Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
A. | Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel | 2 |
B. | Begrotingstoelichting | 3 |
1. | Leeswijzer | 3 |
2. | Beleidsagenda | 5 |
3. | De beleidsartikelen | 22 |
1. Primair onderwijs | 22 | |
3. Voortgezet onderwijs | 33 | |
4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 49 | |
5. Technocentra | 63 | |
6 en 7. Hoger onderwijs | 65 | |
8. Internationaal onderwijsbeleid | 80 | |
Overzichtsconstructie internationaal beleid | 82 | |
9. Arbeidsmarkt en personeelsbeleid | 83 | |
Overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid | 87 | |
10. Informatie- en communicatietechnologie | 94 | |
11. Studiefinanciering | 99 | |
12. Tegemoetkoming studiekosten | 110 | |
13. Lesgelden | 120 | |
14. Cultuur | 123 | |
15. Media | 132 | |
16. Onderzoek en wetenschappen | 139 | |
4. | De niet-beleidsartikelen | 149 |
17. Nominaal en onvoorzien | 149 | |
18. Ministerie algemeen | 151 | |
19. Inspecties | 153 | |
20. Adviesraden | 155 | |
5. | De bedrijfsvoeringsparagraaf | 157 |
6. | De diensten die een baten-lasten stelsel voeren: | 161 |
1. Centrale Financiën Instellingen | 161 | |
2. Nationaal Archief | 164 | |
7. | Verdiepingshoofdstuk | 167 |
8. | Bijlagen | 213 |
1. Moties en toezeggingen | 213 | |
2. Overzicht RWT's en ZBO's | 237 | |
3. Afkortingenlijst | 238 | |
4. Begrippenlijst | 247 | |
5. Trefwoordenlijst | 262 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2006 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten samen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2006. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2006.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2006 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2 (begrotingsstaat agentschappen)
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de agentschappen Centrale Financiën Instellingen (CFI) en het Nationaal Archief (voorheen de Rijksarchiefdienst) voor het jaar 2006 vastgesteld. De in de begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.
De begroting 2006 bevat de volgende onderdelen:
a. de beleidsagenda;
b. de beleidsartikelen;
c. de overzichtsconstructies;
d. de niet-beleidsartikelen;
e. de bedrijfsvoeringsparagraaf;
f. de diensten die een baten-lasten stelsel voeren;
g. het verdiepingshoofdstuk;
h. de bijlagen.
De beleidsagenda verbindt de belangrijkste beleidsdoelen van het ministerie van OCW met de missie van het departement: OCW werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland.
Elk beleidsartikel is in principe opgebouwd volgens de standaardindeling:
• algemene beleidsdoelstelling;
• tabel budgettaire gevolgen van beleid;
• operationele beleidsdoelstellingen;
• overzicht beleidsonderzoeken.
In reactie op de motie Douma c.s. (Tweede Kamer, 29 949, nr. 11) is in een brief van de minister van OCW (Tweede Kamer, 29 949, nr. 29) de Tweede Kamer geïnformeerd over de algemene beleidsdoelstellingen in de ontwerpbegroting 2006 waarover geen effectindicatoren of prestatiegegevens worden opgenomen. Het benoemen bij de artikelen 8, 11, 12 en 13 van outcome- en outputindicatoren is thans niet mogelijk. Voor de artikelen 11 en 12 wordt onderzocht of dergelijke indicatoren in de begroting 2007 gebruikt kunnen gaan worden.
Op het niveau van de operationele doelstellingen zijn zoveel mogelijk zinvolle en relevante prestatie-indicatoren en streefwaarden benoemd.
De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van deze brief de minister van OCW verzocht om de integraliteit van de begroting te handhaven en zo min mogelijk te verwijzen naar gegevens in andere documenten. De OCW-begroting is opgesteld volgens de richtlijnen van het kabinet en heeft tot doel een toegankelijke, dunne en zelfstandig leesbare begroting te zijn. Verwijzingen zijn opgenomen om herhalingen van beleidsnota's en publicaties te voorkomen.
De tabel budgettaire gevolgen van beleid geeft onder meer aan in hoeverre de geplande uitgaven juridisch verplicht zijn. Daarnaast geeft de tabel inzicht in het deel dat bestuurlijk gebonden is. Het betreft afspraken c.q. convenanten met decentrale overheden, ZBO's en private partijen dan wel toezeggingen aan de Tweede Kamer.
In overzichtsconstructies wordt voor bepaalde brede beleidsthema 's een departementaal overzicht gegeven. In deze begroting is een overzichtsconstructie internationaal beleid (artikel 8: Internationaal onderwijsbeleid) en een overzichtsconstructie arbeidspersoneel en arbeidsmarkt (artikel 9: Arbeidsmarkt en personeelsbeleid) opgenomen.
Er zijn vier zogenaamde niet-beleidsartikelen:
• nominaal en onvoorzien
• ministerie algemeen
• inspecties
• adviesraden
In deze paragraaf wordt ingegaan op de interne bedrijfsvoering. Hierin wordt een toelichting gegeven op de belangrijke ontwikkelingen op dit gebied. Daarnaast worden knelpunten toegelicht die mogelijk een risico vormen voor de realisatie van de beleidsdoelstellingen en wordt aangegeven welke acties hierbij worden genomen.
f. Diensten die een baten-lasten stelsel voeren
Dit onderdeel bevat de cijfermatige overzichten van de agentschappen Centrale Financiën Instellingen en het Nationaal Archief.
In dit onderdeel worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2005 en de ontwerpbegroting 2006. De ondergrens voor het toelichten van mutaties is € 2,2 miljoen. Een aantal mutaties is centraal toegelicht (loonbijstelling, prijsbijstelling, intensiveringen, ombuigingen).
De volgende bijlagen zijn bij de begroting opgenomen:
• Overzicht moties en toezeggingen
• Overzicht RWT's en ZBO's
• Afkortingen
• Trefwoorden
• Begrippen
2.1 Naar een slimme, vaardige en creatieve samenleving
Iedere Nederlander heeft te maken met onderwijs, cultuur en wetenschap. In het werk en op school, als we het journaal kijken of een concert bijwonen, bij de dokter en in de tram: overal in ons leven gebruiken we wel wat van onze kennis, vaardigheden en creativiteit – én die van anderen. Daarom is onze missie: OCW werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland. Het zijn deze eigenschappen die Nederland nodig heeft om een sterke samenleving te kunnen zijn, die binnen Europa tot de kennistop behoort, en die mét Europa de concurrentie aankan met de rest van de wereld. Onderwijs, cultuur en wetenschap dragen bij aan het welzijn en de welvaart van de Nederlandse bevolking.
Onze missie is gericht op de mensen die het moeten doen (onderwijzers, wetenschappers en kunstenaars), de mensen voor wie zij het doen (leerlingen, ouders, studenten, bedrijfsleven, collega-wetenschappers, kunstenaars, museumbezoekers) en de mensen die dit alles moeten organiseren (management en bestuur). Met onze maatregelen bieden we hen de ruimte waarin zij kunnen lesgeven, besturen, kunst maken, leren, onderzoeken en genieten van kunst en cultuur. OCW stelt zich ten dienste van de werkvloer.
De OCW-plannen voor 2006 passen in het kabinetsbeleid, dat nieuwe evenwichten tot stand wil brengen in de samenleving. Meer kwaliteit en minder regels, meer mensen aan het werk, een veiliger Nederland en meer respect voor elkaar zijn kabinetsdoelen die ook in het beleid voor onderwijs, cultuur en wetenschap tot uitdrukking komen, of we nu de bureaucratie in het onderwijs aanpakken, de kwaliteit van de lerarenopleiding verbeteren, risicojongeren aan een leerwerkplek helpen of een canon laten ontwikkelen. Daarover gaat deze beleidsagenda.
2.2 Naar een slimme samenleving
In het Paasakkoord is afgesproken een half miljard van de extra aardgasinkomsten in het FES (Fonds Economische Structuurversterking) te investeren in kennisprojecten. Inmiddels zijn deze extra aardgasinkomsten voor kennis vastgesteld op circa € 1 miljard. Het Paasakkoord bepaalt verder dat onderwijs, kennis en innovatie ook van toekomstige meevallers in het FES stevig profiteren. Het kabinet stelt voor om ongeveer de helft van deze meevallers hiervoor te bestemmen. Voor OCW gaat het onder meer om extra geld voor brede scholen en beroepspraktijklokalen in het vmbo en het voortgezet speciaal onderwijs. In totaal ongeveer € 150 miljoen in 2006 en nog eens € 150 miljoen in 2007. Daarnaast is er kabinetsbreed € 100 miljoen beschikbaar voor de grootschalige onderzoeksinfrastructuur.
In december 2004 adviseerde de werkgroep «Dynamisering kennis- en innovatiesysteem» van het Innovatieplatform (werkgroep Wijffels) het kabinet om meer te investeren in de kennisinfrastructuur. Daarom hebben we samen met het ministerie van EZ in kaart gebracht hoe de Nederlandse investeringen in kennis (als percentage van het bbp) en de resultaten van die investeringen zich verhouden tot die van de top-kenniseconomieën in Europa (de zogenaamde «kennisinvesteringsquote»). De internationale vergelijking laat zien dat het Nederlandse onderwijssysteem efficiënt lijkt te werken. Een aantal van de Lissabondoelstellingen (zie volgende paragraaf) zijn echter duidelijke zorgpunten. Het kabinet stelt voor het komende jaar een onderzoeksagenda «Kennis en Innovatie» op waaruit duidelijk moet worden of en zo ja, hoe het beleid moet worden aangescherpt.
Handwerk kan niet zonder denkwerk. Kennis en vaardigheden, en de creativiteit om die op vernieuwende wijze in te zetten, vormen de brandstof voor de economie van vandaag en morgen. Daarom is het kabinet twee jaar geleden ambitieus aan de slag gegaan met de doelstellingen die de Europese regeringsleiders in 2000 in Lissabon met elkaar hebben afgesproken. Doel van de Lissabondoelstellingen is Europa binnen tien jaar om te vormen tot een concurrerende en sociaal hechte kennissamenleving. Naar het zich laat aanzien, wordt het moeilijk de voor Nederland afgeleide doelstellingen te realiseren; reden voor het kabinet om zich daar in 2006 extra voor in te spannen.
Eerste Lissabondoelstelling: ten minste 85% jongeren een startkwalificatie
Een goede opleiding is één van de belangrijkste voorwaarden voor een goede loopbaan. Het doel van het Lissabonakkoord is dat in 2010 meer dan 85% van alle jongeren tussen 20 en 24 jaar een startkwalificatie haalt (minimaal examen op havo- of mbo-2-niveau). Nederland heeft deze doelstelling overgenomen, ook omdat hij goed past in het kabinetsbeleid om meer mensen aan het werk te krijgen. Er is echter nog een lange weg te gaan: in 2003 stond de teller op 75%. Daarom hebben de ministeries van SZW en OCW in het Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid uit 2003 (23 972, nr. 60) een reeks maatregelen voorgesteld om werkloze jongeren zonder startkwalificatie binnen een half jaar aan het werk en/of naar school te krijgen. Alle OCW-maatregelen zijn inmiddels in gang gezet. Zo heeft OCW in maart 2005 een wetsvoorstel ingediend om meer maatwerk voor risicoleerlingen mogelijk te maken: het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs werken daarbij samen om de overdracht van deze leerlingen uit het voortgezet onderwijs naar het mbo te verbeteren.
Het kabinet onderschrijft verder de gedachte achter de motie Verhagen dat jongeren tot 23 jaar óf aan het leren moeten zijn óf aan het werk (26 695 en 29 454, nr. 22). Daarom onderzoeken we nog in 2005 de haalbaarheid van een aantal maatregelen voor jongeren van 18 tot 23 jaar zonder startkwalificatie, die niet leren en niet werken. Deze maatregelen moeten de bestaande, gezamenlijke aanpak versterken (ketenbenadering). Daarnaast gaat het om een sluitende registratie van jongeren en een groter aanbod aan maatwerktrajecten waarin jongeren praktijkgericht onderwijs volgen – onder meer gericht op zelfstandig ondernemerschap. Ook onderzoeken we de mogelijkheid voor een zogenoemde «participatieplicht». Tegelijkertijd voeren we samen met het ministerie van SZW en de gemeente Rotterdam de pilot «Leerwerkverplichting» uit, waarin niet-leerplichtige jongeren tot 23 jaar met een niet-vrijblijvende aanpak begeleid worden naar onderwijs- of leerwerktrajecten.
Tweede Lissabondoelstelling: drastisch terugdringen voortijdig schoolverlaten
Voortijdig schoolverlaten is een complex en weerbarstig probleem. Dat blijkt onder meer uit de samenstelling van de groep voortijdige schoolverlaters. Een gedeelte van hen heeft al een diploma, bijvoorbeeld van het vmbo of een mbo-1-opleiding, en vaak ook een baan. Toch is het ook voor hen van belang om een startkwalificatie te halen, in de avonduren, op school, of in een leerwerktraject. Daarnaast is er een groep die extra voorrang krijgt in het beleid voor voortijdig schoolverlaten. Zij hebben geen diploma's en zijn daardoor kwetsbaarder dan de andere schoolverlaters. Volgens de meest recente cijfers (over 2003) telt deze groep bijna 26 000 jongeren. Ten slotte is er een groep voortijdige schoolverlaters voor wie een startkwalificatie te hoog gegrepen is. Voor hen is het belangrijk dat de opleiding zich richt op wat ze wél kunnen. Veel van deze (groepen) voortijdige schoolverlaters hebben een schoolloopbaan die geheel of gedeeltelijk misgelopen is. Het beleid is daarom ook op deze leerlingen gericht.
We zijn doordrongen van de ernst van dit probleem. Ook omdat de ervaring leert dat voortijdig schoolverlaten geen tijdelijk probleem is. In het verleden is het aantal voortijdig schoolverlaters jaarlijks gestegen. Voor het schooljaar 2002–2003 kon voor het eerst sinds jaren een daling worden gemeld. De cijfers van het schooljaar 2003–2004 zijn naar verwachting eind september bekend, maar eerste signalen duiden op eenzelfde aantal als in 2002–2003. We vinden het dan ook van groot belang om in nauwe samenspraak met de Tweede Kamer het terugdringen van voortijdig schoolverlaten dezelfde hoge prioriteit te geven in 2006 en de jaren daarop.
In 2004 is de aanpak van het voortijdig schoolverlaten verder versterkt, als reactie op de stijgingen van het aantal voortijdig schoolverlaters in het verleden. Begin 2004 hebben de 39 Regionale Meld- en Coördinatiefuncties voor voortijdig schoolverlaten verbeterplannen opgesteld – een voorwaarde om in 2005 aanspraak te kunnen maken op de extra middelen voor de trajectbegeleiding à € 5 miljoen structureel, met ingang van 2006. Daarmee kunnen gemeenten deze jongeren nog beter begeleiden naar school, een leerwerktraject of werk. Op deze manier wordt ingezet op een verdere daling van het aantal voortijdig schoolverlaters vanaf het schooljaar 2004–2005.
Ons uitgangspunt blijft ook voor 2006: elke leerling die voortijdig de school verlaat is er één te veel. Die gedachte levert voor Nederland een wel zeer ambitieuze doelstelling op: ten opzichte van 2002 moet het aantal voortijdige schoolverlaters met 30% zijn verminderd in 2006, en met 50% in 2010. Juist omdat het zo'n complex probleem is, vraagt voortijdig schoolverlaten een brede, krachtige aanpak, waarin alle betrokkenen samenwerken: van leerplichtambtenaar tot politieagent, en van leraar tot stagebegeleider. Die aanpak richt zich in 2006 op een betere registratie, het voorkomen én het bestrijden van voortijdig schoolverlaten.
Allereerst moeten we weten hoeveel leerlingen afhaken, welke leerlingen dat zijn en waar ze naartoe gaan. Om de registratie te verbeteren wordt het persoonsgebonden nummer ingevoerd en krijgt de Informatie Beheer Groep de mogelijkheid om informatie over leerlingen beschikbaar te stellen aan (contact)gemeenten van de 39 Regionale Meld- en Coördinatiefuncties voortijdig schoolverlaten. Nog in 2005 ontvangt de Tweede Kamer een wetsvoorstel om dit mogelijk te maken.
Daarnaast is het zaak uitval te voorkomen, bijvoorbeeld door zo vroeg mogelijk taal- en onderwijsachterstanden weg te werken bij (jonge) leerlingen. Dat lukt alleen als alle verantwoordelijken er samen hun schouders onder zetten, vanaf het moment dat kinderen naar het consultatiebureau gaan, tot het moment dat ze met een diploma op zak het onderwijs verlaten. De gemeente heeft hierbij de belangrijke rol van regisseur. De (v)mbo-scholen hebben de opdracht om aantrekkelijk onderwijs te verzorgen, met voor veel leerlingen een grote praktijkcomponent, een goede individuele leerlingbegeleiding en vroegtijdige aandacht voor verzuim. De voorstellen in de notities «VMBO, het betere werk» (30 079, nr. 1) en het «Plan van aanpak veiligheid» (29 240, nr. 5,) voorzien daarin voor het vmbo. Zo kunnen vmbo-scholen vanaf 1 augustus 2006 ook in de onderbouw de lesstof aanbieden in de vorm van praktijkopdrachten of speciale projecten. Verder krijgen ze meer mogelijkheden om hun onderwijsprogrammering af te stemmen op de behoeften van werkgevers uit de regio. Ook kunnen leerlingen op een aantal vmbo-scholen een diploma halen op mbo-1-niveau zonder over te stappen naar het mbo (assistentenroute). Juist die overstap is een moment waar zwakke leerlingen vaak in de problemen komen (zie ook de paragraaf «Vernieuwing in het vmbo» in deze beleidsagenda).
Als leerlingen de school toch voortijdig verlaten, moeten ze weer terug naar school worden geleid, of in een leerwerktraject verder leren. In de vorige paragraaf is beschreven wat het kabinet doet om meer jongeren aan een startkwalificatie te helpen. Voor de opvang van leerlingen met grote gedrags- of leerproblemen komen nog dit jaar reboundvoorzieningen en 1000 extra ZMOK-plaatsen beschikbaar. Dat ontlast het reguliere onderwijs en biedt de jongeren in kwestie een beter perspectief op een opleiding. In 2007 moet elke school voor voortgezet onderwijs een sluitende zorgstructuur kennen, die voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen. Via de Operatie JONG en de Taskforce Jeugdwerkloosheid zorgt het kabinet ervoor dat de verschillende partijen die met de jeugdproblematiek te maken krijgen beter samenwerken.
Ten slotte is er voor individuele leerlingbegeleiding in het voortgezet onderwijs vanaf 1 augustus 2005 € 44 miljoen per jaar beschikbaar.
Derde Lissabondoelstelling: meer bèta en techniek
Om werkelijk te kunnen concurreren op het gebied van onderzoek en speurwerk heeft Europa voldoende bèta's en technici nodig. Uit de EU-benchmark (29 386, nr. 1) blijkt dat het aantal afgestudeerden bèta/techniek volgens doelstelling groeit. Die doelstellingen zijn: in 2007 15% méér instroom van studenten in de hogere bèta- en technische opleidingen, zodat we in 2010 ook 15% meer uitstroom hebben van deze studenten (ten opzichte van 2000). De EU-voortgangsrapportage over de Lissabondoelstellingen op het gebied van onderwijs laat echter óók zien dat het aandeel afgestudeerden bèta/techniek als percentage van het totale aantal afgestudeerden vrijwel constant blijft. Deze relatieve stilstand is achteruitgang. In 2006 intensiveren we daarom de inzet. Hiervoor is het komende jaar € 25 miljoen uit de innovatiemiddelen beschikbaar. In een pilot wordt onderzocht of extra (studie)geld potentiële bètastudenten kan prikkelen te kiezen voor een bètastudie. Om meer leerlingen te interesseren voor bèta en techniek streeft het Platform Bèta en Techniek naar een «bètaprofiel» voor twintig procent van de scholen in het voortgezet onderwijs. Het platform wil basisscholen stimuleren techniek en onderzoekend leren een structurele plek te geven in het onderwijs.
Vierde en vijfde Lissabondoelstelling: leesvaardigheid & leven lang leren
Het kabinet constateert met voldoening dat de leesvaardigheid van jongeren in Nederland op een internationaal hoog niveau is gebleven. Daarmee haalt Nederland de Lissabondoelstelling. Tegelijkertijd echter telt ons land nog steeds ongeveer 1,5 miljoen mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. We pakken dit functionele analfabetisme aan met het «Aanvalsplan Alfabetisering», dat eind 2005 klaar moet zijn. Ter voorbereiding van dit aanvalsplan zal in september 2005 een rondetafelconferentie plaatsvinden.
De aanpak van functioneel analfabetisme sluit aan bij het beleid voor een Leven Lang Leren. De Europese doelstelling is dat in 2010 ten minste 12,5% van de 25–64-jarigen deelneemt aan leeractiviteiten. In Nederland is dit aandeel licht gestegen: van 15,6% in 2000 naar 16,5% in 2003. Het kabinet heeft voor Nederland de lat hoger gelegd dan het Europese streefcijfer. Nederland moet op het niveau komen van de best presterende landen in Europa, namelijk 20%. De snelheid waarmee het aandeel van deze «Leven Lang Leerlingen» nu groeit, is daarvoor niet voldoende. Daarom heeft de nieuwe projectdirectie Leren en Werken van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en OCW in 2005 een plan van aanpak opgesteld voor de komende twee jaren (30 012, nr. 3). Eén van de concrete maatregelen is dat in de zomer van 2007 15 000«duale trajecten» gerealiseerd zijn: trajecten van leren en werken waarin mensen een diploma kunnen halen.
Zesde Lissabondoelstelling: onderzoeksinvesteringen
In de Europese Raad van Barcelona (2002) is afgesproken dat de EU zal streven naar een gemiddelde investering in onderzoek van 3 procent van het Europese BNP in 2010. De gemiddelde investering bedroeg in Nederland in 2002 1.89 procent. Van de 3 procent waar Europa naar streeft, moeten bedrijven tweederde opbrengen. Wil Nederland deze ambitie realiseren, dan zullen we moeten blijven investeren in R&D en innovatie, publiek en privaat. Om hiervoor de goede voorwaarden te scheppen, wisselt Nederland met de andere EU-lidstaten ervaringen uit over beleidsmaatregelen (Open Method of Co-ordination). Daarnaast vergelijken we ons R&D-beleid met dat in andere landen (benchmarking) en nemen we deel aan wederzijdse evaluaties (peer review). Daarnaast stimuleert het Kabinet actief R&D en innovatie via bijvoorbeeld de WBSO (zie ook de begroting van EZ).
In het Nationaal Hervormingsplan Lissabon krijgt ook de Nederlandse bijdrage aan het realiseren van de Barcelonadoelstelling een plaats. De EU zal aan de Barcelonadoelstelling bijdragen door Europese onderzoekssamenwerking te financieren in het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek (2007–2013). De Europese Commissie stelt voor een European Research Council op te richten, die het excellent fundamenteel onderzoek in Europa gaat versterken.
Nederland moet de kennis van slimme mensen slim benutten. We staan daarmee voor de uitdaging van de kennisparadox: aan de ene kant kunnen we bogen op kwalitatief goed onderzoek, aan de andere kant benutten we dat onderzoek nog niet goed voor de innovatie van onze producten en diensten. Het kabinet heeft daarom besloten een aantal nieuwe bruggen te slaan tussen de onderzoekswereld en het bedrijfsleven. Een voorbeeld daarvan is de smart-mix-regeling van OCW en EZ: vanaf 2007 wordt uit de kennisenveloppe (het bedrag dat in het regeerakkoord is gereserveerd voor kennis) jaarlijks € 100 miljoen ingezet voor onderzoeksprogramma's van consortia van kennisinstellingen en bedrijven/maatschappelijke organisaties. De programma's moeten voldoen aan twee doelstellingen: ze moeten excellent onderzoek versterken en de maatschappelijke en/of economische toepassing daarvan bevorderen (valorisatie). Per programma kan de ene doelstelling wat meer aandacht krijgen dan de andere.
Kwalitatief goed onderzoek vraagt daarnaast om voldoende goede onderzoekers. Door de afnemende instroom van jong wetenschappelijk talent en de vergrijzing van het wetenschappelijke personeel zou op termijn een tekort aan wetenschappelijk personeel kunnen ontstaan. Daarom subsidiëren we het NWO-programma «Vernieuwingsimpuls» dat veelbelovende onderzoekers kansen biedt via verschillende persoonsgebonden subsidies: voor jong-gepromoveerden («veni»), senior postdoc's («vidi») en professorabele onderzoekers («vici»). In 2006 is daarmee een bedrag gemoeid van € 27 miljoen. Met het programma Mozaïek bevorderen we verder dat onderzoeksinstellingen meer allochtoon talent aantrekken. Ten slotte moet ook het aantal vrouwelijke hoofddocenten en professoren stijgen.
Nederland heeft een publieke omroep nodig met een duidelijk eigen taak en «gezicht», een omroep die met de maatschappelijke en technologische veranderingen mee verandert, een omroep die voor kijkers en luisteraars een samenhangend en boeiend programma-aanbod realiseert op radio, televisie, internet en combinaties daarvan. Daarom concentreert de publieke omroep zich in de toekomst op drie functies: nieuws, opinievorming en maatschappelijk debat, en tot slot cultuur, educatie en andere informatie. De omroep dient deze functies ook te versterken, zoals blijkt uit de nota van het kabinet «Met het oog op morgen ... De publieke omroep na 2008» (nr. 234, 24 juni 2005).
De aansturing van de publieke omroep wordt verbeterd. Zo krijgt de raad van bestuur van de publieke omroep op basis van een recente wetswijziging meer instrumenten in handen om het algemeen programmabeleid te versterken. Er komt daarmee duidelijke regie op de programmering en een heldere scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering. OCW sluit een prestatiecontract af met de publieke omroep voor de periode 2006–2008 over onder meer het bereik, de pluriformiteit en de kwaliteit van het programma-aanbod en over de integriteit en transparantie bij de publieke omroep.
2.3 Naar een vaardige samenleving
Onze missie is: OCW werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland. «Vaardigheid» moet daarbij breed worden gezien: slim en creatief zijn met je handen, sociaal vaardig zijn, kennis kunnen inzetten op het juiste moment en op de juiste manier. Dat leer je in het onderwijs. Het is de plaats bij uitstek waar mensen kunnen oefenen in rekening houden met elkaar. Het leert mensen kritisch na te denken en te reflecteren. Alle vormen van ons onderwijs erkennen het belang van deze vaardigheden.
In het vmbo (basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg) en het mbo komen daarnaast steeds meer de vaardigheden van de toekomstige beroepspraktijk centraal te staan. Zo worden in het mbo zowel de eindtermen als het onderwijs veranderd, om competentiegericht onderwijs mogelijk te maken.
Organiseer het beroepsonderwijs meer «arbeidsnabij». Dat adviseerde de werkgroep Dynamisering beroepsonderwijs van het Innovatieplatform (werkgroep Leijnse) in zijn rapport «Beroepswijs Beroepsonderwijs» (29 800 VIII, nr. 125). Sterkere netwerken tussen bedrijven en instellingen en «contextrijk leren» zijn belangrijke instrumenten daarvoor. Dat vraagt een andere rol van docenten en leidinggevenden, die daarop goed moeten worden voorbereid, zo stelt de werkgroep. Het kabinet stuurt zijn reactie op het advies van de werkgroep eind september/begin oktober 2005 naar de Tweede Kamer en beschrijft daarin ook welke concrete initiatieven van het Innovatieplatform ondersteund worden. In het Paasakkoord is afgesproken dat hiervoor € 22 miljoen gereserveerd wordt. De beroepskolom is een van de terreinen waarvoor het Innovatieplatform plannen heeft gemaakt. In augustus 2005 is bovendien besloten om nog eens € 59 miljoen uit de extra FES-middelen in te zetten om (onder meer) ondernemende docenten in het middelbaar beroepsonderwijs stages te laten lopen in het bedrijfsleven, om lesmateriaal te ontwikkelen voor competentiegericht beroepsonderwijs» en eventueel om «leren in bedrijf» te stimuleren.
Daarnaast toetsen twee hogescholen het instroomniveau van studenten met een mbo-3-diploma. Als dat vergelijkbaar is met de wettelijke vooropleidingseisen, kunnen deze studenten toegelaten worden tot de twee hbo's. Dit verbetert de doorstroming van mbo naar hbo.
Zoals de beroepspraktijk een grotere rol moet krijgen in het beroepsonderwijs, zo kan het onderwijs zijn invloed versterken op de praktijk. Hogescholen hebben een functie als «kennisbrug» voor innovatie in het MKB door onderzoek te doen dat zich richt op de beroepspraktijk. Ook de instellingen in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie werken in regionale netwerken aan innovatie ín en kennisuitwisseling mét het bedrijfsleven. We stimuleren dat door in 2006 de regeling voor Regionale Actie en Aandacht voor Kennisinnovatie (RAAK) voort te zetten. Daarnaast bevorderen we het ondernemerschap van studenten, docenten én instellingen in het mbo en het hoger onderwijs.
Het vmbo komt vaak negatief in het nieuws. Dat geeft een eenzijdig beeld van deze onderwijssoort – en dat is niet terecht. Uit onderzoek blijkt dat een leerling die in het 1e leerjaar het vmbo binnenkomt een kans heeft van 86% om het diploma te halen. Daarmee doet het vmbo niet onder voor het havo en vwo. De voorlopige examenresultaten over 2005 laten zien dat ongeveer 94% van de kandidaten is geslaagd. Een uitstekend resultaat, dat overigens de knelpunten in het vmbo niet minder belangrijk maakt, maar wel in het juiste perspectief plaatst.
Er is geen sector in het onderwijs die zó hard werkt om zichzelf te vernieuwen als het vmbo. Tal van vmbo-scholen hebben hun werkvormen en onderwijsprogramma aangepast om meer onderwijs op maat te verzorgen. OCW stimuleert deze ontwikkelingen. In het voorjaar is de notitie «VMBO: het betere werk – Onderwijs dat hoofd en handen verbindt» naar de Kamer gestuurd (30 079, nr. 1). De notitie presenteert maatregelen om een aantal knelpunten aan te pakken, zoals de aanzienlijke uitval in het vmbo, en het grote aantal vmbo'ers dat na het eindexamen het onderwijs de rug toekeert. Vmbo-scholen krijgen met ingang van dit schooljaar meer ruimte om praktijkgericht onderwijs te verzorgen, bijvoorbeeld via praktijkopdrachten en projecten. Verder passen we de regelgeving per 1 augustus 2007 zo aan dat de doorstroomrechten van leerlingen worden gegarandeerd. Dat voorkomt dat ze op een te laag niveau in het mbo terechtkomen. Ten slotte komt zoals gezegd voor 2006 en 2007 in totaal € 300 miljoen uit de extra aardgasbaten beschikbaar om de huisvesting in het vmbo, het vso en de brede school te vernieuwen of te verbeteren. Scholen kunnen daarmee hun onderwijs beter laten aansluiten bij de beroepspraktijk (de praktijklokalen geschikt maken voor het inrichten van een werkplekken structuur). Dat heeft naar verwachting een positief effect op de doorstoom van leerlingen naar het mbo en de arbeidsmarkt, en op het voortijdig schoolverlaten.
Maatschappelijke stages in het VO
Burgerschap en besef van waarden en normen leer je door het te doen, door te ervaren wat het is, door contact te maken met elkaar, in de school, maar ook daarbuiten. Vanuit dat besef stimuleren we de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. Het is de bedoeling dat de leerlingen in 2007 op een kwart van de scholen een maatschappelijke stage kunnen volgen. In een brief aan de Tweede Kamer hebben we onze plannen geschetst om dat te bereiken (29 800 VIII, nr. 213). De maatschappelijke stage kan op tal van manieren ingevuld worden: leerlingen kunnen een handje helpen in het verzorgingstehuis, pupillen trainen bij de voetbalvereniging, spelletjes spelen met chronisch zieke kinderen, etc. In 2005 kan een aantal scholen rechtstreeks extra bekostiging ontvangen voor de ontwikkeling, invoering en uitvoering van maatschappelijke stages. De belangstelling is groot: meer dan 400 scholen hebben een aanvraag ingediend. In elk geval 131 komen daarvoor in aanmerking. In 2006 verdubbelt dit aantal. Vanaf 2007 krijgen alle scholen extra middelen voor de maatschappelijke stage.
Een gemeenschappelijk historisch bewustzijn draagt bij aan de sociale binding in de samenleving, en daarmee ook aan de integratie van nieuwe inwoners van Nederland. Het vergroten van dit historisch bewustzijn past in het streven van het kabinet naar meer respect voor elkaar. Kennismaking met het cultureel erfgoed leidt tot een vergroot historisch bewustzijn bij alle Nederlanders. Een stichting als Anno (www.anno.nl) maakt daarom de Nederlandse geschiedenis toegankelijk, door bijvoorbeeld een geschiedeniskrant uit te brengen voor een breed publiek. Met deze kennis van het verleden is het beter mogelijk het heden te begrijpen, inclusief het stelsel van waarden en normen, democratie en de culturele diversiteit van de Nederlandse samenleving. Ook een centrum voor geschiedenis en democratie kan hier een bijdrage aan leveren. Daarom laat OCW in nauwe samenwerking met onder andere BZK een onderzoek uitvoeren in 2006 naar de realisatie van een dergelijk centrum, waarbij ook een goede projectbeschrijving, een realistische kostenonderbouwing en een marktverkenning opgesteld worden.
Bij historisch bewustzijn past ook een goede omgang met archeologische vondsten en monumenten. Daarom is € 10 miljoen van de FES-middelen gereserveerd voor de uitvoering van het Malta-verdrag, dat archeologische vindplaatsen beschermt. Voor de restauratie van rijksmonumenten met ernstige bouwkundige problemen is € 100 miljoen beschikbaar uit de extra aardgasbaten.
De Onderwijsraad brak in zijn advies «De stand van educatief Nederland» begin 2005 een lans voor een canon als uiting van de (Nederlandse) culturele identiteit. Een dergelijk canon zou naar de mening van het kabinet een rol kunnen spelen in het delen van een (cultuur-) historisch besef en zo een bijdrage leveren aan de samenbindende functie van onderwijs. Een commissie zal deze canon opstellen en deze medio 2006 aan de Tweede Kamer voorleggen.
2.4 Naar een creatieve samenleving
Geen innovatie zonder creativiteit, of het nu gaat om een roman, een nieuwe onderwijsvorm of een biotechnologische vinding. Vernieuwingen in het onderwijs en wetenschappelijke innovaties ontstaan vaak uit creatieve invallen. In de wereld van kunst en cultuur is creativiteit zelfs de belangrijkste grondstof.
Er moet meer te kiezen zijn voor meer mensen: dat is kort samengevat het belangrijkste doel van het cultuur- en mediabeleid voor 2006 en verder. OCW stimuleert de diversiteit van aanbod en personeel in de cultuur- en mediasector, om zo het culturele bewustzijn in de samenleving en de verscheidenheid van het publiek te vergroten. Een goed voorbeeld is het programma «van talent naar beroep», dat talentvolle kunstenaars met een andere culturele achtergrond begeleidt en ondersteunt in maatwerktrajecten die leiden naar een beroep in de cultuursector. Dit programma wordt in 2006 voortgezet. Een bekender voorbeeld is het programma Cultuur en School, dat blijvende relaties wil leggen tussen scholen en culturele instellingen, en dat jongeren via cultuur wil stimuleren in hun creativiteit. Nieuwe plannen op het gebied van culturele diversiteit verschijnen nog dit jaar in een actieprogramma.
Creativiteit draagt ten slotte ook bij aan het innovatief vermogen en de ondernemingszin van de samenleving. De cultuursector is bij uitstek een ondernemende sector: één op de drie mensen die werken in de cultuursector heeft een eigen bedrijf. Amerikaans onderzoek naar de «creative class» wijst op het positieve effect dat deze klasse heeft op de lokale economie. Recent onderzoek lijkt aan te geven dat de creatieve sector snel groeit, waardoor het op termijn mogelijk werkgelegenheid aantrekt. Bedrijven zouden zich bij voorkeur vestigen in plaatsen met veel «creatieven». Innovatie blijkt in een creatief klimaat makkelijker tot stand te komen. In het najaar van 2005 presenteren OCW en EZ de kabinetsvisie op de samenhang tussen cultuur en economie en de rol die de overheid daarin zou moeten spelen. Het gaat daarbij om twee spiegelbeeldige doelstellingen: enerzijds de economische waarde van cultuur en creativiteit beter benutten, anderzijds culturele sectoren als bedrijfstak versterken.
2.5 De werkvloer staat centraal
De werkvloer moet het doen, maar dan moet de werkvloer (scholen, universiteiten, cultuur- en onderzoeksinstellingen) wel bestaan uit kwalitatief goed personeel. Daarom volgt OCW de bewegingen in de omvang en de kwaliteit van de professionals nauwlettend, en in het bijzonder die van het onderwijspersoneel.
Op dit moment zijn er, dankzij het gevoerde beleid en de haperende economie, geen tekorten aan onderwijspersoneel. De verwachting is dat de arbeidsmarkt voor het primair onderwijs ook de komende jaren in evenwicht blijft. Op langere termijn, vanaf 2010, kan bij hoogconjunctuur echter een tekort ontstaan in het primair onderwijs van dezelfde omvang als in de jaren 2000–2002. De onvervulde vraag kan dan oplopen tot circa 1,5 % van de werkgelegenheid in 2015. Deze tekortraming voor het primair onderwijs is minder ongunstig dan in eerdere ramingen. Ook de neerwaarts bijgestelde bevolkingsprognose van het CBS is hier debet aan. Daardoor zijn er naar verwachting in 2010 62 000 minder leerlingen dan was voorzien bij de onderwijsarbeidsmarktraming van 2002.
Het voortgezet onderwijs staan wel aanzienlijke tekorten te wachten. Als de economie sterk aantrekt tot 2010, kan het tekort aan leerkrachten oplopen tot zo'n 5 % van het totaal aantal banen in 2010. Bij economisch zwaarder weer in deze periode blijft dit tekort beperkt tot circa 2 %. Bij terugkeer naar een gemiddeld conjunctuurniveau na 2010 loopt in beide scenario's het tekort in 2015 op tot circa 8 % (uitgaande van een slechte economie in 2010), respectievelijk 10 % (in het geval van een sterke economie in 2010). Dit is vooral het gevolg van de grote uitstroom van leraren die met (pré-)pensioen gaan. Zie verder de nota Werken in het Onderwijs 2005.
De visitatiecommissies en (aansluitend daarop) de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) waren in 2005 kritisch over de borging van de kwaliteit van (een deel van) de lerarenopleidingen in het HBO. De kwaliteitsverbetering van de lerarenopleidingen– pabo's en tweedegraads lerarenopleidingen voor het vo en bve – heeft absolute prioriteit in 2006. Zowel de verenigingen voor de instellingen in het hoger onderwijs (de HBO-raad en de VSNU) als OCW zijn van mening dat deze opleidingen moeten vernieuwen om de kwaliteit te verbeteren. Daarom hebben deze partijen een gezamenlijke Beleidsagenda Lerarenopleidingen opgesteld, waarin prestatieafspraken staan over wat opleidingen individueel en samen doen om de kwaliteit te verbeteren en te borgen (27 923, nr. 19). Zo spreken de lerarenopleidingen met de studenten af op welke punten hun taal- en rekenvaardigheid verbeterd moet zijn aan het einde van het eerste jaar. Dit aspect telt zwaar mee in het (bindende) studieadvies dat studenten dan ontvangen. Verder verbeteren de lerarenopleidingen de transparantie van toetsing en examinering. Ze stellen met dat doel onder meer gezamenlijke standaarden op voor examens. De beleidsagenda lerarenopleidingen is op 1 juli 2005 aangeboden aan de Tweede Kamer.
Bij Opleiden in de School wordt onderwijspersoneel in de scholen zelf (verder) opgeleid en bijgeschoold, waarbij de specifieke behoefte van de school het uitgangspunt is. Dit blijkt een succes. Bijvoorbeeld in het speciaal basisonderwijs waar 60 procent van de speciale basisscholen deelneemt. Zij bieden hun personeel een palet aan opleidingsmogelijkheden: coaching, begeleiding, intervisie, teamscholing en individuele scholing. Door werk te maken van opleiden in de school willen de scholen voor speciaal basisonderwijs de uitstroom van personeel beperken en de interne doorstroom versterken. De scholen worden daarbij door de Stuurgroep WSNS+ ondersteund.
Minder gedoe voor de werkvloer
OCW gaat door met het verminderen van de bureaucratie voor de werkvloer. Uitgedrukt in administratieve lasten bedraagt die hinder € 250 miljoen. In juni heeft de Tweede Kamer een brief van het project OCW Ontregelt ontvangen die uiteenzet hoe OCW nog deze kabinetsperiode de administratieve lasten voor de instellingen met 29% gaat verminderen (29 546, nr. 6). De invoering van de lumpsum in het primair onderwijs (naar verwachting per 1 augustus 2006) sluit daar goed op aan. In 2010 is de lastenvermindering naar verwachting opgelopen tot 40%. Daarmee geeft OCW invulling aan het beleid van «meer kwaliteit en minder regels» dat het kabinet heeft ingezet.
Bij dat vertrouwen hoort ook andere wetgeving, zoals de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en onderzoek (WHOO), die begin 2006 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. De nieuwe wet is beperkt: hij is in de eerste plaats bedoeld om de publieke belangen te waarborgen. Het vertrouwen van de overheid in de instellingen komt tot uiting in de opname van zogenaamde «zorgplichten» in de nieuwe wet. Deze geven op globaal niveau aan op welke thema's instellingen en studenten hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Het «hoe» is echter een zaak van instellingen en studenten zelf.
Het kabinet schaft het lesgeld af. Dit wil zeggen dat alle ouders met kinderen in het voortgezet (speciaal) onderwijs of 16- en 17-jarigen in het bol en vavo, vanaf het schooljaar 2005–2006 geen lesgeld meer hoeven te betalen. Dit betekent natuurlijk een lastenverlichting voor deze ouders, zowel financieel als administratief. Hiermee volgt Nederland andere Westerse landen.
Als OCW minder eisen stelt aan het «hoe» en meer aan het «wat», dan veranderen ook de verhoudingen tussen OCW, de instellingen en de andere betrokkenen. In juni 2005 heeft de Tweede Kamer daarover een brief ontvangen: «Governance in het onderwijs» (30 183, nr. 1). Governance is een overkoepelend begrip. Het staat zowel voor de manier waarop een instelling zichzelf bestuurt als voor de verhoudingen tussen overheid en instellingen. Een voorwaarde voor goed onderwijsbestuur is dat de mensen op de werkvloer kunnen meedenken. Een concreet voorbeeld daarvan is het interactieve traject waarin vorig jaar Koers PO en Koers VO tot stand zijn gekomen (29 200 VIII, nr. 151). In het vervolg op deze Koerstrajecten hebben mensen die direct bij het onderwijs betrokken zijn (leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders) en de instellingen daaromheen (zorginstellingen, stagebedrijven, politie etc.) een stem gekregen in de beleidsvorming. Zo trekken beleidsambtenaren in de Ronde van Nederland naar scholen voor voortgezet onderwijs waar zij met deze mensen debatteren over beleidsthema's en uitvoering daarvan. De school zelf agendeert ook thema's voor deze gesprekken.
De cultuursector heeft de eerste governance-stappen al gezet. In 2003 heeft de stichting Kunst en Zaken op verzoek van het ministerie van OCW een nulmeting uitgevoerd, aan de hand waarvan aanbevelingen voor «cultural governance» zijn geformuleerd. De culturele instellingen nemen zelf de verbetering van hun bestuur, beheer en toezicht ter hand. In 2006 meet Kunst en Zaken de voortgang.
Het is een gevleugelde uitdrukking geworden: het gaat om de outcome van beleid – de effecten van het beleid in de samenleving. Dat neemt niet weg dat we aandacht moeten besteden aan de output, zoals de kwaliteit van het onderwijs. In die kwaliteit is de «chemie» tussen bevlogen docenten én leerlingen een belangrijk element. Bevlogenheid kan alleen ontstaan als docenten de ruimte hebben zich op hun vak te concentreren en als leerlingen en studenten zich onderdeel – en geen passief consument – voelen van het onderwijsproces.
In het hoger onderwijs is een belangrijke vraag: hoe kunnen we de bezieling, de inspiratie, de geestdrift onder docenten en studenten aanblazen om zo de kwaliteit op een hoger niveau te krijgen? Hoe kunnen we de excellentie verder stimuleren: een cultuur waarbij iedereen wordt geprikkeld het beste uit zichzelf te halen? De overheid zal de toppen in het hoger onderwijs moeten stimuleren, maar ook krachtig moeten ingrijpen waar de kwaliteit tekortschiet.
De beleidsprioriteiten blijven het komende jaar het richtsnoer voor ons beleid: we pakken bureaucratie en regelgeving aan, treffen maatregelen om het dreigende lerarentekort op te vangen, investeren in de kennissamenleving en zetten alles op alles om meer mensen te laten meedoen. Om dat te bereiken is de nieuw geformuleerde missie van OCW – werken aan een slim, vaardig en creatief Nederland – als invalshoek gekozen.
2.7 Aansluiting ontwerpbegroting 2005 naar 2006
Tabel 1: Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde uitgavenbegroting 2005 (x € 1 miljoen) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 27 240,8 | 27 875,3 | 28 167,2 | 28 174,0 | 28 303,8 | 28 391,6 |
Stand geautoriseerde ontwerpbegroting 2005 | 26 684,2 | 27 110,3 | 27 593,7 | 27 796,4 | 27 958,6 | 27 991,3 |
Totaal verschil | 556,6 | 765,0 | 573,5 | 377,6 | 345,2 | 400,3 |
FES-middelen | 100,0 | 271,2 | 166,5 | 0 | 0 | 0 |
Afschaffing lesgeld | – 124,0 | – 128,1 | – 136,0 | – 145,1 | – 148,8 | – 156,8 |
Leerlingenontwikkeling | 105,6 | 206,0 | 239,2 | 241,4 | 245,8 | 257,1 |
Asielzoekers 1e opvang/regulier | – 2,8 | 5,3 | – 2,5 | – 7,6 | – 8,3 | – 8,3 |
Studiefinanciering | – 86,5 | – 25,0 | – 110,5 | – 100,6 | – 108,6 | – 114,9 |
Vervangingsfonds | 45,0 | 75,0 | 75,0 | 75,0 | 75,0 | 75,0 |
Participatiefonds | 14,0 | 19,6 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Zorg Advies Teams(ZAT) | 0 | 2,0 | 2,0 | 0 | 0 | 0 |
Afwikkeling oorlogskunst (commissie Ekkart) | 2,0 | 0,2 | 0,2 | 0 | 0 | 0 |
Film | 0 | 6,0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ritman | 9,4 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Archiefselectie/depot | 1,6 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | 2,1 |
Beheer rijkscollectieICN | 0 | 1,0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Doorwerking WW-taakstelling | 3,9 | 7,5 | 14,6 | 12,0 | 9,0 | 4,6 |
Taakstelling adviesraden | – 1,2 | – 1,2 | – 1,2 | – 1,2 | – 1,2 | – 1,2 |
Taakstelling PIA 2 | – 1,9 | – 3,6 | – 5,9 | – 5,9 | – 5,9 | – 5,9 |
Taakstelling elektronische overheid | 0 | – 1,8 | – 1,7 | – 2,0 | – 2,1 | – 2,3 |
Wijziging ziektekostenstelsel | 0 | 33,0 | 33,0 | 33,0 | 33,0 | 33,0 |
Intertemporele compensatie | – 28,9 | 18,8 | 12,3 | 1,6 | 7,0 | 13,9 |
Meevallers/ramingsbijstellingen | 46,2 | 57,8 | 28,0 | – 5,1 | – 24,5 | – 30,7 |
Totaal bijstellingen | 82,4 | 545,7 | 290,4 | 97,6 | 72,5 | 65,8 |
Technische verschillen: | ||||||
Loon- en prijsbijstellingen | 294,6 | 116,8 | 118,9 | 118,8 | 119,2 | 118,7 |
Overige technische verschillen | 179,6 | 102,5 | 164,1 | 161,2 | 153,5 | 215,9 |
Totaal technisch | 474,2 | 219,3 | 283,1 | 280,0 | 272,7 | 334,6 |
Totaal | 556,6 | 765,0 | 573,5 | 377,6 | 345,2 | 400,3 |
Tabel 2 geeft een overzicht van de toegevoegde FES-middelen aan de begroting 2006.
De opgenomen budgetten zijn, waar van toepassing, inclusief het aandeel voor het ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij.
Tabel 2: Overzicht toegevoegde FES-middelen (x € 1 miljoen) | ||||
---|---|---|---|---|
Artikel | Onderwerp | 2005 | 2006 | 2007 |
U0101 | VVE | 9,5 | 9,5 | |
U0302 | VMBO | 50,0 | 50,0 | |
U0302 | Funderend Onderwijs | 100,0 | 100,0 | |
U0401 | Beroepskolom | 81,0 | ||
U1404 | Monumentenzorg | 100,0 | ||
U1404 | Maltafonds | 3,0 | 7,0 | |
U1602 | TNO Cleanrooms/Automotive | 27,7 | ||
Totaal FES(incl. LNV-aandeel) | 100,0 | 271,2 | 166,5 |
Er komt uit het FES € 19 mln. beschikbaar voor het bijscholen van 3 000 leraren in de kwalitatief betere VVE-programma's. Daarnaast wordt beleid ontwikkeld voor het toezicht door de Inspectie van het Onderwijs en de integratie van VVE in de lerarenopleidingen.
Aanvullend op de € 100 mln. uit het Paasakkoord voor VMBO komt uit het FES € 200 mln. beschikbaar voor het funderend onderwijs. Deze middelen zullen worden ingezet voor praktijklokalen in het VMBO, verbeterde «arbeidspleksimulaties» in het VSO en brede scholen (PO en VO).
In het Paasakkord is afgesproken dat € 22 miljoen gereserveerd wordt voor meer «arbeidsnabij» beroepsonderwijs. In augustus 2005 is bovendien besloten om nog eens € 59 miljoen uit de extra FES-middelen in te zetten om (onder meer) ondernemende docenten in het middelbaar beroepsonderwijs stages te laten lopen in het bedrijfsleven, om lesmateriaal te ontwikkelen voor competentiegericht beroepsonderwijs en om «leren in bedrijf» te stimuleren.
Voor het wegwerken van achterstanden in de monumentenzorg komt in 2005 € 100 miljoen beschikbaar.
Voor uitvoering van het verdrag van Malta is als tijdelijke maatregel voor excessieve opgravingskosten € 3 miljoen in 2006 en € 7 miljoen in 2007 beschikbaar.
Het project TNO Cleanrooms beoogt een uitbreiding van cleanrooms en bijbehorende centrale voorzieningen bij het TNO-instituut Industrie en Techniek, locatie Delft (voorheen TNO/TPD). Het doel van deze uitbreiding is een integraal cleanroomgebied te creëren, waarin het Nano-onderzoek van de TU Delft en TNO samen onder één dak worden ondergebracht en waarbij ruimte is om derden (start-ups; andere onderzoeksgroepen) een gemakkelijke toegang te bieden tot gebruik van de faciliteiten en de aanwezige kennis, met een focus op het nanotechnologie-onderzoek (de universitaire kant) en de voor nanotechnologie noodzakelijk instrumentatie (de TNO kant).
Het project TNO Automotive betreft verplaatsing van TNO-WT (wegtransportmiddelen) van Delft naar Zuidoost Brabant. Doel van het project is de versterking van het cluster automotive in Brabant en een betere inbedding van TNO in dit sterke R&D-cluster van bedrijven en kennisinstellingen (TU-Eindhoven, Automotive Kenniscentrum). Het project draagt bij aan een versterking van de kennisinfrastructuur in Zuidoost Nederland.
Deze wijziging betreft het financiële effect in verband met de afschaffing van het lesgeld voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs van 16 en 17 jaar met ingang van het schooljaar 2005–2006. Omdat het lesgeld is afgeschaft is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005.
Ten behoeve van hogere deelname in het onderwijs is de OCW-begroting verhoogd. Stijgingen zitten voornamelijk in mbo voltijd, hbo en wo. Deze afspraak is in het Paasakkoord vastgelegd.
Asielzoekers 1e opvang/regulier
Deze post betreft een bijstelling van de geraamde uitgaven van de «eerste opvang asielzoekers».
Het betreft hier onder meer een herberekening van de effecten van de prestatiebeurs bol, en de meerjarige doorwerking van de realisaties over 2004.
Het vervangingsfonds heeft momenteel onvoldoende middelen om vervanging van leraren op te vangen. Dit wordt veroorzaakt door relatief toenemende afdoende vervanging van leraren, mogelijk geworden door het gedaalde lerarentekort, onder gelijktijdige daling van de inkomsten van het Fonds.
De komende jaren daalt naar verwachting het aantal I/D-banen in het onderwijs. De kosten van de werkloosheidsuitkeringen worden gedragen door het Participatiefonds, waar een tekort ontstaat. Dit wordt gecompenseerd.
Het betreft extra middelen t.b.v. een kwaliteitsimpuls van de ZAT's. (Een aantal) Zorgadviesteams in het PO, VO en BVE ontvangen middelen voor casemanagement en deskundigheidsbevordering zodat problemen van kinderen worden gesignaleerd door professionals en snel een passend sluitend hulpaanbod wordt georganiseerd. Daartoe worden er sluitende afspraken gemaakt met alle partijen, met name met jeugdzorg opdat (zonodig) direct een indicatiestelling voor jeugdzorg kan volgen zonder tijdsverlies.
Afwikkeling oorlogskunst (commissie Ekkart) en Ritman
Dit betreft de verwerving van collectie Ritman. Deze collectie is beschermd in het kader van de Wet Behoud Cultuurbezit, maar dreigde naar het buitenland te verdwijnen. Verder zullen naar aanleiding van de commissie Ekkart kunstwerken uit de Tweede Wereldoorlog worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren.
Van de € 20 miljoen die bij motie Verhagen beschikbaar is gekomen voor het filmstimuleringsbeleid wordt in 2006 € 6 miljoen toegevoegd aan de OCW-begroting; dit bedrag wordt hoofdzakelijk ingezet voor de Regeling voor Publieksfilms. De overige € 14 miljoen wordt in fiscale faciliteiten ingezet.
Beheer rijkscollectie ICN/Archiefselectie
Voor het wegwerken van achterstanden bij beheer van rijkscollectie van kunstwerken, respectievelijk 130 km archief bij verschillende departementen worden twee projectorganisaties opgericht. OCW heeft op beide terreinen een coördinerende rol.
Deze post betreft een aanpassing van de in de begroting 2004 opgenomen taakstelling doorwerking WW-maatregel. De OCW-begroting wordt hiermee verhoogd met € 7,5 miljoen in 2006.
Deze taakstelling, waartoe is besloten naar aanleiding van de motie Verhagen, is verdeeld overeenkomstig het voorstel van BZK in de beleidsverkennende notitie Adviesraden.
De PIA taakstelling is verdeeld over de verschillende departementen inclusief verrekening van de prijsbijstelling.
Taakstelling elektronische overheid
In het kader van het Project Andere Overheid (PAO) zijn onder de verzamelnaam «elektronische overheid» enkele breed gedragen (SG-beraad) projecten geëntameerd, die van belang zijn voor de vermindering van de administratieve lasten van burgers en bedrijven. Daarnaast staan er projecten op stapel die van belang zijn voor het functioneren van de rijksdienst zelf, te weten de campagne Werken bij het Rijk en de invoering van RijksNet (de opvolger van RYX). Omdat alle departementen baat hebben bij deze projecten zijn de structurele kosten van «elektronische overheid» en de incidentele kosten 2006 van Werken bij het Rijk en RijksNet verhaald op de departementen.
Dit betreft de compensatie (€ 33 miljoen) voor de invoering van het nieuwe zorgstelsel in 2006. De compensatie zal worden ingezet in de aanvullende beurs.
Om de specifieke uitvoeringsproblematiek van met name middelen voor OALT en apparaatskosten in eerdere en latere jaren op te lossen is intertemporele compensatie toegepast.
Meevallers/ramingsbijstellingen
Dit is een saldering van alle mee- en tegenvallers aan de uitgavenkant van de begroting. Het gaat per saldo om € 57,8 miljoen in 2006. Het betreft met name tegenvallers bij het participatiefonds en de personele kosten in het primair onderwijs.
De post betreft de loon- en prijsbijstelling tranche 2005 die bij Voorjaarsnota 2005 aan de begroting van OCW is toegevoegd.
Overige technische verschillen
Deze post betreft ten eerste een verschuiving bij de studiefinanciering van relevante naar niet-relevante uitgaven. De overige technische bijstellingen betreffen grotendeels overboekingen met andere departementen en desalderingen met de ontvangsten.
Tabel 2: Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde ontvangstenbegroting 2005 (x € 1 miljoen) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 1 281,9 | 1 335,5 | 1 210,9 | 1 080,9 | 1 132,6 | 1 172,1 |
Stand geautoriseerde ontwerpbegroting 2005 | 1 303,6 | 1 347,3 | 1 379,1 | 1 423,8 | 1 485,6 | 1 526,8 |
Totaal verschil | – 21,7 | – 11,8 | – 168,2 | – 342,9 | – 353,0 | – 354,7 |
Bestaande uit: | ||||||
Leerlingenontwikkeling | 21,3 | 26,8 | 30,5 | 33,1 | 34,6 | 35,0 |
Studiefinanciering | – 33,9 | – 44,5 | – 50,5 | – 52,3 | – 52,9 | – 52,9 |
Afschaffing lesgeld | – 211,0 | – 293,0 | – 296,0 | – 306,0 | – 317,0 | – 324,0 |
Intertemporele compensatie | 70,3 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Meevallers/ramingsbijstellingen | 3,1 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Commissie Schutte | 0,0 | 42,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Totaal autonome en beleidsmatige bijstellingen | – 150,2 | – 268,7 | – 316,0 | – 325,2 | – 335,3 | – 341,9 |
Technische bijstellingen | 128,5 | 256,9 | 147,8 | – 17,7 | – 17,7 | – 12,8 |
Deze wijziging betreft de verlaging van de ontvangsten als gevolg van de afschaffing van het lesgeld in het voorgezet onderwijs en de deelnemers van 16 en 17 jaar in de beroepsopleidende leerweg en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs met ingang van het schooljaar 2005–2006.
Deze post betreft de geraamde ontvangsten naar aanleiding van de Commissie Schutte.
