullen de volgende categorieën doelgroepen worden onderscheiden: beleid, wetenschap, onderwijs en training, beroepspraktijk.
De uitgaven op dit beleidsartikel maken onderdeel uit van de overzichtsconstructie Innovatiegerelateerde uitgaven uit te brengen door Economische Zaken. Voor een nadere toelichting op deze overzichtsconstructie verwijs ik u naar het hierover gestelde in de leeswijzer.
Grafiek 10: Procentuele verdeling uitgaven 2003 over operationele doelstellingen en apparaat
De operationele doelstelling luidt als volgt: Het instandhouden van een voor LNV relevante kennisinfrastructuur door middel van het ontwikkelen van strategische expertise, die bijdraagt aan de ontwikkelingsmogelijkheden van het agrofoodcomplex en de groene ruimte.
Nieuwe wetenschappelijke inzichten/vaardigheden zijn uitkomst van fundamenteel onderzoek en zijn onontbeerlijk voor vernieuwing van het beleidsterrein van LNV. De kans op succesvolle uitkomsten kan worden vergroot door gunstige voorwaarden te creëren voor (fundamenteel) onderzoek. Om die reden investeert LNV in een solide kennisbasis op het terrein van de agrofoodsector en de groene ruimte bij de Wageningen Universiteit en de Stichting DLO.
Ook het ontwikkelen en uitbouwen van wetenschappelijke en/of technologische kennis die op langere termijn een doorbraak kan bewerkstelligen in de verdere ontwikkeling van een of meerdere beleidsvelden van het departement van LNV behoort tot de kennisbasis. Enerzijds kiest LNV daarbij voor het ontwikkelen en uitbouwen van dergelijke kennis middels structurele financiering van de Stichting DLO. Anderzijds wordt gekozen voor tijdelijke financiering van strategische speerpuntprogramma's bij ook andere kennisinstellingen.
Strategische expertise heeft onder meer de vorm van proefschriften, wetenschappelijke artikelen en literatuur, excellente vakgroepen op het terrein van voedsel en groen, internationale onderzoeksnetwerken, innovatieve toepassingen, inzichten, vaardigheden/verkenningen
De kwaliteit van de kennisbasis wordt langs de volgende lijnen beoordeeld:
* Op de eerste plaats wordt de inzet van de middelen voor Strategische Expertise Ontwikkeling bij DLO beoordeeld door middel van goedkeuring van het strategisch plan dat daartoe door DLO wordt opgesteld.
* Op de tweede plaats worden alle leerstoelgroepen van Wageningen Universiteit eens per vijf jaar door een internationaal panel van deskundigen gevisiteerd. De wetenschappelijke kwaliteit, productiviteit, relevantie en levensvatbaarheid van het onderzoek binnen het betreffende vakgebied wordt volgens de systematiek van de VSNU op prestaties beoordeeld en afgezet tegen die van andere universiteiten.
* Op de derde plaats worden alle onderzoekscholen van Wageningen Universiteit door de KNAW beoordeeld op de thematische organisatie van onderzoek en de kwaliteit van opleiding van jonge onderzoekers. Deze beoordeling, welke bij een positieve uitkomst leidt tot de status van formeel erkend instituut, vindt elke 5 jaar plaats. Wageningen Universiteit kent 6 onderzoekscholen, waarbinnen alle onderzoek is georganiseerd. Alle 6 onderzoekscholen zijn erkend.
LNV streeft naar een positieve beoordeling van tenminste 80% van de leerstoelgroepen en onderzoekscholen van Wageningen Universiteit.
Deze norm geldt voor de eind 2003 uitgevoerde visitaties en beoordelingen. Voor wat betreft de onderzoeksscholen is de norm reeds bereikt.
Omschrijving | 2003 |
Percentage positieve beoordelingen | 80% |
* Bekostingsbesluit Wageningen Universiteit gebaseerd op de Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW)
* Regeling subsidie Stichting DLO.
* Stimuleringsprogramma's voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek op strategische speerpunten.
* Onderzoekers (inclusief studenten) binnen Wageningen Universiteit en DLO.
* Diegenen die de onderzoeksresultaten benutten.
Aantal | prijs/eenheid (x € 1000) | Totale uitgaven (x € 1000) | |
WU Basisvoorziening onderzoek/Investeringen/ICT | 72 096 | ||
Wageningen Universiteit promoties | 196 | 84 | 16 388 |
WU Onderzoekscholen | 6 | 499 | 2 995 |
Penvoerderschap ISRIC | 1 021 | ||
DLO onderzoekuren strategische expertise | 277 245 | 0,071 | 19 816 |
07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
Operationele doelstelling is: het generen van nieuwe kennis gericht op beantwoording van in het beleidsproces ontstane kennisvragen.
Voor de vorming, implementatie, uitvoering en evaluatie van beleid is kennis nodig. LNV verstrekt in dat kader opdrachten aan publieke en private instellingen. Opdrachten komen tot stand langs de weg van het genereren, selecteren en nader articuleren van kennisvragen voortkomend uit het beleidsproces. Waar mogelijk en relevant in interactie met belanghebbenden.
De opdrachten worden langs twee lijnen uitgevoerd. Voor het onderzoek op het terrein van de agrofoodsector en de groene ruimte wordt gewerkt met programmering van DLO-activiteiten op basis van de regeling subsidie Stichting DLO. Om de scope van het beleidsondersteunende onderzoek te verbreden worden daarnaast opdrachten aanbesteed in een open kennismarkt. LNV geeft prioriteit aan opdrachten die door vraagarticulatie tot scherpe kennisvragen leiden. De beleidsthema's kunnen afkomstig zijn uit beleidsbehoeften c.q. ambities, verkenningen en maatschappelijke signalen. Het kan gaan om zeer korte termijn – (bijvoorbeeld 6 maanden) – en zeer lange termijn (bijvoorbeeld 4 jaar) onderzoek.
Beleidsondersteunend onderzoek kent een aantal duidelijke producten in de vorm van: verkenningen, rapporten, oorzaak- en gevolganalyses, methodiekontwikkeling, evaluaties. Andere producten zijn onderzoek voor de ontwikkeling van concepten en onderzoek ter legitimering van beleid en uitvoering. Deze producten lenen zich beter voor gedeeltelijke beoordeling op de mate waarin is beantwoord aan vooraf gestelde vragen. De kwaliteit van het onderzoek wordt als volgt beoordeeld. In 2003 wordt een begin gemaakt met het per operationele doelstelling bepalen van de bruikbaarheid en impact van het beleidsondersteunend onderzoek. Het percentage positieve oordelen van het totaal aantal oordelen geeft de score. Er wordt gestreefd naar een score van 80%. Nulmeting zal voor het einde van 2002 plaatsvinden. Als tussendoel wordt ingezet op een jaarlijkse toename van het percentage met 10%.
Beoordeling beleidsondersteunend onderzoek vanuit het beleidsdomein voedsel en groen | |
---|---|
Omschrijving | 2003 |
Percentage positieve beoordelingen | P.M. |
* Regeling subsidie Stichting DLO, voor verkenningen, beleidsstudies, (routine)onderzoek, kennismontage.
* Stimuleringsprogramma beleidsondersteunend onderzoek.
* Innovatienetwerk Groene ruimte en Agrocluster.
* Tenderregeling voor beleidsondersteunend onderzoek aanbesteed in een open kennismarkt.
* Diegenen die de onderzoeksresultaten benutten
Aantal | prijs/eenheid(x € 1 000) | Totale uitgaven (x € 1 000) | |
DLO onderzoekprogramma's | 71 | 1 520 | 107 908 |
DLO bouwtaken en integratievergoeding | 24 411 | ||
Stimuleringsprogramma projecten | 70 | 198 | 13 876 |
Innovatienetwerk groene ruimte en agrocluster | 2 353 | ||
Open programmering onderzoek | 10 | 982 | 9 817 |
07.15 Wettelijke onderzoekstaken (WOT)
De doelstelling luidt als volgt: het nakomen van wettelijke verplichtingen en internationale verdragen voorzover onderzoeksverplichtingen voor LNV zijn opgenomen. Dit betreft onder meer onderzoek naar diergezondheid, visbestanden, natuurplanbureautaken en economische informatie. De minister stelt deze taken veilig door structurele financiering van faciliteiten en de uitvoering van dit onderzoek.
Er wordt beoordeeld via gespecificeerde omschrijvingen van doelen, producten en leveringsvoorwaarden. De kwaliteit van de betrokken kennisinstellingen wordt getoetst door middel van visitaties/audits van de onderzoeksinstellingen. Er wordt gestreefd naar een positieve beoordeling van tenminste 80% van het onderzoek verricht binnen instituten. Deze norm geldt voor de eind 2003 uitgevoerde visitaties en beoordelingen.
Omschrijving | 2003 |
Percentage positieve beoordelingen | 80% |
Het streven is er op gericht de wettelijke onderzoekstaken voor eind 2004 onder te brengen in convenanten/contracten. Er zijn 6 clusters van contracten.
Aantal clusters van wettelijke onderzoekstaken welke zijn ondergebracht in contracten | |
---|---|
Omschrijving | 2003 |
Aantal afgeronde convenanten/contracten | 4 |
* WOT-contracten
* Beleidsmakers.
* Europese Commissie.
* Diegenen die de onderzoeksresultaten benutten.
aantal | Prijs/eenheid(x € 1000) | Totale uitgaven(x € 1000) | |
DLO clusters WOT | 6 | 6 009 | 36 053 |
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
07 Kennisontwikkeling en innovatie | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 349 677 | 397 374 | 311 335 | 294 502 | 293 755 | 291 660 | 292 094 |
UITGAVEN | 317 440 | 304 015 | 312 455 | 295 051 | 293 873 | 293 097 | 293 531 |
Programma-uitgaven | 308 825 | 298 316 | 306 734 | 289 330 | 288 152 | 287 375 | 287 809 |
U0713 Kennisbasis | 117 643 | 113 640 | 112 316 | 111 431 | 110 512 | 109 760 | 110 194 |
– Bekostiging WU | 93 124 | 92 500 | 92 315 | 92 096 | 92 044 | 92 478 | |
– DLO, strategisch onderzoek | 20 516 | 19 816 | 19 116 | 18 416 | 17 716 | 17 716 | |
U0714 Beleidsondersteunend onderzoek | 154 273 | 149 023 | 158 365 | 142 146 | 141 887 | 141 862 | 141 862 |
– Stimuleringsprogramma's | 15 595 | 13 876 | 10 466 | 9 881 | 9 999 | 9 999 | |
– Bijdrage Innovatienetwerk | 3 554 | 2 353 | 2 187 | 2 324 | 2 181 | 2 181 | |
– Bijdrage DLO | 126 164 | 132 319 | 119 493 | 119 682 | 119 682 | 119 682 | |
– Open programmering onderzoek | 3 710 | 9 817 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | |
U0715 Wettelijke onderzoekstaken | 36 909 | 35 653 | 36 053 | 35 753 | 35 753 | 35 753 | 35 753 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
U0721 Apparaat | 8 615 | 5 699 | 5 721 | 5 721 | 5 721 | 5 722 | 5 722 |
ONTVANGSTEN | 12 633 | 13 887 | 21 581 | 9 758 | 9 758 | 9 575 | 9 575 |
De programma-uitgaven zijn bij vorenstaande operationele doelstellingen toegelicht aan de hand van prestatiegegevens.
De apparaatsuitgaven van de beleidsartikelen 7 (Kennisontwikkeling en innovatie), 8 (kennisvoorziening) en 9 (kennisverspreiding) zijn onder dit beleidsartikel (7) gebracht en hebben betrekking op de beleidsdirectie Wetenschap en Kennisoverdracht en het Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster.
Gegevens inzake apparaatsuitgaven (bedragen x € 1000) | |||
---|---|---|---|
Raming 2003 | |||
Directie Wetenschap en Kennisoverdracht | Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal |
Personeel DWK | 70 | 55,2 | 3 865 |
Personeel Innovatienetwerk | 10,5 | 81,0 | 850 |
Materieel | 825 | ||
Overig apparaat* | 181 | ||
Totaal apparaatsuitgaven | 5 721 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.
De ontvangsten hebben betrekking op de rente en aflossing over de verstrekte lening aan de Stichting DLO inzake aankoop van gebouwen en gronden, op de ontvangsten O&S-fonds inzake de nieuwbouw proefstation Bleiswijk alsmede op de bijdrage uit het Fonds Economische Structuurverbetering voor onderzoek. Ook zijn er ontvangsten voor het apparaat van DWK.
Ontvangsten 2003 (x € 1000) | |
---|---|
Totaal | 21 581 |
Rente en aflossing DLO | 9 741 |
Ontvangsten O&S-fonds in het kader van nieuwbouw proefstation Bleiswijk | 9 100 |
FES-ontvangsten in het kader van ICES/KIS II | 2 723 |
Ontvangsten apparaat DWK | 17 |
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 312 455 | 295 051 | 293 873 | 293 097 | 293 531 |
1a. waarvan apparaatsuitgaven | 5 721 | 5 721 | 5 721 | 5 722 | 5 722 |
2. Programma-uitgaven | |||||
2a. waarvan juridisch verplicht | 271 943 | 4 036 | 871 | ||
2b. waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden | 29 000 | 240 000 | 190 000 | 145 000 | 100 000 |
2c. niet onder 2a en 2b begrepen | 5 791 | 45 294 | 97 281 | 142 375 | 187 809 |
2d. totaal | 306 734 | 289 330 | 288 152 | 287 375 | 287 809 |
De apparaatsuitgaven zijn naar hun aard op korte termijn niet flexibel. Dit zelfde geldt voor de bijdragen aan Wageningen Universiteit en Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO), waar LNV een structurele subsidierelatie mee onderhoudt. Zo is de bijdrage aan Wageningen Universiteit gebaseerd op de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). DLO verricht structurele werkzaamheden in het kader van de subsidieregeling waaronder wettelijke onderzoekstaken, strategische expertise ontwikkeling en meerjarige onderzoeksprogramma's. Ook onderzoekscontracten in het kader van de open programmering kunnen meerjarig zijn.
* Door middel van goede vraagarticulatie en open aanbesteding wordt gestreefd naar vergroting van doeltreffendheid en doelmatigheid
* De economische situatie is van invloed op het tijdstip en de mate waarin ondernemers investeren in innovatieve ontwikkelingen. Het ontwikkelen van kennis voor innovatie is risicovol. De kans bestaat dat de beoogde kennis niet wordt verkregen.
Operationele doelstelling | Evaluatieonderzoek | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
07.13 | Kennis en Ontwikkeling (Beleidsonderzoek) | X | ||||
07.13 | Kennisontwikkeling en innovatie (Voedsel en Groen) | X | ||||
07.14 | Genereren nieuwe kennis gericht op beantwoording van in het beleidsproces ontstane kennisvragen | X | ||||
07.14 | InnovatieNetwerk groene ruimte en agrocluster | X | ||||
07.15 | Waarborgen Wettelijke onderzoekstaken | X |
De wetenschappelijke kwaliteit van de instellingen werkzaam in de kennisbasis ten behoeve van het agrofoodcomplex en de groene ruimte (7.13) en instellingen die wettelijke onderzoekstaken uitvoeren (7.15) worden getoetst door interne en externe visitaties.
Jaarlijks worden in het voor- en najaar de onderzoeksprogramma's van DLO zowel inhoudelijk als beheersmatig getoetst. De uitkomsten van de voorjaarstoetsing worden verwerkt in de jaarlijkse Kaderbrief Stichting DLO. In het najaar worden de nieuw te starten programma's ex-ante getoetst. Doel van deze toetsing is na te gaan of nieuwe programma's van start mogen gaan en voor het vaststellen van de hoogte van budgetten. De uitkomsten worden verwerkt in de jaarlijkse «Goedkeuringsbrief» voor Stichting DLO. (7.14)
De subsidievoorwaarden van de regeling subsidie Stichting DLO worden in het najaar 2002 geëvalueerd. In 2006 zal opnieuw geëvalueerd worden. (7.13 t/m 7.15)
Het innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster wordt in 2005 geëvalueerd. Op basis van de evaluatie wordt bepaald in welke vorm de activiteiten van het Innovatienetwerk na 2005 worden voortgezet. (7.14)
In het kader van de vernieuwing van het aansturen van het onderzoek van het ministerie van LNV is in 2001 begonnen met een verbreding van de scope van het onderzoek via een systeem van open programmering. De ervaringen met de eerste tender open programmering zijn in 2002 beknopt geëvalueerd ten behoeve van de verdere ontwikkeling van het systeem. (7.14)
LNV is systeemverantwoordelijk voor het instandhouden en het ontwikkelen van een kennisbasis in het kader van de kennisontwikkeling en innovatie. Het doen beantwoorden van de in het beleidsproces gegenereerde kennisvragen en wettelijke onderzoekstaken betreffen een resultaatverantwoordelijkheid van LNV.
Er is een lijn ingezet om onderzoek te koppelen aan operationele doelstellingen van de begroting. Dit om de verantwoordelijkheid voor onderzoek breder binnen LNV te verankeren en de koppeling aan regeringsbeleid te verhelderen.
Voor verantwoording wordt gesteund op een «professional judgement» van voor operationele doelstellingen verantwoordelijke directies en externe maatschappelijke groeperingen.
In 2004 is verantwoording mogelijk door het meten van beleidsrelevantie en effecten van het onderzoek bij doelgroepen. Voor 2003 is voor de beleidsrelevantie een nulmeting uitgevoerd.
Het verzorgen van groen voorbereidend, middelbaar en hoger beroepsonderwijs, alsmede universitair onderwijs door het waarborgen van een stelsel van LNV-onderwijs.
08.11 Voorzieningen groen onderwijs
De operationele doelstelling luidt volledig: het waarborgen van het aanbod en de kwaliteit van voorzieningen door toezicht op de opzet en het functioneren van kwaliteitszorg- en accreditatiesystemen, alsmede het waarborgen van continuïteit in het aanbod van groen voorbereidend middelbaar en hoger beroepsonderwijs alsmede universitair onderwijs door adequate bekostiging en toezicht en monitoring van financiële kengetallen.
Het aanbod van voorbereidend, middelbaar en hoger onderwijs wordt verzorgd door bij de wet erkende instellingen. Instellingen moeten een kwaliteitszorgsysteem hebben. Voor het HBO en WO wordt (naar verwachting in 2002) een accreditatiesysteem voor opleidingen ingevoerd aanvullend op het reeds bestaande kwaliteitsbewakingssysteem. Kwaliteitszorg- en accreditatiesystemen worden steeds meer als basis voor het waarborgen van algemene kwaliteit van instellingen en hun opleidingen benut.
A Toenemend aantal «LNV-instellingen» dat beschikt over een kwaliteitszorgsysteem (opzet) | |
---|---|
Omschrijving | Streefwaarde 2003 |
WO/HBO-instellingen met een kwaliteitszorgsysteem | 100% |
MBO onderwijs met een kwaliteitszorgsysteem | 95% |
VMBO onderwijs met een kwaliteitszorgsysteem (is voor VMBO niet verplicht) | 50% |
B Toenemend aantal «LNV-instellingen» waar het kwaliteitszorgsysteem naar behoren functioneert (werking) | |
---|---|
Omschrijving | Streefwaarde 2003 |
WO/HBO instellingen met een functionerend kwaliteitszorgsysteem | 75% |
MBO onderwijs met een functionerend kwaliteitszorgsysteem | 50% |
VMBO onderwijs met een functionerend kwaliteitszorgsysteem | 25% |
De Inspectie ziet toe bij opzet en werking van kwaliteitszorgsystemen.
C Alle instellingen voor «LNV-opleidingen» dienen de solvabiliteit en de liquiditeit (ten behoeve van continuïteit van de instellingen) redelijk tot goed op orde te hebben | ||
---|---|---|
Omschrijving | Totaal Aantal Instellingen | Streefwaarde 2003 |
Aantal WO-groen instellingen | 1 | 1 |
Aantal HBO-groen instellingen | 6 | 6 |
aantal MBO/VMBO-groen instellingen | 12 | 12 |
Solvabiliteit en liquiditeit worden bepaald aan de hand van de meest recente jaarrekening die opgeslagen is in het Jaarrekening Registratie Systeem (JRS):
* De solvabiliteit wordt redelijk tot goed beoordeeld als het eigen vermogen meer dan 10% bedraagt van het totaal vermogen.
* De liquiditeit wordt redelijk tot goed beoordeeld als de current ratio hoger is dan 0,6 (current ratio = vlottende activa gedeeld door kortlopende schulden).
* Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) op basis waarvan het hoger en wetenschappelijk onderwijs worden bekostigd.
* Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) op basis waarvan het beroepsonderwijs (BOL en BBL) wordt bekostigd.
* Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) op basis waarvan het voortgezet onderwijs (VBO en LWOO) wordt bekostigd.
* Wet op het Onderwijs Toezicht (WOT) op basis waarvan het toezicht wordt uitgevoerd.
* Afspraken met betrekking tot (gelijke) bekostiging van onderwijs LNV t.o.v. OCenW en maatregelen ter verbetering van verantwoording, toezicht en controle
* Onderwijsinstelingen.
* Diegenen die onderwijs genieten binnen de LNV-instellingen.
* Diegenen die gebruik maken van binnen de LNV-instelingen gekwalificeerden.
