Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave blz.

A.Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel2
   
B.Begrotingstoelichting3
   
1Leeswijzer3
   
2Het beleid4
2.1De beleidsagenda4
2.2Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid5
2.2.1Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid6
2.2.2Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid8
2.2.3Het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid13
2.2.4Algemeen15
2.2.5Verantwoordelijkheid16
2.2.6VBTB-paragraaf16
2.2.7Budgettaire gevolgen van beleid16
2.2.8Budgetflexibiliteit18
2.3Nominaal en onvoorzien18
   
3De bedrijfsvoering19
   
4De verdiepingsbijlage20
4.1Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid20
4.2Nominaal en onvoorzien21
   
5Bijlage moties en toezeggingen22

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken voor het jaar 2004 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2004. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2004.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2004 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

De begroting 2004 van het Ministerie van Algemene Zaken sluit aan bij de uitgangspunten en structuur zoals beschreven in de kabinetsnota «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording» (VBTB). De begroting van het ministerie is opgebouwd rond de algemene beleidsdoelstelling «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Deze algemene beleidsdoelstelling is vertaald in vier operationele doelstellingen. Tevens is een niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» opgenomen.

In de volgende paragraaf wordt het beleid van het ministerie uiteengezet (paragraaf 2: «Het beleid»). Voorts wordt aandacht geschonken aan de bedrijfsvoering van het ministerie voor zover het gaat om in 2004 voorgenomen wijzigingen (paragraaf 3: «De bedrijfsvoering»). Vervolgens komen de meer gedetailleerde financiële consequenties van het beleid aan de orde (paragraaf 4: «De verdiepingsbijlage»). De toelichting wordt afgesloten met een overzicht van de moties en toezeggingen (paragraaf 5: «Bijlage moties en toezeggingen»).

In de beleidsparagraaf komen achtereenvolgens aan de orde: de prioriteiten van beleid voor de jaren 2004 en verder, een nadere toelichting op de algemene en operationele doelstellingen, de verantwoordelijkheid van de Minister-President, een korte beschouwing bij de mogelijkheden en onmogelijkheden op het vlak van VBTB en de budgettaire gevolgen van beleid.

In de verdiepingsbijlage worden de begrotingsmutaties toegelicht.

In afwijking van hetgeen is vermeld in de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt in de beleidsparagraaf uit doelmatigheidsoverweging geen overzichtstabel gegeven met daarin de belangrijkste mutaties. Deze informatie is namelijk rechtstreeks terug te vinden in de verdiepingsbijlage. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming zijn voorts niet in een afzonderlijke paragraaf opgenomen, maar zijn voor zover van toepassing in de toelichting op de operationele doelstellingen vermeld.

2. Het beleid

2.1 De beleidsagenda

Het Beleidsprogramma – waarvoor de Minister-President met zijn coördinerende taak een rol speelt – is separaat aan de Staten-Generaal aangeboden. In de beleidsagenda van deze begroting worden de nieuwe initiatieven toegelicht die de Minister-President in 2004 daarenboven expliciet noemt, te weten:

• Waarden en Normen;

• Innovatieplatform;

• (Voorbereiding) Nederlands voorzitterschap Europese Unie.

Een belangrijk aandachtspunt voor de Minister-President en het kabinet blijft ook in deze kabinetsperiode het herstel van waarden en normen. Een overgrote meerderheid van de burgers in Nederland vindt dat de overheid hier een wezenlijke taak heeft, overigens onder erkenning van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en organisaties. Beleidsterreinen waarop de overdracht en/of de handhaving van waarden en normen een evidente rol spelen zijn onderwijs, veiligheid, jeugdbeleid en integratie. Het kabinet heeft daarom besloten om in het kader van de waarden en normen juist aan deze terreinen bijzondere aandacht te schenken. Hiertoe zijn in de begrotingen van de verantwoordelijke ministeries beleidsdoelstellingen geformuleerd, voorzien van concrete beleidsmaatregelen; dit wordt in het beleidsprogramma geadstrueerd. Het kabinetsbeleid inzake waarden en normen zal worden ondersteund door een communicatie-aanpak onder leiding van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), die enerzijds beoogt burgers te informeren over het gevoerde beleid en die anderzijds tot doel heeft het publieke debat alsmede lokale en sectorale initiatieven te ondersteunen en te stimuleren.

Teneinde een impuls te geven aan innovatie als motor van de productiviteitsgroei en economische ontwikkeling heeft het kabinet het Innovatieplatform opgericht. In dit platform, dat zal bestaan voor de duur van de kabinetsperiode, bespreekt het kabinet met gezaghebbende personen uit het bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur de oorzaken van een te gering innovatievermogen in ons land en de wijze waarop hierin verbetering kan worden gebracht. Met de inzichten die uit het platform voortkomen, kan het kabinet zijn voordeel doen bij de formulering en uitvoering van beleid inzake wetenschap, technologie en hoger onderwijs. Daarnaast is de vraag aan de orde wat bedrijfsleven en kennisinstellingen zelf kunnen bijdragen aan een groter innovatievermogen. De Minister-President treedt op als voorzitter. Vanuit het kabinet nemen verder de ministers van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen deel aan het platform. Dit Innovatieplatform is inmiddels van start gegaan.

Ten slotte bekleedt Nederland in de tweede helft van 2004 het voorzitterschap van de Europese Unie. Dit zal veel vragen van de leden van het kabinet, in het bijzonder de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Europese Zaken in hun rol van coördinatoren van het voorzitterschap. De Minister-President zal als voorzitter van de Europese Raad een centrale rol spelen. Juist tijdens het Nederlandse voorzitterschap speelt een aantal belangrijke onderwerpen. Zo zullen de toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië verder worden gevoerd. De relaties met de Balkan zullen worden geïntensiveerd binnen bestaande kaders. Verder zullen asiel- en migratievraagstukken op de agenda staan en zal over de toekomstige financiële perspectieven van de Unie worden onderhandeld. Ook zullen de strijd tegen het terrorisme en de verdieping van de transatlantische relatie alle aandacht vragen. In de uitgebreide Unie met 25 lidstaten zal de coördinerende rol van de voorzitter ten aanzien van deze vraagstukken een zwaarder gewicht hebben dan voorheen. De voorzitter van de Europese Raad speelt bovendien een belangrijke rol in de externe contacten van de Unie, onder meer tijdens topontmoetingen met derde landen die voor een deel in Nederland zullen plaatsvinden.