Het betreft hier een bijstelling van de autonome ramingen en desalderingen met de uitgaven.
Tot slot volgt hieronder de meerjarenraming per beleidsartikel.
Tabel 3: De uitgavenkant van de ontwerpbegroting 2006 per beleidsartikel (x € 1 miljoen) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Primair onderwijs | 7 716,6 | 7 796,5 | 7 818,0 | 7 809,5 | 7 805,2 | 7 794,6 |
Voortgezet onderwijs | 5 446,0 | 5 686,6 | 5 737,8 | 5 569,9 | 5 521,9 | 5 513,5 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 2 783,0 | 2 886,1 | 2 809,9 | 2 810,8 | 2 812,1 | 2 807,4 |
Technocentra | 9,2 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Hoger beroepsonderwijs | 1 795,6 | 1 823,8 | 1 899,5 | 1 916,2 | 1 932,5 | 1 928,6 |
Wetenschappelijk onderwijs | 3 323,4 | 3 366,8 | 3 435,2 | 3 485,6 | 3 514,2 | 3 528,7 |
Internationaal beleid | 17,3 | 16,0 | 16,0 | 16,5 | 16,5 | 16,5 |
Onderwijspersoneel | 168,4 | 217,0 | 311,0 | 310,9 | 310,9 | 311,2 |
Informatie- en communicatietechnologie | 51,5 | 33,7 | 30,7 | 29,7 | 30,7 | 30,7 |
Studiefinanciering | 2 872,0 | 3 085,1 | 3 165,7 | 3 269,2 | 3 371,8 | 3 464,5 |
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 303,0 | 311,3 | 313,6 | 313,5 | 311,5 | 309,3 |
Lesgelden | 7,1 | 7,2 | 7,2 | 7,2 | 7,2 | 7,2 |
Cultuur | 885,9 | 770,4 | 795,9 | 801,4 | 803,1 | 807,8 |
Media | 854,3 | 795,0 | 791,7 | 810,5 | 810,4 | 815,3 |
Onderzoek en wetenschappen | 833,4 | 869,3 | 861,2 | 853,4 | 877,0 | 878,8 |
Subtotaal beleidsartikelen | 27 066,7 | 27 664,7 | 27 993,3 | 28 004,4 | 28 125,0 | 28 214,2 |
Nominaal en onvoorzien | – 21,0 | 33,3 | 11,0 | 9,8 | 16,2 | 16,4 |
Ministerie algemeen | 137,1 | 124,0 | 110,4 | 107,5 | 110,5 | 108,8 |
Inspecties | 50,4 | 46,5 | 45,9 | 45,6 | 45,5 | 45,5 |
Adviesraden | 7,6 | 6,7 | 6,6 | 6,6 | 6,6 | 6,6 |
Subtotaal niet-beleidsartikelen | 174,1 | 210,6 | 173,9 | 169,5 | 178,8 | 177,3 |
Totaal ontwerpbegroting 2006 | 27 240,8 | 27 875,3 | 28 167,2 | 28 174,0 | 28 303,8 | 28 391,6 |
1.1 Algemene beleidsdoelstelling: alle kinderen moeten passend en kwalitatief goed onderwijs krijgen in deugdelijk toegeruste scholen.
Het primair onderwijs levert een belangrijke bijdrage aan de voorbereiding van kinderen op hun latere zelfstandige deelname aan de Nederlandse samenleving. Het primair onderwijs moet passend en kwalitatief goed zijn en het de kinderen mogelijk maken naar die vorm van voortgezet onderwijs te gaan die het beste aansluit bij hun talenten.
Gelet op het maatschappelijke belang van onderwijs, is in de Grondwet vastgelegd dat «het onderwijs een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering is». De overheid houdt daartoe een stelsel van scholen in stand en de leerplichtwet verplicht ouders hun in Nederland wonende kinderen van 5 tot en met 16 jaar onderwijs te laten volgen, indien hun kind daartoe in staat is.
De minister is verantwoordelijk voor een deugdelijk toegerust stelsel van kwalitatief goed en toegankelijk primair onderwijs.
• Onderwijsarbeidsmarkt: voldoende en goed onderwijspersoneel.
• Demografische ontwikkelingen, zoals veranderingen in de samenstelling van de leerlingpopulatie en het lerarenbestand.
• Prestaties van leerlingen in termen van vaardigheidsscores op Nederlandse taal, begrijpend lezen en rekenen in de groepen twee, vier, zes en acht door de jaren heen (tweejaarlijkse meting in PRIMA-cohortonderzoek).
• Prestaties van Nederlandse leerlingen in internationaal verband (zie «Bestel in Beeld 2004», p. 27, figuur 4.3.8).
• Jaarlijkse gegevens van de Inspectie van het Onderwijs over de kwaliteit van het onderwijs. In het inspectietoezicht staan de volgende kwaliteitskenmerken centraal: leerstofaanbod, leertijd, pedagogisch klimaat, didactisch handelen, leerlingenzorg, opbrengsten en condities (zie jaarlijkse onderwijsverslagen van de Inspectie van het Onderwijs).
• Gegevens over deelname aan het primair onderwijs (zie «Bestel in Beeld 2004», p. 16).
• Tevredenheid ouders en deelnemers over het onderwijs (zie «Bestel in Beeld 2004», p. 23, figuur 4.2.6).
• Grondwet.
• Leerplichtwet.
• Wet op het primair onderwijs (WPO).
• Wet op de expertise centra (WEC).
• Bestel in Beeld 2004, (ocw 0500511).
• Koers Primair Onderwijs (29 200 VIII).
1.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 1.1: Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 7 514 143 | 7 715 456 | 7 795 403 | 7 816 736 | 7 808 299 | 7 804 004 | 7 793 370 |
Waarvan garanties | |||||||
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 7 574 341 | 7 716 585 | 7 796 497 | 7 817 952 | 7 809 479 | 7 805 220 | 7 794 586 |
Juridisch verplicht | 7 682 116 | 7 661 061 | 7 639 186 | 7 624 341 | 7 607 088 | ||
Bestuurlijk gebonden | 114 161 | 154 306 | 167 440 | 177 571 | 183 983 | ||
Niet juridisch verplicht en niet bestuurlijk gebonden | 220 | 2 585 | 2 853 | 3 308 | 3 515 | ||
Programma uitgaven | 7 568 334 | 7 710 908 | 7 791 322 | 7 812 837 | 7 804 407 | 7 800 148 | 7 789 531 |
Stelselonderhoud | 5 860 643 | 5 970 864 | 6 079 863 | 6 060 586 | 6 065 678 | 6 065 483 | 6 055 362 |
–Personele vergoedingen (incl. budget personeels- en arbeidsmarktbeleid) | 4 933 758 | 5 014 576 | 5 090 323 | 5 089 752 | 5 073 580 | 5 063 042 | 5 049 141 |
–Invoering lumpsumfinanciering | 53 329 | 57 726 | 92 826 | 77 700 | 98 000 | 107 500 | 113 500 |
–Materiële vergoedingen | 858 359 | 882 974 | 881 162 | 877 374 | 878 220 | 879 063 | 876 843 |
–Overig | 15 197 | 15 588 | 15 552 | 15 760 | 15 878 | 15 878 | 15 878 |
Kwaliteit en innovatie | 75 143 | 78 415 | 83 034 | 83 318 | 82 232 | 77 932 | 77 932 |
–Vergroten kwaliteitszorg | 666 | 666 | 666 | 666 | 666 | 666 | 666 |
–Cultuur en school | 750 | 5 850 | 7 650 | 7 350 | 0 | 0 | 0 |
–Innovatie in het primair onderwijs | 1 955 | 4 000 | 3 000 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–Schoolbegeleiding | 64 385 | 61 891 | 67 197 | 68 992 | 74 639 | 70 339 | 70 339 |
–Overig | 7 387 | 6 008 | 4 521 | 6 310 | 6 927 | 6 927 | 6 927 |
School en omgeving | 1 586 952 | 1 586 628 | 1 615 175 | 1 647 429 | 1 637 385 | 1 637 704 | 1 637 127 |
–WSNS: onderwijs aan leerlingen met een specifieke zorgbehoefte | 332 013 | 327 886 | 328 120 | 328 913 | 329 274 | 329 671 | 329 244 |
–LGF: onderwijs aan leerlingen met een handicap of gedragsstoornis | 637 367 | 689 003 | 717 316 | 720 823 | 723 935 | 726 735 | 729 158 |
–Onderwijsachterstandenbeleid | 597 338 | 541 192 | 528 999 | 553 473 | 539 956 | 537 078 | 534 505 |
–Eerste opvang aan leerplichtige asielzoekers | 2 494 | 1 947 | 1 848 | 1 848 | 1 848 | 1 848 | 1 848 |
–Veiligheid op school | 0 | 8 800 | 21 000 | 21 000 | 21 000 | 21 000 | 21 000 |
–Informatievoorziening brede scholen | 309 | 361 | 346 | 326 | 326 | 326 | 326 |
–Tussenschoolse opvang | 4 885 | 6 000 | 6 000 | 12 000 | 12 000 | 12 000 | 12 000 |
–Vergroten zwemvaardigheid | 4 633 | 2 538 | 3 038 | 538 | 538 | 538 | 538 |
–Overig | 7 913 | 8 901 | 8 508 | 8 508 | 8 508 | 8 508 | 8 508 |
Programmakosten overig | 45 596 | 44 934 | 40 801 | 34 891 | 32 551 | 32 408 | 32 506 |
–IBG | 9 754 | 16 083 | 16 989 | 15 570 | 14 869 | 14 569 | 14 669 |
–CFI (inclusief servicegericht uitvoeren) | 35 842 | 28 851 | 23 812 | 19 321 | 17 682 | 17 839 | 17 837 |
Voorcalculatorische uitdelingen | 0 | 30 067 | – 27 551 | – 13 387 | – 13 439 | – 13 379 | – 13 396 |
Apparaatsuitgaven | 6 007 | 5 677 | 5 175 | 5 115 | 5 072 | 5 072 | 5 055 |
Ontvangsten | 88 998 | 53 523 | 23 306 | 19 706 | 5 206 | 5 206 | 5 206 |
1.3 Operationele doelstellingen
In de Koers Primair Onderwijs is een uitgebreide toelichting te vinden op de beleidsprioriteiten. In de overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid worden maatregelen op het terrein van onderwijspersoneel toegelicht. De maatregel Cultuur en School wordt nader toegelicht in artikel 14.
1.3.1 Stelselonderhoud: toerusten van scholen
Om scholen in staat te stellen te voldoen aan de toegankelijkheids- en kwaliteitseisen heeft de overheid de wettelijke verantwoordelijkheid de door haar bekostigde scholen deugdelijk toe te rusten. Om scholen en schoolbesturen beter te laten inspelen op specifieke omstandigheden en onderwijs op maat te bieden, is een omslag naar meer verantwoordelijkheid voor de sector primair onderwijs nodig. Een andere manier van bekostigen is daarvoor noodzakelijk.
De overheid heeft – hoewel grondwettelijk niet verplicht – ook een verantwoordelijkheid genomen voor het toerusten van Nederlandse scholen in het buitenland.
• Personele vergoedingen: scholen ontvangen op basis van leerlingaantallen en leerlingkenmerken middelen van de rijksoverheid om onderwijspersoneel aan te kunnen stellen.
• Budget personeels- en arbeidsmarktbeleid: scholen ontvangen deze vrij besteedbare middelen voor personele doeleinden. Daarmee zijn zij in staat hun personeelsbeleid toe te spitsen op de specifieke omstandigheden van de school.
• Materiële vergoedingen: het rijk verstrekt schoolbesturen een lumpsumvergoeding voor de materiële instandhouding van scholen, die gebaseerd is op programma's van eisen. Met de invoering van lumpsumbekostiging vervalt het schot tussen de materiële en personele vergoedingen.
• Servicegericht uitvoeren: dit is een traject om de service aan de scholen te verbeteren en administratieve lasten te verminderen. Hiervoor worden middelen aan CFI beschikbaar gesteld. De middelen zijn opgenomen bij «programmakosten overig». Het gaat om extra middelen in de jaren 2004, 2005 en 2006.
• Personele bekostiging: het formatiebudgetsysteem wordt met ingang van 1 augustus 2006 afgeschaft en omgezet in een lumpsumbekostiging. Dit houdt in dat het personele budget wordt uitgekeerd in geld in plaats van in formatieruimte. In januari 2006 toetst de Tweede Kamer de invoeringsdatum 1 augustus 2006 aan de actuele stand van zaken (met betrekking tot de voorbereiding van het veld, het inzicht in herverdeeleffecten en de processen en systemen bij de uitvoeringsorganisatie CFI). Het «flankerend beleid invoering lumpsumbekostiging» wordt in de eerste helft van 2006 vooral gericht op de besturen die nog een extra stap moeten maken om voldoende voorbereid te zijn op de invoering van lumpsumbekostiging. Het streven hierbij is dat het percentage schoolbesturen dat voldoende scoort op de administratieve organisatie ter voorbereiding op de invoering van lumpsumbekostiging, minimaal 95% is in januari 2006. Er wordt geïnvesteerd in versterking van bestuur en management, met geld, voorlichting en directe ondersteuning van besturen en scholen. Tegelijk met de invoering van lumpsumbekostiging gaat een vierjarige overgangsregeling van start, om herverdeeleffecten te verzachten. Als laatste waarborg wordt een vangnet ingericht. De bestuurlijke maatregelen (versterking medezeggenschap, invoering van het managementstatuut) worden in de eerste helft van 2006 van kracht.
• Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid is afhankelijk van het aantal leerlingen en de grondslag wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.
• Materiële vergoeding: deze is afhankelijk van het aantal leerlingen en de prijzen worden per kalenderjaar vastgesteld. Omdat na invoering van de lumpsumbekostiging de scholen in het primair onderwijs in een vergelijkbare situatie komen als de onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs, wordt de methodiek van aanpassing van prijzen die thans geldt, aangepast conform de bijstellingsmethodiek in de Wet op het voortgezet onderwijs.
• Servicegericht uitvoeren: CFI past zijn processen, systemen en organisatie aan en richt «informatieportals» in. Dit zijn websites per instelling.
In het primair onderwijs zijn drie schoolsoorten te onderscheiden: basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Basisonderwijs is gericht op kinderen in de leeftijd van vier tot twaalf jaar. In 2004 waren er 6973 basisscholen, 328 scholen voor speciaal basisonderwijs en 324 scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
Speciaal basisonderwijs is onderwijs aan kinderen in dezelfde leeftijdscategorie die leer- en opvoedingsproblemen hebben. (Voortgezet) speciaal onderwijs is onderwijs aan geïndiceerde leerlingen in de leeftijd van vier tot twintig jaar, met een handicap en/of ernstige gedragsproblemen. Deze scholen worden bekostigd vanuit de rijksoverheid door middel van personele en materiële vergoedingen.
Het primair onderwijs is voor alle leerlingen van 4 tot circa 12 jaar en gehandicapte leerlingen tot 20 jaar. In totaal gaat het om ongeveer 1,6 miljoen leerlingen.
Het doel van het stelselonderhoud is het instandhouden van voldoende scholen die ieder voor zich kunnen voldoen aan de gestelde normen. Het is niet mogelijk één zinvolle concrete prestatie-indicator, voorzien van een streefwaarde, te noemen voor deze doelstelling. Wel wordt gemonitord hoeveel scholen van welke soort er zijn en hoeveel leerlingen de scholen bezoeken (bron: Cfi). Na invoering van het jaarverslag komt informatie beschikbaar over de feitelijke uitgaven door de besturen en scholen (bron: Cfi). Na invoering van het onderwijsnummer komt er meer uitgebreide informatie over de deelname aan het primair onderwijs (bron: CFI).
• Uitwerkingsnotitie lumpsumbekostiging (29 399, nr. 1).
• Uitwerking lumpsumbekostiging (voortgangsrapportage) (29 399, nr. 7).
• Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs, Memorie van toelichting (29 736, nr. 3).
Tabel 1.2: Leerlingen primair onderwijs (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Leerlingen basisonderwijs | |||||||
–geen gewicht | 1 181,6 | 1 197,3 | 1 207,7 | 1 216,3 | 1 223,9 | 1 224,0 | 1 221,3 |
–0.25 | 171,3 | 160,6 | 153,7 | 148,6 | 144,9 | 141,1 | 138,2 |
–0.4 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
–0.7 | 3,0 | 3,0 | 3,0 | 3,0 | 3,0 | 3,0 | 3,0 |
–0.9 | 191,8 | 189,8 | 189,2 | 188,6 | 188,0 | 186,4 | 184,5 |
Subtotaal | 1 548,7 | 1 551,7 | 1 554,6 | 1 557,5 | 1 560,8 | 1 555,5 | 1 548,0 |
Leerlingen trekkende bevolking | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 |
Totaal | 1 549,0 | 1 552,0 | 1 554,9 | 1 557,8 | 1 561,1 | 1 555,8 | 1 548,3 |
Leerlingen in het sbao | 50,1 | 48,7 | 47,4 | 46,1 | 45,0 | 44,0 | 43,0 |
–waarvan anderstalige leerlingen in het sbao | 9,2 | 9,2 | 9,0 | 8,9 | 8,8 | 8,7 | 8,6 |
Leerlingen in het (v)so | 57,3 | 57,8 | 58,2 | 58,4 | 58,5 | 58,7 | 58,9 |
–waarvan anderstalige leerlingen in het (v)so | 10,8 | 10,8 | 10,8 | 10,7 | 10,6 | 10,5 | 10,4 |
Ambulant begeleide leerlingen | 14,2 | 15,7 | 15,9 | 16,0 | 16,2 | 16,3 | 16,5 |
Bron: raming op basis van Cfi-tellingen en referentieraming (basisonderwijs exclusief correctie asielzoekers)
Tabel 1.3: (Gesaldeerde) uitgaven per leerling, excl. IBG, CFI en apparaatskosten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
WPO | 4,1 | 4,2 | 4,2 | 4,2 | 4,2 | 4,2 | 4,2 |
Waarvan | |||||||
–Basisonderwijs | 4,0 | 4,0 | 4,1 | 4,1 | 4,1 | 4,1 | 4,1 |
–Speciaal basisonderwijs | 8,8 | 8,8 | 8,9 | 9,0 | 9,0 | 9,0 | 9,0 |
WEC | |||||||
–(Voortgezet) speciaal onderwijs | 15,0 | 16,4 | 17,1 | 17,2 | 17,2 | 17,2 | 17,2 |
Primair onderwijs | 4,5 | 4,6 | 4,7 | 4,7 | 4,7 | 4,7 | 4,7 |
1.3.2 Kwaliteit en innovatie: zorgen voor waarborging van de kwaliteit van het onderwijs
Het primair onderwijs moet kwalitatief goed zijn, zodat het de leerling voorbereidt op de Nederlandse samenleving en het de leerling mogelijk maakt naar die vorm van voortgezet onderwijs te gaan die het beste aansluit bij zijn of haar talenten.
• Kwaliteitszorg: scholen worden gestimuleerd de kwaliteit van het onderwijs systematisch te bewaken en te verbeteren. Het project Q*Primair ondersteunt sinds 2001 de ontwikkeling van de kwaliteitszorg in het primair onderwijs. Dit project wordt door OCW gesubsidieerd.
• Innovatie: innovatie heeft als doel de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en het onderwijs te laten aansluiten op de eisen van de tijd.
• Schoolbegeleiding: schoolbegeleidingsdiensten kunnen door scholen worden ingezet voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.
• De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. Dit wordt nader toegelicht in artikel 19.
• Kwaliteitszorg: Q*Primair ontwikkelt en beoordeelt instrumenten voor kwaliteitszorg, activeert samenwerkingsverbanden en schakelt ondersteuningsinstanties in voor verspreiding van kennis en materialen.
• Innovatie: OCW geeft via projectenorganisaties in 2006 stimuleringssubsidies aan scholen om innovatieve ideeën te ontwikkelen, uit te voeren en over te dragen.
• Schoolbegeleiding: in de loop van 2006 wordt de doeluitkering «schoolbegeleiding» aan de gemeenten opgenomen in het lumpsumbudget voor de scholen. Er is een overgangsperiode ingebouwd die start in 2006 om scholen en schoolbegeleidingsdiensten aan de nieuwe situatie te laten wennen.
• Kwaliteitszorg: alle scholen in het primair onderwijs.
• Innovatie: scholen in het primair onderwijs die ondersteuning zoeken bij onderwijsvernieuwing op school of die hun eigen onderwijsvernieuwing willen overdragen aan andere scholen.
• Schoolbegeleiding: alle scholen in het primair onderwijs.
• Kwaliteitszorg Onderwijsverslag 2003–2004 (29 800 VIII, nr. 199).
• Innovatie Koers Primair Onderwijs, hoofdstuk 2: Kwaliteit en innovatie (29 200 VIII) Aanbiedingsbrief bij eindrapport Innovatie in het primair onderwijs; Research voor Beleid, 2004. (29 800 VIII).
• Schoolbegeleiding Wetsvoorstel invoering vraagfinanciering schoolbegeleiding (29 875, nr. 2).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde 1 | Planning | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Periode | Streef- waarde 2 | Periode | ||||
Kwaliteitszorg: percentage scholen dat de kwaliteitszorg op orde heeft.(Bron: Inspectievan het Onderwijs, onderwijsverslag) | 46 % | 2003–2004 | 50 % | 2005–2006 | ||
Innovatie in het primair onderwijs: percentage scholen dat een projectsubsidie ontvangt voor «scholen leren van elkaar» (Bron: projectenorganisaties) | 0 | 2004 | 5% | 2006 | 10% | 2007 |
1.3.3 School en omgeving: ondersteunen van leerlingen die extra zorg nodig hebben en het voorkomen van onderwijsachterstanden.
Ook voor leerlingen die zonder extra zorg niet goed in staat zijn onderwijs te volgen, is het noodzakelijk dat zij passend onderwijs kunnen volgen. Het gaat hier bijvoorbeeld om leerlingen met leermoeilijkheden, grote leerachterstanden of lichamelijke handicaps die een belemmering kunnen zijn bij het volgen van regulier onderwijs.
De school is een centrale schakel in een netwerk van instellingen voor de jeugd. Het is van belang dat op lokaal en op landelijk niveau samenhangend jeugdbeleid wordt gerealiseerd. Dit draagt bij aan het voorkomen van: achterstanden, uitval, leer- en gedragsmoeilijkheden.
Daarnaast is het van belang dat leerlingen onderwijs kunnen volgen in een veilig schoolklimaat.
• Weer samen naar school: in de Wet op het primair onderwijs is geregeld dat reguliere basisscholen en scholen voor speciaal basisonderwijs in samenwerkingsverbanden samenwerken om leerlingen een continuüm aan zorg te bieden.
• Leerlinggebonden financiering: op grond van de Wet op de expertisecentra (WEC) kunnen ouders kiezen voor inschrijving van hun geïndiceerde kind bij het speciaal onderwijs of bij het reguliere onderwijs met een leerlinggebonden budget.
• Onderwijsachterstandenbeleid: dit instrument dient ter bestrijding van achterstanden die zijn opgelopen door sociale, culturele en economische omstandigheden. Het bestrijden van deze achterstanden vindt plaats via gemeenten (voor- en vroegschoolse educatie en schakelklassen) en via scholen (gewichtenregeling, inclusief extra middelen uit motie Verhagen voor vroegschoolse educatie).
• Onderwijs aan leerplichtige asielzoekers: gemeenten kunnen aanspraak maken op een specifieke uitkering voor de opvang van vreemdelingen aan een school, in het eerste jaar van opvang.
• Veiligheid op school: subsidiëring van het Centrum School en Veiligheid. Subsidiëring van extra inzet voor schoolmaatschappelijk werk voor de opvang van risicoleerlingen. Bekostiging van extra zmok-plaatsen.
• Brede scholen: brede scholen zijn lokale initiatieven. Door middel van het subsidiëren van verschillende vormen van communicatie levert OCW een bijdrage aan de lokale initiatieven.
• Tussenschoolse opvang: om overblijfmedewerkers te kunnen scholen, kunnen schoolbesturen een subsidie aanvragen bij OCW. Scholen voor speciaal basisonderwijs ontvangen een subsidie om gedurende de middagpauze een extra onderwijsassistent in te zetten.
• Vergroten zwemvaardigheid: in 2006 zijn middelen beschikbaar voor voorlichting en informatie-uitwisseling. De specifieke uitkering wordt niet voortgezet. De middelen die hiervoor (meerjarig) beschikbaar waren, worden ingezet voor arbeidstoeleiding in het voortgezet speciaal onderwijs.
• Weer samen naar school: OCW subsidieert de activiteiten van de stuurgroep WSNS+. Deze is opgericht om activiteiten uit te voeren gericht op de verbetering van de kwaliteit van zorg in het onderwijs. De inspectie geeft het toezicht op het niveau van samenwerkingsverbanden vorm.
• Leerlinggebonden financiering: om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, worden ook in het (v)so kerndoelen ingevoerd. Ook worden activiteiten bekostigd om de kwaliteit van het speciaal onderwijs te verbeteren. Vanaf 2006 worden middelen ingezet om de toeleiding van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs naar de arbeidsmarkt te bevorderen: Uit het FES (Fonds Economische Structuurversterking) wordt extra geïnvesteerd in het aanpassen van gebouwen en inrichten van praktijklokalen in het voortgezet speciaal onderwijs; voor leermiddelen e.d zijn in de begroting structureel middelen vrijgemaakt. De middelen uit het FES zijn voorlopig geparkeerd op beleidsartikel 3.
• Onderwijsachterstandenbeleid: de middelen voor gemeenten worden effectiever en efficiënter ingezet. De middelen voor de G30 worden, in het kader van het Grote Stedenbeleid, op 1 augustus 2006 opgenomen in de brede doeluitkering «sociaal, integratie en veiligheid». De gewichtenregeling wordt zodanig aangepast dat meer wordt aangesloten bij feitelijke achterstanden van leerlingen. Uit het FES wordt in totaal € 19 mln geïnvesteerd voor VVE om leidsters te scholen in de VVE-methoden, een toezichtskader voor de Inspectie van het Onderwijs te ontwikkelen en om pilots te laten uitvoeren door de Inspectie van het Onderwijs.
• Een herijking van de verschillende zorgstructuren is gestart. Het doel is om met concrete voorstellen te komen ter verbetering van de afstemming van de zorgstructuren binnen het onderwijs, het kind komt centraal te staan, niet de structuur. Op deze manier moet een passend onderwijsaanbod voor elk kind worden gerealiseerd. Dit heeft betrekking op de instrumenten WSNS, LGF en OAB.
• Onderwijs aan asielzoekers: gemeenten richten op lokaal niveau een centrale opvang voor asielzoekers in.
• Veiligheid op school: verstrekken van verschillende vormen van informatie en het geven van advies aan scholen en leerlingen door het landelijk Centrum School en Veiligheid.
• Brede scholen: voorlichting en communicatie, onder andere in de vorm van een website (www.bredeschool.nl), landelijke en regionale conferenties, onderzoek naar knelpunten en succesfactoren van de brede school. Daarnaast wordt uit het FES geïnvesteerd in multifunctionele schoolgebouwen zodat aansluiting tussen verschillende voorzieningen mogelijk wordt (voor- en vroegschoolse educatie, basisonderwijs, tussenschoolse opvang, kinderdagverblijven e.d.). Deze middelen uit het FES zijn voorlopig geparkeerd op beleidsartikel 3.
• Tussenschoolse opvang: schoolbesturen worden verantwoordelijk voor het (laten) organiseren van een overblijfvoorziening. Via de ouder- en besturenorganisaties wordt voorlichting gegeven over deze wetswijziging.
• Vergroten zwemvaardigheid: voorlichting en informatie-uitwisseling, om de effectiviteit van gemeentelijke activiteiten te vergroten en om gemeenten er toe aan te zetten de veiligheid in zwembaden te vergroten.
• Weer samen naar school: leerlingen met een specifieke zorgbehoefte in het (speciaal) basisonderwijs.
• Leerlinggebonden financiering: leerlingen van 4 tot 20 jaar met een handicap/stoornis (en die op grond hiervan zijn geïndiceerd door een Commissie voor de Indicatiestelling).
• Onderwijsachterstanden: leerlingen die een achterstand hebben opgelopen als gevolg van sociale, culturele en/of economische omstandigheden.
• Onderwijs aan asielzoekers: leerplichtige asielzoekers in het eerste jaar van opvang.
• Veiligheid op school: leerlingen en personeel op scholen voor primair onderwijs. ZMOK: risicoleerlingen met een cumulatie van problemen op scholen in grote steden.
• Brede scholen: gemeenten, scholen en instellingen op het terrein van zorg en welzijn.
• Tussenschoolse opvang: alle scholen en schoolbesturen in het primair onderwijs.
• Vergroten zwemvaardigheid: gemeenten.
• Weer samen naar school: Beleidsreactie op de evaluatie van de zorgtrajecten (21 860, nr. 75) Uitwerkingsnotitie korte termijn aanpak Zorgstelsel funderend onderwijs (27 728. nr. 81).
• Leerlinggebonden financiering: Beleidsreactie op de evaluatie van de zorgtrajecten (21 860, nr. 75).
• Onderwijsachterstandenbeleid: Brieven m.b.t. tot het toekomstige onderwijsachterstandenbeleid (27 020, nr. 39, 41 en 42).
• Onderwijs aan asielzoekers: Besluit van 17 juli 2003, houdende regeling van de specifieke uitkering aan gemeenten, i.v.m. de eerste opvang van vreemdelingen (staatsblad 2003, nr. 307).
• Veiligheid op school: Beleidsbrief Veiligheid op school (29 240, nr. 1) Plan van aanpak Veiligheid in het onderwijs en opvang risicoleerlingen (29 240, nr. 5).
• Brede scholen: Plannen van aanpak Operatie JONG (29 284, nr. 5).
• Tussenschoolse opvang: Brief over tussenschoolse opvang (29 800 VIII, nr. 17).
• Vergroten zwemvaardigheid: Plan van aanpak zwemvaardigheid (27 696, nr. 6).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde 1 | Planning | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Periode | Streef- waarde 2 | Periode | ||||
–Weer samen naar school: percentage scholen met goede zorgstructuur(Bron: Inspectie van het Onderwijs, onderwijsverslag). | 58 % | 1998 | 65 % | 2004 | 75 % | 2006 |
–Weer samen naar school: percentage scholen dat in staat is om te gaan met verschillen tussen leerlingen(Bron: Inspectie van het Onderwijs, onderwijsverslag) | 29 % | 1998 | 45 % | 2005 | 50 % | 2006 |
–Weer samen naar school: aantal leerlingen op een wachtlijst(Bron: Inspectie van het Onderwijs) | 620 | 2001 | 0 | 2005 | 0 | 2006 |
–Leerlinggebonden financiering: percentage leerlingen met een handicap dat wordt ingeschreven in het reguliere onderwijs(Bron: Cfi) | – | 25 % | 2006 | |||
–Onderwijsachterstandenbeleid: Taalachterstand doelgroepleerlingen aan het eind van de basisschool (Bron: PRIMA-onderzoek) | 1 tot 2 jaar achterstand, afhankelijk van de categorie achterstandsleerling | 2000 | – 25 % achterstand per categorie achter-standsleerling | 2006 | ||
–Onderwijsachterstandenbeleid: deelname aan vve-programma's door doelgroep (Bron: Effectmeting VVE) | 0 | 2000 | 50 % | 2006 | ||
–Veiligheid: percentage scholen met preventieve maatregelen.(Bron: Quick Scan van Regioplan 2006/2007) | 80 % | 2003 | 90 % | 2006 | ||
–Veiligheid: percentage scholen dat samenwerkt met andere ketenpartners(Bron: Quick Scan van Regioplan 2006/2007) | 75 % | 2003 | 80 % | 2006 | ||
–Brede scholen: aantal brede scholen(Bron: Jaarbericht Brede scholen in Nederland 2005) | 500 | 2004 | 1 200 | 2010 | ||
–Tussenschoolse opvang: aantal geschoolde overblijfmedewerkers in schooljaar 2005–2006(Bron:Cfi) | – | 5 000 | 2006 |
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Effectonderzoek | |
–Effectstudie naar voor- en vroegschoolse educatie | 2008 |
Overige beleidsevaluaties | |
–Evaluatie financiering vervangingsfonds en participatiefonds | 2006 |
–Materiële bekostiging | 2006 |
–Monitoring lumpsum | 2006 |
–Beleidsvoerend vermogen scholen in het primair onderwijs | 2008 |
–Review bestuurlijke condities | 2008 |
–Onderwijsverslag 2004–2005 | 2006 |
–Kwaliteitszorg in het primair onderwijs | 2005 |
–Innovatie netwerken | 2008 |
–Evaluatie onderwijskundige opbrengsten Team Onderwijs op Maat (TOM) | 2006 |
–Monitor WSNS | 2006 |
–Analyse samenhang LGF, WSNS en OAB op lokaal niveau | 2006 |
–Review LGF, WSNS en OAB | 2008 |
–Evaluatieprogramma LGF | 2008 |
–Leerlingenstromen primair onderwijs | 2007 |
–VVE: evaluatie startblokken en basisontwikkeling | 2006 |
–Minderhedenrapportage Sociaal Cultureel Planbureau | 2007 |
–Evaluatie schakelklassen | 2008 |
–Veiligheid in het primair onderwijs | 2007 |
–Opbrengsten brede school | 2006 |
–Tussenschoolse opvang | 2006 |
ARTIKEL 3. VOORTGEZET ONDERWIJS
3.1 Algemene beleidsdoelstelling: leerlingen zijn voorbereid voor een vervolgopleiding uiteindelijk leidend tot de arbeidsmarkt
Het voortgezet onderwijs bereidt de leerlingen voor op het behalen van een zo hoog mogelijk diploma ten behoeve van vervolgopleidingen of de arbeidsmarkt. Daarbij is de ambitie recht te doen aan verschillen tussen leerlingen, in talenten en wensen en hen aan te sporen het beste uit zichzelf te halen. Het draagt bij aan de vorming en persoonlijke ontplooiing van de leerlingen en versterkt hun oriëntatie op de samenleving, zodat ze een volwaardige plaats in de samenleving kunnen behalen. Het voortgezet onderwijs omvat het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en het praktijkonderwijs (pro). Het overgrote deel van de jongeren in het voortgezet onderwijs bevindt zich in de leeftijdsgroep van 12 tot en met 18 jaar.
De overheid houdt een stelsel van scholen in stand en de leerplichtwet verplicht ouders hun in Nederland wonende kinderen tot 16 jaar onderwijs te laten volgen. De overheid zorgt voor een sobere doch doelmatige leeromgeving die voldoet aan de eisen van de tijd. In dat kader draagt het kabinet € 300 miljoen bij uit het Fonds Economische Structuurversterking. Hiervan is € 100 miljoen bestemd voor het vmbo (zie de brief van minister-president Balkenende over het zgn. Paasakkoord van 26 maart 2005 kenmerk 05M473 585). Hiermee worden knelpunten in de huisvesting en de inrichting (lokalen voor praktijkgericht onderwijs) opgelost. Aanvullend komt uit het FES een bedrag van € 200 miljoen beschikbaar voor het funderend onderwijs. Deze middelen zullen worden ingezet voor praktijklokalen in het vmbo, verbeterde «arbeidspleksimulaties» in het vso en brede scholen (PO en VO). In afwachting van definitieve besluitvorming is het bedrag van € 200 miljoen voorlopig geparkeerd op de begroting van VO.
De minister van OCW is verantwoordelijk voor adequate regelgeving, bekostiging en het goed en doelmatig functioneren van het stelsel van voortgezet onderwijs. Bij dit laatste aspect komt het handhaven van de kwaliteit van het onderwijs nadrukkelijk in beeld. De overheid stelt kaders voor de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het onderwijs. Binnen die kaders worden scholen zoveel mogelijk vrij gelaten keuzes te maken in de vormgeving van het onderwijs om het beste uit de leerling te halen. Die keuzen moeten wel worden verantwoord naar betrokkenen: met name ouders, leerlingen, personeel en de Inspectie van het Onderwijs.
• Verwachte verblijfsduur («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.2).
• Percentage gediplomeerden /verwachte rendementen («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.1).
• Percentage doorstroom naar vervolgopleiding («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.3).
• Tevredenheid ouders/deelnemers («Bestel in Beeld 2004», p. 23, figuur 4.2.6).
• Aansluiting op arbeidsmarkt (percentage dat binnen 1½ jaar na diplomering werk vindt) («Bestel in Beeld 2004», p. 29, figuur 4.4.4).
• WVO.
• Leerplichtwet.
• Koers VO (29 200, nr. 151).
• Bestel in Beeld 2004 (ocw 0500511).
3.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 3.1 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 5 337 661 | 5 462 377 | 5 654 632 | 5 704 736 | 5 538 790 | 5 490 758 | 5 482 625 |
Waarvan garantieverplichtingen | |||||||
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 5 281 572 | 5 446 000 | 5 686 575 | 5 737 750 | 5 569 907 | 5 521 875 | 5 513 542 |
Programma-uitgaven | 5 276 503 | 5 440 851 | 5 681 435 | 5 733 067 | 5 565 274 | 5 517 242 | 5 508 909 |
Juridisch verplicht | 5 407 172 | 5 434 246 | 5 418 525 | 5 369 059 | 5 359 460 | ||
Bestuurlijk gebonden | 274 121 | 298 233 | 146 163 | 147 680 | 148 774 | ||
Niet-juridisch verplicht en niet-bestuurlijk gebonden | 142 | 588 | 586 | 502 | 675 | ||
Stelselonderhoud: de school centraal/bevrijd | 5 077 138 | 5 170 571 | 5 358 910 | 5 324 855 | 5 155 757 | 5 106 173 | 5 095 463 |
–Personele en materiële bekostiging | 5 003 136 | 5 099 023 | 5 139 795 | 5 106 528 | 5 089 302 | 5 039 718 | 5 029 008 |
–FES: funderend onderwijs | 150 000 | 150 000 | |||||
–Onderwijsverzorging en projecten | 74 002 | 71 548 | 69 115 | 68 327 | 66 455 | 66 455 | 66 455 |
Empowerment van het veld | onderdeel van stelsel onderhoud | ||||||
–Vermindering last en regels | onderdeel van stelsel onderhoud | ||||||
–Innovatie | 16 055 | 7 500 | 7 500 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 |
–Lumpsumbekostigingpraktijkonderwijs | 148 508 | 161 332 | 172 688 | 182 694 | 184 353 | 185 827 | 188 205 |
–Opzetten en realisatie nieuw leerplusarrangement | 71 500 | 71 500 | 71 500 | 71 500 | |||
Onderwijs is aantrekkelijk voor de leerling | |||||||
Globalere wettelijke kaders onderbouw | onderdeel van stelselonderhoud | ||||||
Herijking profielen | onderdeel van stelselonderhoud | ||||||
Bredere intra- en intersectorale programma's | 6 000 | 15 000 | 25 000 | 28 000 | 30 000 | 30 000 | 30 000 |
Schooltypen sluiten goed op elkaar aan, soepele schakels | |||||||
–Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen | onderdeel van stelselonderhoud | ||||||
–Globalere eindtermen vmbo t.b.v. goede aansluiting met het mbo | onderdeel van stelselonderhoud | ||||||
Leerlingen met gedrags-, leer- en sociale/ emotionele problemen worden specifiek behandeld | |||||||
–Uitvoeren maatregelen plan van aanpak veiligheid | 4 000 | 56 700 | 86 700 | 86 700 | 86 400 | 86 400 | 86 400 |
–Operatie Jong | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 |
–Kwaliteitsimpuls ZAT's | 2 000 | 2 000 | |||||
Het leeraanbod gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden neemt toe en de leerling krijgt vaker te maken met maatschappelijke praktijk | |||||||
–Bevorderen maatschappelijke stages | 908 | 2 261 | 4 254 | 8 507 | 8 507 | 8 507 | 8 507 |
–Cultuur en School/sport en bewegen | Cultuur en school: zie artikel 14 (cultuur) | ||||||
Programmakosten overig | |||||||
–IBG | 9 387 | 14 396 | 13 989 | 13 889 | 13 856 | 13 856 | 13 856 |
–CFI | 13 008 | 11 591 | 8 894 | 8 422 | 8 401 | 8 479 | 8 478 |
Apparaatsuitgaven | 5 069 | 5 149 | 5 140 | 4 683 | 4 633 | 4 633 | 4 633 |
Ontvangsten | 3 940 | 3 435 | 151 361 | 151 361 | 1 361 | 1 361 | 1 361 |
3.3 Operationele doelstellingen
In de Koers Voortgezet Onderwijs is een uitgebreide toelichting te vinden op de beleidsprioriteiten. In de overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid worden maatregelen op het terrein van onderwijspersoneel toegelicht. De maatregel «cultuur en school» wordt nader toegelicht in artikel 14.
3.3.1 Stelselonderhoud: «De school centraal/bevrijd»: deregulering
De centrale overheid legt vast «wat geleerd moet worden», de school vult in «hoe dit te leren». Centraal toezicht alleen op globale doelstellingen (eindtermen, kerndoelen, accountantscontrole, rendement, sterke sector).
• Stelselonderhoud: de scholen in staat te stellen te voldoen aan de toegankelijkheids- en kwaliteitseisen.
• Empowerment: de huidige bestuurlijke verhoudingen voldoen niet om de doelen en ambities zoals die in Koers VO zijn opgenomen, uit te voeren. Kiezen voor de lijn van autonomie, deregulering en rekenschap betekent dat op een andere wijze invulling gegeven gaat worden aan de sturing van de sector als geheel, waarbij de leerling en school centraal wordt gesteld. Dat wil zeggen:
– de school in staat stellen het onderwijs in te richten naar de leerling;
– condities scheppen voor het versterken van het toezicht en verantwoordingsbeleid (inrichting goed onderwijsbestuur);
– de sector en betrokken stakeholders in positie brengen;
– de rijksoverheid in staat stellen op hoofdlijnen te sturen.
• Vermindering last en regels: de administratieve lasten en regelgeving zijn te hoog (uit hoofdlijnenakkoord). Daarnaast is dit element in Koers voortgezet onderwijs aan de orde geweest.
• Innovatie: de sector is zelf aan zet en de scholen innoveren zelf. Dus het collectief van de scholen heeft zeggenschap over de innovatie en de projectmiddelen. De sector ontwikkelt en voert per 2006 zijn eigen innovatiestrategie, afgestemd op en financieel gesteund door de overheid. Scholen leren van elkaar en worden niet gehinderd door overbodige wet- en regelgeving.
• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: binnen het praktijkonderwijs in de sector voortgezet onderwijs bestaan verschillen op het gebied van het bekostigingsstelsel en de rechtspositie. Deze verschillen worden opgeheven door middel van aanpassing van de wet.
• Leerplusarrangement: constatering dat de ene school het zwaarder heeft dan de andere met evenveel leerlingen, door andere factoren dan feitelijke leerachterstanden; probleemcumulatie. De probleemcumulatiescholen worden in staat gesteld om evengoed te functioneren als de overige scholen.
• Stelselonderhoud: de scholen worden bekostigd door de Rijksoverheid voor de personele en materiële vergoedingen op basis van onder meer de aantallen (tel)leerlingen.
• Empowerment:
– het vereenvoudigen en aanscherpen van wetgeving en het beschikbaar stellen van middelen voor (innovatieve) experimenten;
– subsidies t.b.v. ondersteuning ontwikkelingsproces sectororganisatie VO en het ondersteunen van de inrichting van goed onderwijsbestuur (inclusief gedragscode en horizontale verantwoording).
• Vermindering last en regels: aanpassing wet- en regelgeving (WVO plus daarop gebaseerde regelgeving en overige onderwijswetgeving). Daarnaast regelgeving buiten OCW.
• Innovatie: subsidie aan schoolmanagers VO.
• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: de lumpsumbekostiging vo wordt met ingang van 1 augustus 2006 voor het gehele praktijkonderwijs ingevoerd. Dit in het kader van deregulering en autonomievergroting en is conform de doelstellingen in Koers VO. Het inrichten van de structurele bekostiging en de overgangsregeling (op basis van meetjaar 2004/2005) door middel van wet- en regelgeving. Daarnaast het geven van voorlichting.
• Leerplusarrangement:
– regeling Leerplusarrangement: vo-scholen met veel leerlingen uit de (CBS)
– armoedeprobleemcumulatiegebieden krijgen aanvullend bekostigd
– voorlichting aan scholen voorjaar 2006 over de nieuwe regeling.
• Stelselonderhoud: zowel voor de personele als de materiële vergoeding worden de betreffende bedragen per kalenderjaar vastgesteld en gepubliceerd.
• Empowerment:
– intern en extern overleg voeren met relevante (bestuurlijke) partners;
– ontwikkelingsstrategie bepalen, tussentijds bijstellen en uitvoeren;
– aan de hand van stelselindicatoren afspraken maken met de sector, organisatie(s) en/of schoolbesturen.
• Stimuleren inrichting goed onderwijsbestuur.
• Vermindering last en regels:
– op basis van Koers VO zijn tal van trajecten gestart die een bijdrage leveren aan de reductie (o.a. vereenvoudiging bekostiging, vo uit Participatiefonds / Vervangingsfonds, voorstellen onderbouw en tweede fase, wet BIO, uitwerkingsnotities examinering en voorzieningenplanning);
– monitoren of 25% wordt gehaald per 1-1-2007;
– initiëren van aanvullende trajecten die leiden tot reductie.
• Innovatie:
– opzetten en realiseren innovatievoorziening, waar innovatiemiddelen en naderhand, andere projectbudgetten in kunnen worden ondergebracht;
– invulling innovatievoorziening, kennisdelen en wetenschap;
– innovatiebeweging monitoren.
• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs:
– verwerking meetjaargegevens en uitvoering overgangsregeling;
– uitvoeren flankerend beleid;
– voorbereidingen op lumpsum door scholen van praktijkonderwijs (onderzoek naar de vorderingen door ECORYS in het najaar 2005 en 2006).
• Leerplusarrangement: vormgeving monitoring.
• Stelselonderhoud: in totaal gaat het om ongeveer 0,9 miljoen leerlingen.
• Empowerment: organisaties voor bestuur en management en de scholen.
• Vermindering last en regels: scholen.
• Innovatie: scholen en de sector.
• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: de ongeveer honderd scholen voor praktijkonderwijs die nu nog op declaratiebasis worden bekostigd.
• Leerplusarrangement: scholen met relatief veel leerlingen uit armoedeprobleemcumulatiegebieden.
• Stelselonderhoud: aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteert (d.w.z. slechte rentabiliteit). Bron: financiële gegevens VO.
• Empowerment: aantal overlegpartners en gedragscode.
• Vermindering last en regels: totale regeldruk voor de vo-sector.
• Lumpsumbekostiging voor scholen voor praktijkonderwijs.
• Leerplusarrangement: de prestaties van scholen met meer dan 30% leerlingen uit probleemcumulatiegebieden.
• Doelmatige sector:
– gediplomeerden: het aantal gediplomeerden. Bron: Kerncijfers OCW 2000–2004, bladzijde 59, tabel 4.7;
– uitvallers: het aantal uitvallers (absoluut en procentueel). Bron: Kerncijfers OCW 2000–2004, bladzijde 59, tabel 4.6;
– zittenblijvers: het percentage zittenblijvers. Bron: Kerncijfers OCW 2000–2004, bladzijde 59, tabel 4.8.
• Stelselonderhoud: het aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteerde bedroeg in 2003: 9.
– Empowerment:
– aantal overlegpartners: in 2004 meerdere organisaties voor bestuur en management;
– gedragscode: geen (in 2004).
• Vermindering last en regels: in 2003 bedroeg de totale regeldruk vo € 59,5 miljoen. Bron: ECORYS-NEI (zie onder verwijzing beleidsstukken).
• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: 10% van de scholen voor praktijkonderwijs heeft lumpsumbekostiging.
• Leerplusarrangement: scholen met meer dan 30% leerlingen uit probleemcumulatiegebieden presteren minder goed als de overige scholen.
• Doelmatige sector:
– gediplomeerden: aantal gediplomeerden in 2003;
– uitvallers: het aantal uitvallers (absoluut en procentueel) in 2003;
– zittenblijvers: het percentage zittenblijvers in 2003.
• Stelselonderhoud: aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteert: geen enkele.
• Empowerment: in het vo 1 overlegpartner en 1 gedragscode.
• Vermindering last en regels: totale regeldruk vo € 45 miljoen (minus 25%).
• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: alle scholen voor praktijkonderwijs hebben lumpsumbekostiging.
• Leerplusarrangement: scholen met meer dan 30% leerlingen uit probleemcumulatiegebieden presteren evengoed als de overige scholen.
• Doelmatige sector:
– gediplomeerden: handhaving van het hoge aantal gediplomeerden;
– uitvallers: realiseren van de Lissabon-doelstelling het percentage uitval te beperken tot 8%;
– zittenblijvers: handhaving van het lage percentage zittenblijvers.
• Stelselonderhoud: aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteert: continu.
• Empowerment: 1 overlegpartner (2006/2007) en 1 gedragscode (2006).
• Vermindering last en regels: in 2007 verlaging totale regeldruk vo.
• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: per 1-8-2006.
• Leerplusarrangement: per 1-1-2007.
• Doelmatige sector:
– gediplomeerden: continu;
– uitvallers: 2010;
– zittenblijvers: continu.
• Empowerment: Koers VO (29 200, nr. 151) en de beleidsnotitie governance in het onderwijs (30 183, nr. 1).
• Vermindering last en regels:
– vermindering regeldruk OCW (29 546, nr. 1 t/m 4;
– regeldruk voor OCW-instellingen totaal, ECORYS-NEI (Rotterdam 7 september 2004);
– voortgangsrapportage (29 546, nr. 6).
• Innovatie: Koers VO (29 200, nr. 151).
• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs:
– brief d.d. 13 januari 2004 plus Uitwerkingsnotitie lumpsum (29 399, nrs. 1 en 5);
– brief d.d. 1 april 2005 (29 823, nr. 8);
– brief d.d. 25 april 2005 (29 399, nr. 8).
• Leerplusarrangement: maart 2005 (27 020 nr. 11) en juni 2005 (27 020, nr. 46).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
---|---|---|---|---|
Periode | ||||
Stelselonderhoud: aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteert (d.w.z. slechte rentabiliteit) | 9 | 2003 | geen enkele | continu |
Empowerment: | ||||
–aantal overlegpartners | meerdere organisaties voor bestuur en management | 2004 | 1 | 2006/2007 |
–gedragscode | geen | 2004 | 1 | 2006 |
Vermindering last en regels: totale regeldruk voor de vo-sector. | € 59,5 mln. | 2003 | ca. € 45 mln. | 2007 |
Lumpsumbekostiging scholen voor praktijkonderwijs | 10% van de scholen voor praktijkonderwijs heeft lumpsum-bekostiging | 2005 | 100% van de scholen voor praktijkonderwijs heeft lumpsum-bekostiging | 1-8-2006 |
Leerplusarrangement: prestaties van scholen met meer dan 30% probleemcumulatiegebiedleerlingen. | scholen met meer dan 30% probleem-cumulatie-gebied- leerlingen presteren minder goed als de overige scholen | 2004 | scholen met meer dan 30% probleemcumulatieleerlin- gen presteren evengoed als de overige scholen | 2007 |
Doelmatige sector: | hoog aantal gediplomeerden: | |||
– Gediplomeerden | – 158 600 | – 2003* | – handhaving | – continu |
– Uitvallers | – 27 600 (14,3%) | – 2003* | – 8%** | – 2010 |
– Zittenblijvers | – slechts 5% van het totaal | – 2003* | – handhaving | – continu |
* Gediplomeerden: inclusief groen onderwijs. Uitvallers: uitval is uitstroom zonder diploma (exclusief pro omdat die leerlingen geen diploma kunnen halen en inclusief groen onderwijs). Zittenblijvers: leerlingen die terugkeren in hetzelfde jaar van dezelfde schoolsoort of een «lagere»vorm van onderwijs.
** Het meerjareneffect van deze streefwaarde is niet verwerkt in de leerlingenraming die aan deze begroting ten grondslag ligt.
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Innovatie | 2006 |
Lumpsum praktijkonderwijs | 2006 |
Tabel 3.2: Diverse kerncijfers voortgezet onderwijs | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
1.Totaal aantal ingeschreven leerlingen* | 901 400 | 908 600 | 909 400 | 903 900 | 893 400 | 888 900 | 885 600 |
2.Uitgaven per onderwijsdeelnemer (x € 1)** | 5 824 | 5 958 | 6 054 | 6 148 | 6 203 | 6 180 | 6 194 |
* Op de teldatum.
** Vertaling van de door de overheid verzorgde sobere doch doelmatige leeromgeving die voldoet aan de eisen van de tijd. Internationaal gezien zijn deze kosten per leerling laag.
3.3.2 Onderwijs is aantrekkelijk voor de leerling; naar een boeiend, inspirerend en relevant onderwijs, waardoor de schooluitval afneemt
• Globalere wettelijke kaders onderbouw: de huidige wettelijke kaders leidden tot een versnipperd en overladen programma voor de leerlingen en deden daarnaast geen recht aan de professionaliteit van de leraren. De nieuwe kaders bieden voldoende mogelijkheid om maatwerk te bieden. Het wetsvoorstel beoogt een balans te bieden tussen collectieve ambities en autonome scholen door enerzijds heel helder en uitgesproken te zijn over wat leerlingen op school moeten leren (de kerndoelen) en anderzijds neutraal te zijn over de manier waarop scholen deze kerndoelen in onderwijsprogramma's uitwerken. De regering gaat uit van en vertrouwt op de intrinsieke motivatie van scholen om op hun eigen manier goed en aantrekkelijk onderwijs te bieden waarmee zij de collectieve en schooleigen doelen realiseren.
• Herijking profielen: in de huidige profielen hebben de scholen, docenten en leerlingen weinig keuzevrijheid en het programma is versnipperd en overladen. Daarom wordt er gewerkt aan de herijking van de profielen, een globalere omschrijving van de examenprogramma's (daarin beperking voor het centrale examen tot 60% van de examenstof) en een betere organiseerbaarheid voor de school.
• Bredere intra- en intersectorale programma's: het aantal programma's in het vmbo is te smal/te beperkt. Daardoor zijn leerlingen niet geboeid en ontstaat er sneller uitval. Naast de bestaande vmbo-programma's worden scholen in staat gesteld te kiezen voor nieuwe programma's die specifiek aansluiten bij de wensen van de leerlingen in relatie tot de wensen van het bedrijfsleven en de vervolgopleidingen. Scholen vullen – onder bepaalde condities – die programma's zelf in.
• Globalere wettelijke kaders onderbouw: aanpassen wettelijk instrumentarium.
• Herijking profielen: wijzigen regelgeving (WVO, inrichtings- en examenbesluit, examenprogramma's voor de afzonderlijke vakken). Voorlichting scholen over op handen zijnde wijzigingen.
• Bredere intra- en intersectorale programma's:
• Subsidie aan scholen in het kader van de doorontwikkeling vmbo.
• Subsidie aan de Adviesgroep vmbo.
• Globalere wettelijke kaders onderbouw: nieuwe wet plus kerndoelen in procdure bij de Tweede Kamer brengen.
• Herijking profielen: overleg met onderwijsorganisaties en raadplegen docenten over de nieuwe examenprogrammering.
• Bredere intra- en intersectorale programma's:
– in samenwerking met het veld verder ontwikkelen van de kaders om ruimte te bieden voor de eigen programmering na 2005/2006;
– stimuleren van samenwerking in regionale arrangementen;
– ondersteunen bij de implementatie vanaf 1-8-2006 van de kaders en de criteria (regionale programmering);
– 10 brede projecten vmbo-mbo.
• Globalere wettelijke kaders onderbouw: scholen.
• Herijking profielen: leerlingen in de bovenbouw avo.
• Bredere intra- en intersectorale programma's: leerlingen, scholen, leraren via de platforms en management.
• Globalere wettelijke kaders onderbouw: de mate waarin scholen de kerndoelen aanbieden.
• Herijking profielen: de mate waarin het centraal examen de volle breedte van de examenstof bevat.
• Bredere intra- en intersectorale programma's: de mate waarin scholen gebruik maken van de nieuwe programma's, de mate van tevredenheid van de leerlingen en (na enkele jaren) minder uitval.
• Globalere wettelijke kaders onderbouw: 100% van de scholen volgt niet alle kerndoelen.
• Herijking profielen: het centraal examen van de bèta-vakken en economie omvat 100% van de examenstof.
• Bredere intra- en intersectorale programma's: n.v.t.
• Globalere wettelijke kaders onderbouw: alle scholen bieden alle 58 kerndoelen aan.
• Herijking profielen: beperking tot 60% van de examenstof per vak bij het centraal examen.
• Bredere intra- en intersectorale programma's: n.v.t.
• Globalere wettelijke kaders onderbouw: per 1-8-2006.
• Herijking profielen: per 1-8-2007.
• Bredere intra- en intersectorale programma's: per 1-8-2008.
• Herijking profielen (30 187, nr. 5).
• Bredere intra- en intersectorale programma's: Koers VO (29 200, nr. 151)-vmvo-notitie d.d. 11 april 2005 (30 079, nr. 1).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
–Globalere wettelijke kaders onderbouw: mate waarin scholen de kerndoelen aanbieden. | 100% volgt niet alle kerndoelen | 2004 | Alle scholen bieden alle 58 kerndoelen aan | 1-8-2006 |
–Herijking profielen: mate waarin het centraal examen de volle breedte van de examenstof bevat. | Centraal examen bèta-vakken en economie omvat 100% van de van de examenstof | 2004 | Beperking tot 60% van de examenstof per vak bij het centraal examen | 1-8-2007 |
–Bredere intra- en intersectorale programma's: mate waarin scholen gebruik maken van de nieuwe programma's, de mate van tevredenheid van de leerlingen en (na enkele jaren) minder uitval. | n.v.t. | 2004 | n.v.t. | 1-8-2008 |
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Globalere wettelijke kaders onderbouw | 2008 (Inspectie-toezicht 2007 e.v.) |
Bredere intra- en sectorale programma's | 2009 |
3.3.3 Schooltypen sluiten goed op elkaar aan, soepele schakels door middel van doorlopende leerlingvolgsystemen, (les)programmering, centraal examen blijft, maar beter organiseerbaar
• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: de onderwijssoorten sluiten onvoldoende op elkaar aan; het probleem doet zich met name voor bij de overgang van het vmbo en het mbo. De bestaande drempels mogen geen struikelblok vormen zijn voor de leerlingen en moeten worden verlaagd. Knelpunten op de institutionele scharnieren tussen de onderwijssectoren moeten worden weggenomen. Randvoorwaarde daarbij is dat de leerling zo goed mogelijk door de leerlijn gaat.
• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: een deel van de bestaande examens sluit niet aan bij de onderwijsprogramma's. Daarnaast het volgen van de ontwikkelingen in het mbo, waarin wordt gewerkt aan een nieuwe kwalificatiestructuur die tevens sterk competentiegericht is. Het vmbo moet als voorbereidend beroepsonderwijs hierbij aansluiten, alsmede aan de wensen van het bedrijfsleven.
• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: inzet vanuit flexibiliseren wet- en regelgeving, projectsubsidies, verspreiden van relevante praktijkvoorbeelden en toezicht.
• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo:
– het aanpassen van het wettelijk kader (examenbesluiten en examenprogramma's);
– subsidie aan PEP (Projectgroep Examen(s) Programma's)/CEVO/CITO.
• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: inventarisatie of het lopende beleid bevorderend is voor doorlopende leerlijnen. Daarnaast is het van belang het advies af te wachten van de Onderwijsraad over doorlopende leerlijnen, dat eind 2005 verschijnt.
• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo:
– platforms leraren beroepsgerichte vakken vmbo, cevo en cito;
– landelijk netwerk aansluiting vmbo/mbo;
– 10 projecten vmbo in relatie tot herontwerp mbo
– aanzet projecten in 2005/06, start projecten in 2006/07;
– SLO zal worden gevraagd de examenprogramma's hierop te bezien;
– in overleg met CEVO en CITO worden zonodig de examens aangepast;
– gelijktijdig zal de flexibilisering in vorm en tijd worden meegenomen geheel binnen de examennotitie vo;
– overleg met universiteiten en hogescholen over een nieuwe doorstroomregeling.
• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: alle leerlingen/studenten.
• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: leerlingen, scholen, leraren via de platforms en management.
• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: het aantal leerlingen dat uitvalt of vertraagt (met name in het mbo).
• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: de mate waarin onderwijsprogramma's, examens en de aansluiting op het mbo op een lijn liggen.
• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: zie begroting bve.
• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: de huidige programma's in het vmbo worden herbeoordeeld op basis van de nieuwe kwalificatie-structuur mbo, zo nodig herschreven en beproefd binnen de 10 projecten.
• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: zie begroting bve.
• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: het geheel van de vmbo-examens voldoet aan de uitgangspunten van de examendiscussie vo. Randvoorwaarde daarbij: alle kwalificaties in het mbo moeten duidelijk zijn.
• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: zie begroting bve.
• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: 2005–2010.
• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: notitie Doorlopende leerlijnen in het onderwijs (29 800 VIII, nr. 160).
• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: Koers VO (29 200, nr. 151), Examennotitie VO december 2004 (29 800 VIII, nr.152) en Vmbo-notitie 11 april 2005 (30 079, nr. 1).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
---|---|---|---|---|
Periode | ||||
Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: het aantal leerlingen dat uitvalt of vertraagt (met name in het mbo). | Zie begroting bve, hoofdstuk «voortijdig schoolverlaten» | 2004 | Zie begroting bve, hoofdstuk «voortijdig schoolverlaten» | 2005 |
Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: mate waarin onderwijsprogramma's, examens en de aansluiting op het mbo op een lijn liggen. | huidige programma's in het vmbo worden herbeoor-deeld op basis van de nieuwe kwalificatie-struc-tuur mbo, zo nodig her->schreven en beproefd binnen de 10 projecten | 2004 | het geheel van de vmbo-examens voldoet aan de uitgangspunten van de examen-discussie vo | 2005–2010 |
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo | 2009 |
3.3.4 Leerlingen met gedrags-, leer- en sociale/emotionele problemen worden specifiek behandeld
• Veiligheid: zowel het veiligheidsbeleid als de veiligheid zelf kunnen worden verbeterd; streven naar optimale veiligheid. Een veilig schoolklimaat is een noodzakelijke voorwaarde voor goed onderwijs en verdient daarom structureel aandacht van alle bij het onderwijs betrokkenen.
• Operatie Jong: leerlingen die hulp nodig hebben, dreigen tussen wal en schip te vallen door een niet sluitend zorgnetwerk in en rond de scholen.
• Veiligheid:
– alle samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs ontvangen extra bekostiging voor het realiseren van reboundvoorzieningen waar gedragsmoeilijke leerlingen tijdelijk onderwijs en opvang krijgen. Gedurende een periode van enkele maanden wordt ingezet op gedragsverbetering, herstel van verhoudingen en verbetering van leerprestaties, waarna de leerling terug kan keren naar de eigen school;
– alle scholen voor voortgezet onderwijs ontvangen extra middelen voor leerlingbegeleiding. Hierdoor kan vroegtijdig en laagdrempelig worden ingegrepen bij leerlingen met sociaal-emotionele problemen, zodat problemen snel kunnen worden aangepakt en escalatie zoveel mogelijk kan worden voorkomen;
– extra zmok-plaatsen (1 000) en schoolmaatschappelijke werk (opgenomen in artikel 1 primair onderwijs).
• Operatie Jong:
– inventariseren en opheffen knelpunten in wet- en regelgeving en tegenstrijdig rijksbeleid (gemeente, provincie en rijk);
– subsidie van het project Zorgstructuren in en rond de school (ZioS), uitgevoerd door het APS in samenwerking met LCOJ.
• Veiligheid:
– informatie en advies aan scholen en leerlingen door landelijk Centrum School en Veiligheid (pestweb en hulptelefoon, project preventie seksuele intimidatie, gay and school, helpdesk veilige school);
– ondersteuning deskundigheidsbevorderende activiteiten in het kader van SLOA. Doel is om onderwijspersoneel zodanig toe te rusten dat zij sociaal competent gedrag voorleven, onveilige situaties zo veel mogelijk kunnen voorkomen en adequaat kunnen optreden bij onveilige situaties;
– sociale competenties: het inzicht bieden in beschikbare methoden via het onderhouden van een (digitale) keuzegids. Hiermee krijgen scholen een hulpmiddel bij het kiezen van effectieve methoden;
– er wordt een veiligheidsmonitor uitgevoerd in het voortgezet onderwijs, zodat inzicht wordt verkregen in het gevoel van veiligheid van de docenten, het onderwijsondersteunend personeel en de leerlingen op vo-scholen, in de feitelijke veiligheid en in het beleid;
– Inspectie van het Onderwijs zorgt voor instrumenten in het toezichtskader voor veiligheid en voor reboundvoorzieningen.
• Operatie Jong:
– eén van de thema's uit de Jeugdagenda is de realisatie van een landelijk dekkend zorgnetwerk in en rond scholen. Een van de aangrijpingspunten daarbij is het Zorgadviesteam (ZAT), waarin verschillende partijen zijn vertegenwoordigd: jeugdzorg, maatschappelijk werk, leerplicht, jeugdgezondheidszorg, politie en OM. Deze partijen maken afspraken over sluitende zorg voor leerlingen die dat nodig hebben;
– verbeteren kwaliteit van de zorgadviespunten;
– monitoring proces en beoogde resultaten (jaarlijkse LCOJ-monitor «Voortgezet onderwijs en externe instellingen»).
• Kwaliteitsimpuls ZAT's:
(Een aantal) Zorgadviesteams in het PO, VO en BVE ontvangen middelen van case-management en deskundigheidsbevordering zodat problemen van kinderen worden gesignaleerd door professionals en snel een passend sluitend hulpaanbod worden georganiseerd. Daartoe worden er sluitende afspraken gemaakt met alle partijen, met name met jeugdzorg opdat (zonodig) direct een indicatiestelling voor jeugdzorg kan volgen zonder tijdverlies.
• Veiligheid:
– algemeen: leerlingen en personeel in het voortgezet onderwijs;
– specifiek: risicoleerlingen met cumulatie van problemen op scholen in grote steden.
• Operatie Jong: leerlingen met (cumulatie van) problemen op scholen en/of in de thuissituatie die hulp nodig hebben van jeugdzorg en of jeugd maatschappelijk werk, of die te maken hebben met leerplicht, jeugdgezondheidszorg, politie of OM.
• Veiligheid: het percentage betrokkenen dat zich veilig voelt in en om de school en het aantal incidenten op scholen.
• Operatie Jong: het aantal scholen dat beschikt over een zorgadviesteam en de kwaliteitscriteria waaraan een goed functionerend zorgadviesteam moet voldoen.
• Veiligheid: veiligheidsmonitor 2005 wordt uitgevoerd. In de begroting 2007 worden basis- en streefwaarden opgenomen.
• Operatie Jong: 89 procent van de scholen heeft een ZAT waarin wordt samengewerkt met externe instellingen. Daarnaast de (in 2007) nog vast te stellen kwaliteitscriteria.
• Veiligheid: zie onder basiswaarden.
• Operatie Jong: het realiseren van een 100 procent landelijk dekkend zorgnetwerk rond de scholen.
• Veiligheid: zie onder basiswaarden.
• Operatie Jong: 2007.
• Veiligheid:
– plan van aanpak veiligheid in het onderwijs en opvang van risicoleerlingen (29 240, nr. 5);
– voortgangsrapportage plan van aanpak veiligheid (29 240, nr. 8).
• Operatie Jong:
– Kabinetsnotitie Operatie Jong: sterk en resultaatgericht voor de jeugd (29 284, nr.2);
– brief aan Tweede Kamer van 22 november 2004 over de Jeugdagenda (29 284, nr.5);
– voortgang plan van aanpak zorgstructuren in voortgangsrapportage Operatie Jong (29 284, nr. 10).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
---|---|---|---|---|
Periode | ||||
Veiligheid: percentage betrokkenen dat zich veilig voelt in en om de school en het aantal incidenten op scholen. | De veiligheidsmonitor 2005 geldt als nulmeting. In de begroting 2007 worden basis- en streefwaarden opgenomen. | 2005 | Zie onder basiswaarde | Zie onder basiswaarde |
Operatie Jong: het aantal scholen dat beschikt over een zorgadviesteam en de kwaliteitscriteria waaraan een goed functionerend zorgadviesteam moet voldoen. | 89 procent van de scholen heeft een ZAT waarin wordt samengewerkt met externe instellingen.Daarnaast de (in 2007) nog vast te stellenkwaliteitscriteria. | 2004 | Realiseren van een 100 procent landelijk dekkend zorgnetwerk rond de scholen | 2007 |
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Veiligheid | 2006 |
Operatie Jong | 2007 |
3.3.5 Het leeraanbod gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden neemt toe en de leerling krijgt vaker te maken met maatschappelijke praktijk
• Maatschappelijke stage: het versterken van de relatie tussen school en samenleving, waardoor de aantrekkelijkheid van het onderwijs toeneemt en wordt bijgedragen aan het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid van leerlingen, hun sociale vaardigheden en hun burgerschapsbesef.
• Als onderdeel van het beter maatschappelijk functioneren is een van de beleidsprioriteiten meer sport en bewegen in het onderwijs.
• Cultuur en school: scholen moeten leerlingen optimaal voorbereiden op een volwassen participatie aan de samenleving (zowel qua onderwijsresultaten en (vervolg)opleidingen, als maatschappelijk functioneren en actieve deelname aan de samenleving). Cultuureducatie is daarbij onmisbaar en levert specifieke kennis, inzichten en vaardigheden op die kunnen bijdragen aan dat doel. Cultuureducatie biedt scholen de mogelijkheid om de (culturele) omgeving meer binnen de school te halen.
• Maatschappelijke stage:
– regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs 2005 en 2006 (VO/S&O-2005/11 930 d.d. 22 april 2005);
– promotie- en implementatiecampagne: helpdesk, website.
• Cultuur en School: in het najaar van 2006 wordt een middellange termijn visie op culturele educatie in het voortgezet onderwijs gepresenteerd. In deze breedtenotitie worden de volgende thema's geadresseerd:
– cultuureducatie en schoolklimaat;
– cultuureducatie en de onderbouw;
– cultuureducatie en de bovenbouw;
– cultuurprofiel scholen;
– inhoud cultuureducatie;
– monitoring en begeleiding van ontwikkelingen.
• Maatschappelijke stage: uitvoeren van de regeling en het bewaken van de voortgang.
• Cultuur en school: uitvoeren van activiteiten zoals die genoemd worden in de breedtenotitie 2006–2010 van het najaar 2006.
• Maatschappelijke stage: alle leerlingen en scholen in het voortgezet onderwijs; daarnaast maatschappelijke organisaties (voor de stageplekken).
• Cultuur en school: zoveel mogelijk leerlingen, docenten en schoolleiders in het voortgezet onderwijs, educatief medewerkers van culturele instellingen, intermediaire instellingen en lerarenopleidingen.
• Maatschappelijke stage: het aantal scholen dat de maatschappelijke stage aan hun leerlingen aanbiedt.
• Cultuur en school:
– het percentage vo-scholen met cultuurbeleid eind 2006/begin 2007;
– het gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed.
• Maatschappelijke stage: nihil aantal scholen.
• Cultuur en School:
– percentage vo-scholen met cultuurbeleid: in januari 2006 wordt een eerste raming gegeven van een prestatie-indicator m.b.t. het aantal scholen dat cultuurbeleid voert;
– gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed: de besteding van de vouchers over 2003–2004 ligt op 72%. Bron: CJP.
• Maatschappelijke stage: 25% van de scholen biedt hun leerlingen de mogelijkheid een maatschappelijke stage te doen.
• Cultuur en School:
– percentage vo-scholen met cultuurbeleid: wordt bepaald op basis van de raming in januari 2006;
– gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed: volgens gemaakte afspraken met CJP en door inzet van middelenmix stijgt de besteding van vouchers in 2005 naar 75% (in 2006 naar 80%).
• Maatschappelijke stage: 2007.
• Cultuur en School:
– percentage vo-scholen met cultuurbeleid: zie onder basiswaarde;
– gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed: resp. 2005 en 2006.
• Maatschappelijke stage:
– brief aan de TK, voortgang maatschappelijke stage (29 200 VIII, nr. 41);
– brief aan de TK, stand van zaken maatschappelijke stage (29 800 VIII, nr. 213).
• Cultuur en School:
– brief aan de TK, Cultuur en school (29 200 VIII, nr. 143);
– actualisatie voortgangsbrief aan de TK (29 800 VIII, nr. 174).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde 1 | Planning | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Periode | Streef waarde 2 | Periode | ||||
Maatschappelijke stage: aantal scholen dat de maatschappelijke stage aan hun leerlingen aanbiedt. | Nihil aantal scholen | 2004 | 25% van de scholen biedt hun leerlingen de mogelijkheid een maatschappelijke stage te doen. | 2007 | ||
Cultuur en school: het percentage vo-scholen met cultuurbeleid eind 2006/begin 2007. | In januari 2006 wordt een eerste raming gegeven van een presta- tie-indicator met betrekking tot het aantal scho- len dat cultuur- beleid voert. | 2005 | Zie onder basiswaarde | zie onder basiswaarde | ||
Daarnaast het gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed. | De besteding van vouchersover 2003–2004 ligt op 72%. | 2003/2004 | De besteding van vouchers in 2005 stijgt naar 75% (in 2006 naar 80%) | 2005 | 80% | 2006 |
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Cultuur en School | 2007 en 2010 |
ARTIKEL 4. BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE
4.1 Algemene beleidsdoelstelling: alle studenten de kans te geven hun talenten te ontwikkelen en hen te kwalificeren voor de beroepsuitoefening of een vervolgopleiding dan wel hen een basis te geven om op latere leeftijd weer te leren, sociaal redzaam te zijn en te participeren in de Nederlandse maatschappij door onder meer het goed beheersen van de Nederlandse taal
Het beroepsonderwijs en de educatie leveren een bijdrage aan het versterken van de (kennis)economie, innovatie en het herstel van de groei van de arbeidsproductiviteit. Daarnaast hebben zij een belangrijke sociaal culturele functie te vervullen gericht op het optimaliseren van de participatie van jongeren en volwassenen aan de Nederlandse samenleving.
OCW schept kaders met de daarbij behorende verantwoording, stuurt op resultaten voor wat betreft de politieke prioriteiten en brengt spelers in positie om de zelfregie te versterken.
De minister is verantwoordelijk voor de randvoorwaarden in de vorm van wettelijke regels, bekostiging, voorlichting en bestuurlijke arrangementen. Daarbij richt haar rol zich op faciliteren, stimuleren en bewaken van het stelsel.
Het behalen van de doelstelling is afhankelijk of de actoren binnen hun eigen opdracht en verantwoordelijkheid eigen keuzes kunnen maken die afgestemd zijn op specifieke omstandigheden.
Het behalen van de doelstelling heeft als effect het versterken van de (kennis)economie, innovatie en het herstel van de groei van de arbeidsproductiviteit en een belangrijke sociaal culturele functie te vervullen gericht op het optimaliseren van de participatie van jongeren en volwassenen aan de Nederlandse samenleving. Voor output-en outcome indicatoren wordt verwezen naar de publicaties Bestel in Beeld, Kerncijfers en het Onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs. Het onderwijsverslag vormt het oordeel van de Inspectie van het Onderwijs van de kwaliteit van het beroepsonderwijs. In Bestel in Beeld 2004 zijn indicatoren opgenomen over de doelmatigheid, output en outcome , zoals verwachte verblijfsduur («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.2), percentage gediplomeerden /verwachte rendementen («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.1), percentage doorstroom naar vervolgopleiding («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.3), tevredenheid ouders/deelnemers («Bestel in Beeld 2004», p. 23, figuur 4.2.6), aansluiting op arbeidsmarkt (percentage dat binnen 1½ jaar na diplomering werk vindt) («Bestel in Beeld 2004», p. 29, figuur 4.4.4)
• Grondwet.
• WEB (31 oktober 1995).
• Bestel in Beeld 2004 (ocw 0500511).
4.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4.1: Budgettaire gevolgen artikel 4 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 2 886 173 | 2 828 867 | 2 903 855 | 2 809 416 | 2 809 874 | 2 805 177 | 2 857 146 |
–Waarvan garantieverplichtingen | |||||||
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 2 692 963 | 2 783 045 | 2 886 099 | 2 809 858 | 2 810 849 | 2 812 059 | 2 807 426 |
Programma-uitgaven | 2 689 202 | 2 778 970 | 2 882 585 | 2 806 389 | 2 807 413 | 2 808 622 | 2 803 990 |
Juridisch verplicht | 2 843 849 | 2 762 596 | 2 757 340 | 2 759 126 | 2 754 870 | ||
Bestuurlijk gebonden | 38 736 | 41 913 | 49 136 | 48 172 | 48 189 | ||
Niet-juridisch en niet-bestuurlijk gebonden | 1 880 | 937 | 1 324 | 930 | |||
Instandhouding van het stelsel | 2 449 689 | 2 378 927 | 2 396 307 | 2 424 556 | 2 425 580 | 2 427 052 | 2 422 403 |
–Lumpsum | 2 449 689 | 2 378 927 | 2 396 307 | 2 424 556 | 2 425 580 | 2 427 052 | 2 422 403 |
Voldoende geschikt onderwijs personeel dat ondernemend is richting eigen loopbaan | 4 274 | 4 274 | 4 274 | 4 274 | 4 274 | 4 274 | 4 274 |
–Budget toevoegen decentraal instellingsbudget | 4 274 | 4 274 | 4 274 | 4 274 | 4 274 | 4 274 | 4 274 |
Meer innovatie en rendement door samenwerking tussen instellingen | 14 400 | 21 400 | 111 800 | 30 800 | 30 400 | 30 400 | 30 400 |
–Innovatiearrangement beroepskolom | 10 000 | 15 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | 20 000 |
–Cultuur en school | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 |
–Kenniscirculatie MKB | 4 000 | 6 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 |
–Kenniscentrum SenterNovem | 400 | 400 | |||||
–Fes-gelden (lesmateriaal, docentstages en leren in bedrijf) | 81 000 | ||||||
Meer aandacht voor een variëteit leerloopbanen, verhoging rendement | 47 176 | 72 189 | 74 525 | 74 525 | 74 713 | 74 724 | 74 724 |
–Regeling impuls beroepskolom | 36 165 | 36 165 | 36 165 | 36 165 | 36 165 | 36 165 | 36 165 |
–Voortijdig schoolverlaten | 11 011 | 36 024 | 38 360 | 38 360 | 38 548 | 38 559 | 38 559 |
Aantrekkelijke onderwijsinhoud die aansluit op de arbeidsmarkt | 16 300 | 16 300 | 11 300 | 11 300 | 11 300 | 11 300 | 11 300 |
–Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo | 5 000 | 5 000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–Examens mbo | 11 300 | 11 300 | 11 300 | 11 300 | 11 300 | 11 300 | 11 300 |
De instellingen zijn breed toegankelijk | 0 | 15 000 | 24 100 | 20 000 | 0 | ||
–Algemeen | 0 | 2 800 | 6 300 | 200 | |||
–Programmalijn duale trajecten | 0 | 4 800 | 4 000 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–Programmalijn leerwerkloket | 0 | 5 400 | 13 300 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–Programmalijn drempels slechten | 0 | 2000 | 500 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Meedoen in de samenleving | 240 847 | 251 447 | 245 016 | 245 483 | 245 548 | 245 549 | 245 549 |
–Inkoop educatieactiviteiten | 240 447 | 250 847 | 244 616 | 245 083 | 245 148 | 245 149 | *245 149 |
–Alfabetisering | 400 | 600 | 400 | 400 | 400 | 400 | 400 |
Meer eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers | 5 521 | 5 715 | 5 380 | 5 746 | 5 422 | 5 440 | |
–Versterking loopbaan oriëntatie en begeleiding | 2 770 | 2 859 | 2 859 | 2 859 | 2 859 | 2 859 | |
–Medezeggenschap | 700 | 1 600 | 1 600 | 1 600 | 1 600 | 1 600 | |
–Overige instrumenten | 2 051 | 1 256 | 921 | 1 287 | 963 | 980 | |
Programma-uitgaven overig | |||||||
–IBG | 4 669 | 2 274 | 2 232 | 2 963 | 2 955 | 2 955 | 2 955 |
–CFI | 6 203 | 11 638 | 7 316 | 6 908 | 6 897 | 6 946 | 6 946 |
Apparaatsuitgaven | 3 761 | 4 075 | 3 514 | 3 469 | 3 437 | 3 437 | 3 437 |
Ontvangsten | 7 070 | 0 | 81 000 | 0 | 0 | 0 | 0 |
* Bij dit budget is nog geen rekening gehouden met de cursusgeldontvangsten als gevolg van de invoering van een eigen bijdrage voor de deelnemers aan een NT2-opleiding, niveau 3, 4/5.
4.3 Operationele doelstellingen
4.3.1 Instandhouding van het stelsel
Het toerusten van een deugdelijk stelsel. Hiermee creëert de overheid de voorwaarden en condities voor innovatief beroepsonderwijs, waardoor de instellingen in staat worden gesteld om te voldoen aan de toegankelijkheids-, kwaliteits- en doelmatigheidseisen.
• Verstrekken van lumpsum
• Harmonisatie wetgeving en deregulering; voor de korte termijn: Wetsvoorstel «DAL» (Deregulering en vermindering Administratieve Lasten).
• De gezamenlijke intentieverklaring met de bve-sector. In dit document worden agenderende afspraken gemaakt over de gemeenschappelijke doelstellingen van de sector en verantwoordelijkheidsverdeling, en de acties die de instellingen en OCW ondernemen om dit te bewerkstelligen. Randvoorwaarden voor het geven van ruimte aan de regio maken hier onderdeel van uit.
• Harmonisatie wetgeving en deregulering:
– afschaffen van de Onderwijs- en examenregeling als verplicht instrument en de verplichting om vooraf Crebo-licenties aan te vragen voor het bekostigd onderwijs;
– vermindering van administratieve lasten samenhangend met de beroepspraktijkvorming;
– in het kader van de revisie van de WEB wordt verkend waar mogelijkheden liggen om te komen tot verdere deregulering, in het licht van de nieuwe bestuurlijke verhoudingen, en waar verdere harmonisatie van onderwijswetgeving kan plaats vinden;
– er wordt een hoofdlijnennotitie ontwikkeld in interactieve samenwerking met het veld.
• Evaluatie van bekostiging.
• Governance: implementatie van acties uit de beleidsbrief.
• Wijziging bekostiging in aansluiting op uitkomsten IBO BVE, evaluatie bekostiging, wijziging kwalificatiestructuur en implementatie van onderwijsnummer.
ROC's, vakinstellingen, Kbb's, gemeenten en de regionale netwerken.
• Aantal deelnemers (zie onderstaande tabellen, bron referentieraming 2005, beleidstelling 2003).
• Percentage gediplomeerden.
• Onderdeel van het proces «sturen op ambities» is het (laten) ontwikkelen van ambitie- en prestatie-indicatoren en het vergelijken hiervan per instelling.
• Harmonisatie wetgeving en deregulering; Hoofdlijnennotie wordt medio 2006 aan de kamer aangeboden.
• IBO beroepsonderwijs wordt in de eerste helft van 2006 aan de Kamer aangeboden.
• Evaluatie van de mbo-bekostiging is medio 2005 aan de Kamer aangeboden.
• Governance in het onderwijs (30 183, nr. 1).
Tabel 4.2: Aantal studenten mbo en onderscheiden naar leerweg | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Totaal mbo | 454 263 | 452 977 | 453 491 | 456 453 | 459 796 | 461 990 | 463 147 |
Bol-vt | 301 359 | 310 950 | 317 139 | 322 442 | 326 697 | 329 243 | 330 369 |
Bbl | 136 579 | 126 847 | 121 618 | 119 456 | 118 680 | 118 450 | 118 583 |
Bol-dt | 16 325 | 15 180 | 14 734 | 14 555 | 14 419 | 14 297 | 14 195 |
Tabel 4.3: Aantal deelnemers educatie | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Educatie | 113 639 | 113 721 | 113 821 | 113 947 | 114 059 | 114 137 | 114 233 |
Tabel 4.4: gemiddelde prijzen per student (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
mbo | 6,1 | 5,54 | 5,59 | 5,61 | 5,57 | 5,55 | 5,52 |
4.3.2 Voldoende geschikt onderwijspersoneel dat ondernemend is richting de eigen loopbaan
De overheid is verantwoordelijk voor de randvoorwaarden voor het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. De instellingen zijn primair verantwoordelijk voor het personeelsbeleid. Het beleid is gericht op versterking van de ondernemende professional (competentieontwikkeling) in de organisatie van het verzorgen van innovatief beroepsonderwijs en educatie, het behoud en het voorkomen van uitstroom van personeel als gevolg van arbeidsongeschiktheid en het aantrekken van voldoende personeel dat zich al werkend voor de onderwijsfunctie in de sector kwalificeert.
• Budget toevoegen aan decentrale instellingsbudget ten behoeve van duale opleidingstrajecten, opleidingsmanagement, mobiliteit, zij-instroom-trajecten, meerjarige personeelsplanning, bekwaamheidsdossiers en versterken integraal personeelsbeleid (IPB).
• Monitor uitvoering plan van aanpak versterking IPB 2005–2007.
• Arbeidsmarktbarometer.
• Arboplusconvenant bve, vermindering ziekteverzuimpercentage.
• Registreren ziekteverzuimgegevens.
• Meten vervulling vacatures.
• Uitvoeren van het plan van aanpak versterking IPB 2005–2007 van Bve Raad.
• Registreren ziekteverzuimgegevens.
• Zittend onderwijspersoneel dat door invoering marktwerking zich schoolt voor andere functie binnen het beroepsonderwijs, scholing ten behoeve van mobiliteit naar functies buiten instelling.
• Nieuw aan te trekken onderwijspersoneel dat zich via een voltijd opleiding of een duaal traject kwalificeert voor een onderwijsfunctie in de bve-sector.
• Aantal trajecten pedagogisch didactische cursus bve en andere zij-instroomtrajecten voor leraarsfunctie.
• Aantal duale opleidingstrajecten voor onderwijsgevend- en onderwijsondersteunend personeel voor een onderwijsfunctie in bve.
• 440 scholingstrajecten ped did cursus bve (2005), 48 zij-instroomtrajecten voor een onderwijsfunctie in de economische en technische opleidingssector.
• 500 duale opleidingstrajecten.
• 600 scholingstrajecten voor zij-instroom in leraarsberoep bve.
• 1000 duale opleidingstrajecten voor onderwijsgevend- en onderwijsondersteunend personeel voor het primaire proces.
• Kwartaalgegevens ziekteverzuim Arboservicepunt bve.
• Arbeidsmarktbarometer bve oktober 2006.
• Koers BVE (27 451, nr. 33).
• Programma Onderwijspersoneel. Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt; beleidsplan Onderwijspersoneel (bijlage bij 29 200 VIII, nr. 151).
• Arboplusconvenant BVE.
4.3.3 Meer innovatie door samenwerking tussen instellingen en hun omgeving gericht op verbetering rendement beroepsonderwijs en educatie
De kenniseconomie draait om voldoende hogeropgeleiden en om voldoende mensen met competenties in de basis en subtop van de kenniseconomie. Daarom moet het mbo blijven voorzien in en de vraag naar voldoende gediplomeerde mbo-ers op de niveaus 3 en 4 en voldoende doorstroom naar het hbo. Een belangrijk middel om bijvoorbeeld doorlopende leerlijnen, ondernemerschap en kenniscirculatie te bevorderen is innovatie. Daarbij is het noodzakelijk dat de samenwerking tussen instellingen onderling en de samenwerking tussen de instellingen en hun regionale netwerken op allerlei niveaus goed is, zodat de regionale en sectorale innovatie zowel van onderop via een gezamenlijke inzet van alle betrokken partijen tot stand kan komen. Hierdoor wordt mede meer rendement in het beroepsonderwijs en de educatie bereikt. De overheid tracht dit te stimuleren door belemmeringen in samenwerkingsconstructies weg te nemen en innovatie financieel te ondersteunen.
• Het innovatiearrangement beroepskolom en bve.
• Subsidie cultuur en school; onderdeel van innovatiearrangement bve òf een afzonderlijke Regeling cultuur en school voor de bve-sector.
• Kenniscirculatie MKB: beschikking «Regionale actie en aandacht voor kennisinnovatie» (Raak), uitgevoerd door de Stichting Innovatie Alliantie (SIA).
• Subsidie (samen met EZ) aan het Kenniscentrum Leren Ondernemen, dat wordt uitgevoerd door SenterNovem. Het kenniscentrum fungeert als informatie- en verzamelpunt van initiatieven, activiteiten, contacten, nieuws en informatie op het gebied van ondernemerschap in het onderwijs voor alle relevante en geïnteresseerde actoren in het gehele onderwijs- en ondernemersveld.
• Technocentra (zie artikel 5).
• FES-gelden voor de inzet van vernieuwing lesmaterialen, docentstages en leren in bedrijf.
• Ontwikkelen van een systeem waarbij innovatiemiddelen worden ondergebracht in een innovatiebox bij de lumpsum. Richtinggevend voor de inzet van deze middelen is een innovatiekader dat wordt afgesproken met betrokken partijen. Verantwoording vindt achteraf plaats.
• In 2006 wordt een aantal regelingen in de innovatiebox en bve ondergebracht (waaronder ondernemerschap) om regionale/sectorale innovaties van onderop aan te jagen.
• Kenniscirculatie MKB; projecten vanuit Raak zijn gericht op:
– de kennisuitwisseling tussen mbo en MKB te verbeteren en de kennisbrugfunctie van het mbo te versterken;
– regionale netwerkvorming op het gebied van kennisuitwisseling tussen mbo en MKB te stimuleren;
– beleidsrelevante informatie en «best practices» op het gebied van kennisuitwisseling tussen mbo en MKB te genereren en verspreiden.
• Ontwikkelen van een systeem waarbij de FES-middelen worden ondergebracht in de reeds eerder genoemde innovatiebox. Binnen dit systeem wordt een innovatiekader ontwikkeld met de betrokken partijen en heldere doelen en criteria afgesproken.
Bve-instellingen met bedrijven (kenniscirculatie MKB) dan wel bve-instellingen (Cultuur en school, innovatiearrangement bve).
Nulmeting voor bevorderen ondernemerschap zal nog moeten plaatsvinden (eind 2005).
Afhankelijk van besluitvorming over bundeling diverse regelingen. Streven is voor de zomer 2006.
Actieprogramma Ondernemerschap en Onderwijs (29 200 XIII, nr. 54).
4.3.4 Verhoging rendement door meer aandacht voor een variëteit in leerloopbanen van deelnemers
De inspanningen voor de beroepskolom, terugdringen van voortijdig schoolverlaten en «een leven lang leren» moeten resulteren in een vergroting van de sociale cohesie, meer doorstroom naar hogere niveaus, een grotere output van gediplomeerden en daardoor in een goed opgeleide en breed inzetbare beroepsbevolking. De leerloopbaan staat hierbij centraal.
• De regeling impuls beroepskolom 2002–2005: ROC, AOC en Kenniscentra beroepsonderwijs – bedrijfsleven hebben vanaf 2001 impulsmiddelen gekregen. De regeling zal waarschijnlijk worden verlengd tot en met 2007.
• Kaders voor meer maatwerk ten behoeve van risicoleerlingen (kaderbrieven 2002 en 2004).
• Het Wetsvoorstel samenwerkingsconstructies VO-BVE is aangenomen in de Tweede Kamer en is van kracht per 1 januari 2006. De regering beschouwt het wetsvoorstel als een tussenstap op weg naar een meer samenhangend stelsel. Een belangrijke stap daarbij is een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) waarbij de gewenste bekostigingsarrangementen worden nagegaan. Dit IBO is ingesteld en van start gegaan en zal in januari 2006 zijn afgerond. Een interne werkgroep bij OCW is gestart met de verkenningen om te komen tot een meer samenhangend stelsel. De conclusies van beide initiatieven leiden tot verdere beleidsontwikkeling in het voorjaar van 2006.
• Voortijdig schoolverlaten wordt tegengegaan door preventie in het onderwijs en curatief beleid. 39 regionale melden coördinatie (rmc)functies voortijdig schoolverlaten onderhouden een netwerk van instellingen rondom de school.
• Bevorderen dat scholen en instellingen deelnemers die doorstromen intensiever voorlichtingen en begeleiden, de programmatische aansluiting verbeteren en een herkenbare pedagogiek en didactiek van het beroepsonderwijs ontwikkelen.
• Wetsvoorstel per 1 januari 2006 te kunnen implementeren. Het gaat daarbij ondermeer om meer ruimte voor maatwerk in samenwerking tussen vmbo en mbo.
• Verbeteren van de doorstroom (vooral vmbo – mbo), preventieprojecten met inzet van ESF-middelen, additionele maatregelen in het kader van het grote stedenbeleid, melding (door de scholen) van alle voortijdige schoolverlaters, registratie en bemiddeling door de rmc-functies. Hun trajectbegeleiding wordt geïntensiveerd per 2006, verbeterplannen van de rmc-functies worden uitgevoerd in samenwerking met de Task force jeugdwerkloosheid.
• Regionale opleidingencentra (in samenwerking met vmbo-scholen en hogescholen) en Kbb's.
• Slaagkans vmbo, mbo en hbo, doorstroomkans vmbo-mbo en mbo-hbo.
• Voor cijfers over voortijdig schoolverlaters doorstoomkans en laagkans wordt verwezen naar Kerncijfers (tabel 5.10, 5.11, 5.12 blz. 75).
• Het aantal gemelde en geregistreerde voortijdige schoolverlaters / het aantal herplaatsten onder hen op jaarbasis.
• In 2000 zijn de uitgangswaarden voor slaagkans en doorstroomkans bepaald in de Monitor impuls.
• VSV: 70 500 voortijdige schoolverlaters in 2002.
• Realisatie is sterk afhankelijk van de economische ontwikkeling; in 2003 is een daling met 10% gerealiseerd tot bijna 64 000 (zie tabel).
• VSV: reductie met 30% (=21 000) in 2006 en 50% (=35 000) in 2010. Deze streefwaarde draagt bij aan het bereiken van de Europese doelstelling voor voortijdig schoolverlaten en startkwalificatie (zie beleidsagenda).
• De systematiek voor de verstrekking van de impulsmiddelen 2006 en verder wordt in 2005 nader bepaald.
• Wetsvoorstel samenwerking vo en bve treedt per 1 januari 2006 in werking.
• Koers BVE (27 451, nr. 33).
• Regeling Impuls beroepsonderwijs 2002–2005 van 11 juni 2002 (daarna jaarlijkse regeling voor bepaling impulsbedragen).
• Kaderbrieven risicoleerlingen van juli 2002 en december 2004.
• Wetswijziging WVO en WEB om meer ruimte te scheppen voor samenwerking tussen scholen voor vo en instellingen voor bve (30 068, nr. 1 t/m 7).
• Plan van aanpak voortijdig schoolverlaten (26 695, nr. 2).
• Brief met aanvullende maatregelen (29 200 VIII, nr. 43).
• Voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten 2003 (26 695, nr. 16); de rapportage 2004 volgt najaar 2005.
• RMC-wet (2003) november 2004 (26 695, nr. 15).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde 1 | Planning | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Periode | Streef waarde 2 | Periode | ||||
Gemelde voortijdig schoolverlaters | 70 500 | 2002 | Reductie 30% = 21 000 | 2006 | Reductie 50% = 35 000 | 2010 |
Tabel 4.4: Overzicht investeringen beroepskolom (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
IImpuls beroepskolom(breedtestrategie) | |||||||
– vmbo | 49,2 | 49,2 | 49,2 | 49,2 | 49,2 | 49,2 | 49,2 |
– mbo | 31,0 | 31,0 | 31,0 | 31,0 | 31,0 | 31,0 | 31,0 |
– hbo | 21,9 | 21,9 | 21,9 | 21,9 | 21,9 | 21,9 | 21,9 |
Nog toe te voegen aan impuls | 1,36 | 1,36 | 1,36 | 1,36 | 1,36 | ||
IIPlatform beroepsonderwijs | 1,36 | 1,36 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
IIIMonitoring en voorlichting | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 |
IVSpecifieke activiteiten | |||||||
Vmbo | |||||||
– verbetering inventaris | 9,1 | 9,1 | 9,1 | 9,1 | 9,1 | 9,1 | 9,1 |
– leerwerktrajecten | 4,5 | 4,5 | 4,5 | 4,5 | 4,5 | 4,5 | 4,5 |
Mbo | |||||||
– verbetering kwaliteitexamens | 11,3 | 11,3 | 11,3 | 11,3 | 11,3 | 11,3 | 11,3 |
– verbetering verantwoording | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Totaal beroepskolomOCW | 128,9 | 128,9 | 128,9 | 128,9 | 128,9 | 128,9 | 128,9 |
Inzet in LNV onderwijs | 7,1 | 7,1 | 7,1 | 7,1 | 7,1 | 7,1 | 7,1 |
Totaal beroepskolom | 136,0 | 136,0 | 136,0 | 136,0 | 136,0 | 136,0 | 136,0 |
Nieuwe innovatiearrangementen | 10,0 | 15,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 |
Voor de beroepskolom is structureel een bedrag van € 136,0 miljoen beschikbaar. Dit is in een verhouding 3:2:1 verdeeld over de sectoren vmbo, mbo en hbo
4.3.5 Een aantrekkelijke onderwijsinhoud die aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt en de samenleving en verhoging rendement door meer aandacht voor een variëteit in leerloopbanen van deelnemers
Het onderwijsaanbod van instellingen moet voortdurend goed aansluiten op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de samenleving en de beroepskolom. Tevens moet het onderwijs goed aansluiten op de gevarieerde leerbehoeften van een brede populatie deelnemers om iedereen «bij de les» te houden. Het onderwijs moet deelnemers breed en duurzaam toerusten voor het functioneren als beroepsbeoefenaar en burger en voor verder leren en vormgeven aan de eigen loopbaan. Het onderwijs ontwikkelt zowel intellectuele als emotionele, creatieve en sociale aspecten talenten. Dat is waar de kennissamenleving om vraagt. Er moet vertrouwen zijn in de – landelijk geldige diploma's en daarmee in de kwaliteit van de examens van de opleidingen. De overheid ondersteunt en stimuleert dit proces.
• Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo:
– regeling vaststelling kwalificatieprofielen 2006/2007;
– beschikking procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur/mbo.
• Examens mbo:
– OCW stelt een budget beschikbaar.
• Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo:
– OCW faciliteert de Kbb's, onderwijsinstellingen en het procesmanagement bij het ontwikkelen en implementeren van nieuwe kwalificatieprofielen;
– OCW draagt zorg voor de benodigde regelgeving, de vaststelling van kwalificatieprofielen als ze voldoen aan de kwaliteitseisen, de financiering van het procesmanagement en van de experimentele opleidingen;
– OCW start wetgevingstraject herontwerp kwalificatiestructuur/mbo (t.b.v. structurele situatie);
– OCW betrekt herontwerp kwalificatiestructuur bij ontwikkeling nieuwe bekostiging mbo en Kbb's.
• Examens mbo:
– OCW faciliteert het KCE voor de beoordeling van de kwaliteit van de examens.
• Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo:
– de leerling is de doelgroep en de volgende organisaties zorgen voor de uitvoering: Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, bve-onderwijsinstellingen, Colo, Bve Raad, Paepon, Stuurgroep CBO, procesmanagement;
– voor de afstemming beroepsopleidingenkolom: vmbo-scholen, hbo-instellingen.
• Examens mbo: onderwijsinstellingen, exameninstellingen en het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen (KCE).
• Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo: start structurele situatie 1 augustus 2007. Begin 2006 wordt bezien of die datum realistisch is, of verschoven moet worden naar 1 augustus 2008.
• Examinering mbo: bereik streefwaarde in het studiejaar 2006/2007.
• Wetswijziging inzake experimenten kwalificaties en opleidingen mbo (29 880, nr. 1 t/m 8).
• Regeling vaststelling kwalificatieprofielen 2005/2006.
• Beleidsreactie op voorstel van de stuurgroep Kwalificatiestructuur, 21–12-2004 (24 578, nr. 68 herdruk).
• Beleidsbrief Experimenteerruimte voor het mbo (27 451, nr. 34).
• Wetswijziging examensystematiek mbo (29 205, nr. 1 t/m 7).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde 1 | Planning | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Periode | Streef waarde 2 | Periode | ||||
Aantal kwalificatie profielen | 55 | 23-3-2005 | 280 (100%) | 31-12-2006 | ||
Aantal experimentele opleidingen MBO | 152 | 1-2-2005 | geen streefwaarde | 1-10-2006 | ||
Aantal deelnemers aan experimentele opleidingen | 9 500 | 1-2-2005 | geen streefwaarde | 1-10-2006 | ||
Aantal examens mbo van voldoende kwaliteit | 85% | 31-7-2007 |
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
De experimentele opleidingen en de nieuwe kwalificatiestructuur/-profielen | vóór oktober 2007 |
De kwaliteit van de examens mbo 2005/2006 | vóór 31 december 2006 |
4.3.6 De instellingen moeten breed toegankelijk zijn voor alle soorten doelgroepen
Elke deelnemer moet de mogelijkheid krijgen om zijn of haar talenten te ontplooien in een leeromgeving die het best past. Het gaat hierbij niet alleen om het initiële leertraject, maar ook om trajecten voor mensen die reeds werkzaam zijn of (weer) willen zijn (leven lang leren).
• Programmalijn duale trajecten
Het doel van deze programmalijn is om ervoor te zorgen dat meer jongeren en volwassenen hun werk of het zoeken naar werk combineren met scholing en opleiding die tot een (beroeps)kwalificatie op de arbeidsmarkt leidt.
• Programmalijn leerwerkloket
Het oprichten van leerwerkloketten in de regio heeft tot doel werkenden en werkzoekenden een laagdrempelige toegang te bieden tot loopbaanadvies, beoordeling van verworven competenties en opleidingsmogelijkheden.
• Programmalijn drempels slechten, stimuleren en vernieuwen
In deze programmalijn gaat het om het opsporen en opschalen van baanbrekende vernieuwingen of verbeteringen, om onderzoek naar de meest effectieve manier van financiering van leven lang leren en om de introductie van een «associate degree» in het hoger onderwijs.
Het uitvoeren van de programmalijnen.
Alle burgers en bemiddelings- en adviseringsinstanties (CWI, decanen, reïntegratiebedrijven, e.d.).
Beschikbaarheid «portal» on-line marktplaats voor scholing.
• Eind 2006 is via Internet een algemene «portal» voor de toegang tot de on-line marktplaats beschikbaar voor bezoekers en gebruikers.
• Eind 2006 bestaat er een organisatie van opdrachtgevers van deze «portal» en zijn er kwaliteitsprocedures afgesproken over het vaststellen van de inhoud en het beheer van deze «portal».
• Actieplan «leven lang leren» (27 406, nr. 32).
• Kabinetsnotitie «Duale Trajecten» (30 012, nr. 3).
• Plan van aanpak Leren en Werken Versterken (30 012, nr. 3).
4.3.7 Meedoen in de samenleving
• Onderwijs moet bereikbaar zijn voor iedereen. Deelnemers moeten daarbij ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen en daarop aanspreekbaar zijn. Daarbij zal rekening worden gehouden met hun specifieke kenmerken. Ook volwassenen moeten door het volgen van een opleiding of cursus kunnen meedoen in de Nederlandse samenleving. Dit kan zowel betrekking hebben op de persoonlijke ontplooiing als op het vinden van een baan.
• Als onderdeel van de educatie verdient de alfabetisering van autochtone Nederlanders bijzonderde aandacht.
• Het kabinet onderschrijft verder de gedachte achter de motie Verhagen dat jongeren tot 23 jaar óf aan het leren moeten zijn óf aan het werk. Daarom onderzoekt het kabinet de haalbaarheid van een aantal maatregelen voor jongeren van 18 tot 23 jaar zonder startkwalificatie, die niet leren, niet werken en geen uitkering hebben. Deze maatregelen hebben betrekking op het versterken van een gezamenlijke aanpak (ketenbenadering). Daarnaast gaat het om een sluitende registratie van jongeren en een groter aanbod aan maatwerktrajecten waarin jongeren praktijkgericht onderwijs volgen – onder meer gericht op zelfstandig ondernemerschap. Ook onderzoekt het kabinet de mogelijkheid voor een zogenoemde «participatieplicht». In het najaar van 2005 is het onderzoek afgerond.
• Er wordt een subsidieregeling ontworpen vooruitlopend op de wettelijke invoering van de leerlinggebonden financiering in het mbo.
• Op grond van de WEB zijn gemeenten verplicht overeenkomsten te sluiten met regionale opleidingencentra (roc's) voor de inkoop van educatieactiviteiten.
• Op grond van het Actieplan alfabetisering autochtone Nederlanders (2001) wordt, als onderdeel van het Meerjarenplan alfabetisering 2003–2006, een campagne gevoerd.
• Instellingen kunnen voor gehandicapte deelnemers tot de leeftijd van 30 jaar een leerlinggebonden budget aanvragen. Basisvoorwaarden zijn dat de deelnemer door een onafhankelijke commissie op basis van door de minister vast te stellen criteria wordt geïndiceerd en dat er een handelingsplan is voor de inzet van de subsidie. Een deel van de subsidie dient gebruikt te worden om voor de geïndiceerde deelnemer voor wie subsidie wordt verkregen, ambulante begeleiding in te kopen bij een regionaal expertisecentrum.
• Inkopen educatieactiviteiten bij regionale opleidingencentra.
• Op het moment dat het nieuwe inburgeringstelsel in werking treedt, worden de middelen voor NT2-opleidingen, niveaus 1 en 2 die tot inburgering worden gerekend overgeheveld naar de begroting van Justitie.
• Voor de NT2-opleidingen op de niveaus 3 t/m 5 wordt met ingang van 1 augustus 2006 een eigen bijdrage ingevoerd.
• Beoogd wordt per 1-1-2006 de rijksbijdrage educatie van de GSB-gemeenten toe te voegen aan de Brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid van het grote stedenbeleid.
• Wijziging van de WEB resp. de Uitvoeringsregeling WEB.
• Campagne activiteiten voor autochtone analfabeten.
• Uitvoering van het Meerjarenplan alfabetisering 2003–2006.
• Onderzoek naar aantal autochtone Nederlanders, dat deelneemt aan een basiscursus bij één van de roc's.
• Wat betreft de leer/werkplicht gaat het om naar schatting 32000 jongeren tot 23 jaar die niet leren of werken en ook geen uitkering aanvragen, waardoor zij in feite buiten de samenleving staan.
• Wat betreft de leerlinggebonden financiering gaat het om bve-instellingen die een samenwerkingsverband zijn aangegaan met regionale expertise centra.
• Educatie biedt aan volwassenen de mogelijkheid alsnog een vmbo-/havo-/vwo-diploma te behalen of hiaten in de kennis aan te vullen.
• Bij de leerlinggebonden financiering gaat het om het aantal deelnemers waaraan een subsidie is verstrekt.
• Wat betreft autochtone analfabeten gaat het om het aantal deelnemers aan een basiscursus lezen, schrijven en rekenen bij een roc.
Aantal autochtone deelnemers aan een alfabetiseringscursus in 2002: 5000.
• In het kader van de lgf-regeling dienen tenminste 800 subsidieverstrekkingen in het begrotingsjaar te geschieden.
• Wat betreft autochtone analfabeten wordt gestreefd naar 12 500 deelnemers aan een basiscursus bij een roc, zo mogelijk nog in deze kabinetsperiode.
• Inwerkingtreding subsidieregeling leerlinggebonden financiering: 1 januari 2006. Wettelijke invoering leerlinggebonden financiering via wijziging van de Wet op de Expertisecentra: 1 januari 2008.
• Publicatie van de nieuwe WIN is beoogd per 1 april 2006.
• Het aantal autochtone deelnemers aan een alfabetiseringscursus is toegenomen (2003: 5600), maar de groei zet onvoldoende door (2004: 5300). Er wordt daarom in 2005 een bredere visie op alfabetisering ontwikkeld die niet alleen aangrijpt bij het aanbod in de volwasseneneducatie, maar resulteert in een nieuw aanvalsplan.
• Leerwerkplicht: brieven aan de TK van 19 en 26 april 2005.
• Koers BVE – toegankelijkheid onderwijsinstellingen (27 451, nr. 33).
• Volwasseneneducatie: brieven aan de TK van resp. 9 juni 2004, 18 juni 2004, 8 september 2004, 12 november 2004 en 20 december 2004. Convenant «Samenwerken aan de Krachtige stad» (GSB).
• Alfabetisering: verslag van een schriftelijk overleg over het Meerjarenplan alfabetisering 2003–2006 (28 760, nr. 2). De reactie van staatssecretaris Nijs d.d. 27 mei 2004 bevat een herziening van het meerjarenplan.
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
LGF subsidiebeschikkingen | 0 | 01-01-2006 | 800 | 31-12-2006 |
Aantal deelnemers alfabetiseringscursus | 5000 | 12 500 | 2006* |
* aan het einde van de kabinetsperiode
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Deelnemersaantallen alfabetisering | Mei/Juni 2005 |
4.3.8 Meer eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers voor hun leerloopbaan
Deelnemers bepalen hun loopbaan in een samenspel met hun omgeving. Om in dit samenspel tot resultaten te komen die er maatschappelijk toe doen, past het dat ook de deelnemers hun verantwoordelijkheid nemen en daarop aanspreekbaar zijn. Daarbij zal rekening worden gehouden met de kenmerken van deelnemers en de mate waarin op basis van deze kenmerken een deelnemer eigen verantwoordelijkheid kan nemen.
• LOB: de deelnemer wordt met loopbaanoriëntatie en -begeleiding beter in staat gesteld tijdig een juiste studiekeuze te maken en tijdens de loopbaan adequate begeleiding te krijgen.
• Medezeggenschap: de medezeggenschap van de deelnemers wordt versterkt. Op korte termijn is dit geëffectueerd in handreikingen die partijen hebben opgesteld, voor de lange termijn wordt dit gerealiseerd door een wettelijke verankering.
• Overige instrumenten: onder andere imagoverbetering, keuzevoorlichting en instrumenten op voorspraak van de JOB.
• De bve-instellingen ontvangen extra middelen in de lumpsum voor de versterking van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding van de deelnemer.
• Faciliteren JOB, de organisatie voor de belangenbehartiging van de deelnemers in het mbo.
• Versterken medezeggenschap deelnemers: er wordt gewerkt aan een modernisering van de medezeggenschap zodat de deelnemers beter in staat zijn om hun belangen binnen de instelling te behartigen.
• Uitdelen gelden vanuit de lumpsum.
• Financiële middelen ter beschikking stellen waardoor het imago van het mbo wordt verbeterd, de keuzevoorlichting wordt versterkt.
• Deelnemers mbo.
• Tevredenheid deelnemers in ODIN.
• Kwaliteitstoetsing Inspectie van het Onderwijs.
• ODIN 2005.
• Deelnemersmonitor bol-vt 2003–2004.
• Deelnemersmonitor bol-dt en bbl (wordt nu uitgevoerd).
In 2006 wordt een voorstel voor een modernisering medezeggenschap BVE aan de Kamer aangeboden.
Koers BVE – toegankelijkheid onderwijsinstellingen (27 451, nr. 33).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
LGF subsidiebeschikkingen | 0 | 01-01-2006 | 800 | 31-12-2006 |
Aantal deelnemers alfabetiseringscursus | 5 000 | 12 500 | 2006* |
* aan het einde van de kabinetsperiode
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Deelnemersaantallen alfabetisering | Mei/Juni 2005 |
De regering streeft naar versterking en vernieuwing van de kennisinfrastructuur binnen de technische sector en naar een betere aansluiting tussen technisch beroepsonderwijs en het bedrijfsleven.
Op basis van de FES-middelen (reservering 2000–2010 binnen het programma ICES/KIS-2) worden technocentra gesubsidieerd via de Kaderregeling technocentra om een betere aansluiting tussen technisch beroepsonderwijs en het bedrijfsleven te initiëren, organiseren en te faciliteren.
Doel van deze subsidie is dat de technocentra in de regio samenwerking tussen beroepsonderwijs, bedrijven en evt. anderen initiëren, organiseren en faciliteren om activiteiten uit te voeren met als doel
• versnellen van de kenniscirculatie tussen bedrijven, onderwijsinstellingen en anderen,
• gezamenlijke benutting van hoogwaardige schaarse apparatuur voor opleiding en scholing, of
• een effectieve en efficiënte aansluiting tussen technisch beroepsonderwijs en bedrijfsleven.
Uitgangspunt is dat de regionale behoeften leidend zijn voor het activiteitenpakket van de technocentra. Zij baseren zich daartoe op een actuele analyse van regionale knelpunten en uitdagingen.
In 2005 heeft evaluatie van de prestatie van de technocentra plaatsgevonden, met het oog op vrijgave van de voor 2006–2010 gereserveerde FES-middelen. Op basis van de resultaten van die evaluatie is een principe besluit genomen dat de middelen voor de periode 2006–2010 worden vrijgegeven. Er wordt gestreefd naar een intensievere samenwerking met het Deltapunt Bèta-techniek.
Technisch en agrarisch beroepsonderwijs (vmbo, mbo, hbo en universitair), primair onderwijs, havo/vwo (in het kader van promotie instroom techniek), bedrijven, gemeentelijke en provinciale overheden, arbeidsvoorziening e.v.a.
De technocentra rapporteren tweejaarlijks over de doelrealisatie, waarbij de doelen (afgeleid van de drie subsidiedoelen: zie bij instrumenten) in hun goedgekeurd activiteitenplan en evt. speerpuntplannen de norm stellen.
In 2000 heeft ieder technocentrum een regionale knelpuntenanalyse ingediend bij zijn zgn. startplan.
Streefwaarden worden per technocentrum gesteld in het businessplan (2002) en in de jaarlijkse activiteiten- en speerpuntplannen, op basis van de regionale analyse van knelpunten en uitdagingen.
De loopduur van het project is 2000–2010. In 2005 zijn de technocentra geëvalueerd op hun doelrealisatie en regionale positionering. Op basis hiervan heeft het Kabinet in augustus 2005 beslist over de vrijgave van de gereserveerde FES-middelen voor 2006–2010.
Kaderregeling technocentra 2003
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Prestaties van de technocentra (doelrealisatie, regionale positionering) mei 2005; advies hierop door de adviescommissie technocentra en advies landelijk beeld: juli 2005. | Kabinet besluit over vrijgave FES-middelen. |
5.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 5.1: Budgettaire gevolgen artikel 5 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 17 602 | 80 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–Waarvan garantieverplichtingen | |||||||
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 8 675 | 9 156 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Juridisch verplicht | 8 675 | 9 156 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 17 270 | 9 076 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
ARTIKELEN 6 EN 7. HOGER ONDERWIJS
6.1 Algemene beleidsdoelstelling: zorgdragen voor kwalitatief hoogwaardig, toegankelijk en doelmatig hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
In een innovatieve kenniseconomie staat de productiefactor menselijke kennis centraal. Een goed functionerend onderwijsstelsel op alle niveau's is hierbij een absolute noodzaak. Instellingen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genereren kennis en kenniswerkers die nodig zijn om de kwaliteit van onze samenleving te verduurzamen en de innovatiekracht van onze economie te versterken. De ontwikkelde kennis in universiteiten en hogescholen moet toegankelijk zijn voor maatschappelijke doeleinden en door bedrijven worden benut. Samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen en een sterke groei van kennisintensieve (hightech) starters zijn hierbij van groot belang.
Naast de overdracht van kennis is het hoger onderwijs gericht op het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsbesef van waaruit hoger opgeleiden goed kunnen functioneren in onze maatschappij. Hoger onderwijs dient verder niet alleen een maatschappelijk belang; het gaat hier ook om het individuele belang van mogelijkheden tot het verwerven van opleiding, werk, inkomen, mobiliteit en zelfontplooiing.
OCW draagt bij aan het scheppen van een onderwijs- en onderzoeksklimaat dat uitdaagt tot optimale prestaties met als oogmerk studenten kansen te geven om hun talenten te ontdekken, te ontwikkelen en te gebruiken. OCW draagt tevens bij aan het voorzien in hoger opgeleiden voor een duurzame kennissamenleving en aan het versterken van de innovatiekracht van de economie.
De algemene doelstelling betreft een verantwoordelijkheid voor het gehele stelsel en wordt nader uitgewerkt in de operationele doelstellingen (zie 6.3).
• Bereidheid van de bevolking om verder te leren.
• Ambitieuze, kritische en ondernemende studenten.
• Bereidheid van universiteiten en hogescholen om samen te werken met bedrijven en onderzoeksinstellingen.
• Responsiviteit van bedrijven naar onderwijs, onderzoek en innovatie.
• Goed onderzoeksklimaat.
