Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
A. | ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL | 2 |
B. | BEGROTINGSTOELICHTING | 3 |
1 | Leeswijzer | 3 |
2 | Ministerie van Algemene Zaken | 4 |
2.1 | De beleidsagenda | 4 |
2.1.1 | Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid | 6 |
2.1.1.1 | Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid | 6 |
2.1.1.2 | Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid | 6 |
2.1.1.3 | Het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid | 9 |
2.1.1.4 | Budgettaire gevolgen van beleid | 10 |
2.1.2 | Nominaal en onvoorzien | 10 |
2.2 | Baten-lastendienst Publiek en Communicatie | 11 |
2.2.1 | Begroting van baten en lasten | 11 |
2.2.2 | Kasstroom | 12 |
2.3 | Verdiepingsparagraaf | 13 |
2.3.1 | Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid | 13 |
2.3.2 | Nominaal en onvoorzien | 14 |
3 | Kabinet der Koningin | 15 |
3.1 | Algemene doelstelling | 15 |
3.2 | Taken/activiteiten | 15 |
3.3 | Budgettaire gevolgen | 15 |
4 | Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten | 16 |
4.1 | Algemene doelstelling | 16 |
4.2 | Budgettaire gevolgen | 16 |
5 | Moties en toezeggingen | 17 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (begrotingsstaten Ministerie van Algemene Zaken, Kabinet der Koningin en Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten voor het jaar 2006 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tesamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2006. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2006.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2006 vastgesteld. De in de begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendienst Publiek en Communicatie)
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst Publiek en Communicatie voor het jaar 2006 vastgesteld. Deze baten, lasten, kapitaaluitgaven en -ontvangsten worden toegelicht in onderdeel B van deze memorie van toelichting.
Wetsartikel 4 (bijzondere bepalingen)
Bij brief van 18 december 2003 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2003/2004, 29 200 III, nr. 14) is de voorgenomen uitvoering van het amendement Kalsbeek (Kamerstukken II 2003/2004, 29 200 III, nr. 7) toegelicht. Daarbij is aangegeven dat voor zowel het Kabinet der Koningin als de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingenen veiligheidsdiensten een afzonderlijke begrotingsstaat in de begrotingswet van Algemene Zaken (III) zal worden opgenomen. Inmiddels is bedoelde voornemen geffectueerd. De in dit wetsartikel opgenomen bepalingen strekken er toe om voor 2006, in lijn met voornoemde brief en vooruitlopend op een wijziging van de Comptabiliteitswet 2001, een tijdelijke voorziening te treffen voor het hanteren van afzonderlijke begrotingsstaten voor het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheids-diensten, de wijze waarop deze begrotingsstaten formeel-wettelijk worden vastgesteld en de beheersbevoegdheden die gelden ten aanzien van bedoeld Kabinet resp. bedoelde Commissie.
Deze memorie van toelichting betreft de begrotingsstaten voor het jaar 2006 van het Ministerie van Algemene Zaken (inclusief die van de baten-lastendienst Publiek en Communicatie), het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Bedoelde begrotingen komen in de paragrafen 2 tot en met 4 aan de orde.
De begroting van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) sluit aan bij de uitgangspunten en structuur zoals beschreven in de kabinetsnota «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording» (VBTB). Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het beleid van het ministerie (paragraaf 2.1), de baten-lastendienst Publiek en Communicatie (paragraaf 2.2) en de specifieke details van de voorgestelde begrotingsmutaties (paragraaf 2.3).
In afwijking van hetgeen is vermeld in de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt in paragraaf 2.1 (de zgn. «Beleidsagenda») uit doelmatigheidsoverweging geen overzichtstabel gegeven met daarin de belangrijkste mutaties. De betreffende informatie is rechtstreeks terug te vinden in de verdiepings-paragraaf (paragraaf 2.3). Omtrent de mogelijkheden tot het vermelden van prestatiegegevens verwijs ik u naar mijn brief van 23 juni 2005 (Kamerstukken II, 2004/2005, 29 949 III, nr. 26).
In de toelichting bij de begroting van het Kabinet der Koningin wordt achtereenvolgens ingegaan op de algemene doelstelling (paragraaf 3.1), de taken en activiteiten (paragraaf 3.2) en de budgettaire ramingen (paragraaf 3.3).
In de toelichting bij de begroting van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt kort aandacht besteed aan de doelstelling van de Commissie (paragraaf 4.1) en aan de budgettaire uitgangspunten (paragraaf 4.2).
De toelichting eindigt met een overzicht van de (afhandeling van de) door de Tweede Kamer aanvaarde moties en de door de Minister-President gedane toezeggingen (paragraaf 5).
2. MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN
De Minister-President heeft een algemeen coördinerende taak ten aanzien van de uitvoering van het Beleidsprogramma van het kabinet. Daarnaast wordt een viertal meer zelfstandige prioriteiten onderscheiden, te weten:
– waarden en normen;
– Innovatieplatform;
– onderzoek naar de verschillende modaliteiten van de versterking van de positie van de Minister-President als onderdeel van bestuurlijke vernieuwing;
– overheidscommunicatie.
Voorts besteedt de Minister-President als lid van de Europese Raad bijzondere aandacht aan Europese samenwerking. Het resultaat van het referendum over het Grondwettelijk verdrag op 1 juni 2005, de brede maatschappelijke discussie over Nederland en de EU en de bespreking van de uitkomsten van de nationale debatten in de Europese Raad in de eerste helft van 2006 geven het thema «Europa» het komende jaar een extra gewicht in de werkzaamheden van de Minister-President. Naast deze punten, die feitelijk neerkomen op bezinning op het Nederlandse Europabeleid en de wijze waarop de burger hierbij wordt betrokken, vragen uiteraard ook de lopende zaken op de agenda van de Europese Raad de aandacht. Kernpunten daarbij zijn de Lissabonstrategie, waarin het nieuwe instrument van de Nationale hervormingsprogramma's is geïntroduceerd, en de meerjarenbegroting. Daarnaast draagt de Minister-President door zijn externe contacten ook actief bij aan de uitvoering van het overige buitenlandse beleid.
Dit kabinet hecht aan respect voor waarden en normen in de samenleving. Door de inspanningen van de afgelopen jaren is dit onderwerp breed bekend geworden. In het algemeen blijkt dat dit onderwerp aansluit bij de behoefte van burgers om in hun eigen omgeving te werken aan respect, leefbaarheid en solidariteit. Uiteindelijk gaat het er om, dat burgers in hun gedrag rekening houden met anderen. De rol van het kabinet zal in 2006 vooral faciliterend en verbindend zijn. Het kabinet doet dit door maatschappelijke initiatieven te ondersteunen die de sociale samenhang bevorderen en door bewaking en handhaving van waarden en normen op beleidsterreinen waar deze een evidente rol spelen, zoals onderwijs, veiligheid, jeugdbeleid en integratie. Ook zullen in 2006 (opnieuw) bijeenkomsten worden georganiseerd met uiteenlopende maatschappelijke vertegenwoordigers. Het beleid zal worden ondersteund door een gerichte communicatie-aanpak.
Om in de toekomst met een kleiner wordende beroepsbevolking welvaart te kunnen bieden aan de inwoners van ons land is groei van productiviteit en innovatief vermogen van groot belang. Productiviteitsgroei en verbetering van het concurrentievermogen worden bereikt wanneer de verschillende actoren hun keuzen op elkaar afstemmen. In het Innovatieplatform komen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen bij elkaar om gezamenlijk acties voor te bereiden en waar mogelijk te ondernemen. Sinds de start heeft het Innovatieplatform concrete belemmeringen benoemd en aangepakt en een visie op het Nederlandse innovatiesysteem opgesteld. De drie centrale thema's die hieruit volgen zijn: meer en gericht investeren in kennis en innovatie, organisatorische en institutionele vernieuwing stimuleren en het verbeteren van de verbindingen tussen partijen. Voor de komende periode zijn voorstellen gedaan die zich vooral richten op de vitalisering van het Nederlandse onderzoeksbestel (het beter benutten van mogelijkheden op het terrein van valorisatie en de vertaling van deze kennis in maatschappelijke en economische waarde en investeren in grootschalige onderzoeksinfrastructuur). Daarnaast vragen internationale ontwikkelingen om meer samenwerking en concentratie van onderzoek om tot de nodige kritische massa te kunnen komen, dynamische onderzoeksnetwerken te ontwikkelen en centers of excellence mogelijk te maken. De vitalisering van het kennis- en innovatiesysteem vraagt dus over de volle breedte om maatregelen. Ondersteund door een forse investeringsimpuls zoals eerder overeengekomen in het Paasakkoord en met aanvullende financiële middelen richten de maatregelen zich op het bedrijfsleven (op sociale innovatie en het MKB), op het onderwijsbestel (beroepsonderwijs, VMBO, de bekostigingsstructuur), op de agenda van overheid en sociale partners en op de verbinding met Europese en regionale activiteiten (bijvoorbeeld versterking van sleutelgebieden). De ministeries van Economische Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben hierbij een bijzondere verantwoordelijkheid.
Daarnaast zal op basis van een mid-term review worden bepaald in welke vorm in 2006 een bijdrage geleverd kan worden aan de verdere innovatie in Nederland. De Kamer zal over de voortgang periodiek worden geïnformeerd.
