A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2004 wijzigingen aan te brengen in:
a. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
b. de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit ministerie.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
B. BEGROTINGSTOELICHTING SLOTWET
Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de begroting van de verplichtingen en ontvangsten te verhogen met respectievelijk € 366,3 miljoen en € 56,5 miljoen. De uitgaven worden verlaagd met € 41,5 miljoen. De aansluiting van dit wetsvoorstel met de ontwerpbegroting en de vorige suppletore begrotingen 2004 is als volgt:
Tabel 1.1: van ontwerpbegroting 2004 naar slotwet 2004 (bedragen x € 1 miljoen)
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | |
---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2004 | 27 382 542 | 25 709 291 | 1 262 350 |
Nota van wijziging | – | – | – |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2004 | 27 382 542 | 25 709 291 | 1 262 350 |
Mutaties eerste suppletore begroting 2004 | 915 810 | 644 726 | 129 892 |
Mutaties tweede suppletore begroting 2004 | 207 488 | 122 139 | – 52 340 |
Mutaties slotwet 2004 opgenomen in dit wetsvoorstel | 366 250 | – 41 469 | 56 534 |
Stand rekening 2004 | 28 872 090 | 26 434 687 | 1 396 436 |
Algemene toelichting op de mutaties
Begrotingsmutaties zijn onder te verdelen in technische en niet-technische mutaties.
Mutaties (bedragen x € 1 miljoen)
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | |
---|---|---|---|
Technische mutaties | 19 303 | – 52 952 | 6 585 |
Niet-technische mutaties | 346 947 | 11 483 | 49 949 |
Totaal slotwet 2004 | 366 250 | – 41 469 | 56 534 |
Technische mutaties zijn boekhoudkundig van aard en ontstaan voornamelijk door bijstellingen uit de aanvullende posten van het ministerie van Financiën en door overboekingen van en naar andere departementen. Deze mutaties zijn voor het totaal van de rijksbegroting budgettair neutraal en worden in deze suppletore begroting niet toegelicht.
Bij niet-technische mutaties betreft het met name mee- en tegenvallers. Onderstaand volgt een toelichting op de niet-technische mutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Op artikel 1 worden de uitgaven verlaagd met € 25,2 miljoen (technische mutaties € 9,7 miljoen en niet-technische mutaties – € 34,9 miljoen). De ontvangsten worden verhoogd met € 32,0 miljoen (technische mutaties € 5,3 miljoen en niet-technische mutaties € 26,7 miljoen).
De niet-technische uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen zijn:
• Een meevaller van € 11,0 miljoen op het «vangnet zwangerschapsverlof» en op ouderschapsverlof. Zwangere werknemers in het onderwijs krijgen hun salaris doorbetaald en hebben de uitvoeringsorganisatie UWV gemachtigd om de zwangerschapsuitkeringen aan de werkgevers over te maken. Deze worden vervolgens in mindering gebracht op de gedeclareerde loonkosten. Omdat er meer vrouwen met zwangerschapsverlof zijn gegaan dan geraamd is er een meevaller van € 8,8 miljoen. Wat betreft ouderschapsverlof is er eveneens een groter beroep geweest en dat leidt tot een meevaller van € 2,2 miljoen, omdat het verlofdeel van de salariskosten van de verlofganger uit het schoolbudget betaald wordt. Overigens staan tegenover deze meevaller op dit artikel extra uitgaven voor het Vervangingsfonds, omdat de vervanging van deze verlofgangers bij dit fonds gedeclareerd wordt.
• Een meevaller van € 8,6 miljoen op de formatie van het primair onderwijs. In 2004 is er voor € 10,8 miljoen minder gedeclareerd dan geraamd. Daar tegenover staat dat er minder is verzilverd, waardoor er € 2,1 miljoen meer is uitgegeven.
• Een meevaller van totaal € 5,5 miljoen op diverse beleidsbudgetten. Dit is voornamelijk veroorzaakt door een onderuitputting op de volgende budgetten: € 1,2 miljoen flankerend beleid invoering lumpsum in het praktijkonderwijs, € 1 miljoen op het wsns-budget, € 1,8 miljoen op het budget leerlinggebonden financiering en € 1 miljoen op het budget kinderopvang.
• Een meevaller van € 5,1 miljoen als gevolg van de definitieve leerlingentelling van 1 oktober 2003. Het verschil tussen raming en realisatie is veroorzaakt door enerzijds meeruitgaven voor cluster 4 (plaatsbekostiging) en expertisebekostiging en anderzijds een lagere realisatie bij het aanvullende formatiebeleid en het schoolgewicht en minder groei in de WEC dan geraamd.