Instrument | Totale uitgaven (x € 1000) |
Wetenschappelijk onderwijs(WHW/WOT) | 31 395 |
HBO-groen (WHW/WOT) | 49 012 |
MBO-groen en VMBO-groen (WEB/WVO/WOT) | 307 858 |
ASC-subsidie (Afrika Studie Centrum) | 626 |
Aantal | prijs/eenheid(x € 1 000) | Totale uitgaven (x € 1000) | |
Wageningen Universiteit basisvoorziening | 17 908 | ||
Wageningen Universiteit component 1e jaars | 702 | 3,72 | 2 609 |
Wageningen Universiteit component getuigschriften | 512 | 21,25 | 10 878 |
HBO-groen (aantal studenten) | 8 400 | 5,83 | 49 012 |
AOC's BOL (aantal deelnemers) | 15 100 | 5,04 | 76 168 |
AOC's BBL (aantal deelnemers) | 8 350 | 2,65 | 22 151 |
AOC's VMBO/LWOO (aantal leerlingen) | 12 300 | 7,25 | 89 212 |
AOC's overig VMBO(aantal leerlingen) | 21 600 | 4,88 | 105 415 |
AOC's (niet gebaseerd op leerlingaantal) | 14 912 |
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
08 Kennisvoorziening | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 448 154 | 415 760 | 388 891 | 403 501 | 415 560 | 426 450 | 435 702 |
UITGAVEN | 393 543 | 384 260 | 388 891 | 403 501 | 415 560 | 426 450 | 435 702 |
Programma-uitgaven | 393 543 | 384 260 | 388 891 | 403 501 | 415 560 | 426 450 | 435 702 |
U0811 Voorzieningen groen onderwijs | 393 543 | 384 260 | 388 891 | 403 501 | 415 560 | 426 450 | 435 702 |
– Bekostiging WU, onderwijs | 32 336 | 31 395 | 31 206 | 31 155 | 30 898 | 31 046 | |
– Bekostiging HBO-groen | 53 429 | 49 012 | 48 832 | 48 781 | 48 655 | 48 875 | |
– Bekostiging VMBO/MBO groen | 297 869 | 307 858 | 322 837 | 334 998 | 346 271 | 355 155 | |
– ASC-subsidie | 626 | 626 | 626 | 626 | 626 | 626 | |
ONTVANGSTEN | 1 016 | 182 | 182 | 182 | 182 | 182 | 182 |
De programma-uitgaven zijn bij vorenstaande operationele doelstelling toegelicht aan de hand van prestatiegegevens.
De op dit artikel geraamde ontvangsten hebben betrekking op terug te ontvangen subsidievoorschotten van onderwijsinstellingen.
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 388 891 | 403 501 | 415 560 | 426 450 | 435 702 |
1a. waarvan apparaatsuitgaven | |||||
2. Programma-uitgaven | |||||
2a. waarvan juridisch verplicht | 367 407 | ||||
2b. waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden | 21 484 | 403 501 | 415 560 | 426 450 | 435 702 |
2c. niet onder 2a en 2b begrepen | |||||
2d. totaal | 388 891 | 403 501 | 415 560 | 426 450 | 435 702 |
Hoewel de LNV-bijdragen aan de instellingen in het LNV-onderwijs jaarlijks (juridisch) worden toegekend, zijn de meerjarige programma-uitgaven niet flexibel. Er liggen immers wettelijke verplichtingen voor het instandhouden van het stelsel en daarbij behorende bekostiging. De lumpsum bekostiging van de instellingen in het LNV-onderwijs vindt plaats op basis van vastgestelde bekostigingsmodellen. De grondslagen van deze modellen liggen vast in wet- en regelgeving.
Een belangrijk uitgangspunt is voldoende bekostiging van LNV-instellingen.
Operationele doelstelling | Evaluatieonderzoek | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
08.11 | Kennisvoorziening | X |
Evaluaties met betrekking tot algemeen onderwijsbeleid worden uitgevoerd door OCenW (OCenW-volgend beleid).
Voor het algemene onderwijsbeleid zijn de kaders voor toezicht wettelijk vastgelegd. De resultaten van toezicht worden in het jaarlijkse (landbouw)onderwijsverslag opgenomen. Jaarlijks houdt de inspectie een aantal meta-evaluaties inzake de opzet en de werking van de kwaliteitszorgsystemen bij de diverse LNV-instellingen.
Met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van de instellingen worden door het ministerie van LNV analyses van de financieel economische positie van groene onderwijsinstellingen als totaal uitgevoerd welke kunnen fungeren als benchmark voor afzonderlijke instellingen.
LNV is verantwoordelijk voor het waarborgen van het stelsel van LNV-onderwijs en is resultaatverantwoordelijk voor de bekostiging van de bij wet erkende instellingen van het LNV-onderwijs.
Het aangegeven groeipad in de begroting 2002 is gerealiseerd. Wel zal nadrukkelijker de kwaliteit van de instellingen worden bewaakt.
De (toekomstige) doelgroepen in het agrofoodcomplex en de groene ruimte breed inzetbaar kwalificeren en gekwalificeerd houden voor de arbeidsmarkt en voor de maatschappij als geheel.
Het uitwisselen van kennis en informatie tussen het ministerie van LNV en maatschappelijke doelgroepen met het oog op de voorbereiding en de realisatie van het LNV-beleid.
Grafiek 11: Procentuele verdeling uitgaven 2003 over operationele doelstellingen en apparaat
09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
Het waarborgen van omstandigheden waarin de inhoud van de opleidingen voor voedsel en groen actueel wordt gehouden.
De opleidingen van de (toekomstige) beroepsbevolking in voedsel en groen moeten actueel zijn en aangepast zijn aan nieuwe inhoudelijke ontwikkelingen. Deze aanpassing vindt plaats op basis van nieuwe kennis, nieuwe concepten en principes, nieuwe beleidsdoelstellingen en waarden, inclusief die welke verbonden zijn met (internationale) ontwikkelingen en arbeidsmarkten.
Het accent voor de komende jaren in groene opleidingen zal liggen op het versterken van de beleids- en maatschappelijke oriëntatie van de inhoud van de opleidingen in het gehele beroepsonderwijs en het creëren van een vraaggestuurde leeromgeving.
Output van de doelstelling betreft het feitelijk handelen van actoren in overeenstemming met beleidsissues voorzover ten gevolge van opleiding. De output is echter pas op termijn zichtbaar. Uitgegaan wordt van een periode van vijf jaar na de opleiding. Daarom wordt beoordeeld aan de hand van een input-variabele. Er wordt beoordeeld in welke mate LNV-beleidsissues aan de orde komen binnen praktijkleren, Via-regeling en cursusonderwijs. De middelen voor vakdepartementaal onderwijsbeleid worden grotendeels aan deze drie onderdelen besteed. Via dit toetsingskader wordt de beleidsmatige en maatschappelijke oriëntatie van het groen onderwijs beoordeeld. Na afloop van het begrotingsjaar zal worden beoordeeld in hoeverre beleidsissues in praktijkleren, via-regeling en cursusonderwijs aan de orde komen. Er wordt op langere termijn gestreefd naar een score van 80%. Als tussendoel wordt ingezet op een jaarlijkse toename van het percentage met 10. Nulmeting zal voor het einde van het jaar 2002 plaatsvinden.
Beoordeling vakdepartementaal onderwijsbeleid vanuit het beleidsdomein voedsel en groen | |
---|---|
Omschrijving | 2003 |
Percentage beleidsissues | PM |
* Via-regeling: met de regeling wordt een aanvullende inhoudelijke vernieuwing vanuit het beleidsdomein voedsel en groen gestimuleerd.
* Cursusonderwijs: met dit onderwijs wordt gestimuleerd dat betrokkenen in het domein voor voedsel en groen nieuwe kennis en informatie over de inhoudelijke ontwikkelingen kunnen vergaren. De nota's van het ministerie van LNV zijn hierbij leidend. Voor cursussen wordt subsidie gegeven om deelname te stimuleren. De kwaliteit van de cursussen wordt gewaarborgd doordat alleen onderwijsinstellingen de LNV cursus mogen aanbieden. De thema's voor deze cursussen zijn onder meer: maatschappelijk verantwoord ondernemen, voedsel, voedselveiligheid, biotechnologie, dierenwelzijn, milieu, biodiversiteit, natuur, plattelandsontwikkeling, visserij en ecologie, omgaan met water, energie, CO2 en gemeenschappelijk landbouwbeleid.
* Praktijkleren. Met dit instrument wordt gestimuleerd dat lerenden in groene opleidingen ook in de praktijk leren onder meer door praktijkweken te organiseren. Over de uitvoering wordt door de onderwijsinstellingen verantwoording afgelegd op basis van vooraf ingestelde doelen per instelling.
* Overige subsidies en regelingen in het kader van vakdepartementaal onderwijsbeleid.
In de tweede beleidsbrief onderwijs 2010 «onderwijs voor voedsel en groen: vernieuwing van de inhoud» (maart 2002) worden twee nieuwe programma's aangekondigd om het huidige instrumentarium voor inhoudelijke vernieuwing te stroomlijnen. Het budget van de VIA-regeling zal in de loop van de komende jaren via het programma «Inhoudelijke vernieuwing Groen Onderwijs» worden ingezet.
Via het programma «Kenniscirculatie voor voedsel en groen» kan integrale kennis over voedsel en groen voor de beroepsgroep en het gehele onderwijs, dus ook het primaire onderwijs, beschikbaar worden gesteld.
* Diegenen die onderwijs genieten.
* Diegenen die gebruik maken van gekwalificeerden binnen het onderwijs
Aantal | Gemiddeld bedrag(x € 1 000) | Totale uitgaven (x € 1 000) | |
Projecten VIA-regeling (aantal projecten) | 20 | 200 | 4 004 |
Projecten cursusonderwijs | 30 | 107 | 3 202 |
Regeling praktijkleren (aantal leerlingen AOC's) | 57 350 | 0,45 | 25 962 |
Overig subsidies Vakdepartementaal (aantal regelingen/afspraken) | 34 | 430 | 14 605 |
09.17 Algemeen onderwijsbeleid
Het waarborgen van algemene onderwijskundige vernieuwing in de LNV-instellingen. Hiervoor is het ministerie van OCenW beleidsbepalend en het ministerie van LNV trendvolgend.
Vereiste ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden door middel van gericht arbeidsmarktbeleid. Onderwijskundige ontwikkelingen gericht op doorstroom alsmede elders en eerder verworven competenties in de diplomering krijgen prioriteit. Ook een belangrijk aandachtspunt is de kwaliteitsverbetering van examens in samenwerking met OCenW-instellingen.
Nieuwe leervormen met ICT zijn ook van belang voor groene opleidingen. Nadruk ligt op het creëren van een goede infrastructuur. Daarnaast wordt door middel van stimulering van een aantal concrete projecten geëxperimenteerd met groene opleidingen, waarin nieuwe onderwijsvormen met ICT de nadruk krijgen.
Streefwaarde bij deze operationele doelstelling bestaat uit:
* Onderwijskundige ontwikkelingen binnen het groene onderwijs die in de pas lopen met ontwikkelingen binnen het overig onderwijs.
* Regelingen ICT: zorgen voor infrastructuur en nieuwe vormen van onderwijs met behulp van ICT.
* Overige regelingen in het kader van algemeen onderwijsbeleid voor Wageningen Universiteit.
* Overige regelingen in het kader van algemeen onderwijsbeleid voor HBO-groen.
* Overige regelingen in het kader van algemeen onderwijsbeleid voor VMBO/MBO-groen.
* Diegenen die onderwijs genieten binnen de LNV-instellingen.
* Diegenen die gebruik maken van binnen de LNV-instellingen gekwalificeerden.
Aantal | Gem. bedrag x € 1 000 | Totaal x € 1 000 | |
Regelingen en overige afspraken WU alg. | 2 | 422 | 843 |
Regelingen en overige afspraken HBO alg. | 14 | 319 | 4 430 |
Regelingen en overige afspraken VMBO/MBO alg. | 21 | 994 | 21 035 |
Regelingen en overige afspraken ICT | 7 | 994 | 6 960 |
Het realiseren van een optimale kennisdoorstroming over beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking tot voedsel en groen.
Het doel van de kennisdoorstroming is dat de betrokkenen de juiste maatregelen kunnen treffen om aan doelstellingen van LNV-beleid te voldoen. Hiervoor worden voorlichtingsopdrachten verstrekt voor het communiceren met diverse doelgroepen. De communicatie is bestemd voor sectoren, ketens, specifieke groepen, en mensen in het agrofoodcomplex en de groene ruimte. De opdrachten zijn afgeleid van nieuwe beleidsnota's van het ministerie van LNV en worden openbaar aanbesteed.
Output van de doelstelling betreft het feitelijk handelen van actoren in overeenstemming met beleidsissues voorzover ten gevolge van kennisdoorstroming. Resultaten van dit handelen zullen gemeten worden. De output is echter pas op termijn zichtbaar.
Voorlichtingsopdrachten: met de opdrachten worden voorlichtingsopdrachten voor het domein voedsel en groen gefinancierd. De nota's van het ministerie van LNV zijn hierbij leidend.
Actoren binnen het LNV-beleidsdomein (producenten, consumenten en kenniswerkers op het gebied van voedselvoorziening en groene ruimte).
Aantal tenders voorlichting | Gem. bedrag (x € 1 000) | Totale uitgaven(x € 1 000) | |
Voorlichting | 20 | 726 | 14 529 |
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
09 Kennisverspreiding | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 68 197 | 99 351 | 95 443 | 93 760 | 93 468 | 93 192 | 93 647 |
UITGAVEN | 47 698 | 93 544 | 95 439 | 95 117 | 94 826 | 94 549 | 95 004 |
Programma-uitgaven | 47 269 | 92 634 | 95 159 | 94 837 | 94 546 | 94 269 | 94 724 |
U0916 Vakdepartementaal onderwijsbeleid | 21 546 | 45 685 | 47 773 | 47 128 | 47 199 | 47 015 | 47 389 |
– VIA-regeling | 3 133 | 4 004 | 4 006 | 4 006 | 4 013 | 4 036 | |
– Regeling cursusonderwijs | 3 004 | 3 202 | 3 200 | 3 200 | 3 200 | 3 218 | |
– Regeling praktijkleren | 27 377 | 25 962 | 25 578 | 25 699 | 25 771 | 25 924 | |
– Overig vakdepartementaal | 12 171 | 14 605 | 14 344 | 14 294 | 14 031 | 14 211 | |
U0917 Algemeen onderwijsbeleid | 16 728 | 35 469 | 33 268 | 33 580 | 33 630 | 33 947 | 34 028 |
– Overige regel. WU, Alg. | 1 534 | 843 | 847 | 848 | 855 | 856 | |
– Overige regel. HBO-groen, Alg. | 4 884 | 4 430 | 4 441 | 4 461 | 4 533 | 4 549 | |
– Overige regel. VMBO/MBO-groen, Alg. | 20 249 | 21 035 | 21 338 | 21 367 | 21 564 | 21 588 | |
– Regelingen ICT | 8 802 | 6 960 | 6 954 | 6 954 | 6 995 | 7 035 | |
U0918 Voorlichting | 8 995 | 11 480 | 14 118 | 14 129 | 13 717 | 13 307 | 13 307 |
– Voorlichting | 11 480 | 14 529 | 14 951 | 14 951 | 14 952 | 14 952 | |
– Strategisch Akkoord: efficiency-/volumetaakstelling | – 411 | – 822 | – 1 234 | – 1 645 | – 1 645 | ||
Apparaatsuitgaven | 429 | 910 | 280 | 280 | 280 | 280 | 280 |
U09.22 Baten-lastendienst | 429 | 910 | 280 | 280 | 280 | 280 | 280 |
ONTVANGSTEN | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 |
De programma-uitgaven zijn bij vorenstaande operationele doelstellingen toegelicht aan de hand van prestatiegegevens.
De apparaatsuitgaven baten-lastendienst hebben betrekking op LASER.
De ontvangsten hebben betrekking op uitgaven die verrekend worden met OCW.
Bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 95 439 | 95 117 | 94 826 | 94 549 | 95 004 |
1a. waarvan apparaatsuitgaven | 280 | 280 | 280 | 280 | 280 |
2. Programma-uitgaven | |||||
2a. waarvan juridisch verplicht | 7 885 | 2 397 | 272 | 136 | |
2b. waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden | 66 436 | 66 364 | 66 535 | 66 931 | 67 206 |
2c. niet onder 2a en 2b begrepen | 20 838 | 26 076 | 27 739 | 27 202 | 27 518 |
2d. totaal | 95 159 | 94 837 | 94 546 | 94 269 | 94 724 |
Een deel van de programma-uitgaven voor nog aan te gane verplichtingen heeft betrekking op doorlopende exploitatiesubsidies aan organisaties voor onderwijsvernieuwingen en meerjarige programma's voor de invoering van ICT in het groene onderwijs.
Operationele doelstelling | Evaluatieonderzoek | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
09.16 | De Actualiteit van de groene opleidingen | X | ||||
09.17 | De Actualiteit van de groene opleidingen | X | ||||
09.18 | Instrument voorlichting bij de implementatie van beleid | X |
Evaluatie en toezicht van het vakdepartementaal onderwijsbeleid wordt als volgt opgepakt:
* Door toetsing van de resultaten van visitaties wordt de kwaliteit van opleidingen getoetst.
* Via onderzoek op de arbeidsmarkt wordt getoetst of opleidingen daadwerkelijk aansluiten bij de arbeidsmarkt. Om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt goed te kunnen blijven volgen zal regulier (jaarlijks) een onderzoek onder schoolverlaters worden uitgevoerd. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt worden met ondersteuning van het daaraan verbonden onderzoek gevolgd. Uitkomsten van dit onderzoek worden door het onderwijs benut om opleidingen aan te passen.
* Voor wat betreft het praktijkleren zullen jaarlijks de ontwikkelingsplannen worden beoordeeld.
Een evaluatie van het praktijkleren is in 2002 afgerond. Op basis van deze evaluatie wordt de regeling praktijkleren 2003 aangepast.
* De Via-regeling wordt gaandeweg afgebouwd en vervangen door een nieuw programma.
* Het cursusonderwijs wordt in 2004 geëvalueerd.
* In 2006 zal een evaluatie worden uitgevoerd van het in de tweede beleidsbrief onderwijs 2010 «onderwijs voor voedsel en groen: vernieuwing van de inhoud» geschetste beeld voor de ontwikkelingsrichting van het groene onderwijs.
Evaluatie m.b.t. algemeen onderwijsbeleid wordt geëntameerd door OCenW. Voor het algemene onderwijsbeleid zijn de kaders voor toezicht wettelijk vastgelegd. De resultaten van toezicht worden in het jaarlijkse (landbouw)onderwijsverslag opgenomen. Op ad-hoc basis kunnen aanvullende evaluaties worden uitgevoerd. Uitvoering van het beleid wordt voor een belangrijk deel door de onderwijsinstellingen gedaan. Via de uitvoering van toezicht door de Inspectie wordt deze uitvoering gevolgd. Uitkomsten van het toezicht vormen de basis voor herijking en ombuigingen van het beleid.
Bij het voorlichtingsprogramma leggen opdrachtnemers per opdracht verantwoording af over de van tevoren in de opdracht vastgestelde doelen. Het systeem van open aanbesteding bij voorlichtingsopdrachten wordt in 2004 op zijn effecten geëvalueerd.
LNV is verantwoordelijk voor het waarborgen van de kwaliteit (inclusief de inhoud van de opleidingen) en is resultaatverantwoordelijk voor de inzet en werking van de instrumenten voor het realiseren van de doelstellingen van dit beleidsartikel.
In 2003 wordt een streefwaarde voor realisatie van algemeen onderwijsbeleid ontwikkeld. De onderbouwing met prijs- en volumecomponenten wordt verder uitgewerkt.
Dit niet-beleidsartikel heeft een bijzonder karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen naar de overige beleidsartikelen plaats. Daarnaast worden onvoorziene uitgaven op het artikel geraamd. Het artikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.
Op dit onderdeel worden de uit de aanvullende post prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt tot toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen.
Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en de overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. Vanuit dit artikel wordt de loonbijstelling toegedeeld aan de loongevoelige beleidsartikelen.
De grondslag van deze post ligt in de Comptabiliteitswet 2001, waarin de mogelijkheid is opgenomen om een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen.
Bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
10 Nominaal en onvoorzien | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 16 133 | 10 866 | 11 097 | 11 438 | 11 438 | 11 425 | |
UITGAVEN | 16 133 | 10 866 | 11 097 | 11 438 | 11 438 | 11 425 | |
Programma-uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Apparaatsuitgaven | 16 133 | 10 866 | 11 097 | 11 438 | 11 438 | 11 425 | |
U1021 Prijsbijstelling | 5 113 | 5 162 | 5 089 | 5 213 | 5 213 | 5 200 | |
U1022 Loonbijstelling | 10 842 | 5 526 | 5 830 | 6 047 | 6 047 | 6 047 | |
U1023 Onvoorzien | 178 | 178 | 178 | 178 | 178 | 178 | |
ONTVANGSTEN | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Van de aangehouden prijsbijstellingstranche 2002 is uiteindelijk 25% toegewezen.
Het restant loonbijstelling op dit artikel is gereserveerd voor centrale projecten sector rijk, alsmede voor de totstandkoming van de CAO 2002 (1-11-2002).
Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma, toegelicht die niet vallen onder de voorgaande beleidsartikelen. Dit betreft: de apparaatsuitgaven van staf- en andere directies op het kerndepartement, uitgaven in het kader van het actieplan emancipatie, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen.