Het in het Hoofdlijnenakkoord genoemde onderzoek naar de verschillende modaliteiten van de versterking van de positie van de Minister-President, diens bevoegdheden en democratische legitimatie, zal nog dit jaar met een standpunt aan de Staten-Generaal worden gezonden. Afhankelijk van de uitkomst van het overleg met de Kamers over dit standpunt, wil het kabinet nog in deze kabinetsperiode met nadere voorstellen komen. Hierbij kan ook de uitkomst van de departementale takenanalyse AZ worden betrokken.
De samenwerking tussen de directies Communicatie wordt gecoördineerd door de Voorlichtingsraad onder voorzitterschap van de Directeur-Generaal Rijksvoorlichtingsdienst. Het doel is te komen tot een eenduidiger en consistenter voorlichtingsbeleid. De coördinatie van de gezamenlijke communicatie over rijksbrede thema's wordt in 2006 verder ontwikkeld. In dat kader is in 2005 de zogenaamde CoördinatieGroep Voorlichtingsraad van start gegaan. Deze pilot wordt in 2006 voortgezet. Het ontwikkelen van een grondtoon als basis voor rijksbrede communicatie is één van de projecten.
2.1.1 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid
De verantwoordelijkheid van de Minister-President, zoals neergelegd in de Grondwet en diverse regelgeving, is tot uitdrukking gebracht in de formulering van de algemene beleidsdoelstelling: «het bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». In termen van activiteiten is deze doelstelling nader te clusteren in een drietal operationele doelstellingen:
– coördinatie van het algemeen regeringsbeleid;
– coördinatie van het algemeen communicatiebeleid;
– het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid;
De Minister-President is in dit verband verantwoordelijk voor het instandhouden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad, onderraden, ministeriële commissies enz. Daarbij moet worden opgemerkt, dat de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister-President een ander karakter heeft dan die van andere ministers met een coördinerende taak. «Eenheid» en «algemeen regeringsbeleid» zijn hier staatsrechtelijke begrippen. Er is geen sprake van een beleidsveld.
2.1.1.1 Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid
De coördinatie van het algemeen regeringsbeleid heeft een inhoudelijk aspect en een woordvoeringsaspect. Beoogd worden een adequate ambtelijke ondersteuning ten behoeve van de Minister-President (in zijn coördinerende rol) en het optimaal uitvoeren van de woordvoering van de Minister-President, de ministerraad en de leden van het Koninklijk Huis.
De ambtelijke ondersteuning van de Minister-President bestaat primair uit de inhoudelijke advisering ten behoeve van de ministerraad en de onderraden. Deze advisering wordt voornamelijk uitgevoerd door het Kabinet van de Minister-President. De woordvoering van de Minister-President is een taak van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD).
Voorts beoogt de RVD het Koninklijk Huis zo adequaat mogelijk te begeleiden en de burger zo goed mogelijk te informeren over de activiteiten van het Koninklijk Huis. Activiteiten ten behoeve van het Koninklijk Huis bestaan vooral uit communicatieadvisering, voorlichting en mediabegeleiding. Voor de voorlichting zal actief gebruik worden gemaakt van de website Koninklijk Huis (www.koninklijkhuis.nl). In 2006 wordt de afronding van de tweede fase van de vernieuwing van deze website voorzien.
2.1.1.2 Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid
Overheidscommunicatie staat ten dienste van de openbaarheid van bestuur, een taak van de overheid die in de Grondwet is verankerd. Dit bepaalt de mogelijkheden van de burgers om te kunnen overzien wat de overheid met hen voor heeft. Zij moeten zich daarover een oordeel kunnen vormen en in staat worden gesteld desgewenst beleid te beïnvloeden. Ook moet de burger zich gemakkelijk tot de overheid kunnen wenden: om zelf informatie op te vragen, voor nadere uitleg, om gebruik te kunnen maken van de diensten van de overheid en om zijn mening kenbaar te maken.
De RVD zorgt voor de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid van de rijksoverheid, ontwikkelt gemeenschappelijk communicatiebeleid en neemt een belangrijk deel van de uitvoering van dat beleid voor zijn rekening.
Als onderdeel van het programma Andere Overheid is een takenanalyse over het thema communicatie opgesteld. Hierin komen vier belangrijke doelstellingen van de overheidscommunicatie naar voren:
– communicatie is een belangrijk instrument om voeling te houden met de samenleving;
– communicatie moet worden ingezet om de buitenwereld meer bij de beleidsontwikkeling te betrekken;
– door middel van communicatie moet de samenhang in het beleid zichtbaar worden gemaakt;
– communicatie is een instrument om de verwachtingen van de burger ten aanzien van de overheid te managen.
Deze doelstellingen zijn bij de invulling van de coördinatie van het communicatiebeleid leidend.
Eén van de belangrijkste instrumenten voor de coördinatie van het communicatiebeleid is samenwerking. Samenwerking komt ook in 2006 op diverse manieren tot uitdrukking.