• Een onderuitputting van € 4,5 miljoen op het invoeringsplan lumpsum primair onderwijs.
• Een onderuitputting van € 2,6 miljoen op de uitvoeringskosten UWV op de wachtgeld- en WW/loonsuppletie-uitkeringen.
• Een meevaller van € 2,4 miljoen omdat de betalingen aan het vervangingsfonds en het participatiefonds per saldo lager zijn uitgevallen dan geraamd (– € 3,7 miljoen vervangingsfonds en + € 1,3 miljoen participatiefonds).
• Een tegenvaller van € 10,8 miljoen op de gemiddelde personeelslasten. Dit betreft het verschil tussen raming en realisatie van de componenten voor de gemiddelde personele lasten : algemene salarismaatregelen, pensioenen en sociale lasten, incidentele loonsomcomponent en de bapo.
De niet-technische ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen zijn:
• Een meevaller van € 23,9 miljoen op de afrekening van de AVR's (aanvraag tot vaststelling rijksvergoeding). Dit bedrag bestaat voor € 8,4 miljoen uit een vertraging in de afrekening van de AVR 2002, waardoor de afrekening heeft plaatsgevonden in 2004 in plaats van in 2003. Tevens is € 15,5 miljoen meer ontvangen door een combinatie van een versnelling van de afrekening AVR 2003 (is geheel in 2004 afgerekend en niet voor een deel in 2005) en doordat er bij AVR meer correcties zijn verwerkt dan in voorgaande jaren. De versnelling in de afrekening 2003 was beoogd in verband met de overgang naar lumpsum.
• Een meevaller van € 3,6 miljoen op de regeling «exceptionele toename asielzoekers». In het schooljaar 2002/2003 voldeed een aantal aangemelde leerlingen niet aan alle criteria.
• Een tegenvaller van € 3,5 miljoen omdat het UWV/USZO minder WW-premie heeft teruggevorderd dan geraamd. In 1998 is ten onrechte door UWV/USZO WW-premie berekend over de WAO-uitkeringen. Deze premie is in 2002 terugbetaald aan de scholen. In de AVR 2003 vindt terugvordering plaats door OCW van deze WW-premie die de scholen hebben terugontvangen van het UWV.
Artikel 3: Voortgezet onderwijs
Op artikel 3 worden de uitgaven verhoogd met € 8,6 miljoen (technische mutaties – € 1,4 miljoen en niet-technische mutaties € 10,0 miljoen). De ontvangsten worden verhoogd met € 1,3 miljoen; dit bedrag is geheel niet-technisch van aard.
De belangrijkste niet-technische uitgavenmutatie betreft per saldo een tegenvaller van € 13,1 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door een meevaller bij het sanctiebeleid ter waarde van € 4,2 miljoen omdat bepaalde scholen te laat waren met het onderwijsnummer, waar tegenover een tegenvaller van € 17,3 miljoen staat in de vorm van versneld uitbetaalde opleidingsgelden.
Er zijn geen niet-technische ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Op artikel 4 worden de uitgaven verhoogd met € 12,1 miljoen (technische mutaties € 15,9 miljoen en niet-technische mutaties – € 3,8 miljoen). De ontvangsten worden verhoogd met € 7,1 miljoen; dit bedrag is geheel technisch van aard.
De niet-technische uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen zijn:
• Een onderuitputting van € 4,2 miljoen in 2004 op het budget «educatie» omdat een betaling in december niet is uitgevoerd. Dit bedrag wordt alsnog in januari 2005 betaald.
• Een tegenvaller van € 2,3 miljoen op de middelen voor de exploitatie van de landelijke organen. Hieruit worden ook de middelen voor wachtgeld verplicht en betaald. Jaarlijks wordt hiervoor een verrekening gemaakt. Dit is dit jaar niet gebeurd.
Er zijn geen niet-technische ontvangstenmutaties.
Op artikel 5 worden de uitgaven en ontvangsten verlaagd met respectievelijk € 0,4 miljoen en € 0,8 miljoen. Deze mutaties zijn geheel niet-technisch van aard.
Er zijn geen niet-technische uitgaven- en ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 6: Hoger beroepsonderwijs
Op artikel 6 worden de uitgaven verhoogd met € 1,5 miljoen (technische mutaties € 2,7 miljoen en niet-technische mutaties – € 1,2 miljoen). De ontvangsten worden verhoogd met € 0,8 miljoen; dit bedrag is geheel niet-technisch van aard.