Een belangrijke rol is tevens voor de Minister-President weggelegd in het dichterbij brengen van de Europese Unie naar de (Nederlandse) burger. Hiertoe zal een actief voorlichtingsbeleid worden gevoerd.

De werkzaamheden op het Ministerie van Algemene Zaken zullen voor een belangrijk deel worden ingericht op het Nederlandse voorzitterschap, waarbij nauw zal worden samengewerkt met vooral het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij die werkzaamheden zal worden gestreefd naar een invulling van de drie thema's van het Nederlandse voorzitterschap:

– duurzame groei;

– verdere uitbouw van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid;

– een actief, betrokken en slagvaardig extern beleid.

2.2 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Het kader voor het optreden van de Minister-President, en daarmee het werkterrein van het Ministerie van Algemene Zaken, wordt bepaald door diverse wet- en regelgeving. Zo bepaalt artikel 45 (lid 3) van de Grondwet, dat de ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en de eenheid van dat beleid bevordert. Hetzelfde artikel (lid 2) draagt het voorzitterschap van de ministerraad op aan de Minister-President. De taken van het Ministerie van Algemene Zaken zijn vastgelegd in een Koninklijk Besluit van 3 oktober 1947. Daarnaast bestaan er enkele specifieke regelingen op het werkterrein van het Ministerie van Algemene Zaken, zoals het Reglement van Orde voor de Ministerraad, een Koninklijk Besluit van 13 december 1965 over de berichtgeving over het Koninklijk Huis en de instellingswet van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.

Het voorgaande laat zich samenvatten onder de noemer «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Deze formulering is conform het VBTB-uitgangspunt, dat uitgaat van artikelformulering op het niveau van beleidsdoelstellingen. Daarbij moet worden opgemerkt dat de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister-President een ander karakter heeft in vergelijking met andere ministers met een coördinerende taak. «Eenheid» en «algemeen regeringsbeleid» zijn hier staatsrechtelijke begrippen. Er is geen sprake van een beleidsveld waarover specifiek verantwoording wordt afgelegd.

In het Hoofdlijnenakkoord is aangekondigd dat het kabinet een grondig en gericht onderzoek zal instellen naar de verschillende modaliteiten van de versterking van de positie van de Minister-President, diens bevoegdheden en diens democratische legitimatie. Het kabinet zal zijn voornemens uiterlijk in het begrotingsjaar 2004 aan de Staten-Generaal doen toekomen.

De algemene beleidsdoelstelling wordt onderscheiden in vier operationele doelstellingen:

1. coördinatie van het algemeen regeringsbeleid;

2. coördinatie van het algemeen communicatiebeleid;

3. het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid;

4. algemeen.

De operationele doelstellingen worden hieronder afzonderlijk uitgewerkt. Bij onderdelen die zich daarvoor lenen, zoals de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid, wordt de presentatie ondersteund met prestatiegegevens (waarover meer in par. 2.2.6).

In het Hoofdlijnenakkoord zijn middelen ter beschikking gesteld ter versterking van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid. Deze middelen (€ 5 mln vanaf 2004) zullen zo worden ingezet, dat zij mede dienstig zijn aan meer efficiency binnen de rijksdienst. De instelling van een bescheiden strategische functie (vooralsnog voor de duur van drie jaar) en additionele onderzoeksmiddelen voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid maken het mogelijk om meer synergie en samenhang te krijgen bij (strategische) adviesopdrachten, mede ten voordele van ministeries en adviesorganen.

In het kader van de oprichting van shared-services binnen de rijksdienst zal de RVD (directie Publiek en Communicatie) de verdere schaalvergroting van de publieksvoorlichting aan de ministeries aanbieden. Doordat (tijdelijke) frictiekosten ten laste van deze begroting worden genomen, kunnen ministeries (structureel) besparen op personele en materiële kosten.

De algemene coördinatiekosten samenhangend met de activiteiten voor Waarden en Normen zullen ten slotte eveneens uit deze investering worden gedekt, hetgeen voordeliger is dan de kosten van «verbrokkelde» coördinatie per ministerie.

2.2.1 Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid

Doel

De coördinatie van het algemeen regeringsbeleid heeft een inhoudelijk aspect en een woordvoeringsaspect. Beoogd worden een adequate ambtelijke ondersteuning ten behoeve van de Minister-President (in zijn coördinerende rol) en het optimaal uitvoeren van de woordvoering van de Minister-President, de ministerraad en de leden van het Koninklijk Huis.

Activiteiten, producten en/of diensten

Zowel als voorzitter van de ministerraad als bij zijn andere activiteiten wordt de Minister-President ondersteund door het Kabinet van de Minister-President (KMP), waarin de secretaris-generaal en de raadadviseurs belast zijn met de advisering. Daarnaast verzorgt het KMP onder andere de secretariële ondersteuning van de ministerraad, van de onderraden van de ministerraad en van de ministeriële commissies. De secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken treedt tevens op als Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

De woordvoering van de Minister-President over het algemeen regeringsbeleid is één van de taken van de RVD. De leiding van de RVD wordt daarbij ondersteund door de afdeling Analyse- en Informatievoorziening Regeringsbeleid, die de actuele, documentaire en analytische informatievoorziening over onderwerpen van algemeen regeringsbeleid verzorgt. Het voorbereiden en begeleiden van publieke optredens van de minister-president, evenals het beheren en onderhouden van websites over de Minister-President, het Ministerie van Algemene Zaken, het regeringsbeleid en het Koninklijk Huis, maken tevens deel uit van de activiteiten van de RVD.

De RVD verzorgt ook de voorlichting over en de woordvoering namens het Koninklijk Huis.