Het project Samenwerking Uitvoering Rijksbrede Communicatie (SURC) is begin 2004 gestart met als tweeledig doel om via samenwerking en shared services zowel de kwaliteit als de efficiency van de overheidscommunicatie te vergroten. Voor 2006 zijn onder meer gepland:
– Afronding van de integratie van de departementale afdelingen publieksvoorlichting met de Postbus 51 informatiedienst tot één nieuwe rijksbrede frontoffice voor publieksvragen;
– Verdere uitrol onder leiding van EZ van het Bedrijvenloket-plus (een overheidsbreed transactie-, interactieen informatiepunt op internet, voor alle informatievragen van ondernemers in Nederland) m.n. in de richting van lagere overheden;
– Verdere ontwikkeling en implementatie van de Internet-Stijlgids.
De Stijlgids bevat richtlijnen en aanbevelingen over structuur, werking, inhoud en vormgeving van de centrale websites van ministeries. In de Stijlgids wordt gekozen voor een balans tussen een herkenbaar gezicht van de rijksoverheid en herkenbaarheid van afzonderlijke onderdelen, Door meer standaardisatie wordt overheidsinformatie toegankelijker en beter vindbaar. Alle corporate websites van ministeries worden uiterlijk medio 2006 volgens de Stijlgids vormgegeven en gestructureerd. Op basis van evaluatie en na eventuele bijstelling van de Stijlgids wordt daarna in principe overgegaan tot de toepassing van de Stijlgids op alle websites van de rijksoverheid. In die fase komt ook het bepalen van uitzonderingen aan de orde (bijvoorbeeld voor onafhankelijke instituten en raden).
Op het gebied van de publieksvoorlichting werken de departementen onder leiding van AZ en BZK samen aan de totstandkoming van een Landelijk Contactcenter Overheid. In samenwerking met BZK is in 2005 een voorstudie gestart naar de mogelijkheden van zo'n centrum, waarbij ook de gemeentelijke overheden zullen aansluiten. Afhankelijk van de besluitvorming kan dit gevolgen hebben voor de diensten en producten die Postbus 51 aanbiedt.
In 2006 gaat onder leiding van BZK de nieuwe rijksbrede arbeidsmarkt-campagne van start. In de nieuwe campagne gaat het niet alleen om het imago van de rijksoverheid, maar ook om de werving voor functies binnen de gehele rijksoverheid.
De ontwikkelingen in het medialandschap (inrichting publieke bestel, digitale kanalen, etc) worden benut om de effectiviteit van Postbus 51-campagnes verder te vergroten. Ook de uitkomsten van uitvoerig onderzoek naar de werking van Postbus 51 en van de standaard evaluatie-onderzoeken worden benut om de effectiviteit en de kwaliteit van campagnes verder te verbeteren.
Actieve openbaarheid van overheidsinformatie en het beter vindbaar en toegankelijk maken van openbaar gemaakte informatie is een belangrijke doelstelling van de overheidscommunicatie. Daarom is besloten tot invoering van een interdepartementale activiteitenindex op internet, met als doel inzicht te bieden in de politieke en bestuurlijke beleidsagenda van de rijksoverheid.
Communicatie over beleidsvoorstellen is het meest effectief wanneer vanaf het begin over de communiceerbaarheid van het beleid wordt meegedacht. Om voorgenomen beleid op communiceerbaarheid te kunnen toetsen is een zogenaamde communicatietoets in ontwikkeling
De uitvoering van het beleid is voor een belangrijk deel ondergebracht bij de Dienst Publiek en Communicatie. Zo is de Dienst onder andere verantwoordelijk voor de media-inkoop van de rijksoverheid, de advisering over de gehele breedte van de overheidscommunicatie en de beantwoording van niet-dossier gebonden vragen van burgers over vastgesteld overheidsbeleid. Zonder afbreuk te willen doen aan een efficiënte en optimale dienstverlening, wordt bekeken op welke wijze het aantal e-mails aan Postbus 51 kan worden verminderd. De deskundigheidsbevordering is eveneens een taak van de Dienst Publiek en Communicatie. Dat gebeurt door in- en extern kennismanagement en door het geven van cursussen en trainingen. Laatsgenoemde activiteiten worden uitgevoerd door de Academie voor Overheidscommunicatie, die onderdeel uitmaakt van de Dienst.