Er zijn geen niet-technische uitgaven- en ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 7: Wetenschappelijk onderwijs
Op artikel 7 worden de uitgaven verlaagd met € 2,1 miljoen (technische mutaties – € 2,8 miljoen en niet-technische mutaties € 0,7 miljoen). De ontvangsten worden verhoogd met € 21 000; dit bedrag is geheel niet-technisch van aard.
De belangrijkste niet-technische uitgavenmutatie betreft een tegenvaller van € 2,5 miljoen en heeft betrekking op een correctie op de uitdeling van de loonbijstelling 2004. Deze correctie is het gevolg van een bijstelling van de grondslag waarover de compensatie voor de loonbijstelling wordt toegekend. De loongevoelige component in het macrobudget van de universiteiten en academische ziekenhuizen bedraagt 67%. Aanvankelijk waren de berekeningen gebaseerd op een foutief percentage van 58.
Er zijn geen niet-technische ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 8: Internationaal onderwijsbeleid
Op artikel 8 worden de uitgaven verlaagd met € 0,6 miljoen (technische mutaties € 27 000 en niet-technische mutaties – € 0,6 miljoen). De ontvangsten worden verlaagd met € 60 000; dit bedrag is geheel niet-technisch van aard.
Er zijn geen niet-technische uitgaven- en ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 9: Arbeidsmarkt en personeelsbeleid
Op artikel 9 worden de uitgaven verlaagd met € 6,9 miljoen (technische mutaties – € 3,7 miljoen en niet-technische mutaties – € 3,2 miljoen). De ontvangsten worden verhoogd met € 0,4 miljoen; dit bedrag is geheel niet-technisch van aard.
De belangrijkste niet-technische uitgavenmutatie betreft een onderuitputting van € 4,4 miljoen op het budget «opleiden in de school». Deze uitgave vindt plaats in 2005.
Er zijn geen niet-technische ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 10: Informatie- en communicatietechnologie
Op artikel 10 worden de uitgaven verlaagd met € 1,4 miljoen (technische mutaties – € 0,3 miljoen en niet-technische mutaties – € 1,1 miljoen). De ontvangsten worden verhoogd met € 0,1 miljoen; dit bedrag is geheel niet-technisch van aard.
Er zijn geen niet-technische uitgaven- en ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 11: Studiefinanciering
Op artikel 11 worden de uitgaven verhoogd met € 16,7 miljoen (technische mutaties – € 5,3 miljoen en niet-technische mutaties € 22,0 miljoen). De ontvangsten worden verlaagd met € 13,2 miljoen (technische mutaties – € 11,1 miljoen en niet-technische mutaties – € 2,1 miljoen).
De niet-technische uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen zijn:
• Een tegenvaller van € 19,9 miljoen op de relevante basis- en aanvullende beurs. Dit is veroorzaakt door hogere relevante uitgaven basisbeurs (€ 6,7 miljoen), vooral doordat er 5 400 meer basisbeursgerechtigden zijn dan in de vorige referentieraming was geraamd. De relevante uitgaven voor de aanvullende beurs zijn € 13,2 miljoen hoger, zowel door een hoger dan geraamd aantal beursgerechtigden (hoger aantal inschrijvingen) in de beroepsopleidende leerweg ten opzichte van de vorige referentieraming, als door hogere uitgaven aan aanvullende beurs in het eerste jaar van het hoger onderwijs. In de jongste referentieraming is de stijging van de aantallen studenten waarneembaar; dit was ten tijde van de begrotingsopstelling 2004 echter nog niet bekend.
Ook vallen de (achterstallige) toekenningen over voorgaande jaren iets hoger uit dan geraamd.
• Een tegenvaller van € 3,0 miljoen op de relevante overige uitgaven door meer uitbetaalde lesgeldvoorschotten dan voorzien.
Er zijn geen niet-technische ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 12: Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Op artikel 12 worden de uitgaven verhoogd met € 2,5 miljoen (technische mutaties € 0,9 miljoen en niet-technische mutaties € 1,6 miljoen). De ontvangsten worden verhoogd met € 2,9 miljoen; dit bedrag is geheel niet-technisch van aard.
De niet-technische uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen zijn:
• Een tegenvaller van per saldo € 3,0 miljoen op de tegemoetkoming studiekosten 17-. Er zijn minder uitgaven over het schooljaar 2003/2004, waartegenover meer uitgaven zijn geweest in het schooljaar 2004/2005.