• Prestaties van leerlingen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.
Voor output- en outcome-indicatoren wordt verwezen naar de documenten Kennis in kaart, Bestel in Beeld en het Onderwijsverslag. In het bijzonder wordt gewezen op de volgende selectie:
• verwachte verblijfsduur («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.2).
• percentage gediplomeerden/verwachte rendementen («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.1).
• percentage doorstroom naar vervolgopleiding («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.3).
• tevredenheid ouders/deelnemers («Bestel in Beeld 2004», p. 23, figuur 4.2.6).
• aansluiting op arbeidsmarkt (percentage dat binnen 1½ jaar na diplomering werk vindt) («Bestel in Beeld 2004», p. 29, figuur 4.4.4).
In het Onderwijsverslag vormt het oordeel van de Inspectie van het Onderwijs een indicator van de kwaliteit van hoger onderwijs. In Kennis in Kaart 2000–2004 worden indicatoren gegeven over de toegankelijkheid (deelname tabellen 6.3, 6.4, 7.4 en 7.5; vrouwen in bèta & techniek: tabel 2.8), doelmatigheid (rendementen tabellen 6.6, 7.6, 7.7; positie arbeidsmarkt p.10) en contractinkomsten wo (tabel 7.3 p. 91).
• Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 2004, 29 410, nr. 16
• Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (8 oktober 1992)
6.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 6.1: Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6: hoger beroepsonderwijs (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 1 760 835 | 1 893 170 | 1 868 271 | 1 934 756 | 1 923 918 | 1 927 119 | 1 927 118 |
–waarvan garantieverplichtingen | |||||||
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 1 720 238 | 1 795 648 | 1 823 750 | 1 899 493 | 1 916 238 | 1 932 531 | 1 928 570 |
Programma uitgaven | 1 708 321 | 1 783 248 | 1 806 198 | 1 881 906 | 1 898 745 | 1 914 990 | 1 911 030 |
Juridisch verplicht | 1 758 890 | 1 744 102 | 1 772 105 | 1 781 237 | 1 777 277 | ||
Bestuurlijk gebonden | 47 098 | 137 259 | 126 263 | 133 263 | 133 263 | ||
Niet-juridisch en niet-bestuurlijk gebonden | 210 | 545 | 377 | 490 | 490 | ||
Stelsel | 1 656 557 | 1 710 840 | 1 711 900 | 1 733 064 | 1 760 424 | 1 768 094 | 1 763 871 |
–Toerusting van instellingen voor het verzorgen van hoger onderwijs en onderzoek* | 1 656 557 | 1 710 840 | 1 711 900 | 1 733 064 | 1 760 424 | 1 768 094 | 1 763 871 |
Getalenteerde studenten (binnen en buiten Nederland) aantrekken met uitdagend en excellent hoger onderwijs | 447 | 4 721 | 5 616 | 3 642 | 309 | 309 | 309 |
–Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs | 4 276 | 3 307 | 3 333 | ||||
–Internationalisering in het hoger onderwijs | 447 | 445 | 309 | 309 | 309 | 309 | 309 |
–Voortzetting Detal-beurzen | 2 000 | ||||||
Versterken innovatief vermogen van Nederland door optimale benutting hoger onderwijs | 48 778 | 63 987 | 81 832 | 134 950 | 125 762 | 135 837 | 136 100 |
–Lectoren en kenniskringen | 29 754 | 29 435 | 38 435 | 49 225 | 49 225 | 49 225 | 49 225 |
–Zorgopleidingen in het hoger onderwijs | 4 100 | 5 375 | 9 300 | 12 425 | 13 737 | 15 312 | 15 575 |
–Deltaplan bèta/techniek** | 8 924 | 22 777 | 25 297 | 60 000 | 51 500 | 60 000 | 60 000 |
–Regionale actie en aandacht voor kennisinnovatie | 6 000 | 6 000 | 5 000 | 8 500 | 7 500 | 7 500 | 7 500 |
–Versterking kennisinfrastructuur publieke sector | 3 800 | 4 800 | 3 800 | 3 800 | 3 800 | ||
–Ondernemerschap | 400 | ||||||
Werken aan een goed opgeleide beroepsbevolking door maximale participatie aan hoger onderwijs | 2 539 | 3 700 | 5 850 | 7 250 | 7 250 | 5 750 | 5 750 |
Erkenning van verworven competenties | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | |||
Studiekeuze informatie voor het hoger onderwijs | 1 148 | 1 450 | 800 | 650 | 650 | 650 | 650 |
E-learning | 1 300 | 2000 | 3 300 | ||||
Verhoging deelname allochtone studenten/ ambassadeursnetwerk *** | 150 | 1 650 | 1 500 | 1 500 | |||
Emancipatie | 91 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Meer onderzoekers van meer kwaliteit door verbeteren en aantrekkelijker maken van onderzoekersopleidingen | 1 000 | 3 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | ||
–promotie-vouchers hbo-docenten | 1 000 | 3 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | ||
Programma-uitgaven overig | 6 245 | 6 901 | 13 039 | 13 133 | 13 084 | 13 132 | 13 131 |
–IBG**** | 1 872 | 1 964 | 8 073 | 8 572 | 8 530 | 8 530 | 8 530 |
–CFI**** | 4 373 | 4 937 | 4 966 | 4 561 | 4 554 | 4 602 | 4 601 |
Apparaatsuitgaven hoger onderwijs | 5 672 | 5 499 | 4 513 | 4 454 | 4 409 | 4 409 | 4 409 |
Ontvangsten | 1 463 | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 |
* Hierin is opgenomen een subsidieverlening van € 1 622 265 per jaar voor de jaren 2006 en 2007 aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden voor het Maritiem Simulator Trainingscentrum (MSTC). Deze begrotingsvermelding vormt voor deze subsidieverlening de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.
** In 2005 is € 8,5 miljoen toegevoegd uit de middelen voor prestatieafspraken hbo en wo voor het WO-SPRINT-programma. Deze € 8,5 miljoen wordt in 2008 vrijgemaakt uit de middelen Deltaplan bèta/techniek en toegevoegd aan de middelen voor prestatieafspraken ten behoeve van de International centres of excellence (€ 5 miljoen), Verhoging deelname allochtone studenten (€ 1,5 miljoen) en Verhoging deelname studenten met een handicap (€ 2 miljoen).
*** Deze middelen zijn bestemd voor het gehele hoger onderwijs en zijn nagenoeg geheel afkomstig uit de middelen voor prestatieafspraken.
**** Vanaf 2006 zijn ook de middelen voor de prestatiecontracten hbo en wo voor de IBG en CFI samengevoegd (vanaf 2004 is dit al uitgevoerd voor de «Apparaatsuitgaven hoger onderwijs»)
Tabel 6.2: Budgettaire gevolgen van beleidartikel 7: wetenschappelijk onderwijs (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 3 327 019 | 3 415 737 | 3 472 264 | 3 487 165 | 3 521 722 | 3 525 525 | 3 532 715 |
–waarvan garantieverplichtingen | |||||||
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 3 215 642 | 3 323 352 | 3 366 769 | 3 435 159 | 3 485 637 | 3 514 177 | 3 528 715 |
Programma uitgaven | 3 211 508 | 3 316 149 | 3 366 769 | 3 435 159 | 3 485 637 | 3 514 177 | 3 528 715 |
Juridisch verplicht | 3 336 576 | 3 399 304 | 3 454 641 | 3 491 996 | 3 508 054 | ||
Bestuurlijk gebonden | 30 193 | 35 051 | 28 779 | 19 934 | 18 324 | ||
Niet-juridisch en niet-bestuurlijk gebonden | 804 | 2 217 | 2 247 | 2 338 | |||
Stelsel | 3 167 938 | 3 288 466 | 3 324 693 | 3 398 072 | 3 451 252 | 3 488 637 | 3 504 785 |
–Toerusting van instellingen voor het verzorgen van hoger onderwijs en onderzoek | 3 149 256 | 3 266 235 | 3 303 196 | 3 376 893 | 3 430 073 | 3 467 458 | 3 483 606 |
–Toerusting van faciliterende organisaties gericht op het hoger onderwijs | 18 682 | 22 231 | 21 497 | 21 179 | 21 179 | 21 179 | 21 179 |
Getalenteerde studenten (binnen en buiten Nederland) aantrekken met uitdagend en excellent onderwijs | 4 070 | 5 642 | 9 625 | 8 647 | 6 980 | 1 980 | 1 980 |
–Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs | 2 404 | 1 645 | 1 667 | ||||
–International centres of excellence* | 5 000 | 5 000 | 5 000 | ||||
–Internationalisering in het hoger onderwijs | 2 154 | 2 154 | 1 980 | 1 980 | 1 980 | 1 980 | 1 980 |
–Voortzetting Delta-beurzen | 1 000 | ||||||
Versterken innovatief vermogen van Nederland door optimale benutting hoger onderwijs | 25 800 | 5 021 | 6 473 | 5 900 | 2 900 | 2 400 | 1 900 |
–Zorgopleidingen in het hoger onderwijs | 5 800 | 4 200 | 2 675 | 5 900 | 2 900 | 2 400 | 1 900 |
–Dynamisering eerste geldstroom wetenschappelijk onderzoek | 821 | 3 798 | |||||
–Numerus fixus geneeskundeopleidingen in het wetenschappelijk onderwijs ** | 12 000 | ||||||
–Sectorplan technische universiteiten | 6 000 | ||||||
–Sectorplan wiskunde | 2 000 | ||||||
Werken aan een goed opgeleide beroepsbevolking door maximale participatie aan hoger onderwijs | 4 700 | 5 110 | 9 045 | 3 740 | 3 705 | 1 160 | 650 |
–Studiekeuze-informatie voor het hoger onderwijs | 650 | 650 | 650 | 650 | 650 | ||
–Surf Educatiefonds in het hoger onderwijs | 4 000 | 4 000 | 4 000 | ||||
–E-learning | 700 | 1 000 | 1 700 | ||||
–Verhoging deelname studenten met een handicap * | 1 916 | 1 194 | 2 695 | 3 090 | 3 055 | 510 | |
Meer onderzoekers van meer kwaliteit door verbeteren en aantrekkelijker maken van onderzoekersopleidingen | 9 000 | 11 910 | 16 933 | 18 800 | 20 800 | 20 000 | 19 400 |
–Jonge universiteiten | 3 000 | 6 000 | 6 000 | ||||
–Onderzoeksmasters in het wetenschappelijk onderwijs | 6 000 | 5 910 | 9 933 | 15 800 | 15 800 | 15 000 | 14 400 |
–Promotie-voucher hbo-docenten | 1 000 | 3 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | ||
Programma uitgaven overig*** | 4 134 | 7 203 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–IBG | 2 413 | 5 630 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–CFI | 1 721 | 1 573 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 1 420 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 |
* Deze middelen zijn bestemd voor het gehele hoger onderwijs. De middelen voor International centres of excellence en Verhoging deelname studenten met een handicap zijn geheel respectievelijk gedeeltelijk afkomstig uit de middelen voor prestatieafspraken.
** Vanaf 2005 maken de middelen deel uit van toerusting (lumpsum)
*** Vanaf 2006 zijn ook de middelen voor de prestatiecontracten hbo en wo voor de IBG en CFI samengevoegd en zichtbaar op artikel 6 hoger beroepsonderwijs (vanaf 2004 is dit al uitgevoerd voor de «apparaatsuitgaven hoger onderwijs»)
6.3 Operationele doelstellingen
In het HOOP 2004 zijn de beleidsambities voor het hoger onderwijs opgenomen. Het HOOP 2004 en de WHW dienen als de basis voor onderstaande operationele doelstellingen. Voor een uitgebreide beschrijving van de beleidsambities wordt verwezen naar het HOOP.
6.3.1 Toerusten van instellingen voor het verzorgen van hoger onderwijs en onderzoek
Het stelsel van hoger onderwijs zodanig toerusten dat voldaan kan worden aan de door de wet gestelde toegankelijkheids-, doelmatigheids- en kwaliteitseisen bij het verzorgen van hoger onderwijs en het verrichten van onderzoek.
• Lumpsum (reguliere bekostiging) aan de instellingen van hoger onderwijs die onderwijs en (academisch) onderzoek verzorgen (inclusief de levensbeschouwelijke instellingen en de Open Universiteit Nederland). Zie voor een nadere specifitatie tabel 6.4.
• Via de instellingen voor internationaal onderwijs en onderzoek wordt bijgedragen aan de wetenschappelijke opleiding van studenten vooral uit ontwikkelingslanden. Een aantal is middels een penvoerders-overeenkomst geïntegreerd met een universiteit. Het International Institute for Infrastructural, Hydraulic and Environmental Engineering (IHE) heeft een Unesco status gekregen. Daarnaast ontvangt een aantal instellingen voor internationaal onderzoek een subsidie (zie voor een nadere specificatie tabel 6.4). Zie voor een verdere toelichting op de organisaties op het gebied van internationale samenwerking en uitwisseling de overzichtsconstructie internationaal beleid en artikel 8 (internationaal onderwijsbeleid).
• Via subsidies aan de zogenaamde faciliterende organisaties wordt bijgedragen aan de coördinatie van kennis en het stimuleren van ontwikkelingen op het gebied van internationale samenwerking en uitwisseling (NUFFIC, OESO, EUA en NACEE), aan deelname van gehandicapten aan het hoger onderwijs (Stichting Handicap en Studie; basissubsidie), aan deelname van vluchtelingstudenten (SUS/UAF), aan ondersteuning van belangenbehartiging van studenten (LSVb en ISO) en aan de accreditatie van het hoger onderwijs door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De basis voor een accreditatie zijn de vistiatierapporten van opleidingen. Zie voor nadere specificatie van de betreffende subsidies tabel 6.4.
• Een nieuwe wet op het hoger onderwijs en onderzoek (WHOO) en een nieuw bekostigingsmodel hoger onderwijs. Het voorstel voor de nieuwe wet op het hoger onderwijs wordt begin 2006 bij de Tweede Kamer ingediend. Beoogde inwerkingtreding is 2007. Dan is ook inwerkingtreding van de nieuwe collegegeldsystematiek en leerrechten voorzien. Met deze majeure operaties wordt een heldere, overzichtelijke regelgeving voor het hoger onderwijs, inclusief de bekostiging ervan, nagestreefd.
• Ambtelijke en bestuurlijke dialoog met de instellingen over begroting, verantwoording, en strategische planvorming.
• In verband met de beoogde herziening van het bekostigingsmodel wordt bekeken of de bekostigingssystematiek van de Open Universiteit Nederland en van de levensbeschouwelijke instellingen moet worden gemoderniseerd.
• In het studiejaar 2007–2008 gaan vier experimenten met een open bestel in het hoger onderwijs van start, in 2010 worden ze geëvalueerd. Private instellingen kunnen voorstellen voor experimenten indienen. Vanaf september 2006 kunnen buitenlandse studenten hun Nederlandse beurs gebruiken bij private instellingen.
Uitstroom van studenten op peildatum (zie tabel 6.3). Voor de kengetallen instroom en doorstroom van studenten en de onderwijsuitgaven per student wordt verwezen naar tabel 6.5. Voor overige kerngegevens inzake het hoger onderwijs, zoals onder andere gegevens over solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit, wordt verwezen naar «OCW in kerncijfers 2000–2004» (tabellen 6.2A en 7.3A, p. 79 en 91).
• Vernieuwing financiering in het hoger onderwijs, 29 853, nr. 22. Ook de nummers 1–21 gaan over de vernieuwing financiering in het hoger onderwijs
• Rapport «naar een bruikbare rechtsorde voor het hoger onderwijs», 29 853, nr. 16
• IBO en Kabinetsstandpunt over een open bestel in het hoger onderwijs en de bve-sector en aanbiedingsbrief beleidsnotitie experimenten open bestel in het hoger onderwijs, 29 891, nr. 3
Tabel 6.3: Uitstroom van studenten (x 1 000; exclusief landbouw) op peildatum | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Hbo-voltijd | |||||||
Gediplomeerden | 46,9 | 47,3 | 48,1 | 50,0 | 51,8 | 53,1 | 54,2 |
Hbo-deeltijd | |||||||
Gediplomeerden | 14,0 | 14,1 | 13,9 | 13,7 | 13,5 | 13,4 | 13,3 |
Wo | |||||||
Gediplomeerden (doctoraal) | 22,1 | 22,5 | 23,1 | 23,8 | 24,3 | 24,8 | 25,4 |
OCW: Referentieraming 2005 (begroting)
Tabel 6.4: Middelen toerusting wetenschappelijk onderwijs en onderzoek (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Universiteiten: | 3 070 300 | 3 166 160 | 3 253 291 | 3 323 354 | 3 376 279 | 3 412 799 | 3 428 709 |
Onderwijsdeel | 973 497 | 1 049 400 | 1 131 200 | 1 160 200 | 1 182 500 | 1 196 700 | 1 201 900 |
Onderzoekdeel | 1 419 500 | 1 420 600 | 1 413 600 | 1 449 800 | 1 477 600 | 1 495 500 | 1 502 000 |
Universitaire lerarenopleiding | 5 900 | 6 300 | 6 300 | 6 300 | 5 245 | 5 790 | 6 300 |
Investeringen in huisvesting | 107 288 | 116 427 | 125 594 | 125 696 | 126 743 | 127 894 | 127 894 |
UU: Institute of Social Studies (ISS) | 9 666 | 9 748 | 9 577 | 9 577 | 9 577 | 9 577 | 9 577 |
EUR: Institute for Housing and Urban Development Studies (IHS) | 2 540 | 2 551 | 2 510 | 2 510 | 2 510 | 2 510 | 2 510 |
UT: Internationaal Instituut voor Lucht- en Ruimtekaartering en Aardkunde (ITC) | 22 131 | 22 208 | 21 860 | 21 860 | 21 860 | 21 860 | 21 860 |
Academische ziekenhuizen | 495 531 | 504 535 | 508 672 | 513 417 | 516 251 | 518 978 | 522 678 |
Open Universiteit Nederland (OUNL) | 31 934 | 32 073 | 31 701 | 31 717 | 31 716 | 31 713 | 31 713 |
OUNL: Stichting Maastricht School of Management (MSM) | 2 313 | 2 318 | 2 277 | 2 277 | 2 277 | 2 277 | 2 277 |
Internationale instellingen: | 13 329 | 13 661 | 13 478 | 13 478 | 13 478 | 13 478 | 13 478 |
Stichting Afrika Studiecentrum (ASC) | 2 806 | 2 814 | 2 770 | 2 770 | 2 770 | 2 770 | 2 770 |
International Institute for Infrastructural, Hydraulic and Environmental Engineering (IHE) | 8 541 | 8 581 | 8 455 | 8 455 | 8 455 | 8 455 | 8 455 |
United Nations University (UNU) | 779 | 779 | 764 | 764 | 764 | 764 | 764 |
Europees Universitair Instituut Florence | 1 096 | 1 380 | 1 382 | 1 382 | 1 382 | 1 382 | 1 382 |
Nederlands Vlaams Instituut Caïro | 64 | 64 | 64 | 64 | 64 | 64 | 64 |
Japan-Nederland Instituut (JNI) | 43 | 43 | 43 | 43 | 43 | 43 | 43 |
Levensbeschouwelijke instellingen: | 25 141 | 25 101 | 24 733 | 24 738 | 24 740 | 24 739 | 24 739 |
Universiteit voor Humanistiek | 3 793 | 3 806 | 3 750 | 3 753 | 3 753 | 3 753 | 3 753 |
Katholieke instellingen van wetenschappelijk theologisch onderwijs | 12 237 | 12 287 | 12 105 12 105 | 12 105 | 12 105 | 12 105 | 12 105 |
Theologische Universiteit der Gereformeerde Kerken in Nederland | 4 146 | 4 163 | 4 101 | 4 102 | 4 102 | 4 102 | 4 102 |
Theologische Universiteit der Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland | 1 208 | 1 212 | 1 195 | 1 196 | 1 198 | 1 197 | 1 197 |
Nederlandse Hervormde Kerk | 3 054 | 2 921 | 2 879 | 2 879 | 2 879 | 2 879 | 2 879 |
Overige | 703 | 712 | 703 | 703 | 703 | 703 | 703 |
Faciliterende organisaties: | 18 682 | 22 231 | 21 497 | 21 179 | 21 179 | 21 179 | 21 179 |
Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC) | 11 400 | 14 360 | 14 145 | 14 145 | 14 145 | 14 145 | 14 145 |
Nederlandse deelname aan studiecentra en commissies van de OESO | 69 | 76 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
European University Association (EUA) | 9 | 12 | 14 | 14 | 14 | 14 | 14 |
Netherlands America Commission for Educational Exchange (NACEE) | 408 | 408 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Stichting Handicap en Studie | 720 | 728 | 723 | 405 | 405 | 405 | 405 |
Stichting UAF Steunpunt (SUS) / UAF | 2 581 | 2 604 | 2 601 | 2 601 | 2 601 | 2 601 | 2 601 |
Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) | 227 | 229 | 229 | 229 | 229 | 229 | 229 |
Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) | 227 | 229 | 229 | 229 | 229 | 229 | 229 |
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) | 3 041 | 3 585 | 3 556 | 3 556 | 3 556 | 3 556 | 3 556 |
Overige | 40 486 | 61 313 | 11 694 | 15 323 | 15 576 | 16 442 | 16 680 |
Totaal instellingen | 3 167 938 | 3 288 466 | 3 324 693 | 3 398 072 | 3 451 252 | 3 488 637 | 3 504 785 |
Tabel 6.5: Kengetallen hoger onderwijs: onderwijsuitgaven per student en instroom en doorstroom van studenten | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Instroom en doorstroom op peildatum (x € 1 000; excl. landbouw): | |||||||
Hbo-voltijd | |||||||
Eerstejaars | 73,9 | 75,2 | 76,7 | 78,3 | 79,7 | 81,0 | 82,1 |
Ingeschrevenen | 268,6 | 279,3 | 289,9 | 299,3 | 307,8 | 315,6 | 322,7 |
Hbo-deeltijd | |||||||
Eerstejaars | 14,2 | 14,2 | 14,2 | 14,2 | 14,3 | 14,4 | 14,5 |
Ingeschrevenen | 62,7 | 61,5 | 60,5 | 59,8 | 59,4 | 59,2 | 59,3 |
Wo | |||||||
Eerstejaars | 39,5 | 40,4 | 41,4 | 42,8 | 44,2 | 45,3 | 46,0 |
Ingeschrevenen | 193,5 | 203,1 | 212,1 | 220,8 | 229,6 | 238,2 | 246,3 |
Uitgaven per student (x € 1 000)*: | |||||||
Hbo | 5,3 | 5,5 | 5,4 | 5,4 | 5,2 | ||
Wo | 5,6 | 5,5 | 5,4 | 5,4 | 5,2 |
OCW: Referentieraming 2005 (begroting)
* Berekend met aantallen per kalenderjaar, in constante prijzen, exclusief de collegegeldontvangsten van de instellingen.
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Evaluatie NVAO conform Bologna afspraken (in 2007) | 2007/2008 |
Evaluatie BaMa-structuur (in 2007) | 2007 (effectevaluatie) |
Evaluatie MUB (in 2005) | 2006 |
6.3.2 Getalenteerde studenten (binnen en buiten Nederland aantrekken met uitdagend en excellent hoger onderwijs
Er is in Nederland behoefte aan meer kwalitatief hoogwaardige opleidingen voor talentvolle studenten. Elke opleiding in het hoger onderwijs die kwalitatief aan de maat is, zou studenten moeten inspireren om het beste uit zichzelf te halen. Naast opleidingen die voldoen aan de vereisten van basiskwaliteit is er behoefte aan meer opleidingen die ambitieuze en getalenteerde studenten extra uitdagen. De totstandkoming van deze opleidingen wordt daarom gestimuleerd in het kader van «Ruim baan voor talent». Ook is het omwille van het internationale concurrentievermogen van Nederland belangrijk, dat Nederland aantrekkelijker wordt voor getalenteerde buitenlandse studenten. De instroom van buitenlands talent en de stimulering van instellingen om zich internationaal te profileren kan bijdragen aan verhoging van de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs.
• Toelatingsbeleid: Experimenten «Ruim baan voor talent» (deels met selectie en collegegeldverhoging) bij opleidingen met een «erkende evidente meerwaarde» . De eerste experimenten gaan per september 2005 van start.
• Internationaal excelleren:
– Subsidie voor het ontwikkelen van een aantal internationaal herkenbaar en als zodanig gewaardeerde centres of excellence. Hiervoor is voor 2006 € 5 miljoen per jaar beschikbaar uit de middelen prestatieafspraken.
– Voortzetting Deltabeurzen: het beurzenprogramma Delta wordt (onder flexibele voorwaarden) voortgezet tot het moment van de invoering van Kennisbeurzen in september 2007, onder de naam Delta-II. Hiervoor is voor 2006 € 3 miljoen beschikbaar uit de middelen prestatieafspraken.
– Subsidie projecten internationale samenwerking en beurzenprogramma's. Ten behoeve van de internationalisering voert de NUFFIC taken uit. Daarnaast beheert de NUFFIC Europese en Nederlandse onderwijsprogramma's (zoals Socrates en het Huygensprogramma). Zie ook artikel 8 Internationaal onderwijsbeleid.
• Toelatingsbeleid: Start nieuwe ronde experimenten «Ruim baan voor talent» per september 2006.
• Internationaal excelleren:
– Centres of excellence: opstellen van een beoordelingskader ten behoeve van de selectiecriteria; instellen van een selectiecommissie; toekenning van subsidie.
– Operationalisering van de voortzetting van de Deltabeurzen (Delta-II). Om de wereldwijde vraag en aanbod van Nederlands hoger onderwijs beter bij elkaar te brengen wordt er een communicatiestrategie «Beeldmerk Nederland» ontwikkeld en worden de Nederlandse steunpunten in geselecteerde landen, de NESO's, uitgebreid.
• Instellingen die meedoen met het experiment in het kader van «Ruim baan voor talent».
• Bestaande Nederlandse topopleidingen die reeds als zodanig internationaal geprofileerd en gewaardeerd zijn.
• Buitenlandse studenten.
• Toelatingsbeleid: In december 2005 en 2006 verschijnen tussenrapportages, waarin ook aandacht besteed zal worden aan het benoemen van indicatoren waaruit de «erkende evidente meerwaarde» blijkt. In 2007 is de eindevaluatie. Deze rapportages worden naar de Tweede Kamer gestuurd.
• Internationaal excelleren:
– Centres of excellence: Het aantal te vormen centres of excellence.
– Delta-II: Verhoudingsgewijs evenveel als basiswaarden DELTA-I, spreiding over 11 landen.
– Internationalisering algemeen: Internationale studentenmobiliteit in de Bison-monitor.
Internationaal excelleren: Delta-II: aantal instromende buitenlandse studenten is 1 053, aantal uitgaande studenten is 181. Spreiding over 4 landen.
• Toelatingsbeleid: Streven is om de experimenten succesvol af te ronden in 2007 met erkenning van de meerwaarde door de NVAO.
• Internationaal excelleren:
– Middels de centres of excellence moet in 2010 een vergroting van de instroom worden gerealiseerd van 650 (excellente) buitenlandse studenten (op jaarbasis). In totaal 14 270 studenten moeten in dat jaar in Nederland staan ingeschreven.
– Delta-II: Verhoudingsgewijs minimaal evenveel buitenlandse studenten binnenhalen als gedurende Delta-I (1 053 in 2003–2004); evenveel uitgaande studenten (181 in 2003–2004). Deelnemers uit meer landen (Delta-II richt zich op studenten uit 11 landen, bij Delta-I waren dit er slechts 4).
– Internationalisering algemeen: 6% buitenlandse studenten in 2009.
• Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs: 29 388, nrs. 1–11 en 29 819, nrs. 1–12.
• Internationaal excelleren:
– Beleidsbrief «Koers op kwaliteit internationaliseringsbrief hoger onderwijs», 29 800 VIII, nr. 72.
– Internationalisering van het onderwijs (Grenzen verleggen); brief staatssecretaris met het verslag van de vierde Bologna-conferentie op 19 en 20 mei in Bergen (Noorwegen), 22 452, nr.21
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Monitor Impuls beroepskolom va 2002 | Jaarlijks vanaf 2002 |
Eindevaluatie experimenten «Ruim baan voor talent» (in 2007) | 2007/2008 (effectevaluatie) |
Reflex: arbeidsmarktafgestudeerden internationaal vergeleken (in 2004 t/m 2007) | 2007/2008 |
6.3.3 Versterken innovatief vermogen en de kennisinfrastructuur van Nederland door optimale benutting hoger onderwijs
Om duurzame economische groei en een hoog welvaartsniveau ook op de lange termijn mogelijk te maken moet het innovatief vermogen van Nederland worden versterkt. Nederland heeft geen toekomst als lage lonen land, maar moet concurreren op kennis en een hoge arbeidsproductiviteit. Innovatie kan daarnaast bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke knelpunten: zorg, vergrijzing, veiligheid en duurzaamheid. Om het innovatief vermogen te versterken, zullen bedrijfsleven en maatschappelijke sectoren optimaal moeten kunnen profiteren van de publieke kennisinfrastructuur. Hierbij is een aantal punten van belang:
• Het potentieel van hogescholen in de innovatieketen moet beter worden benut door de verdere ontwikkeling van onderzoek gericht op de beroepspraktijk en innovatie binnen het MKB en maatschappelijke sectoren zoals zorg en welzijn. Netwerkvorming en samenwerking op het gebied van kennis met partijen in de omgeving van de hogeschool is hierbij van cruciaal belang en verdient gerichte stimulering. Dit komt ook ten goede aan onderwijs dat optimaal inspeelt op de behoefte en kansen in het werkveld.
• Waar het gaat om het versterken van innovatie verdient de bèta en techniek sector bijzondere aandacht. Hier is behoefte aan meer focus en massa door gerichte samenwerking van de drie technische universiteiten. Daarnaast moet het tekort aan instroom op de arbeidsmarkt van bèta's en technici worden opgelost door de instroom in het hoger onderwijs van deze studierichtingen weer op niveau te brengen.
• Het aantal starters is in Nederland nog relatief laag. Ondernemerschap en ondernemersvaardigheden zullen daarom o.a. via het hoger onderwijs worden gestimuleerd.
• Voortzetting van de Raak-regeling (regionale actie en aandacht voor kennisinnovatie). Doel van deze regeling is om de kennisbrugfunctie van hogescholen en innovatie in het MKB te versterken. De regeling biedt hiertoe financiële ondersteuning aan samenwerkingsprojecten op het gebied van kennisontwikkeling en uitwisseling tussen hogescholen en MKB-bedrijven. De regeling wordt uitgevoerd door de Stichting Innovatie Alliantie (SIA) waarin deelnemen: MKB-Nederland, de HBO-raad, VNO-NCW, TNO, het Telematica Instituut en Syntens. Voor Raak wordt in 2006 een bedrag van € 5 miljoen beschikbaar gesteld.
• Raak-publiek: Analoog aan de Raak-regeling gericht op het MKB gaat in 2006 een Raak-regeling specifiek gericht op maatschappelijke sectoren van start. Deze regeling zal financiële ondersteuning bieden aan samenwerkingsprojecten op het gebied kennisontwikkeling en uitwisseling tussen hogescholen en maatschappelijke sectoren voor onderwerpen op het gebied van: zorg, welzijn, onderwijs, veiligheid en openbare orde. Voor deze regeling wordt in 2006 een bedrag van € 3,8 miljoen beschikbaar gesteld.
• Zorg: Het bestaande aanbod van zorgopleidingen is en wordt op een doelmatige wijze gecomplementeerd zodanig dat deze aansluit bij de gewenste taakherschikking in de beroepspraktijk van de zorg. Het beleid omvat in elk geval de voortzetting van de bestaande en de implementatie van nieuwe opleidingen, via subsidies en de rijksbijdrage.
• Deltaplan bèta/techniek: Subsidie aan het Platform bèta/techniek. Dit platform voert de activiteiten uit in het kader van het Deltaplan bèta/techniek.
• Extra investeringen in lectoren en kenniskringen: Lectoren en kenniskringen hebben tot doel te komen tot verbetering van de externe oriëntatie, curriculumvernieuwing, professionalisering van docenten en versterking van kenniscirculatie en kennisontwikkeling. Lectoren spelen een belangrijke en succesvolle rol in de ontwikkeling van hogescholen van «onderwijsinstituten» naar «kennisinstituten». Eind 2004 is een nieuw convenant Lectoren en Kenniskringen in het hoger beroepsonderwijs afgesloten. Hierin is vastgelegd dat in 2006 € 38,4 miljoen voor lectoren en kenniskringen beschikbaar wordt gesteld.
• Dynamisering eerste geldstroom wo: Doel is te komen tot dynamisering van de eerste geldstroon wetenschappelijk onderzoek, met als oogmerk dat hierdoor de kwaliteit van het onderzoek en de relatie met prestaties wordt versterkt en dat positieve prikkels worden gegeven voor onderzoekssamenwerking met bedrijven en maatschappelijke organisaties. Het kabinet zal nog deze kabinetsperiode een standpunt innemen over verdere stappen in de richting van vorm dan wel vormen van prestatiebekostiging en de randvoorwaarden die daarvoor vervuld moeten worden. Zie ook artikel 16 Onderzoek en Wetenschapsbeleid paragraaf 16.3.1.
• Binnen de dossiers lectoren en kenniskringen, Raak en het Deltaplan bèta/ techniek wordt alles zoveel mogelijk uitbesteed.
• Lectoren: Ontwikkelen kwaliteitszorgsysteem toegepast onderzoek hbo met de HBO-Raad.
• Raak-publiek: Opstellen gezamenlijk plan van aanpak Raak-publiek met de HBO-Raad.
• Zorg: Ook per september 2006 komen in het hbo 75 extra opleidingsplaatsen voor de zorgmasteropleidingen nurse practioner en physician assistent (eerste cohort start per september 2005 en het tweede cohort per september 2006). Deze opleidingsplaatsen komen bovenop de jaarlijkse instroom van 250 studenten. Voor 2007 en verder zullen OCW en VWS gezamenlijk bezien hoeveel opleidingsplaatsen structureel noodzakelijk zijn.
• Deltaplan bèta/techniek: Om de doelstellingen te bereiken moet er massa gemaakt worden en moet er focus komen. Er zal gekozen moeten worden voor aanpakken die op de korte termijn resultaat kunnen opleveren. De verschillende activiteiten worden gebundeld onder een aantal «labels». Labels die de aanpak voor het veld inzichtelijk moeten maken. Gezien de doelstelling in 2007 ligt er veel nadruk op het vo universum-label. Voor het wo wordt een Sprint-programma ontwikkeld, met daarin naast onderwijsvernieuwingen van de bachelor- en masterfase, ook aandacht voor de ketenprojecten tussen het vo en het wo.
• Ondernemerschap: Het stimuleren van instellingen om meer ondernemerschap in het curriculum op te nemen. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar artikel 4 Beroeps- en volwasseneneducatie paragraaf 4.3.3.
• Lectoren en kenniskringen: Zie het vernieuwd convenant.
• Raak: Aantal betrokken instellingen en MKB-bedrijven.
• Deltaplan bèta/techniek: Aantal eerstejaars bèta/techniek studenten en aantal afgestudeerden.
• Zorg: Behalve aantallen studenten voor de nieuwe zorgberoepen, zijn er geen prestatie-indicatoren voor de zorgopleidingen.
• Ondernemerschap: in «Kennis in kaart» worden vanaf 2005 indicatoren voor ondernemerschap opgenomen (paragraaf 3.6 en 3.7).
• Lectoren en kenniskringen: Basiswaarde in augustus 2005 is 126,4 aangestelde lectoren in fte en 243 aangestelde lectoren in personen.
• Raak: Aantal MKB-bedrijven in 2005 is 324 en aantal betrokken instellingen is 27.
• Lectoren en kenniskringen: Streefwaarde voor het aantal lectoren in fte (cumulatief) in 2006 is 169.
• Deltaplan bèta/techniek:
– in 2007 15% meer instroom t.o.v. 2000
– in 2010 15% meer uitstroom t.o.v. 2000
• Vernieuwde Convenant Lectoren en Kenniskringen in het hoger beroepsonderwijs, 6 december 2004.
• Brief over verdere aanpak Deltaplan bèta/techniek en het beleidskader 2004 (29 800 VIII, nr. 151).
• Deltaplan bèta/techniek, niet dossierstuk 2003–2004 (OCW 0301150). Het meerjarig beleidskader 2005/2006 van het Platform Bèta/techniek wordt najaar 2005 naar de Tweede Kamer gezonden.
• Prestatie-agenda OCW-HBO-raad, bijlage bij 27 406, nr. 51.
• Actieprogramma ondernemerschap en onderwijs, 29 200 XIII, nr 54.
• Wetenschapsbudget 2004 en brief Minister-President inzake Innovatieplatform, 27 406, nr. 39.
6.3.4 Werken aan een goed opgeleide beroepsbevolking door maximale participatie aan hoger onderwijs
Om ook in een complexe samenleving voor de toekomst voldoende hoger opgeleiden te realiseren en in de pas te blijven met andere Europese kenniseconomieën moet de overheid zich blijven inspannen om maximale participatie aan het hoger onderwijs te realiseren.
• Voor het vergroten van de deelname van vrouwen aan de sectoren techniek en onderwijs wordt de ondersteuning aan de Stichting vrouwen en hoger technisch onderwijs (VHTO) voortgezet (€ 0,1 miljoen).
• Verhogen deelname studenten met een handicap: De Stichting Handicap en Studie ontvangt subsidie om de kansen op succesrijk studeren voor studenten met een functiebeperking te verbeteren door de instellingen in het hoger onderwijs te ondersteunen bij hun dienstverlening.
• Studiekeuze hoger onderwijs: Zorgen dat aanstaande studenten beschikken over deugdelijke (vergelijkings)informatie over opleidingsmogelijkheden in het hoger onderwijs, waaronder feiten en oordelen van deskundigen en studenten over (de kwaliteit van) het onderwijs. Met deze informatie kunnen instellingen zelf benchmarken en kunnen andere (bijvoorbeeld kranten en particuliere studiekeuzewebsites) ranken. Huidige opdracht is verleend aan Choice, een samenwerkingsverband van het Hoger Onderwijs Persbureau en Research voor Beleid. De studiekeuze-informatie wordt niet alleen ontsloten via een papieren keuzegids, maar binnenkort ook via een website. Het is de bedoeling dat de website tot stand komt onder aansturing van de koepel- en studentenorganisaties.
• E-learning: Subsidie aan SURF voor het – in het najaar 2005 – op te stellen actieprogramma. Voorwaarde is in ieder geval dat het actieprogramma vertrekt vanuit de strategische doelen zoals beschreven in de notitie e-learning in het hoger onderwijs. SURF neemt de coördinatie op zich van de totstandkoming en uitvoering van het actieprogramma. Bij het actieprogramma zijn alle (bekostigde) universiteiten, hogescholen, de OUNL, en de consortia Digitale Universiteit, E-merge en Apollo betrokken. Voorwaarde voor toekenning van de subsidie is dat OCW instemt met het actieprogramma.
• Verhogen deelname allochtone studenten:
– Subsidie aan hogescholen en universiteiten om meer allochtone studenten op te leiden en de uitval te verminderen. Hiervoor is voor de jaren 2006 t/m 2008 per jaar € 1,5 miljoen beschikbaar uit de middelen prestatieafspraken;
– Subsidie voor het ambassadeursnetwerk ECHO. Via dat initiatief moet de deelname van allochtone studenten aan het hoger onderwijs en in het bedrijfsleven worden bevorderd.
• Studiekeuze informatie hoger onderwijs: Maken van bestuurlijke afspraken met de koepels en de studentenorganisaties over het publiek toegankelijk maken van deugdelijke (vergelijkings)informatie via een website. Naarmate de ontwikkeling van deze website vordert, kan de opdracht voor de papieren keuzegids geleidelijk worden beëindigd.
• Verhogen deelname allochtone studenten: Prestatie-afspraken maken met instellingen over deelname en rendement van allochtone studenten, bijvoorbeeld in termen van terugdringen van uitvalpercentages. Deze liggen momenteel hoger dan die van autochtone studenten (5% meer in het hbo, 2% meer in het wo na twee jaar).
Gehandicapten en chronisch zieken, vrouwen, studenten in het algemeen, allochtonen.
• Maximale participatie algemeen: Participatiegraad (zie tabel 6.5).
• Meer vrouwen in techniek en onderwijs: Zie www.vhto.nl.
• Meer allochtonen: % deelname (zie tabel 6.6). In 2006 verschijnt over de gegevens inzake rendement en uitval een kwantitatief rapport.
Zie voor de basiswaarden tabel 6.5. De prognose is gebaseerd op vasthouden recente groei.
Maximale participatie algemeen: Gestreefd wordt naar een deelnameniveau aan het hoger onderwijs in de richting van 50% in 2010, waarmee Nederland aansluit bij de doelstellingen van het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Dit wordt gemeten door cohortmetingen op basis van CRIHO (vanaf 2006 met het onderwijsnummer), gerelateerd aan de actuele bevolkingsomvang naar leeftijd volgens het CBS.
• Plan van aanpak Stichting Handicap en Studie, 29 410 nr. 21.
• Voortgang studiekeuze-informatie, 29 853, nr. 21.
• Notitie e-learning, Kamerstuk 2004–2005, 29 410, nr. 27.
• Brief van de staatssecretaris van onderwijs met aanbieding plan van aanpak tot terugdringing van belemmeringen in het HO voor studenten met een functiebeperking, 11 juli 2005 (OCW 0500621).
Tabel 6.6: Participatiegraad: cumulatieve deelname van 26-jarigen t.o.v. actuele bevolking (1 jan.) aan bekostigd hoger onderwijs in Nederland | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2000 | 2002 | 2004 | 2006 | 2008 | 2010 | 2012 | |
Participatie | 34,5% | 38,0% | 41,1% | 43,7% | 46,2% | 47,4% | 49,5% |
Bron: CriHO, CBS, berekening OCW: Gegevens tot en met 1 januari 2005 (zie ook Kennis in Kaart fig. 8 en 9)
Tabel 6.7: Instroom niet-westerse allochtonen in hbo en wo (1-cijfer-HO domein hoger onderwijs2004v2) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
'95/'96 | '99/'00 | '00/'01 | '01/'02 | '02/'03 | '03/'04 | |
Niet-westerse allochtonenhbo-instroom | 1 476 | 5 802 | 6 180 | 6 505 | 7 478 | 7 748 |
Fractie van hbo-instroom | 2,4% | 7,2% | 7,6% | 8,0% | 9,6% | 9,4% |
Niet-westerse allochtonenwo-instroom | 719 | 1 656 | 1 694 | 1 915 | 1 987 | 2 242 |
Fractie van wo-instroom | 3,1% | 6,7% | 7,0% | 7,4% | 7,8% | 8,2% |
Bron: Kerncijfers 2000–2004 (tabel 7.9 p. 98 en 99: toevoeging 95/96 en percentages OCW)
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Evaluatie instrumenten gehandicapte studenten (in 2005/06) | 2006/2007 |
6.3.5 Meer onderzoekers van meer kwaliteit door verbeteren en aantrekkelijker maken van onderzoekersopleidingen
Toptalent is een absolute noodzaak voor Nederland om zich te profileren als kenniseconomie en -samenleving in Europa en de wereld. Talentvolle onderzoekers zijn nodig om kennisintensieve functies in de maatschappij succesvol te vervullen.
Er is veel talent in Nederland, maar tot nu toe wordt dit onvoldoende benut. Het streven is om in Nederland te komen tot een nieuw promotiestelsel om talenten (van zowel wo als hbo) optimaal voor het Nederlandse onderwijs, de wetenschap en de arbeidsmarkt te benutten. Het streven is kort gezegd een nieuw promotiestelsel met de volgende kenmerken:
1. het aantal promoties in Nederland substantieel verhogen,
2. de kwaliteit van promotieopleidingen verhogen, andere soorten promoties stimuleren.
• Kosten voor studiefinanciering van de met één jaar verlengde onderzoeksmasters.
• Promotievouchers hbo-docenten: Het streven is door hbo-docenten te stimuleren te gaan promoveren het aantal promoties van hbo-docenten sterk te verhogen en daarmee een algemene kwaliteitsverhoging van het hbo te bewerkstellingen. Met de extra middelen krijgen hogescholen meer mogelijkheden om docenten, tewijl ze aan hun promotie werken, te vervangen door andere docenten (verletkosten). Deze middelen worden in de vorm van vouchers aan hogescholen uitgekeerd. Ook universiteiten krijgen extra middelen om de begeleiding van deze promovendi goed mogelijk te maken.
• Subsidie voor de ontwikkeling van de opleiding tot onderzoeker en de onderzoeksomgeving in 2005 en 2006. Over de wijze waarop deze subsidies worden ingezet vindt nog nader overleg met de instellingen plaats.
• Jonge universiteiten: Met amendement 143 bij de begrotingsbehandeling 2005 (29 800 VIII, nr. 159) is € 3 miljoen beschikbaar gekomen voor de drie jonge universiteiten van Tilburg, Rotterdam en Maastricht. Doel is het wegwerken van de achterstand in de onderzoeksbekostiging van deze drie jonge universiteiten in afwachting van de verandering van de onderzoeksbekostiging en de introductie van de smart mix.
• Promotievouchers hbo-docenten: Met de HBO-raad en de VSNU wordt overlegd over de precieze wijze waarop en de voorwaarden waaronder de middelen verdeeld gaan worden.
• Voorbereiden van een nieuwe wet op het hoger onderwijs en onderzoek, onderdeel onderzoek, waarin de kwaliteitszorg van doctoraatsopleidingen en loopbanen jong talent nader wordt geregeld.
Promovendi, hbo-studenten en -docenten jonge universiteiten.
• Brief van de minister van OCW met aankondiging van een notitie over nieuwe promotieopleidingen (bijlage bij 29 800, nr. 224).
• Prestatie-agenda OCW-HBO-raad, bijlage bij 27 406, nr. 51.
• Wetgevingsnotitie «Naar een nieuwe wet op het hoger onderwijs en onderzoek», 29 853, nr. 10.
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde 1 | Periode | Streefwaarde 2 | Periode |
Aantal hbo-docenten die gaan promoveren | 0 | 2005 | 40 | 2006 | 200 | 2008 |
Aantal promovendi (aan de universiteit en in loondienst) | 2 319 | 2003 | 2 500 | 2006 | 2 600 | 2007 |
ARTIKEL 8. INTERNATIONAAL ONDERWIJSBELEID
8.1 Algemene beleidsdoelstelling: bevorderen van internationale oriëntatie en samenwerking van onderwijsdeelnemers en onderwijsinstellingen
In de toekomst zullen economie, arbeidsmarkt en bestuur nog meer dan nu een internationaal karakter krijgen. Het is daarom cruciaal dat de generaties die de samenleving moeten dragen in de toekomst, in het onderwijs van nu een internationale oriëntatie meekrijgen en de noodzakelijke vaardigheden opdoen. Uiteindelijk is dat een taak voor onderwijsinstellingen en hun docenten, maar ook de overheid heeft hier een verantwoordelijkheid.
OCW stimuleert daarom onderwijsinstellingen, lerenden en docenten tot internationale oriëntatie en samenwerking, werkt aan (inter)nationale randvoorwaarden daarvoor en ondersteunt organisaties en instellingen die in binnen- en buitenland – ook vanuit Nederlands belang – internationaal opereren.
De minister is verantwoordelijk voor het scheppen van goede randvoorwaarden voor een verdere internationalisering van het onderwijs, zowel nationaal als bij het maken van internationale afspraken (in de EU, met andere multilaterale organisaties en met andere landen).
Behalen van deze doelstelling hangt af van:
Bereidheid van instellingen, lerenden en docenten zelf.
Interdepartementale samenwerking.
De buitenlandpolitieke situatie.
Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer de zogenaamde BISON Monitor van internationale mobiliteit in het onderwijs met daarin diverse kengetallen over mobiliteit en internationalisering. Daarnaast beziet OCW momenteel in hoeverre het mogelijk is om meer zicht te krijgen op de daadwerkelijke effecten van internationalisering en de mogelijkheden van (longitudinaal) onderzoek daarnaar.
• BISON Monitor van internationale mobiliteit in het onderwijs, http://www.nuffic.nl/ (ocw 0400920).
• Voorbereiding begroting 2006, «comply or explain» (29 949, nr. 29).
8.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 8.1: Budgettaire gevolgen artikel 8 (x € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | HGIS-deel | |
Verplichtingen: | 24 107 | 15 283 | 15 809 | 15 957 | 16 526 | 16 470 | 16 470 | 150 |
–Waarvan garantieverplichtingen | ||||||||
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 26 773 | 17 267 | 15 977 | 15 957 | 16 526 | 16 470 | 16 470 | 150 |
Programma-uitgaven | 24 903 | 14 032 | 13 164 | 13 165 | 13 749 | 13 693 | 13 693 | 150 |
Juridisch verplicht | 13 036 | 8 245 | 3 314 | 3 241 | 3 164 | 3 164 | 150 | |
Bestuurlijk gebonden | 530 | 4 008 | 8 840 | 9 247 | 9 268 | 9 268 | ||
Niet-juridisch en niet-bestuurlijk gebonden | 466 | 911 | 1 011 | 1 261 | 1 261 | 1 261 | ||
Stimuleren van Internationalisering | 13 523 | 7 651 | 7 742 | 7 832 | 7 724 | 7 669 | 7 669 | |
Ondersteuning van Internationaal opererende organisaties in binnen- en buitenland | 11 380 | 6 381 | 5 422 | 5 333 | 6 025 | 6 024 | 6 024 | 150 |
Apparaatsuitgaven | 1 870 | 3 235 | 2 813 | 2 792 | 2 777 | 2 777 | 2 777 | |
Ontvangsten | 39 | 99 | 99 | 99 | 99 | 99 | 99 |
8.3 Operationele doelstellingen
8.3.1 Stimuleren van internationalisering in het onderwijs
Het vergroten van internationale mobiliteit van onderwijsdeelnemers en grensoverschrijdende samenwerking tussen onderwijsinstellingen dragen in belangrijke mate bij aan de gewenste internationale oriëntatie. Zeker op het terrein van het funderend onderwijs is een actieve stimulerende rol van de overheid noodzakelijk.
• Subsidiëren van uitwisselingsprogramma's voor lerenden en docenten
• Het geven van voorlichting over internationale uitwisseling
• Opzetten en subsidiëren van samenwerkingsverbanden
• Nationale programma's voor internationalisering in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs, gericht op leerlingenuitwisseling, docentenmobiliteit, tweetalig onderwijs en internationalisering door middel van onder meer ict, en uitgevoerd door het Europees Platform.
• Koninkrijk der Nederlanden, algemeen programma voor nauwe samenwerking tussen scholen (Kans). Op 1 januari 2006 treedt het vervolg op het Kans-programma in werking dat zal doorlopen tot en met 2010. De onderwijsministers van Aruba, de Antillen en Nederland hebben hiertoe op 8 mei 2005 een intentieverklaring getekend.
• Suriname ontvangt van 2005–2008 jaarlijks een subsidie ten behoeve van onderwijsprojecten die een relatie hebben met NTU-activiteiten in voorbereidende en ondersteunende zin.
• Duitsland Instituut Amsterdam (DIA). Op 1 januari 2006 treedt het Duitsland programma hoger onderwijs deel 3 (DPHO-3) in werking dat doorloopt tot en met het jaar 2010.
• Frans-Nederlandse Universiteit (FNU). In 2006 worden de werkzaamheden en resultaten van de FNU geëvalueerd.
• Samenwerking met Rusland en de (pre-)accessielanden in Zuid-Oost Europa
• Fulbright-beurzenprogramma. Binationaal beurzenprogramma tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika voor afgestudeerden in het hoger onderwijs, promovendi en wetenschappers. Het programma wordt uitgevoerd door het Fulbright Center in Amsterdam.
• (Nederlandse) onderwijsinstellingen.
• Lerenden.
• Docenten.
8.3.2 Ondersteunen van internationaal opererende organisaties in binnen- en buitenland
Om de Nederlandse belangen die gepaard gaan met het internationaliseringproces in het buitenland te behartigen, is een strategische participatie noodzakelijk: in de EU, in multilaterale organisaties als de OESO en UNESCO en in samenwerkingsverbanden als de Nederlandse Taalunie.
• Subsidies aan internationaal opererende organisaties in Nederland.
• Bijdragen aan organisaties in het buitenland.
• Internationaal beleidsonderzoek, kennisuitwisseling en benchmarking.
• Nederlandse Taalunie (NTU). Samen met de Vlaamse Gemeenschap en Suriname neemt Nederland deel aan de Taalunie. De NTU heeft de ondersteuning van gebruikers van de Nederlandse taal in de wereld tot doel.
• Europa College Brugge. In Europees verband neemt Nederland hieraan deel. Het betreft het Nederlands aandeel in de jaarlijkse bijdrage aan het Europa College.
• Europees Platform (EP). Het EP verzorgt een aantal programma's (zie 8.3.1). Het betreft de kosten die het EP (als organisatie) maakt voor de uitvoering van deze programma's.
• Permanente Vertegenwoordiging UNESCO
• OESO-Centre for Educational Research and Innovation. Nederland neemt hieraan deel en betaalt in verband hiermee een jaarlijkse contributie.
• Onderzoek met als centrale thema's «leren van elkaar» (internationaal gezien); de Lissabondoelstellingen; internationalisering/mobiliteit; het beter benutten van internationale kennis.
• (Nederlandse) onderwijsinstellingen.
• Lerenden.
• Docenten.
• Beleidsmakers/Overheid.
OVERZICHTSCONSTRUCTIE INTERNATIONAAL BELEID
Deze overzichtsconstructie biedt een overzicht van de internationale uitgaven van OCW. Dit betreft echter geen totaaloverzicht van de internationale activiteiten die op het terrein van onderwijs, cultuur en wetenschappen in Nederland plaatsvinden. De daadwerkelijke omvang van de middelen die worden besteed aan de bevordering van mobiliteit en samenwerkingsverbanden is veelal groter dan hieronder is aangegeven. Zo financieren zowel de EU als de instellingen zelf vormen van internationale samenwerking.
1. Overzicht van de uitgaven internationaal beleid op de OCW-begroting per artikel
Tabel 1: Internationale uitgaven OCW (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Primair onderwijs (artikel 1) | 14 799 | 15 037 | 15 144 | 15 325 | 15 570 | 15 580 | 15 580 |
Voortgezet onderwijs (artikel 3) | 1 824 | 2 136 | 2 171 | 2 171 | 2 171 | 2 171 | 2 171 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (artikel 4) | 709 | 1 135 | 835 | 685 | 685 | 685 | 685 |
Hoger beroepsonderwijs (artikel 6) | 447 | 4 144 | 4 142 | 4 142 | 4 142 | 4 142 | 4 142 |
Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7) | 64 639 | 68 942 | 68 027 | 67 786 | 66 811 | 66 811 | 66 811 |
Internationaal onderwijsbeleid (artikel 8) | 24 903 | 14 032 | 13 164 | 13 165 | 13 749 | 13 693 | 13 693 |
Informatie en communicatietechnologie (artikel 10) | 166 | 200 | 100 | ||||
Studiefinanciering (artikel 11) | 1 711 | 1 486 | 1 626 | 3 171 | 6 224 | 9 381 | 12 637 |
Internationaal cultuurbeleid (artikel 14) | 2 284 | 2 688 | 2 688 | 2 688 | 2 688 | 2 688 | 2 688 |
Kunsten (artikel 14) | 5 961 | 6 050 | 6 050 | 6 050 | 6 050 | 6 050 | 6 050 |
Cultureel erfgoed (artikel 14) | 1 264 | 1 374 | 1 374 | 1 374 | 1 374 | 1 374 | 1 374 |
Media (artikel 15) | 44 997 | 45 129 | 44 597 | 44 058 | 44 622 | 45 194 | 45 194 |
Onderzoek en wetenschappen (artikel 16) | 74 205 | 76 084 | 75 397 | 76 076 | 76 250 | 76 746 | 76 746 |
Totaal | 237 909 | 238 437 | 235 315 | 236 691 | 240 336 | 244 515 | 247 771 |
2. Homogene groep internationale samenwerking per artikel
Een deel van de in de tabel 1 opgenomen middelen maken deel uit van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), die wordt gecoördineerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Tabel 2: Homogene groep internationale samenwerking (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Hoger beroepsonderwijs (artikel 6) | 447 | 3 900 | 3 762 | 3 762 | 3 762 | 3 762 | 3 762 |
Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7) | 52 085 | 55 899 | 54 957 | 54 957 | 54 957 | 54 957 | 54 957 |
Internationaal onderwijsbeleid (artikel 8) | 2 224 | 150 | 150 | 150 | 150 | 150 | 150 |
Internationaal cultuurbeleid (artikel 14) | 1 537 | 1 534 | 1 497 | 1 497 | 1 497 | 1 497 | 1 497 |
Onderzoek en wetenschappen (artikel 16) | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 |
Totaal | 56 747 | 61 801 | 60 820 | 60 820 | 60 820 | 60 820 | 60 820 |
ARTIKEL 9. ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID
9.1 Algemene beleidsdoelstelling: in samenwerking met werkgevers- en werknemersorganisaties zorgen voor een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt
In overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties vernieuwende projecten en maatregelen faciliteren die bijdragen aan een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt. Daarnaast het creëren en ondersteunen van een goede structuur voor arbeidsvoorwaardenoverleg en het terugdringen van de financiële gevolgen van bovenmatige ziektekosten voor (gewezen) onderwijspersoneel.
Het scheppen en bevorderen van de juiste randvoorwaarden voor een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt.
De minister is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en daarmee voor een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt, een goede structuur voor arbeidsvoorwaardenoverleg en het voorkomen van bovenmatige ziektekosten.
Alle partners binnen het onderwijssysteem (minister, brancheorganisaties, besturen en management van instellingen) moeten mee- en samenwerken.
Conjuncturele ontwikkelingen.
Demografische ontwikkelingen.
Zie overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid.
• Nota Werken in het onderwijs (WIO) 2006, verschijningsdatum 20 september 2005.
• Beleidsplan onderwijspersoneel. Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt, 2004 (29 200 VIII, nr. 151).
• Wet beroepen in het onderwijs (28 088/staatsblad 2004, 344).
• Voortgangsrapportage onderwijspersoneel (27 923, nr. 19).