Indicator | Streefwaarde |
Financieel voordeel collectieve inkoop van media-ruimte (versus afzonderlijke inkoop door de ministeries | Kostenbesparing van 25 procent bij een inkoopvolume van € 90 mln |
Wachttijd voor burgers bij telefonische vragen aan Postbus 51 | Bellers worden na gemiddeld 40 seconden te woord gestaan |
Klanttevredenheid over telefonische dienstverlening Postbus 51 | Klanten geven een 7,5 als rapport- cijfer |
Klanttevredenheid over dienstverlening Academie voor Overheidscommunicatie | Cursisten geven een 7 als rapport- cijfer |
2.1.1.3 Het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid
De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in zaken die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) tracht op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij te dragen. De WRR heeft tot taak hierbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, probleemstellingen te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.
Aan het begin van elke raadsperiode legt de WRR zijn voorgenomen activiteiten neer in een werkprogramma. Dit werkprogramma wordt door de raad vastgesteld en later eventueel aangevuld, na overleg met de Minister-President, die hierover voorafgaand de meningen hoort in de ministerraad.
Op grond van het opgestelde werkprogramma wordt gedurende de raadsperiode wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. De huidige raadsperiode loopt van 2003 tot en met 2007.
Op grond van door de WRR geïnitieerd onderzoek worden Rapporten aan de regering uitgebracht waarop een regeringsreactie wordt gegeven, wat in voorkomende gevallen kan leiden tot beleidsontwikkeling en wetgeving. Het zal altijd van een politieke afweging afhangen of, en zo ja in hoeverre, inzichten van de WRR doorwerken in beleid en regelgeving. Door hun ressortoverstijgend karakter dragen sommige rapporten rechtstreeks bij aan de eenheid van het regeringsbeleid.
Achtergrondstudies die in het kader van WRR-rapporten tot stand zijn gekomen, worden als Verkenningen of als Webpublicaties gepubliceerd.
De WRR draagt niet alleen via publicaties actief bij aan het debat tussen wetenschap en beleid, maar ook via het organiseren van conferenties, expertmeetings en de jaarlijkse WRR-lecture. Hiermee wil de WRR zowel de primaire doelgroep (regering en beleidsmakers) beter bedienen, alsook de maatschappelijke instellingen en het brede publiek beter bereiken.
Het functioneren van de WRR kan in beperkte mate kwantitatief worden weergegeven. De beperking van een dergelijk overzicht is dat het meten van wetenschappelijke prestaties door middel van kwantitatieve outputindicatoren een discutabele zaak blijft. De effecten van het werk van denktanks als de WRR zijn immers veelal indirect en zichtbaar op de lange termijn.
2004 | 2005 | 2006 | |
Rapporten aan de regering | 2 | 5 | 4 |
Verkenningen | 5 | 6 | 4 |
Webpublicaties | 4 | 10 | 8 |
Jaarverslagen | – | 1 | 1 |
Conferenties | 3 | 9 | 5 |
WRR-lecture | 1 | 1 | 1 |
Overige publicaties | 5 | 3 | 3 |
Voor wat betreft evaluatie-onderzoek kan worden gemeld dat een evaluatie van de WRR plaatsvindt aan de hand van een periodieke externe visitatie. Dit is een evaluatiemethode die gebruikelijk is bij soortgelijke instellingen als de WRR. De eerstvolgende externe visitatie staat gepland voor eind 2006, begin 2007.
2.1.1.4 Budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel zijn de programma-en apparaatsuitgaven voor de komende jaren opgenomen.
(x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bevorderen van de eenheid van het algemeenregeringsbeleid | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 |
Verplichtingen | 49 524 | 48 358 | 41 095 | 40 045 | 39 788 | 39 784 | 39 778 |
Uitgaven | 49 371 | 48 358 | 41 095 | 40 045 | 39 788 | 39 784 | 39 778 |
Programma-uitgaven | |||||||
w.v. juridisch verplicht | – | – | – | – | – | ||
–Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid | 7 096 | 2 138 | 943 | 693 | 693 | 693 | |
–Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid | 8 500 | 8 576 | 7 682 | 7 682 | 7 682 | 7 682 | |
w.v. bijdrage baten-lastendienst Publiek en Communicatie | 4 715 | 4 279 | 3 282 | 3 282 | 3 282 | 3 282 | |
–Bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling | 663 | 652 | 430 | 430 | 430 | 430 | |
Apparaatsuitgaven | 32 099 | 29 729 | 30 990 | 30 983 | 30 979 | 30 973 | |
Ontvangsten | 10 966 | 4 374 | 4 375 | 4 379 | 4 379 | 4 379 | 4 379 |
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | – | – | – | – | – | – | – |
Uitgaven | – | – | – | – | – | – | – |
Loonbijstelling | – | – | – | – | – | – | – |
Prijsbijstelling | – | – | – | – | – | – | – |
Onvoorzien | – | – | – | – | – | – | – |
Het niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» is een administratief artikel, waarop geen verplichtingen, uitgaven of ontvangsten worden geraamd.