Grafiek 12: Procentuele verdeling uitgaven 2003 over operationele doelstellingen en apparaat
Bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
11 Algemeen | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
VERPLICHTINGEN | 254 295 | 264 587 | 201 832 | 188 094 | 183 049 | 186 129 | 188 729 |
UITGAVEN | 254 306 | 264 582 | 201 964 | 188 089 | 183 045 | 186 125 | 188 725 |
Programma-uitgaven | 48 370 | 67 485 | 41 843 | 40 861 | 40 014 | 39 167 | 39 167 |
U1111 Emancipatie | 787 | 227 | 227 | 227 | 227 | 227 | 227 |
U1113 Internationale contributies | 7 344 | 7 435 | 7 435 | 7 435 | 7 435 | 7 435 | 7 435 |
U1114 Uitvoering van EU-maatregelen | 40 239 | 59 823 | 34 181 | 33 199 | 32 352 | 31 505 | 31 505 |
– Uitvoering van EU-maatregelen | 59 823 | 35 028 | 34 892 | 34 892 | 34 892 | 34 892 | |
– Strategisch Akkoord: efficiency-/volumetaakstelling | – 847 | – 1 693 | – 2 540 | – 3 387 | – 3 387 | ||
Apparaatsuitgaven | 205 936 | 197 097 | 160 121 | 147 228 | 143 031 | 146 958 | 149 558 |
U1121 Apparaat | 178 395 | 177 167 | 140 441 | 127 548 | 123 351 | 127 278 | 129 878 |
– Apparaat | 177 167 | 159 289 | 152 640 | 154 691 | 161 859 | 164 459 | |
– Strategisch Akkoord: efficiency-/volumetaakstelling* | – 9 250 | – 15 494 | – 21 742 | – 24 983 | – 24 983 | ||
– Strategisch Akkoord: vermindering inhuur externen | – 9 598 | – 9 598 | – 9 598 | – 9 598 | – 9 598 | ||
U1122 Baten-lastendienst | 27 541 | 19 930 | 19 680 | 19 680 | 19 680 | 19 680 | 19 680 |
ONTVANGSTEN | 47 872 | 278 606 | 245 756 | 245 706 | 245 706 | 245 706 | 245 706 |
* Inclusief de nadere besluitvormingsbegroting 2003.
De programma-uitgaven worden onderstaand toegelicht.
De apparaatsuitgaven hebben onder meer betrekking op de algemene leiding, de Bestuursraad, het Kabinet (inclusief de LNV-VB), de directies Personeel en Organisatie, Financieel Economische Zaken, Informatiemanagement en Facilitaire Aangelegenheden, Accountantsdienst, Voorlichting, Juridische Zaken, Internationale Zaken, Expertise Centrum LNV, de Regiodirecties en de Dienst Basisregistraties.
Op dit artikel worden tevens de materiële uitgaven ministerie algemeen geraamd, zoals huisvestings- en automatiseringsuitgaven, die niet zijn toe te rekenen aan de beleidsartikelen.
De uitgaven voor de baten-lastendienst hebben betrekking op uitvoeringskosten van LASER uit hoofde van de uitvoering van diverse EU-regelingen. Het gaat hier om diverse inkomensregelingen (o.a. slachtpremieregeling volwassen runderen) alsmede om de uitvoeringskosten van POP-projecten.
Gegevens inzake apparaatsuitgaven (bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
gemiddelde sterkte | gemiddelde prijs | totaal | |
Personeel algemene leiding en stafdirecties 1) | 736 | 62,3 | 45 859 |
Personeel overige directies 2) | 664 | 52,3 | 34 683 |
Materieel | 30 805 | ||
Materieel Ministerie algemeen | 36 388 | ||
Overig apparaat* | 11 554 | ||
Ombuiging Strategisch Akkoord | – 18 848 | ||
Bijdrage aan Laser | 19 680 | ||
Totaal apparaatsuitgaven | 160 121 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.
1) Dit betreffen de personele uitgaven van de algemene leiding en de stafdirecties Kabinet (incl. LNV-VB), Personeel en Organisatie, Financieel Economische Zaken, Informatiemanagement en Facilitaire Aangelegenheden, de Accountantsdienst en de directie Voorlichting.
2) Dit betreffen de personele uitgaven voor de regio- en projectdirecties, de directies Juridische Zaken en Internationale Zaken, het Expertisecentrum LNV en de Dienst Basisregistraties.
De ontvangsten hebben met name betrekking op de landbouwheffingen. In de bijlage Europese geldstromen worden de ontvangsten uit hoofde van de landbouwheffingen per landbouwproduct weergegeven. Daarnaast worden op dit artikel ontvangsten geraamd voor de uitvoering van EU-landbouwmaatregelen. Tot slot is sprake van diverse overige ontvangsten.
Ontvangsten 2003 (x € 1 000) | |
---|---|
Totaal | 245 756 |
Landbouwheffingen | 230 000 |
EU-ontvangsten | 5 003 |
Overige ontvangsten | 10 753 |
Toelichting op de programma-uitgaven
In 2003 zal LNV haar emanciptie- en diversiteitsbeleid verder ontwikkelen en concretiseren.
Diversiteitsbeleid is zowel het tijdig opsporen wie door welk gangbaar beleid wordt uitgesloten als het ontwikkelen van alternatieven waardoor zoveel mogelijk mensen worden ingesloten.
Doordat diversiteitsbeleid vrouwen evenals andere groepen op een effectieve, niet problematiserende, stigmatiserende wijze insluit draagt het op een eigentijdsere wijze bij aan emancipatie.
Enerzijds worden de acties uit het actieplan 1999–2002 gecontinueerd:
– databestand voor vrouwen uitbreiden en bijhouden. Op termijn moeten die ook vanuit diversiteit ingevuld gaan worden.
– EmancipatieEffectRapportages (EER's) op relevante LNV thema's uitvoeren en deze verbreden naar DiversiteitsEffectrapportages (DER's)
– subsidie uitzetten om emancipatie en diversiteitsprojecten te ondersteunen.
– onderzoek doen naar de sociaal culturele dimensie op het platteland en de noodzakelijke integratie en aanpassing van het LNV-beleid. Dit wordt ook vanuit de diversiteitsfocus benaderd.
Anderzijds zal aan nieuwe zaken worden gewerkt, zoals:
– Stimuleringsimpuls sociale infrastructuur landelijk gebied ontwikkelen met andere partijen.
– interne en externe workshops om de meerwaarde van diversiteitsbeleid breed uit te dragen.
– concrete diversiteitsprojecten ontwikkelen om de urgentie van diversiteitsbeleid nog meer kracht bij te zetten.
11.13 Internationale contributies
Het ministerie van LNV voldoet jaarlijks aan de contributieverplichtingen uit hoofde van het Nederlands lidmaatschap van internationale organisaties die zich bewegen op het beleidsterrein van LNV. De contributie aan de FAO (Food and Agricultural Organisation) van de Verenigde Naties is veruit de grootste en behelst ca. 80 procent van het budget voor internationale contributies. De FAO-contributie wordt toegerekend aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), het cluster van buitenlanduitgaven en -ontvangsten op de rijksbegroting.
11.14 Uitvoering van EU-maatregelen
Op dit artikel worden uitgaven geraamd die samenhangen met de uitvoering van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie. Concreet gaat het hier om de interventiekosten, de medebewindskosten, de uitgaven uit hoofde van de apurementprocedure en de kosten van schikkingen die samenhangen met de uitvoering van de Regeling Superheffing. Onder «interventiekosten» worden de kosten van in-, op- en uitslag verstaan van de marktordeningsproducten zuivel, rundvlees en granen.
De medebewindskosten betreffen de vergoedingen voor taken die door de productschappen in medebewind worden verricht. Deze taken omvatten de uitvoering van maatregelen in het kader van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie en hebben in hoofdzaak betrekking op het opleggen van heffingen, het verlenen van exportrestituties, alsmede de administratie hiervan. Een nadere toelichting betreffende de uitvoering door de productschappen uit hoofde van medebewind wordt in de EU-bijlage gegeven.
Ten behoeve van de afwikkeling van declaraties over afgesloten jaren met het EOGFL, afdeling Garantie, door middel van de zogenaamde apurement-procedure is op dit artikel een stelpost opgenomen.
LNV is verantwoordelijk voor de uitvoering van de EU-maatregelen.
Reikwijdte van de mededeling over de bedrijfsvoering
Over het begrotingsjaar 2002 zal voor het eerst in het departementale jaarverslag een mededeling over de bedrijfsvoering worden afgegeven. De reikwijdte voor deze mededeling beperkt zich tot het financieel en materieel beheer en de daaraan ten grondslag liggende administraties. Daarnaast zal de mededeling ingaan op de wijze waarop de in de verantwoording opgenomen beleidsinformatie tot stand is gekomen. De mededeling over 2002 zal gebaseerd worden op de deelmededelingen van directies en diensten die in februari 2003 van hen gevraagd worden. Daarnaast dienen de rapporten van de Auditdienst als informatiebron voor de mededeling over 2002.
De reikwijdte voor het begrotingsjaar 2003, waarover in de verantwoording van 2003 mededeling zal worden gedaan, omvat naast de reikwijdte van de mededeling over 2002, ook het personeelmanagement, het informatiebeheer en de systemen van sturing en beheersing. De sturing en beheersing van het beleidsproces zal echter eerst in de mededeling over het jaar 2004 tot de reikwijdte behoren. Ook de sturing en het toezicht op de ZBO's, de RWT's en adviesraden, zullen in 2004 onder de reikwijdte van de mededeling vallen. Hoewel het voor de hand ligt ook aan deze organisaties een mededeling over hun bedrijfsvoering te vragen in het kader van het toezicht op hen, zal de bedrijfsvoering van deze organisaties vooralsnog niet onder de mededeling van het departement vallen. Het streven is er op gericht om in 2004 aan de uitgangspunten van het referentiekader voor de bedrijfsvoering te kunnen voldoen.
Met het oog op de in de verantwoordingen op te nemen mededelingen over de bedrijfsvoering staat het ministerie van LNV de volgende planning- en controlcyclus voor ogen:
* In november van het jaar t-1 geven directies aan hoe zij hun bedrijfsvoeringsplan voor het jaar t zien. Uitgaande van de baselines op het gebied van bedrijfsvoering en op basis van de aard van hun primaire processen, geven directies en diensten aan welke risico's bij hen aanwezig zijn en welke maatregelen en activiteiten zij ontwikkelen om aan de baselines te kunnen voldoen.
* In september van het jaar t wordt bij de derde begrotingsrapportage aan directies en diensten gevraagd aan te geven welke vorderingen behaald zijn met de ingezette maatregelen en activiteiten (voortgang uitvoering bedrijfsvoeringsplan).
* Bij de vierde begrotingsrapportage in januari van het jaar t+1 (over het jaar t) doen directies en diensten een mededeling te doen over hun bedrijfsvoering, waarbij zij dienen aan te geven in welke mate zij menen te voldoen aan de baselines bedrijfsvoering.
De directie Financieel-Economische Zaken houdt toezicht op de uitvoering van de planning en de implementatie van verbeteracties in de bedrijfsvoering. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de Monitor Bedrijfsvoering en de rapportages ter zake van de Auditdienst. Gestreefd wordt de hierboven beschreven planning en controlcyclus in het begrotingsjaar 2004 operationeel te hebben.
Referentiekader bedrijfsvoering
Als basis en verbinding voor het op te stellen referentiekader bedrijfsvoering, waarin ook de uitgangspunten voor het opnemen van aandachtspunten in de mededeling zullen worden aangegeven, wordt begin 2003 een departementale visie op bedrijfsvoering, sturing en beheersing ontwikkeld. De visie op bedrijfsvoering, de reeds bestaande «baseline financieel en materieel beheer» en de per dienstonderdeel uitgevoerde risico-analyses zullen uitgangspunt zijn voor de in het najaar van 2003 op te stellen bedrijfsvoeringsplannen.
Op dit moment beschikt het ministerie van LNV over een «baseline financieel en materieel beheer». Deze baseline is echter vormgegeven vanuit de controlerende functie en minder geschikt als referentiekader voor het management. In 2002 zal deze baseline daartoe geschikt gemaakt worden. Met het oog op de andere aspecten van bedrijfsvoering staat LNV de volgende planning voor ogen:
* personeel beheer: december 2002,
* informatiemanagement: juli 2003,
* beleidsproces: juli 2003,
* sturing en beheersing: juli 2003.
In 2002 is de departementale Accountantsdienst omgevormd tot departementale Auditdienst. Aan deze dienst zijn de onderzoeken naar de bedrijfsvoering opgedragen. De door de Auditdienst (AD) uit te voeren controle op de verslaglegging zal ook betrekking hebben op het ordelijk en controleerbaar tot stand komen van de mededeling over de bedrijfsvoering en van de beleidsinformatie.
Voor zover de bedrijfsvoering het financieel en materiaal beheer betreft is reeds een interdepartementale baseline en een vaste aanpak voor het AD-onderzoek bij directies en diensten van LNV (baseline-onderzoek) ontwikkeld. Voor het onderwerp en de periodiciteit van overige onderzoeken naar de bedrijfsvoering zijn geen nog nadere regels gesteld. Ze worden gebaseerd op een jaarlijkse risicoafweging en dienen bij te dragen aan de kwaliteit van de (besluitvorming over) bedrijfsvoering en (gedeeltelijk) aan de onderbouwing van de mededeling bedrijfsvoering. Voorbeelden uit het referentiekader van Financiën zijn: het doorlichten of benchmarken van processen en het evalueren van de organisatiestructuur, van de naleving van procedures en van de effectiviteit van de planning en controlcyclus of de bedrijfsvoering als geheel. De AD werkt momenteel aan het opzetten van onderzoeken op een aantal LNV-brede thema's door de nieuw in te richten afdeling Audits Interne Organisatie, in overleg met de betreffende directies. De onderzoeken naar de bedrijfsvoering zullen voldoen aan de in het referentiekader voor de mededeling genoemde kwaliteitseisen.
Naarmate zich op bepaalde bedrijfsvoeringsterreinen een vaste onderzoeksaanpak uitkristalliseert, kan worden besloten deze toe te voegen aan het reguliere baselineonderzoek bij de directies en diensten.
Bij de programmering van bedrijfsvoeringsonderzoeken zal rekening gehouden worden met het groeitraject voor de reikwijdte van de mede-deling over de bedrijfsvoering. Besluitvorming over de programmering vindt plaats in het departementale auditcomité. Gestreefd wordt begin 2003 een meerjarige programmering voor bedrijfsvoeringsonderzoekgereed te hebben. Voor alle onderzoeken geldt dat de Bestuursraad opdrachtgever is.
Paragraaf inzake baten-lastendienst
Bureau Heffingen zet, met gebruik van moderne informatie- en communicatietechnologie, wet- en regelgeving om in administratieve processen en registreert en beoordeelt gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van wet- en regelgeving.
De uitvoeringswerkzaamheden van Bureau Heffingen bestaan uit:
* Uitvoering van de Meststoffenwet, waaronder het MINeralen Aangifte Systeem (Minas) inclusief de bijbehorende registratie en invordering, de Wet verplaatsing mestproductie, transacties pluimvee- en varkensrechten en de Regeling beëindiging veehouderijtakken. Hierbij gaat het onder meer om het vaststellen en innen van de Minas aangiftes, de jaaropgaven, de registratie en beoordeling van gegevens, zoals oppervlakten landbouwgrond en aantallen dieren, mestproductierechten en pluimvee- en varkensrechten, maar ook om de erkenning van intermediaire ondernemingen.
* Registratie van meststromen. Centraal hierin staat de verwerking van afleveringsbewijzen dierlijke meststoffen en overige organische meststoffen.
* Controleren van internationale mesttransporten. In het kader van de Regeling keuring en handel dierlijke producten en de Europese Verordening op de Overbrenging van Afvalstoffen zorgt Bureau Heffingen voor de administratieve controle van grensoverschrijdende mesttransporten.
* Afhandelen van MestAfzetOvereenkomsten (MAO).
* Afhandelen bezwaar- en beroepszaken.
* Uitvoeren van de Regeling administratieve voorschriften bestrijdingsmiddelen.
* Leveren van inbreng bij de vormgeving van het nieuwe mestbeleid en de totstandkoming van regelgeving.
* Het verschaffen van gegevens ter beoordeling van de effectiviteit van het gevoerde beleid.
* Optimalisatie bedrijfsprocessen d.m.v. automatisering (b.v. Analyst notebook, Datamining en Warehousing en Rebus).
* Voorlichting en communicatie.
Ten behoeve van de planning en de verslaglegging is een productenkader opgesteld in de vorm van instrumentafspraken met Directie Landbouw waarin de hoofdproducten (= kerntaken) van Bureau Heffingen zijn benoemd. Per instrumentafspraak worden de gerealiseerde output en de bestede uren (fte's) vermeld. Over de planning van de uit te voeren activiteiten, die in het jaarplan en de begroting zijn opgenomen, wordt vooraf met de Bestuursraad van het ministerie van LNV overleg gevoerd. Over de realisatie van het jaarplan en de begroting wordt aan de Bestuursraad gerapporteerd. Dit gebeurt op basis van het productenkader in de CCS-rapportage.
Begroting van baten en lasten voor het jaar 2003
(bedragen x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Baten | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 51 530 | 51 686 | 42 681 | 39 242 | 36 281 | 36 281 | 36 281 |
Specifieke opbrengsten LNV | 2 039 | 903 | 578 | 572 | 572 | 572 | 572 |
Opbrengst derden | 596 | 482 | 482 | 482 | 482 | 482 | 482 |
Rentebaten | 224 | 136 | 136 | 136 | 136 | 136 | 136 |
Buitengewone baten | |||||||
Totale baten | 54 389 | 53 207 | 43 877 | 40 432 | 37 471 | 37 471 | 37 471 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
* personeel | 18 278 | 20 874 | 17 389 | 15 981 | 14 852 | 14 570 | 14 571 |
* materieel | 23 664 | 19 572 | 14 115 | 12 579 | 10 767 | 10 960 | 10 960 |
* huisvesting | 4 061 | 5 066 | 4 764 | 4 637 | 4 535 | 4 580 | 4 580 |
Rentelasten | 553 | 620 | 614 | 682 | 736 | 756 | 756 |
Afschrijvingskosten totaal | 6 194 | 6 957 | 6 995 | 6 553 | 6 581 | 6 604 | 6 604 |
* Afschrijvingskosten materieel | 4 596 | 2 107 | 2 182 | 2 192 | 2 261 | 2 285 | 2 285 |
* Afschrijvingskosten immaterieel | 1 598 | 4 850 | 4 813 | 4 362 | 4 319 | 4 319 | 4 319 |
Dotaties voorzieningen | 363 | 363 | 0 | ||||
Totale lasten | 53 113 | 53 452 | 43 877 | 40 432 | 37 471 | 37 471 | 37 471 |
Saldo van baten en lasten | 1 276 | – 245 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
* De opbrengst Moederdepartement in 2003 sluit aan bij de in de begroting van LNV geraamde bedragen (beleidsartikel 5). Hierin zijn de hoofdproducten (= kerntaken) van Bureau Heffingen benoemd.
* De specifieke opbrengsten LNV onderdelen heeft betrekking op vergoedingen voor werkzaamheden in opdracht van andere LNV-diensten.
* De opbrengst derden heeft grotendeels betrekking op het registreren van blokkaderecht en het toepassen van het profijtbeginsel bij overdracht mestproductierechten, pluimvee- en varkensrechten. Het betreft vergoedingen (leges) die veehouders moeten betalen voor de behandeling van overdracht van mestproductierechten dan wel pluimvee of varkensrechten. De leges dienen vooraf te worden voldaan.
* De rentebaten hebben betrekking op het voordelige saldo van de Rekening-courant.
* De personele kosten in 2003 hebben betrekking op de salariskosten van het personeel op de vaste en tijdelijke formatieplaatsen en van uitzendkrachten. De externen worden verantwoord onder materieel.
* De materiële kosten in 2003 bestaan uit personeelsgebonden kosten, automatiseringskosten, diensten derden en logistieke kosten.
* De huisvestingskosten betreffen de exploitatielasten (huur en schoonmaakkosten etc.) van de panden waarin Bureau Heffingen is gehuisvest. Vanaf 2002 is de (gecalculeerde) huur die aan de RGD betaald zou moeten worden meegenomen in de exploitatielasten voor de huisvesting.
* De afschrijvingen voeden de begroting van kapitaaluitgaven en -ontvangsten. De afschrijvingen vinden lineair plaats en zijn gebaseerd op de historische aanschafwaarde. De afschrijvingslasten in 2003 (€ 6,995 mln.) bestaan uit € 2,2 mln. afschrijvingen materieel en€ 4,8 mln. afschrijvingen immaterieel.
* De rentelasten vloeien voort uit de wijzigingen die het Ministerie van Financiën per 1 januari 2000 heeft doorgevoerd met betrekking tot de financiering van de vaste activa.