9.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9.1: Budgettaire gevolgen artikel 9 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 118 489 | 168 410 | 217 009 | 310 975 | 310 947 | 310 946 | 311 242 |
–waarvan garantieverplichtingen | |||||||
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 117 405 | 168 410 | 217 009 | 310 975 | 310 947 | 310 946 | 311 242 |
Programma-uitgaven | 114 071 | 164 477 | 211 623 | 305 894 | 305 891 | 305 891 | 305 891 |
Juridisch verplicht | 87 113 | 81 361 | 81 361 | 81 361 | 81 361 | ||
Bestuurlijk gebonden | 123 886 | 223 903 | 223 903 | 223 903 | 223 903 | ||
Niet-juridisch verplicht en niet-bestuurlijk gebonden | 624 | 630 | 627 | 627 | 627 | ||
Arbeidsmarkt | 66 548 | 115 267 | 164 681 | 258 952 | 258 949 | 258 949 | 258 949 |
ZVOO | 47 523 | 47 208 | 46 942 | 46 942 | 46 942 | 46 942 | 46 942 |
CFI | 2002 | 1 994 | 2 014 | 2 010 | 2 010 | 2 010 | |
Apparaatsuitgaven | 3 745 | 3 933 | 3 392 | 3 067 | 3 046 | 3 045 | 3 341 |
Ontvangsten | 375 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
9.3 Operationele doelstellingen
9.3.1 Een goed functionerende arbeidsmarkt
Er zijn maatregelen nodig om de werkdruk van werknemers in het onderwijs te verminderen en de concurrentiepositie van het onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren. Tevens dient de regionale vraag en aanbod op de onderwijsarbeidsmarkt beter op elkaar te worden afgestemd.
Verdere professionalisering van de arbeidsorganisatie, scholen krijgen mogelijkheden om onderwijs anders in te richten en daarmee de werkdruk van onderwijzend en directiepersoneel te verminderen. Samenwerking tussen scholen en opleidingen voor onderwijspersoneel wordt verbeterd en de samenwerking in de regio wordt verbeterd. Het doel van de subsidieverlening aan het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) is sociale partners in de gelegenheid te stellen sectoraal onderwijsarbeidsmarktbeleid te ontwikkelen en uit te voeren. Daarnaast moet de huidige kennis en expertise geconsolideerd en uitgebreid worden, teneinde sectoraal onderwijsarbeidsmarktbeleid te onderbouwen. Het uiteindelijke doel is om eventuele discrepanties op de onderwijsarbeidsmarkt te mitigeren.
De ontwikkeling van nadere maatregelen in overleg met sociale partners.
Zie overzichtsconstructie
• Nota Werken in het onderwijs (WIO) 2006.
• Beleidsplan onderwijspersoneel. Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt, 2004 (29 200 VIII, nr. 151).
• Wet beroepen in het onderwijs (28 088/staatsblad 2004, 344).
9.3.2 Ziektekosten voor onderwijs- en onderzoekspersoneel (zvoo)
Voorkomen dat (gewezen) onderwijs- en onderzoekspersoneel hogere ziektekosten ervaart dan vergelijkbaar personeel in de marktsector dat ziekenfondsverzekerd is.
De zvoo-regeling; op aanvraag van de (ex)-werknemer wordt een tegemoetkoming in overmatige ziektekosten verstrekt.
OCW beheert de zvoo-regeling, stelt het budget beschikbaar en onderhoudt contact met de uitvoerder van de regeling (KPMG Flexsourcing).
Met de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 verdwijnt het verschil tussen de ziektekostenverzekering van overheidspersoneel en werknemers in de marktsector. Daarmee wordt de zvoo-regeling overbodig. In 2006 worden nog wel vergoedingen over 2005 uitbetaald. Vanaf 2007 worden deze middelen betrokken bij de afhandeling van de effecten van de ZVW.
(Ex-)Werknemers met bovenmatige ziektekosten. In 2004 zijn 38 011 zvoo-uitkeringen verstrekt, waarvan 34 482 aan post-actieven.
Aantal verstrekte uitkeringen.
zvoo-regeling (Staatsblad 1997, 357).
Zie overzichtsconstructie.
OVERZICHTSCONSTRUCTIE ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID
1. Zorgen voor de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit op korte, middellange en lange termijn in alle regio's
Hier wordt beoogd om de tekortenproblematiek in het funderend onderwijs doelmatig op te lossen en de structurele personeelsvoorziening in het gehele onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te waarborgen.
Het scheppen en bevorderen van de juiste randvoorwaarden en het stimuleren van de scholen tot het zoeken naar andere, creatieve oplossingen.
De minister is verantwoordelijk voor de instandhouding van het stelsel. Dit vereist kwantitatief en kwalitatief voldoende personeel. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor de opleiding van het onderwijspersoneel.
• Alle partners binnen het onderwijssysteem (minister, brancheorganisaties, besturen en management van instellingen) werken mee- en samen.
• Conjuncturele ontwikkelingen.
• Demografische ontwikkelingen.
Aantal openstaande vacatures is in 2007 teruggebracht van 10 400 bij ongewijzigd beleid naar circa 2 200 voltijdbanen in het primair en voortgezet onderwijs. De te bereiken doelstelling zal worden aangepast op basis van de nieuwe arbeidsmarktraming.
• Nota Werken in het Onderwijs (WIO) 2006 (verschijnt op 20-9-2005).
• Nota Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt; beleidsplan onderwijspersoneel (29 200 VIII, nr. 151).
• Wet Beroepen in het Onderwijs (28 088/staatsblad 2004, 344).
2. Versterken van de arbeidsmarktpositie van onderwijs- en onderzoeksinstellingen en een betere afstemming in de regio
Voldoende personeel van goede kwaliteit is een essentiële voorwaarde voor goed onderwijs.
Betere afstemming van vraag en aanbod in de regio
Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt vergt maatwerk per regio. Vanaf 2008 zullen zich grotere spanningen op de arbeidsmarkt voordoen waarop de onderwijsinstellingen in po, vo en bve zich de komende jaren moeten voorbereiden. Daarom wordt de regionale aanpak die in 2003 is ontwikkeld voortgezet.
Verbeteren concurrentiepositie op de arbeidsmarkt
• cao-vorming:totstandkoming van een cao, sector onderwijs (po, vo) met een positief effect op de arbeidsmarktpositie en het imago van de sector. Elementen hiervan zijn:
– een contractloonontwikkeling die de vergelijking met andere (overheids)sectoren kan doorstaan;
– specifieke maatregelen om de arbeidsmarktpositie te versterken.
• decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming: scholen meer ruimte bieden voor maatwerk in arbeidsvoorwaarden, waardoor ze beter kunnen inspelen op hun eigen omstandigheden.
• kinderopvang: onderwijspersoneel met kinderen in staat stellen arbeid en zorg te combineren.
• bevordering arbeidsparticipatie ouderen: behoud van menselijk kapitaal, bijdragen aan voorkomen (toekomstige) personeelstekorten en betaalbaar houden van sociale zekerheid en pensioenen.
• terugdringing ziekteverzuim: het hoofdlijnenakkoord is als doel gesteld het ziekteverzuim in het po, vo en so de komende jaren te laten dalen om het beschikbaar arbeidspotentieel beter te benutten.
• terugdringing arbeidsongeschiktheid: benutten beschikbaar arbeidspotentieel en verminderen inactiviteit
• vermindering werkloosheid: een meer activerend uitkeringsstelsel bij werkloosheid door preventief beleid, volumebeleid en regelgeving
Betere afstemming van vraag en aanbod in de regio
Per 26 januari 2005 is de subsidieregeling afstemming in risicoregio's voor onderwijsinstellingen in het primair en voortgezet onderwijs 2005-2007 in werking getreden. Met risicoregio's worden bedoeld die regio's met de grootste knelpunten tot en met 2007 op de onderwijsarbeidsmarkt. Hiermee kunnen partijen in de regio een financiële bijdrage verkrijgen om de regionale onderwijsarbeidsmarkt in de risicoregio's in evenwicht te brengen.
Verbeteren concurrentiepositie
• cao-vorming: verkenning cao-thema's met sociale partners en vervolgens onderhandelingen over de cao, sector onderwijs (po, vo). Aan de decentrale onderwijssectoren stelt het kabinet na overleg met sectorwerkgevers de kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling beschikbaar.
• decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming: opstellen uitwerkingsnotitie po en kaderbesluit po in overleg met sociale partners. Overleg met sociale partners over decentralisatie in het vo, uitmondend in een convenant, met inachtneming van het toetsingskader voor decentrale arbeidsvoorwaarden. Opstellen decentralisatiebesluit vo, wijziging Wet voortgezet onderwijs.
• kinderopvang: OCW stelt een centraal budget beschikbaar waaruit personeel in het po en vo een werkgeversbijdrage in de kosten voor kinderopvang kan ontvangen.
Vergroten arbeidsparticipatie
• bevordering arbeidsparticipatie ouderen: subsidiëren van pilots en projecten bij scholen, monitoren en verspreiden van resultaten en good practices, afspraken in het kader van de cao en overleg met sociale partners over de gevolgen van het nieuwe stelsel voor vut, prepensioen en levensloop.
• terugdringing ziekteverzuim: afspraken in de cao voor een activiteitenprogramma ziekteverzuimdaling, subsidiëring van Stichting Vervangingsfonds/Bedrijfsgezondheidszorg (VF-BGZ), medefinanciering van een arboplusconvenant en uiteraard het monitoren van de uitvoering van beleid door jaarlijks onderzoek van ziekteverzuimcijfers.
• terugdringing arbeidsongeschiktheid: subsidiëring van Stichting Vervangingsfonds/Bedrijfsgezondheidszorg voor ontwikkeling en implementatie arbobeleid, (preventief) verzuimbeleid en reïntegratie, medefinanciering van Arboplusconvenant, onder andere gericht op de reïntegratie van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten, overleg met sociale partners over speerpunten beleid en uitwerking in activiteitenplannen, monitoren uitvoering beleid en activiteitenplannen en evalueren resultaten.
• vermindering werkloosheid: wijzigen van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling BBWO (sectoren po en vo) naar een meer activerende regeling via georganiseerd overleg, aanpassen bovenwettelijke regeling aan komende wijzigingen in de Werkloosheidswet, vereenvoudiging van de regelgeving, volgen van de effectiviteit en doelmatigheid van de instrumenten.
Huidig en toekomstig onderwijspersoneel
• Vacature-intensiteit in het onderwijs.
• Ziekteverzuimpercentage.
• Aantal toegekende aanvragen kinderopvangplaatsen.
• Reductie werkloosheidsuitgaven, terugdringen inactiviteit.
• Decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming: voor po decentralisatie van de secundaire arbeidsvoorwaarden in 2006, volledige doordecentralisatie enige jaren daarna. Voor vo doordecentralisatie in 2006.
• Bevorderen arbeidsparticipatie ouderen: beoogde ingangsdatum levensloopregeling is 1 januari 2006 afhankelijk van de onderhandelingen met de centrales
• Terugdringen van werkloosheid:
– Vereenvoudiging in 2006;
– Aanpassing aan nieuwe ww en meer activerend stelsel in 2007.
• Betere afstemming van vraag en aanbod in de regio: Beleidsplan onderwijspersoneel. Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt, 2004, Ministerie van OCW (29 200 VIII, nr. 151).
• Decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming: koers PO (29 200 VIII, nr. 13), koers VO (29 200 VIII, nr. 14).
• Bevordering arbeidsparticipatie ouderen: cao 2003 PO, VO (ocw 0300250).
• Terugdringen van het ziekteverzuim: Arboconvenant O&W «Convenant Arbo en verzuim O&W» (ocw 0001548).
• Terugdringing arbeidsongeschiktheid: Arboplusconvenant po/vo «Reïntegratie, ziekteverzuim, en agressie en geweld» (staatscourant 2004, 222).
• Terugdringen van werkloosheid: Kabinetsstandpunt «ontslagpraktijk en werkloosheidswet» van 29 april 2005 n.a.v. SER-advies «ontslagpraktijk en werkloosheidswet» van 15 april 2005 (30 109, nr. 1).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
Terugdringing ziekteverzuim: jaarlijks ziekteverzuimonderzoek | po: 6,76%vo: 6,03%so: 7,56% | 2003 | po: 6,14%vo: 6,03%so: 6,86% | 2007 |
Aantal vacatures | 10 400 | 2007 bij ongewijzigd beleid | 2 200 | 2007 |
3. De onderwijsinstelling als professionele arbeidsorganisatie
Het doel is om scholen beter in staat te stellen schommelingen op de arbeidsmarkt op te kunnen vangen.
• Meerjarige personeelsplanning: om te bevorderen dat onderwijsinstellingen een meerjaren personeelsplanning hebben en een plan van aanpak gericht op de personeelsvoorziening op de lange termijn, gebaseerd op een visie op de onderwijskundige inrichting.
• Professionalisering personeel: om onderwijsinstellingen meer financiële ruimte en mogelijkheden te geven dan in het huidige stelsel om te anticiperen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en om aantrekkelijke werkgevers te zijn.
• Schoolplan en bekwaamheidsdossier: om te bevorderen dat onderwijsinstellingen een bekwaamheidsdossier hebben waarin tevens is opgenomen hoe werkgever en leraar hebben afgesproken de bekwaamheden te onderhouden.
• Meerjarige personeelsplanning: in 2006 worden goede voorbeelden van meerjarige personeelsplanning in samenwerking met de onderwijsorganisaties verspreid naar de onderwijsinstellingen.
• Professionalisering personeel: de beschikbare middelen voor zij-instroom, begeleiding beginnende leraren en de professionalisering van onderwijspersoneel komen vanaf het cursusjaar 2006–2007 via de lumpsum beschikbaar voor de onderwijsinstellingen. In 2006 worden via een convenant met de branches voor po en vo prestatieafspraken gemaakt over de inzet van deze middelen. Vergelijkbare afspraken worden gemaakt voor de bve-sector.
• Schoolplan en bekwaamheidsdossier: in 2006 worden goede voorbeelden van bekwaamheidsdossiers in samenwerking met de onderwijsorganisaties verspreid onder de onderwijsinstellingen.
Onderwijsinstellingen in po/vo/bve
• Aantal werkgevers dat over een bekwaamheidsdossier per werknemer beschikt.
• Aantal werkgevers dat over een meerjarige personeelsplanning beschikt.
Beleidsplan onderwijspersoneel, hoofdstuk 4 (27 923, nr. 19).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
Aantal werkgevers die over een bekwaamheidsdossier per werknemer beschikken | 100% | 2007 | ||
Meerjarige personeelsplanning | po: 11%vo: 28%bve: 70% | 200420042003 | po: 50%vo: 100%bve: 100% | 2007 |
4. Meer samenhang in de kwalificatiestructuur en het opleidingsstelsel
Voor een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt is een samenhangende ontwikkeling nodig van de beroepen in het onderwijs en een opleidingsstelsel dat daarbij aansluit.
• Opleiden in de school (breedte): de primaire verantwoordelijkheid voor het professioneel inrichten van een infrastructuur voor het opleiden en begeleiden in de school ligt bij de instellingen voor primair en voortgezet onderwijs en de BVE-instellingen. Daarnaast is nodig dat scholen en instellingen afspraken maken met de opleidingen voor onderwijspersoneel over de verantwoordelijkheidsverdeling bij het opleiden.
• Opleiden in de school (diepte): er zijn scholen die structureel een relatief groot deel van hun formatie invullen met personeel-in-opleiding. Deze scholen leiden niet alleen op voor hun eigen behoefte, zij leiden ook op voor de markt. OCW wil deze scholen (financieel) ondersteunen. Daarnaast zijn er scholen die het opleiden in de school verbinden met onderwijsinnovatie en fundamentele kennisontwikkeling (zogenaamde «academische opleidingsscholen»). OCW wil ook aan die ontwikkeling ruimte geven. Doelstelling: in 2008 hebben we op basis van relevante praktijkvoorbeelden een goede definiëring van hoe zo'n opleidingsschool er precies uitziet (van de minimale t/m de maximale variant) én weten we onder welke randvoorwaarden deze opleidingsscholen een succes kunnen zijn en de kwaliteit van het opleiden in de school duurzaam geborgd is.
• Kwalificatiestructuur: in 2005 is een Landelijk Platform voor de beroepen in het onderwijs ingericht. Hierin treffen deskundigen van instellingen uit de po-, vo- en bve-sector elkaar. Het Landelijk Platform voert de dialoog over de gewenste en door Commissies per beroep opgestelde kwalificaties en over de samenhang daarin. Ook voert het Platform gesprekken met deskundigen van organisaties van opleidingen en (verdere) scholing voor onderwijspersoneel over de passende opleiding en scholing bij de bekwaamheden van beroepsbeoefenaren. In 2007 zijn er voor alle onderwijsberoepen door het veld gelegitimeerde en actuele competentieprofielen, die zijn vertaald in bekwaamheidseisen.
• Trajecten eerder verworven competenties: voor opleidingen is het van belang om optimaal vorm en inhoud te geven aan opleidingstrajecten op maat, onder meer in verband met de toenemende variëteit van de instroom in lerarenopleidingen. Het streven is dat in 2007 de opleidingsinstituten en de onderwijsinstellingen beschikken over instrumenten waarmee elke (toekomstige) beroepsbeoefenaar kan aantonen over welke competenties hij/zij beschikt.
• Lerarenopleidingen: OCW, HBO-raad en VSNU hebben op 1 juli 2005 een gezamenlijke beleidsagenda aan de Kamer aangeboden. In deze beleidsagenda zijn afspraken gemaakt over de uitwerking van de twee operationele doelstellingen.
• Kopopleiding hoger beroepsonderwijs: het is wenselijk om studenten met een hbo- of wo-bachelor getuigschrift in een verwant vakgebied in de gelegenheid te stellen een kopopleiding tot leraar te volgen van één jaar, leidend tot een hbo-bachelor getuigschrift.
• Educatieve mastersopleidingen in het hoger onderwijs: de voorstellen van de lerarenopleidingen om te komen tot nieuwe educatieve hbo-masteropleidingen zullen door de NVAO worden getoetst op kwaliteit en, in geval bekostiging wordt verlangd, door OCW. Daarbij zal vooral het criterium relevant zijn, dat de opleiding voorziet in een door de overheid erkende behoefte op terreinen waarvoor de overheid een verantwoordelijkheid op stelselniveau heeft of verantwoordelijk is voor de werkgelegenheid.
• Opleiden in de school (breedte): in regionaal georganiseerde netwerkbijeenkomsten wisselen de deelnemers ervaringen en goede voorbeelden uit en kunnen ze bij elkaar en bij een deskundige terecht met vragen en praktijkproblemen. Zo worden deelnemende instellingen zo goed mogelijk in staat gesteld om het project op school te laten slagen. Van de besturen die subsidie krijgen, wordt verwacht dat ze hun ervaringen delen met de andere scholen onder hun bestuur en met collega schoolbesturen. Bovendien wordt landelijk bekendheid gegeven aan de ontwikkelingen en ervaringen van besturen en scholen door middel van de website www.ipb-onderwijs.nl, landelijke conferenties in 2005 en 2006, zogenaamde roadshows in drie regio's, etc.
• Opleiden in de school (diepte): OCW start begin 2006 dieptepilots Opleiden in de school. Ook wordt onderzocht welke extra investeringen, zowel in personele als in materiële zin, deze opleidingsscholen moeten doen en hoe financiering vanuit OCW op termijn vorm kan krijgen.
• Kwalificatiestructuur: Het Landelijk Platform onderneemt in 2006 de volgende activiteiten: a. Op basis van ontwikkelingen in het onderwijs vaststellen welke onderwijsberoepen te onderscheiden zijn, welke competentieprofielen daarbij horen, en voor welke onderwijsberoepen of werkzaamheden in regelgeving bekwaamheidseisen zouden moeten worden vastgesteld. b. Door commissies per onderwijsberoep voorstellen laten ontwikkelen voor bekwaamheidseisen per onderwijsberoep op basis van vastgestelde competentieprofielen. c. Uitspraken doen over de vraag:
– of op den duur een afzonderlijk competentieprofiel gewenst is voor de leraar in het vmbo en beroepsonderwijs, en welke bekwaamheidseisen bij dat competentieprofiel zouden moeten worden vastgesteld;
– welke ondersteunende beroepen in het onderwijs moeten worden onderscheiden, welke competentieprofielen daarbij horen, en voor welke van die beroepen of werkzaamheden in regelgeving bekwaamheidseisen zouden moeten worden vastgelegd;
– wat de behoefte is aan educatieve masters in het po, speciaal onderwijs, vo en bve.
• Trajecten eerder verworven competenties (evc) : financiële stimulering en het (doen) inzetten van deskundigen vanuit bijvoorbeeld STOAS en het Kenniscentrum EVC bij de ontwikkeling, het gebruik en de validering van evc door de lerarenopleidingen en de onderwijsinstellingen ten behoeve van nieuw en zittend onderwijspersoneel. Op basis van de inventarisatie (nulmeting) en de activiteiten die in 2005 plaatsvinden, wordt in 2006 ondersteuning geboden bij het in samenhang verder ontwikkelen en valideren van het evc-instrumentarium, het opvullen van de witte vlekken, en het verspreiden van good practises.
• Lerarenopleidingen: in 2006/2007 is er kwaliteitsverbetering gerealiseerd door alle lerarenopleidingen basisonderwijs en vo/bve. Hieronder wordt verstaan dat het ho-niveau van opleidingen en afgestudeerden is geborgd en dat toetsing en examinering meer curriculumonafhankelijk plaats vindt. In 2006/2007 zijn er door lerarenopleidingen in het hbo en in het wo afspraken gemaakt over een aanpassing van de opleidingsinfrastructuur die leiden tot betere afstemming van vraag en aanbod naar kwaliteit en kwantiteit en tot een gezonde bedrijfsvoering door de instellingen.
• Kopopleiding hoger beroepsonderwijs: wettelijke verankering van de kopopleiding. Vooruitlopend hierop wordt de kop-opleiding gerealiseerd door middel van pilots waarbij OCW zorg draagt voor bekostiging en studiefinanciering.
Educatieve masteropleidingen in het hoger onderwijs: het Landelijk Platform is gevraagd uiterlijk in 2006 bij voorrang een uitspraak te doen over de vraag wat de behoefte is aan educatieve hbo-masters in het po, speciaal onderwijs, vo en bve. Hiermee kunnen instellingen die een nieuwe masteropleiding willen opzetten rekening houden.
Scholen in het po, vo en bve en (op verzoek van die scholen) lerarenopleidingen en universiteiten.
In 2007 zijn er voor alle onderwijsberoepen door het veld gelegitimeerde en actuele competentieprofielen die zijn vertaald in bekwaamheidseisen.
• Beleidsplan onderwijspersoneel, hoofdstuk 5 (29 200 VIII, nr. 151).
• Voortgangsrapportage Beleidsplan Onderwijspersoneel (27 923, nr. 19).
• Beleidsagenda lerarenopleidingen (27 923, nr. 19).
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Beleidsdoorlichting: | |
Voortgangsrapportage beleidsplan onderwijspersoneel 2006 | 2006 |
Overige evaluaties: | |
Monitoring Full Color 2 | 2006 |
Aandachtsgroepenmonitor2005–2007 | Jaarlijks |
Monitor decentrale budgetten po 2005 | 2006 |
Arbeidsmarktbarometers po, vo en bve2005–2007 | Jaarlijks |
Kengetallen ziekteverzuim2004–2005 | 2006 |
Loopbaanmonitor2005–2007 | Jaarlijks |
Overzicht uitgaven voor beleidsplan onderwijspersoneel (bron: voortgangsrapportage Beleidsplan onderwijspersoneel 2005). Dit geeft inzicht in de uitgaven, maar is geen dekkend overzicht.
Bedragen (x € 1 miljoen) | ||
---|---|---|
2006 | 2007 | |
Afstemming in de regio | 8,60 | |
De school als professionele arbeidsorganisatie | 16,09 | 33,50 |
Kwalificatiestructuur | 3,00 | 5,00 |
Opleiden in de school | 19,48 | 17,40 |
Lerarenopleidingen | 23,70 | 30,50 |
Begeleiding nieuwe instroom | 25,17 | 72,12 |
Schoolleiders PO | 11,00 | 8,40 |
Totaal | 107,00 | 166,90 |
ARTIKEL 10. INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE
10.1 Algemene beleidsdoelstelling: het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs door de inzet van ict
Informatie- en communicatietechnologie (ict) kan voor de kwaliteit van het onderwijs een krachtig middel zijn om het nieuwe leren – toegespitst op de individuele capaciteiten en behoeften, plaats- en tijdsonafhankelijk – mogelijk te maken en onderwijsinstellingen in staat te stellen leerlingen en studenten voor te bereiden op de arbeidsmarkt van morgen. Daartoe stimuleert en faciliteert de minister de integratie van ict in het onderwijs.
OCW geeft onderwijsinstellingen in het primair en voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie de ruimte, ook financieel, om ict in het onderwijs te gebruiken.
Daarbij draagt OCW bij aan de bewustwording van scholen en anderen van de mogelijkheden van ict in het onderwijs.
Tenslotte subsidieert OCW voorzieningen die voor het onderwijs belangrijk zijn om tot een effectieve en efficiënte inzet van ict te komen.
De minister is verantwoordelijk voor een deugdelijk toegerust stelsel van kwalitatief goed en toegankelijk onderwijs. Ict is daarbij een hulpmiddel.
Om ict goed te kunnen integreren, is het van belang dat er door scholen wordt geïnvesteerd, in tijd en geld, in verschillende factoren: infrastructuur, content, deskundigheidsbevordering en visie-ontwikkeling. De belangrijkste aandachtspunten zijn op dit moment de beschikbaarheid van content die aansluit bij behoeften van het onderwijsveld en de vaardigheden van docenten.
Ict wordt steeds meer een middel om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, in plaats van doel op zich. Juist daarom hangt het succes van de integratie van ict nauw samen met bredere ontwikkelingen in het onderwijs.
Het onderwijs voldoet beter aan de wensen van de leerling, de docent en de maatschappij. Daartoe wordt onder meer het gebruik van ict in het onderwijs gemeten.
• Leren met ict 2003–2005 (25 733, nr. 95).
• Voortgangsrapportage ict in het onderwijs 2004 (25 733, nr. 106).
10.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 10.1: Budgettaire gevolgen artikel 10 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 51 008 | 51 527 | 33 707 | 30 718 | 29 709 | 30 709 | 30 709 |
–waarvan garantieverplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitgaven (programma + apparaat) | 50 926 | 51 527 | 33 707 | 30 718 | 29 709 | 30 709 | 30 709 |
Programma-uitgaven | 49 031 | 50 163 | 33 707 | 30 718 | 29 709 | 30 709 | 30 709 |
Juridisch verplicht | 25 275 | 21 981 | 21 323 | 21 969 | 21 969 | ||
Bestuurlijk gebonden | 7 800 | 8 000 | 8 000 | 8 000 | 8 000 | ||
Niet juridisch verplicht en niet bestuurlijk gebonden | 632 | 737 | 386 | 740 | 740 | ||
Ict-bijdrage per leerling, inclusief internetvoorziening* | |||||||
ICT ondersteunings- en stimuleringsfaciliteiten | 21 425 | 22 158 | 22 042 | 21 981 | 21 323 | 21 969 | 21 969 |
Innovatie en versterking kennisinfrastructuur | |||||||
–Innovatie Balkenende II | 9 928 | 8 000 | 3 000 | –/– | –/– | –/– | –/– |
–Overige innovatieve projecten | 1 026 | 4 795 | 630 | 736 | 386 | 740 | 740 |
–Centrale voorzieningen | 8 267 | 6 700 | 7 800 | 8 000 | 8 000 | 8 000 | 8 000 |
Doorlopende verplichtingen | 8 385 | 8 510 | 233 | –/– | –/– | –/– | –/– |
Apparaatsuitgaven | 1 895 | 1 364 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 47 877 | 49 776 | 47 776 | 47 776 | 47 776 | 47 776 | 47 776 |
* Opgenomen in begrotingen po, vo en bve.
De reeks «doorlopende verplichtingen» betreft de financiering van eerder voorgenomen activiteiten en wordt niet nader toegelicht in de begroting.
In verband met de beëindiging van de directie ICT per 1 september 2005 zijn op dit artikel geen meerjarige apparaatskosten geraamd. De medewerkers belast met de uitvoering maken voortaan deel uit van de directie voortgezet onderwijs. De bijbehorende apparaatskosten worden vanaf 2006 begroot op artikel 3: voortgezet onderwijs.
De ontvangsten betreffen de bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking.
10.3 Operationele doelstellingen
10.3.1 Het bevorderen van het gebruik van ict in het onderwijs
Om tot een duurzaam gebruik en integratie van ict in het onderwijs te komen, moeten scholen ruimte krijgen ict in te zetten conform hun specifieke wensen en behoeften.
Daarnaast is er een aantal centrale voorzieningen (zie volgende paragrafen) die de scholen hierbij ondersteunen en stimuleren.
• Bekostigen van scholen voor ict in reguliere bekostiging.
• Monitoring van ontwikkelingen.
Om de integratie van ict in het onderwijs te bevorderen, is in de bekostiging van de onderwijsinstellingen een ict vergoeding opgenomen. Met deze vergoeding kunnen scholen computers kopen en/of vervangen, software aanschaffen, voorzien in een internetaansluiting en andere met ict verbonden uitgaven bekostigen. Dit deel van de bekostiging is opgenomen in de begrotingen van de betrokken onderwijsdirecties: het primair en voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Het geven van ruimte aan scholen is de basis van het ict-beleid zoals dat de afgelopen jaren door OCW is gevoerd en dat zeker effect heeft gehad, zoals blijkt uit de Voortgangsrapportage groot project ict in het onderwijs 2004, die in mei 2005 met de Tweede Kamer is besproken (kamerstuk 25 733, nr.106, 23 maart 2005). Deze lijn wordt dan ook gecontinueerd.
De Ict ontwikkelingen in het onderwijs worden ook de komende jaren gevolgd. Bij het vergaren van de gegevens worden zowel Ict op School als de onderwijsinspectie betrokken.
Onderwijsinstellingen (managers, docenten) en leerlingen in het PO, VO en Bve sector.
• Een belangrijke voorwaarde voor integratie van ict in het onderwijs is een goede infrastructuur. Dit kan onder andere afgemeten worden aan het aantal computers met een internetaansluiting, de zogenaamde leerling internet ratio, basisonderwijs 11.6, vo 9.3, bve 5.9. Het streven is het huidige niveau te handhaven.
• Streefcijfer 2006: bij een substantieel deel van het onderwijsprogramma wordt gebruik gemaakt van ict. In 2005 wordt voor dit gegeven een nulmeting verricht. Op basis van deze nulmeting zal een concreet streefcijfer voor 2006 worden bepaald.
10.3.2 Het bevorderen van de integratie van ict in het onderwijs door het bieden van ondersteunings- en stimuleringsfaciliteiten
Om scholen te ondersteunen bij het integreren van ict in het onderwijs heeft het onderwijsveld in 2001 stichting Kennisnet en stichting Ict op School opgericht. Op basis van een evaluatie is besloten de activiteiten van deze ict-ondersteuningsvoorziening op hoofdlijnen te continueren.
Op basis van jaarlijkse activiteitenplannen subsidieert OCW de ict ondersteuningsfunctie (stichtingen Kennisnet en Ict op School).
Stichting Ict op School zet zich in om de positie van scholen in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs te versterken als consument van producten en diensten. Goed geïnformeerde scholen die hun krachten bundelen zijn beter in staat de vraag te formuleren, gerichte keuzes te maken en kennis te delen.
Stichting Kennisnet is de publieke internetdienstverlener voor het onderwijs. Kennisnet ontsluit een kwalitatief hoogwaardig aanbod van relevante content en diensten voor de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en de Bve sector. Kennisnet biedt daarmee een virtuele ruimte om te leren en verleent diensten die leren plaats- en tijdonafhankelijk maken. Kennisnet is de vraagbaak voor het onderwijs wat betreft internet en onderwijs.
Eind 2005 wordt er een strategisch meerjarenplan voor de nieuwe ict-ondersteuningsfunctie ingediend. Hierin wordt de bijgestelde organisatorische vormgeving naar twee takenclusters verduidelijkt. In 2007 zal een herijking plaatsvinden voor de periode na 2008.
Vooruitlopend op de nieuwe situatie, volgen hieronder de doelstellingen die zijn geformuleerd op basis van de huidige situatie (conform begroting OCW 2005).
• Vanaf 2005 worden de effecten van de stichting Ict op School meetbaar en transparant gemaakt door middel van een kwaliteitsindex.
• Voor de stichting Kennisnet zijn doelstellingen afgesproken over het gebruik en de tevredenheid van de portal www.kennisnet.nl.
Brief staatssecretaris «Evaluatie en toekomst ict ondersteuningsfunctie», (25 733, nr. 107).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde 1 | Planning | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Periode | Streef- waarde 2 | Periode | ||||
Doelen stichting Ict op School | ||||||
Kwaliteitsindex (norm =100) | Eerste meting in 2005 | 100 | 2005 | 100 | 2006 | |
Doelen stichting Kennisnet | ||||||
Maandelijks gebruik leerlingen van www.kennisnet.nl | po 17 %vo 15 %bve 6 % | 31-12-2004 | po 30%vo 20%bve 10% | 2005 | po 35%vo 25%bve 14% | 2006 |
Maandelijks gebruik docenten van www.kennisnet.nl | po 76 %vo 29 %bve 25 % | 31-12-2004 | po 85%vo 50%bve27% | 2005 | po 90%vo 55%bve29% | 2006 |
Oordelen over Kennisnet | ||||||
Oordeel managers en ict-coördinatoren over Kennisnet | po: 7.4vo: 7.0bve: 7.0 | 31-12-2004 | po: 7.5vo: 7.2bve: 7.3 | 2005 | po: 7.8vo: 7.4bve: 7.5 | 2006 |
Oordeel docenten over Kennisnet | po: 7.2vo: 6.5bve: 7.6 | 31-12-2004 | po: 7.5vo: 6.8bve: 7.6 | 2005 | po: 7.8vo: 7.0bve: 7.8 | 2006 |
Bron: Realisatiegegevens 2004: TNS-NIPO oktober 2004
Kwaliteitsindex Ict op School: deze is gebaseerd op het gewogen gemiddelde van enerzijds bekendheid en anderzijds relevantie van de producten en diensten van Ict op School. Hiertoe wordt bij drie doelgroepen (samenwerkingsverbanden, schoolbesturen, ict-management) en minimaal drie producten of diensten de bekendheid en relevantie gemeten door een jaarlijks TNS-NIPO onderzoek. De index vormt een optelsom van beide gewogen gemiddelden waarbij 100 de norm is voor een voldoende functioneren. Naast de indexwaarde zal ook een toelichting worden gegeven op de verhoudingscijfers tussen bekendheid en relevantie.
10.3.3 Het benutten van ict bij innovatie en versterking van de kennisinfrastructuur
Naast het ruimte geven aan scholen en het in stand houden van de beschikbare ict-voorzieningen is er een aantal aanvullende innovatietrajecten geïnitieerd om de mogelijkheden van ict bij het vormgeven van innovatie verder te kunnen benutten. Deze activiteiten zijn onder andere bekostigd vanuit (deels tijdelijk beschikbare) innovatiemiddelen Balkenende II.
• Subsidieverlening aan innovatieve projecten Educatieve Contentketen en Kennisrotonde, vooralsnog tot en met 2006 aangezien het een tijdelijke impuls vanuit de enveloppe betreft. Daarna zal worden bezien op welke wijze aan ict gerelateerde innovaties verder vorm kunnen krijgen.
• Subsidiëring van centrale internetvoorzieningen.
• Stichting Kennisnet voert het project de versterking van «educatieve contentketen» uit. Het doel van dit programma is om het gebruik van webbased lesmateriaal tot een succes te maken. Het is een gezamenlijk initiatief van onderwijsinstellingen, onderwijsorganisaties, (branche)-uitgevers, softwareleveranciers en Kennisnet. Aspecten hierbij zijn standaardisering van afspraken over contentuitwisseling en het transparant maken van beschikbare content zodat aanbod en vraag elkaar beter kunnen vinden. Het project Kennisrotonde wordt uitgevoerd door stichting Ict op School en ondersteunt scholen bij het leggen van verbindingen tussen hun onderwijskundige ambities en de mogelijkheden van ict op het gebied van innovatie.
• Stichting Kennisnet beheert het Platform voor Content en Diensten (PCD) waarmee educatieve content goed en snel beschikbaar is voor scholen. Samen met SURFnet worden innovatieve voorzieningen gerealiseerd binnen het Innovatieprogramma PCD, waarvan het deelproject Samen Snel op Glas de beschikbaarheid van glasvezel in het onderwijs stimuleert. Stichting Ict op School onderhoudt de ISPwijzer, een onafhankelijke voorziening die scholen ondersteunt bij het maken van keuzes over de inrichting van hun internetvoorziening en het beheer hiervan.
Onderwijsinstellingen (managers. ict-coördinatoren, docenten) in het po, vo en bve.
a. De Kennisrotonde bevindt zich in de startfase. Op basis van de resultaten in 2005 zullen streefcijfers 2006 worden bepaald. Streefcijfers voor 2005:
– bekendheid scholen met de Kennisrotonde 30%;
– gebruik scholen van Kennisrotonde 10%..
b. De Educatieve contentketen is in 2004 opgestart en heeft belangrijke resultaten laten zien. Op basis van de resultaten in 2005 zullen streefcijfers 2006 worden bepaald. Streefcijfers voor 2005:
– 1 metadata afspraak voor de sectoren PO, VO en Bve en minimaal 2 andere afspraken in het onderwijsveld over specificaties voor contentuitwisseling;
– 4 proof-of-concept projecten uitgevoerd in de Bve sector (inclusief 1 «groen project» in samenwerking met LNV) en minimaal 4 proof-of-concept projecten opgestart in het vo;
– Een regeling voor stimulering van contentontwikkeling voor de sectoren po, vo en bve.
c. Centrale voorzieningen: streefcijfers voor 2006:
– 80% van de school kent of heeft gehoord van één of meer producten/diensten van ISPwijzer;
– 50% van de scholen heeft bij het kiezen en kopen van internetvoorzieningen gebruik gemaakt van één of meer producten/diensten van ISPwijzer.
Streefcijfers voor 2006 voor het traject «Samen snel op glas»:
– via 7 projecten circa 600 schoollocaties aansluiten op glasvezelnetwerken.
ARTIKEL 11. STUDIEFINANCIERING
11.1 Algemene beleidsdoelstelling: waarborgen financiële toegankelijkheid van het onderwijs
Een duurzame groei van de Nederlandse (kennis)economie bevorderen en een bijdrage leveren aan de maatschappelijke participatie van burgers. Onderwijs levert hier een belangrijke bijdrage aan.
OCW waarborgt de toegankelijkheid van en de deelname aan het onderwijs door de financiële belemmeringen van deelname weg te nemen voor de volgende doelgroepen:
• Deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg;
• Studenten in het hoger beroepsonderwijs en
• Studenten in het wetenschappelijk onderwijs.
De overheid zet haar middelen voor studiefinanciering zo in, dat het onderwijs voor iedereen toegankelijk is, ook voor mensen met een lager inkomen. Van de ouders wordt verwacht dat zij, wanneer mogelijk, bijdragen in de financiering van de studie van hun kinderen. Het stelsel van studiefinanciering is mede op deze veronderstelling gebaseerd. Hiervoor zijn richtbedragen opgesteld door de overheid, maar de hoogte van de bijdrage is een zaak tussen ouders en kinderen. Tenslotte is er de student zelf. Omdat de studie ook een investering in de eigen toekomst is, is het redelijk dat ook de student een bijdrage levert.
De minister is direct verantwoordelijk voor het ontwikkelen en onderhouden van het bestel door het scheppen van kaders voor toegankelijkheid en doelmatigheid. Dit betekent sturing en toezicht op hoofdlijnen gericht op het ontwikkelen van instrumenten, het meten van resultaat en het afleggen van rekenschap.
De bekendheid en het gebruik van de regeling.
Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat iedere in Nederland woonachtige student deel kan nemen aan het onderwijs, dat aansluit op talent en belangstelling.
• Wet studiefinanciering 2000.
• Kerncijfers OCW 2000–2004 (ocw 0500511).
• Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr. 1).
11.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 11.1: Budgettaire gevolgen artikel 11 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen: | 2 675 302 | 2 871 999 | 3 085 055 | 3 165 705 | 3 269 194 | 3 371 755 | 3 464 532 |
–Waarvan garantieverplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 2 675 302 | 2 871 999 | 3 085 055 | 3 165 705 | 3 269 194 | 3 371 755 | 3 464 532 |
Programma-uitgaven | 2 673 944 | 2 870 718 | 3 083 896 | 3 164 617 | 3 268 114 | 3 370 675 | 3 463 397 |
Juridisch verplicht | 2 673 944 | 2 870 718 | 3 083 896 | 3 164 617 | 3 268 114 | 3 370 675 | 3 463 397 |
Algemene toegankelijkheid | |||||||
–Basisbeurs | 759 405 | 813 594 | 870 188 | 902 020 | 934 329 | 964 527 | 989 968 |
–Reisvoorziening | 537 353 | 572 185 | 620 853 | 632 304 | 658 864 | 686 277 | 711 803 |
Toegankelijkheid bij minder draagkrachtige ouders | |||||||
–Aanvullende beurs | 490 627 | 541 766 | 620 615 | 625 388 | 639 967 | 654 292 | 667 724 |
Flexibiliteit financiering studerende | |||||||
–Bijverdiengrens in regelgeving | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–Leenfaciliteit | 726 146 | 846 700 | 872 600 | 903 000 | 930 300 | 957 800 | 983 400 |
Studenten in staat stellen meer tijd in de eigen studie te investeren | 0 | PM | PM | PM | PM | PM | PM |
Stimuleren internationale studentenmobiliteit | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige uitgaven SF | 86 296 | 33 404 | 33 733 | 36 333 | 38 533 | 40 733 | 42 633 |
Programma-uitgaven overig | |||||||
IB-Groep | 74 117 | 63 069 | 65 907 | 65 572 | 66 121 | 67 046 | 67 869 |
Totaal programma-uitgaven studiefinanciering | 2 673 944 | 2 870 718 | 3 083 896 | 3 164 617 | 3 268 114 | 3 370 675 | 3 463 397 |
–waarvan relevant | 1 609 193 | 1 676 418 | 1 530 696 | 1 489 517 | 1 587 614 | 1 852 075 | 2 034 697 |
–waarvan niet-relevant | 1 064 751 | 1 194 300 | 1 553 200 | 1 675 100 | 1 680 500 | 1 518 600 | 1 428 700 |
Apparaatsuitgaven | 1 358 | 1 281 | 1 159 | 1 088 | 1 080 | 1 080 | 1 135 |
Ontvangsten | |||||||
–Flexibiliteit financiering studerende | 264 047 | 297 485 | 313 600 | 336 800 | 364 700 | 395 600 | 428 200 |
–Overige ontvangsten | 108 816 | 84 315 | 50 200 | 48 200 | 47 900 | 47 300 | 46 700 |
Totaal ontvangsten studiefinanciering | 372 863 | 381 800 | 363 800 | 385 000 | 412 600 | 442 900 | 474 900 |
–waarvan relevant | 256 910 | 246 100 | 206 100 | 206 000 | 213 000 | 223 400 | 236 200 |
–waarvan niet-relevant | 115 953 | 135 700 | 157 700 | 179 000 | 199 600 | 219 500 | 238 700 |
Onder de niet-relevante uitgaven vallen de rentedragende leningen en de uitgaven voor de prestatiebeurs (zolang deze nog niet zijn omgezet in een definitieve gift). De niet-relevante ontvangsten betreffen de aflossingen op de rentedragende leningen. Een nadere specificatie van de raming van de uitgaven per instrument is opgenomen in paragraaf 11.3 (operationele doelstellingen).
11.3 Operationele doelstellingen (stelsel)
11.3.1 Waarborgen algemene financiële toegankelijkheid onderwijs
Studerenden in het ho en de bol financieel in staat te stellen onderwijs te volgen.
• Basisbeurs.
• Reisvoorziening in de vorm van een ov-kaart.
• Leveren van een bijdrage aan het normbudget van studerenden in de vorm van een basisbeurs en een reisvoorziening.
• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij de doelgroep (via de IB-Groep).
• Deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg.
• Studenten in het hoger beroepsonderwijs.
• Studenten in het wetenschappelijk onderwijs.
• Het aantal studerenden met een basisbeurs en/of
• Het aantal studerenden met een reisvoorziening.
Deze prestatie-indicatoren geven een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 11.5 zijn deze prestatie-indicatoren gepresenteerd. De realisatiegegevens over 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De gegevens voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen geraamde aantallen.
Tot op heden heeft het beleidsonderzoek zich gericht op de mensen die deelnemen aan het onderwijs. Hieraan ligt ten grondslag dat wordt verondersteld dat de studiefinanciering grote bekendheid geniet en de financiële toegankelijkheid van het onderwijs dankzij deze studiefinancieringvoorziening goed is. Om deze veronderstelling te valideren zal ook onderzoek worden verricht naar de groep die niet deelneemt aan het onderwijs, en naar de groep die wel deelneemt aan het onderwijs maar geen studiefinanciering ontvangt terwijl zij daar wel recht op hebben. Het onderzoek zal erop gericht zijn om te achterhalen wat de redenen zijn dat deze jongeren niet aan het onderwijs deelnemen of geen gebruik maken van studiefinanciering. Op grond van dit onderzoek zal worden bezien of het formuleren van een basiswaarde en een streefwaarde op het onderdeel «niet-gebruik» zinvol en relevant is.
Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr. 1).
De huidige wet is in 2000 ingevoerd. Dit betekent dat er uiterlijk in 2005 een complete evaluatie van de wet dient te worden uitgevoerd. De meeste aspecten van de wet zijn in de afgelopen jaren al geëvalueerd door middel van de studentenmonitor hoger onderwijs, de bve-deelnemersmonitor of specifiek onderzoek op deelaspecten. Daarnaast heeft de Commissie uitgangspunten nieuw studiefinancieringsstelsel in 2003 het huidige stelsel voor hoger onderwijs langs een meetlat van ontwikkelingen en randvoorwaarden gelegd. Een aspect dat nog niet is onderzocht in de afgelopen jaren, is in welke mate de studiefinanciering nu werkelijk de toegankelijkheid waarborgt. Ook zal het gebruik van de ov-kaart geëvalueerd worden.
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Het niet-gebruik studiefinanciering en de algehele toegankelijkheid | Medio 2006 |
Het gebruik van het openbaar vervoer door studenten met een ov-kaart. | 2006 |
Studentenmonitor hoger onderwijs (2004) | 2005 |
Deelnemersmonitorbve (bol-deelnemers) | Najaar 2006 |
De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. De normbedragen voor de basisbeurs worden jaarlijks geïndexeerd.
Tabel: 11.2: Normbedragen basisbeurs per maand in euro's* | ||
---|---|---|
ho | bol | |
Thuiswonend | 75,70 | 57,05 |
Uitwonend | 233,08 | 214,42 |
* Peildatum 1 januari 2005
Naast de prijscomponent is het verloop van de uitgaven voor een zeer groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden. De verwachte ontwikkeling van het aantal studerenden met studiefinanciering is opgenomen bij de prestatiegegevens.
Tabel 11.3: Uitgaven basisbeurs (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
bol-beurs | 215,6 | 203,9 | 145,1 | 98,0 | 70,1 | 61,5 | 61,4 |
prestatiebeursho* | 543,8 | 579,2 | 626,9 | 653,9 | 680,5 | 704,1 | 720,3 |
prestatiebeursbol | – | 30,5 | 98,2 | 150,1 | 183,7 | 198,9 | 208,3 |
Totaal basisbeurs | 759,4 | 813,6 | 870,2 | 902,0 | 934,3 | 964,5 | 990,0 |
–waarvan relevant | 631,0 | 666,3 | 569,2 | 561,7 | 610,6 | 718,2 | 789,9 |
–waarvan niet-relevant | 128,4 | 147,3 | 301,0 | 340,3 | 323,7 | 246,3 | 200,1 |
* inclusief de beperkte uitgaven tempobeurs in de jaren 2004 tot en met 2006.
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF
De structurele stijging van de uitgaven houdt voornamelijk verband met de toename van het aantal studerenden. De daling van de relevante uitgaven in 2006 is het gevolg van de afschaffing van de eerstejaarsomzetting en de invoering van de prestatiebeurs bol. Vanaf 2005 komen in de tabel de uitgaven basisbeurs tot uiting zoals die met ingang van het studiejaar 2005–2006 in verband met de prestatiebeurs bol gelden. De toename van de uitgaven prestatiebeurs bol gaat gepaard met een daling van de uitgaven aan de bol-beurs (direct gift).
Raming uitgaven reisvoorziening
Tabel 11.4: Uitgaven reisvoorziening (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
OV-kaart | 523,5 | 559,5 | 607,8 | 619,2 | 645,7 | 672,9 | 698,8 |
Reisvoorziening overig | 13,9 | 12,7 | 13,1 | 13,1 | 13,2 | 13,4 | 13,0 |
Totaal reisvoorziening | 537,4 | 572,2 | 620,9 | 632,3 | 658,9 | 686,3 | 711,8 |
–waarvan relevant | 360,8 | 410,0 | 359,1 | 361,3 | 390,2 | 474,6 | 532,2 |
–waarvan niet-relevant | 176,6 | 162,2 | 261,8 | 271,0 | 268,7 | 211,7 | 179,6 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF
De toelichting op de ontwikkeling van de uitgaven reisvoorziening is vergelijkbaar met die op de uitgaven basisbeurs.
Prestatiegegevens basisbeurs en reisvoorziening (raming)
Tabel 11.5: Totaal aantal studerenden met studiefinanciering | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Wo | 102 037 | 107 500 | 112 700 | 117 700 | 122 500 | 127 300 | 131 900 |
Hbo | 212 971 | 222 500 | 231 700 | 240 200 | 247 300 | 254 200 | 260 500 |
Bol | 178 927 | 191 300 | 198 700 | 203 400 | 207 600 | 212 400 | 216 000 |
Totaal studerenden met basisbeurs | 493 935 | 521 300 | 543 100 | 561 300 | 577 400 | 593 900 | 608 400 |
Wo | 33 807 | 35 800 | 37 500 | 39 200 | 40 800 | 42 400 | 43 900 |
Hbo | 31 800 | 31 000 | 32 300 | 33 500 | 34 400 | 35 400 | 36 300 |
Totaal alleen ov-kaart en/of lening | 65 607 | 66 800 | 69 800 | 72 700 | 75 200 | 77 800 | 80 200 |
Totaal | 559 542 | 588 100 | 612 900 | 634 000 | 652 600 | 671 700 | 688 600 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep, Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel SF
Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt logischerwijs de ontwikkeling van het aantal studerenden in het ho en de bol in Nederland. Dit laatste aantal ligt uiteraard hoger, omdat niet iedere studerende die is ingeschreven en onderwijs volgt ook daadwerkelijk aanspraak heeft op studiefinanciering. De raming van de studerenden met een basisbeurs ligt ten grondslag aan het niveau van de uitgaven en vertoont een stijging van het aantal studerenden met een basisbeurs in de komende jaren. Daarnaast is er een groep studenten in het ho die geen aanspraak meer kan maken op een basisbeurs (maximale duur is verbruikt), maar nog wel recht heeft op een OV-studentenkaart en een lening.
11.3.2 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor studerenden met minder draagkrachtige ouders
Het huidige stelsel van studiefinanciering gaat uit van een gedeelde verantwoordelijkheid. Van de ouders wordt verwacht dat zij, indien zij dat (financieel) kunnen, een bijdrage leveren aan de studie van hun kind. De minister stelt zich ten doel daar waar ouders niet of onvoldoende in staat zijn een bijdrage te leveren aan de studie van hun kind, de eventuele financiële belemmering om te gaan studeren voor een studerende weg te nemen.
Aanvullende beurs
• Een aanvullende beurs verstrekken indien de ouders van een studerende minder draagkrachtig zijn.
• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij de doelgroep (via de IB-Groep).
Studerenden met recht op studiefinanciering, waarvan de ouders gezamenlijk een belastbaar inkomen hebben dat minder bedraagt dan circa € 30 000.
Het totale aantal studerenden met een aanvullende beurs geeft een indicatie van het gebruik van deze regeling. In tabel 11.8 is de verwachte ontwikkeling voor de jaren 2005 tot en met 2010 opgenomen. De realisatiegegevens over 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep.
Zie verder de toelichting op het onderzoek naar het «niet-gebruik» van studiefinanciering bij de operationele doelstelling 11.3.1.
Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr. 1).
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
De rol van ouders. Hiermee wordt in kaart gebracht wat de feitelijke financiële bijdrage van ouders is. Anderzijds wordt in het onderzoek extra aandacht besteed aan de invloed die ouders hebben op het leengedrag van hun studerende kinderen. | Nog nader te bepalen. |
Raming uitgaven aanvullende beurs
De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd en wordt verstrekt bovenop de basisbeurs. Deze is naast het inkomen van de ouders en het aantal schoolgaande kinderen in het gezin ook afhankelijk van de woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) en tot en met 2005 van de ziektekostenverzekering van een studerende (ziekenfonds of particulier). De normbedragen worden jaarlijks geïndexeerd.
Tabel 11.6: Normbedragen maximale aanvullende beurs per maand in euro's* | ||||
---|---|---|---|---|
particulier | ho ziekenfonds | particulier | bolziekenfonds | |
Thuiswonend | 221,37 | 183,88 | 305,74 | 268,25 |
Uitwonend | 239,76 | 202,27 | 324,14 | 286,65 |
* Peildatum 1 januari 2005
In tabel 11.7 worden de geraamde uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. Naast de prijscomponent is het verloop van deze uitgaven voor een zeer groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders. Naast de deelname aan het onderwijs spelen hierbij exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
Tabel 11.7: Uitgaven aanvullende beurs (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Bol-beurs | 287,6 | 283,1 | 222,9 | 147,2 | 104,6 | 90,9 | 90,4 |
Prestatiebeurs ho * | 203,0 | 216,4 | 253,7 | 260,5 | 270,0 | 277,8 | 282,4 |
Prestatiebeurs bol | – | 42,3 | 144,0 | 217,7 | 265,4 | 285,6 | 294,9 |
Totaal aanvullende beurs | 490,6 | 541,8 | 620,6 | 625,4 | 640,0 | 654,3 | 667,7 |
Waarvan relevant | 456,9 | 503,6 | 502,8 | 464,6 | 482,2 | 551,5 | 602,0 |
Waarvan niet-relevant | 33,7 | 38,2 | 117,8 | 160,8 | 157,8 | 102,8 | 65,7 |
* Inclusief de beperkte uitgaven tempobeurs in de jaren 2004 tot en met 2006
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF
Met ingang van 2006 wordt het nieuwe zorgstelsel ingevoerd. Met de introductie van een nieuw stelsel van zorgverzekeringen ontstaan ook inkomenseffecten voor studerenden. Deze worden grotendeels gecompenseerd via de zorgtoeslag, waar studenten ook recht op hebben. Om tot een zo evenwichtig mogelijke verdeling van de inkomenseffecten te komen zijn vanaf 2006 extra middelen aangetrokken voor compensatie in de studiefinanciering (€ 33 miljoen per jaar in de structurele situatie). Studenten met een aanvullende beurs raken de huidige tegemoetkoming in de ziektekosten kwijt, die nu nog in de aanvullende beurs is opgenomen voor particulier verzekerden. Daarvoor in de plaats wordt de aanvullende beurs voor alle studenten met een aanvullende beurs verhoogd. De beschikbare middelen voor de compensatie zijn in bovenstaande tabel toegerekend aan de verschillende groepen bol-beurs, prestatiebeurs ho en prestatiebeurs bol. Vanaf 2005 komen in de tabel ook de uitgaven aanvullende beurs tot uiting, zoals die met ingang van het studiejaar 2005–2006 in verband met de prestatiebeurs bol gelden. De toename van de uitgaven prestatiebeurs bol gaat gepaard met een daling van de uitgaven aan de bol-beurs (direct gift).
Prestatiegegevens aanvullende beurs (raming)
Tabel 11.8: Totaal aantal studerenden met een aanvullende beurs | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Wo | 24 071 | 25 000 | 26 200 | 27 300 | 28 400 | 29 500 | 30 600 |
Hbo | 73 091 | 76 100 | 79 200 | 82 200 | 84 600 | 86 900 | 89 100 |
Bol | 93 112 | 102 800 | 106 800 | 109 300 | 111 600 | 114 200 | 116 100 |
Totaal | 190 274 | 203 900 | 212 200 | 218 800 | 224 600 | 230 600 | 235 800 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel SF
11.3.3 Waarborgen flexibiliteit in wijze van financiering door studerende
In het stelsel van studiefinanciering is verondersteld dat studerenden ook zelf een bijdrage leveren aan de financiering van het normbudget. De minister stelt zich ten doel studerenden in staat te stellen op een flexibele wijze invulling te kunnen geven aan deze veronderstelde bijdrage.
• Bijverdiengrens in regelgeving.
• Leenfaciliteit.
• Studerenden de mogelijkheid geven hun eigen bijdrage aan de studiefinanciering met werken te verdienen. De WSF staat toe dat studerenden tot circa € 10 500 per jaar mogen bijverdienen (peildatum 2005) zonder dat dit consequenties heeft voor hun aanspraak op studiefinanciering. De hoogte van de bijverdiengrens wordt jaarlijks geïndexeerd.
• Studerenden de mogelijkheid geven om hun eigen bijdrage te kunnen lenen bij de overheid.
• Het bestaan van de regelingen onder de aandacht brengen bij de doelgroep (via de IB-Groep).
Studerenden met een toekenning studiefinanciering
• Het percentage studerenden dat werkt naast de studie.
Bron: studentenmonitor 2003, tabel 10.6.
• Het aantal studerenden dat gebruik maakt van de leenfaciliteit
Bron: IB-Groep.
• Bedrag aan uitstaande leningen.
Bron: IB-Groep.
Deze prestatie-indicatoren geven een indicatie van het gebruik van de betreffende regelingen. Zie hiervoor ook de begroting 2005, paragraaf 11.2.3 (29 800 VIII, nr.1) en het jaarverslag 2004, paragraaf 11.3.3 (30 100 VIII, nr.1). Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het niet het streven van de overheid is dat zoveel mogelijk studenten een zo hoog mogelijk bedrag lenen. De overheid wil door het leenstelsel studenten een reëel alternatief bieden voor betaalde arbeid.
• Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr.1).
• Studentenmonitor 2003, ITS 2004 (29 800 VIII, nr. 107).