• Een meevaller van € 2,7 miljoen door lagere aanvragen dan geraamd voor de tegemoetkoming lerarenopleiding.
De belangrijkste niet-technische ontvangstenmutaties betreft een meevaller van € 2,2 miljoen door hogere ontvangsten dan geraamd op de WTOS VO18+.
Op artikel 13 worden de ontvangsten verhoogd met € 21,1 miljoen; dit bedrag is geheel niet-technisch van aard. De uitgaven worden met een technische mutatie verhoogd met € 79 000.
De niet-technische ontvangstenmutatie betreft een meevaller van € 21,2 miljoen door hogere lesgeldontvangsten:
• € 9,4 miljoen over het vorige en oudere schooljaren.
• € 11,7 miljoen over het nieuwe schooljaar door een hoger aantal leerlingen dan geraamd, zowel in de beroepsopleidende leerweg als in het voortgezet onderwijs. De hogere verwachte aantallen leerlingen zijn opgenomen in de jongste referentieraming. Ten tijde van de begrotingsopstelling 2004 waren deze hogere aantallen nog niet bekend.
Op artikel 14 worden de uitgaven verhoogd met € 3,3 miljoen (technische mutaties € 6,5 miljoen en niet-technische mutaties – € 3,2 miljoen). De ontvangsten worden verhoogd met € 8,3 miljoen (technische mutaties € 7,0 miljoen en niet-technische mutaties € 1,3 miljoen).
Er zijn geen niet-technische uitgaven- en ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Op artikel 15 worden de uitgaven verlaagd met € 1,4 miljoen en de ontvangsten verhoogd met € 0,4 miljoen; deze mutaties zijn geheel niet-technisch van aard.
Er zijn geen niet-technische uitgaven- en ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 16: Onderzoek en wetenschappen
Op artikel 16 worden de uitgaven verlaagd met € 2,1 miljoen (technische mutaties – € 1,7 miljoen en niet-technische mutaties € 0,4 miljoen). De ontvangsten worden verlaagd met € 3,0 miljoen (technische mutaties – € 1,8 miljoen en niet-technische mutaties – € 1,3 miljoen).
Er zijn geen niet-technische uitgaven- en ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Artikel 17: Nominaal en onvoorzien
Artikel 17 dient als intermediair totdat de exacte verdeling over de betrokken artikelen bekend is. Op dit artikel worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.
Op artikel 17 worden de uitgaven verlaagd met € 20,2 miljoen. Dit bedrag is geheel niet-technisch van aard. Er zijn geen mutaties op de ontvangsten.
De niet-technische uitgavenmutatie maakt onderdeel uit van het overschot op het totaalbeeld van € 74,4 miljoen. Dit overschot zal conform de begrotingsregels onderdeel uitmaken van de eindejaarsmarge van OCW. In de Voorjaarsnota 2005 wordt er over de eindejaarsmarge besloten.
Artikel 18: Ministerie algemeen
Op artikel 18 worden de uitgaven verlaagd met € 25,5 miljoen (technische mutaties – € 10,6 miljoen en niet-technische mutaties – € 14,9 miljoen). De ontvangsten worden met een niet-technische mutatie verlaagd met € 0,7 miljoen.
De niet-technische uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen zijn:
• een meevaller van € 6,4 miljoen als gevolg van een overschot bij centrale budgetten bedoeld voor opleidingsactiviteiten, werving, voorlichtingsactiviteiten en een overschot ten gevolge van de afroming IBG-reserve;
• een onderuitputting van € 3,4 miljoen door een vertraging van enkele activiteiten;
• een onderuitputting van € 3,6 miljoen als gevolg van het sparen voor meubilair en hardware en als gevolg van een overschot bij Schutte III.
Er zijn geen niet-technische ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Op artikel 19 worden de uitgaven verhoogd met € 1,0 miljoen (technische mutaties € 1,5 miljoen en niet-technische mutaties – € 0,5 miljoen). De ontvangsten worden met een niet-technische mutatie verhoogd met € 0,1 miljoen.
Er zijn geen niet-technische uitgaven- en ontvangstenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.
Op artikel 20 worden de uitgaven verlaagd met € 1,4 miljoen (technische mutaties – € 0,1 miljoen en niet-technische mutaties – € 1,3 miljoen). Er zijn geen mutaties op de ontvangsten.
Er zijn geen niet-technische uitgavenmutaties groter dan € 2,2 miljoen.