(bedragen x € 1 000) | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Rekeningcourant RHB 1 januari | 2 908 | 8 570 | 8 032 | 7 967 | 9 386 | 10 062 | 10 255 | 10 373 |
Totaal operationele kasstroom | 7 312 | 4 840 | 4 228 | 6 995 | 6 553 | 6 581 | 6 603 | 6 603 |
-/- totaal investeringen | – 7 739 | – 8 139 | – 6 800 | – 6 800 | – 6 800 | – 6 800 | – 6 800 | – 6 800 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | ||||||||
Totaal investeringskasstroom | – 7 739 | – 8 139 | – 6 800 | – 6 800 | – 6 800 | – 6 800 | – 6 800 | – 6 800 |
-/- uitkering aan moederdepartement | – 6 629 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
+ storting door moederdepartement | 3 273 | 1 317 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
-/- aflossingen op leningen | – 2 652 | – 3 548 | – 4 293 | – 5 576 | – 5 877 | – 6 388 | – 6 486 | – 6 486 |
+ beroep op leenfaciliteit | 12 097 | 4 992 | 6 800 | 6 800 | 6 800 | 6 800 | 6 800 | 6 800 |
Totaal financieringskasstroom | 6 089 | 2 761 | 2 507 | 1 224 | 923 | 412 | 314 | 314 |
Rekeningcourant RHB 31 december | 8 570 | 8 032 | 7 967 | 9 386 | 10 062 | 10 255 | 10 372 | 10 490 |
De investeringen 2003 ad. € 6,8 mln. zijn onderverdeeld in:
* Hardware, maatwerk software (ontwikkelen programmatuur), software en ontwerpen van formulieren door derden (€ 5,3 mln.) (afschrijvingstermijn 3 jaren)
* Inventaris/installaties en overige materiële vaste activa (€ 0,6 mln.) bestaande uit kantoormeubilair, kantoormachines en overige aanschaffingen uit (afschrijvingstermijn 5 jaren)
* Verbouwingen en huisvesting (€ 0,9 mln.) (afschrijvingstermijn 10 jaren)
Overzicht vermogensontwikkeling
Bedragen x € 1 000 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Eigen vermogen per 1/1 | 3 356 | – 1 317 | 1 276 | 1 031 | 1 031 | 1 031 | 1 031 | 1 031 |
Saldo van baten en lasten | – 1 317 | 1 276 | – 245 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Directe mutaties in het eigen vermogen: | ||||||||
– uitkering aan moederdepartement | ||||||||
– vermogensbijdrage door moederdepartement | 3 273 | 1 317 | ||||||
– overige mutaties | – 6 629 | |||||||
Eigen vermogen per 31/12 | – 1 317 | 1 276 | 1 031 | 1 031 | 1 031 | 1 031 | 1 031 | 1 031 |
In dit hoofdstuk worden beheersmatige kengetallen en indicatoren weergegeven die een indruk geven van de uitvoering van het beleid door Bureau Heffingen.
Ten behoeve van de planning en de verslaglegging is in 2001 een nieuw productenkader opgesteld in de vorm van instrumentafspraken met Directie Landbouw waarin de hoofdproducten (= kerntaken) van Bureau Heffingen zijn benoemd. Per instrument worden de gerealiseerde output en de bestede uren vermeld.
Productenkader 2003 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Product-eenheden x 1 000 | Uren x 1 000 | Uren per product-eenheid | Lasten totaal x € 1 000 | Lasten per product-eenheid x € 1 000 | |
1. Minas | 1 124 | 520 | 0,46 | 29 575 | 26 |
2. Rechten | 33 | 122 | 3,74 | 6 058 | 186 |
3. Overig wet- en regelgeving | 50 | 7 | 0,14 | 231 | 5 |
4. Nieuw Mestbeleid | 42 | 141 | 3,34 | 8 013 | 190 |
Totaal | 1 249 | 790 | 0,63 | 43 877 | 35 |
Productenkader vermoedelijke uitkomst 2002 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Product-eenheden x € 1 000 | Uren x 1 000 | Uren per product-eenheid | Lasten totaal x € 1 000 | Lasten per product-eenheid x € 1 000 | |
1. Minas | 1 556 | 688 | 0,44 | 36 029 | 23 |
2. Rechten | 41 | 160 | 3,9 | 7 380 | 180 |
3. Overig wet- en regelgeving | 27 | 8 | 0,3 | 281 | 11 |
4. Nieuw Mestbeleid | 40 | 186 | 4,65 | 9 762 | 244 |
5. Mestloket | |||||
Totaal | 1 664 | 1 042 | 0,63 | 53 452 | 32 |
Minas: bestaat uit de aangifte minas en registraties van mestafleveringsbewijzen, voerjaaroverzichten, grondgebruikersverklaringen en aanmeldingen minas. Piek in aantallen in 2002. In 2002 zijn achterstanden weggewerkt. In 2002 en 2003 veel bezwaar en beroep (1 jaar uitstel).
Rechten: bestaat uit transacties pluimvee, mestproductierechten, varkensrechten en de RBV-regeling.
Overig wet- en regelgeving: bestaat uit registratie grensboeren, EVOA, bestrijdingsmiddelen en in 2003 extra registratie melding voorafgaand aan export (30 000 in 2003).
Nieuw Mestbeleid: bestaat uit mestafzetovereenkomsten, mest buiten landbouw en in 2003 bedrijfsoverdrachten. In 2003 raming 40 000 mestafzetovereenkomsten en 2 600 bedrijfsoverdrachten.
Kwaliteits- en prestatie-indicatoren
Telefoon | ||
---|---|---|
Aantal Verm.uitkomst. 2002 | Aantal Raming 2003 | |
Divisie Rechten | 50 000 | 30 000 |
Divisie Heffingen | 47 100 | 32 600 |
Divisie R & I | 29 461 | 30 000 |
MKZ | 0 | |
Totaal Bureau Heffingen | 126 561 | 92 600 |
Het betreft 3e lijns telefoon (op dossierniveau). Uitgangspunt is dat de 1e en 2e lijns telefoon door het LNV-loket afgehandeld wordt.
1e lijns = contact over algemene werkzaamheden van de opdrachtgever
2e lijns = contact over inhoudelijke werkzaamheden van de opdrachtgever
3e lijns = klantcontact uitgevoerd door de backoffice (op dossierniveau).
In 2003 zullen alle 1e en 2e lijns telefoontjes afgehandeld worden door het LNV-loket (per 1 september 2002 aparte dienst).
De norm voor bereikbaarheid (het percentage van het aantal binnenkomende gesprekken, dat daadwerkelijk is afgehandeld) is 95% en voor het service level (het percentage van het aantal afgehandelde gesprekken, dat binnen 20 seconden is aangenomen) 80%.
Klachten | ||
---|---|---|
Aantal Verm.uitkomsten 2002 | Aantal Raming 2003 | |
Minas | 35 | 36 |
Rechten | 24 | 20 |
Totaal | 59 | 56 |
De norm is dat klachten binnen 14 werkdagen afgehandeld worden inclusief terugkoppeling van het resultaat naar de klant.
Bezwaar & Beroep | ||
---|---|---|
Bezwaarschriften/categorie | Aantal Verm.uitkomsten 2002 | Aantal Raming 2003 |
Totaal Rechten | 471 | 206 |
Heffingen (Minas) | 15 000 | 14 000 |
Zand en loss | 10 750 | |
MAO | 30 | 1 354 |
Totaal | 26 251 | 15 560 |
Het verschil tussen de vermoedelijke uitkomsten 2002 en de raming 2003 wordt hoofdzakelijk verklaard door de onverwachte instroom van bezwaren tegen het besluit zand- en lössgronden. Voor de rest worden de extra verwachte MAO bezwaren ongeveer in evenwicht gehouden door minder Minas bezwaren.
Bezwaar & Beroep | ||
---|---|---|
Beroepschriften/categorie | Aantal Verm.uitkomsten 2002 | Aantal Raming 2003 |
Rechten | 74 | 30 |
Heffingen (Minas) | 1 000 | 650 |
Totaal | 1 074 | 680 |
Bezwaar- en beroepschriften Rechten worden afgehandeld binnen 6 weken.
Bezwaar- en beroepschriften Minas-aangifte worden afgehandeld binnen 6 maanden tenzij verdaging plaatsvindt (nogmaals 6 maanden.)
LASER is een uitvoerende overheidsdienst van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en vanaf 16 oktober 1995 erkend betaalorgaan voor de uitvoering van Europees beleid door de Europese Unie. Op 20 juli 1998 is middels het instellingsbesluit aan LASER de status van agentschap verleend. (Staatscourant, nr. 150/pag. 4; LASER/981 673). De instellingsbeschikking LASER is met ingang van 1 januari 1999 in werking getreden. De bestuursraad van LNV is de eigenaar van LASER.
De kerntaak van LASER is de uitvoering van regelingen op het terrein van primaire landbouw, visserij, verwerkende industrie, natuur, bos, landschap en recreatie. De beleidsdirecties van het Ministerie zijn opdrachtgever van LASER. Daarnaast werkt LASER ook voor andere opdrachtgevers, zoals andere departementen, provincies en gemeenten.
De regelingen die LASER uitvoert hebben in veel gevallen betrekking op de uitvoering van financiële regelingen in de vorm van subsidies, interventies en garanties. Ook worden op grond van wettelijke bepalingen vergunningen verstrekt en ontheffingen verleend. Advies over de uitvoerbaarheid van regelingen maakt deel uit van het werk. Tevens worden gegevens verzameld, bewerkt en verstrekt. In noodsituaties is LASER onder meer actief op het terrein van crisisbeheersing (o.a. de uitbraak van klassieke varkenspest, BSE en MKZ) en de uitvoering van schaderegelingen, zoals de uitvoering van de Wet Tegemoetkoming Schade bij rampen en zware ongevallen (WTS), waaronder de vuurwerkramp Enschede valt. Het totale werkterrein van LASER is zeer gevarieerd en onderhevig aan wisselende politiek-maatschappelijke accenten.
In het kader van de klantgerichtheid is in 2001 begonnen met de uitvoering van een Gemeenschappelijke data-inwinning. In samenwerking met de andere uitvoerende diensten wordt gewerkt aan een gemeenschappelijke database waarin alle mogelijke gegevens van de klanten van LNV zijn opgeslagen ten behoeve van de afhandeling van aanvragen. De gemeenschappelijke data-inwinning betekent een administratieve lastenvermindering voor de klanten. Daarnaast heeft LASER in 2001 een frontoffice geïnstalleerd waar alle klantencontacten naar toe geleid worden. Deze frontoffice wordt in 2002 geïntegreerd met het LNV-loket.
De omvang van LASER is afhankelijk van het werkpakket waarvoor LASER opdracht krijgt en fluctueert over de jaren heen. Het aantal opdrachten aan LASER is de afgelopen jaren sterk toegenomen, daarnaast wordt er in geval van een crisis een beroep gedaan op de kwaliteiten van de LASER organisatie. Dit vraagt om een flexibele organisatie en deskundig personeel. Vanaf 1999 is LASER daarom intensief bezig met een omvangrijk traject de ambities en eisen aan personeel, organisatie, bedrijfsvoering en ICT aan te passen aan de wensen en eisen die de klanten stellen aan een moderne en betrouwbare uitvoeringsorganisatie. LASER sluit met deze ontwikkeling aan bij het departementale beleid.
LASER voert een administratie waarbij de kosten die verbonden zijn aan de LASER-producten inzichtelijk worden gemaakt. Hierdoor zijn op basis van integrale kostprijzen afspraken met opdrachtgevers gemaakt over de te leveren producten met de bijbehorende tarieven. De regelingen die LASER uitvoert voor de opdrachtgevers zijn de producten van LASER. Jaarlijks worden de uit te voeren regelingen (ca 130), de betreffende volumina en uitvoeringsmodaliteiten in een managementafspraak («regelingsafspraak») overeengekomen met de opdrachtgevers van LNV. Voor opdrachtgevers buiten LNV worden afspraken geformaliseerd in de vorm van samenwerkingsovereenkomsten en contracten.
Begroting van baten en lasten voor het jaar 2003
Bedragen x € 1000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Baten | |||||||
Opbrengst Moederdepartement | 56 363 | 47 283 | 34 404 | 34 404 | 34 404 | 34 404 | 34 404 |
Opbrengst Overige departementen | 2 272 | 892 | 892 | 892 | 892 | 892 | 892 |
Opbrengst Derden | 4 450 | 2 425 | 2 425 | 2 425 | 2 425 | 2 425 | 2 425 |
Rentebaten | 128 | 62 | 71 | 78 | 80 | 80 | 81 |
Buitengewone baten | 1 581 | – | – | – | – | – | – |
Verborgen opbrengsten | 6 615 | 6 167 | 5 940 | 5 713 | 5 486 | 5 259 | 5 032 |
Totale baten | 71 409 | 56 829 | 43 732 | 43 512 | 43 287 | 43 060 | 42 834 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
* personele kosten | 38 769 | 31 864 | 22 193 | 21 553 | 21 179 | 20 835 | 21 365 |
* materiële kosten | 21 851 | 14 994 | 10 444 | 10 143 | 9 967 | 9 805 | 10 054 |
Rentelasten | 58 | 318 | 603 | 683 | 719 | 695 | 676 |
Afschrijvingskosten | |||||||
* materieel | 865 | 1 220 | 1 207 | 1 159 | 1 117 | 1 124 | 986 |
* immaterieel | 1 305 | 2 016 | 3 168 | 4 082 | 4 636 | 5 159 | 4 538 |
Dotaties voorzieningen | 39 | 78 | 79 | 81 | 85 | 85 | 85 |
Buitengewone lasten | 1 130 | – | – | – | – | – | – |
Verborgen lasten | 6 615 | 6 339 | 6 038 | 5 811 | 5 584 | 5 357 | 5 130 |
Totale lasten | 70 632 | 56 829 | 43 732 | 43 512 | 43 287 | 43 060 | 42 834 |
Saldo van baten en lasten | 777 | – | – | – | – | – | – |
* De opbrengsten LNV volgen uit het meerjarig beeld van de uit te voeren regelingen op grond van het werkpakket 2002. In 2002 worden nog kosten gemaakt uit hoofde van de Gemeenschappelijke Data-inwinning. Tevens vertonen de slachtpremieregeling volwassen runderen en programma nog te veel instabiliteit in de uitvoering. Daarom is er voor gekozen de uitvoering van deze regelingen nog niet structureel te financieren.
* De opbrengsten overige departementen hebben betrekking op de uitvoering van regelingen in opdracht van het Ministerie van VROM en BZK.
* De opbrengsten derden hebben enerzijds betrekking op uitvoering van regelingen in opdracht van lagere overheden. Anderzijds heeft deze post betrekking op de vergoeding van verstrekte vergunningen (leges), de verkoop van kaarten, etc.
* De rentebaten vloeien voort uit het meerjarige positief RHB-saldo (zie ook Begroting van kapitaaluitgaven en -ontvangsten).
* De verborgen opbrengsten hebben een fictief karakter. Voor de bepaling van de integrale kosten is het namelijk noodzakelijk dat de kosten die andere directies c.q. diensten LNV verantwoorden, voor de voortbrenging van LASER producten en diensten worden meegenomen. Desbetreffende diensten berekenen deze kosten echter niet door aan LASER. Op haar beurt brengt LASER deze kosten dan ook niet in rekening bij de LNV-opdrachtgevers. Wel worden deze kosten aan opdrachtgevers buiten LNV in rekening gebracht.
* De personele kosten hebben betrekking op de salariskosten van zowel de vaste als tijdelijke formatie.
* De materiële kosten hebben o.a. betrekking op opleidingen, reis- en verblijfkosten, bureaukosten en huisvestingskosten. Daarnaast zijn er kosten geraamd voor de inhuur van derden om regelingen te kunnen uitvoeren. Het betreft o.a. kosten verband houdend met het onderhoud van de geautomatiseerde systemen.
* De rentelasten vloeien voort uit de financiering van de investeringen van het LASER via de leen- en depositofaciliteit van het Ministerie van Financiën. De gehanteerde rentepercentages zijn:
– 3 jaar: 4,65%
– 4 jaar: 4,82%
– 7 jaar: 5,18%
– 30 jaar: 5,60%
De afschrijvingskosten hebben betrekking op de materiële en immateriële vaste activa. Onder de materiële activa vallen o.a. de kantoorinventaris, kantoormachines en hardware. De immateriële vaste activa betreft de inzet van Informatie Technologie voor de uitvoering van de regelingen. De afschrijvingskosten volgen uit de boekwaarde van de activa en uit het investeringsprogramma van LASER. De afschrijvingen vinden lineair plaats met een afschrijvingstermijn van 3 tot 30 jaar.
* De dotaties voorzieningen bestaan uit een dotatie aan de voorzieningen groot onderhoud panden en wachtgeld die in de toekomst voor rekening komen van LASER.
* De verborgen lasten betreffen kosten die voortvloeien uit de bedrijfsvoering van LASER, maar door andere directies c.q. diensten LNV worden verantwoord. Het betreft met name de kosten van de facilitaire dienstverlening, zoals huisvesting.
De specificatie van de rekening van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten:
het kasstroomoverzicht van het agentschap LASER
Bedragen x € 1000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Rekeningcourant RHB 1 januari | 4 713 | 5 738 | 6 752 | 7 524 | 7 989 | 7 984 | 8 106 |
Totaal operationele kasstroom | 830 | 3 251 | 4 022 | 4 970 | 5 703 | 6 289 | 5 530 |
-/- totaal investeringen | – 4 222 | – 8 566 | – 5 013 | – 5 965 | – 5 795 | – 5 075 | – 5 824 |
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
Totaal investeringskasstroom | – 4 222 | – 8 566 | – 5 013 | – 5 965 | – 5 795 | – 5 075 | – 5 824 |
-/- eenmalige uitkeringen aan LNV | |||||||
+/+ eenmalige storting door LNV | |||||||
-/- aflossingen op leningen | – 2 237 | – 3 250 | – 4 505 | – 5 708 | – 6 167 | – 5 582 | |
+/+ beroep op leenfaciliteit | 4 417 | 8 566 | 5 013 | 5 965 | 5 795 | 5 075 | 5 824 |
Totaal financieringskasstroom | 4 417 | 6 329 | 1 763 | 1 460 | 87 | – 1 092 | 242 |
Rekeningcourant RHB 31 december | 5 738 | 6 752 | 7 524 | 7 989 | 7 984 | 8 106 | 8 054 |
* De stijging van de operationele kasstroom wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de stijging van de afschrijvingskosten. De aanzienlijke investeringen voor de periode 2003 t/m 2007 leiden tot een jaarlijkse stijging van deze kosten.
* De investeringen in de immateriële vaste activa vloeien hoofdzakelijk voort uit het Verbeter-/Vernieuwingstraject zoals in gang gezet per december 2000. Daarnaast zijn de investeringen in de materiële vaste activa voornamelijk gericht op het vervangen van verouderde en afgeschreven activa.
* De uiteindelijke stijging van de Rekeningcourant RHB wordt veroorzaakt, doordat de afschrijvingen de aflossingen tot 2005 overstijgen.
Overzicht vermogensontwikkeling
Bedragen x € 1000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Eigen vermogen per 1/1 | 1 684 | 2 461 | 2 461 | 2 461 | 2 461 | 2 461 | 2 461 |
Saldo van baten en lasten | 777 | ||||||
Directe mutaties in het eigen vermogen: | |||||||
– uitkering aan LNV | |||||||
– exploitatiebijdrage van LNV | |||||||
– overige mutaties | |||||||
Eigen vermogen per 31/12 | 2 461 | 2 461 | 2 461 | 2 461 | 2 461 | 2 461 | 2 461 |
LASER onderscheidt een aantal indicatoren om de doelmatigheid en doeltreffendheid te kunnen monitoren. Deze indicatoren geven inzicht in de betreffende ontwikkelingen over de jaren heen en zijn weergegeven in onderstaande tabel.
1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | |
Gemiddeld uurtarief (€) | 54,80 | 52,79 | 52,93 | 56,21 | 59,34 |
Resultaatontwikkeling (x € 1000) | 577 | 364 | 777 | ||
Flexibiliteit personele inzet | 0,32 | 0,38 | 0,29 | 0,23 | 0,25 |
Productiviteit Ambtelijk Personeel (%) | 74,4 | 74,4 | 76,7 | 76,5 | 76,5 |
Gemiddelde tijdsinzet per aanvraag | 1,06 | 1,11 | 1,59 | 0,97 | 0,97 |
Gemiddelde uitvoeringskosten per aanvraag | 75,61 | 71,30 | 117,46 | 72,30 | 72,30 |
* Het gemiddeld integraal uurtarief wordt gehanteerd bij het bepalen van de kosten per regeling. Vanaf 2001 is een stijging te zien in dit uurtarief. Voor 2002 wordt dit voornamelijk veroorzaakt door de loonontwikkeling 2002 (CAO) en in het bijzonder Individuele Keuzen in het Arbeidsvoorwaarden Pakket (IKAP). Voor 2003 wordt de stijging veroorzaakt door de loonontwikkeling en de doorberekening van LNV-diensten (met name automatisering) aan LASER.
* De resultaatontwikkeling heeft betrekking op de resultante van de baten en lasten. Voorcalculatorisch zijn de baten en lasten in evenwicht.
* De flexibiliteit is gedefinieerd als de formatieve inzet van uitzendkrachten en contractanten ten opzichte van de totale formatieve bezetting. Een flexibiliteit van 0,25 is de norm die binnen LASER gesteld is voor de jaren 2003 en verder.
* De productiviteit ambtelijk personeel is de verhouding tussen het aantal uren ten behoeve van de directe en indirecte taken jaarplan LASER ten opzichte van het totaal aantal werkbare uren (inclusief ziekte en verlof).
* De gemiddelde tijdsinzet per aanvraag is de verhouding tussen de totale directe uren ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde aanvragen. De uitschieter in 2001 wordt veroorzaakt door Gemeenschappelijke Data Inwinning en (Regie) MKZ. Deze brengen namelijk relatief veel directe uren en geen aanvragen met zich mee.