De leiding van de RVD wordt hierin ondersteund door de afdeling Pers en Publiciteit, die onder meer is belast met het publicitair voorbereiden en begeleiden van openbare optredens in binnen- en buitenland van leden van het Koninklijk Huis en het verstrekken van informatie daarover.

De afdeling stelt regelingen op voor de pers (waar onder: accreditatie en bouw perscentra) bij grote gebeurtenissen van het Koninklijk Huis, zoals bijvoorbeeld een huwelijk of begrafenis. Daarnaast adviseert de afdeling over persregelingen voor andere ministeries, indien deze betrokken zijn bij optredens van leden van het Koninklijk Huis. De afdeling draagt zorg voor de inhoud van de website over het Koninklijk Huis.

De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft in 2001 bij de behandeling van de ontwerp-begroting van Algemene Zaken vragen gesteld naar verruiming van de (publieks) toegankelijkheid van de Koninklijke Paleizen. Minister-President W. Kok heeft in januari 2002 een commissie ingesteld om de mogelijkheden daartoe te bezien. De commissie – bestaande uit de heer J. Jessurun (voormalig voorzitter van de Raad voor Cultuur, voorzitter), de heer drs. F.H. van der Veen (directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst) en mevrouw ir. H.M.T de Wijn-Van der Meer (plaatsvervangend rijksbouwmeester, secretaris), waarbij door de commissie de heer ir. B.W. baron Bentinck (intendant van de Koninklijke Paleizen) is gevraagd op te treden als liaison – heeft op 26 mei jongstleden aan mij verslag uitgebracht. Het verslag wijst het volgende uit. De grenzen aan de toegankelijkheid worden in algemene zin bepaald door het feit dat het gaat om kwetsbare monumenten (historische gebouwen), door overwegingen van privacy en veiligheid en door intensief gebruik door het Koninklijk Huis. Het paleis Noordeinde, het paleis Huis ten Bosch en het paleis Soestdijk lenen zich om deze redenen niet voor openstelling. Een aantal kleinere gebouwen zijn vanwege het privé-karakter (woonhuizen) buiten beschouwing gehouden. Voor het Koninklijk Staldepartement en het Koninklijk Huisarchief is een geringe verruiming van de toegankelijkheid denkbaar. Het Koninklijk Paleis te Amsterdam en paleis Het Loo zijn reeds lange tijd in ruime mate toegankelijk voor het publiek. Deze conclusies worden door mij gedeeld. Via de website over het Koninklijk Huis wordt het publiek op de hoogte gehouden van de toegankelijkheid van paleizen en aanverwante gebouwen. De paleizen die in gebruik zijn bij Hare Majesteit de Koningin, het Koninklijk Huisarchief en het Koninklijk Staldepartement zijn bovendien met behulp van een virtuele bezichtiging toegankelijk gemaakt.

In de memorie van toelichting bij de medio 2002 van kracht geworden Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv 2002) is ten aanzien van de coördinator van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, welke is verbonden aan het Ministerie van Algemene Zaken, gesteld dat op toereikende wijze verantwoording kan worden afgelegd over diens taakuitvoering in de toelichting op de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken. Ten aanzien van het jaar 2002 kan het volgende worden gemeld.

Onder voorzitterschap van de Minister-President is de Ministeriële Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (MICIV) één maal bijeengekomen. Deze commissie heeft met het aantreden van het kabinet Balkenende I plaats gemaakt voor de Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (RIV). Deze raad is één maal bijeengekomen. Het ambtelijk voorportaal van de RIV, het Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland (CVIN) is voorts onder voorzitterschap van de coördinator I&V negen maal bijeengekomen. Belangrijke agendapunten van de RIV en het CIVN hielden verband met de terrorismebestrijding in binnen- en buitenland. Een eerste aanzet werd gegeven aan het invullen van de inlichtingentaken van AIVD en MID inzake het buitenland. Voorts heeft de coördinator het voortouw gehad in de uitwerking van de besluitvorming over de uitbreiding van de satelliet interceptiecapaciteit ten behoeve van terrorismebestrijding (onderdeel van het actieplan terrorismebestrijding en veiligheid). Ten slotte is de coördinator I&V voorzitter geweest van de Ambtelijke Stuurgroep Irak en heeft hij deelgenomen aan het overleg van de Ministeriële Stuurgroep Irak.

In het vervolg zal – in lijn met de rijksbegrotingsvoorschriften – verantwoording worden afgelegd over de taakuitvoering van de coördinator I&V in het Jaarverslag van AZ, te beginnen in het verslag over 2003.

Prestatiegegevens

De coördinatie van het algemeen regeringsbeleid laat zich vanwege de aard van het werk niet goed meten in de vorm van kengetallen en/of prestatie-indicatoren (zie ook par. 2.2.6). De verantwoordelijkheid voor de eenheid van het regeringsbeleid komt vooral aan de orde bij de aanpak van thema's en is kwalitatief van aard. Voorbeelden hiervan zijn de vorming van de ministeriële stuurgroep terrorismebestrijding en veiligheid en de voorbereiding van de Verkenningen. Deze voorbeelden zijn op talloze terreinen aan te vullen. Soms betreft het vormen van afstemming in onderraden en in ministeriële commissies, die formeel tot stand zijn gekomen. Soms betreft het activiteiten die op ad hoc-basis geschieden, maar evenzeer van grote betekenis zijn voor het doel.

2.2.2 Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

Doel

De overheid is er voor de burgers. Communicatie is één van de belangrijke ingrediënten van onze samenleving. Op alle niveaus: politiek, economisch, sociaal en cultureel. Overheidscommunicatie staat ten dienste van de openbaarheid van bestuur, een taak van de overheid die in de Grondwet is verankerd. Dit bepaalt de mogelijkheden van de burgers om te kunnen overzien wat de overheid met hen voorheeft. Zij moeten zich daarover een oordeel kunnen vormen en in staat worden gesteld desgewenst beleid te beïnvloeden. Ook moet de burger zich gemakkelijk tot de overheid kunnen wenden: om zelf informatie op te vragen, voor nadere uitleg, om gebruik te kunnen maken van de diensten van de overheid en om zijn mening kenbaar te maken.

De RVD zorgt voor de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid van de rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt in het ontwikkelen, het coördineren en het uitvoeren daarvan.