Raming uitgaven en ontvangsten leenfaciliteit
In de eerste jaren van de studie (gedurende de nominale studieduur) is het maximum bedrag dat een student kan lenen gelijk aan het verschil tussen het normbudget en de optelsom van de basisbeurs en de aanvullende beurs. De maximale lening in de 36 maanden na de nominale duur van de studie bedraagt € 787 per maand (peildatum 1 januari 2005).
De uitgaven voor de leningen zijn niet-relevante uitgaven. Voorts is het rentepercentage op de leningen gelijk aan de rente op staatsleningen. De maximale terugbetalingstermijn is thans 15 jaar. Gedurende deze periode geldt er een draagkrachtregeling. Kosten die kunnen optreden zijn die van eventuele kwijtschelding van schulden na afloop van de aflosfase.
Tabel 11.9: Niet-relevante uitgaven rentedragende lening (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Rentedragende lening | 726,1 | 846,7 | 872,6 | 903,0 | 930,3 | 957,8 | 983,4 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF
Met deze leningen gaan tevens ontvangsten gepaard, zoals rente en aflossingen. Daarnaast zijn er ook nog ontvangsten die betrekking hebben op leenfaciliteiten uit eerdere jaren die thans niet meer verstrekt worden. Deze ontvangsten zijn aflopend.
Tabel 11.10: Ontvangsten leenfaciliteit (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Renteloze voorschotten(verstrekt t/m 1986) | 11,4 | 8,6 | 6,4 | 4,8 | 3,7 | 2,8 | 2,1 |
Rentedragende lening | 252,7 | 288,9 | 307,2 | 332,0 | 361,0 | 392,8 | 426,1 |
Totaal | 264,1 | 297,5 | 313,6 | 336,8 | 364,7 | 395,6 | 428,2 |
Waarvan relevant | 148,1 | 161,8 | 155,9 | 157,8 | 165,1 | 176,1 | 189,5 |
Waarvan niet-relevant | 116,0 | 135,7 | 157,7 | 179,0 | 199,6 | 219,5 | 238,7 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF
11.3.4 Studenten in staat stellen meer tijd in de eigen studie te investeren
Het stelsel studiefinanciering wordt herzien om studenten in staat te stellen:
• sneller en kwalitatief beter af te studeren doordat zij minder hoeven bij te verdienen en dus meer tijd aan de studie kunnen besteden en;
• zelf meer te kunnen investeren in de eigen studie wanneer zij uit hun leer-rechten lopen.
Dit gebeurt in samenhang met de invoering van leerrechten in het hoger onderwijs.
• Collegegeldkrediet.
• Inkomensafhankelijk terugbetalen van de lening.
• 5 aflossingsvrije jaren die vrij inzetbaar zijn.
• Wijzigen van de Wet studiefinanciering 2000.
• Verstrekken van voorlichting aan studenten.
Studenten hoger onderwijs.
• De snelheid waarmee studenten afstuderen.
• Het aantal uren dat een student gemiddeld per week besteedt aan de studie.
• Het aantal uren dat een student gemiddeld per week besteedt aan werk.
Deze indicatoren zullen nader worden gedefinieerd, waarna de uitwerking daarvan zal worden opgenomen in de begroting 2007.
Twee indicatoren die daarnaast een beeld geven van het gebruik van de regeling zijn:
• Het leenvolume collegegeldkrediet (aantal studenten en bedragen) Bron: IB-Groep.
• Het totale leenvolume SF (aantal studenten en bedragen)
Bron: IB-Groep.
Voor het leenvolume worden geen basiswaarden en geen streefwaarden vastgesteld. Het is niet het streven van de overheid dat zoveel mogelijk studenten een zo hoog mogelijk bedrag lenen. De overheid wil door het leenstelsel studenten een reëel alternatief bieden voor betaalde arbeid.
Voor de overige indicatoren zullen basiswaarden worden geformuleerd, nadat de definities hiervoor zijn vastgesteld. De uitwerking zal worden opgenomen in de begroting 2007.
Zie de toelichting bij de basiswaarden.
Het wetsvoorstel wordt eind 2005 aan de Kamer aangeboden. Het stelsel wordt per september 2007 ingevoerd. In 2005 wordt in afstemming met de betrokken partijen een communicatieplan opgesteld. Vanaf 2006 tot september 2007 zal de feitelijke voorlichting plaatsvinden.
• Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr. 1).
• Brief «Vernieuwing financiering in het hoger onderwijs» (Kamerstuk 29 853, nr. 11).
• Vernieuwing financiering in het hoger onderwijs; Lijst van vragen en antwoorden (29 853, nr. 14).
• Verslag algemeen overleg 27 april 2005 «Vernieuwing financiering in het hoger onderwijs» (29 853. nr. 17).
11.3.5 Stimuleren van internationale studentenmobiliteit
A. Afspraken in EU-verband over verantwoorde uitbreiding van meeneembaarheid studiefinanciering (beheersbaar, doelmatig en controleerbaar)
B. Terughoudend implementeren aanspraak EU-studenten in Nederland
A. Internationale studentenmobiliteit stimuleren om studenten in staat te stellen een volledige opleiding in het buitenland te volgen met studiefinanciering. Dat kan nu in een beperkt aantal gevallen. Een uitbreiding is gewenst door internationale afspraken en de behoefte van studenten. Gelet op het mogelijke oneigenlijk gebruik – studenten met de nationaliteit van een ander EU-land die met Nederlandse studiefinanciering in een ander EU-land gaat studeren – moet de uitbreiding gepaard gaan met voldoende beheersmaatregelen. Deze mogen echter niet conflicteren met Europees recht.
B. Europees recht geeft EU-burgers in Nederland bepaalde rechten. Om voorrang te geven aan meeneembare studiefinanciering worden de aanspraken van EU-burgers op studiefinanciering terughoudend geïmplementeerd.
Wijziging wetgeving (WSF 2000).
A. Uitbreiden aanspraak op meeneembare studiefinanciering onder met EU-land(en) afgesproken voorwaarden.
B. Implementeren van richtlijn 2004/38/EG (vrij verkeer). Benutten van de mogelijkheid richtlijn studenten uit andere EU-landen (die niet behoren tot de kring van economische actieven) pas dan studiefinanciering voor levensonderhoud te verstrekken wanneer zij het duurzame verblijfsrecht hebben verworven.
A. Afspraken in EU-verband over verantwoorde uitbreiding van meeneembaarheid studiefinanciering (beheersbaar, doelmatig en controleerbaar). Verkenning van noodzaak en mogelijkheid van bi- en multilaterale afspraken.
B. Wetstraject doorlopen.
Studenten in het hoger onderwijs die een opleiding in het buitenland willen volgen (studenten in het mbo kregen per 1 augustus 2005 een eerste mogelijkheid om studiefinanciering mee te nemen naar het buitenland).
A. Voortgang EU-afspraken.
B. Realisatie wetswijziging.
Zie verder de planning.
A. Resultaten verkenning en voortgang EU-afspraken aan de Tweede Kamer voorleggen in de tweede helft van 2005.
B. Eerste helft 2006 voor wijziging WSF 2000.
ARTIKEL 12. TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
12.1 Algemene beleidsdoelstelling: waarborgen financiële toegankelijkheid van het onderwijs
Een duurzame groei van de Nederlandse (kennis)economie bevorderen en een bijdrage leveren aan de maatschappelijke participatie van burgers. Onderwijs levert hier een belangrijke bijdrage aan.
OCW waarborgt de toegankelijkheid van het onderwijs door de financiële belemmeringen voor deelname weg te nemen voor de volgende doelgroepen:
• Scholieren in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg tot 18 jaar (TS17-);
• Scholieren in het voortgezet onderwijs van 18 jaar en ouder (VO18+);
• (Deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (TS 18+, vavo) en
• Studenten aan de lerarenopleiding die geen recht (meer) hebben op studiefinanciering op grond van de WSF2000 (TS 18+, tlo).
De toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland is de directe verantwoordelijkheid van de overheid. Ouders zijn er verantwoordelijk voor dat hun kind onderwijs volgt. Daar waar ouders gezien hun inkomen niet draagkrachtig genoeg zijn om de kosten van hun schoolgaande (minderjarige) kinderen alleen te dragen, voorziet de overheid in een (gedeeltelijke) tegemoetkoming. Vanaf 18 jaar ligt de verantwoordelijkheid voor het volgen van onderwijs primair bij de leerling / student zelf. Hij / zij komt daarmee zelf in aanmerking voor een tegemoetkoming.
Behalen van deze doelstelling hangt af van de beheersing van de schoolkosten.
• Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
• Wet houdende wijziging van de Les- en cursusgeldwet alsmede de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met afschaffen lesgeld in het voortgezet onderwijs alsmede voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs.
• Kerncijfers OCW 2000–2004 (OCW 0500511).
12.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 12.1: budgettaire gevolgen artikel 12 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 398 176 | 303 000 | 311 273 | 313 638 | 313 528 | 311 490 | 309 258 |
–Waarvan garantieverplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitgaven totaal | 398 176 | 303 000 | 311 273 | 313 638 | 313 528 | 311 490 | 309 258 |
Programma-uitgaven | 398 176 | 303 000 | 311 273 | 313 638 | 313 528 | 311 490 | 309 258 |
Juridisch verplicht | 398 176 | 303 000 | 311 273 | 313 638 | 313 528 | 311 490 | 309 258 |
TS 17- | 314 838 | 213 800 | 219 800 | 221 100 | 219 100 | 214 800 | 212 000 |
VO 18+ | 55 762 | 56 300 | 58 200 | 59 500 | 61 500 | 63 800 | 64 400 |
–waarvan niet relevante uitgaven | 1 056 | 1 100 | 1 200 | 1 200 | 1 200 | 1 300 | 1 300 |
TS 18+ | 15 871 | 15 900 | 15 900 | 15 900 | 15 900 | 15 900 | 15 900 |
Beheersing schoolkosten in het vo en de bol | Onderdeel van stelselonderhoud | ||||||
Programma-uitgaven overig | |||||||
IB-Groep | 11 705 | 17 000 | 17 373 | 17 138 | 17 028 | 16 990 | 16 958 |
Ontvangsten | 13 170 | 13 200 | 13 200 | 13 200 | 13 200 | 13 200 | 13 200 |
TS 17- | 4 760 | 4 800 | 4 800 | 4 800 | 4 800 | 4 800 | 4 800 |
VO 18+ | 7 768 | 7 800 | 7 800 | 7 800 | 7 800 | 7 800 | 7 800 |
TS 18+ | 642 | 600 | 600 | 600 | 600 | 600 | 600 |
Een nadere specificatie van de raming van de uitgaven per instrument is opgenomen in paragraaf 12.3 (operationele doelstellingen).
12.3 Operationele doelstellingen (stelsel)
12.3.1 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor scholieren tot 18 jaar (TS 17-)
Scholieren tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg financieel in staat stellen om onderwijs te volgen.
Een genormeerde inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de schoolkosten en de onderwijsbijdrage.
Met ingang van het schooljaar 2005–2006 is het lesgeld afgeschaft voor leerlingen in het vo en deelnemers in de bol van 16 en 17 jaar (zie hiervoor artikel 13). Omdat het lesgeld is afgeschaft, is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de WTOS niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005. Dit laatste geldt niet voor een beperkte groep leerlingen die niet profiteert van het afschaffen van het lesgeld, maar wel nadeel zou hebben van het afschaffen van de tegemoetkoming in het lesgeld.
• Verstrekken van een inkomensafhankelijke tegemoetkoming om minder draagkrachtige ouders bij te staan.
• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij ouders en scholieren (via de IB-Groep).
• Scholieren in het voorgezet onderwijs tot en met 17 jaar en
• Scholieren in de beroepsopleidende leerweg tot en met 17 jaar waarvan het ouderlijk gezinsinkomen in 2003 maximaal € 28 649,- bedroeg. Boven dit inkomen wordt een glijdende schaal gehanteerd en kunnen ouders in aanmerking komen voor een gedeeltelijke tegemoetkoming.
• Het aantal gebruikers van de regeling TS 17-.
Bron: IB-Groep
• Het percentage gebruikers TS 17- naar onderwijssoort.
Bron: IB-Groep
Deze prestatie-indicatoren geven een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 12.4 is het aantal gebruikers opgenomen voor de jaren 2004 tot en met 2010. De realisatiegegevens 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen ramingen. In tabel 12.5 is het meest recente percentage gebruikers over een volledig schooljaar vermeld (bron IB-Groep).
Tot op heden is geen onderzoek gedaan naar het niet-gebruik van de regeling. Om hier meer zicht op te krijgen wordt onderzoek verricht naar de groep die geen gebruik maakt van de regeling. Het onderzoek wordt vanwege de omvang van de groep beperkt tot TS17- (bijna 90% van de WTOS-ontvangers valt onder TS17-). Op grond van de onderzoeksresultaten zal worden bezien of de formulering van een basiswaarde en een streefwaarde op het onderdeel niet-gebruik zinvol en relevant is.
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Niet-gebruik WTOS17- (als onderdeel van een groter onderzoek naar niet-gebruik van overheidsregelingen) | Eind 2005 |
De hoogte van de tegemoetkoming is genormeerd. De normbedragen voor de tegemoetkoming worden jaarlijks geïndexeerd.
Tabel 12.2: Normbedragen WTOS hoofdstuk III (TS17-) in euro's (in schooljaar 2005/2006) | ||||
---|---|---|---|---|
vo-onderbouw | vo-bovenbouw | bol | vso | |
Schoolkosten | 571,03 | 648,08 | 956,70 | – |
Onderwijsbijdrage | 949,00 | 949,00 | 949,00 | 949,00 |
* Het betreft de normbedragen bij een maximale tegemoetkoming.
NB: de lesgeldvergoeding wordt uitsluitend toegekend aan een beperkte groep leerlingen (zie hiervoor de toelichting bij de instrumenten).
Tabel 12.3 geeft de begrote uitgaven weer.
Tabel 12.3: Uitgaven TS17- naar onderwijssoort (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
vo | 213,2 | 164,6 | 169,9 | 170,5 | 168,6 | 165,1 | 163,2 |
bol | 101,6 | 49,2 | 49,9 | 50,6 | 50,5 | 49,7 | 48,8 |
Totaal | 314,8 | 213,8 | 219,8 | 221,1 | 219,1 | 214,8 | 212,0 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel WTOS
De daling van de uitgaven vanaf 2005 is het gevolg van de afschaffing van het lesgeld voor leerlingen in het vo en deelnemers in de bol van 16 en 17 jaar (zie hiervoor artikel 13). Omdat het lesgeld is afgeschaft is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de WTOS niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005. De uitgaven vanaf 2005 hebben vrijwel geheel betrekking op de tegemoetkoming in de schoolkosten.
Prestatiegegevens TS 17- (raming)
Aangezien de tegemoetkoming inkomensafhankelijk is, komen alleen ouders van leerlingen beneden de vastgestelde inkomensgrens in aanmerking voor een tegemoetkoming. Het aantal gebruikers geeft een indicatie van het gebruik van de regeling.
Tabel 12.4: Aantal gebruikers TS17- naar onderwijssoort | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
vo | 292 506 | 311 000 | 312 600 | 312 300 | 310 000 | 307 400 | 306 300 |
bol | 73 286 | 81 000 | 81 100 | 81 900 | 82 300 | 81 300 | 79 900 |
Totaal | 365 792 | 392 000 | 393 700 | 394 200 | 392 300 | 388 700 | 386 200 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel WTOS
Tabel 12.5: Percentage gebruikers TS17- naar onderwijssoort | |
---|---|
2006 | |
vo | 31,4% |
bol | 43,8% |
Percentages voor 2006 zijn gebaseerd op realisatie schooljaar 2003/2004 (bron: IB-Groep)
12.3.2 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor scholieren in het voortgezet onderwijs van 18 jaar en ouder (VO 18+)
Scholieren van 18 jaar en ouder in het voortgezet onderwijs financieel in staat stellen hun opleiding in het voortgezet onderwijs af te ronden.
• Basistoelage (inkomensonafhankelijk) voor de kosten van levensonderhoud.
• Ouderinkomen afhankelijke toelage voor de schoolkosten.
Met ingang van het schooljaar 2005–2006 is het lesgeld afgeschaft voor leerlingen in het vo en deelnemers in de bol van 16 en 17 jaar (zie hiervoor artikel 13). Omdat het lesgeld is afgeschaft, is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de WTOS niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005. Dit laatste geldt niet voor een beperkte groep leerlingen die niet profiteert van het afschaffen van het lesgeld, maar wel nadeel zou hebben van het afschaffen van de tegemoetkoming in het lesgeld.
• Verstrekken van een basistoelage en een inkomensafhankelijke toelage (bij een gezinsinkomen in 2003 van maximaal € 28 649,–. Daarboven wordt een glijdende schaal gehanteerd).
• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij ouders en scholieren (via de IB-Groep).
Scholieren van 18 tot en met 30 jaar in het voortgezet onderwijs.
• Het aantal gebruikers van de regeling VO 18+/
Bron: IB-Groep
• Het percentage gebruikers naar basistoelage en de inkomensafhankelijke toelage.
Bron: IB-Groep
Deze prestatie-indicatoren geven een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 12.8 is het aantal gebruikers opgenomen voor de jaren 2004 tot en met 2010. De realisatiegegevens 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen ramingen. In tabel 12.9 is het meest recente percentage gebruikers vermeld (bron IB-Groep).
De toelage voor VO 18+ bestaat uit een basistoelage (tabel 12.6), eventueel aangevuld met de ouderinkomensafhankelijke tegemoetkoming zoals opgenomen in tabel 12.2.
Tabel 12.6 : Basistoelage WTOS hoofdstuk IV (VO18+) in euro's (in schooljaar 2005/2006) | |
---|---|
Basistoelage per maand | Vo/vso |
thuiswonenden | 95,73 |
uitwonenden | 223,18 |
De totale uitgaven zijn begroot in tabel 12.7. Naast de uitgaven die voortvloeien uit de verstrekte tegemoetkoming worden er nog beperkt leningen verstrekt.
Tabel 12.7: Uitgaven VO 18+ (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Vo/vso (gift) | 54,7 | 55,2 | 57,0 | 58,3 | 60,3 | 62,5 | 63,1 |
leningen | 1,1 | 1,1 | 1,2 | 1,2 | 1,2 | 1,3 | 1,3 |
Totaal | 55,8 | 56,3 | 58,2 | 59,5 | 61,5 | 63,8 | 64,4 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel WTOS
De ontwikkeling van de uitgaven wordt enerzijds bepaald door de autonome toename van het aantal leerlingen en anderzijds door de afschaffing van het lesgeld voor leerlingen in het vo met ingang van het schooljaar 2005–2006 (zie hiervoor artikel 13). Omdat het lesgeld is afgeschaft is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de WTOS niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005 (budgettair effect is ongeveer € 4,3 miljoen per jaar). Per saldo nemen de uitgaven aan WTOS – VO 18+ toe in de periode 2004 tot en met 2010.
Prestatiegegevens VO 18+ (raming)
Tabel 12.8: Aantal gebruikers VO 18+ naar onderwijssoort | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
vso | 1 792 | 2 000 | 2 100 | 2 200 | 2 200 | 2 200 | 2 200 |
vo | 26 884 | 28 500 | 29 300 | 29 800 | 30 800 | 31 800 | 32 000 |
Totaal | 28 676 | 30 500 | 31 400 | 32 000 | 33 000 | 34 000 | 34 200 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel WTOS
Bij het percentage gebruikers is een onderscheid gemaakt naar de basistoelage (uitwonend/thuiswonend) en de tegemoetkoming voor lesgeld / schoolkosten (zie tabel 12.9). Er zijn nog geen ervaringsgegevens beschikbaar exclusief de lesgeldbijdrage.
Tabel 12.9: Percentage gebruikers VO 18+ naar onderwijssoort | |||
---|---|---|---|
thuiswonend | uitwonend | Lesgeld/schoolkosten | |
vso | 73,5% | 26,5% | 18,0% |
vo | 92,6% | 7,4% | 33,4% |
Percentages zijn gebaseerd op de realisatie 2004 (bron: IB-Groep)
De basistoelage is een inkomensonafhankelijke toelage waar alle leerlingen in het voortgezet onderwijs van 18 jaar en ouder voor in aanmerking komen. De meeste leerlingen wonen nog bij hun ouders en krijgen dus een basistoelage voor thuiswonenden.
12.3.3 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor (deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (TS 18+ vavo)
(Deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) in staat stellen zonder financiële belemmeringen een diploma in het voortgezet onderwijs te behalen.
Een inkomensafhankelijke tegemoetkoming.
• Toekenning van een inkomensafhankelijke tegemoetkoming.
• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij de doelgroep.
Deze activiteiten worden uitgevoerd door de IB-Groep.
Minder draagkrachtige (deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.
Het aantal gebruikers van de regeling TS 18+ vavo.
Deze prestatie-indicator geeft een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 12.12 is het aantal gebruikers opgenomen voor de jaren 2004 tot en met 2010. De realisatiegegevens 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen ramingen.
De tegemoetkoming voor TS 18+ vavo (tabel 12.10) bestaat ook uit de onderdelen schoolkosten en onderwijsbijdrage. Deze tegemoetkoming is afhankelijk van het eigen inkomen en van het aantal lesminuten per week.
Tabel 12.10: Normbedragen WTOS hoofdstuk V, TS18+ vavoin euro's (in schooljaar 2005/2006) | ||
---|---|---|
lesminuten per week | vavo | |
Schoolkosten | 270–540 min | 179,22 |
> 540 min | 266,01 | |
Onderwijsbijdrage | 270–540 min | 195,00 |
> 540 min | 293,00 |
De totale uitgaven zijn begroot in tabel 12.11.
Tabel 12.11: Uitgaven TS 18+ vavo naar onderwijssoort (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
vavo | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel WTOS
Prestatiegegevens TS 18+ vavo (raming)
Tabel 12.12: Aantallen gebruikers TS 18+ vavo | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
vavo | 3 332 | 3 300 | 3 300 | 3 300 | 3 300 | 3 300 | 3 300 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel WTOS.
De regeling voor (deeltijd)studenten aan de vavo is een specifieke regeling waarvoor een beperkte groep studenten in aanmerking komt.
12.3.4 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor studenten aan de lerarenopleiding (TS 18+ tlo)
Potentiële studenten aan de lerarenopleiding financieel in staat stellen de overstap naar het onderwijs te maken om zodoende bij te dragen aan de oplossing van het lerarentekort.
Een inkomensafhankelijke tegemoetkoming. Afhankelijk van het inkomen van de student kan deze in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de studiekosten en/of de onderwijsbijdrage.
• Verstrekken van een inkomensafhankelijke tegemoetkoming.
• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij de doelgroep.
Deze activiteiten worden uitgevoerd door de IB-Groep.
Potentiële studenten aan de lerarenopleiding, die niet in aanmerking komen voor studiefinanciering op grond van de WSF 2000.
Het aantal gebruikers van de regeling TS 18+ tlo.
Deze prestatie-indicator geeft een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 12.15 is het aantal gebruikers opgenomen voor de jaren 2004 tot en met 2010. De realisatiegegevens 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen ramingen.
De tegemoetkoming voor TS18+ tlo (tabel 12.13) bestaat uit de onderdelen schoolkosten en onderwijsbijdrage.
Tabel 12.13: Normbedragen WTOS hoofdstuk V, TS18+tlo in euro's (in schooljaar 2005/2006) | |
---|---|
ho | |
Schoolkosten | 621,72 |
Onderwijsbijdrage | 567,23 |
* het betreft de normbedragen tot een belastbaar inkomen van € 28 649,- over het peiljaar 2003
De totale uitgaven zijn begroot in tabel 12.14
Tabel 12.14: Uitgaven TS 18+ tlo (x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
tlo | 14,4 | 14,4 | 14,4 | 14,4 | 14,4 | 14,4 | 14,4 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel WTOS.
Prestatiegegevens TS 18+ tlo (raming)
Tabel 12.15: Aantallen gebruikers TS 18+ tlo | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
tlo | 13 355 | 13 400 | 13 400 | 13 400 | 13 400 | 13 400 | 13 400 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel WTOS
12.3.5 Beheersing schoolkosten in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg
De kosten voor ouders en overheid beheersbaar houden (in relatie tot WTOS).
• Monitoring.
• Begeleiden van proces van zelfregulering (gedragscode vo, faciliteren van werkconferenties).
• Stimuleren van zelfregulering en monitoring van de mate waarin zelfregulering van de grond komt.
• Het monitoren van de kwantitatieve ontwikkeling van de schoolkosten in het vo en de bol (2006).
• Wetgeving medezeggenschap.
• (Ouders van) leerlingen/deelnemers in het vo en de bol.
• Scholen.
Ten aanzien van de monitor acceptatiegraad gedragscode:
• Het percentage scholen dat de gedragscode over heeft genomen.
Ten aanzien van de monitor ontwikkeling schoolkosten:
• Procentuele ontwikkeling van de schoolkosten ten opzichte van 2003 (zie verwijzingen beleidsstukken).
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten worden gezamenlijk met onderwijspartijen basis- en streefwaarden geformuleerd ten behoeve van de volgende monitoring van de schoolkosten.
2005: monitor acceptatiegraad van de gedragscode vo.
2006: monitor ontwikkeling schoolkosten vo en bol.
In 2004 is wat betreft de schoolkostenontwikkeling aan de Tweede Kamer gezonden:
• Beleidsbrief n.a.v. het rapport van Research voor Beleid.
• Beleidsbrief n.a.v. het aanvullende onderzoek van Regioplan.
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Schoolkosten in het vo en de bol van het mbo (Research van Beleid) | 19 februari 2004 |
Aanvullend onderzoek naar de stijging van schoolkosten (Regioplan) | 30 juni 2004 |
Acceptatiegraad gedragscode vo | Eind 2005 |
Ontwikkeling van schoolkosten in het vo en de bol | Eind 2006/ begin 2007 |
De WTOS. De WTOS dateert van 2001 en zal uiterlijk in 2006 geëvalueerd worden. | Medio 2007 |
Bovengenoemde evaluaties zijn van toepassing op het geheel van de WTOS, en kunnen om deze reden niet specifiek aan één van de geformuleerde operationele doelstellingen worden toegerekend.
13.1 Algemene beleidsdoelstelling: vragen van een bijdrage in de kosten van het onderwijs
Een bijdrage vragen op grond van het profijt dat individuele burgers hebben van scholing.
Met ingang van het schooljaar 2005–2006 vraagt OCW alleen aan de deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn een bijdrage in de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs. Hiermee is met ingang van het schooljaar 2005–2006 de bijdrage afgeschaft voor alle leerlingen in het voltijd vo (vmbo, havo, vwo), het speciaal onderwijs (so) en het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Ook voor de deelnemers in de bol en het vavo die 16 of 17 jaar zijn vervalt de bijdrage.
Met het afschaffen van de bijdrage voor bovengenoemde categorieën wordt een belangrijke uitgavenpost voor gezinnen met kinderen afgeschaft. Voorts loopt Nederland in de pas met andere westerse landen. Het afschaffen van de bijdrage is in lijn met artikel 13 van het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Hierin is afgesproken dat het secundair onderwijs door middel van alle passende maatregelen en in het bijzonder door de geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs algemeen beschikbaar en voor allen toegankelijk dient te worden gemaakt. De maatregel draagt voorts bij aan het kabinetsstreven de administratieve lasten te verminderen. De bijdrage blijft gehandhaafd voor deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn, omdat deze groepen worden geacht zelf in de kosten van de bijdrage te voorzien, al dan niet met behulp van een tegemoetkoming in de bijdrage of door compensatie via de studiefinanciering die voor deze groepen blijft bestaan.
Omdat de maatschappij baat heeft bij geschoolde burgers draagt de overheid een groot deel van de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs. Het individu heeft ook profijt van scholing. Voor de deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn vraagt de overheid daarom een bijdrage in de totale kosten.
• De kwaliteit van het onderwijs.
• Flexibele betalingsvormen.
• Les- en cursusgeld wet.
• Wet houdende wijziging van de Les- en cursusgeldwet alsmede de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met afschaffen lesgeld in het voortgezet onderwijs alsmede voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs.
• Kerncijfers OCW 2000–2004 (ocw 0500511).
13.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 13.1: budgettaire gevolgen artikel 13 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 3 548 | 7 069 | 7 248 | 7 223 | 7 220 | 7 234 | 7 244 |
–waarvan garantieverplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal uitgaven | 3 548 | 7 069 | 7 248 | 7 223 | 7 220 | 7 234 | 7 244 |
IB-Groep | 3 548 | 7 069 | 7 248 | 7 223 | 7 220 | 7 234 | 7 244 |
Ontvangsten lesgeld | 449 549 | 221 700 | 191 800 | 204 800 | 210 800 | 213 700 | 219 300 |
Een nadere toelichting op de raming van de ontvangsten is opgenomen in paragraaf 13.3 (operationele doelstellingen).
13.3 Operationele doelstelling (stelsel)
13.3.1 Vragen van een bijdrage in de kosten van het onderwijs
De individuele burgers hebben ook profijt van scholing.
Lesgeld.
Inning van lesgeld.
Deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn. Zie hiervoor ook de nadere toelichting in paragraaf 13.1 (algemene beleidsdoelstelling).
Het aantal lesgeldplichtigen.
Deze indicator geeft een indicatie van het bereik van de regeling. In tabel 13.4 zijn de geraamde aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 opgenomen. Deze aantallen zijn een afgeleide van de demografische ontwikkelingen en de deelname aan het onderwijs. Om deze reden zijn geen basiswaarden en streefwaarden geformuleerd.
• Les- en cursusgeld wet (LCW).
• Wet houdende wijziging van de Les- en cursusgeldwet alsmede de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met afschaffen lesgeld in het voortgezet onderwijs alsmede voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs.
De Les- en cursusgeld wet (LCW) dateert van 1987 en is herzien in 2001. Bij een evaluatiecyclus van 5 jaar zou de LCW weer in 2006 moeten worden geëvalueerd. Medio 2005 is de Les- en cursusgeldwet echter aanzienlijk gewijzigd. Op grond hiervan zal een nieuwe evaluatieplanning worden opgesteld.
In de Les- en cursusgeld wet is vastgelegd voor wie, wanneer en op welke wijze het lesgeld wordt vastgesteld. De hoogte van dit lesgeld wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene prijsontwikkeling. In onderstaande tabel is de verwachte ontwikkeling van het lesgeld aangegeven.
Tabel 13.2: Lesgeldbedrag (x € 1) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004/05 | 2005/06 | 2006/07 | 2007/08 | 2008/09 | 2009/10 | 2010/11 | |
936 | 949 | 958 | 968 | 987 | 1 007 | 1 027 |
Vanaf 2006/07: raming
In tabel 13.3 worden de geraamde lesgeldontvangsten gepresenteerd.
Tabel 13.3: Ontvangsten lesgeld (bedragen x € 1 miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Bol / vo incl. vso | 449,5 | 221,7 | 191,8 | 204,8 | 210,8 | 213,7 | 219,3 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel lesgeld.
De daling van de lesgeldontvangsten vanaf 2005 is vrijwel geheel het gevolg van het afschaffen van het lesgeld in het voortgezet onderwijs en voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs. Een nadere toelichting op deze maatregel is opgenomen in paragraaf 13.1 (algemene beleidsdoelstelling). In 2005 heeft de afschaffing van de lesgeldvoorschotten in de bol ook een incidenteel neerwaarts effect. Deze afschaffing heeft naar verwachting een verschuiving van ontvangsten tot gevolg, omdat een aanzienlijk deel van de betreffende groep leerlingen gebruik zal maken van de mogelijkheid van gespreide betaling.
Prestatiegegevens lesgeld (raming)
Tabel 13.4 Aantallen lesgeldplichtigen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Bol / vo incl. vso | 481 627 | 191 000 | 203 900 | 214 500 | 220 500 | 223 000 | 224 600 |
Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005
De aanzienlijke daling van het aantal lesgeldplichtigen vanaf 2005 is eveneens het gevolg van het afschaffen van het lesgeld in het voortgezet onderwijs en voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs.
14.1 Algemene beleidsdoelstelling: kwaliteit en diversiteit van cultuuraanbod en publieke belangstelling voor cultuuruitingen
De culturele factor in de samenleving te behouden en waar nodig te versterken.
Creëren van randvoorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen.
De minister is verantwoordelijk voor:
• Scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen.
• Bevorderen van de publieke belangstelling voor cultuuruitingen.
• Het adequaat functioneren van de verschillende cultuurstelsels.
• Het adequaat functioneren van de instellingen binnen de cultuurstelsels.
• Een succesvolle samenwerking met andere overheden.
• Een succesvolle internationale prestatie van Nederlandse cultuuruitingen en de aanwezigheid van buitenlandse cultuuruitingen in Nederland.
• Professionaliseren van instellingen en fondsen door good governance.
• Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat cultuurinstellingen in staat zijn een kwalitatief hoogstaand en divers aanbod te bieden verspreid over het land dat toegang biedt tot een groot verscheiden publiek.
• Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat de gemiddelde tijdsbesteding aan cultuur gelijk blijft of omhoog gaat. Onlangs heeft het SCP hierover het rapport Cultuurminnaars en cultuurmijders geschreven.
• Kwart afname van de administratieve lastendruk voor cultuurinstellingen en -fondsen.
• Beleidsbrief «meer dan de som» (29 314, nr. 1).
• Cultuurnota 2005–2008 (28 989, nr. 10).
• Brief herijking cultuurnotasystematiek, najaar 2005.
• Beoordelingscriteria culturele ondersteuningsstructuur, cultuurnota 2005–2008.
• Uitgangspuntenbrief ondersteuningsstructuur (28 989, nr. 18).
• Brief internationaal cultuurbeleid, (september 2004, 28 989, nr. 11).
• SCP-onderzoek: Cultuurminnaars en Cultuurmijders, 2005.
14.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 14.1: Budgettaire gevolgen artikel 14 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 1 969 990 | 805 910 | 576 743 | 595 692 | 600 439 | 966 849 | 971 548 |
–waarvan garantieverplichtingen | 124 600 | 148 600 | 173 000 | 196 900 | 221 200 | 221 200 | |
Uitgaven (programma + apparaat) | 804 787 | 885 892 | 770 444 | 795 897 | 801 381 | 803 132 | 807 831 |
Programmauitgaven | 709 509 | 792 875 | 773 300 | 752 372 | 760 298 | 763 933 | 768 702 |
Juridisch verplicht | 0 | 792 875 | 746 935 | 699 052 | 798 900 | 248 187 | 252 257 |
Bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 26 365 | 53 320 | 61 398 | 515 746 | 516 445 |
Cultuurnota2005–2008 | 430 688 | 426 264 | 427 390 | 421 385 | 421 385 | 421 385 | 421 385 |
–Cultuurproducerende instellingen | 0 | 306 569 | 312 778 | 306 772 | 306 772 | 306 772 | 306 772 |
–Cultuur ondersteunende instellingen | 0 | 35 197 | 35 180 | 35 180 | 35 180 | 35 180 | 35 180 |
–Fondsen cultuurnota | 0 | 84 498 | 79 432 | 79 432 | 79 432 | 79 432 | 79 432 |
Behoud en beheer cultureel erfgoed | 150 297 | 281 411 | 167 940 | 174 425 | 172 270 | 174 104 | 175 329 |
–Subsidies monumentenzorg | 120 893 | 169 538 | 68 989 | 68 878 | 68 880 | 68 784 | 68 826 |
–Archieven | 3 711 | 23 935 | 23 935 | 23 935 | 23 749 | 24 290 | 24 290 |
–Huisvesting | 0 | 50 396 | 53 769 | 37 629 | 37 629 | 37 629 | 37 629 |
–Musea (niet cultuurnota) | 3 500 | 3 578 | 3 706 | 22 435 | 30 495 | 31 883 | 31 883 |
–Behoud en beheer (overig) | 19 565 | 23 664 | 4 241 | 4 249 | 1 218 | 1 218 | 2 401 |
–Verdrag van Malta en subsidies archeologie | 2 628 | 10 300 | 13 300 | 17 300 | 10 300 | 10 300 | 10 300 |
Bibliotheken | 29 459 | 26 150 | 28 675 | 40 174 | 39 973 | 41 379 | 41 379 |
–Subsidies | 14 869 | 11 420 | 14 635 | 26 737 | 26 737 | 26 737 | 26 737 |
–Monitoring en evaluatie | 1 190 | 1 380 | 1 380 | 1 380 | 1 380 | 1 380 | 1 380 |
–Bestuurlijkoverleg en convenantsafspraken IPO en VNG | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–Provinciale vernieuwingsplannen (zie subsidies) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–Uitvoering stelseltaken VOB (zie CuNO) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–RVP blinden en slechtzienden | 13 400 | 13 350 | 12 660 | 12 057 | 11 856 | 13 262 | 13 262 |
Verbreden inzet cultuur | 55 100 | 52 667 | 57 090 | 72 190 | 80 190 | 80 917 | 84 617 |
–Regionale dynamiek | 30 700 | 30 895 | 30 895 | 30 895 | 30 895 | 30 895 | 30 895 |
–Cultuur en ruimte | 2 293 | 2 293 | 2 293 | 2 293 | 2 293 | 2 293 | 4 068 |
–Cultuur en school | 14 100 | 14 888 | 16 148 | 25 448 | 33 348 | 33 348 | 33 348 |
–Cultuur en ict | 6 500 | 2 850 | 4 850 | 10 150 | 10 250 | 10 750 | 11 450 |
–Cultuur en economie | 0 | 234 | 1 434 | 1 934 | 1 934 | 1 934 | 1 934 |
–Internationaal cultuurbeleid (HGIS) | 1 507 | 1 507 | 1 470 | 1 470 | 1 470 | 1 697 | 1 697 |
Overig | 6 370 | 36 628 | 30 492 | 31 723 | 31 876 | 31 990 | 33 059 |
RAD | 37 595 | 14 755 | 14 713 | 14 475 | 14 604 | 14 159 | 14 159 |
Apparaatsuitgaven | 57 683 | 48 017 | 44 144 | 41 525 | 41 083 | 39 198 | 39 128 |
–Bestuursdepartement | 10 550 | 9 167 | 7 853 | 7 637 | 7 023 | 6 873 | 6 873 |
–Uitvoeringsdiensten | 47 133 | 38 850 | 36 291 | 33 888 | 34 060 | 32 325 | 32 255 |
Ontvangsten | 15 949 | 104 494 | 3 494 | 7 494 | 494 | 494 | 494 |
14.3 Operationele doelstellingen
14.3.1 Zorg voor een stelsel waarbinnen de instandhouding en ontwikkeling van hoogwaardig en divers cultureel aanbod in Nederland is gewaarborgd
Instellingen en fondsen in staat stellen cultuur in Nederland aan te bieden en zo de culturele factor in de maatschappij te versterken.
• (Cultuurnota)subsidies aan producerende instellingen.
• (Cultuurnota)subsidies aan ondersteunende instellingen.
• (Cultuurnota)subsidies aan cultuurfondsen.
• Uitvoeren cultuurnota 2005–2008.
– verstrekken van subsidies zodat instellingen doorlopend in staat zijn een hoogwaardig en divers aanbod te verzorgen.
– verstrekken van subsidies voor artistieke activiteiten via cultuurfondsen zodat kunstenaars in staat worden gesteld zich professioneel te ontwikkelen.
• Voorwaarden stellen aan de instellingen in de podiumkunstensector om doelstellingen als publieksbereik en spreiding aantoonbaar te realiseren.
• Evalueren cultuurnota 2001–2004.
• Herijken van de cultuurnotasystematiek(Her)inrichten van de ondersteunende (infra)structuurBevorderen publieksbereik door samenwerking met provincies en gemeenten.
Cultuurinstellingen en fondsen.
• Prestaties verschillende cultuursectoren: bijvoorbeeld aantal uitvoeringen podiumkunsten, bezoekcijfers, marktaandeel Nederlandse film en marktaandeel podiumkunsten. Dit geschiedt deels aan de hand van de jaarverslagen van de instellingen. De prestaties moeten ten minste gelijk blijven.
• Periodieke kwalitatieve toetsing door de Raad voor Cultuur.
• Oordeel cultuurinspectie.
Aantal uitvoeringen en bezoekers podiumkunsten, basiswaarden opgenomen in Kerncijfers OCW 2000–2004 (pagina 113).
Per instelling worden hierover aparte afspraken gemaakt.
Als streefwaarde voor het marktaandeel van de Nederlandse film wordt een percentage van 20% opgenomen.
Cultuurnotaperiode 2005–2008.
• Cultuurnota 2005–2008 (28 989, nr. 10).
• Brief herijking cultuurnotasystematiek, najaar 2005.
• Beoordelingscriteria culturele ondersteuningsstructuur, cultuurnota 2005–2008.
• Uitgangspuntenbrief ondersteuningsstructuur, cultuurnota 2005–2008 (2899, nr. 18).
• Conventanten met de landsdelen en de grote steden.
• Rapportages cultuurinspectie.
• Filmbrief, najaar 2005.
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
Uitvoeringen Podiumkunsten | 14 341 | 2003 | 2005–2008 | |
Aantal bezoekers Podiumkunsten | 3 808 000 | 2003 | 2005–2008 | |
Aantal Nederlandse Filmprodukties | 24 | 2003 | 20–25 | 2005–2008 |
Marktaandeel Nederlandse Film | 13% | 2003 | 20% | 2005–2008 |
14.3.2 Zorg voor een stelsel waarbinnen het beheer en behoud van het cultureel erfgoed is gewaarborgd
Het cultureel erfgoed behouden, beheren en voor het publiek toegankelijk maken.
• Selectiebeleid erfgoed (waaronder archiefselectie).
• Museale strategie.
• Wetgeving: monumentenwet.
• Invoering Verdrag van Malta (bescherming archeologisch erfgoed).
• Subsidies monumentenzorg en archeologie.
• Ontwikkelen van selectiebeleid voor cultureel erfgoed dat moet leiden tot heldere kaders voor selectie en herselectie.
• Versnelde overbrenging en selectie rijksarchieven (project «Wegwerken achterstanden overdracht archieven t/m 1975»); zie artikel 18.
• Ontwikkelen museaal beleid dat moet leiden tot heldere kaders voor musea, zodat zij hun rol in de veranderende samenleving kunnen vervullen.
• Implementeren Besluit rijkssubsidiëring instandhouding van monumenten (BRIM), mede uitgevoerd door het Nationaal Restauratiefonds.
• Adviesplicht opheffen (art 11–16 Monumentenwet).
• Wettelijk verankeren Verdrag van Malta waardoor de bescherming van archeologisch erfgoed is geborgd.
• Monumenteneigenaren.
• Burgers.
• (Buitenlandse) toeristen.
• Historische verenigingen.
• Gemeenten, provincies en ministeries.
• Musea, erfgoedinstellingen.
• Aantal rijksmonumenten.
• Aantallen rijksmonumenten met een restauratieachterstand.
• Aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten.
• Aantal archeologische opgravingen.
• Aantal rijksmonumenten: 51 000 gebouwen in 2005.
• Aantal rijksmonumenten met een restauratieachterstand: 33%.
• Aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten: 12 949.
• Aantal archeologische opgravingen: 407 opgravingen in 2004.
• Aantal rijksmonumenten: afhankelijk van ontwikkeling selectiebeleid.
• Restauratieachterstand monumenten: op 1 januari 2011 mag 10% van het aantal monumenten een restauratieachterstand hebben.
• Aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten: geen streefwaarde, is afhankelijk van wat er in de bodem zit.
• Aantal archeologische opgravingen: geen streefwaarde, afhankelijk van wat er in de bodem zit.
• Aantal monumenten gerestaureerd: afhankelijk van de budgetten die beschikbaar gemaakt kunnen worden.
• Aantal rijksmonumenten: afhankelijk van selectiebeleid, in 2006 zal er een streefwaarde en planning ontwikkeld worden.
• Wetsvoorstel Malta 2003, (29 259 nr. 1–2).
• Archievenbrief: (29 800 VIII).
• Beleidsbrief «Meer dan de som» (29 314, nr. 1).
• Cultuurnota 2005–2008 (28 989, nr. 10).
• BRIMbrief: DCE/2005/30498.
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
Monumenten met een restauratieachterstand | 33% | 1/2005 | 10% | 2010 |
Aantal Rijksmonumenten | 51 000 | 2005 | ||
Aantal ín situ'bewaarde archeologische monumenten | 12 949 | 2005 | ||
Aantal archeologische opgravingen | 407 | 2004 |
Overige beleidsevaluaties | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Onderzoek naar restauratieachterstandmonumenten | 2006 |
Actieprogramma Ruimte en Cultuur (via monitor Nota Ruimte) | 2006 |
IVS (via monitorGSB) | 2007 |
14.3.3 Zorg voor een stelsel waarbinnen de positionering en vernieuwing van openbare bibliotheken en bijzondere bibliotheekvoorzieningen is gewaarborgd
Openbare bibliotheken herpositioneren als centrale publieke voorziening in de kennissamenleving; vernieuwen bijzondere bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden.
• Subsidies:
– instellingssubsidie aan de VOB i.h.k.v. Cultuurnota;
– instellingssubsidies t.b.v. blindenbibliotheken (CBB, FNB, LSB, NLBB) en belangenorganisatie (FSB);
– subsidies t.b.v. herstructurering openbaar bibliotheekwerk, zowel regulier als uit enveloppegelden Balkenende 2.
• Monitoring en evaluatie van processen en instellingen.
• Bestuurlijk overleg en convenantsafspraken met IPO en VNG.
• Provinciale vernieuwingsplannen («marsrouteplannen»).
• Uitvoering stelseltaken door Vereniging van Openbare Bibliotheken.
Begeleiding van de twee hoofdsporen bibliotheekvernieuwing door Procesbureau en Stuurgroep:
• Inhoudelijke vernieuwing van bibliotheekdiensten (o.a. via ict), c.q. van de culturele, educatieve, sociaal-maatschappelijke en publieksinformatieve kernfunctie.
• Stelselversterking: bestuurlijke schaalvergroting & netwerkvorming, introductie kwaliteitszorg (INK), HRM-beleid, herpositionering ondersteunende instellingen op provinciaal niveau.
• Vernieuwing van de bijzondere bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden, waar mogelijk met aansluiting op het stelsel van openbare bibliotheken. Uitgangspunt wordt het Rijksvoorzieningplan voor de periode 2006–2008.
Publiek (algemeen en specifieke doelgroepen zoals allochtonen); scholen en leerlingen; culturele instellingen; instanties op gebied van integratie, welzijn, gezondheidszorg en revitalisering platteland; lokale en provinciale overheden. Blinden en slechtzienden.
Het vernieuwingsproces leent zich minder goed voor kwantificering.
Onderstaande indicatoren beschrijven slechts enkele facetten. Voor een uitgebreide beschrijving van het vernieuwingsproces wordt verwezen naar de monitoringsrapportages van het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing die als bijlagen bij de beleidsbrieven nrs. 4 en 5 aan de Kamer zijn gezonden.
• Aantal basisbibliotheken (indicatie organisatorische schaalvergroting).
• Percentage INK-gecertificeerde bibliotheken.
• Deelname cursussen (aantal cursisten) rond bibliotheekvernieuwing.
• Voor de bijzondere bibliotheekvoorziening geeft het Rijksvoorzieningenplan indicatoren voor de omvang van de productie van aangepaste leesvormen.
Deze zijn vastgesteld op nul voor de openbare bibliotheken bij aanvang van de aanvullende convenantsafspraken (2004). Voor de bijzondere bibliotheekvoorziening zijn deze bij aanvang van de huidige planperiode vastgesteld (2002–2004, verlengd naar 2005).
Voor openbare bibliotheken; in de convenantsaanvulling (bijlage bij 28 330, nr.8) zijn de streefdoelen voor hoofdonderdelen van het proces concreet omschreven; zie PiBSP-tabel voor indicator streefwaarden. Voor de bijzondere bibliotheekvoorziening wordt verwezen naar het Rijksvoorzieningenplan 2006–2008 (wordt eind 2005 gepubliceerd).
• Voor openbare bibliotheken; zie afspraken uit de convenantsaanvulling (bijlage bij 28 330, nr. 8).
• Voor bijzondere bibliotheekvoorziening; zie Rijksvoorzieningenplan 2006–2008.
• Aanvulling op koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk 2004–2007 (bijlage bij 28 330, nr. 8).
• Cultuurnota 2005–2008 (28 989, nr. 10).
• Herstructurering openbaar bibliotheekwerk «Bibliotheken in beweging», 2002 (28 330, nr. 1).
• Herstructurering openbaar bibliotheekwerk; aanvullende beleidsbrief, 2002 (28 330, nr. 2) en brieven over de voortgang hiervan (28 330, nr. 4 en 5).
• Herstructurering openbaar bibliotheekwerk; brief over o.a. voorzieningen voor blinden en slechtzienden, 2004 (28 330, nr. 8).
• Brief over de uitkomsten van het Daisy-project, 2005 (28 330, nr. 12)
• Brief over de blindenbibliotheken, 2005 (28 330, nr. 14).
• Rijksvoorzieningenplan 2006–2008 (wordt eind 2005 gepubliceerd).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
Aantal basisbibliotheken | 154 | 2007 | ||
Cursusdeelname | 1 070 | 2007 | ||
Percentage INK-gecertificeerde bibliotheken | 40% | 2007 |
Overige beleidsevaluaties | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Monitor bibliotheekvernieuwing | 2005 |
Rijksvoorzieningenplan 2006–2008 | 2005 |
Evaluatie VOB | 2006 |
Onderzoek naar het Daisy-project | 2005 |
14.3.4 Verbreden van de inzet van cultuur als stimulerende kracht in wisselwerking met andere beleidsterreinen
De culturele factor in de samenleving versterken. Cultuur moet niet benaderd worden als een geïsoleerde sector. Het is vooral een factor die op steeds meer beleidsterreinen betekenis heeft en een belangrijke stimulerende kracht kan zijn. Dat vraagt om initiatief en nieuwe allianties.
• Voor Regionale dynamiek: Actieplan cultuurbereik, geldstroom beeldende kunst en vormgeving, en cultuurconvenanten.
• Voor Cultuur en ruimte: Actieprogramma ruimte en cultuur, wetgeving, stimuleringsmaatregelen en voorbeeldprojecten.
• Voor Cultuur en school: subsidies, regelingen, vouchers en afspraken met gemeenten en provincies.
• Voor Cultuur en ict: subsidies (aan o.a. Vereniging Digitaal Erfgoed Nederland en Virtueel Platform), programma's (o.a. bibliotheek.nl) stimuleringsmaatregelen (subsidieregeling digitalisering, Nationaal Uitburo), centrale voorzieningen en infrastructuur (o.a. Geheugen van Nederland, Woonomgeving, Collectiewijzer, Kennis Infrastructuur Cultuur Historie).
• Voor Cultuur en economie: wordt in het najaar 2005 in de brief Cultuur en economie aan de Tweede Kamer gemeld.
• Voor Cultuur en diversiteit: subsidies, regelingen, bestuurlijk overleg en afspraken met andere overheden.
• Voor internationaal cultuurbeleid: Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA), HGIS-C (in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken) en subsidies.
• Om een bloeiend en dynamisch cultureel leven in de steden en regio's te versterken worden de afspraken uit de cultuurconvenanten 2005–2008 uitgevoerd, wordt de nieuwe visie op bestuurlijke samenwerking ontwikkeld en wordt de uitvoering van de prestatieafspraken voor het Actieplan cultuurbereik en de geldstroom beelde kunst en vormgeving gemonitord en geëvalueerd.
• Om in Nederland de ruimtelijke kwaliteit te verhogen, door architectuur en ontwikkelingsgerichte omgang met cultureel erfgoed in stedelijke en landelijke gebieden te bevorderen, wordt in samenwerking met VROM, EZ, BuiZa, Defensie, LNV en EZ het Actieprogramma cultuur en ruimte uitgevoerd, waaronder actie met betrekking tot het Nieuwe Rijksmuseum, beschermde stads- en dorpsgezichten en het activiteitenprogramma Belverdere.
• Om duurzame relaties tussen scholen en culturele instellingen te bevorderen om structurele aandacht voor cultuureducatie binnen het primair en voortgezet onderwijs te garanderen, worden gerichte (project)subsidies beschikbaar gesteld voor onder meer ondersteuning van docenten, pabo's en beroepskunstenaars in de klas (bik), worden middelen beschikbaar gesteld aan scholen in het primair onderwijs gericht op de opname van cultuureducatie in het schoolbeleid, wordt een regeling beschikbaar gesteld voor scholen in het voortgezet onderwijs gericht op de ontwikkeling tot cultuurprofielschool en worden cultuurvouchers beschikbaar gesteld aan alle scholen in het vo.
• Om digitale culturele waardevolle bronnen en informatie toegankelijk te maken in samenhang met digitale innovatie van cultuuruitingen wordt een landelijke digitale infrastructuur voor de cultuursector ontwikkeld en duurzaam belegd, wordt de samenwerking tussen culturele instellingen en bibliotheken gestimuleerd en gefaciliteerd bij digitaal toegankelijk maken van (cultureel) waardevolle bronnen en informatie, wordt het kwaliteitsniveau van digitale toegang verbeterd bij musea en archieven en wordt het gebruik van ict gestimuleerd in de culturele en maatschappelijke non-profit sector.
• Om creatieve bedrijfstakken te versterken en de economische benutting van cultuur te verbeteren worden de mogelijkheden verkend om arrangementen van agentschappen van EZ in te zetten voor de cultuursector (SenterNovem, Syntens, EVD, etc.) en wordt op basis van in 2005 uitgevoerd onderzoeken beleid ontwikkeld en uitgevoerd.
• Om het cultureel bewustzijn in de samenleving te vergroten door een grotere diversiteit van aanbod, personeel en publiek in de cultuurmediasector wordt najaar 2005 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd (waaronder stimuleringsmaatregelen, debat e.d.).
• Om het internationale cultuurbeleid in de sector te verankeren worden in nauw overleg met het BZ internationale taken gepositioneerd bij ondersteunende instellingen, fondsen en SICA.
Burgers in het algemeen, culturele instellingen, beroepsverenigingen, brancheorganisatie, lokale en provinciale overheden; particuliere opdrachtgevers; private investeerders, scholen in het po en vo, docenten, schoolleiders en leerlingen, creatieve industrie en het Nederlandse bedrijfsleven.
• Voor Regionale dynamiek: de landelijke outcomedoelstellingen voor het Actieplan cultuurbereik en de geldstroom beeldende kunst en vormgeving zijn door afzonderlijke gemeenten en provincies vertaald naar ouputdoelstellingen en indicatoren. Deze outputdoelstellingen en outputindictoren zullen op basis van een 0-analyse van de plannen van gemeenten en provincies worden geaggregeerd tot een operationalisatie van de centrale outcomedoelstelling.
• Cultuur en ruimte, zie beleidsstukken.
• Cultuur en school: per project worden specifieke afspraken gemaakt bijvoorbeeld over de vergroting van het aantal beroepskunstenaars in de klas, per provincie en gemeente zijn specifieke afspraken gemaakt op basis van het algemeen beleidskader, het aantal deelnemende scholen po, het aantal deelnemende scholen vo en het percentage bestede vouchers.
• Cultuur en ict: kwaliteitsnormering, meer duurzaam toegankelijke digitale collecties, participatie Nationaal Uitburo, gebruik bibliotheek.nl door bibliotheken en andere aangesloten leden.
• Cultuur en economie: in de beleidsbrief cultuur en economie van najaar 2005 zal hier nader op in worden gegaan.
• Cultuur en diversiteit: bestuurders met cultureel diverse achtergrond en interculturele programmering fondsen.
• Internationaal cultuurbeleid: Nederlandse cultuuruitingen in het buitenland, buitenlandse cultuuruitingen in Nederland, professionele bezoekers naar en uit het buitenland (internationaal bezoekersprogramma en internationale co-producties).
• Voor Cultuur en diversiteit: hier is als indicator opgenomen het percentage bestuurders met een cultureel diverse achtergrond, basiswaarde komt uit het onderzoek Culturele diversiteit in besturen van culturele instellingen (RISBO, 2004).
• Cultuur en School: aantal deelnemende scholen en percentage bestede vouchers.
• Voor internationaal cultuurbeleid is het aantal uitvoeringen in het buitenland een indicator. De basiswaarde komt uit Kerncijfers (2000–2004, pagina 113).
• Cultuur en diversiteit: percentage bestuurders met cultureel diverse achtergrond groeit van 12,5% naar 15%.
• Cultuur en school: aantal deelnemende PO-scholen groeit naar 40%, percentage bestede vouchers groeit van 70% naar 75%.
• Internationaal cultuurbeleid: voor het aantal uitvoeringen in het buitenland is geen streefwaarde opgenomen.
Zie beleidsstukken. Voor «cultuur en diversiteit» geldt dat over de streefwaarden voor interculturele programmering in het najaar van 2005 individuele afspraken per fonds worden gemaakt.
• Beleidsbrief en uitvoeringsprogramma «meer dan de som» (29 314, nr. 7).
• Contourennota d.d. najaar 2005.
• Beleidskader actieplan cultuurbereik 2005–2008.
• Tweede Kamerbrief Cultuur en ruimte d.d. 15 april 2005 (briefnr. 2005/17 191, ID 1895).
• Beleidskader geldstroom beeldende kunst en vormgeving 2005–2008.
• Algemeen kader cultuurconventanten d.d. 2 juli 2002.
• Voortgang over cultuur en school (29 200 VIII, nr. 143).
• Voortgang over cultuur en school (29 800 VII, nr. 174).
• Brief Cultuur en economie, d.d. najaar 2005.
• Brief «interculturele programmering» (ACB/2004/54 035).
• Brief internationaal cultuurbeleid, (28 989, nr 11).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Planning |
Cultuur en school: | ||||
Aantal deelnemende scholen po | 10% | 2004–2005 | 40% | 2006 |
Aantal deelnemende scholen vo | 22% | 2004–2005 | ||
Percentage bestede vouchers | 70% | 2003–2004 | 75% | 2005 |
Cultuur en diversiteit: | ||||
Percentage bestuurders met cultureel diverse achtergrond | 12,5% | 2004 | 15% | 2006 |
Internationaal Cultuurbeleid | ||||
Aantal Nederlandse cultuuruitingen in het buitenland | 1 964 | 2003 |
15.1 Algemene beleidsdoelstelling: waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, bestaande uit radio, televisie, kranten en internet, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking
Media hebben een cruciale rol in het functioneren van de democratie. Dagbladen, opiniebladen en de publieke omroep zijn podia voor maatschappelijk debat. De moderne democratie kan niet functioneren zonder tussenkomst van de media, waarin uiteenlopende standpunten en stromingen een stem krijgen. Via de media kunnen mensen een leven lang leren. Dit aanbod moet onafhankelijk zijn, gevarieerd en van voldoende kwaliteit. En het aanbod moet toegankelijk en betaalbaar zijn.