* De gemiddelde uitvoeringskosten per aanvraag is de verhouding tussen de totale uitvoeringskosten LNV ten opzichte van het totaal aantal afgehandelde aanvragen. De uitschieter in 2001 wordt veroorzaakt door regelingen als Gemeenschappelijke Data Inwinning en (Regie) MKZ. Deze regelingen brengen namelijk relatief veel uitvoeringskosten en geen aanvragen met zich mee.
Naast doelmatigheid en doeltreffendheid dient LASER te streven naar een optimale kwaliteit in de uitvoering van de regelingen. Onderstaande tabel geeft een indicatie van de zorgvuldigheid in de uitvoering van de regelingen door LASER.
2001 | 2002 | 2003 | |
Bezwaarschriften | |||
Afgehandeld (aantal) | 3 182 | 3 602 | 3 100 |
Toegekend (%) | 35 | 35 | 35 |
Afgewezen (%) | 65 | 65 | 65 |
Beroepschriften | |||
Uitspraken (aantal) | 153 | 500 | 400 |
Gegrond (%) | 24 | 30 | 25 |
Ongegrond (%) | 76 | 70 | 75 |
* De stijging in de bezwaarschriften in het jaar 2002 wordt met name veroorzaakt door MKZ. De afhandeling van deze bezwaarschriften vindt grotendeels in 2002 plaats.
* De toename in 2002 en 2003 t.o.v. 2001 is te verklaren door het feit dat LASER pas vanaf 1 juli 2001 beroepschriften behandelt/registreert.
In onderstaande tabel zijn het aantal prestaties van LASER (i.c. de regelingen) met bijbehorende uitvoeringskosten per beleidsartikel weergegeven.
Uitvoeringskosten (x € 1000) | Aantal Regelingen | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2001 | 2002 | 2003 | |
Artikel 1 Versterking Landelijk Gebied | 2 784 | 1 112 | 1 117 | 29 | 36 | 35 |
Artikel 2 Verwerving en Inrichting EHS | 702 | 661 | 1 | 1 | ||
Artikel 3 Beheer EHS | 6 021 | 10 237 | 6 374 | 15 | 13 | 13 |
Artikel 4 Economisch Perspectiefvolle Agroketens | 9 528 | 5 444 | 4 001 | 24 | 19 | 19 |
Artikel 5 Bevorderen Duurzame Productie | 3 613 | 8 948 | 2 291 | 29 | 25 | 25 |
Artikel 6 Voedselveiligheid, Voedselkwaliteit en Diergezondheid | 7 432* | 12 | ||||
Artikel 9 Kennis Verspreiding | 598 | 910 | 280 | 4 | 4 | 4 |
Artikel 11 Algemeen (=EU) | 26 387 | 19 930 | 19 680 | 30 | 29 | 29 |
Totaal | 56 363 | 47 283 | 34 404 | 143 | 127 | 126 |
* De uitvoeringskosten en prestaties in 2001 op beleidsartikel 6, hebben voornamelijk betrekking op de MKZ-crisis.
De opdracht die de Plantenziektenkundige Dienst (PD) als agentschap heeft is het weren, bestrijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. Dit om een duurzame, concurrerende en veilige land- en tuinbouw te bevorderen, de handel zoveel mogelijk ongestoord te laten plaatsvinden en het Nederlandse landschap in stand te houden. Een duurzame, veilige en concurrerende land- en tuinbouw betekent onder andere minder gebruik en minder afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen. Het voorkómen, dan wel beperken van ziekten en plagen levert daaraan een belangrijke bijdrage.
De PD voert deze taak uit in het kader van de Plantenziektenwet, de Bestrijdingsmiddelenwet, Europese regelgeving en internationale verdragen.
Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel niet van toepassing is, en voor beleidsondersteuning ten behoeve van LNV ontvangt de PD een bijdrage van het ministerie. Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel van toepassing is, brengt de PD een in beginsel kostendekkend tarief (retributie) in rekening. Daar waar de dienst, afgeleid van zijn kerntaken, opdrachten voor derden uitvoert in concurrentie, gelden marktconforme tarieven.
LNV streeft naar een verbreding van de toepassing van het profijtbeginsel. Daarom is in 2001 voor importinspecties een tarief geïntroduceerd.
De begroting van baten en lasten voor het jaar 2003
bedragen x € 1 000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten | |||||||
Bijdrage LNV | 9 827 | 12 896 | 12 258 | 12 258 | 12 258 | 12 258 | 12 258 |
Opbrengsten derden | 12 161 | 11 604 | 11 765 | 11 811 | 11 757 | 11 659 | 11 659 |
Rente baten | 48 | ||||||
Buitengewone baten | 15 | ||||||
Totale baten | 22 051 | 24 500 | 24 023 | 24 069 | 24 015 | 23 917 | 23 917 |
Lasten | |||||||
Vast personeel | 12 947 | 13 189 | 13 189 | 13 189 | 13 189 | 13 189 | 13 189 |
Variabel personeel | 2 231 | 2 084 | 2 084 | 2 084 | 2 084 | 2 084 | 2 084 |
Materieel | 4 775 | 5 921 | 5 013 | 5 013 | 5 013 | 5 013 | 5 013 |
Huisvesting | 2 602 | 2 602 | 2 602 | 2 602 | 2 602 | 2 602 | |
Afschrijving immaterieel | 368 | 139 | 247 | 247 | 247 | 187 | 187 |
Afschrijving materieel | 108 | 590 | 709 | 755 | 701 | 662 | 662 |
Rentelasten | 124 | 135 | 134 | 134 | 134 | 135 | 135 |
Dotatie voorziening | 109 | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 |
Buitengewone lasten | 416 | ||||||
Totale lasten | 21 078 | 24 705 | 24 023 | 24 069 | 24 015 | 23 917 | 23 917 |
Saldo van baten en lasten | 973 | – 205 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De opbrengst LNV sluit aan bij de in de meerjarenraming van LNV verantwoorde apparaatsuitgaven op beleidsartikel 05 Bevorderen duurzame productie. Het betreft een vergoeding voor de geraamde diensten in het kader van uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel niet van toepassing is, en voor diensten ten behoeve van LNV (met name beleidsondersteuning).
Tot en met 2001 werd het merendeel van de huisvestingslasten t.b.v. de PD door het kerndepartement bekostigd. Met ingang van 2002 komen alle huisvestingslasten voor rekening van het agentschap. Tegenover deze extra kosten staat een hogere ontvangst van LNV. Deze wijzigingen zijn de belangrijkste verklaring voor de sterke stijging van de huisvestingsbudgetten en de ontvangsten LNV in 2002 t.o.v. 2001. De LNV-opbrengst is verhoogd met het aan het departement toe te rekenen gedeelte van de huisvestingslast van de PD. Dit ten gevolge van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting.
De opbrengst LNV is met ingang van 2002 tevens structureel verhoogd in verband met een loonbijstelling (€ 318 000,- in 2002, € 396 000 vanaf 2003) ten gevolge hoger personele kosten die verband houden met de CAO uit 2001.
Tevens is de opbrengst LNV in het jaar 2002 incidenteel verhoogd met een bedrag van € 717 000,- ter financiering van een kennisinhaalslag in 2002. Dit bedrag wordt gefinancierd uit het batig saldo 2001.
De opbrengst derden (retributies en marktinkomsten) betreft de vergoeding voor de geraamde diensten, waarop het profijtbeginsel van toepassing is, met name import- en exportinspecties.
De vaste personele kosten betreffen de salarissen van de vaste personeelsformatie (315 fte's).
De variabele personele kosten (ingehuurd personeel) betreffen de kosten van detacherings- en uitzendkrachten.
De materiële kosten betreffen hoofdzakelijk reis- en verblijfsvergoedingen, bureau- en laboratoriumbenodigdheden en dienstverlening door derden. Tevens zijn hier de kosten opgenomen van een eenmalige kennisinhaalslag (totaal € 0,9 mln., waarvan € 0,7 mln. gefinancierd uit de bijdrage van het moederdepartement en € 0,2 mln. uit het eigen vermogen).
Huisvesting: de huisvestingskosten zijn met ingang van 2002 in de agentschapsbegroting verwerkt. Zie ook toelichting onder Opbrengst LNV. De lasten stemmen overeen met de door de Rijksgebouwendienst aan de PD in rekening gebrachte huur.
De afschrijvingen op immateriële activa betreffen door de PD zelf ontwikkelde software. De betreffende afschrijvingstermijn is gesteld op 5 jaar.
Inzake de afschrijvingen op materiële activa wordt, afhankelijk van de economische/technische levensduur, een afschrijvingstermijn van 3 tot 10 jaar gehanteerd.
De rente betreft met name de rentelast als gevolg van de Vermogensconversie Agentschappen en de rente op de leningen voor het doen van nieuwe investeringen.
De dotaties voorzieningen betreffen wachtgeldverplichtingen en dubieuze debiteuren.
bedragen x € 1 000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Rekening courant RHB 1 januari | 679 | 692 | – 200 | – 148 | – 212 | – 276 | – 423 |
Totaal operationele kasstroom | 440 | 524 | 956 | 1 002 | 948 | 849 | 849 |
-/- totaal investeringen | – 916 | – 1 262 | – 1 134 | – 726 | – 726 | – 726 | – 726 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
Totaal investeringskasstroom | – 916 | – 1 262 | – 1 134 | – 726 | – 726 | – 726 | – 726 |
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 350 | – 717 | |||||
+ eenmalige storting door moederdepartement | |||||||
-/- aflossingen op leningen | – 397 | – 699 | – 904 | – 1 066 | – 1 012 | – 996 | – 889 |
+ beroep op leenfaciliteit | 1 235 | 1 262 | 1 134 | 726 | 726 | 726 | 726 |
Totaal financieringskasstroom | 489 | – 154 | 230 | – 340 | – 286 | – 270 | – 163 |
Rekening courant RHB 31 december | 692 | – 200 | – 148 | – 212 | – 276 | – 423 | – 463 |
Overzicht vermogensontwikkeling
bedragen x € 1 000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Eigen vermogen per 1/1 | 1 645 | 2 290 | 1 177 | 1 177 | 1 177 | 1 177 | 1 177 |
Saldo van baten en lasten | 973 | – 205 | |||||
Directe mutaties in het eigen vermogen | |||||||
– uitkering aan moederdepartement | – 350 | – 717 | |||||
– vermogenbijdrage moederdepartement | |||||||
– overige mutaties | 22 | – 191 | |||||
Eigen vermogen per 31/12 | 2 290 | 1 177 | 1 177 | 1 177 | 1 177 | 1 177 | 1 177 |
In verband met de overschrijding van de norm voor het eigen vermogen van agentschappen vindt in 2002 een eenmalige uitkering van € 0,7 mln. aan het kerndepartement plaats. Onder overige mutaties is een onttrekking aan het eigen vermogen opgenomen ter grootte van € 0,2 mln. Beide bedragen worden aangewend ten behoeve van een kennisinhaalslag bij PD-personeel in het jaar 2002.
Met ingang van 2003 is een nieuw productenkader vastgesteld. Voor de jaren 2001 en 2002 gelden de onderstaande productenkaders.
Kosten en opbrengst derden per productgroep: onder deze productgroep wordt een cluster van taken begrepen, die naar hun aard bijeenhoren of samenhangen. In onderstaande tabellen worden de kosten en opbrengsten weergegeven.
Kosten per productgroep (x € 1 000) | ||
---|---|---|
Productgroep | 2001 | 2002 |
Import | 2 294 | 2 492 |
Export | 5 653 | 6 360 |
Fytosanitaire Opsporing | 5 800 | 6 878 |
Systeemborging | 75 | 145 |
Deugdelijkheidsbeoordeling bestrijdingsmiddelen | 69 | 127 |
Fytofarmaceutische acties | 630 | 824 |
Diagnose en identificatie | 3 388 | 3 682 |
Expertise en faciliteiten | 1 698 | 1 724 |
Beleidsondersteuning | 1 471 | 2 473 |
Totaal kosten | 21 078 | 24 705 |
Verdeling opbrengsten (x € 1 000) | ||
---|---|---|
Opbrengst derden (retributies en marktinkomsten) | ||
Productgroep | 2001 | 2002 |
Import & Export | 7 139 | 6 832 |
Fytosanitaire Opsporing | 1 615 | 1 817 |
Systeemborging | 25 | 31 |
Deugdelijkheidsbeoordeling bestrijdingsmiddelen | 195 | 160 |
Fytofarmaceutische acties | 712 | 317 |
Diagnose en identificatie | 1 347 | 1 651 |
Expertise en faciliteiten | 1 128 | 796 |
Totaal opbrengst derden | 12 161 | 11 604 |
Opbrengst LNV | 9 827 | 12 896 |
Overige opbrengsten | 63 | – |
Totaal opbrengsten | 22 051 | 24 500 |
Kosten per productgroep (x € 1 000) | |
---|---|
Productgroep | 2003 |
Weren van Q-organismen | 1 214 |
Weren van plantaardige producten van inferieure kwaliteit | 1 212 |
Vrijwaren van Q-organismen | 5 875 |
Vrijwaren van plantaardige producten van inferieure kwaliteit | 309 |
Uitroeien van Q-organismen | 1 114 |
Beheersen van Q-organismen | 2 229 |
Monitoren van Q-organismen | 2 230 |
Kennis en Expertise | 2 790 |
Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen | 924 |
Detectie en identificatie van Q-organismen | 3 580 |
Beleidsondersteuning | 2 405 |
Toezicht (keuringsdiensten) | 141 |
Totaal kosten | 24 023 |
Verdeling opbrengsten (x € 1 000) | |
---|---|
Opbrengst derden (retributies en marktinkomsten) Productgroep | 2003 |
Weren van Q-organismen | 830 |
Weren van plantaardige producten van inferieure kwaliteit | 831 |
Vrijwaren van Q-organismen | 5 652 |
Vrijwaren van plantaardige producten van inferieure kwaliteit | 297 |
Uitroeien van Q-organismen | 264 |
Beheersen van Q-organismen | 527 |
Monitoren van Q-organismen | 527 |
Kennis en Expertise | 957 |
Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen | 415 |
Detectie en identificatie van Q-organismen | 1 438 |
Beleidsondersteuning | – |
Toezicht (keuringsdiensten) | 27 |
Totaal opbrengsten derden | 11 765 |
Totaal opbrengsten LNV | 12 258 |
Totale opbrengsten | 24 023 |
De omvang van de uit te voeren wettelijke taken kan per jaar sterk wisselen door uitbraak van ziekten en ontwikkelingen op het gebied van import en export. Met ingang van januari 2001 wordt voor het uitvoeren van importinspecties een tarief in rekening gebracht.
Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de belangrijkste prestaties weer. Deze opsomming is niet limitatief.
Prestaties (aantallen) | ||||
---|---|---|---|---|
Product | Productgroep | 2001 | 2002 | 2003 |
Inspecties importzending | Import | 46 287 | 45 000 | 44 000 |
Gewaarmerkte exportcertificaten | Export | 242 508 | 250 000 | 249 000 |
Inspectiebezoeken* | Fytosan. Opsporing | 57 368 | 88 000 | 88 000 |
Mutaties besmetverklaringen | Fytosan. Opsporing | 370 | 500 | 500 |
Monstername bruinrot/ringrot | Fytosan. Opsporing | 71 703 | 85 000 | 85 000 |
Diagnostische inzendingen | Diagnose/identificatie | 57 529 | 79 000 | 70 000 |
Adviesuren landbouwkundige deugdelijkheid | Deugd. Beoordeling Bestrijdingsmiddelen | 1 632 | 2 400 | 2 300 |
Verstrekte vergunningen | Fytofarm. Acties | 37 664 | 20 000 | 20 000 |
* Met ingang van 1 januari 2002 is het onderscheid bedrijfsbezoek en perceelsbezoek komen te vervallen. Vanaf 1 januari 2002 worden alleen nog inspectiebezoeken geregistreerd.
In het kader van de bestrijding van bacterievuur worden jaarlijks anderhalf tot twee rondes perceelsbezoeken gepland.
De stijging van het aantal verstrekte vergunningen in 2001, zal zich deels voortzetten in 2002. Dit wordt veroorzaakt door het afgeven van verlengingen van Vergunningen Vakbekwaamheid Gewasbescherming. Deze vergunningen zijn in 1996 voor het eerst afgegeven en hebben een looptijd van 5 jaar, waardoor 2001 een piekjaar vormde met een doorloop in 2002. De zgn. AM-vrijverklaring verdween in de loop van 2001, omdat deze activiteit overgedragen is aan de Nederlandse Algemene Keuringsdienst. Daardoor zal het aantal verstrekte vergunningen met ingang van 2002 lager liggen t.o.v. 2000 en voorgaande jaren.
Inzet arbeidscapaciteit (%) | |||
---|---|---|---|
2001 (%) | 2002 (%) | 2003 (%) | |
Bruto capaciteit | 100,0 | 100,0 | 100,0 |
Bezettingsgraad (= netto capaciteit) | 83,9 | 85,9 | 85,9 |
Afwezigheid (verlof en ziekte) | 16,1 | 14,1 | 14,1 |
Netto capaciteit | 100,0 | 100,0 | 100,0 |
Primair proces | 64,9 | 59,2 | 65,2 |
Management en beheer | 28,0 | 29,0 | 27,0 |
Kennis- en methodenontwikkeling | 7,1 | 11,8 | 7,8 |
Gemiddelde duur prestaties (in uren) | |||
---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | |
Inspectie importzending | 0,7 | 0,8 | 0,8 |
Inspectie exportzending | 0,3 | 0,3 | 0,3 |
Verstrekken vergunning | 0,3 | 0,4 | 0,5 |
Het uitvoeren van inspecties en het afgeven van vergunningen behoort tot de kerntaken die de PD inmiddels meer dan 100 jaar verricht. Het optimum tussen zorgvuldigheid en doelmatigheid is bij dit type van werkzaamheden altijd precair.
Wering van ziekten en plagen (die niet in Nederland voorkomen) is één van de kerntaken van de PD. De volgende tabel geeft van alle geïnspecteerde importzendingen het aantal geweerde zendingen met schadelijke organismen weer.
Wering schadelijke organismen | 2001 | 2002 | 2003 |
Aantal geïnspecteerde zendingen | 46 287 | 45 000 | 45 000 |
Aantal geweerde zendingen | 155 | 250 | 250 |
Percentage geweerde zendingen | 0,3% | 0,6% | 0,6% |
Het aantal onderschepte zendingen met quarantaine-organismen is met name afhankelijk van de aard en omvang van de importactiviteiten, bij gelijkblijvende inspectie-intensiteit.
Naast doelmatigheid en doeltreffendheid dient de PD vooral naar optimale kwaliteit in de uitvoering van zijn wettelijke taken en dienstverlening te streven. Deze kwaliteitseis komt voor een overheidsdienst in eerste instantie neer op naleving van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zoals gebruikelijk worden bezwaarschriften beoordeeld door LNV (niet de PD) en beroepsschriften door een rechtbank. Onderstaande tabel geeft een indicatie van de zorgvuldigheid in het handelen van de PD.
Kwaliteit | ||
---|---|---|
2001 | 2002 | |
Klaagschriften | 7 | 6 |
Aantal afgehandeld | 7 | 6 |
Aantal gegrond verklaard | 3 | 0 |
Beroeps- en bezwaarschriften | ||
Aantal uitspraken | 9 | 10 |
Afgewezen (%) | 100 | 100 |
Toegekend (%) | 0 | 0 |
De PD werkt permanent aan kwaliteitsprojecten binnen een vastgesteld kwaliteitsbeleid op hoofdlijnen. Er wordt gewerkt aan een kwaliteitssysteem voor de gehele PD welke geïntegreerd zal worden met de administratieve organisatie.
Het ministerie van LNV is voornemens om de RVV per 1 januari 2003 om te vormen tot baten-lastendienst. Dit wordt gerealiseerd onder voorbehoud van instemming door de Tweede Kamer. Gezien eerdere overleggen met de Tweede Kamer heeft LNV, lopende de voorhangprocedure, de RVV als batenlastendienst reeds in de LNV-begroting opgenomen.
Het voornemen om de RVV intern te verzelfstandigen sluit aan bij de taken en de toekomstige positie van de RVV als onderdeel van de Voedsel en Warenautoriteit.
De bijdrage van LNV aan het agentschap RVV wordt geraamd op beleidsartikel 6 Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid.
Het producten en diensten pakket van de RVV bestaat uit het verrichten van keuringswerkzaamheden, controle & audit, dierziektebestrijding en beleidsondersteunende werkzaamheden. Deze producten en diensten vinden hun oorsprong in de Nederlandse wetgeving (Vleeskeuringswet, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Landbouwwet, Warenwet, enz.) en in een aantal Europese richtlijnen en verordeningen. De RVV onderscheidt vier hoofdproducten, te weten: (1) het verlenen, verlengen of intrekken van erkenningen, (2) controle en toezicht, (3) het verstrekken van (export-)certificaten en (4) dierziektebestrijding.
1. Het verlenen, verlengen en intrekken van erkenningen.
De RVV toetst in het kader van de zgn. toelating of inrichtingen (bijvoorbeeld slachterijen) voldoen aan de wettelijke eisen. Indien dit het geval is wordt de inrichting erkend. Regelmatig vinden checks plaats en periodiek – meestal 1 keer per kwartaal – wordt een grondige systematische inspectie verricht. Als blijkt dat niet aan de eisen wordt voldaan, kan een procedure tot intrekken van de erkenning worden gestart. Vergelijkbaar met het erkennen van inrichtingen zijn de erkenningen van schepen, bedrijfsprocessen (HACCP), de registratie van handelaren, de afgifte van kentekenplaten aan houders van veewagens/voertuigen, enz.