Activiteiten, producten en / of diensten voor het ontwikkelen en coördineren van het algemeen communicatiebeleid

Voorlichtingsraad

Bij de ontwikkeling en coördinatie van het algemeen communicatiebeleid is een belangrijke rol weggelegd voor de Voorlichtingsraad (VoRa). Deze interdepartementale raad adviseert de Minister-President en de ministerraad op het terrein van de overheidscommunicatie. De RVD vervult het voorzitterschap van de VoRa en ondersteunt zijn werkzaamheden. De leiding van de RVD wordt hierin bijgestaan door de afdeling Communicatie beleid. De werkzaamheden richten zich vooral op de gemeenschappelijke infrastructuur en op gezamenlijke onderzoeks- en communicatieactiviteiten. De RVD signaleert nieuwe ontwikkelingen waarover in de VoRa wordt gesproken en geadviseerd. Ten slotte wordt in de VoRa de eenheid in de communicatie door de rijksoverheid bevorderd en wordt toegezien op de toepassing van de principiële uitgangspunten voor overheidscommunicatie.

Actieprogramma Overheidscommunicatie 2002–2006

Onder andere via het Actieprogramma Overheidscommunicatie 2002–2006 streeft het kabinet er naar de communicatiefuncties van het rijk te moderniseren en verder te professionaliseren. Meer samenhang in de communicatie-activiteiten, vergroten van de toegankelijkheid van informatie, meer tweerichtingsverkeer door de burger betere middelen te verschaffen om op beleidsvoornemens te reageren en versterking van de organisatie van de communicatie zijn daarbij de doelstellingen (Kamerstukken II 2001/2002, 26 387, nr. 15).

Het Actieprogramma kent verschillende aandachtsgebieden en bestaat in totaal uit 25 projecten. Het programma begint inmiddels vruchten af te werpen. De afgelopen periode is veel in gang gezet. De regeringswebsite (www.regering.nl) heeft een stevig fundament gekregen. Er wordt gewerkt aan verdere uitbreiding. In het kader van de belevingsmonitor wordt regelmatig onderzocht wat de burger bezighoudt en wat zijn oordeel is over het regeringsbeleid. Het contactcenter van Postbus 51 is sinds eind 2002 operationeel. De kwaliteitsbewaking van massamediale campagnes via tracking is geïntensiveerd. De Academie voor overheidscommunicatie is van start gegaan. Aan de overige projecten wordt gewerkt.

Prioriteiten 2004

In 2004 staan de volgende projecten en activiteiten centraal:

Corporate communicatie van de rijksoverheid

De ontwikkeling van een herkenbaar gezicht maakt deel uit van de corporate communicatie van de rijksoverheid. Daarbij gaat het om de verbindende communicatie van en over de rijksoverheid als geheel. Deze kan als basis dienen voor samenhangende beleidscommunicatie en voor de arbeidsmarktcommunicatie van het rijk. De uitgangspunten van het project corporate communicatie worden in 2004 (als pilot) toegepast in de communicatie bij het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie. Afhankelijk van de resultaten en effecten van de communicatie wordt bekeken of deze uitgangspunten ook breder, voor de gehele rijksoverheid, kunnen worden toegepast en onder welke condities dit mogelijk is.

Belevingsonderzoek

Met behulp van het in 2003 gestarte belevingsonderzoek kan inzichtelijk worden gemaakt hoe de burgers, aan de hand van hun perceptie van maatschappelijke problemen, kennis en verwachtingen van oplossingen, het handelen van de overheid waarnemen en waarderen en hoe zij eventueel bij de vorming van het beleid betrokken wensen te worden. Aan de hand van de uitkomsten van dit periodieke onderzoek kunnen de betrokken ministeries hun inzichten in de problematiek verdiepen. Najaar 2003 zal dit instrument worden geëvalueerd. Vervolgens zal worden besloten of, en zo ja in welke vorm, het belevingsonderzoek zal worden voortgezet.

Plaats en positie van de communicatiefunctie

Het kabinet hecht veel belang aan het «communicatiever» maken van het beleid, onder meer door het inbouwen van voldoende interactiviteit en door te zorgen voor aansluiting bij de behoeften en de leefsituatie van de burger. Al op het moment dat beleid wordt ontwikkeld moeten voorlichting en communicatie een plaats in de afwegingen krijgen, naast het financiële en juridische instrumentarium. Communicatie moet meer naar «het hart van het beleid» worden gebracht. De mogelijkheden om dit in de praktijk te bewerkstelligen worden momenteel door de VoRa onderzocht. De eerste voorstellen worden eind 2003 verwacht. In 2004 zullen deze voorstellen worden vertaald naar organisatievormen en methodes van werken. De uiteindelijke uitvoering is een verantwoordelijkheid van de ministeries.

Communicatie over niet-aanvaard beleid

Onderdeel van de «principiële uitgangspunten voor overheidscommunicatie» is de richtlijn voor de voorlichting over nog niet-aanvaard beleid (Kamerstukken II 2001/2002, 26 387, nr. 12). Deze houdt in, dat, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden, de rijksoverheid mag communiceren over beleidsvoornemens waarover het parlement zich nog niet heeft uitgesproken. De richtlijn is door de VoRa verder praktisch uitgewerkt. Het voorstel is in communicatie-uitingen voortaan met een tijdbalk aan te geven in welke fase het beleid zich bevindt en wat de volgende stappen zullen zijn. Om elk misverstand te voorkomen zal een «disclaimer» worden opgenomen met de standaardtekst dat het «hier gaat om een wetsvoorstel of beleidsvoornemen, waaraan door de Eerste en Tweede Kamer nog geen goedkeuring is verleend».