• De publieke omroep waarborgt dat een deel van het media-aanbod onafhankelijk van overheid en commercie tot stand komt.
• Het stimuleren van concurrentie op en tussen infrastructuren om de toegankelijkheid van distributiefactoren te waarborgen.
• Het creëren van een pluriform medialandschap door het nemen van maatregelen op het terrein van mediaconcentraties.
• De minister van OCW is verantwoordelijk voor het geheel van het publieke omroepbestel in Nederland.
• De resultaatverantwoordelijkheid voor de landelijke publieke omroep is overgedragen aan de publieke omroep, van de regionale publieke omroep aan de provincies en van de lokale publieke omroep aan de gemeenten.
• Een op de publieke functies toegesneden organisatie van de publieke omroep.
• Effectieve samenwerking van zendgemachtigden in een publiek bestel.
• Crossmediale programmering met name gericht op jonge mensen tot 35 jaar.
• Concurrentie tussen distributiekanalen die een breed en betaalbaar aanbod brengen.
• Kijkers en luisteraars gebruiken het aanbod van de landelijke publieke omroep voor de functies nieuws, opinievorming en maatschappelijk debat en cultuur, educatie en andere informatie met tenminste de bestaande intensiteit.
• Jongeren en minderheden maken meer gebruik van het publieke media-aanbod.
• De pluriformiteit van het totale media-aanbod blijft in stand.
• Consumenten kunnen kiezen uit een concurrerend digitaal aanbod op verschillende platforms.
• Kabinetsvisie op de toekomst van de publieke omroep na 2008 (29 800 VIII, nr. 234).
• Kabinetsreactie op het advies van de WRR inzake het brede mediabeleid «Focus op functies» (verwacht najaar 2005).
• Mediaconcentraties (29 692, nr. 2); in het najaar van 2005 komt hierop een aanvulling.
15.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 15.1: Budgettaire gevolgen artikel 15 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 1 638 092 | 844 943 | 798 531 | 801 778 | 820 650 | 810 384 | 815 268 |
–waarvan garantieverplichtingen | |||||||
Uitgaven | 867 462 | 854 321 | 794 984 | 791 707 | 810 450 | 810 384 | 815 268 |
Juridisch verplicht | 794 647 | 791 506 | 810 305 | 810 239 | 815 123 | ||
Bestuurlijk gebonden | 337 | 201 | 145 | 145 | 145 | ||
Gevarieerd media-aanbod | |||||||
–Mediawet | 876 677 | 850 018 | 790 944 | 787 803 | 806 602 | 806 536 | 811 420 |
Evenwichtige representatie | |||||||
–Bekostiging MTNL en FunX | 3 518 | 3 756 | 3 703 | 3 703 | 3 703 | 3 703 | 3 703 |
Pluriformiteit pers | |||||||
–Subsidies persorganen (via Bedrijfsfonds voor de Pers) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Electronische infrastructuur | |||||||
–Uitrollen technische voorzieningen | 639 | 547 | 337 | 201 | 145 | 145 | 145 |
Ontvangsten | 259 312 | 319 890 | 264 781 | 256 781 | 271 099 | 266 099 | 266 099 |
15.3 Operationele doelstellingen
15.3.1 Het met voldoende draagvlak aanbieden van een gevarieerd, kwalitatief hoogstaand radio-, televisie- en internetaanbod voor alle leeftijds- en bevolkingsgroepen
In een overvol medialandschap is het van belang dat er onafhankelijke nieuws- en informatievoorziening is. Het kabinet kiest ervoor deze te laten verzorgen door de publieke omroep. De publieke omroep moet alle burgers op zijn tijd kunnen bereiken via diverse platformen en zo de taken en functies vervullen.
• Mediawet.
• Programmavoorschriften van de publieke omroepen.
• Afspraken over ondertiteling van programma's.
• Prestatieovereenkomst publieke omroep.
• Uitwerking kabinetsstandpunt over de toekomst van de publieke omroep na 2008 in wetgeving.
• Toezien op naleving programmavoorschriften.
• AmvB over ondertiteling.
• Toezien op naleving prestatieovereenkomst publieke omroep op basis van Tussentijds concessiebeleidsplan 2006–2010.
Nederlandse bevolking.
• Kijktijdaandeel publieke televisiezenders.
• Bereik publieke televisiezenders.
• Bereik publieke radiozenders.
• Luistertijdaandeel publieke radiozenders.
• Percentage ondertiteling.
• Programmavoorschriften.
• Kijktijdaandeel publieke televisiezenders 36,5% (2004, kijk- en luisteronderzoek).
• Bereik publieke televisiezenders 87% (2003, MJB 2005–2009).
• Luistertijdaandeel publieke radiozenders: 29% (2004, kijk- en luisteronderzoek).
• Bereik publieke radiozenders: 46% (2004, CBP 2006–2010).
• Percentage ondertiteling 53% (2003, MJB 2005–2009).
• Programmavoorschriften: minimaal 35% informatie (incl. educatie), minimaal 25% cultuur en maximaal 25% verstrooiing (Mediawet).
• Kijktijdaandeel: 33% (verlaagd i.v.m. toenemende concurrentie in televisielandschap).
• Bereik televisie: 80% (idem).
• Luistertijdaandeel: 33%.
• Bereik radio: 50%.
• Percentage ondertiteling in 2010: 100%, in 2006 tenminste 60%.
• Programmavoorschriften: voldoen aan wettelijke voorschriften.
• Kabinetsvisie op de toekomst van de publieke omroep na 2008 (Tweede Kamer, 29 800 VIII, nr. 234).
• Kabinetsreactie op het advies van de WRR inzake het brede mediabeleid «Focus op functies» (verwacht najaar 2005).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde 1 | Periode | Streefwaarde 2 | Periode |
Kijktijdaandeel | 36,5% | 2004 | 33% | 2006 | ||
Weekbereik televisie | 87% | 2003 | 80% | 2006 | ||
Luistertijdaandeel | 29% | 2004 | 33% | 2006 | ||
Weekbereik radio | 46% | 2004 | 50% | 2006 | ||
Ondertiteling | 53% | 2003 | 60% | 2006 | 100% | 2010 |
Programmavoorschriften | ||||||
Informatie en educatie | 59% | 2003 | Minimaal 35% | 2006 | ||
Cultuur | 32% | 2003 | Minimaal 25% | 2006 | ||
Verstrooiing | 15% | 2003 | Maximaal 25% | 2006 |
15.3.2 Een evenwichtige representatie van de verschillende bevolkingsgroepen in het media-aanbod
In het media-aanbod moeten alle lagen van de bevolking worden bereikt. Om dat evenwicht te bereiken is soms extra inspanning nodig. Dit geld met name voor bepaalde groepen zoals jongeren en minderheden. Via het algemene publieke media-aanbod worden zij in mindere mate bereikt.
• Bekostiging MTNL en FunX.
• Convenantsafspraken met de vier grote steden.
• Prestatieafspraken landelijke publieke omroep.
• Programmavoorschrift.
• Bekostigen van Multiculturele Televisie Nederland (MTNL) voor de productie van nieuws en informatie in een modern (intercultureel, ook breder toegankelijk) programmaformat ten behoeve van de vier grote doelgroepen (Surinamers, Antillianen, Marokkanen en Turken) voor lokale en regionale omroep in de grote steden.
• Bekostigen van FunX, de multiculturele radiozender voor de grote steden, die zich met een mix van plaatselijke informatie en muziek richt op jongeren en jonge programmamakers met een minderhedenachtergrond opleidt.
• Bevorderen van de samenwerking tussen FunX en de landelijke publieke omroep.
• Landelijke publieke omroep: toezien op naleving programmavoorschrift programmering voor minderheden.
• Landelijke publieke omroep: toezien op naleving prestatieafspraken en de ontwikkeling van meetinstrumenten voor diversiteit.
• Surinamers, Antillianen, Marokkanen en Turken (MTNL) Multiculturele stadsjongeren (FunX).
• Evaluatie FunX 2005–2006 op grond van de afspraken uit het convenant.
• Tussentijds luister- en waarderingsonderzoek onderzoek in opdracht van FunX.
• Evaluatie MTNL in 2007 op grond van de afspraken uit het convenant.
• Landelijke publieke omroep: rapportage inzake taakopdracht NPS.
• Rapportage landelijke publieke omroep: Monitor diversiteit en rapportage multiculturele programmering.
• Programmavoorschrift NPS: 20% minderhedenprogrammering televisie.
• Programmavoorschrift NPS: 25% minderhedenprogrammering radio.
• Programmavoorschriften: voldoen aan wettelijke voorschriften.
• Kabinetsvisie op de toekomst van de publieke omroep na 2008 (29 692, nr. 1).
• Kabinetsreactie op het advies van de WRR inzake het brede mediabeleid «Focus op Functies» (verwacht najaar 2005).
• Mediabegrotingsbrief 2005 (29 800 VIII, nr. 71).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Periode |
Ontwikkeling MTNL | Convenant; afspraken 2005–2008 | 1 januari 2005 | Evaluatie van convenant-afspraken | 2007 |
Ontwikkeling FunX | Convenant; afspraken 2003–2006 | 1 januari 2003 | Evaluatie van convenant-afspraken | 2006 |
Gebruik FunX | Luisteronderzoek 2004 en 2005 | Mei 2004 Mei 2005 | Vaststellen ontwikkeling luistergedrag | 2006 |
NPS programma-opdracht t.a.v minderheden | Radio: 28,7%Televisie 20% | 2003 | Minimaal 25% en 20% | 2006 |
Monitor diversiteit | Rapportage | 2002 | Vaststellen ontwikkeling | 2006 |
Rapportage multiculturele programmering | Rapportages | 2001–03 | Vaststellen ontwikkeling | 2006 |
15.3.3 Instandhouden van de pluriformiteit van de pers, in het bijzonder van de dag- en nieuwsbladen en opinietijdschriften
De zorg van de overheid voor de pluriformiteit van het medialandschap strekt zich ook uit tot de pers. De afgelopen jaren is hier sprake van toenemende concentratie van aanbieders en titels. Om ook op dit terrein de pluriformiteit te waarborgen, met het oog op het belang voor de democratie, gaat de zorg vooral uit naar de dag- en nieuwsbladen en opinietijdschriften.
• Financiële steun aan persorganen, die vallen binnen de werkingssfeer van het Bedrijfsfonds voor de Pers (artikel 129 van de Mediawet).
• Stimuleringsregeling ten behoeve van minderheden in ons land (Bedrijfsfonds voor de Pers).
• Regeling voor journalistieke informatieproducten via het internet (Bedrijfsfonds voor de Pers).
• Wettelijke regeling maximaal marktaandeel.
• Nieuwsmonitor (bijdrage via bedrijfsfonds voor de Pers).
• Kabinetsstandpunt WRR rapport «Focus op functies» inzake het brede mediabeleid (najaar 2005).
• Wijziging mediawet op het terrein van mediaconcentraties.
• Verruiming mediacrossownership regeling.
• Publiek, landelijke, regionale en lokale pers.
• Externe pluriformiteit: aantal redactioneel zelfstandige bladen en maximaal marktaandeel per concern.
• Interne pluriformiteit: mate, waarin aandacht wordt besteed aan uiteenlopende opvattingen in de samenleving. Instrumenten zijn in ontwikkeling: Raad voor Cultuur adviseert in 2006 over meetinstrument bij de publieke omroep; Nieuwsmonitor zal zich allereerst op kranten richten.
• In 2003 waren er 8 landelijke en 21 regionale dagbladen met een zelfstandige redactie. Drie dagbladconcerns hadden in 2003 een marktaandeel van meer dan 25% (Mediaconcentratiemonitor 2003, CvdM).
• Zoveel mogelijk behoud van zelfstandige titels. Door de fusie van het Algemeen Dagblad en zeven regionale dagbladen in 2005 zijn deze niet meer als redactioneel zelfstandig opgenomen. Het marktaandeel per dagbladconcern zal wettelijk worden gemaximeerd op 35%.
• Mediaconcentraties (29 692, nr. 2); in het najaar van 2005 komt hierop een aanvulling.
• Kabinetsvisie op de toekomst van de publieke omroep na 2008 (29 800 VIII, nr. 234).
• Kabinetsreactie op het advies van de WRR inzake het brede mediabeleid «Focus op functies» (verwacht najaar 2005).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Periode |
Aantal redactioneel zelfstandige bladen | ||||
Landelijk | 8 | 2003 | 8 | 2006 |
Regionaal | 21 | 2003 | 14 | 2006 |
Zelfstandige dagbladconcerns | ||||
Maximaal marktaandeel | 35% | vanaf 2007 |
15.3.4 Beschermen van de consument bij het wijzigen van de elektronische infrastructuur
De digitalisering van de elektronische infrastructuur vindt voor een groot deel plaats in het commerciële domein (kabel, ether, internet). Deze infrastructuren zijn van groot belang voor de ontvangst van de programma's van de publieke omroep. Voor de consument is het van belang dat zijn belangen in de relatie met die aanbieders gewaarborgd worden, in het bijzonder ten aanzien van de prijs en samenstelling van het aanbod.
• Programmaraden.
• Tariefstelling van de kabel.
• Vergelijkende toets in kader van uitgifte vergunningen T-DAB (feitelijke vergunningverlening door EZ).
• Afschakelen van analoge ethertelevisie (switch off).
• Uitgifte frequenties T-DAB (digitale radio).
• Vernieuwing rol programmaraden kabelexploitanten als gevolg van de digitalisering.
• Wetswijziging prijsmaatregel kabel (prijstoezicht door Opta).
• Gebruikers van telecominfrastructuren voor radio, televisie en internet (in het bijzonder mensen die televisie kijken via analoge ether).
• Digitalisering van de radio- en televisieontvangst met als doel:
• Geen huishoudens meer afhankelijk van analoge ether voor primaire televisieontvangst;
• Lagere kosten op mediabegroting.
• 35 000 huishoudens afhankelijk van analoge ether voor primaire tv-ontvangst.
• Kosten analoge uitzending landelijke publieke omroep: €11 miljoen.
• Geen huishoudens meer afhankelijk van analoge etherontvangst op primaire Tv-toestel.
• Geen kosten meer voor landelijke publieke omroep ten laste van analoge etheruitzending.
• De Kabelbrief; deze bevat analyses van de kabelmarkt (structuur en tarieven) van OPTA/NMa (26 634 nr. 62).
• Standpunt over de evaluatie van de uitgifte van FM-frequenties door Berenschot (24 095 nr. 181).
• Kabinetsstandpunt Switch off (zomer 2005).
• T-DAB (voorjaar 2006).
• Uitgevoerde onderzoeken en evaluaties.
• Gebruik analoge ether (Intomart, 2005).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde | Periode |
Huishoudens afhankelijk van analoge ether | 35 000 | April 2005 | 0 | Ultimo 2006 |
Kosten analoge distributie landelijke PO | € 11 miljoen | 2005 | € 0 | 2006 |
ARTIKEL 16. ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID
16.1 Algemene beleidsdoelstelling: het scheppen van een onderzoeksklimaat dat uitdaagt tot optimale prestaties: ruimte voor wetenschap van hoog niveau voor welvaart en welzijn
Door te zorgen dat de omvang, het vernieuwende vermogen en de kwaliteit van het publiek gefinancierde Nederlandse onderzoek op peil zijn, kan het onderzoeksbestel goed en doelmatig functioneren binnen de maatschappij. Zo kan het bijdragen aan de vooruitgang van de wetenschap zelf, aan ontwikkelingen in het hoger onderwijs, aan gebruik van resultaten in maatschappelijke sectoren, en worden gebruikt bij het oplossen van maatschappelijke problemen.
De minister zorgt voor het in stand houden en verder ontwikkelen van het onderzoeksstelsel, voor het scheppen van ruimte voor excellente wetenschap en voor effectieve kennisoverdracht aan de maatschappij.
1. Het scheppen van voorwaarden voor het functioneren van een aantal wetenschappelijke instellingen, waaronder onderzoeksorganisaties en wetenschappelijke bibliotheekinstellingen, die binnen het onderzoeksbestel zowel eigenstandig als in relatie tot de universiteiten en bedrijven een belangrijke plaats innemen.
2. Dit impliceert het stimuleren en ondersteunen van het vernieuwende vermogen en de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek, een efficiënte inzet van de middelen en voldoende kennisdiffusie naar de maatschappij.
3. Toezicht op hoofdlijnen gericht op het vaststellen van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitgaven en op het vaststellen van effectiviteit in het functioneren van het onderzoeksbestel om hun rol goed te vervullen.
Het behalen van de doelstelling hangt af van de kwaliteit van het onderzoek en de mate waarin prioriteitskeuzen in het onderzoek aansluiten bij internationale ontwikkelingen in de wetenschap en bij de maatschappelijke vraag naar kennis. Het hangt ook af van de politieke aandacht voor kennis en innovatie en van de effectiviteit van de bestuurlijke dialoog met de in belangrijke mate zelfstandige onderzoeksorganisaties.
De resultaten van wetenschappelijk onderzoek zijn veelal onvoorspelbaar en er moet met lange doorlooptijden rekening worden gehouden. Indicaties van wetenschappelijke en maatschappelijke output en outcome worden uitgedrukt in de indicatoren relatieve aantallen promoties, relatieve aantallen wetenschappelijke publicaties en relatieve citatiescore en citaties vanuit octrooien naar de Nederlandse wetenschap. Ze zijn globaal beschreven in «Bestel in beeld 2004» (mei 2005, pag. 34–37).
• Het Wetenschapsbudget 2004 bevat de strategische agenda (29 338, nr. 1).
• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2005 (29 338, nr. 23).
• Brief aan de Tweede Kamer over de planning van de verschillende beleidstrajecten uit het Wetenschapsbudget (29 338, nr. 17).
• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2006, die in september 2005 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
16.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 959 785 | 787 863 | 816 618 | 812 425 | 813 126 | 813 065 | 802 793 |
–Waarvan garantieverplichtingen | 92 772 | ||||||
Totale uitgaven (programma + apparaat) | 813 322 | 833 384 | 869 319 | 861 249 | 853 361 | 877 014 | 878 849 |
Programma-uitgaven | 809 457 | 829 805 | 865 710 | 857 678 | 849 819 | 873 472 | 875 307 |
Juridisch verplicht | 828 119 | 848 711 | 840 790 | 863 143 | 863 978 | ||
Bestuurlijk gebonden | 37 438 | 8 352 | 8 466 | 8 602 | 8 139 | ||
Niet juridisch en bestuurlijk gebonden | 153 | 615 | 563 | 1 727 | 3 190 | ||
Operationele doelstelling 16.3.1: Zorgen voor een goede toerusting en bekostiging van het onderzoeksbestel | |||||||
–NWO | 303 597 | 305 020 | 301 520 | 297 449 | 294 563 | 294 060 | 294 060 |
–KNAW | 83 243 | 86 291 | 85 991 | 86 427 | 86 439 | 86 488 | 86 488 |
–Koninklijke Bibliotheek | 32.71 | 34 369 | 35 528 | 40 939 | 41 274 | 41 275 | 41 275 |
–Stichting Anno | 2 700 | 2 300 | 2 300 | ||||
–KNAW bibliotheek | 2 295 | 2 322 | 2 305 | 2 308 | 2 308 | 2 308 | 2 308 |
–LF TUD bibliotheek | 6 825 | 6 910 | 6 861 | 6 864 | 6 864 | 6 864 | 6 864 |
–IISG | 262 | 265 | 265 | 265 | 265 | 265 | 265 |
–SURF | 2 270 | 2 270 | 2 270 | 2 270 | 2 270 | 2 270 | 2 270 |
–CPG | 455 | 458 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 |
–TNO | 194 082 | 195 171 | 193 667 | 187 738 | 187 267 | 187 268 | 187 268 |
–BPRC/Stichting AAP | 8 460 | 9 352 | 9 288 | 9 288 | 9 288 | 9 288 | 9 288 |
–Nationaal Herbarium | 1 084 | 1 093 | 1 081 | 1 082 | 1 082 | 1 082 | 1 082 |
–NLR | 797 | 833 | 833 | 833 | 833 | 833 | 833 |
–Waterloopkundig Laboratorium | 1 190 | 1 291 | 1 291 | 1 291 | 1 291 | 1 291 | 1 291 |
–Grondmechanica Delft | 713 | 770 | 770 | 770 | 770 | 770 | 770 |
–MARIN | 1 019 | 870 | 870 | 870 | 870 | 870 | 870 |
–STT | 184 | 186 | 185 | 185 | 185 | 185 | 185 |
–EMBC | 478 | 604 | 724 | 724 | 724 | 724 | 724 |
–EMBL | 2 716 | 2 838 | 2 898 | 2 898 | 2 898 | 2 898 | 2 898 |
–ESA | 33 182 | 30 925 | 31 050 | 31 052 | 31 053 | 31 059 | 31 059 |
–CERN | 27 147 | 27 617 | 28 635 | 30 425 | 30 535 | 31 035 | 31 035 |
–ESO | 5 701 | 5 711 | 5 915 | 5 915 | 5 915 | 5 915 | 5 915 |
–EG-Liaison | 179 | 191 | 191 | 191 | 191 | 191 | 191 |
–NTU/INL | 1 412 | 1 475 | 1 476 | 1 470 | 1 470 | 1 470 | 1 470 |
–EIB | 1 163 | 1 177 | 1 168 | 1 167 | 1 167 | 1 167 | 1 167 |
–COS | 488 | 509 | 495 | 493 | 494 | 494 | 494 |
–Nader te verdelen | 243 | 962 | 496 | 2 984 | 3 843 | 3 939 | 3 874 |
Operationele doelstelling 16.3.2: Zorgen voor specifieke stimulering voor kennisopbouw voor de toekomst | |||||||
–FES– BSIK | 37 363 | 40 731 | 44 947 | 44 947 | 38 547 | 62 047 | 63 947 |
–FES– cleanrooms nanotechnologie | 17 000 | ||||||
–FES– TNO automotive | 10 700 | ||||||
–FESgrootschalige researchfaciliteiten | PM (in het FES) | ||||||
–Genomics | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 |
–Kennisenveloppe | 5 345 | 13 422 | 22 881 | 49 550 | 50 000 | 50 000 | 50 000 |
–EET | 11 509 | 8 375 | 7 509 | 4 627 | 4 741 | 4 741 | 4 741 |
Operationele doelstelling 16.3.3: Zorgen voor instroom, behoud van talentvolle onderzoekers | |||||||
–Vernieuwingsimpuls | 19 160 | 21 613 | 17 613 | 15 613 | 15 613 | 15 613 | 15 613 |
–Aspasia | 431 | 1 500 | 2000 | 2000 | 2000 | 2000 | 2000 |
–Rubicon-programma | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | ||
Operationele doelstelling 16.3.4: Intensivering van wetenschapen techniekcommunicatie | |||||||
–WeTeN | 2 491 | 1 178 | |||||
–Uitvoering WTC-beleid | 0 | 2000 | 1 670 | 1 670 | 1 670 | 1 670 | 1 670 |
Operationele doelstelling 16.3.5: Bevorderen nationale coördinatie en internationale samenwerking in wetenschappelijk onderzoek | |||||||
–Nationale coördinatie | 2 852 | 2 363 | 2 367 | 2 107 | 2 010 | 2 014 | 1 795 |
–Bilaterale samenwerking | 4 527 | 5 315 | 4 885 | 5 205 | 5 319 | 5 315 | 5 534 |
Programmakosten overig | |||||||
–CFI | 327 | 183 | 266 | 262 | 261 | 264 | 264 |
Apparaatuitgaven | 3 539 | 3 579 | 3 609 | 3 571 | 3 542 | 3 542 | 3 542 |
Ontvangsten | 116 733 | 120 885 | 150 912 | 122 656 | 116 254 | 139 755 | 141 655 |
16.3 Operationele doelstellingen
16.3.1 Zorgen voor een goede toerusting en bekostiging van het onderzoeksstelsel
Ruimte geven aan excellent wetenschappelijk onderzoek en aan een betere benutting van de resultaten, zowel economisch als sociaal en cultureel. Voor een structurele en duurzame economische groei is innovatieve, hoogwaardige kennis onmisbaar. Nederland wil bijdragen aan de Europese ambitie de meest concurrerende economie van de wereld te worden. Het streven is er op gericht binnen Europa tot de koplopers te behoren.
• Het belangrijkste budgettaire instrument is de bekostiging van de vier nationale onderzoeksinstellingen: de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), de Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW) en de Koninklijke Bibliotheek (KB). De totale bijdrage bestrijkt circa 79% van de uitgaven uit artikel 16.
• Als verdragspartner is Nederland gebonden aan contributieverplichtingen tegenover enkele grote internationale onderzoeksorganisaties voor fundamenteel onderzoek: de Centre Européen pour la Recherche Nucléaire (CERN), de European Southern Observation (ESO), de European Space Agency (ESA), de European Moleculair Biology Laboratory (EMBL) en de European Molecular Biology Conference (EMBC). Deze deelname geeft onderzoekers toegang tot unieke internationale faciliteiten en netwerken. De totale bijdrage aan deze organisaties bestrijkt circa 10% van de uitgaven uit artikel 16.
• Bijdrage via de lumpsum aan de KB voor het conserveringsprogramma «Metamorfoze» en het project «digitale duurzaamheid», gericht op de opbouw, behoud en ontsluiting van wetenschappelijke collecties en het papieren en digitale erfgoed.
• Subsidie aan Stichting Anno voor de uitvoering van het meerjarenbeleidsplan 2005–2006.
• Subsidie aan het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) voor het primatenonderzoek en de nieuwe huisvesting van de primaten en subsidie aan de Stichting AAP voor de realisatie van de opvang van de BPRC chimpansees.
• Subsidies aan diverse overige onderzoeksinstellingen, en- organisaties, wetenschappelijke bibliotheken en grote technologische instituten (gti's), advies- en sectorraden.
• Financiering van het universitaire onderzoek (via beleidsartikel 7).
• Maatregelen gericht op rekenschap en vermindering plan- en beheerslast: via bestuurlijk overleg wordt de instellingen gevraagd targets te ontwikkelen voor het terugdringen van de aanvraagdruk op onderzoekers en deze op te nemen in hun strategische plannen.
• Ontwikkelen en vaststellen van de regeling voor invoering van de smart mix en dynamisering.
• Instellen van de Commissie dynamisering universitaire onderzoek (juli 2005).
• Ambtelijke en bestuurlijke dialoog met NWO, TNO, KNAW en KB over begroting, verantwoording, en strategische planvorming.
• Via de strategische en bestuurlijke dialoog met de onderzoeksinstellingen en universiteiten bevorderen van wisselwerking tussen bedrijven, universiteiten en technologische instituten door in te zetten op wetenschappelijke excellentie en valorisatie.
• Beleidsrijke bestuurlijke dialoog met de universiteiten op basis van prestatieafspraken.
• Om het wetenschapsbeleid te onderbouwen met analyses over de staat en het functioneren van het Nederlandse onderzoekbestel wordt, in samenspraak met de actieve spelers in het wetenschapssysteem en op basis van adviezen van een door de minister ingestelde commissie, bij het Rathenau Instituut een «Science system assessment» taak ontwikkeld.
Onderzoekers, onderzoeksorganisaties.
Een goede toerusting en bekostiging van het onderzoeksstelsel moet ertoe leiden dat er voldoende onderzoeksresultaten van hoog niveau tot stand komen, en dat – althans voor een deel – deze resultaten benut worden door bedrijven en maatschappelijke organisaties. In globale zin zijn voor het stelsel een aantal indicatoren beschikbaar op het niveau van input, proces, output en outcome, die in de publicatie «Bestel in beeld 2004» (mei 2005, pag. 34–37) zijn opgenomen, en die samen het beeld schetsen van de Nederlandse positie in internationaal perspectief. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de positie van Nederland vanuit een internationaal vergelijkend perspectief en de bijdrage die de instellingen, die binnen artikel 16 vallen, daaraan leveren. Deze bijdrage is voor elke instelling weer een andere. Via de ontwikkeling van «indicatoren op maat» wordt gewerkt aan indicatoren die de bijdrage van de artikel 16 instellingen in beeld kunnen brengen, zonder daaraan nu al streefwaarden te verbinden.
• Instellingsbesluit Commissie Dynamisering Universitair Onderzoek (27 406, nr. 39).
• Het Wetenschapsbudget 2004 (29 338, nr. 1).
• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2005 (29 338, nr. 23).
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Externe evaluatie instelling KNAW | 2006 |
Externe evaluatie instelling NWO | 2007 |
Externe evaluatie instelling KB | Najaar 2005 |
Commissie dynamisering universitair onderzoek2006 |
16.3.2 Zorgen voor specifieke stimulering voor kennisopbouw voor de toekomst
Om te zorgen dat het Nederlandse onderzoeksbestel beter in staat is (funderend) onderzoek te verrichten en op een aantal terreinen de aansluiting met de internationale top kan bereiken of behouden, investeert de overheid naast de bestaande geldstromen in een aantal specifieke thema's. Deze thema's vragen vanwege hun potenties om bijzondere prioriteitsstelling en financiering. Bij de meeste thema's is sprake van cofinanciering door de betreffende onderzoeksinstelling en/of andere departementen. De thema's sluiten aan bij de grote nationale onderzoeksprioriteiten en bij prioriteiten die voortkomen uit de kennis en innovatieagenda van het Kabinet en anticiperen op de maatschappelijke kennisbehoefte.
• Bijdragen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) in het kader van het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur (Bsik) aan veertien ICES/KIS-3 projecten waarvoor OCW penvoerder is. Hiermee wordt in het hele traject van fundamenteel tot toegepast onderzoek een impuls gegeven aan samenwerkingsprojecten tussen bedrijven, universiteiten en technologische instituten, waardoor hoogwaardige kennisnetwerken ontstaan, waarbinnen onderzoek wordt uitgevoerd dat aansluit op de maatschappelijke behoefte.
• Bijdrage uit het FES aan TNO voor de uitbreiding van geavanceerde cleanrooms voor nanotechnologie bij het TNO-instituut Industrie en Techniek in Delft.
• Bijdrage uit het FES aan TNO voor de verplaatsing van TNO-Wegtransportmiddelen naar Zuidoost Brabant voor het versterken van de kennisinfrastructuur rond het automotive cluster van kennisinstellingen en bedrijven in deze regio.
• In het FES zijn middelen gereserveerd voor het bevorderen van grootschalige researchfaciliteiten van Europese betekenis, die aantrekkingskracht uitoefenen op Nederlandse en buitenlandse toponderzoekers. OCW zal in samenspraak met EZ de uitwerking van een voorstel ter hand nemen en ter besluitvorming van het kabinet voorleggen.
• Subsidie aan NWO voor het Nationaal Regieorgaan Genomics (NROG).
• Subsidie aan NWO voor het ICT Regieorgaan. Dekking komt uit de middelen uit de kennisenveloppe van het Kabinet voor versterking van de kenniseconomie.
• Bijdrage ten behoeve van het programma Economie, Ecologie Technologie (EET) die voortvloeit uit bestaande verplichtingen.
• Subsidie aan NWO ten behoeve van projecten voor departementale vraagprioriteiten die zich moeten ontwikkelen tot maatschappelijke topinstituten. Dekking komt uit de middelen uit de kennisenveloppe van het Kabinet voor versterking van de kenniseconomie.
Acties voortkomende uit agenda Innovatieplatform met betrekking tot grootschalige onderzoeksfaciliteiten en onconventionele financieringsmechanismen.
Onderzoekers en onderzoeksorganisaties.
Gelet op de aard van de doelstelling en de inputgerichte instrumentatie is kwantificering van de doelstelling niet zinvol en niet haalbaar.
• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2006 wordt in september 2005 aan de TK aangeboden.
• Brief over de departementale vraagprioriteiten onderzoek aan voorzitter Tweede Kamer van 16 maart 2005 (29 338, nr. 31).
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Mid-term review Bsik projecten | 2007 |
Mid-term review NROG | 2005 najaar |
Eindevaluatie NROG | 2007 begin |
Mid-term review ICT regieorgaan | 2006 |
Eindevaluatie ICT regieorgaan | 2009 |
16.3.3 Zorgen voor instroom, behoud en doorstroom van talentvolle onderzoekers
Om een kwalitatief hoogwaardig en op vernieuwing gericht onderzoeksstelsel in stand te kunnen houden en verder te ontwikkelen, is het aantrekken en vasthouden van goede onderzoekers essentieel. Er moet voorkomen worden dat de lage instroom van jong wetenschappelijk talent (vooral in de bèta disciplines) en de vergrijzing van vooral het universitaire wetenschappelijke personeel uitmondt in een tekort aan wetenschappelijk personeel. Er wordt daarom gestreefd naar een hogere in- en doorstroom van (jonge) veelbelovende onderzoekers en een verbetering van loopbaanperspectieven in het onderzoek, met speciale aandacht voor de verhoging van het aantal allochtone wetenschappers en het aantal vrouwen in hoge wetenschappelijke stafposities. Dit gebeurt ondermeer door persoonsgebonden stimulering.
• Subsidie aan NWO voor de uitvoering van het programma «Vernieuwingsimpuls» dat beoogt vernieuwing van onderzoek te realiseren door (jonge) veelbelovende onderzoekers kansen te bieden middels persoonsgebonden subsidies verdeeld in drie categorieën: jong gepromoveerden (veni), senior postdoc's (vidi) en professorabele onderzoekers (vici). In totaal wordt beoogd jaarlijks zo'n 225 aanvragen te honoreren.
• Subsidie aan NWO voor het honoreren van extra aanvragen van vrouwen met een subsidiabel voorstel in de vidi en vici rondes van de Vernieuwingsgimpuls die vanwege budgettaire beperking niet voor een reguliere honorering in aanmerking komen.
• Subsidie aan NWO voor het beschikbaar stellen van Aspasia premies voor het permanent bevorderen van vrouwelijke Vernieuwingsimpuls-laureaten tot universitair hoofddocent of hoogleraar.
• Subsidie aan NWO voor het uitvoeren van het programma «Mozaïek», waarmee wordt beoogd meer allochtone afgestudeerden in de wetenschap te laten doorstromen.
• Subsidie aan NWO voor de uitvoering van het Rubicon-programma waarmee jonge veelbelovende onderzoekers na hun promotie ervaring kunnen opdoen door een verblijf van 2 jaar aan een buitenlandse onderzoeksinstelling of voor één jaar aan een Nederlandse onderzoeksinstelling. Bij de vaststelling van de begrotingsstaat 2005 is daarmee uitvoering gegeven aan het amendement 145 van Visser c.s. (29 800 VIII, nr. 166).
• Zie tevens overzicht instrumenten jonge wetenschappers en doelgroepenbeleid in de overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid (artikel 9).
Met NWO, TNO en de KNAW worden bestuurlijke afspraken gemaakt over het vastleggen van hun plannen voor personeelsbeleid in hun strategische plannenIn het kader van de beleidsrijke dialoog worden er met de universiteiten prestatieafspraken gemaakt over het versterken van hun HRM-beleid gericht op betere loopbaanperspectieven voor jonge onderzoekers, vrouwen en allochtonen.
(Jonge) onderzoekers, vrouwen in de wetenschap, allochtone onderzoekers.
• Het aandeel vrouwen binnen de verschillende universitaire functiecategorieën.
• Het aandeel personen in de leeftijdscategorie 50 jaar en ouder bij de verschillende universitaire leeftijdscategorieën.
• Honoreringen in de Vernieuwingsimpuls.
• Aandeel vrouwen bij de honoreringen in de Vernieuwingsimpuls. Cijfers worden per ronde door NWO aangegeven. Omdat ze niet voor alle ronden beschikbaar zijn kan een totaalcijfer niet worden gegeven.
De streefwaarden voor de positie van vrouwelijke wetenschappers zijn geformuleerd in termen van een streefrichting, omdat hier te veel factoren van invloed zijn om zinvolle concrete streefcijfers te benoemen. Voor de leeftijdsindicatoren geldt dat de streefrichting belangrijker is dan het concrete streefcijfer. De honoreringen in de Vernieuwingsimpuls worden beperkt door het beschikbare budget.
• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid (29 338 nr. 23, p.10).
• Wetenschapsbudget 2004 (29 338, nr.1, p.24–25).
• Brief minister over de uitvoering van een aantal moties en amendementen die zijn aangenomen bij de OCW-begroting 2005 (29 800 VIII, nr. 159).
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde |
Aandeel vrouwelijke hoogleraren | 8,5 | 31-12-2003 | hoger dan peildatum |
Aandeel vrouwelijke UHD's | 14,2 | 31-12-2003 | hoger dan peildatum |
Aandeel vrouwelijke UD's | 24,5 | 31-12-2003 | hoger dan peildatum |
Percentage hoogleraren in de categorie 50+ | 61,9 | 31-12-2003 | lager dan peildatum |
Percentage UHD's in de categorie 50+ | 55,0 | 31-12-2003 | lager dan peildatum |
Percentage UD's in de categorie 50+ | 32,7 | 31-12-2003 | lager dan peildatum |
Honoreringen in de Vernieuwings- impuls | Honorering-en tot nu toe: 868 | Medio 2005 | 225 (gemiddeld per jaar) |
Aandeel vrouwen bij honoreringen in de Vernieuwingsimpuls | Aandeel vrouwen tot nu toe | Medio 2005 | Aandeel vrouwelijke honoreringen in 2010 |
Honoreringen in het Rubicon-programma | 0 | 31-12-2005 | 75 per jaar |
Aandeel vrouwen bij honoreringen in het Rubicon-programma | 0 | 31-12-2005 | Aandeel vrouwelijke honoreringen in 2010 |
Evaluatieonderzoek naar | Uitkomsten naar de Tweede Kamer |
Vernieuwingsimpuls | 2007/08 |
Aspasia | 2008 |
Rubicon-programma | 2007 eind |
16.3.4 Intensiveren van wetenschap en techniekcommunicatie
Doel van het wetenschap en techniekcommunicatiebeleid (wtc-beleid) is de burger meer te interesseren voor de wetenschappen en het maatschappelijke debat over wetenschapstoepassingen te stimuleren. Hiermee wordt beoogd de betrokkenheid van de burger bij de kennissamenleving te vergroten en meer jongeren te laten kiezen voor een opleiding en loopbaan op het gebied van wetenschap en techniek.
Het beleid is de komende jaren gefocust op het vergroten van interesse voor wetenschap en techniek in het primair onderwijs. Een nauwere band tussen wetenschap- en techniekcommunicatie en wetenschap- en techniekeducatie is daartoe essentieel. Hiervoor wordt het netwerk van samenwerkende grote en kleine science centra ondersteund. Als landelijk science centrum vervult NEMO daarin een coördinerende rol. Inhoudelijk is het wtc-beleid de komende jaren vooral gericht op het vergroten van de interesse in en het verbeteren van het imago van de bèta/techniek-vakken. Om die reden is er ook een relatie gelegd met het Deltaplan bèta/techniek.
• Subsidie voor het uitvoeren van wtc-activiteiten via NEMO ten behoeve van ondermeer Kennislink, de continuïteit van de kleine science centra en de Wetenschaps- en techniekweek.
• Subsidie uit de Deltaplanmiddelen voor de continuïteit van NEMO en voor het regionaliseren van science activiteiten (via artikel 6).
• Integratie van de component wetenschap in het Nationaal actieplan verbreding techniek in het basisonderwijs (VTB) (onderdeel van Deltaplan).
• In het kader van het ruimtevaart educatieprogramma worden er zgn. DRS-scholen (Deltaresearch Schools) geselecteerd, die in het lesprogramma van het primair onderwijs een uitwerking aan de kerndoelen geven door aandacht te geven aan ruimtevaart in brede zin.
• Organisatie door NEMO van de wetenschaps- en techniekweek.
• Uitvoeren van de regeling door NEMO (die in samenwerking met de Vereniging van Science Centra tot stand is gekomen) voor de continuïteitssubsidie aan de kleine science centra.
• OCW heeft de website «Kennislink» mogelijk gemaakt, die vooral leerlingen uit het voortgezet onderwijs ondersteunt met informatie over een reeks exacte vakgebieden. Het project Kennislink wordt uitgevoerd bij NEMO.
(basis-)scholieren en docenten, science centra, burgers.
Voor dit beleid zijn geen kwantitatieve prestatie-indicatoren te geven omdat het gaat om gedragsbeïnvloeding en imago-verbetering van wetenschap en techniek in het algemeen en de bèta-wetenschappen meer in het bijzonder. Het is wel de bedoeling dat dit beleid ondersteunend werkt en bijdraagt aan de doelstelling om een 15% hogere uitstroom uit het voortgezet onderwijs en het wetenschappelijk onderwijs te bewerkstelligen in de bèta-vakken in 2010.
• NEMO ontvangt van 2005–2008 een continuïteitssubsidie om zijn rol goed te kunnen vervullen als coördinator van de kleinere science centra die activiteiten ontplooien op het gebied van bèta/techniek in het primair onderwijs.
• In 2007 wordt geëvalueerd of NEMO in zijn rol succesvol is geweest en of de wtc-activiteiten ondersteunend bijdragen aan het beleid om bèta/techniek te stimuleren.
• De uitkomsten van die evaluatie zijn bepalend voor een besluit om de subsidie al dan niet voort te zetten.
• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2005(29 338, nr. 23, pag. 11).
• Beleidskader 2004–2005 Deltaplan (brief aan TK d.d. 20 december 2004, kenmerk HO/prog/2004/55113.
• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2006 die in september 2005 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
16.3.5 Bevorderen nationale coördinatie en internationale samenwerking in wetenschappelijk onderzoek
De minister is verantwoordelijk voor de coördinatie van het wetenschapsbeleid. Hiertoe bevordert OCW nationale coördinatie en samenwerking om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de inspanningen van de overheid te vergroten ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek.
Voor Nederland is internationale wetenschappelijke samenwerking zowel vanuit politiek, maatschappelijk als ook economisch oogpunt van groot belang. Het draagt bovendien bij aan het handhaven en versterken van de positie van het Nederlandse onderzoek in Europa en in de wereld. Door aan te sluiten bij het beste onderzoek in andere landen wordt bijgedragen aan het verhogen van de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek en wordt de toegang verschaft tot kennis die elders wordt geproduceerd. Samenwerken in grote netwerken en in internationale onderzoeksorganisaties biedt schaalvoordelen waardoor onze onderzoekers toegang verkrijgen tot geavanceerde onderzoeksfaciliteiten waarvoor wij zelf niet de middelen hebben.
• Inzet van financiële middelen voor activiteiten ter versterking van de nationale coördinatie wetenschapsbeleid, waaronder diverse activiteiten ter ondersteuning van de implementatie van het Wetenschapsbudget en beleidsondersteunend onderzoek.
• Bijdragen aan de KNAW en NWO voor de in het kader van lopende Memoranda of Understanding (MOU's) uitgevoerde bilaterale samenwerkingsprogramma's met China, Indonesië en Rusland.
• Contributiebijdragen aan vijf internationale toponderzoeksorganisaties (CERN, ESO, ESA, EMBL, EMBC, zie 16.3.1).
• Subsidie aan Senter/EG-Liaison voor het ondersteunen en stimuleren van een zo groot mogelijke betrokkenheid van Nederlandse onderzoekers bij het EU Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling.
• Steun aan PhD's uit kandidaat-lidstaten van de EU in het vernieuwde Huygens Scholarship Programme voor de goede overgang tussen de Europese Hoger Onderwijs Ruimte en de Europese Onderzoeks Ruimte. Zie artikel 7.
• Creëren en ondersteunen van een sterke positie van het Nederlandse onderzoek in het lopende en nieuwe Europese kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling.
• In samenwerking met de EU-landen wordt gewerkt aan de totstandkoming van onderzoek en (technologische) samenwerking in één Europese Onderzoeksruimte.
• In samenwerking met de EU-landen wordt hierdoor gewerkt aan het behalen van de Lissabon- en Barcelona doelstellingen voor 2010.
Onderzoekers
Uitgangspunt voor het behalen van prestaties is het feit dat wetenschappelijk onderzoek bij uitstek iets is dat zich over de lange termijn uitstrekt en in deze context niet kwantitatief (getal, bedrag of percentage) te indiceren is.
Wel wordt door Senter/EG-Liaison de deelname van Nederlandse onderzoekers in de Kaderprogramma's gemeten.
Er zal naar worden gestreefd het retourpercentage van 6%, dat een gemiddelde blijkt te zijn van de resultaten in eerdere Kaderprogramma's, wederom minimaal te behalen of te overtreffen.
Zie basiswaarden
Senter/EG Liaison brengt na iedere oproep een analyse uit van de tot dan toe behaalde Nederlandse deelname in het huidige Zesde Kaderprogramma. Na afloop van KP6 in 2006 zal Senter/ EG Liaison in 2007 een volledige analyse maken van de totale deelname van Nederland aan het Zesde Kaderprogramma.
Wetenschapsbudget 2004 (29 338, nr. 1, p. 30–31) Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid (29 338, nr. 23, p. 13–15).
ARTIKEL 17. NOMINAAL EN ONVOORZIEN
Doel van dit artikel is het tijdelijk boeken van sectoroverschrijdende middelen. Zodra een exacte verdeling over de betrokken beleidsartikelen bekend is. Worden de middelen naar de desbetreffende artikelen overgeboekt. Het betreft:
• Loonbijstelling;
• Prijsbijstelling;
• Nader te verdelen.
Op deze onderdelen worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.
Tabel 17.1 Budgettaire gevolgen artikel 17 (bedragen x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 0 | – 21 007 | 33 341 | 10 959 | 9 800 | 16 200 | 16 380 |
–Waarvan garantieverplichtingen | |||||||
Uitgaven | 0 | – 21 007 | 33 341 | 10 959 | 9 800 | 16 200 | 16 380 |
1.Loonbijstelling | 0 | 1 993 | 2 200 | 6 600 | 9 800 | 12 900 | 16 380 |
2.Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
3.Nader te verdelen | 0 | – 23 000 | 31 141 | 4 359 | 0 | 3 300 | 0 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 42000 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De verdeling van de loonbijstelling vindt plaats volgens een verdeelsleutel die gebaseerd is op de loongevoeligheid van de uitgaven. Binnen OCW is de loonbijstelling naar de verschillende artikelonderdelen uitgedeeld. Het nog resterende deel betreft een reservering ten behoeve van de indexering van de resterende lesgelden.
Ook hier vindt de verdeling van de prijsbijstelling plaats volgens een verdeelsleutel op basis van de prijsgevoeligheid van de uitgaven. Voor 2005 is de prijsbijstelling uitgedeeld naar de departementen. Binnen OCW is de prijsbijstelling naar de verschillende artikelonderdelen uitgedeeld met uitzondering van de prijsbijstelling die betrekking heeft op de apparaatskosten. Dit deel van de prijsbijstelling, exclusief het gedeelte bestemd voor de huurbijstelling die wel uitgekeerd is, is ingezet als onderdeel van de dekking van de taakstellingen die op artikel 18 (Ministerie algemeen) zijn geparkeerd.
Indien er een maatregel wordt getroffen die een financieel effect heeft op meer dan één artikel, wordt het totale financiële effect op dit artikel geplaatst totdat de verdeling over de beleidsartikelen kan worden gemaakt. Het kan daarbij zowel gaan om beleidsintensiveringen als om bezuinigingen.
De opbrengst als gevolg van de taakstelling naar aanleiding van commissie Schutte is op dit artikelonderdeel geparkeerd en wordt gereserveerd voor de (gedeeltelijke) financiering van het transitietraject inbugering.
Ontvangsten die niet aan een beleidsartikel kunnen worden toegerekend, worden op dit artikel geraamd en verantwoord. Dit bedrag betreft de geraamde ontvangsten voortvloeiend uit de maatregelen van de Commissie Schutte en wordt gereserveerd voor de (gedeeltelijke) financiering van het transitietraject inburgering.
ARTIKEL 18. MINISTERIE ALGEMEEN
In onderstaande tabel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van artikel 18 ministerie algemeen geraamd.
Tabel 18.1: Budgettaire gevolgen artikel 18 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 126 017 | 137 085 | 124 062 | 110 411 | 107 513 | 110 489 | 108 809 |
Uitgaven | 126 017 | 137 085 | 124 062 | 110 411 | 107 513 | 110 489 | 108 809 |
Niet toe te rekenen uitgaven bestuursdepartement | 126 017 | 118 426 | 110 370 | 102 652 | 102 054 | 100 830 | 99 450 |
Uitvoeringsorganisaties onverdeeld | 0 | 18 659 | 13 692 | 7 759 | 5 459 | 9 659 | 9 359 |
Ontvangsten | 277 | 2 575 | 567 | 567 | 567 | 567 | 567 |
Op het artikel ministerie algemeen, onderdeel bestuursdepartement, staan apparaatskosten van de niet beleidsdirecties. Daarnaast worden hier de centrale kostenposten voor onder andere huisvesting, automatisering, voorlichting enz. begroot.
Eveneens staan hier de apparaatskosten geraamd die behoren bij artikel 15, Media. De mediawet regelt waaraan de uitgaven op artikel 15 dienen te worden uitgegeven en deze wet kent geen apparaatskosten.
18.2 Uitvoeringsorganisaties onverdeeld
Op dit artikelonderdeel worden de kosten geraamd die de uitvoeringsorganisaties maken voor de invoering van OCW brede projecten. Met ingang van 2005 worden hierop tevens de uitgaven begroot en verantwoord van de bezwaarschriften commissie waarvan het secretariaat door CFI wordt gevoerd.
Om het onderwijsnummer in te voeren, is het programma invoering onderwijsnummer ingericht. In dit kader realiseert de IB-Groep het basisregister waarin de leerling- en studentgegevens worden opgeslagen. CFI realiseert de depots waarin voor de bekostiging van de onderwijsinstellingen de gegevens vanuit het basisregister worden ingevoerd. De hiervoor benodigde middelen zijn beschikbaar gesteld uit de enveloppe. In 2006 betreft het nog een bedrag van € 5 miljoen uit de enveloppe.
Programma geïntegreerd toezicht
Dit is een gezamenlijk project van de Inspectie van het Onderwijs, de departementale auditdienst en CFI met als doel een sluitende en efficiënte toezichtketen. Deze dient te passen bij het herziene toezicht- en handhavingsbeleid van OCW. Uit de enveloppe middelen voor service gericht uitvoeren wordt hiervoor aan CFI € 1,7 miljoen beschikbaar gesteld in 2005.
18.2.2 Bezwaarschriften commissie
Hier worden de uitgaven van de onafhankelijke bezwaarschriftencommissie van OCW begroot. De bezwaarschriftencommissie werkt ten behoeve van alle beleidsterreinen van OCW. In 2004 heeft de commissie 1 071 bezwaarschriften ontvangen. Van het aantal ontvangen bezwaarschriften wordt jaarlijks circa 11% gegrond verklaard. Het secretariaat van de bezwaarschriftencommissie is ondergebracht bij het OCW-agentschap CFI (Centrale Financiën Instellingen).
Op dit artikel worden de apparaatuitgaven geraamd voor de inspecties van het ministerie: de Inspectie van het Onderwijs en de Erfgoedinspectie. In de apparaatskosten van de Inspecties zijn begrepen alle kosten die gemoeid zijn met het functioneren van de inspecties, zowel kosten van personeel, materieel en huisvesting als uitbesteed onderzoek.
Door het uitvoeren van onderzoeken bij scholen en instellingen en het toezicht houden op de naleving van specifieke wetten beoordelen de Inspecties de kwaliteit van het onderwijs en leveren zij een bijdrage aan een juist gebruik, beheer en bewaring van cultureel erfgoed.
In onderstaande tabel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten aan apparaatskosten (personeel en materieel) geraamd.
Tabel 19.1: Budgettaire gevolgen artikel 19 (bedragen x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 49 744 | 50 441 | 46 479 | 45 938 | 45 618 | 45 504 | 45 498 |
Uitgaven | 50 138 | 50 441 | 46 479 | 45 938 | 45 618 | 45 504 | 45 498 |
Erfgoedinspectie | 1 485 | 2 557 | 2 625 | 2 611 | 2 604 | 2 603 | 2 603 |
Inspectievan het onderwijs | 48 653 | 47 884 | 43 854 | 43 327 | 43 014 | 42 901 | 42 895 |
Ontvangsten | 131 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
19.1 Inspectie van het Onderwijs
In de begroting 2006 zijn uitgaven voor een bedrag van € 43,9 miljoen opgenomen.
De bezuinigingen in het kader van de taakstellingen Balkenende I en II hebben inmiddels plaatsgevonden.
Vanaf 2005 wordt het toezicht door de Inspectie op onderwijsinstellingen op een aantal punten anders ingevuld. De Inspectie is overgegaan op een vierjarige cyclus van toezicht, met hantering van risicoprofielen. Bij iedere instelling vindt er in ieder geval éénmaal per vier jaar (in de sector bve éénmaal per drie jaar) een periodiek kwaliteitsonderzoek (pko) plaats. De overige onderzoeken vinden plaats in de vorm van deskresearch (2 maal) en één uitgebreid jaarlijks onderzoek ter voorbereiding van het periodiek kwaliteitsonderzoek.
Twee belangrijke ontwikkelingen in het toezicht zijn het programma Geïntegreerd Toezicht en het programma Integraal Toezicht Jeugdzaken. Doel van het Programma Geïntegreerd Toezicht is dat de Inspectie van het Onderwijs samen met de Auditdienst en CFI een sluitende en efficiënte toezichtketen creëert, die past bij het herziene toezicht- en handhavingsbeleid van OCW. Daarbij wordt een balans gezocht tussen het verticaal toezicht en de verantwoording die door besturen van onderwijsinstellingen zelf wordt georganiseerd (horizontale verantwoording).
Het project «Integraal toezicht jeugdzaken» vormt één van de prioriteiten op de jeugdagenda van Operatie Jong. In het project werken vier toezichthouders samen, te weten Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie Jeugdzorg, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en de Inspectie van het Onderwijs.
In het jaarwerkplan 2006 wordt de wijze waarop de Inspectie aan haar opdracht voldoet beschreven, alsmede de activiteiten die daarvoor nodig zijn en de producten die daarvan het resultaat zijn.
In de eerste helft van 2005 waren vier inspecties actief op het gebied van het culturele erfgoed; de Inspectie Cultuurbezit (ICB), de Rijksarchiefinspectie (RAI), de Rijksinspectie voor de Archeologie (RIA) en de in 2004 opgerichte Rijksinspectie voor de Monumentenzorg (RIM). De Erfgoedinspectie is in de loop van 2005 ontstaan uit een fusie van deze inspecties. In mei 2005 is de nieuwe directeur benoemd. De budgetten van de voorheen afzonderlijke inspecties zijn nu ten behoeve van de Erfgoedinspectie op dit artikel geplaatst.
De Erfgoedinspectie houdt toezicht op o.a. :
• de naleving van de Wet behoud cultuurbezit; de rijkscollectie in beheer bij de musea, het verlenen van vergunningen voor de uitlening van beschermde cultuurvoorwerpen en het verlenen van exportvergunningen voor cultuurgoederen;
• de naleving van de Archiefwet; de kwaliteit van archiefvorming en- beheer van de Hoge Colleges van Staat, de ministeries en zelfstandige bestuursorganen,
• de naleving van de Monumentenwet; enerzijds ten aanzien van archeologische monumenten, opgravingen en vondsten en anderzijds ten aanzien van de gebouwde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten.
Door risicoanalyses en proportioneel toezicht tracht de Erfgoedinspectie met de, mede vanwege taakstellingen, beperkte middelen de bestaande inspectiecapaciteit optimaal te benutten. De Erfgoedinspectie levert als onderdeel van het gehele bestel een bijdrage aan een juist gebruik, beheer en bewaring van cultureel erfgoed.
Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven geraamd voor de adviesraden van het ministerie: de Onderwijsraad, de Raad voor Cultuur en de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid. In de apparaatskosten van de adviesraden zijn begrepen alle kosten die gemoeid zijn met het functioneren van de adviesraden, waaronder onder andere de vacatiegelden voor de leden van de raden, personele en materiële kosten voor de ondersteunende secretariaten en kosten van uit te besteden onderzoek.
De adviesraden verstrekken als onafhankelijke organen adviezen en voeren (deels) verkenningen uit ten behoeve van regering en parlement. Zij kunnen in verschillende fasen van de beleidsontwikkeling een rol spelen, variërend van een verkenning over toekomstige ontwikkelingen tot en met een advies over een afgerond wetsontwerp.
In onderstaande tabel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten aan apparaatskosten (personeel en materieel) geraamd.
Tabel 20.1: Budgettaire gevolgen artikel 20 (bedragen x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Verplichtingen | 7 400 | 7 612 | 6 714 | 6 621 | 6 593 | 6 644 | 6 644 |
Uitgaven | 7 400 | 7 612 | 6 714 | 6 621 | 6 593 | 6 644 | 6 644 |
Onderwijsraad | 2 490 | 2 813 | 2 563 | 2 525 | 2 520 | 2 537 | 2 537 |
Raad voor cultuur | 3 385 | 3 126 | 3 245 | 3 203 | 3 182 | 3 207 | 3 207 |
AWT * | 1 525 | 1 673 | 906 | 893 | 891 | 900 | 900 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
* Vanaf 2006 is nog geen bijdrage in de kosten van het ministerie van Economische Zaken opgenomen
De nu lopende vierjarige zittingsperiode van de Onderwijsraad is per 1 januari 2005 ingegaan.
Vanaf dat moment werkt de raad op basis de hoofdlijnen van een meerjaren adviesprogramma. Bij de voorbereiding van dit programma zijn alle relevante actoren binnen en buiten het onderwijs betrokken.
Het gaat om de volgende programmalijnen:
• Markt, staat en maatschappij: kenniseconomie;
• Markt, staat en maatschappij: maatschappelijke opdracht van het onderwijs;
• Financiering en bekostiging;
• Organisatie: ontwikkeling van scholen en leraren;
• Aanbod, speciale groepen en sectoren.
De aanpak van de raad zal zich doen kenmerken door een interactieve, internationaal georiënteerde en pro-actieve benadering. Naast het opstellen van adviezen en verkenningen zal de raad seminars organiseren en zullen door raadsleden en stafmedewerkers presentaties over de adviezen van de raad worden verzorgd. De concretisering van de activiteiten van de Onderwijsraad voor 2006 is te vinden in het werkprogramma 2006.
De Onderwijsraad zal in 2006 naar verwachting 10 adviezen en verkenningen uitbrengen en circa 4 studies publiceren. Het werkprogramma voor 2006 moet nog worden vastgesteld.
Vanaf 2006 zal de Raad voor Cultuur in zijn nieuwe samenstelling gaan functioneren.