De RVV neemt tevens keuringsbeslissingen met betrekking tot partijen dieren en dierlijke producten. Hierbij wordt getoetst of aan de gestelde eisen wordt voldaan. Indien dit het geval is volgt een goedkeuring in de vorm van bijvoorbeeld een stempel of certificaat. De keuring wordt zowel verricht op basis van een verplichte melding als op basis van initiatief van de RVV. De keuring, controle en toezicht werkzaamheden door de RVV zijn voorwaarde om de dieren of de dierlijke producten in het handelsverkeer te brengen.
In verband met de export van dieren en dierlijke producten kunnen de ontvangende landen (al of niet op basis van bilaterale overeenkomsten) vereisen dat de zending vergezeld gaat van een door de RVV afgegeven certificaat. Uit dit certificaat moet blijken dat voldaan is aan de eisen die worden gesteld.
De RVV heeft op grond van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) taken op het gebied van dierziektebestrijding. Het gaat hier om preventie, monitoring, het afhandelen van verdenkingen en het bestrijden van uitbraken (crisis).
Alle producten worden in rekening gebracht bij de afnemers. In beginsel betreft dit de bedrijven waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Indien het wettelijk niet mogelijk is om tarieven in rekening te brengen of indien de tarieven om beleidsmatige reden beneden kostprijs worden vastgesteld, worden de kosten in rekening gebracht bij de opdrachtgevende directies van LNV en VWS. Voor alle activiteiten worden regelingsafspraken gemaakt die worden verankerd in protocollen.
De begroting van baten en lasten voor het jaar 2003
bedragen x € 1000 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Baten | |||||
Opbrengsten LNV | 9 682 | 9 682 | 9 682 | 9 682 | 9 682 |
Opbrengsten LNV/bedrijfsleven | 3 100 | 3 100 | 3 100 | 3 100 | 3 100 |
Opbrengsten VWS | – | – | – | – | – |
Opbrengst derden | 92 500 | 87 500 | 82 500 | 77 500 | 77 500 |
Rente baten | – | – | – | – | – |
Overige opbrengsten | 1 500 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 |
Buitengewone baten | – | – | – | – | – |
Totale baten | 106 782 | 101 282 | 96 282 | 91 282 | 91 282 |
Lasten | |||||
Apparaatskosten | |||||
* personeel | 78 000 | 73 500 | 68 900 | 64 400 | 64 400 |
* materieel | 20 675 | 19 500 | 19 000 | 18 500 | 18 500 |
* huisvesting | 2 800 | 2 750 | 2 750 | 2 750 | 2 750 |
Rentelasten | 322 | 382 | 402 | 402 | 402 |
Afschrijvingskosten materieel | 2 985 | 3 400 | 3 600 | 3 700 | 3 750 |
Afschrijvingskosten immaterieel | – | – | – | – | – |
Dotaties voorzieningen | 2000 | 1 750 | 1 630 | 1 530 | 1 530 |
Totale lasten | 106 782 | 101 282 | 96 282 | 91 282 | 91 282 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De opbrengsten LNV van € 9,682 mln. kunnen als volgt worden gespecificeerd.
Opdrachtgever | RVV-activiteit | Begroting 2003(bedragen x € 1000) |
LNV/DL | Diervoeders | 2 400 |
LNV/VVA | Dierziektebestrijding | 3 000 |
LNV/VVA | Keuring Intralevend | 950 |
LNV/VVA | Hormonen/IKB | 28 |
LNV/VVA | Beta atagonisten | 180 |
LNV/VVA | Onderzoek antibioticum | 1 740 |
LNV/VVA | Begeleiden EU inspecties en delegaties | 535 |
LNV/VVA | Project veterinaire garanties | 80 |
LNV/VVA | Toezicht op de Gezondheidsdienst | 27 |
LNV/VVA | Toezicht spermawincentra | 45 |
LNV/VVA | Ontheffing sera en vaccins | 55 |
LNV/VVA | Enquetes derde landen | 136 |
LNV/VIS | Aquacultuur | 45 |
LNV/I&H | Etikettering rundvlees | 367 |
LNV/I&H | Controle watergehalte pluimveevlees | 94 |
Totaal | 9 682 |
De gelden voor de dierziektenbestrijding hebben betrekking op het instandhouden van de crisisorganisatie.
De Opbrengsten LNV/bedrijfsleven worden geraamd op € 3,1 mln en bestaan uit:
RVV-activiteiten | Begroting 2003(bedragen x € 1000) |
---|---|
Verdenkingen en monitoring TSE schapen/geiten | 2 200 |
Overige verdenkingen (BSE, KVP, NCD, etc.) | 900 |
Totaal | 3 100 |
Deze kosten worden uiteindelijk doorbelast aan LNV en het bedrijfsleven.
Er zijn in 2003 geen opbrengsten VWS geraamd. Er is vanuit gegaan dat de kosten die gepaard gaan met het verrichten van activiteiten die de RVV verricht in opdracht van VWS vanaf 1 januari 2003 in de RVV-tarieven zijn opgenomen.
De opbrengsten derden (keurlonen) worden geraamd op € 92,5 mln. De raming is gebaseerd op het kostprijsmodel dat in 2000 door de RVV is ontwikkeld. Dit betreft een scala aan activiteiten die de RVV verricht, waarvan de kosten in rekening worden gebracht bij het bedrijfsleven. Zie specificatie van activiteiten en kosten (zie onderstaande tabel). Bij de raming is rekening gehouden met een sterke daling van de vraag naar producten en diensten van de RVV. De daling heeft met name betrekking op de sectoren artikel 10 varkens, pluimvee, artikel 4 slachterijen en verzoekcertificering. De belangrijkste oorzaken zijn bedrijfssluitingen en verkorting van slachttijden door vermindering van vee-productie. Ook spelen een rol de MPA-crisis en de extra lasten ten gevolge van de verplichte R&O-activiteiten (artikel 4 slachterijen).
Bij de raming is rekening gehouden met het feit dat een aantal RVV-activiteiten per 1 januari 2003 wordt getarifeerd. Het betreft onder andere de volgende RVV-activiteiten: entrepots, reiniging & ontsmetting, verlenen van erkenningen, import vogels, activiteiten op grond van de destructiewet, keuren van aanvoer en verwerking van vis en visproducten, gehakt en vleesverwerkende bedrijven en vleesproducten.
Omschrijving categorie (bedragen x € 1000) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Art. 10 roodvlees slachterijen runderen | 7 750 | 7 500 | 7 000 | 6 500 | 6 500 |
Art. 10 roodvlees slachterijen kalveren | 5 300 | 5 100 | 5 000 | 4 900 | 4 900 |
Art. 10 roodvlees slachterijen varkens | 30 000 | 27 500 | 25 000 | 22 500 | 22 500 |
Art. 10 roodvlees slachterijen schapen/geiten | 1 600 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 15 500 |
Art. 10 roodvlees slachterijen eenhoevigen | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 |
Artikel 4 roodvlees slachterijen | 2 500 | 2 500 | 2 200 | 1 750 | 1 750 |
Bijzondere slachtplaatsen | 3 000 | 2000 | 2000 | 1 500 | 1 500 |
Vleesverwerkende bedrijven en koel- en vrieshuizen | 10 500 | 10 500 | 10 000 | 9 000 | 9 000 |
Pluimvee- en wildslachterijen | 9 750 | 9 250 | 9 000 | 8 750 | 8 750 |
Export levend vee, verzamelplaatsen, veewagens | 5 300 | 5 000 | 4 500 | 4 000 | 4 000 |
Vis (aanvoer en verwerking van vis en visproducten) | 1 180 | 1 180 | 1 180 | 1 180 | 1 180 |
Invoer uit 3e landen | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 |
Werkzaamheden op verzoek | 6 000 | 6 000 | 5 700 | 5 300 | 5 300 |
Entrepots | 1 250 | 1 200 | 1 150 | 1 150 | 1 150 |
Reiniging en Ontsmetting (R&O) | 700 | 700 | 700 | 700 | 700 |
Verlenen van erkenningen | 1 100 | 1 000 | 1 000 | 800 | 800 |
Import vogels | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 |
Destructiewet | 500 | 500 | 500 | 400 | 400 |
Vis (aanvoer en verwerking van vis en visproducten) | 120 | 120 | 120 | 120 | 120 |
Gehakt en vleesbereidingsbedrijven | 500 | 500 | 500 | 500 | 500 |
Vleesproducten VWS | 350 | 350 | 350 | 350 | 350 |
Totaal bedrijfsleven via tarieven | 92 500 | 87 500 | 82 500 | 77 500 | 77 500 |
De overige ontvangsten van € 1,5 mln. betreffen het geheel of gedeeltelijk verzorgen van opleidingen aan practitioners en de verkoop van Rabiësformulieren. De post overige ontvangsten zal naar verwachting de komende jaren dalen ten gevolge van het afstoten van de verkoop van deze formulieren.
De personeelskosten van € 78 mln. (2003) zijn geënt op de begrote bruto bezetting 2002. Voor de jaren 2003–2007 wordt aangenomen dat door de structurele afname van het werkaanbod de personeelsbehoefte meerjarig langzaam zal afnemen.
Categorie | Aantal FTE/uren | Kosten per FTE/uur | Totaal kosten in € 1 000 |
RVV personeel | |||
– Dierenarts | 295 FTE | 54 500 | 16 040 |
– Keurmeester | 720 FTE | 42000 | 30 200 |
– Management, staf, LRVV* | 415 FTE | 40 400 | 16 750 |
Totaal | 1 430 FTE | 62 990 | |
Keuringsassistenten | 150 FTE | 50 000 | 7 500 |
Practioners | 62 000 uur | 80,00 per uur | 4 960 |
Uitzendkrachten | 70 FTE | 36 500 | 2 550 |
Totaal generaal | 78 000 |
Practitioners = externe dierenartsen die door de RVV worden ingehuurd
LRVV = Laboratorium RVV
De materiële kosten bedragen in 2003 € 20,7 mln. Als gevolg van de overgang naar het baten-lastenstelsel is een onderscheid gemaakt in exploitatie-uitgaven en investeringsuitgaven. De materiële kosten zullen de komende jaren dalen. Oorzaken zijn: bedrijfssluitingen en de verminderde inzet van fee-earners, (intern en ingehuurd) RVV-personeel dat werkzaamheden verricht waar directe inkomsten tegenover staan.
De materiële kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Omschrijving | Kosten 2003in € 1000 |
Reis, verblijf, representatiekosten | 5 000 |
Opleidingskosten | 2 300 |
Kosten inhuur externen | 5 500 |
Kantoorkosten | 3 000 |
Specifieke kosten RVV | 4 600 |
Algemene kosten | 275 |
Totaal | 20 675 |
De specifieke kosten hebben betrekking op laboratoriumkosten (€ 1,4 mln), automatiseringskosten (€ 0,5 mln) en andere dienstbenodigdheden (€ 2,7 mln).
De huisvestingskosten van € 2,8 mln. zijn geraamd aan de hand van de structurele exploitatie-uitgaven voor huur, onderhoud, gas, water, licht, etc.
De rentelasten van € 0,3 mln. hebben te maken met het afsluiten van de initiële lening en de lening voor nieuwe investeringen. De initiële lening in 2003 bedraagt € 4,9 mln. De lening voor nieuwe investeringen bedraagt € 4,0 mln. De rente is berekend op basis van de Regeling Leen- en Depositofaciliteit Baten-lastendiensten 2001 van de Minister van Financiën. De gehanteerde rentepercentages zijn 3,94% en 5% voor leningen met een looptijd van 3 respectievelijk 5 jaar.
De afschrijvingskosten materieel bedragen in 2003 € 3,0 mln. De gehanteerde afschrijvingstermijn voor investeringen in automatiseringsapparatuur en datacommunicatie bedraagt 3 jaar. De gehanteerde investeringstermijn voor investeringen in inventaris, installaties laboratorium en telecommunicatieapparatuur is 5 jaar.
De dotatie aan voorzieningen bedraagt in 2003 € 2 mln. Deze dotatie bestaat uit € 185 000 dubieuze debiteuren (2% van de begrote opbrengsten derden ad € 92,5 mln). Verder is € 100 000 opgenomen als dotatie aan de voorziening ARBO (schadeclaims, boetes) en € 50 000 als dotatie aan voorziening incourante voorraden. Vanwege regelmatige aanpassing van de veterinair wetgeving dienen certificatien, documenten hierop aangepast te worden. Het gevolg hiervan is dan, dat er afboekingen moeten plaatsvinden op aanwezige voorraden.
(bedragen x € 1000) | 1–1–03 | 31–12–03 |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | – | – |
Grond en gebouwen | – | – |
Installaties en inventaris | 1 050 | 1 650 |
Automatiseringsapparatuur | 3 800 | 4 250 |
Subtotaal | 4 850 | 5 900 |
Voorraden | ||
Voorziening incourante voorraden | (50) 450 | (50) 450 |
Debiteuren | 9 000 | 8 500 |
Voorziening dubieuze debiteuren | (1 900) | (1 900) |
Nog te factureren keurlonen | 6 500 | 6 000 |
Liquide middelen c.q. RHB | – | p.m. |
Totaal activa | 18 850 | 18 900 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | p.m. | p.m. |
Exploitatiereserve | – | – |
Verplichte reserves | – | – |
Onverdeeld resultaat | – | – |
Leningen bij het MvF | 4 850 | 5 900 |
Voorzieningen | 4 500 | 3 500 |
Crediteuren | 2000 | 2000 |
Nog te betalen kosten | 500 | 500 |
Nog te betalen aan LNV | 7 000 | 7 000 |
Totaal passiva | 18 850 | 18 900 |
Er zijn geen immateriële vaste activa op de balans opgenomen. De door de RVV zelf ontwikkelde applicaties (Plato, Fatijdec, Fafak, et cetera) zijn voor het merendeel vanaf 1999 in gebruik en afgeschreven.
De boekwaarde van de materiële vaste activa bedraagt € 4,85 mln. Deze zijn volledig gefinancierd middels de lening bij het ministerie van Financiën. De boekwaarde van de materiële vaste activa kan als volgt worden gespecificeerd:
Omschrijving (bedragen x € 1000) | Afschrijvingstermijn | kosten(x € 1000) |
Inventaris | 5 jaar | 550 |
Installaties LRVV | 5 jaar | 500 |
Automatiseringsapparatuur | 3 jaar | 3 800 |
Totaal | 4 850 |
De voorraden bestaan uit voorraad certificaten ad € 300 000 en voorraad chemicaliën laboratorium ad € 150 000.
Voorziening incourante voorraden: door wijzigingen in de regelgeving moeten voorraden (certificaten, briefpapier) worden afgeboekt. Totaal is 5% van de totale aanschafkosten ad € 1 mln. als voorziening opgenomen, zijnde een bedrag ad € 50 000.
De debiteurenstand is de genormaliseerde debiteurenstand ad € 9 mln. De voorziening dubieuze debiteuren bedraagt 2% van de opbrengst 2002 (€ 94,0 mln.), zijnde een bedrag ad € 1,9 mln. Totaal resteert een post ad € 7,1 mln.
De post nog te factureren keurlonen bedraagt € 6,5 mln. Dit betreft de waardegoederenstroom die in 2002 over 2001 wordt gefactureerd. Gezien de doorlooptijd van 4 weken voor facturatie is deze gesteld op 4/52 van de gemiddelde jaarlijkse opbrengst derden, zijnde een bedrag ad € 6,5 mln.
Er zijn geen liquide middelen op de balans opgenomen.
In het kader van de VWA zal richting het traject definitieve openingsbalans over de uiteindelijke startwaarde eigen vermogen tussen LNV en VWS afspraken worden gemaakt. Vooralsnog is het eigen vermogen van de RVV in de indicatieve openingsbalans gesteld op nul. Gezien het feit dat op de openingsbalans geen langlopende voorzieningen zijn opgenomen, zijn de materiële vaste activa (langlopende bezittingen) volledig gefinancierd met lang vreemd vermogen (leenfaciliteit ministerie van Financiën). De kasmiddelen verkregen uit de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën worden gebruikt om de van LNV overgenomen activa aan het ministerie LNV te betalen.
De voorzieningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
– Voorziening reorganisatie: deze is als pro memorie post opgenomen.
– Voorziening sanering bedrijven: ook deze is als pro memorie post opgenomen. Naar verwachting zal nog een groot aantal bedrijven gaan sluiten, hetgeen tot gevolg kan hebben dat er sprake zal zijn van overbezetting in het aantal Keurmeester en Keuringsassistenten.
– Voorziening wachtgelden: de voorziening wachtgelden is opgenomen voor de kosten van de bestaande wachtgeldregelingen en is berekend op 7 maal het jaarbedrag minus 20% (CW factor). Hiervoor is een bedrag ad € 4,5 mln. opgenomen.
De post crediteuren is volgt berekend. Uitgaande van een betalingstermijn van 1 maand is 1/12de van de totale materiële kosten opgenomen. In de definitieve openingsbalans wordt het saldo per eind december 2002 opgenomen. De nog te betalen kosten ad € 500 000 betreffen de facturen die begin 2003 worden ontvangen over het boekjaar 2002.
De post Nog te betalen aan LNV bestaat uit de overname van het werkkapitaal ad € 7 000. Conform de vigerende regelgeving is voor de overdracht van het in economisch zin overgedragen saldo van het werkkapitaal (vlottende activa minus kortlopend vreemd vermogen) een kortlopende schuld aan LNV opgenomen.
(bedragen x € 1 000) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Rekening courant RHB 1 januari | – | – | – | – | – |
Totaal operationele kasstroom | + 2 985 | + 3 400 | + 3 600 | + 3 700 | + 3 750 |
-/- totaal investeringen 2003 | – 4 020 | – 3 720 | – 3 720 | – 3 720 | – 3 720 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||
Totaal investeringskasstroom | – 4 020 | – 3 720 | – 3 720 | – 3 720 | – 3 720 |
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 4 850 | – | – | – | – |
+ eenmalige storting door moederdepartement | – | – | – | – | |
-/- aflossingen op leningen | – 2 985 | – 3 400 | – 3 600 | – 3 700 | – 3 750 |
+ beroep op leenfaciliteit | + 8 870 | + 3 720 | + 3 720 | + 3 720 | + 3 720 |
Totaal financieringskasstroom | + 1 035 | + 320 | + 120 | + 20 | + 30 |
Rekening courant RHB 31 december | – | – | – | – | – |
Per 1 januari 2003 heeft de RVV, conform de indicatieve openingsbalans, geen saldo op haar rekening-courant verhouding bij het ministerie van Financiën.
De eenmalige uitkering aan het moederdepartement ad € 4,85 mln. betreft de betaling aan LNV in verband met de overdracht van de vaste materiële activa.
Het beroep op de leenfaciliteit heeft betrekking op de intiëlele lening en de lening voor nieuwe investeringen in 2003.
Overzicht vermogensontwikkeling
bedragen x € 1 000 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Eigen vermogen per 1/1 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
Saldo van baten en lasten | – | – | – | – | – |
Directe mutaties in het eigen vermogen: | |||||
– uitkering aan LNV | – | – | – | – | – |
– exploitatiebijdrage van LNV | – | – | – | – | – |
– overige mutaties | – | – | – | – | |
Eigen vermogen per 31/12 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
Kengetallen en indicatoren 2003
Prestatie-indicatoren 2003 | Prestatie eenheid | Aantal eenheden x 1000 | Aantal directe uren fee earners x 1000 | kostprijs per eenheid in euro | Kostprijs per direct uur in euro | opbrengst x 1000 euro |
Artikel 10 slachterijen runderen | dier | 500 | 105,4 | 15,50 | 73,50 | 7 750 |
Artikel 10 slachterijen kalveren | dier | 1 350 | 74,6 | 3,93 | 71,00 | 5 300 |
Art 10 slachterijen varkens | dier | 14 000 | 411,0 | 2,15 | 73,00 | 30 000 |
Artikel 10 slachterijen schapen/geiten | dier | 600 | 18,3 | 2,67 | 87,40 | 1 600 |
Art 10 slachterijen eenhoevigen | dier | 2.6 | 0,49 | 19,2 | 101,70 | 50 |
Artikel 4 roodvlees slachterijen | dier | 305 | 33,2 | 9,83 | 90,10 | 3 000 |
Bijzondere slachtplaatsen | dier | 145 | 25,1 | 17,24 | 99,60 | 2 500 |
Pluimvee- en wildslachterijen | dier | 325 000 | 121,9 | 0,03 | 80,00 | 9 750 |
Vleesverwerkende bedrijven e.d. | uur fee-earner | 150 | 150,0 | 70,00 | 70,00 | 10 500 |
Levend vee e.d. | dier | 108 | 33,1 | 49,03 | 160,00 | 5 300 |
Vis | ton product | 290 | 16,1 | 4,08 | 73,00 | 1 180 |
Invoer uit 3e landen | ton product | 500 000 | 58,8 | 0,01 | 85,00 | 5 000 |
Werkzaamheden op verzoek | certificaat | 123 | 36,5 | 48,68 | 165,00 | 6 000 |
Overige primaire activiteiten | uur fee-earner | 16 | 16,0 | 82,00 | 82,00 | 4 570 |
Ministerie LNV | uur fee-earner | 118 | 118,0 | 82,00 | 82,00 | 9 682 |
DGF | uur fee-earner | 38 | 38,0 | 82,00 | 82,00 | 3 100 |
Overige opbrengsten | Divers | – | 1 500 | |||
Totaal | 106 782 |
De belangrijkste prestatie-indicator is de integrale kostprijs per uur of per product. Op grond van de geraamde kosten en de productiviteit van de fee-earners zijn per sector de voorcalculatorische kostprijzen per eenheid en per direct uur berekend. Deze zijn in bovenstaande tabel opgenomen.