Prestatiegegevens

In het kader van het ontwikkelen en coördineren van het algemeen communicatiebeleid kan een aantal prestatiegegevens worden genoemd. Deze prestatiegegevens zijn als volgt te ordenen:

Tabel 1: Prestatiegegevens ontwikkelen en coördineren van het algemeen communicatiebeleid
PrestatiegegevenStreefwaardeOpmerking
Rapportage over de mogelijkheden tot samenhangende presentatie en beeldvorming in termen van bestuurlijk gezag en vertrouwenTijdens Europees voorzitterschap worden de geformuleerde uitgangspunten in een pilot toegepastEvaluatie naar haalbaarheid en toepasbaarheid voor de gehele Rijksoverheid vindt plaats na afloop van het voorzitterschap.
Implementatie van voorstellen op het gebied van monitoring en media-analyseEind 2004 is implementatie voorstellen voltooidTen behoeve van Algemene Zaken, de Minister-President en de directies communicatie van de ministeries. Voorstellen worden in 2003 ontwikkeld.
Maandelijks belevingsonderzoekMaandelijks met rapportage aan kabinet en KamerEen keer per kwartaal wordt de standaardmeting uitgevoerd. De andere maandelijkse metingen zijn thematisch.
Voorstellen om de communicatie dichter bij de beleidsontwikkeling te plaatsenEerste algemene voorstellen worden eind 2003 geformuleerd. Plan van aanpak en implementatie wordt medio 2004 aan de Voorlichtingsraad aangebodenUitvoering van de voorstellen is een verantwoordelijkheid van de afzonderlijke ministeries
Verdere ontwikkeling van het efficiënt en effectief inzetten van nieuwe media in de overheidscommunicatieContinue proces dat inspeelt op de ontwikkelingen in het domein van de nieuwe media bestaat onder meer uit – interdepartementaal gebruikersonderzoek – activiteitenindex – voorstellen voor gebruik open-source softwareVindt plaats onder begeleiding van de Voorlichtingsraad.
Met elkaar verbonden en afgestemde activiteitenindexen op departementale sites, al dan niet centraal ontsloten. Oplevering eind 2004Wordt in samenspraak met de directies Voorlichting en het Ministerie van BZK vormgegeven. Hierbij wordt zowel gekeken naar technische oplossingen als metadateringen.
Vergroten publieksbereik regering.nl door intensievere samenwerking met andere overheidssitesEind 2004 zijn er gemiddeld 7500 bezoeken per dag van de website.Bereiksverhoging is met 50% toegenomen.
Stimuleren interactiviteit tussen burger en overheid via Regering.nl en departementale sitesIn 2004 zal minimaal één beleidsonderwerp via dit digitale platform aan de orde worden gesteldNauwe samenspraak met het parlement over keus beleidsterrein is hierbij van belang.

Activiteiten, producten en/of diensten voor de uitvoering van het algemeen communicatiebeleid

De directie Publiek en Communicatie van de RVD (RVD/Publiek en Communicatie) is het communicatiebureau van de rijksoverheid. De directie biedt drie vormen van dienstverlening: communicatiediensten, communicatieadvies en communicatiekennis. Het accent ligt op activiteiten die niet – of minder efficiënt – door de ministeries of door de markt kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd.

Voorbeelden van rijksbrede communicatiediensten zijn de publieksvoorlichting via Postbus 51, de centrale media-inkoop en de daaraan verbonden adviesfunctie, de coördinatie van Postbus 51 campagnes en het onderzoek naar bereik en effecten van deze campagnes. Er wordt verder gewerkt aan een (kosten)efficiënte en effectieve inzet van massamediale communicatiemiddelen. De nieuwe methode van effectonderzoek via internetpanels, waarmee in 2003 is gestart, zal in 2004 verder worden verbeterd.

RVD/Publiek en Communicatie geeft advies en ondersteuning bij communicatievraagstukken en -projecten, bijvoorbeeld bij (interdepartementale) beleidsthema's en projecten op het gebied van arbeidsmarktcommunicatie. Onderdeel van de adviesfunctie is het (Europees) aanbesteden van communicatieonderzoek, -campagnes en -advies. RVD/Publiek en Communicatie draagt bij aan (kosten)efficiënte aanbesteding en inkoop. Ook wordt verder gewerkt aan het gezamenlijk uitvoeren van monitoronderzoek voor de gehele rijksoverheid (o.a. belevingsmonitor).

De Academie voor Overheidscommunicatie richt zich op het bundelen, toegankelijk maken, overdragen en ontwikkelen van communicatiekennis. Naast het aanbieden van standaard- en maatwerkcursussen en -trainingen voor communicatieprofessionals wordt ook een aanbod ontwikkeld voor beleidsambtenaren. Via het Platform Gemeenschappelijke Uitvoering (PGU) wordt – ook langs digitale weg – door de ministeries specifieke kennis rond massamediale communicatie uitgewisseld.

Onder de vlag van Postbus 51 biedt RVD/Publiek en Communicatie een interdepartementale infrastructuur, gebaseerd op de éénloketgedachte. De burger die op zoek is naar informatie van de rijksoverheid wordt zo goed en eenduidig mogelijk geïnformeerd over beleid en regelgeving. De diensten van Postbus 51 bestrijken een breed terrein: het verstrekken van telefonische informatie, het beantwoorden van e-mailvragen, de internetsite, de planning van radio- en televisiespots, het wekelijkse informatieprogramma op Radio 5, de informatierubriek op teletekst en de distributie van folders via postkantoren en openbare bibliotheken. Ook wordt voorzien in de centrale afhandeling (voor de ministeries) van vragen naar brochuremateriaal. Bij gebeurtenissen met een nationale omvang, zoals een staatsbegrafenis, verzorgt de Postbus 51-informatiedienst de publieksvoorlichting.

In 2003 hebben enkele ministeries de uitvoering van hun publieksvoorlichting geheel dan wel gedeeltelijk overgedragen aan het contactcenter van Postbus 51. De verwachting is dat de samenwerking met andere ministeries in 2004 kan worden geïntensiveerd. Het voornemen is geleidelijk aan en in overleg met de VoRa de algemene publieksvoorlichting van alle kernministeries op basis van shared services te gaan uitvoeren. Het contactcenter zal in 2004 verder worden uitgebouwd.