2.2 Baten-lastendienst Publiek en Communicatie
2.2.1 Begroting van baten en lasten
(x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Baten | ||||||
opbrengst moederdepartement | 5 100 | 4 900 | 4 600 | 4 600 | 4 600 | 4 600 |
opbrengst overige departementen | 15 900 | 17 400 | 17 400 | 17 400 | 17 400 | 17 400 |
opbrengst derden | 200 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 |
rentebaten | – | – | – | – | – | – |
buitengewone baten | – | – | – | – | – | – |
exploitatiebijdrage | – | – | – | – | – | – |
Totaal baten | 21 200 | 22 700 | 22 400 | 22 400 | 22 400 | 22 400 |
Lasten | ||||||
apparaatskosten | ||||||
–personele kosten | 8 400 | 8 600 | 8 600 | 8 600 | 8 600 | 8 600 |
–materiële kosten | 12 600 | 13 700 | 13 400 | 13 400 | 13 400 | 13 400 |
rentelasten | – | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 |
afschrijvingskosten | ||||||
–materieel | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
–immaterieel | – | – | – | – | – | – |
dotaties voorzieningen | – | – | – | – | – | – |
buitengewone lasten | – | – | – | – | – | – |
Totaal lasten | 21 100 | 22 700 | 22 400 | 22 400 | 22 400 | 22 400 |
Saldo van batenen lasten | 100 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Momenteel wordt gewerkt aan een actualisatie van de kostprijsbereke-ningen en een daarop afgestemde tariefstructuur, welke met ingang van 2007 zal gaan gelden. De meerjarencijfers in deze begroting zijn om die reden vooralsnog op het zelfde niveau geraamd.
Dit betreft de vergoeding c.q. bijdrage voor de uitvoering van gemeen-schappelijke taken voor de (in de VoRa) samenwerkende ministeries, zoals de Postbus 51 publieksvoorlichting, de monitoring van Postbus 51 campagnes en de beschikbaarheid als rijksbreed kennisen expertisecentrum voor overheidscommunicatie. In verband met bezuinigingstaakstellingen vermindert de opbrengst moederdepartement vanaf 2007 met € 0,3 mln. De materiële kosten nemen in gelijke mate af.
De opbrengst komt hoofdzakelijk uit de media-inkoop (€ 10 mln). Het overige is afkomstig uit consultancy, monitoring, deskundigheidsbevordering en bijdragen van ministeries aan de uitvoering van de collectieve Postbus 51 activiteiten (€ 7,4 mln).
Dit vloeit voort uit het feit, dat besloten is dat mede-overheden met ingang van 2006 ook opdrachten tot media-inkoop kunnen verlenen aan de Dienst Publiek en Communicatie. Zo zijn voor de gehele overheid grotere doelmatigheidsvoordelen te behalen. Voorts wordt hier de korting van het media-inkoopbureau voor betalingssnelheid geraamd.
De dienst heeft een formatie van 126,4 fte ambtelijk personeel en daarboven 26,5 fte tijdelijke formatieplaatsen voor het opvangen van werkpieken (de zgn «pool»). De gemiddelde prijs van een en ander is (inclusief kostprijsverhogende toeslagen) € 61 000 per fte.
De materiële kosten bestaan voor 69% uit de aan de media-inkoop verbonden uitzend- en administratiekosten. De dienst is gehuisvest in panden van het Ministerie van Algemene Zaken. De uitgaven voor de gebruikerszaken lopen via de begroting van dit ministerie en worden voor een deel aan het moederdepartement betaald via de vergoeding voor ontvangen ondersteuning. De huisvesting van Algemene Zaken maakt geen deel uit van het rijkshuisvestingsstelsel.
Wegens afschaffen van de uitzondering in de regeling onderlinge betalingen zal de gemiddelde doorlooptijd van openstaande debiteuren, vooral die uit media-inkoop, naar verwachting toenemen.
Verwacht resultaat is, dat de kosten volledig gedekt worden. Een eventueel batig saldo aan het einde van het begrotingsjaar wordt aan de exploitatiereserve toegevoegd. Wanneer de exploitatiereserve volgens de Regeling Vermogensvoorschriften 2001 de toegestane hoogte van het eigen vermogen overschrijdt, worden de tarieven navenant verlaagd.