Omschrijving | Regelgeving | Aantal |
Aantal bezwaarschriften | LNV | 70 |
VWS | 20 | |
Aantal schadeclaims | LNV | 90 |
VWS | 10 | |
Aantal klachten | Algemeen | 145 |
Diertransport (Animo) | 260 |
Als indicatoren van kwaliteit zijn de bezwaarschriften, schadeclaims en het aantal klachten opgenomen. Het betreft het aantal ingediende bezwaarschriften, schadeclaims en klachten. De klachten over diertransporten betreft met name de onjuiste invulling van certificaten.
Beleidsartikel 1 Versterking landelijk gebied
A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 222 573 | 205 288 | 196 379 | 225 904 | 226 628 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 105 | 233 | 370 | 346 | 346 | ||
Nieuwe mutaties | |||||||
1 Loonbijstelling | 3 499 | 3 797 | 3 964 | 3 941 | 4 003 | ||
2 OCW/Project Belvedere | – 2 723 | ||||||
3 Nitraatbeleid/reconstructie | – 6 580 | ||||||
4 Kwaliteitsimpuls landschap | 13 239 | ||||||
5 Programma Beheer | 11 167 | ||||||
6 Plattelandsontwikkelingsplan | 2 006 | 927 | – 24 | – 1 175 | – 1 085 | ||
7 Ombuiging Strategisch Akkoord | – 363 | – 725 | – 1 088 | – 1 477 | |||
8 Overige | – 617 | – 112 | – 112 | – 112 | – 112 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 329 127 | 224 843 | 234 176 | 199 852 | 227 816 | 221 723 | 199 432 |
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel ( x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 283 041 | 273 741 | 257 143 | 267 336 | 266 703 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 4 500 | 169 | 370 | 346 | 346 | ||
Nieuwe mutaties | |||||||
1 Loonbijstelling | 3 499 | 3 797 | 3 964 | 3 941 | 4 003 | ||
2 OCW/Project Belvedere | – 2 723 | ||||||
3 Nitraatbeleid/reconstructie | – 6 580 | ||||||
4 Kwaliteitsimpuls landschap | 13 239 | ||||||
5 Programma Beheer | 11 167 | ||||||
6 Plattelandsontwikkelingsplan | 2 006 | 927 | – 24 | – 1 175 | – 1 085 | ||
7 Ombuiging Strategisch Akkoord | – 363 | – 725 | – 1 088 | – 1 477 | |||
8 Overige | – 677 | – 112 | – 112 | – 112 | 1 204 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 336 796 | 289 646 | 302 565 | 260 616 | 269 248 | 263 114 | 240 823 |
Het Ministerie van LNV levert door middel van een begrotingsoverheveling een bijdrage aan het Ministerie van OCW inzake de uitvoering van de nota «Belvedere». Dit houdt verband met het uitvoeren van beleid inzake de cultuurhistorische waarden van landschappen en de ruimtelijke inrichting daarvan.
Zie de toelichting bij beleidsartikel 4.
Een deel van de middelen voor Natuur voor Mensen, geraamd op beleidsartikel 2, wordt ingezet voor de categorie Kwaliteitsimpuls Landschap, die wordt verantwoord op het onderhavige beleidsartikel. De budgettaire doorwerking vanaf 2004 kan nog niet exact worden bepaald en wordt in een later stadium verwerkt. De gevolgen voor de streefwaarden en prestatiegegevens zijn in de begroting verwerkt.
De uitgaven in het kader van Programma Beheer worden verantwoord op de beleidsartikelen 1, 2 en 3. Op basis van de tot op heden aangegane verplichtingen binnen de diverse budgetcategorieën is een raming gemaakt van de uitgaven voor Programma Beheer in 2003 op de verschillende operationele doelstellingen. Dit leidt tot enige budgettaire aanpassingen teneinde het begrotingsbeeld en de geprognotiseerde uitgaven in lijn met elkaar te brengen. De doorwerking vanaf 2004 wordt in een later stadium verwerkt. De gevolgen voor de streefwaarden en prestatiegegevens zijn in de begroting verwerkt.
6 Plattelandsontwikkelingsplan
Zie de toelichting bij beleidsartikel 2.
7 Ombuiging Strategisch Akkoord
Zie ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit Strategisch Akkoord bij Beleidsprogramma LNV 2003–2006 (deel B van de Beleidsagenda).
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Stand ontwerpbegroting 2002/2003 | 79 554 | 83 636 | 77 764 | 78 574 | 77 603 | ||
Nieuwe mutaties | |||||||
– Plattelandsontwikkelingsplan | 2 006 | 927 | – 24 | – 1 175 | – 1 085 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 98 333 | 81 560 | 84 563 | 77 740 | 77 399 | 76 518 | 67 188 |
Beleidsartikel 2 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)
A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 223 531 | 238 876 | 263 032 | 267 290 | 268 674 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 12 435 | 436 | 381 | 405 | 405 | ||
Mutatie amendement nr. | – 2 000 | ||||||
Nieuwe mutaties | |||||||
1 Ombuiging Strategisch Akkoord | – 70 000 | – 80 000 | – 90 000 | – 90 000 | |||
2 Verwerving | 10 305 | ||||||
3 Programma Beheer | – 6 933 | ||||||
4 Plattelandsontwikkelingsplan | – 803 | – 5 796 | – 9 018 | – 4 036 | – 1 816 | ||
5 Overige | 62 | 381 | 399 | 392 | 392 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 289 496 | 243 530 | 156 964 | 174 794 | 174 051 | 177 655 | 182 569 |
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 225 125 | 238 665 | 264 524 | 270 432 | 272 474 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 8 034 | – 3 648 | 381 | 405 | 405 | ||
Mutatie amendement nr. | – 2 000 | ||||||
Nieuwe mutaties | |||||||
1 Ombuiging Strategisch Akkoord | – 70 000 | – 80 000 | – 90 000 | – 90 000 | |||
2 Verwerving | 10 305 | ||||||
3 Programma Beheer | – 6 933 | ||||||
4 Plattelandsontwikkelingsplan | – 803 | – 5 796 | – 9 018 | – 4 036 | – 1 816 | ||
5 Overige | 62 | 381 | 399 | 392 | 392 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 285 894 | 240 723 | 152 669 | 176 286 | 177 193 | 181 455 | 186 369 |
1 Ombuiging Strategisch Akkoord
Zie Ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit Strategisch Akkoord bij Beleidsprogramma LNV 2003–2006 (deel B van de Beleidsagenda).
De extra verkoopopbrengsten van Staatsbosbeheer, verantwoord op ontvangstenartikel 2, worden ingezet voor verwerving van gronden in 2002.
4 Plattelandsontwikkelingsplan
In maart 2002 heeft Nederland de wijzigingsvoorstellen 2002 inzake het Plattelands Ontwikkelingsplan ter goedkeuring voorgelegd aan de Europese Commissie. Deze wijzigingsvoorstellen hebben betrekking op de jaren 2002 t/m 2006. Deze voorstellen leiden tot begrotingswijzigingen op de beleidsartikelen 1 t/m 5.
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 9 712 | 12 054 | 14 053 | 14 879 | 14 879 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 12 000 | ||||||
Nieuwe mutaties | |||||||
1 Staatsbosbeheer | 10 305 | ||||||
2 Plattelandsontwikkelingsplan | – 803 | – 5 796 | – 9 018 | – 4 036 | – 1 816 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 24 895 | 31 214 | 6 258 | 5 035 | 10 843 | 13 063 | 3 613 |
De ontvangsten houden verband met specifieke verkoopopbrengsten van onroerend goedtransacties door Staatsbosbeheer in de periode 1998 t/m 2001, die ten gunste komen aan de LNV-begroting.
Beleidsartikel 3 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)
A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 137 082 | 138 874 | 135 010 | 141 498 | 145 348 | ||
Mutatie amendement | 10 000 | ||||||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 197 | ||||||
Nieuwe mutaties | |||||||
1 Loonbijstelling | 3 818 | 4 147 | 4 577 | 5 002 | 5 166 | ||
2 Programma beheer | – 17 473 | ||||||
3 Plattelandsontwikkelingsplan | – 314 | 4 008 | 6 724 | 4 792 | 9 062 | ||
4 Ombuiging Strategisch Akkoord | – 177 | – 354 | – 531 | – 708 | |||
5 Overige | – 2 526 | – 50 | – 50 | – 50 | – 50 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 193 934 | 148 257 | 129 329 | 145 907 | 150 711 | 158 818 | 146 525 |
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 136 076 | 137 330 | 139 383 | 146 163 | 150 012 | ||
Mutatie amendement | 10 000 | ||||||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | – 16 303 | ||||||
Nieuwe mutaties | |||||||
1 Loonbijstelling | 3 818 | 4 147 | 4 577 | 5 002 | 5 166 | ||
2 Programma beheer | – 17 473 | ||||||
3 Plattelandsontwikkelingsplan | – 314 | 4 008 | 6 724 | 4 792 | 9 062 | ||
4 Ombuiging Strategisch Akkoord | – 177 | – 354 | – 531 | – 708 | |||
5 Overige | – 2 526 | – 50 | – 50 | – 50 | – 50 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 139 523 | 130 751 | 127 785 | 150 280 | 155 376 | 163 482 | 151 189 |
Zie de toelichting bij beleidsartikel 1.
3 Plattelandsontwikkelingsplan
Zie de toelichting bij beleidsartikel 2.
4 Ombuiging Strategisch Akkoord
Zie Ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit Strategisch Akkoord bij Beleidsprogramma LNV 2003–2006 (deel B van de Beleidsagenda).
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 9 849 | 10 575 | 9 990 | 9 479 | 9 479 | ||
Mutatie amendement | 5 000 | ||||||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | – 5 000 | ||||||
Nieuwe mutaties | |||||||
– Plattelandsontwikkelingsplan | – 314 | 4 008 | 6 724 | 4 792 | 9 062 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 7 984 | 9 535 | 14 583 | 16 714 | 14 271 | 18 541 | 211 |
Beleidsartikel 4 Economisch perspectiefvolle agroketens
A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 178 032 | 90 906 | 90 113 | 70 361 | 67 380 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 28 233 | 5 589 | 5 289 | 5 380 | 5 480 | ||
nieuwe mutaties | |||||||
1 Loonbijstelling | 1 337 | 1 454 | 1 454 | 947 | 947 | ||
2 Project cliënt | 2 300 | ||||||
3 Nitraatbeleid/reconstructie | 6 580 | ||||||
4 Maatregelen brandstofpakket visserij | 3 444 | 2 296 | |||||
5 Onderzoek visbestanden Mauretanië | 5 484 | – 2 762 | – 2 722 | ||||
6 Stidug | – 8 019 | – 8 363 | |||||
7 Uitvoeringskosten mestbeleid | – 3 250 | ||||||
8 Regeling beëindiging veehouderijtakken | – 89 000 | ||||||
9 Verdeling visserijmiddelen | – 11 214 | – 10 954 | – 3 324 | – 2 276 | |||
10 Bureau Heffingen | – 14 851 | – 14 413 | – 14 161 | – 14 161 | |||
11 Plattelands Ontwikkelingsplan | 505 | 655 | 855 | 855 | 855 | ||
12 Ombuiging Strategisch Akkoord | – 5 450 | – 9 100 | – 12 650 | – 14 400 | |||
13 Overige | – 1 098 | – 301 | – 301 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 200 630 | 122 543 | 64 026 | 60 221 | 42 833 | 44 338 | 28 454 |
5 Onderzoek visbestanden Mauretanië
Om in 2002 verplichtingen te kunnen aangaan voor een meerjarig onderzoek naar visbestanden in de wateren van Mauretanië (in het kader van het samenwerkingsproject Mauretanië) wordt € 5,5 mln. verplichtingenruimte uit 2003 en 2004 naar 2002 geschoven.
Het verplichtingenbudget 2002 is in de 1e suppletore begroting verhoogd teneinde dit jaar de verplichtingen te kunnen aangaan die voortvloeien uit de goedgekeurde aanvragen in het kader van de Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden (Stidug). Ter compensatie van deze verhoging worden thans de verplichtingenbudgetten voor deze regeling in 2005–2007 verlaagd.
8 Regeling beëindiging veehouderijtakken
Zie de toelichting bij beleidsartikel 5.
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 187 391 | 89 680 | 87 973 | 77 070 | 77 070 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 4 907 | 5 589 | 5 289 | 5 380 | 5 480 | ||
nieuwe mutaties | |||||||
1 Loonbijstelling | 1 337 | 1 454 | 1 454 | 947 | 947 | ||
2 Project cliënt | 2 300 | ||||||
3 Nitraatbeleid/reconstructie | 6 580 | ||||||
4 Maatregelen brandstofpakket visserij | 3 444 | 2 296 | |||||
5 Uitvoeringskosten mestbeleid | – 3 250 | ||||||
6 Plattelands Ontwikkelingsplan | 505 | 655 | 855 | 855 | 855 | ||
7 Bureau Heffingen | – 14 851 | – 14 413 | – 14 161 | – 14 161 | |||
8 Verdeling visserijmiddelen | – 13 976 | – 13 676 | – 3 324 | – 2 276 | |||
9 Ombuiging Strategisch Akkoord | – 5 450 | – 9 100 | – 12 650 | – 14 400 | |||
10 Overige | – 1 781 | – 301 | – 301 | – 1 316 | |||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 180 076 | 191 409 | 62 800 | 58 081 | 57 561 | 61 075 | 43 547 |
Deze verhoging heeft betrekking op de financiering van het project Client. Dit project is gericht op het bereiken van efficiëntere en effectievere grenscontroles op landbouwgoederen, inclusief de handel in bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten.
In 1999 is voor het aanvullend stikstofbeleid 170 mln. aan LNV beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn destijds geparkeerd op oud-artikel 13.03 Inrichting. Voor de uitwerking van het nitraatbeleid zijn deze middelen in 2000 overgeboekt naar oud-artikel 12.02, als onderdeel van herstructurering varkenshouderij. Deze mutatie betreft de technische afronding van de meerjarige overboeking.
4 Maatregelen brandstofpakket visserij
Voor de uitfinanciering van maatregelen in het kader van het brandstofpakket visserij wordt het budget in 2005 e.v. verhoogd. De middelen worden onttrokken aan het Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de Visserij.
5 Uitvoeringskosten mestbeleid 7 Bureau Heffingen 8 Verdeling visserijmiddelen
Zie de toelichting bij beleidsartikel 5.
6. Plattelands Ontwikkelingsplan
Zie de toelichting bij beleidsartikel 2.
9. Ombuiging Strategisch Akkoord
Zie Ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit Strategisch Akkoord bij Beleidsprogramma LNV 2003–2006 (deel B van de Beleidsagenda).
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 70 666 | 1 594 | 1 912 | 2 184 | 2 184 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 5 000 | 5 680 | 5 380 | 5 380 | 5 480 | ||
nieuwe mutaties | |||||||
1 Maatregelen brandstofpakket visserij | 3 444 | 2 296 | |||||
2 Verdeling visserijmiddelen | – 3 980 | – 3 680 | – 7 124 | – 6 076 | |||
3 Plattelands Ontwikkelingsplan | 505 | 655 | 855 | 855 | 855 | ||
4 Overige | 817 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 97 968 | 76 988 | 3 949 | 4 467 | 4 739 | 4 739 | 2 509 |
1 Maatregelen brandstofpakket visserij
Voor de uitfinanciering van maatregelen in het kader van het brandstofpakket visserij worden de benodigde middelen onttrokken aan het Ontwikkeling- en Saneringsfonds voor de visserij. Het betreft een onttrekking aan de brandstofgelden 2000, welke in 2000 in het fonds zijn gestort.
Zie de toelichting bij beleidsartikel 5.
3 Plattelands Ontwikkelingsplan
Zie de toelichting bij beleidartikel 2.
Beleidsartikel 5 Bevorderen duurzame productie
A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 116 723 | 106 155 | 98 294 | 96 818 | 97 135 | ||
Mutatie amendement | 7 500 | ||||||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 244 | – 35 | – 175 | – 306 | – 356 | ||
nieuwe mutaties | |||||||
1 Loonbijstelling | 1 343 | 1 807 | 1 825 | 1 785 | 1 785 | ||
2 Regeling beëindiging veehouderijtakken | 172 000 | ||||||
3 Uitvoeringskosten mestbeleid | 3 250 | ||||||
4 Bureau Heffingen | 14 851 | 14 413 | 14 161 | 14 161 | |||
5 Visakten | 6 400 | 6 400 | 6 400 | 6 400 | |||
6 Verdeling visserijmiddelen | 11 214 | 10 954 | 3 324 | 2 276 | |||
7 Plattelands Ontwikkelingsplan | – 3 772 | – 1 138 | 1 076 | 784 | 255 | ||
8 Overige | 1 051 | 335 | 335 | 100 | 100 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 85 128 | 298 339 | 139 589 | 133 122 | 123 066 | 121 756 | 121 618 |
2 Regeling beëindiging veehouderijtakken
In verband met de 2e openstelling van de regeling Beeindiging Veehouderijtakken wordt het verplichtingenbudget in 2002 met € 172 mln. verhoogd. Hiervoor wordt op beleidsartikel 4 compensatie gevonden van € 89 mln.
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 110 158 | 106 200 | 97 565 | 90 036 | 89 986 | ||
Mutatie amendement | 7 500 | ||||||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | – 8 311 | 29 | – 175 | – 306 | – 356 | ||
Nieuwe mutaties | |||||||
1 Loonbijstelling | 1 343 | 1 807 | 1 825 | 1 785 | 1 785 | ||
2 Regeling beëindiging veehouderijtakken | 172 000 | ||||||
3 Uitvoeringskosten mestbeleid | 3 250 | ||||||
4 Bureau Heffingen | 14 851 | 14 413 | 14 161 | 14 161 | |||
5 Visakten | 6 400 | 6 400 | 6 400 | 6 400 | |||
6 Plattelands Ontwikkelingsplan | – 3 772 | – 1 138 | 1 076 | 784 | 255 | ||
7 Amendement vd Vlies | 939 | 1 875 | 939 | ||||
8 Verdeling visserijmiddelen | 13 976 | 13 676 | 3 324 | 2 276 | |||
9 Overige | 1 108 | 278 | 335 | 100 | 100 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 87 202 | 111 276 | 315 342 | 136 990 | 117 223 | 114 607 | 114 469 |
2 Regeling beëindiging veehouderijtakken
In verband met de tweede openstelling van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken wordt het kasbudget in 2003 met € 172 mln. verhoogd. Hier staat een ontvangst tegenover vanuit het O. & S.fonds voor de Landbouw.
3 Uitvoeringskosten mestbeleid
De bijdrage 2002 aan Bureau Heffingen wordt verhoogd in verband met de uitvoeringslasten van het mestbeleid. Deze middelen worden aangewend voor de uitvoering van de beleidsinstrumenten Minas, mestafzetovereenkomsten en mestproductierechten. Dekking vindt plaats ten laste van beleidsartikel 4.
Met ingang van 2003 wordt de LNV-bijdrage aan Bureau Heffingen volledig op beleidsartikel 5 geraamd. Dit leidt tot een structurele begrotingswijziging van beleidsartikel 4 naar het onderhavige beleidsartikel.
Door de verzelfstandiging van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) worden de ontvangsten van visakten met ingang van 2003 op de begroting van LNV geraamd. LNV stelt deze middelen weer beschikbaar aan de sport- en beroepsbinnenvisserij. Het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven betreft de BTW-compensatie die betrekking heeft op de uitbesteding van werk door LNV aan de OVB.
6 Plattelands Ontwikkelingsplan
Zie de toelichting bij beleidsartikel 2.
In de 1e suppletore begroting 2002 is het amendement v.d. Vlies verwerkt voor wat betreft het verplichtingenbudget. Thans worden de gevolgen van het amendement voor de kasuitgaven verwerkt. Meerjarige dekking wordt deel gevonden in de co-financiering vanuit de Europese POP-gelden over de jaren 2003 t/m 2005 en deels in de middelen voor innovatie, die op dit beleidsartikel zijn begroot.
Vanaf 2003 vindt een verdeling plaats van de beschikbare visserij middelen over de beleidsartikelen 4 en 5. Een groot deel van de op beleidsartikel 4 geraamde brandstofmiddelen wordt besteed op het gebied van ecologisch verantwoorde visserij, die betrekking heeft op beleidsartikel 5. Vooralsnog blijven op beleidsartikel 4 alleen de geraamde uitgaven voor saneringen opgenomen. Gelijktijdig vindt er een herverdeling plaats van de ontvangsten.
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x €1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 25 983 | 20 210 | 17 310 | 16 570 | 16 201 | ||
mutatie NvW | 3 750 | ||||||
mutatie amendement | – 3 466 | 284 | 284 | 284 | 284 | ||
mutatie 1e suppletore begroting 2002 | |||||||
nieuwe mutaties | |||||||
1 Regeling beëindiging veehouderijtakken | 172 000 | ||||||
2 Amendement vd Vlies | 939 | 1 875 | 939 | ||||
3 Visakten | 5 600 | 5 600 | 5 600 | 5 600 | |||
4 Verdeling visserijmiddelen | 3 980 | 3 680 | 7 124 | 6 076 | |||
5 Plattelands Ontwikkelingsplan | – 3 055 | – 1 138 | 1 076 | 784 | 255 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 34 309 | 23 212 | 201 875 | 29 825 | 31 301 | 28 416 | 22 848 |
Zie de toelichting bij beleidsartikel 5 (uitgaven).