Prestatiegegevens

Voor de uitvoering van de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid worden de volgende prestatiegegevens onderscheiden:

Tabel 2: Prestatiegevens uitvoering van het algemeen communicatiebeleid
PrestatiegegevensStreefwaardeOpmerkingen
Financieel voordeel van de collectieve inkoop van media-ruimte (versus afzonderlijke inkoop door de ministeries)De collectieve inkoop levert in 2004 een kostenbesparing op van 20% van het inkoopvolumeAls gevolg van de dalende mediabestedingen van de rijksoverheid is de geformuleerde streefwaarde met 3% verlaagd ten opzichte van de begroting van 2003.
Ontwikkeling van het contactcentrum, waarbij telefonie en internet zijn geïntegreerdAantal telefoongesprekken: 435 000 Aantal e-mail: 44 000 Aantal sessies op PB51 internetsite: 1 000 000 
De wachttijd voor burgers bij vragen aan Postbus 51 zo kort mogelijk houdenInfolijn: De bellers worden na gemiddeld 40 seconden te woord gestaan E-mail: 80% van de e-mails wordt binnen 48 uur beantwoord 
Voldoende klanttevredenheid over de dienstverlening van de Postbus 51 InformatiedienstKlanten geven de volgende rapportcijfers: Internetsite: 7,5 e-mailbeantwoording: 7,5 diensten Infolijn: 7,5Deze rapportcijfers worden verkregen door permanent gebruikersonderzoek (internet en e-mail) en periodiek kwaliteitsonderzoek
Voldoende klanttevredenheid over de dienstverlening van de Academie voor OverheidscommunicatieCursisten geven het rapport- cijfer: 7Dit rapportcijfer wordt verkregen door alle cursussen stelselmatig te evalueren.

2.2.3 Het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid

Doel

De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in zaken die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) tracht op een wetenschappelijke gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij te dragen. De raad heeft tot taak hierbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, probleemstellingen te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De raad kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid en zijn rapporten bestrijken in de regel meerdere (materiële en beleids-)sectoren.

Op de door de WRR uitgebrachte rapporten aan de regering wordt een kabinetsreactie gegeven, wat in voorkomende gevallen kan leiden tot beleidsontwikkeling en wetgeving. Het zal altijd van een politieke afweging afhangen of, en zo ja in hoeverre, inzichten van de WRR doorwerken in beleid en regelgeving. Door hun ressortoverstijgend karakter dragen sommige rapporten rechtstreeks bij aan de eenheid van het regeringsbeleid.

Activiteiten, producten en/of diensten

De WRR bestaat uit een onafhankelijk college, dat elke vijf jaar van samenstelling verandert, ondersteund door een bureau, dat vanuit het Ministerie van Algemene Zaken ten behoeve van het raadswerk ter beschikking wordt gesteld.

Ingevolge de instellingswet WRR is op 1 januari 2003 de zevende zittingsperiode van de raad (2003–2007) begonnen. De samenstelling van de raad is nu als volgt: prof. mr. M. Scheltema, voorzitter, prof. dr. W.B.H.J. van de Donk, mevrouw prof. dr. P.L. Meurs, prof. dr. J.L.M. Pelkmans, prof. dr. mr. C.J.M. Schuyt, prof. dr. J.J.M. Theeuwes en prof. dr. P. Winsemius, leden. De heer Scheltema heeft te kennen gegeven, dat hij zijn functie wil uitoefenen tot 1 juli 2004 in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

Aan het begin van elke raadsperiode legt de WRR zijn voorgenomen activiteiten neer in een werkprogramma. Dit werkprogramma wordt door de WRR vastgesteld en later eventueel aangevuld, na overleg met de Minister-President, die hierover voorafgaand de meningen hoort in de ministerraad. Kort na het aantreden van de nieuwe regering wordt het werkprogramma (in dit geval 2003–2007) aan het kabinet gepresenteerd.

In de nieuwe raadsperiode wil het instituut WRR meer expliciet een expertisecentrum worden. In dit verband wordt een intensievere dialoog gezocht met het kabinet, de ambtelijke top van diverse departementen en ook de wetenschappelijke wereld. Het aandacht geven aan het debat tussen wetenschap en beleid verdient meer dan in het algemeen een groter accent in het werk van de raad. Ook het houden van expertmeetings en het entameren van discussies tussen wetenschappers en beleidsmakers hoort daartoe. Met deze vernieuwde taakopvatting sluit de raad ook aan bij de aanbevelingen die door de Evaluatiecommissie onder voorzitterschap van Rinnooy Kan zijn gedaan. Een uitvloeisel van deze taakopvatting is de zogenoemde WRR-lecture, waarmee in 2002 een begin is gemaakt. Jaarlijks wordt een tweetal sprekers uitgenodigd om een actueel onderwerp toe te lichten: één vanuit de wetenschap en één vanuit het beleid of de politiek. Met dit medium wil de WRR niet alleen de primaire doelgroep (regering en beleidsmakers) beter bedienen, maar ook de maatschappelijke instellingen en het brede publiek beter bereiken.

Het is bovendien meer dan voorheen de bedoeling om actueler te worden en om in een relatief korte tijd (binnen een jaar) rapporten uit te brengen over lange termijn beleidsproblemen. Voorts is de WRR van plan de publicaties van de raad te stroomlijnen, een nieuwe serie «discussion papers» op het internet te zetten en een jaarverslag te gaan uitbrengen. Op Internet is de WRR al een aantal jaren present met een eigen, goed toegankelijke, website (www.wrr.nl). Deze site wordt gebruikt om, naast algemene informatie over de WRR en zijn leden en het bureau, actuele aandacht te schenken aan publicaties van de raad. Bij het verschijnen van een rapport wordt de integrale tekst hiervan op de website ter beschikking gesteld.

Prestatiegegevens

Het functioneren van de WRR kan in beperkte mate kwantitatief worden weergegeven. Sinds 1995 wordt per vijfjaarsperiode het aantal rapporten aan de regering, en andere publicaties en verrichtingen verantwoord in een «voortschrijdende tabel» in de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken. De beperking van een dergelijk overzicht is, dat het meten van wetenschappelijke prestaties door middel van kwantitatieve outputindicatoren een discutabele zaak blijft. De effecten van het werk van denktanks als de WRR zijn immers veelal indirect en eerst zichtbaar op de lange termijn.