(x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
1.Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito) | 0 | 1 200 | 2 300 | 3 400 | 3 500 | 3 600 |
2.Totale operationele kasstroom | 200 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
3a-/- totaal investeringen | – | – | – | – | – | – |
3b+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | – | – | – | – | – | – |
3.Totaal investeringskasstroom | – | – | – | – | – | – |
4a-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement | – | – | – | – | – | – |
4b+/+ eenmalige storting door moederdepartement | 1 000 | 1 000 | 1 000 | – | – | – |
4c-/- aflossing op leningen | – | – | – | – | – | – |
4d+/+ beroep op leenfaciliteit | – | – | – | – | – | – |
4.Totaal financieringskasstroom | 1 000 | 1 000 | 1 000 | – | – | – |
5.Rekening courant RHB 31 december (incl. dep.)(1+2+3+4) | 1 200 | 2 300 | 3 400 | 3 500 | 3 600 | 3 700 |
Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de kapitaaluitgaven en -ontvangsten en geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zullen komen c.q. zijn gekomen (de herkomst van middelen) en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt c.q. wordt gemaakt van deze kasmiddelen (de besteding van middelen). De kasstroom 2006 bestaat uit de beginstand op de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding (€ 1,2 mln), de totale operationele kasstroom (€ 0,1 mln) en de storting door AZ (€ 1,0 mln).
2.3.1 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid
Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 50 026 | 41 422 | 40 352 | 40 102 | 40 102 | ||
Mutatie eerste suppletore begroting 2005 | – 1 867 | 92 | – 53 | – 56 | – 56 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1.Onderuitputting | – 250 | – 250 | – 250 | – 250 | |||
2.Elektronische Overheid | – 100 | ||||||
3.Consequentie WW-maatregel | – 1 | – 1 | – 5 | – 9 | |||
4.Diverse overboeking van en naar de BZK-begroting | 247 | – 65 | |||||
5.Toedeling loonbijstelling aan begrotingen Kabinet der Koningin en Commissie van Toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten | – 48 | – 3 | – 3 | – 3 | – 3 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 49 371 | 48 358 | 41 095 | 40 045 | 39 788 | 39 784 | 39 778 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
Op de programma-uitgaven wordt een onderuitputting geraamd. De begroting van het Ministerie van Algemene Zaken wordt daarmee verlaagd, ten gunste van het generale beeld.
Financiering, op basis van rijksbrede verdeelsleutels, van de incidentele kosten van de campagne Werken bij het Rijk en de invoering van het Rijksweb.
Bijstelling van het arbeidsvoorwaardenbudget in verband met het advies van de SER over de aanpassing van de WW.
4. Diverse overboekingen van en naar de BZK-begroting
Overboeking van de begroting van het ministerie van BZK van budget voor de CAO Rijk 2005 (incidenteel 2005: + 247). Overboekingen naar de BZK-begroting in verband met de financiering van het Rijksweb (incidenteel 2006: – 65).
5. Toedeling loonbijstelling aan begrotingen Kabinet der Koningin en Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Overheveling van loonbijstelling naar de begrotingen van het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Betreffende loonbijstelling was, vooruitlopend op nadere verdeling, toegevoegd aan de begrotingsstaat van AZ.
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 4 409 | 4 410 | 4 414 | 4 414 | 4 414 | ||
Mutatie eerste suppletore begroting 2005 | – 35 | – 35 | – 35 | – 35 | – 35 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 10 966 | 4 374 | 4 375 | 4 379 | 4 379 | 4 379 | 4 379 |
Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | – | – | – | – | – | – | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | – | – | – | – | – | – | – |
Het Kabinet der Koningin (KdK) draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de Koningin bij de uitoefening van haar staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koningin en ministers. Het KdK is tevens belast met de bewaring van oorspronkelijke staatsstukken.
Het werkaanbod wordt bepaald door externe factoren (agenda van de Koningin, staatsstukken vanuit de ministeries, verzoekschriften van burgers).
a. Namens de Koningin onderhouden van contacten met bewindslieden, commissarissen der Koningin en andere hoogwaardigheidsbekleders;
b. Informatie verzamelen en op grond hiervan de Koningin schriftelijk en mondeling informeren, in het bijzonder ten behoeve van haar gesprekken met de Minister-President en met andere binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staatsbezoeken en werkbezoeken;
c. Begeleiden van de Koningin tijdens staatsbezoeken en ander verblijf buitenlands;
d. Voeren van correspondentie namens de Koningin;
e. Het tijdig en in correcte vorm aan de Koningin ter tekening of ter goedkeuring voorleggen van alle door de ministeries aangeboden staatsstukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;
f. Behandelen en doorgeleiden van aan de Koningin gerichte verzoekschriften;
g. Archiveren van staatsstukken en in goede en geordende staat bewaren daarvan (volgens de Archiefwet).
Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 2 158 | 2 156 | 2 156 | 2 156 | 2 156 | ||
Mutaties eerste suppletore begroting 2005 | 21 | 3 | 3 | 3 | 3 | ||
Nieuwe mutatie: | |||||||
Toedeling loonbijstelling 2005 | 36 | 2 | 2 | 2 | 2 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 2 043 | 2 215 | 2 161 | 2 161 | 2 161 | 2 161 | 2 161 |
Toelichting nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutatie
Toedeling loonbijstelling 2005, die in eerste instantie aan de begrotingsstaat van AZ was toegevoegd.