Beleidsartikel 6 Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid
Opbouw verplichtingen beleidsartikel x (EUR 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Stand ontwerpbegroting 2002 | 159 871 | 156 307 | 157 772 | 157 773 | 157 773 | ||
mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 55 578 | 193 | 193 | 193 | 193 | ||
nieuwe mutaties | |||||||
1 Strategisch Akkoord: voedselveiligheid (BSE/destructie) | 10 000 | 20 000 | 20 000 | ||||
2 BTW-compensatie | 2 500 | 2 500 | 2 500 | 2 500 | 2 500 | ||
3 Loonbijstelling | 3 068 | 3 846 | 3 873 | 3 873 | 3 873 | ||
4 Eindejaarsmarge | 3 687 | ||||||
5 Instelling agentschap RVV | – 92 623 | – 94 011 | – 94 011 | – 94 011 | |||
6 Overig | – 1 224 | 306 | 306 | 340 | 340 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 382 938 | 233 480 | 90 529 | 90 633 | 70 668 | 70 668 | 70 668 |
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 159 765 | 156 307 | 157 772 | 157 773 | 157 773 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 55 524 | 193 | 193 | 193 | 193 | ||
Nieuwe mutaties | |||||||
1 Strategisch Akkoord: voedselveiligheid (BSE/destructie) | 10 000 | 20 000 | 20 000 | ||||
2 BTW-compensatie | 2 500 | 2 500 | 2 500 | 2 500 | 2 500 | ||
3 Loonbijstelling | 3 068 | 3 846 | 3 873 | 3 873 | 3 873 | ||
4 Eindejaarsmarge | 3 687 | ||||||
5 Instelling agentschap RVV | – 92 623 | – 94 011 | – 94 011 | – 94 011 | |||
6 Overig | – 1 224 | 306 | 306 | 340 | 340 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 380 414 | 233 320 | 90 529 | 90 633 | 70 668 | 70 668 | 70 668 |
1 Strategisch Akkoord: voedselveiligheid (BSE/destructie)
In het kader van het voedselveiligheidsbeleid zijn bij Strategisch Akkoord middelen aan de LNV-begroting toegevoegd. Aanleiding hiervoor is het besluit van de Tweede Kamer om de geplande verhoging van de destructietarieven in de voorhangprocedure niet goed te keuren.
Op grond van de regeling BTW-compensatie is de LNV-begroting structureel verhoogd in verband met de uitbesteding van werkzaamheden door de RVV.
Aan het beleidsartikel is € 3,7 mln. toegevoegd uit hoofde van de eindejaarmarge 2001. Dit bedrag is in het DGF gestort voor de financiële afwikkeling van de MKZ-crisis in 2001.
Betreft de desaldering van uitgaven en ontvangsten voor de instelling van het agentschap RVV.
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 117 454 | 119 034 | 93 195 | 93 195 | 93 195 | ||
mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 59 233 | 816 | 816 | 816 | 816 | ||
nieuwe mutaties | |||||||
1 EU-bijdrage in MKZ-kosten | 6 000 | ||||||
2 Activa RVV | 4 850 | ||||||
3 Instelling agentschap RVV | – 92 623 | – 94 011 | – 94 011 | – 94 011 | |||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 219 787 | 176 687 | 38 077 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Dit betreft een bijstelling van de raming van de EU-bijdragen in de MKZ-kosten. De totale EU-bijdrage voor de MKZ-maatregelen wordt naar huidige inzichten ingeschat op € 73 mln.
Betreft de ontvangsten uit hoofde van de overdracht van de vaste activa ad € 4,9 mln. aan de RVV i.v.m. de instelling als baten-lastendienst.
Zie de toelichting bij de uitgaven.
Beleidsartikel 7 Kennisontwikkeling en innovatie
A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 286 299 | 287 465 | 285 468 | 286 036 | 285 253 | ||
Mutatie amendement | – 3 750 | – 3 750 | – 3 750 | – 3 750 | – 3 750 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 100 964 | 7 536 | 4 731 | 4 731 | 4 731 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Verhogen veiligheidsniveau HCU | 2 300 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | |||
2. Verhoging verplichtingenbudget DLO | 2 723 | ||||||
3. Loonbijstelling | 10 904 | 11 308 | 11 200 | 11 205 | 11 221 | ||
4. Nieuwbouw proefstation Bleiswijk | 9 100 | ||||||
5. Ombuiging Strategisch Akkoord | – 1 324 | – 2 647 | – 3 967 | – 5 295 | |||
6. Terugdraaien korting Hoger Onderwijs | – 1 300 | – 2 500 | – 2 500 | – 2 500 | |||
7. Overig | 234 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 349 677 | 397 374 | 311 335 | 294 502 | 293 755 | 291 660 | 292 094 |
2. Verhoging verplichtingenbudget DLO
Voor de bijdrage DLO expertise is in 2002 extra verplichtingenruimte nodig voor een bedrag van € 2,7 mln.
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 287 142 | 288 528 | 286 017 | 286 154 | 286 690 | ||
Mutatie amendement | – 3 750 | – 3 750 | – 3 750 | – 3 750 | – 3 750 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 9 542 | 7 536 | 4 731 | 4 731 | 4 731 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Verhogen veiligheidsniveau HCU | 2 300 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | |||
2. Loonbijstelling | 10 904 | 11 308 | 11 200 | 11 205 | 11 221 | ||
3. Nieuwbouw proefstation Bleiswijk | 9 100 | ||||||
4. Ombuiging Strategisch Akkoord | – 1 324 | – 2 647 | – 3 967 | – 5 295 | |||
5. Terugdraaien korting Hoger Onderwijs | – 1 300 | – 2 500 | – 2 500 | – 2 500 | |||
6. Overig | 177 | 57 | |||||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 317 440 | 304 015 | 312 455 | 295 051 | 293 873 | 293 097 | 293 531 |
1. Verhogen veiligheidsniveau HCU
In verband met verhoging van het veiligheidsniveau van de zogenoemde High Containment Unit (HCU) bij ID-DLO in Lelystad wordt het budget opwaarts bijgesteld. In deze HCU wordt onderzoek verricht naar besmettelijke veeziekten en worden vaccins ontwikkeld en geproduceerd.
3. Nieuwbouw proefstation Bleiswijk
Vanwege nieuwbouw proefstation Bleiswijk is € 9,1 mln toegevoegd aan de bijdrage voor DLO. Dekking hiervoor vindt plaats vanuit het O & S-fonds voor de landbouw.
4. Ombuiging Strategisch Akkoord
Zie Ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit Strategisch Akkoord bij Beleidsprogramma LNV 2003–2006 (deel B van de Beleidsagenda).
5. Terugdraaien korting Hoger Onderwijs
Zie de toelichting bij beleidsartikel 8.
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 12 934 | 9 758 | 9 758 | 9 758 | 9 575 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 953 | 2 723 | |||||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Nieuwbouw proefstation Bleiswijk | 9 100 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 12 633 | 13 887 | 21 581 | 9 758 | 9 758 | 9 575 | 9 575 |
1. Nieuwbouw proefstation Bleiswijk
Voor een toelichting wordt verwezen naar de uitgaven.
Beleidsartikel 8 Kennisvoorziening
A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 359 925 | 357 103 | 358 292 | 362 048 | 363 715 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 50 220 | 18 720 | 18 720 | 18 720 | 18 720 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1 Terugdraaien korting Hoger Onderwijs | 2 300 | 4 500 | 4 500 | 4 500 | |||
2. Loonbijstelling | 13 471 | 13 656 | 13 715 | 13 856 | 13 917 | ||
3. Technische correctie | – 7 000 | – 7 000 | – 7 000 | – 7 000 | – 7 000 | ||
4. Ombuiging Strategisch Akkoord | – 838 | – 1 676 | – 2 514 | – 3 352 | |||
5. Strategisch akkoord: Leerlingenaantallen | 5 200 | 17 200 | 26 200 | 36 200 | |||
6. Overig | – 856 | – 250 | – 250 | – 250 | – 250 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 448 154 | 415 760 | 388 891 | 403 501 | 415 560 | 426 450 | 435 702 |
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 359 925 | 357 103 | 358 292 | 362 048 | 363 715 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 18 720 | 18 720 | 18 720 | 18 720 | 18 720 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1 Terugdraaien korting Hoger Onderwijs | 2 300 | 4 500 | 4 500 | 4 500 | |||
2. Loonbijstelling | 13 471 | 13 656 | 13 715 | 13 856 | 13 917 | ||
3. Technische correctie | – 7 000 | – 7 000 | – 7 000 | – 7 000 | – 7 000 | ||
4. Ombuiging Strategisch Akkoord | – 838 | – 1 676 | – 2 514 | – 3 352 | |||
5. Strategisch Akkoord: Leerlingenaantallen | 5 200 | 17 200 | 26 200 | 36 200 | |||
6. Overig | – 856 | – 250 | – 250 | – 250 | – 250 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 393 543 | 384 260 | 388 891 | 403 501 | 415 560 | 426 450 | 435 702 |
1. Terugdraaien korting Hoger Onderwijs
Met deze mutatie wordt een deel van de in 2001 opgelegde korting aan het Hoger Onderwijs ongedaan gemaakt. Compensatie is gevonden door verlaging van het budget van de beleidsartikelen 7 en 9.
Dit betreft een technische correctie van de tegenvaller leerlingenstijging bij Voorjaarsnota 2002.
4. Ombuiging Strategisch Akkoord
Zie Ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit Strategisch Akkoord bij Beleidsprogramma LNV 2003–2006 (deel B van de Beleidsagenda).
5. Strategisch Akkoord: Leerlingenaantallen
Op basis van de autonome groei van het aantal leerlingen is het budget bij Strategisch Akkoord meerjarig verhoogd.
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 227 | 227 | 227 | 227 | 227 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | |||||||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Ontvangsten praktijkleren | – 45 | – 45 | – 45 | – 45 | – 45 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 1 016 | 182 | 182 | 182 | 182 | 182 | 182 |
Beleidsartikel 9 Kennisverspreiding
A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 88 543 | 90 227 | 89 905 | 90 020 | 90 150 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 6 297 | 2 405 | 2 405 | 2 405 | 2 405 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Loonbijstelling | 3 978 | 4 222 | 4 272 | 4 277 | 4 282 | ||
2. Terugdraaien korting Hoger Onderwijs | – 1 000 | – 2 000 | – 2 000 | – 2 000 | |||
3. Ombuiging Strategisch Akkoord | – 411 | – 822 | – 1 234 | – 1 645 | |||
4. Overig | 533 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 68 197 | 99 351 | 95 443 | 93 760 | 93 468 | 93 192 | 93 647 |
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 86 172 | 90 223 | 91 262 | 91 378 | 91 507 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 1 897 | 2 405 | 2 405 | 2 405 | 2 405 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Energiebesparingsbeleid | 1 500 | ||||||
2. Loonbijstelling | 3 978 | 4 222 | 4 272 | 4 277 | 4 282 | ||
3. Terugdraaien korting Hoger Onderwijs | – 1 000 | – 2 000 | – 2 000 | – 2 000 | |||
4. Ombuiging Strategisch Akkoord | – 411 | – 822 | – 1 234 | – 1 645 | |||
5. Overig | – 3 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 47 698 | 93 544 | 95 439 | 95 117 | 94 826 | 94 549 | 95 004 |
In het kader van het Actieprogramma Energiebesparing 1999/2002 zijn in 2002 voor € 4,4 mln. verplichtingen aangegaan. Hiervoor is € 1,5 mln. kasbudget benodigd, die vanuit beleidsartikel 4 wordt overgeheveld naar dit artikel.
4. Ombuiging Strategisch Akkoord
Zie Ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit Strategisch Akkoord bij Beleidsprogramma LNV 2003–2006 (deel B van de Beleidsagenda).
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Stand ontwerpbegroting 2002 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Ontvangsten praktijkleren | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 |
Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien
A. Opbouw uitgaven en verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 5 650 | 5 468 | 5 759 | 5 967 | 5 967 | ||
mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 51 547 | 49 874 | 50 344 | 50 249 | 50 867 | ||
nieuwe mutaties | |||||||
1. Strategisch Akkoord: Prijsbijstelling | 5 113 | 5 162 | 5 089 | 5 213 | 5 213 | ||
2. Verdeling loonbijstelling | – 46 177 | – 49 638 | – 50 095 | – 49 991 | – 50 609 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 16 133 | 10 866 | 11 097 | 11 438 | 11 438 | 11 425 |
1. Strategisch akkoord: Prijsbijstelling
Op grond van het Strategisch Akkoord is 25% van de prijsbijstelling 2002 meerjarig aan de LNV-begroting toegevoegd.
De loonbijstellingstranche 2002 wordt structureel over de diverse artikelen verdeeld. Met deze toedeling is de meerjarige doorwerking van de CAO 2001 verwerkt. Het restant op dit artikel is gereserveerd voor de toedeling na de totstandkoming van de nieuwe CAO.
K=V | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
U0111 Gebiedenbeleid | 271 | 271 | 271 | 271 | 271 | 271 |
U0113 Landelijk Natuurlijk | 1 168 | 1 146 | 1 316 | 1 270 | 1 315 | 1 315 |
U0115 Realiseren recr. in land. gebied | 787 | 801 | 819 | 839 | 856 | 856 |
U0116 Internationaal natuurlijk | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 |
U0121 Apparaatsuitgaven | 1 233 | 1 534 | 1 513 | 1 516 | 1 516 | 1 516 |
U0122 Agentschappen | 22 | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 |
U0213 Inrichting droge EHS | 24 | 24 | 24 | 24 | 24 | 24 |
U0221 Apparaatsuitgaven | 275 | 341 | 359 | 352 | 352 | 352 |
U0222 Agentschappen | 14 | 16 | 16 | 16 | 16 | 16 |
U0311 Beheer droge EHS | 3 543 | 3 805 | 4 235 | 4 656 | 4 820 | 4 820 |
U0321 Apparaatsuitgaven | 149 | 188 | 188 | 192 | 192 | 192 |
U0322 Agentschappen | 126 | 154 | 154 | 154 | 154 | 154 |
U0412 Herstructurering Veehouderij | – 126 | – 194 | – 185 | – 145 | – 145 | – 145 |
U0414 Herstructurering Visserij | 540 | 542 | 542 | 0 | 0 | 0 |
U0421 Apparaatsuitgaven | 581 | 714 | 714 | 714 | 714 | 714 |
U0422 Agentschappen | 342 | 392 | 383 | 378 | 378 | 378 |
U0512 Vermindering milieubelasting etc. | – 356 | – 217 | – 139 | – 125 | – 125 | – 125 |
U0521 Apparaatsuitgaven | 820 | 1 019 | 1 019 | 1 019 | 1 019 | 1 019 |
U0522 Agentschappen | 879 | 1 005 | 945 | 891 | 891 | 891 |
U0612 Voorlichting en Voeding | 135 | 138 | 138 | 138 | 138 | 138 |
U0621 Apparaatsuitgaven | 3 068 | 3 846 | 3 873 | 3 873 | 3 873 | 3 873 |
U0713 Kennisbasis | 3 768 | 3 904 | 3 935 | 3 930 | 3 934 | 3 934 |
U0714 Beleidsondersteunend onderzoek | 6 054 | 6 250 | 6 057 | 6 064 | 6 071 | 6 071 |
U0715 Wettelijke onderzoekstaken | 932 | 966 | 1 020 | 1 023 | 1 027 | 1 027 |
U0721 Apparaatsuitgaven | 150 | 188 | 188 | 188 | 189 | 189 |
U0811 In stand houden onderwijsstelsel | 13 471 | 13 656 | 13 715 | 13 856 | 13 917 | 13 917 |
U0916 Vak departementaal onderwijsbeleid | 2 060 | 2 172 | 2 180 | 2 185 | 2 185 | 2 185 |
U0917 Algemene onderwijsbeleid | 1 464 | 1 413 | 1 413 | 1 413 | 1 418 | 1 418 |
U0918 Voorlichting | 449 | 630 | 672 | 672 | 672 | 672 |
U0922 Agentschappen | 5 | 7 | 7 | 7 | 7 | 7 |
U1022 Loonbijstelling | – 46 177 | – 49 638 | – 50 095 | – 49 991 | – 50 609 | – 50 609 |
U1114 Overige | 1 107 | 1 107 | 1 107 | 1 107 | 1 107 | 1 107 |
U1121 Apparaatsuitgaven | 2 815 | 3 299 | 3 095 | 2 992 | 3 302 | 3 302 |
U1122 Agentschappen | 389 | 476 | 476 | 476 | 476 | 476 |
A. Opbouw verplichtingen beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 228 452 | 216 815 | 210 986 | 218 411 | 225 043 | ||
mutatie amendement | – 5 000 | ||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 3 084 | – 4 295 | – 4 829 | – 4 802 | – 4 593 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Afrekening EU | 21 900 | ||||||
2. Ramingsbijstelling | 7 000 | 5 200 | 5 200 | ||||
3. Verdeling loonbijstelling | 4 311 | 4 882 | 4 678 | 4 575 | 4 885 | ||
4. ICT-uitgaven | 3 066 | 797 | 797 | 797 | 797 | ||
5. Ombuiging Strategisch Akkoord | – 19 695 | – 26 785 | – 33 880 | – 37 968 | |||
6. Wijziging Regeling Sociale Boter | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | ||
7. Overige | 4 043 | 397 | 316 | 217 | 234 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 254 295 | 264 587 | 201 832 | 188 094 | 183 049 | 186 129 | 188 729 |
B. Opbouw uitgaven beleidsartikel (x € 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2002 | 228 447 | 216 947 | 210 981 | 218 407 | 225 039 | ||
mutatie amendement | – 5 000 | ||||||
mutatie 1e suppletore begroting 2002 | 3 084 | – 4 295 | – 4 829 | – 4 802 | – 4 593 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Afrekening EU | 21 900 | ||||||
2. Ramingsbijstelling | 7 000 | 5 200 | 5 200 | ||||
3. Verdeling loonbijstelling | 4 311 | 4 882 | 4 678 | 4 575 | 4 885 | ||
4. ICT-uitgaven | 3 066 | 797 | 797 | 797 | 797 | ||
5. Ombuiging Strategisch Akkoord | – 19 695 | – 26 785 | – 33 880 | – 37 968 | |||
6. Wijziging Regeling Sociale Boter | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | ||
7. Overige | 4 043 | 397 | 316 | 217 | 234 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 254 316 | 264 582 | 201 964 | 188 089 | 183 045 | 186 125 | 188 725 |
Deze mutatie houdt verband met het afwikkelen van afrekeningen die verband houden met marktmaatregelen varkenspest en correctie rundveepremies.
Bij Voorjaarsnota 2002 is afgesproken dat de tegenvaller leerlingenstijging deels specifiek wordt gecompenseerd middels een ramingsbijstelling op de LNV-begroting. Deze tegenvaller valt lager uit, waardoor de ramingsbijstelling de eerste jaren (grotendeels) technisch ingevuld kan worden.
Voor het uitvoeren van ICT-werkzaamheden ten behoeve van diverse directies en diensten wordt naar dit beleidsartikel budget overgeheveld.
5. Ombuiging Strategisch Akkoord
Zie Ombuigingen en uitgavenverhogingen LNV volgend uit Strategisch Akkoord bij Beleidsprogramma LNV 2003–2006 (deel B van de Beleidsagenda).
6. Wijziging Regeling Sociale Boter
De regeling Sociale Boter is gewijzigd. Particulieren leveren nu de boter aan de sociale instellingen. Aan- en verkopen en opslag van voorraden worden niet meer door Laser gedaan (zie ook ontvangsten).
C. Opbouw ontvangsten beleidsartikel x (€ 1 000)
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Stand ontwerpbegroting 2002 | 288 707 | 289 139 | 289 139 | 289 139 | 289 139 | ||
Mutatie 1e suppletore begroting 2002 | – 26 173 | – 26 195 | – 26 245 | – 26 245 | – 26 245 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1. Afrekening EU | 14 800 | ||||||
2. Doorbelasting ICT-uitgaven | 3 066 | 797 | 797 | 797 | 797 | ||
3. Lagere landbouwheffingen | – 16 000 | – 16 000 | – 16 000 | – 16 000 | |||
4. Wijziging Regeling Sociale Boter | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | ||
5. Overige mutaties | 475 | 284 | 284 | 284 | 284 | ||
Stand ontwerpbegroting 2003 | 47 872 | 278 606 | 245 756 | 245 706 | 245 706 | 245 706 | 245 706 |
Het Europese Hof heeft inzake de caseïne-zaak de lidstaat Nederland grotendeels in het gelijk gesteld. De beschikking die in 1999 tot een financiële correctie heeft geleid is nietig verklaard en zal thans grotendeels door de EU worden teruggeboekt.
De directie IFA belast diverse ICT-uitgaven door aan (de)centrale LNV-directies en diensten.
De ontvangsten uit hoofde van de landbouwheffingen dalen vanwege de lagere wereldmarktprijs van suiker.
4. Wijziging Regeling Sociale Boter
De wijziging in de regeling sociale boter betekent een structureel lagere ontvangst op dit onderdeel.