Tabel 3: Prestatiegegevens leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid
Jaar199920002001200220032004200520062007
Rapporten133353333
Verkenningen68181174555
Discussion papers    35789
Jaarverslagen    11111
Conferenties/workshops114595555
WRR-dagen   111111
WRR-boek   1    1

Ter toelichting bij deze tabel het volgende. Er wordt voor de 7e raadsperiode een onderscheid gemaakt tussen kortlopende en langlopende raadsrapporten. Hiernaast worden WRR-verkenningen en discussiepapers uitgebracht. Elk jaar zal de raad een jaarverslag publiceren, en aan het einde van de raadsperiode komt er een evaluerend verslag in de vorm van een boek dat een aantal van de raadsrapporten vanuit een thematisch perspectief onder de aandacht brengt en waarin de raadsperiode wordt geëvalueerd, o.a. door externen. De WRR lecture wordt een jaarlijks terugkerende activiteit.

2.2.4 Algemeen

Doel

Om de departementsleiding en de lijndiensten te ondersteunen in het uitvoeren van de hen toegewezen taken zijn er centrale stafdiensten ingericht op het gebied van financieeleconomische zaken, personele en organisatorische aangelegenheden, facilitaire zaken en de informatie en communicatietechnologie.

Activiteiten, producten en/of diensten

De centrale stafdiensten hebben de volgende taken:

– zorgdragen voor de begrotingszaken en de daarmee samenhangende administraties, het financieeleconomisch beleid en de administratieve organisatie van het ministerie;

– vanuit de personele en organisatorische invalshoek bijdragen aan de inrichting van de interne organisatie, de personele bezetting van het ministerie en de rechtspositionele ondersteuning;

– verzorgen van diensten, inkoop en huisvesting, representatie, beveiliging en post- en archiefzaken;

– de informatiebeveiliging, de ondersteuning van gebruikers en advisering op ICT-gebied;

– ontwikkeling, beheer en onderhoud van de ICT-infrastructuur en -toepassingen.

2.2.5 Verantwoordelijkheid

De Minister-President is in het kader van het bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid verantwoordelijk voor het instandhouden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad, onderraden, ministeriële commissies enz.

2.2.6 VBTB-paragraaf

Reeds eerder is betoogd dat de begrippen «eenheid» en «algemeen regeringsbeleid», zoals die gebruikt worden in de algemene beleidsdoelstelling, staatsrechtelijke begrippen zijn. Vaststelling van de mate van doelrealisatie is afhankelijk van de feitelijke situatie en van de politieke context. Zinvolle prestatie-indicatoren zijn in dat verband niet of nauwelijks te bepalen. Een rol daarbij speelt de aard van de verantwoordelijkheid van de Minister-President. Deze is zodanig, dat daadwerkelijke doelrealisatie in hoge mate afhangt van de inspanningen van het kabinet als geheel.

Teneinde in lijn met de VBTB-gedachte de begroting zo transparant en toegankelijk mogelijk te maken is de algemene doelstelling vertaald naar een viertal operationele doelstellingen (zie par. 2.2.1 tot en met 2.2.4). In de formulering van deze doelstellingen is het beleidsinstrumentarium van het Ministerie van Algemene Zaken zichtbaar: coördinatie, communicatie en advisering. De met dit instrumentarium gemoeide programma- en apparaatsuitgaven zijn zichtbaar gemaakt in par. 2.2.7. Voor de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid en het leveren van bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid zijn bruikbare prestatie-indicatoren benoemd in par. 2.2.2 en 2.2.3.

2.2.7 Budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel zijn de programma-uitgaven en de apparaatsuitgaven voor de komende jaren opgenomen. Om voor het beleidsartikel «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid» in kaart te brengen welke apparaatsuitgaven samenhangen met de programmauitgaven op het niveau van de operationele doelstellingen, is gebruik gemaakt van een forfaitaire verdeelsleutel op basis van het aantal full-time equivalents (fte's) per dienst.

(x € 1 000)
Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid2002200320042005200620072008
Verplichtingen46 60649 30352 03051 52151 28248 37148 371
Uitgaven48 23249 30352 03051 52151  28248 37148 371
Programma-uitgaven       
• Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid 631631631631630630
• Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid 11 81412 97912 97912 97910 40410 404
• Bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling 497477469478477477
Apparaatsuitgaven       
• Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid 10 34910 74510 80810  74010 64410 644
• Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid 11 80212 34012 22512 13312 02412 024
• Bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling 3 4293 6063 6043  5383 5063 506
• Algemeen (niet specifiek toerekenbaar) 10 78111 25210 80510 78310 68610 686
Ontvangsten11 39214 46514 24914 24914 24911 64911 649

In diagramstructuur zijn de verhoudingen tussen de per operationele doelstelling geraamde uitgaven als volgt:

kst-29200-III-2-1.gif

De totale formatie van het Ministerie van Algemene Zaken bedraagt 409 fte's in 2004.

2.2.8 Budgetflexibiliteit

Van de geraamde programma-uitgaven 2004 e.v. kunnen de uitgaven ten behoeve van RVD/Publiek en Communicatie als complementair noodzakelijk worden beschouwd vanwege de directe relatie met de geraamde ontvangsten.

In onderstaand schema is e.e.a. als volgt weer te geven:

 
Beleidsartikel 2004 2005 2006 2007 2008
1. Totaal geraamde kasuitgaven 52 030 51 521 51 282 48 371 48 371
2. Waarvan apparaatsuitgaven 37 943 37 442 37 194 36 860 36 860
3. Dus programma-uitgaven 14 087 14 079 14 088 11 511 11 511
4. Waarvan juridisch verplicht7%1 000        
5. Waarvan complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden20%2 83732%4 49732%4 49739%4 49739%4 497
6. Actieprogramma Overheidscommunicatie49%6 86749%6 86749%6 86737%4 29537%4 295
7. Niet onder 4 en 5 begrepen (eventueel reserveringen op basis van een regeling of beleidsprogramma)24%3 38319%2 71519%2 72424%2 71924%2 719
8. Totaal100%14 087100%14 079100%14 088100%11 511 11 511

2.3 Nominaal en onvoorzien

 2002200320042005200620072007
Verplichtingen 
Uitgaven
Loonbijstelling
Prijsbijstelling
Onvoorzien
Ontvangsten

Het niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» is een administratief artikel, waarop geen verplichtingen, uitgaven of ontvangsten worden geraamd.