4. COMMISSIE VAN TOEZICHT BETREFFENDE DE INLICHTINGENEN VEILIGHEIDSDIENSTEN
Op grond van de Wet op de inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv) is er een Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die belast is met:
– het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens de Wiv en de Wetveiligheidsonderzoeken is gesteld;
– het gevraagd of ongevraagd inlichten en adviseren van de bij de Wiv betrokken ministers (BZK, Defensie en AZ) aangaande de door de commissie geconstateerde bevindingen;
– het adviseren van de betrokken ministers ter zake van het onderzoeken en beoordelen van klachten;
– het ongevraagd adviseren van de betrokken ministers over het uitbrengen van verslag aanpersonen, ten aanzien van wie bijzondere bevoegdheden zijn uitgeoefend door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 750 | 750 | 750 | 750 | 750 | ||
Mutatie eerste suppletore begroting 2005 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||
Nieuwe mutaties: | |||||||
1.Uitbreiding onderzoekscapaciteit | 250 | 250 | 250 | 250 | |||
2.Toedeling loonbijstelling 2005 | 12 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 478 | 763 | 1 002 | 1 002 | 1 002 | 1 002 | 1 002 |
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties
1. Uitbreiding onderzoekscapaciteit
Financiering van een uitbreiding van de onderzoekscapaciteit. Deze is noodzakelijk gebleken, m.n. vanwege de grote groei van de AIVD en de complexiteit van de taken van de Commissie, welke hoger is dan ten tijde van de behandeling van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten werd voorzien.
2. Toedeling loonbijstelling 2005
Toedeling loonbijstelling 2005, die in eerste instantie aan de begrotingsstaat van AZ was toegevoegd.
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken |
---|---|---|
Inzichtelijke en integrale jaarlijkse verantwoording van de met het Koninklijk Huis samenhangende kosten. | Kamerstukken II 2004/2005, 29 800 III, nr. 10 | Inzichtelijk en integrale verantwoording van de met het Koninklijk Huis samenhangende kosten vindt (extracomptabel) plaats met ingang van het Jaarverslag 2004 van het Huis der Konigin. Bij brief c.a. van 2 juni 2005 (Kamerstukken II 2004/2005, 29 800 III, nr. ) wordt ingegaan op merites van de uitvoering van de motie. |
Uitwerken in voorstellen van «actief burgerschap» en de Kamer daarover vóór 1 juli 2005 daarover informeren. | Kamerstukken II 2004/2005, 29 800 III, nr. 11 | De Minister voor BVK heeft bij brief van 8 april 2005 (Kamerstukken II 2004/2005, 29 362, nr. 31) namens het kabinet de verkennende notitie «Burgerschap en andere overheid» aan de Tweede Kamer aangeboden en toegelicht. In deze brief en notitie wordt ingegaan op een meer eigentijds concept van burgerschap. |
Bekostiging van persoonlijke coaches voor bewindspersonen niet langer meer ten laste van de Rijksbegroting. | Kamerstukken II 2004/2005, 29 800 III, nr. 13 | Bij brief van de Minister-President van 7 februari 2005 (Kamerstukken II 2004/2005, 29 800, nr 18), is de Tweede Kamer medegedeeld dat de inhuur van personal coaches voortaan voor eigen rekening van de betreffende ministers of staatssecretarissen zal komen. |
Alle stukken, die (mede) betrekking hebben op de uitoefening van de functie van het staats- hoofdnet als andere overheidsarchieven over te brengen naar het Nationaal Archief, zodat ook op deze stukken de Archiefwet van toepassing is, en dit beleid ook in de toekomst te hanteren. | Kamerstukken II 2004/2005, 29 800 III, oorspronkelijk: nr. 9, gewijzigd: nr. 17 | Bij brief van 19 april 2005 (Kamerstukken II 2004/2005, 29 800 III, nr. 23) heeft de Minister-President inzicht gegeven in de handelswijze die gevolgd wordt bij «afgedwaalde archiefbescheiden». |
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van zaken |
---|---|---|
Verbetering proces begrotings-voorbereiding teneinde lekken van informatie voorafgaande aan Prinsjesdag te voorkomen | Handelingen 2003/2004, TK 8, pag. 352, 1 oktober 2003 | Voorgesteld is de embargoregeling voor de begrotingsperiode te verkorten tot 24 uur. Dit verkleint het risico op het voortijdig lekken van informatie. |
Evaluatie richtlijn communicatie niet-aanvaard beleid | Handelingen 2003/2004, TK 8, pag. 353, 1 oktober 2003 | Een notitie met daarin de resultaten van de evaluatie is d.d. 2 juni 2005 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2004/2005, 30 100 III, nr. 5) |