3. De bedrijfsvoering

Momenteel worden in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën de mogelijkheden onderzocht voor omvorming van RVD/Publiek & Communicatie tot een agentschap. Vanwege de toenemende financieel-bedrijfsmatige complexiteit van de activiteiten, produkten en diensten wordt een baten-lastenadministratie bij deze directie meer passend geacht dan een verplichtingen-kasadministratie. Voorts biedt een baten-lastenadministratie de benodigde mogelijkheden om omzetfluctuaties te egaliseren en prijsschommelingen tegen te gaan.

Eventuele omvorming tot een agentschap zal geen invloed hebben op de positionering van RVD/Publiek & Communicatie binnen het Ministerie van Algemene Zaken en de RVD en op de relaties met haar opdrachtgevers binnen de rijksoverheid. De uitkomst van het onderzoek zal aan de Tweede kamer worden aangeboden. Bij een positieve uitkomst wordt gestreefd naar agentschapsvorming per 1 januari 2005.

Verder is eind augustus 2003 de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten met haar werkzaamheden gestart.

4. De verdiepingsbijlage

4.1 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000)
 2002200320042005200620072008
Stand ontwerpbegroting 2003 47 27446 89946 68246 59243 992 
Mutatie eerste suppletore begroting 2003 1 818754784800800 
Nieuwe mutaties:       
1. Hoofdlijnenakkoord 2003  4 3424 0203 8553 544 
2. Distributie afbeeldingen Koninklijk Huis 3535353535 
3. Directie Publiek & Communicatie 176     
Stand ontwerpbegroting 200448 23249 30352 03051 52151 28248 37148 371

Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties

1. Hoofdlijnenakkoord 2003

Raming van de financiële consequenties voor het ministerie van Algemene Zaken van het Hoofdlijnenakkoord 2003. Het gaat hier enerzijds om de budgettaire verwerking van diverse ombuigingen, totaal 658 (2005: 980; 2006: 1 145; 2007 e.v.: 1 456). Anderzijds worden structureel uitgaven begroot ad 5 000 ten behoeve van de coördinatie van het regeringsbeleid. In dat verband zal bij het ministerie van Algemene Zaken o.a. een strategische functie worden ingericht, de WRR additionele middelen krijgen, de RVD verdere schaalvergroting van publieksvoorlichting ter hand nemen en zullen initiatieven worden ontplooid op het gebied van waarden en normen. Tegenover deze investeringen zullen andere ministeries efficiencyvoordelen kunnen behalen.

2. Distributie afbeeldingen Koninklijk Huis

Raming van de uitgaven verbonden aan de produktie en distributie van afbeeldingen van de Koninklijke familie.

3. Directie Publiek & Communicatie

Aanpassing van de uitgavenraming van de directie Publiek & Communicatie, o.a. in verband met een de stijging van de te beantwoorden burgercorrespondentie en een niet volledig door looncompensatie gedekte stijging van loonkosten.

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 2002200320042005200620072008
Stand ontwerpbegroting 2003 14 21414 21414 21414 21411 614 
Mutatie eerste suppletore begroting 2003 40     
Nieuwe mutatie:       
1. Distributie afbeeldingen Koninklijk Huis 3535353535 
2. Directie Publiek & Communicatie 176     
Stand ontwerpbegroting 200411 39214 46514 24914 24914 24911 64911 649

Toelichting op de nieuwe ontvangstenmutaties

1. Distributie afbeeldingen Koninklijk Huis

Raming van de ontvangsten uit de distributie van afbeeldingen van de Koninklijke familie.

2. Directie Publiek & Communicatie

Verhoging van de ontvangstenraming o.a. verband houdend met de opbrengsten uit additionele communicatie-opdrachten.

4.2 Nominaal en onvoorzien

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000)
 2002200320042005200620072008
Stand ontwerpbegroting 2003  
Stand ontwerpbegroting 2004

5. De bijlage moties en toezeggingen

Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Ministeriële verantwoordelijkheid voor het Kabinet der Koningin ten volle tot gelding brengenKamerstukken II 2002/2003, 28 811, nr. 6Tegelijk met de aanbieding van de ontwerpbegrotingen 2004 zal aan het parlement een notitie worden aangeboden met daarin de inzichten va het kabinet omtrent de ministeriële verantwoordelijkheid voor het Kabinet der Koningin.
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Brief aan parlement waarin inhoudelijk wordt ingegaan op het vraagstuk van de communicatie tussen overheid en burger en de werking daarvan (m.n. de reactietermijn van de overheid)Handelingen 2002/2003, TK 15, blz 830, 31 oktober 2002Namens het kabinet heeft de minister van BZK per brief van 4 november 2002 een standpunt geformuleerd (Kamerstukken II 2002/2003, 28 600 III, nr. 6). Ten aanzien van de reactietermijn houdt het kabinet vast aan de uitgangspunten, zoals door de Nationale Ombudsman geformuleerd in een Algemeen kader voor een behoorlijke afhandeling van correspondentie met burgers.
Toezenden eerste resultaten van de Belevingsmonitor Rijksoverheid aan de Tweede KamerHandelingen 2002/2003, TK 15, blz 824, 31 oktober 2002Vanaf maart 2003 zijn diverse malen de rapportages van de Belevingsmonitor aan de Tweede Kamer gezonden.
Ondertiteling van PB51 spots voor doven en slechthorendenHandelingen 2000/2001, TK 10, pag. 480, 9 oktober 2001Onderhandelingen zijn gaande met de NOS om de PB51 spots te laten ondertitelen. Er zijn in dat verband enkele technische problemen te overbruggen, maar verwacht wordt dat najaar 2003 gestart kan worden met een proef-ondertiteling. Getracht zal worden het zelfde te bereiken bij enkele commerciële omroepen.
Licence