In verband met de Cultuurnota 2005–2008 zal er aandacht worden besteed aan de monitoring van de gesubsidieerde instellingen. Naar aanleiding van de cultuurnota advisering 2005–2008 wordt verwacht dat de Cultuurnota-systematiek in 2006 verder zal worden besproken en aangepast.
De Raad voor Cultuur verwacht in 2006 te adviseren bij de implementatie van de nieuwe ondersteuningsstructuur, met name bij de totstandkoming van sectorinstituten. Ook zal de Raad van Cultuur de jaarlijkse uitvoeringsadviezen leveren. Het gaat om adviezen op het gebied van archiefvorming en de monumentenzorg, alsmede in het kader van de wet tot behoud van cultuurbezit.
Het adviesprogramma is nog niet helemaal duidelijk. De verwachting is dat in 2006 ca. 15 beleidsadviezen zullen worden uitgebracht. Met name in de sectoren Muziek en Amateurkunst zal een klein aantal adviezen worden uitgebracht in het kader van de totstandkoming van sectorinstituten.
Ook in 2006 zullen weer ca. 200 uitvoeringsadviezen worden uitgebracht. Wellicht dat dit aantal stijgt door een aantal extra adviezen op het terrein van de monumenten. Voor 2006 staat er ook een klein aantal debatten (3 á 4) met het veld op het programma.
20.3 Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid
De AWT brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit over hoofdlijnen in het wetenschaps- en innovatiebeleid. Met het gros van zijn adviezen beweegt de AWT zich op de beleidsterreinen van de minister van OCW (verantwoordelijk voor wetenschapsbeleid) en de minister van EZ (verantwoordelijk voor innovatiebeleid). Omdat kennis, onderzoek en innovatie natuurlijk ook van belang zijn op andere beleidsterreinen, adviseert de Raad ook met enige regelmaat andere ministers, als ook de Tweede Kamer. De Raad werkt dus zeker niet uitsluitend voor de minister van OCW. De helft van het budget van de Raad is dan ook afkomstig van de minister van OCW, de andere helft van EZ.
De AWT zal in 2006 naar verwachting 4 tot 6 adviezen uitbrengen en enkele achtergrondstudies c.q. werkdocumenten.
5. DE BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
In de beleidsagenda is de missie van OCW al genoemd: OCW werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland. Ons ministerie stelt zich ten doel omstandigheden te scheppen waarin de professionals op de werkvloer hun werk optimaal kunnen doen. Mede als gevolg daarvan, veranderen de bestuurlijke verhoudingen. Scholen krijgen meer autonomie en daarmee neemt de beleidsruimte die ze wensen toe. In juli heb ik de Kamer hierover geïnformeerd in de beleidsnotitie Governance in het onderwijs (30 183, nr. 1).
OCW is een ministerie dat zich in dienst stelt van de samenleving. We werken meer doelgericht en meer klantgericht. Beleid ontstaat steeds vaker in samenspraak met de mensen die er direct mee te maken krijgen. Dit heeft ook gevolgen voor de interne bedrijfsvoering. De interne organisatie, procedures en competenties van de medewerkers zullen nog beter op die nieuwe werkwijze worden afgestemd. Overigens is mede door de interactieve manier van werken al een duidelijke cultuuromslag binnen het departement merkbaar. Daarnaast moet OCW ook voldoen aan de eisen van rechtmatigheid van uitgaven, verplichtingen en ontvangsten. Hiertoe moet in ieder geval het financieel en materieel beheer van OCW op orde zijn. Uit het Jaarverslag van OCW over 2004 en het daarover gevoerde debat met de Tweede Kamer is gebleken dat OCW zich ook op deze punten al heeft verbeterd. In 2006 gaan we voort op de ingeslagen weg.
Gelet op deze ontwikkelingen staan in de bedrijfsvoering voor het komende jaar de volgende ambities centraal:
• OCW formuleert zijn doelstellingen en behaalde resultaten duidelijker in begroting en jaarverslag, zodat de Kamer adequaat wordt geïnformeerd over datgene wat OCW wil bereiken en de mate waarin dat lukt;
• OCW blijft werken aan de verbetering van de kwaliteit van zijn producten en diensten;
• OCW stemt de interne bedrijfsvoering en competenties van medewerkers verder af op de ondersteuning van de nieuwe werkwijze en verhouding met de instellingen;
• OCW heft de nog resterende onvolkomenheden in de interne bedrijfsvoering op zoals die door de Algemene Rekenkamer zijn gesignaleerd in zijn rapport over het OCW-Jaarverslag 2004.
2. Heldere beleidsdoelstellingen
Focus op de doelen van de organisatie en de effecten voor gebruikers
OCW heeft de doelstellingen in de begroting 2006 concreter geformuleerd èn – waar mogelijk – onderbouwd met outcome- en outputindicatoren. Voor een uitgebreidere toelichting verwijzen we naar de publicaties Bestel in beeld,Kennis in Kaart, BVE-barometer en Onderwijsverslag. Hiermee komt OCW tegemoet aan een belangrijke wens van de Tweede Kamer. Verder laat OCW in het jaarverslag 2005 al zoveel mogelijk relevante prestatiegegevens terugkomen. In juni is de Kamer hierover in een brief uitvoeriger geïnformeerd (29 949, nr. 26).
3. Verbeteren kwaliteit van producten en dienstverlening
Relaties verbeteren en onderhouden
In 2005 heeft OCW een extern waarderings- en behoeftenonderzoek gehouden, onder meer om de externe oriëntatie van OCW te verbeteren. Het onderzoek heeft tot verschillende verbeteracties geleid, zoals functioneringsgesprekken met externe partners, thematische werkbezoeken en het organiseren van een «stakeholdersdag». Begin 2007 wordt onderzocht of de externe waardering voor OCW is toegenomen.
In het kader van het programma Servicegericht Uitvoeren stroomlijnt OCW de informatiestromen tussen bestuursdepartement, Cfi en andere informatieleveranciers (o.a. IBG en CBS). Cfi richt onder meer de zogenaamde instellingsportalen in. Voor het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie zijn deze portalen al gerealiseerd (respectievelijk in 2004 en 2005). In 2006 is het portaal voor het primair onderwijs aan de beurt. Dat valt samen met de invoering van de lumpsum in deze sector. Via de portalen krijgen scholen tot in detail te zien welke gegevens Cfi heeft gebruikt om de bekostiging te berekenen. Deze transparante informatie over de bekostiging van de instelling ondersteunt de verantwoording van de instelling aan de omgeving van de instelling. Voor de onderwijsdirecties richt Cfi daarnaast beleidsportalen in met informatie over financiën, deelnemers en instellingen en andere beleidsrelevante informatie, deels afkomstig van derden. Het beleidsportaal voor HO is eind 2005 gerealiseerd, later volgen de beleidsportalen voor BVE, VO en PO.
Effectief presteren in duidelijke functies en rollen
In het kader van het Programma Andere Overheid voert OCW een departementale takenanalyse uit. Centraal staat de vraag: doen we de goede dingen (en doen we ze goed genoeg)? In het najaar van 2005 presenteert OCW een plan van aanpak met acties voor de komende twee jaar en acties voor de periode daarna. Vanuit de gedachte dat OCW uiteindelijk werkt voor de werkvloer, voor leerlingen en studenten en voor het management en besturen van instellingen, worden de taken van OCW en de manier waarop die worden uitgevoerd, kritisch tegen het licht gehouden. Hierbij worden de consequenties van de uitgangspunten in de governance-brief voor de interne bedrijfsvoering en organisatie nadrukkelijk meegewogen.
4. Verder verbeteren interne bedrijfsvoering
Per 1 juli is voor OCW een nieuwe organisatie- en mandaatbesluit in werking getreden. Hiermee zijn de huidige taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van OCW-medewerkers op het juiste niveau «in de lijn» belegd. De interne managementafspraken tussen de diverse managementniveaus binnen OCW worden verder verbeterd en gestroomlijnd op basis van het INK-model en de uitkomsten van een eerder gehouden medewerkerstevredenheidsonderzoek. Hierdoor worden de interne sturing en bedrijfsvoering nog beter gericht op het bereiken van de beleids- en stelseldoelen van OCW.
Als uitvloeisel van het IBO-rapport Regeldruk en Controletoren (29 949, nr. 5 ) zal OCW de mededeling bedrijfsvoering in het jaarverslag over 2006 uitbreiden met een mededeling over de rechtmatigheid van de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten van het departement. OCW benoemt de onrechtmatigheden die boven de tolerantiegrens uitkomen, evenals de benodigde verbetermaatregelen. Het management-controlsysteem van OCW wordt zodanig aangepast dat de informatie die nodig is om de nieuwe verklaring te kunnen afgeven tijdig beschikbaar komt.
Naar aanleiding van de motie Mastwijk c.s. (29 949, nr. 9) zorgt OCW ervoor dat beleidsinformatie in begroting en jaarverslag zo transparant mogelijk is. De eerder genoemde beleidsportalen die Cfi bouwt in het kader van het programma Servicegericht Uitvoeren, dragen daaraan bij. Eventuele tekortkomingen in de beleidsinformatie en de totstandkoming daarvan meldt OCW conform de motie in het jaarverslag.
Goed onderbouwde beslissingen en risicomanagement
Voor goede interne sturing en besluitvorming is de kwaliteit van de informatie essentieel. OCW heeft een managementinformatiesysteem ontwikkeld voor financiële en personele gegevens dat de komende tijd verder wordt aangepast aan de wensen en behoeften van het management.
Risicomanagement krijgt een steeds nadrukkelijker plaats in de bedrijfsvoering van OCW. De managementafspraken 2006 bevatten verplicht een risicoanalyse op de beleidsdoelen en de doelstellingen interne bedrijfsvoering. OCW heeft verschillende instrumenten beschikbaar gesteld om de directies te ondersteunen bij het uitwerken van het risicomanagement, waaronder een handreiking risicomanagement en het organiseren van workshops.
Effectieve inzet van capaciteiten en talenten
In 2006 zal OCW opnieuw een medewerkerstevredenheidsonderzoek uitvoeren. Als daaruit knelpunten naar voren komen, dan nemen de directies de bijbehorende resultaatafspraken en maatregelen op in de managementafspraak. Naar aanleiding van het vorige onderzoek krijgt kwalitatief hoogwaardig leiderschap specifieke aandacht in departementsbreed beleid. Zo heeft OCW in 2005 via interviews met de eigen ambtenaren succes- en faalfactoren voor goed leiderschap in kaart gebracht. Op basis daarvan zijn profielen en gedragsrichtlijnen geformuleerd. Daarnaast richt het departement zich de komende jaren op talent- en loopbaanontwikkeling van het management, van hoog tot laag. Dit gebeurt door gerichte vacaturevervulling, vlootschouwen, loopbaangesprekken, opleiding, coaching, rouleren.
Het opleidingstraject zal mede gericht zijn op het verder ontwikkelen van de competenties van de medewerkers van OCW die onder meer nodig zijn voor interactieve beleidsvorming en voor de invulling van de uitgangspunten uit de governance-brief. In dit verband zal ook sprake zijn van een vorm van «leven lang leren».
De verwachting is verder dat OCW de afgesproken personeelsreductie per 31 december 2006 (taakstelling Balkenende I en II) zal halen. Uit onderstaande tabel blijkt dat de invulling van de taakstelling op schema ligt.
Toegestane formatie per 31 juli 2002 | Feitelijke bezetting per 30 april 2005 | Toegestane formatie per 31 december 2006 | |
Bestuursdepartement | 1 481 | 1 289 | *1 190 |
Inspecties | 510 | 496 | **486 |
Cultuurdiensten | 453 | 476 | 398 |
Adviesraden | 68 | 66 | 64 |
Agentschappen | 803 | 646 | 657 |
OCW in fte | 3 315 | 2 973 | 2 795 |
* Dit is exclusief de uitbreiding bij het bestuursdepartement voor het progamma «Leren en werken».
** Inclusief een uitbreiding met 50 fte's bij de Inspectie van het Onderwijs ten gevolge van de invoering van de WOT.
5. Opheffen resterende onvolkomenheden geconstateerd door Rekenkamer
In het rapport over het Jaarverslag OCW 2004 noemt de Algemene Rekenkamer een viertal onvolkomenheden in de bedrijfsvoering van OCW. Eén van die onvolkomenheden betreft het beheer van kunstvoorwerpen (kunstcollecties en de bruikleenprocedure bij het Instituut ICN). Om deze onvolkomenheid op te heffen, voert OCW het beheerplan uit dat eind 2004 rijksbreed is vastgesteld voor in bruikleen gegeven kunstvoorwerpen. De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 2 juli jl. (30 100 VIII, nr. 9). In 2006 wil OCW de administratieve achterstand hebben ingelopen in het beheer en het terugvinden van vermiste voorwerpen. De andere onvolkomenheden – op het gebied van contractbeheer, interne controle bekostigingsprocessen bij CFI en beheer personeelskosten – worden naar verwachting nog in 2005 opgelost. Om het structurele karakter van de hieraan verbonden verbeteracties te waarborgen, worden deze in de interne managementafspraken voor 2006 opgenomen.
6. DE DIENSTEN DIE EEN BATEN-LASTEN STELSEL VOEREN
1. CENTRALE FINANCIËN INSTELLINGEN
Tabel 1: Begroting 2006 CFI (x € 1 000) | |
---|---|
2006 | |
Totaal baten | 45 059 |
Totaal lasten | 45 059 |
Saldo van baten en lasten | 0 |
Totaal kapitaalontvangsten | 2 400 |
Totaal kapitaaluitgaven | 5 429 |
CFI begroot voor 2006 een exploitatiesaldo van nul. De kapitaalontvangsten betreffen de leenfaciliteit 2006. De kapitaaluitgaven zijn gelijk aan de geraamde investeringen in 2006 (gelijk aan de leenfaciliteit 2006) en de aflossing leningen.
Tabel 2: Begroting baten en lasten CFI (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Baten | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 61 968 | 46 021 | 43 770 | 43 712 | 43 712 | 43 712 | 43 712 |
Opbrengst overige departementen | 988 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opbrengst tweeden/derden | 1 428 | 1 188 | 1 189 | 600 | 0 | 0 | 0 |
Rentebaten | 136 | 58 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Buitengewone baten | 1 144 | 100 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totale baten | 65 664 | 47 367 | 45 059 | 44 412 | 43 812 | 43 812 | 43 812 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | 57 292 | 42 850 | 40 750 | 39 572 | 38 251 | 37 654 | 38 315 |
–personele kosten | 32 902 | 27 185 | 26 689 | 26 011 | 24 690 | 24 093 | 24 754 |
–materiële kosten | 24 390 | 15 665 | 14 061 | 13 561 | 13 561 | 13 561 | 13 561 |
Rentelasten | 277 | 400 | 500 | 500 | 500 | 500 | 500 |
Afschrijvingskosten | 3 308 | 3 467 | 3 359 | 3 660 | 4 381 | 4 978 | 4 317 |
–materieel | 3 308 | 3 467 | 3 359 | 3 660 | 4 381 | 4 978 | 4 317 |
–immaterieel | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Dotaties voorzieningen | 1 638 | 450 | 450 | 680 | 680 | 680 | 680 |
Buitengewone lasten | 1 642 | 200 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totale lasten | 64 157 | 47 367 | 45 059 | 44 412 | 43 812 | 43 812 | 43 812 |
Saldo van baten en lasten | 1 507 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Toelichting op de begroting van baten en lasten
De diensten die CFI verricht voor de in de begroting opgenomen bedragen zullen jaarlijks worden vastgesteld in een prestatiecontract met de opdrachtgever OCW.
Het betreft hier diensten voor andere opdrachtgevers dan het ministerie van OCW, zoals het Participatiefonds. De opbrengsten tweeden/derden zijn vanaf 2008 op nul geraamd, aangezien CFI vanaf dat jaar geen zekerheid meer heeft over de werkzaamheden ten behoeve van het Participatiefonds.
Het betreft hier een expertraming op basis van uitkomsten uit het verleden.
Het betreft hier een expertraming op basis van uitkomsten uit het verleden. Het zijn baten die geen betrekking hebben op het lopende boekjaar. De buitengewone baten zijn met ingang van 2006 op nul gesteld, omdat de nog te betalen bedragen bij vaststelling van jaarrekening CFI steeds zuiverder worden vastgesteld.
De personeelskosten 2006 zijn gebaseerd op een gemiddelde bezetting van 450 fte in 2006 met een gemiddelde prijs per fte van € 59 000, inclusief persoonsgebonden budgetten. De daling van de personele kosten ten opzichte van 2005 is het gevolg de taakstelling op personeel. Er is € 0,3 miljoen begroot voor externe ondersteuning in piekperioden.
De materiële kosten bestaan grotendeels uit vaste lasten. Te noemen zijn huur € 3,3 miljoen, exploitatie gebouwen en materieel € 2,9 miljoen, beheer en exploitatie van geautomatiseerde systemen (inclusief GEFIS) € 5,6 miljoen, de kosten voor informatieleveringen € 0,8 miljoen en het project huisvesting CFI € 0,5 miljoen.
Het bouwdeel CFI wordt in 2005 gerenoveerd en naar verwachting begin 2006 opgeleverd.
De rentelasten CFI vloeien voort uit rente en aflossingsdragend vermogen.
De afschrijvingskosten betreffen alleen materiële vaste activa. De gehanteerde afschrijvingstermijnen bedragen 10 jaar voor meubilair, 3 jaar voor hard- en software en 5 jaar voor bedrijfsondersteunende systemen.
De dotaties voorzieningen betreffen personeel. CFI is sinds 2000 zelf financieel verantwoordelijk voor individuele gevallen wachtgeld.
Tabel 3: Kasstroomoverzicht CFI (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
1.Rekening courant RHB 1 januari (inclusief deposito) | 14 061 | 20 461 | 17 854 | 9 991 | 10 673 | 12 650 | 15 254 |
2.Totaal operationele kasstroom | 10 787 | 78 | – 4 834 | 3 542 | 4 277 | 4 904 | 4 243 |
3aTotaal investeringen (–) | – 1 088 | – 9 100 | – 2 400 | 0 | 0 | 0 | 0 |
3bTotaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
3.Totaal investeringskasstroom | – 1 088 | – 9 100 | – 2 400 | 0 | 0 | 00 | |
4a.Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–) | – 91 | 0 | 0 | 0 0 | 0 | 0 | |
4b.Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4c.Aflossingen op leningen (–) | – 3 209 | – 2 685 | – 3 029 | – 2 860 | – 2 300 | – 2 300 | – 1 390 |
4d.Beroep op leenfaciliteit(+) | 0 | 9 100 | 2 400 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4.Totaal financieringskasstroom | – 3 300 | 6 415 | – 629 | – 2 860 | – 2 300 | – 2 300 | – 1 390 |
5.Rekening courant RHB 31 december | 20 461 | 17 854 | 9 991 | 10 673 | 12 650 | 15 254 | 18 107 |
Toelichting op het kasstroomoverzicht van CFI
Financiën heeft voor 2006 een aanvraag leenfaciliteit toegekend van € 2,4 miljoen, gelijk aan de opgevoerde investeringen. In het kasstroomoverzicht zijn daarentegen de investeringen CFI voor het jaar 2007 en verder op nul gesteld, aangezien er voor deze jaren door Financiën nog geen leenfaciliteit is toegekend. CFI heeft in de begroting wel de geraamde afschrijvingskosten opgevoerd voor een zo getrouw mogelijk beeld.
Aan de – voor een groot deel niet-reguliere – investeringen liggen afspraken met OCW ten grondslag, in het kader van het projectplan Servicegericht Uitvoeren (SU) en de boedelscheiding.
Tabel 1: Begroting Nationaal Archief (bedragen x € 1 000) | |
---|---|
Begroting 2006 | |
Totaal baten | 15 408 |
Totaal lasten | 15 407 |
Saldo van baten en lasten | 1 |
Kapitaalontvangsten | 1 000 |
Kapitaaluitgaven | 1 882 |
Tabel 2: Begroting Nationaal Archief van baten en lasten voor het jaar 2006 (bedragen x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Actualisatie 2005 | Begroting 2006 | Begroting 2007 | Begroting 2008 | Begroting 2009 | Begroting 2010 | |
Baten | |||||||
Opbrengst ocw | 36 563 | 14 594 | 14 638 | 14 400 | 14 525 | 14 083 | 14 083 |
Opbrengst overige departementen | |||||||
Opbrengst derden | 1 816 | 850 | 750 | 750 | 750 | 750 | 750 |
Rentebaten | 8 | 30 | 20 | 20 | 20 | 20 | 20 |
Buitengewone baten | 1 042 | 1 672 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Exploitatiebijdrage | |||||||
Totaal baten | 39 429 | 17 146 | 15 408 | 15 170 | 15 295 | 14 853 | 14 853 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | 37 370 | 16 007 | 14 419 | 14 071 | 14 489 | 14 047 | 14 047 |
–personele kosten | 11 626 | 7 338 | 6 831 | 6 531 | 6 531 | 6 531 | 6 531 |
–materiele kosten | 25 744 | 8 669 | 7 588 | 7 540 | 7 958 | 7 516 | 7 516 |
Rentelasten | 79 | 80 | 80 | 80 | 80 | 80 | 80 |
Afschrijvingskosten | 1 016 | 903 | 908 | 1 018 | 725 | 725 | 725 |
–materieel | 1 016 | 903 | 908 | 1 018 | 725 | 725 | 725 |
–immaterieel | |||||||
Dotaties voorzieningen | 66 | ||||||
Buitengewone lasten | 48 | 155 | |||||
Totaal lasten | 38 579 | 17 145 | 15 407 | 15 169 | 15 294 | 14 852 | 14 852 |
Saldo van baten en lasten | 850 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
De baten van het Nationaal Archief bestaan uit de volgende componenten:
• De bijdrage van OCW: deze bestaat uit het personele, materiële en huisvestingsbudget.
• Opbrengsten derden: deze bestaan uit diversen en opbrengsten uit detacheringen (€ 300 000), dienstverlening en declarabele uren (€ 250 000) en verhuur van depots en ruimtes (€ 200 000).
• De rentebaten zijn begroot op een vergoeding van ongeveer 2%.
• Gedurende 2005 worden de laatste rijksarchieven gefuseerd tot RHC's. Zowel de baten als de lasten zijn hierdoor uit de begroting van het Nationaal Archief overgeheveld naar artikel 14. Dit verklaart het verschil tussen de standen van 2004 en 2005–2010.
De lasten van het Nationaal Archief bestaan uit de volgende componenten:
• Apparaatskosten: de salarislasten zullen de komende jaren dalen als gevolg van de taakstelling van het kabinet Balkende I en II. De formatie van het Nationaal Archief zal structureel uitkomen op 130,4 fte, waarbij een bedrag van € 50 000,– per fte begroot is. De materiële kosten bestaan voornamelijk uit de vaste componenten huisvesting (€ 3 288 000) en organisatiekosten (€ 1 730 000). Daarnaast is er nog de component «projectgelden» (€ 1 580 000) en reserveringen bouwtrajecten RHC's (€ 990 000).
• De rentelasten zijn gebaseerd op de huidige lasten van de openstaande leningen bij het ministerie van Financiën plus de verwachte rentekosten van de voorgenomen leningen. De hiervoor geldende rentepercentages liggen tussen de 4 en 5%.
• De materiële afschrijvingskosten hebben grotendeels betrekking op investeringen in 2005 (inhaalslag op het gebied van ICT en verbouwingen aan het entreegebied / kantooromgeving). Voor de meerjarenplanning vanaf 2006 geldt een voorgenomen investeringsbedrag van € 1000 000,– en vervolgens € 750 000,–. Dit betreft vervangingsinvesteringen.
De bovengenoemde exploitatie, de investeringen en leningen leiden tot het navolgende kasstroomoverzicht.
Tabel 3: Kasstroomoverzicht 2006 Nationaal Archief (bedragen x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Actualisatie 2005 | Begroting 2006 | Begroting 2007 | Begroting 2008 | Begroting 2009 | Begroting 2010 | |
1.Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito) | 1 227 | 3 539 | 3 310 | 3 337 | 3 232 | 2 982 | 2 832 |
2.Totaal operationele kasstroom | 1 738 | 904 | 909 | 1 019 | 726 | 726 | 726 |
3a–/– totaal investeringen | – 1 216 | – 1 700 | – 1 000 | – 750 | – 750 | – 750 | – 750 |
3b+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 27 | ||||||
3.Totaal investeringskasstroom | – 1 189 | – 1 700 | – 1 000 | – 750 | – 750 | – 750 | – 750 |
4a–/– eenmalige uitkering aan OCW | |||||||
+/+ Eenmalige storting door OCW | 994 | ||||||
–/– aflossing op leningen | – 211 | – 1 133 | – 882 | – 1 124 | – 976 | – 876 | – 674 |
+/+ beroep op leenfaciliteit | 980 | 1 700 | 1 000 | 750 | 750 | 750 | 750 |
4.Totaal financieringskasstroom | 1 763 | 567 | 118 | – 374 | – 226 | – 126 | 76 |
5.Rekening courant RHB per 31 december (incl. deposito) | 3 539 | 3 310 | 3 337 | 3 232 | 2 982 | 2 832 | 2 884 |
Toelichting op het kasstroomoverzicht
De liquiditeitspositie (rekening courant) zal de komende jaren geen noemenswaardige ontwikkelingen vertonen. De investeringen vanaf 2006 hebben voornamelijk betrekking op vervangingsinvesteringen op het gebied van ict.
In de verdiepingsbijlage worden de bijstellingen van de begroting op het niveau van het artikel gepresenteerd. Het gaat hier om de veranderingen van de begroting ten opzichte van de ontwerpbegroting 2005. De bijstellingen die worden toegelicht gaan een bedrag van € 2,2 miljoen te boven of zijn beleidsmatig van aard. Dit betekent dat niet elk bedrag wordt toegelicht.
Voor de uitgaven en ontvangsten geldt dat de tabellen alleen zijn opgenomen als er mutaties hebben plaatsgevonden. Voor de verplichtingen zijn de tabellen opgenomen als de mutaties afwijken van de mutaties in de uitgaven. Alleen als die afwijkingen een bedrag van € 2,2 miljoen te boven gaan, worden ze toegelicht.
De begroting bevat een aantal veranderingen die een gelijke toelichting kennen, maar op meerdere artikelen betrekking hebben. Het betreft de volgende onderwerpen:
1. Verdeling enveloppemiddelen;
2. Loon- en prijsbijstelling;
3. Efficiencytaakstelling;
4. Diverse taakstellingen (taakstelling PIA 2, adviesraden en BZK-regelingen)
Deze tabel betreft de verdeling van de enveloppemiddelen naar de verschillende beleidsterreinen. Dit is conform de toezegging aan de Kamer in het debat over de financiële verantwoording 2004.
De verdeling van de enveloppemiddelen over de beleidsartikelen is als volgt verwerkt. Deze middelen zijn nog inclusief het LNV-aandeel in de enveloppe.
Tabel 1: Verdeling enveloppemiddelen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Primair onderwijs | 105 179 | 156 153 | 199 280 | 207 650 | 207 650 | 207 650 | 207 650 |
Voortgezet onderwijs | 38 433 | 82 364 | 118 939 | 145 050 | 145 050 | 145 050 | 145 050 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 30 577 | 36 803 | 57 493 | 67 970 | 67 970 | 67 970 | 67 970 |
Hoger beroepsonderwijs | 18 060 | 42 020 | 62 859 | 118 900 | 118 900 | 118 900 | 118 900 |
Wetenschappelijk onderwijs | 47 200 | 64 400 | 85 267 | 93 700 | 102 700 | 102 700 | 102 700 |
Onderwijspersoneel | 42 583 | 68 646 | 125 126 | 221 000 | 221 000 | 221 000 | 221 000 |
Informatie- en communicatietechnologie | 26 720 | 23 657 | 13 730 | 10 730 | 10 730 | 10 730 | 10 730 |
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 1 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 |
Cultuur | 7 000 | 17 000 | 25 000 | 51 000 | 51 000 | 51 000 | 51 000 |
Onderzoek en wetenschappen | 12 135 | 17 622 | 27 081 | 60 000 | 60 000 | 60 000 | 60 000 |
Ministerie algemeen | 730 | 15 426 | 7 103 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Inspecties | 180 | 977 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal uitdeling | 329 797 | 528 068 | 724 878 | 979 000 | 988 000 | 988 000 | 988 000 |
De loon- en prijsbijstelling tranche 2005 is uit de zogenaamde aanvullende posten in de Miljoenennota aan de OCW-begroting toegedeeld. Daarnaast zijn ook additionele middelen voor onder meer de WAO-premie en de gestegen pensioenpremies overgeheveld. Vervolgens worden deze bijstellingen over de verschillende artikelen verdeeld. De kabinetsbijdrage is bij Voorjaarsnota 2005 vastgesteld. Voor de loonbijstelling betreft het een bedrag van € 10,1 miljoen voor 2005 oplopend naar € 32,0 miljoen in 2010. De compensatie negatieve arbeidsvoorwaarden ruimte betreft een bedrag van € 200,1 miljoen in 2005. Met dit totaal aan middelen wordt voor alle beleidsartikelen een nullijn gerealiseerd.
De uitdeling van de loonbijstelling over de beleidsartikelen is als volgt verwerkt:
Tabel 2: Verdeling loonbijstelling (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Primair onderwijs | 69 018 | 10 311 | 10 482 | 10 549 | 10 609 | 10 609 |
Voortgezet onderwijs | 57 989 | 7 407 | 7 420 | 7 405 | 7 382 | 7 382 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 25 048 | 3 218 | 3 242 | 3 246 | 3 247 | 3 247 |
Hoger beroepsonderwijs | 15 836 | 1 906 | 1 955 | 1 959 | 1 959 | 1 959 |
Wetenschappelijk onderwijs | 25 723 | 6 077 | 6 147 | 6 189 | 6 208 | 6 208 |
Internationaal beleid | 99 | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 |
Onderwijspersoneel | 1 734 | 321 | 467 | 467 | 467 | 467 |
Informatie- en communicatietechnologie | 42 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Studiefinanciering | 628 | 137 | 133 | 133 | 133 | 133 |
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 96 | 21 | 21 | 21 | 21 | 21 |
Lesgelden | 29 | 7 | 6 | 6 | 6 | 6 |
Cultuur | 6 227 | 1 089 | 1 136 | 1 138 | 1 138 | 1 138 |
Media | 401 | 71 | 71 | 72 | 72 | 72 |
Onderzoek en wetenschappen | 6 148 | 840 | 871 | 865 | 891 | 891 |
Nominaal en onvoorzien | – 1 001 | – 359 | – 352 | – 343 | – 333 | – 333 |
Ministerie algemeen | 1 287 | 72 | 66 | 68 | 68 | 68 |
Inspecties | 789 | 54 | 54 | 53 | 52 | 52 |
Adviesraden | 87 | 7 | 7 | 7 | 7 | 7 |
Totaal uitdeling | 210 180 | 31 198 | 31 745 | 31 854 | 31 946 | 31 946 |
In de Voorjaarsnota 2005 is de prijsbijstelling tranche 2005 uitgedeeld over de departementale begrotingen. Voor OCW betreft dit, exclusief indexering WSF/WTOS, € 72,4 miljoen in 2005 oplopend naar € 74,4 miljoen in 2010. Bij de uitdeling van de prijsbijstelling over de verschillende artikelen is rekening gehouden met het afwijkende (hogere) wettelijk verplichte bijstellingspercentage op het materiële budget van het primair onderwijs en op het praktijkonderwijs in het voortgezet onderwijs.
De prijsbijstelling tranche 2005 wordt als volgt over de beleidsartikelen verdeeld:
Tabel 3: Verdeling prijsbijstelling (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Primair onderwijs | 23 535 | 23 585 | 23 503 | 23 584 | 23 689 | 23 689 |
Voortgezet onderwijs | 5 597 | 5 846 | 6 175 | 6 233 | 6 142 | 6 142 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 5 540 | 5 582 | 5 648 | 5 655 | 5 647 | 5 647 |
Technocentra | 80 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Hoger beroepsonderwijs | 4 835 | 4 946 | 5 132 | 5 168 | 5 165 | 5 165 |
Wetenschappelijk onderwijs | 9 178 | 9 307 | 9 472 | 9 540 | 9 539 | 9 539 |
Internationaal beleid | 111 | 103 | 104 | 110 | 109 | 109 |
Onderwijspersoneel | 531 | 528 | 528 | 528 | 528 | 528 |
Informatie- en communicatietechnologie | 440 | 361 | 322 | 313 | 313 | 313 |
Studiefinanciering | 7 252 | 6 896 | 6 800 | 6 674 | 7 611 | 7 611 |
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 38 | 42 | 43 | 43 | 43 | 43 |
Lesgelden | 12 | 13 | 13 | 13 | 13 | 13 |
Cultuur | 3 331 | 3 363 | 3 513 | 3 597 | 3 613 | 3 613 |
Media | 7 972 | 7 643 | 7 703 | 7 762 | 7 824 | 7 824 |
Onderzoek en wetenschappen | 2 851 | 2 894 | 2 962 | 2 949 | 3 016 | 3 016 |
Nominaal en onvoorzien | 848 | 858 | 754 | 860 | 963 | 963 |
Ministerie algemeen | 177 | 176 | 177 | 157 | 156 | 156 |
Inspecties | 48 | 48 | 48 | 48 | 47 | 47 |
Adviesraden | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 |
Totaal | 72 381 | 72 196 | 72 902 | 73 239 | 74 423 | 74 423 |
Tabel 4: Verdeling efficiencytaakstelling (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Primair onderwijs | 0 | 0 | – 127 | – 212 | – 212 | – 212 |
Voortgezet onderwijs | 0 | 0 | – 109 | – 197 | – 197 | – 197 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 0 | 0 | – 62 | – 112 | – 112 | – 112 |
Hoger beroepsonderwijs | 0 | 0 | – 110 | – 206 | – 206 | – 206 |
Internationaal beleid | 0 | 0 | – 15 | – 30 | – 30 | – 30 |
Onderwijspersoneel | 0 | 0 | – 31 | – 56 | – 56 | – 56 |
Informatie- en communicatietechnologie | 0 | 0 | – 14 | – 27 | – 27 | – 27 |
Studiefinanciering | 0 | 0 | – 497 | – 995 | – 995 | – 995 |
Cultuur | 0 | 0 | – 339 | – 606 | – 606 | – 606 |
Onderzoek en wetenschappen | 0 | 0 | – 4 819 | – 7 244 | – 7 244 | – 7 244 |
Nominaal en onvoorzien | – 6 038 | – 11 893 | – 9 777 | – 5 502 | – 5 502 | – 5 502 |
Ministerie algemeen | 0 | 0 | – 352 | – 742 | – 742 | – 742 |
Inspecties | 0 | 0 | – 308 | – 602 | – 602 | – 602 |
Adviesraden | 0 | 0 | – 29 | – 58 | – 58 | – 58 |
Totaal uitdeling | – 6 038 | – 11 893 | – 16 589 | – 16 589 | – 16 589 | – 16 589 |
In de ontwerpbegroting 2005 is de efficiencytaakstelling, oplopend van € 4,3 miljoen in 2005 tot € 7,0 miljoen vanaf 2007 geparkeerd op artikel 18 (Ministerie algemeen). Aanvullend is in de Nota van Wijziging in verband met de Motie Verhagen een aanvullende efficiencytaakstelling opgelegd van € 1,7 miljoen in 2005 oplopend naar € 9,6 miljoen vanaf 2007 die eveneens is geparkeerd op artikel 18 (Ministerie algemeen). In bovenstaande tabel is de verdeling van deze taakstellingen naar de verschillende beleidsartikelen vermeld.
Tabel 5: Taakstelling PIA 2, Adviesraden en Elektronische overheid (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Primair onderwijs | 0 | – 180 | – 374 | – 372 | – 368 | – 368 |
Voortgezet onderwijs | 0 | – 90 | – 186 | – 186 | – 183 | – 183 |
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 0 | – 47 | – 94 | – 94 | – 93 | – 93 |
Hoger beroepsonderwijs | 0 | – 44 | – 86 | – 84 | – 84 | – 84 |
Wetenschappelijk onderwijs | 0 | – 7 | – 22 | – 22 | – 21 | – 21 |
Internationaal beleid | 0 | – 2 | – 7 | – 7 | – 7 | – 7 |
Onderwijspersoneel | 0 | – 14 | – 16 | – 16 | – 16 | – 16 |
Informatie- en communicatietechnologie | 0 | – 2 | – 4 | – 4 | – 4 | – 4 |
Studiefinanciering | 0 | – 4 | – 12 | – 12 | – 12 | – 12 |
Cultuur | 0 | – 202 | – 617 | – 643 | – 590 | – 590 |
Onderzoek en wetenschappen | 0 | – 5 | – 15 | – 15 | – 15 | – 15 |
Nominaal en onvoorzien | – 3 139 | – 5 465 | – 5 712 | – 5 961 | – 6 120 | – 6 120 |
Ministerie algemeen | 0 | – 430 | – 1 255 | – 1 210 | – 1 240 | – 1 240 |
Inspecties | 0 | – 94 | – 321 | – 343 | – 375 | – 375 |
Adviesraden | 0 | – 28 | – 90 | – 90 | – 91 | – 91 |
Totaal uitdeling | – 3 139 | – 6 565 | – 8 819 | – 9 059 | – 9 219 | – 9 219 |
In de Voorjaarsnota 2005 is de taakstelling professioneel inkopen en aanbesteden 2 (PIA 2), oplopend van € 1,9 miljoen in 2005 tot € 5,9 miljoen vanaf 2007 geparkeerd op artikel 18 (Ministerie algemeen).
De taakstelling Adviesraden betreft een bedrag van € 1,2 miljoen structureel vanaf 2005.
In het kader van het Project Andere Overheid (PAO) zijn onder de verzamelnaam «elektronische overheid» enkele breed gedragen (SG-beraad) projecten geëntameerd, die van belang zijn voor de vermindering van de administratieve lasten van burgers en bedrijven. Daarnaast staan er projecten op stapel die van belang zijn voor het functioneren van de rijksdienst zelf, te weten de campagne Werken bij het Rijk en de invoering van RijksNet (de opvolger van RYX). Omdat alle departementen baat hebben bij deze projecten zijn de structurele kosten van «elektronische overheid» en de incidentele kosten 2006 van Werken bij het Rijk en RijksNet verhaald op de departementen. Deze taakstelling betreft een korting van € 1,8 miljoen in 2006 oplopend tot € 2,3 miljoen in 2010. In bovenstaande tabel is de verdeling van deze taakstellingen naar de verschillende beleidsartikelen vermeld.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 7 483 535 | 7 536 119 | 7 614 422 | 7 660 844 | 7 703 374 | ||
Nota van wijziging | 42000 | 75 000 | 100 000 | 100 000 | 100 000 | ||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 91 813 | 119 840 | 54 008 | 15 743 | – 26 357 | ||
Nieuwe mutaties | 98 108 | 64 444 | 48 306 | 31 712 | 26 987 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 7 514 143 | 7 715 456 | 7 795 403 | 7 816 736 | 7 808 299 | 7 804 004 | 7 793 370 |
De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op een matrixrelatie. Dit betekent dat er een wisselende verhouding tussen de kas- en verplichtingenraming is wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 7 484 664 | 7 537 213 | 7 615 638 | 7 662 024 | 7 704 590 | ||
Nota van wijziging | 42000 | 75 000 | 100 000 | 100 000 | 100 000 | ||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 91 813 | 119 840 | 54 008 | 15 743 | – 26 357 | ||
Nieuwe mutaties | 98 108 | 64 444 | 48 306 | 31 712 | 26 987 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 7 574 341 | 7 716 585 | 7 796 497 | 7 817 952 | 7 809 479 | 7 805 220 | 7 794 586 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | |
1.Technische mutaties | 94 369 | 44 096 | 40 856 | 26 499 | 26 719 |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 92 553 | 33 896 | 33 985 | 34 133 | 34 298 |
2. Desalderingen | 2 074 | 9500 | 5 900 | – 8 600 | – 8 600 |
3. Overboekingen intern | – 181 | 700 | 971 | 966 | 1 021 |
4. Overboekingen extern | – 77 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2.Autonome mutaties | 16 800 | 36 101 | 33 219 | 19 825 | 15 193 |
1. Diversen | 16 800 | 33 000 | 33 000 | 21 400 | 17 000 |
2. Leerlingen volume | 3 101 | 219 | – 1 575 | – 1 807 | |
3.Beleidsmatige mutaties | – 13 061 | – 15 753 | – 25 769 | – 14 612 | – 14 925 |
1. Arbeidstoeleiding | 1 500 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | |
2. Zwemonderwijs | – 1 500 | – 4 000 | – 4 000 | – 4 000 | |
3. Flankerend beleid schoolbegeleidingsdiensten | 700 | 4 300 | 4 300 | 4 300 | |
4. Aanpassing kasritme | – 1 900 | – 21 000 | – 700 | 8 800 | |
5. Schoolbudget | – 8 400 | – 15 200 | – 7 200 | – 14 300 | – 19 400 |
6. Ict | – 2000 | – 2000 | – 2000 | – 2000 | |
7. Regeling school maatschappelijk werk | – 1 700 | ||||
8. Schakelklassen | – 300 | ||||
9. Servicegericht uitvoeren | – 1 800 | 600 | 1 600 | ||
10. Toerusting en bereikbaarheid | – 1 000 | – 1 000 | – 2000 | – 2000 | – 2000 |
11. Taakstelling niet-wettelijke uitgaven | – 1 100 | – 1 400 | – 1 000 | – 1 000 | – 1 000 |
12. Taakstelling Pia 2 | – 180 | – 374 | – 372 | – 368 | |
13. Efficiencytaakstelling | – 71 | – 128 | – 128 | ||
14. Doorwerking WW-taakstelling | 537 | 1 025 | 2 030 | 1 670 | 1 253 |
15. Taakstelling ZBO's en agentschappen | 0 | 0 | – 56 | – 84 | – 84 |
16. Prijsbijstelling 2004 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Totaal | 98 108 | 64 444 | 48 306 | 31 712 | 26 987 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De bijstelling uit de aanvullende posten betreft de loon- en prijsbijstelling 2006 en de compensatie voor de negatieve arbeidsvoorwaardenruimte.
Deze mutaties zijn in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk toegelicht.
Deze mutatie betreft onder ander het afrekenbudget voor de personele bekostiging en de middelen uit het FES.
Afrekening van de voor de personele bekostiging verstrekte voorschotten leidt tot nabetaling of tot ontvangsten (afrekenbudget). Na de invoering van lumpsumbekostiging worden voor de reguliere personele bekostiging geen voorschotten meer verstrekt en vervalt voornoemde afrekening daarvan. Deze mutatie geeft de gevolgen daarvan op het afrekenbudget (uitgaven en ontvangsten) weer.
Er is uit het FES € 19 miljoen beschikbaar gesteld (€ 9,5 miljoen in 2006 en in 2007) voor het bijscholen van leraren in de kwalitatief betere VVE-programma's. Daarnaast wordt beleid ontwikkeld voor het toezicht door de Inspectie van het Onderwijs en de integratie van VVE in de lerarenopleidingen.
De grootste interne overboeking is € 2,5 miljoen structureel vanaf 2006 van artikel 3 (voortgezet onderwijs) naar artikel 1 voor de expertise bekostiging van het speciaal onderwijs op de scholen Viataal en Effatha ten gevolge van de invoering van de leerlinggebonden financiering.
Deze mutatie betreft grotendeels een verhoging van de beschikbare budgetten voor Participatiefonds, Vervangingsfonds en UWV. Daarnaast betreft het een verlaging van de uitgavenstand in verband met vervallen van het flankerend beleid GOA.
In de voorjaarsnota is reeds melding gemaakt van verwachte hogere uitgaven bij het Participatiefonds en het Vervangingsfonds. Als gevolg daarvan nemen ook de kosten van de uitvoeringsorganisatie die de werkloosheid- en suppletieuitkeringen verzorgt (UWV) toe.
De hogere uitgaven bij het Participatiefonds ontstaan doordat het aantal I/D-banen in het onderwijs daalt. De kosten van de daaruit voortvloeiende werkloosheidsuitkeringen worden gedragen door dit fonds. De hogere uitgaven bij het Vervangingsfonds worden veroorzaakt door een procentueel toenemende vervanging van leraren (mogelijk geworden door gedaalde lerarentekort). Daarnaast dalen de inkomsten van dit fonds. Inmiddels zijn maatregelen getroffen die het verschil tussen de uitgaven en inkomsten van de fondsen moeten verkleinen; voorts zijn in het kader van de voorjaarsnota de budgetten voor Participatiefonds en Vervangingsfonds verhoogd. De resterende problematiek wordt met de voorgenomen mutaties opgelost. Door de verhoging van het budget voor het Vervangingsfonds kunnen voor meer afwezige leerkrachten in het primair onderwijs vervangers worden aangesteld.
Deze mutatie is het gevolg van een bijstelling op de raming asielzoekers.
Om de arbeidstoeleiding van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) te verbeteren door de materiële bekostiging van het vso op het niveau van het praktijkonderwijs te brengen, is € 4,0 miljoen structureel vanaf schooljaar 2006/07 nodig. Deze middelen worden vrijgemaakt door het budget voor verbetering zwemonderwijs te verlagen. De bestaande regeling voor gemeenten zal vanaf augustus 2006 niet meer worden gecontinueerd.
Met € 4,3 miljoen in de jaren 2006 tot en met 2008 wordt conform het amendement Invoering vraagfinanciering schoolbegeleiding (TK-04/05 nr. 29 875-20) meer geld uitgetrokken voor flankerend beleid, zodat schoolbegeleidingsdiensten zich kunnen voorbereiden op de invoering van vraagfinanciering.
Om middelen die ingezet worden voor de tekorten op dit beleidsterrein op een juiste manier over de jaren te verdelen, is een verschuiving over de jaren nodig. Daarom zullen de middelen voor de regeling Bestuur en Management in een ander kasritme worden uitgegeven dan gepland. Over de jaren heen is deze verschuiving van middelen budgettair neutraal.
Om het tekort bij het Participatiefonds te dekken, wordt ondermeer met een aantal maatregelen geld vrijgemaakt uit het schoolbudget. Zo worden de geraamde oploop in verband met integraal personeelsbeleid en de loonbijstelling over het schoolbudget niet uitgekeerd en wordt tevens het betalingsritme aangepast.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 20 133 | 20 133 | 20 133 | 20 133 | 20 133 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 31 316 | – 6 327 | – 6 327 | 6 327 | – 6 327 | ||
Nieuwe mutaties | 2 074 | 9 500 | 5 900 | – 8 600 | – 8 600 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 88 998 | 53 523 | 23 306 | 19 706 | 5 206 | 5 206 | 5 206 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 2 074 | 9 500 | 5 900 | – 8 600 | – 8 600 | |
1. Desaldering VVE (FES) | 9 500 | 9 500 | ||||
2. Desaldering lumpsum | – 3 600 | – 8 600 | – 8 600 | |||
3.Desaldering pensioenpremies WW-ers | 2 074 | |||||
Totaal | 2 074 | 9 500 | 5 900 | – 8 600 | – 8 600 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Een toelichting op deze desalderingen is te vinden bij de bijbehorende mutaties op de uitgaven (1.2).
Artikel 3: Voortgezet onderwijs
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 5 378 046 | 5 427 244 | 5 465 840 | 5 462 504 | 5 437 368 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | – 27 | ||||||
1e suppletore begroting | 15 137 | 54 621 | 69 150 | 61 966 | 40 384 | ||
Nieuwe mutaties | 69 221 | 172 767 | 169 746 | 14 320 | 13 006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 5 337 661 | 5 462 377 | 5 654 632 | 5 704 736 | 5 538 790 | 5 490 758 | 5 482 625 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 5 361 855 | 5 459 185 | 5 498 847 | 5 493 621 | 5 468 285 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | – 27 | ||||||
1e suppletore begroting | 15 137 | 54 621 | 69 150 | 61 966 | 40 384 | ||
Nieuwe mutaties | 69 035 | 172 769 | 169 753 | 14 320 | 13 206 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 5 281 572 | 5 446 000 | 5 686 575 | 5 737 750 | 5 569 907 | 5 521 875 | 5 513 542 |
Specificatie nieuwe mutaties (x 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 68 200 | 164 393 | 164 604 | 14 632 | 14 519 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 63 689 | 13 356 | 13 698 | 13 741 | 13 628 | |
2. Desalderingen | 2 074 | 150 000 | 150 000 | |||
3. Overboekingen intern | 2 514 | 1 037 | 906 | 891 | 891 | |
4. Overboekingen (extern) | – 77 | |||||
2.Autonome mutaties | 4 881 | 344 | – 2 478 | – 2 844 | ||
1. Asielzoekers regulier | 4 881 | 344 | – 2 478 | – 2 844 | ||
3.Beleidsmatige mutaties | 835 | 3 495 | 4 805 | 2 166 | 1 531 | |
1. Taakstelling Pia 2 | – 90 | – 186 | – 186 | – 184 | ||
2. Taakstelling sector Rijk | – 51 | – 95 | – 95 | |||
3. Taakstelling agentschappen/ZBO's | – 58 | – 102 | – 102 | |||
4. Correctie op doorwerking ww-taakstelling | 835 | 1 585 | 3 100 | 2 549 | 1 912 | |
5.Kwaliteitsimpuls ZAT's | 2 000 | 2 000 | ||||
Totaal | 69 035 | 172 769 | 169 753 | 14 320 | 13 206 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Dit betreft de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van de begroting.
Bij de uitdeling van de prijsbijstelling is rekening gehouden met het afwijkende (hogere) wettelijk verplichte bijstellingspercentage op het materiele budget van het praktijkonderwijs in het voortgezet onderwijs en in het primair onderwijs. Vanwege deze uitdeling is voor de overige sectoren van OCW en dus ook voor de overige scholen in het voortgezet onderwijs minder prijsbijstelling beschikbaar (zie ook de algemene toelichting in het verdiepingshoofdstuk).
Voor 2006 en 2007 betreft dit de ontvangen middelen uit het Fonds Economische Structuurversterking, in totaal € 300 miljoen. Hiervan is € 100 miljoen bestemd voor het vmbo (zie de brief van minister-president Balkenende over het zgn. Paasakkoord van 26 maart 2005 kenmerk 05M473 585). Aanvullend komt uit het FES een bedrag van € 200 miljoen beschikbaar voor het funderend onderwijs. Deze middelen zullen worden ingezet voor praktijklokalen in het vmbo, verbeterde «arbeidspleksimulaties» in het vso en brede scholen (PO en VO). In afwachting van definitieve besluitvorming is het bedrag van € 200 miljoen voorlopig geparkeerd op de begroting van VO.
De eerdergenoemde middelen worden aan het uitgavenbudget toegevoegd (zie ook de ontvangsten van artikel 3).
Deze mutatie is het gevolg van de bijstelling van de raming voor asielzoekers.
Het betreft het aandeel van VO in diverse taakstellingen. Deze mutaties zijn nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
3.5
Het betreft extra middelen voor een kwaliteitsimpuls van de ZAT's.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 1 361 | 1 361 | 1 361 | 1 361 | 1 361 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | |||||||
Nieuwe mutaties | 2 074 | 150 000 | 150 000 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 3 940 | 3 435 | 151 361 | 151 361 | 1 361 | 1 361 | 1 361 |
Specificatie nieuwe mutaties (x 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 2 074 | 150 000 | 150 000 | |||
1. Desalderingen | 2 074 | 150 000 | 150 000 | |||
Totaal | 2 074 | 150 000 | 150 000 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Van het Fonds Economische Structuurversterking is zowel voor 2006 als voor 2007 een bedrag van € 150 miljoen ontvangen (totaal € 300 miljoen). Deze middelen worden aan het uitgavenbudget toegevoegd (zie ook de uitgebreidere toelichting bij de uitgaven van artikel 3).
Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 2 753 213 | 2 771 335 | 2 774 603 | 2 774 304 | 2 825 468 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 15 647 | 40 085 | 26 843 | 28 212 | 24 344 | ||
Nieuwe mutaties | 60 007 | 92 435 | 7 970 | 7 358 | – 44 635 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 2 866 173 | 2 828 867 | 2 903 855 | 2 809 416 | 2 809 874 | 2 805 177 | 2 857 146 |
De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie en de matrixrelatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect (is uitgaven) van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor. Bij een matrixrelatie is er een wisselende verhouding tussen de uitgaven- en verplichtingenraming wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 2 738 005 | 2 756 159 | 2 773 249 | 2 776 085 | 2 776 601 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 4 861 | 26 917 | 27 913 | 26 843 | 28 212 | ||
Nieuwe mutaties | 40 179 | 103 023 | 8 696 | 7 921 | 7 246 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 2 692 963 | 2 783 045 | 2 886 099 | 2 809 858 | 2 810 849 | 2 812 059 | 2 807 426 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 31 861 | 96 368 | 6 268 | 6 279 | ||
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 30 588 | 8 800 | 8 890 | 8 901 | ||
2. Overboekingen intern | 1 322 | 6 568 | – 2 622 | – 2 622 | ||
3. Overboekingen (extern) | – 49 | 0 | ||||
4. Desaldering | 81 000 | |||||
2.Autonome mutaties | 491 | 35 | – 250 | |||
1. Leerlingenvolume | 491 | 35 | – 250 | |||
3.Beleidsmatige mutaties | 8 318 | 6 164 | 2 393 | 1 892 | ||
1. Duitsland Instituut Amsterdam | – 100 | |||||
2. Project «leren en werken» | 7 620 | 5 000 | ||||
3. Prijsbijstelling 2004 | 16 | 16 | 16 | 16 | ||
4. Efficiencytaakstelling | – 40 | – 75 | ||||
5. WW Taakstelling | 682 | 1 295 | 2 533 | 2 082 | ||
6. Taakstelling ZBO's/agentschappen | – 22 | – 37 | ||||
7. Taakstelling Pia 2 | – 47 | – 94 | – 94 | |||
Totaal | 40 179 | 103 023 | 8 696 | 7 921 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De bijstelling uit de aanvullende posten betreft voornamelijk de loonbijstelling, prijsbijstelling en de middelen voor compensatie negatieve arbeidsvoorwaarden.
De belangrijkste mutatie betreft een interne overboeking van € 10,6 miljoen vanaf artikel 6 (hbo) voor de projectdirectie Leren en werken.
Betreft een desaldering met de ontvangsten voor een bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking die wordt ingezet ter verbetering /vervanging van het lesmateriaal, docentstages en leren in bedrijf.
Betreft een bijdrage van € 7,6 miljoen van het ministerie van SZW voor de projectdirectie Leren en werken.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 0 | ||||||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | |||||||
Nieuwe mutaties | 81 000 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 7 070 | 81 000 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 81 000 | |||||
1. Desaldering | 81 000 | |||||
Totaal | 81 000 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Betreft een desaldering met de uitgaven voor een bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking die wordt ingezet ter verbetering/vervanging van het lesmateriaal, docentstages en leren in bedrijf.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | |||||||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | |||||||
Nieuwe mutaties | 80 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 17 602 | 80 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 9 076 | ||||||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | |||||||
Nieuwe mutaties | 80 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 8 675 | 9 156 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 80 | |||||
1. Prijsbijstelling | 80 | |||||
Totaal | 80 |
Artikel 6: Hoger beroepsonderwijs
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 1 721 724 | 1 733 994 | 1 788 156 | 1 770 371 | 1 770 407 | ||
Nota van wijziging | 16 010 | ||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 136 480 | 129 645 | 141 316 | 149 216 | 145 516 | ||
Nieuwe mutaties | 18 956 | 4 632 | 5 284 | 4 331 | 11 196 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 1 760 835 | 1 893 170 | 1 868 271 | 1 934 756 | 1 923 918 | 1 927 119 | 1 927 118 |
De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie en de matrixrelatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect (is uitgaven) van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor. Bij een matrixrelatie is er een wisselende verhouding tussen de uitgaven- en verplichtingenraming wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 1 748 623 | 1 735 427 | 1 765 976 | 1 771 805 | 1 771 859 | ||
Nota van wijziging | 16 010 | ||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 8 738 | 92 145 | 129 316 | 141 316 | 149 216 | ||
Nieuwe mutaties | 22 277 | – 3 822 | 4 201 | 3 117 | 11 456 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 1 720 238 | 1 795 648 | 1 823 750 | 1 899 493 | 1 916 238 | 1 932 531 | 1 928 570 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 21 785 | – 4 691 | 2 635 | 1 953 | 10 649 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 20 671 | 6 852 | 7 087 | 7 127 | 7 124 | |
2. Budgettair neutraal | – 136 | – 136 | – 136 | – 136 | ||
3. Overboekingen intern | 826 | – 10 200 | – 1 166 | – 3 200 | 3 924 | |
4. Overboekingen (extern) | 288 | – 1 207 | – 3 150 | – 1 838 | – 263 | |
2.Beleidsmatige mutaties | 492 | 869 | 1 566 | 1 164 | 807 | |
1. Doorwerking WW-taakstelling | 466 | 887 | 1 736 | 1 428 | 1 071 | |
2. Efficiencytaakstelling | – 47 | – 92 | – 92 | |||
3. Efficiencytaakstelling sector Rijk | – 7 | – 10 | – 10 | |||
4. Prijsbijstelling 2004 | 26 | 26 | 26 | 26 | 26 | |
5. Taakstelling agentschappen | – 14 | – 20 | – 20 | |||
6. Taakstelling PIA | – 44 | – 86 | – 84 | – 84 | ||
7. Taakstelling ZBO'S | – 42 | – 84 | – 84 | |||
Totaal | 22 277 | – 3 822 | 4 201 | 3 117 | 11 456 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De bijstelling uit de aanvullende posten betreft de loon- en prijsbijstelling 2005 en de compensatie in 2005 voor de zogenoemde «negatieve arbeidsvoorwaardenruimte». Een nadere toelichting is opgenomen in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
Deze mutatie is het saldo van meerdere overboekingen tussen beleidsartikelen. Als belangrijkste hiervan worden genoemd:
• De overboeking naar artikel 11 van € 3 miljoen vanaf 2006. Als gevolg van de intrekking van de verwantschapsregeling vervalt voor studenten die een verwante opleiding volgen de «korting» bij de omzetting van het aantal jaren prestatiebeurs. Dit leidt tot extra kosten voor studiefinanciering.
• De overboeking van artikel 7 van circa € 7,3 miljoen vanaf 2006. In de prestatiecontracten die jaarlijks worden gesloten met de IBG en de CFI wordt geen onderscheid gemaakt tussen de sectoren hbo en wo. Om die reden worden de middelen vanaf 2006 voor het gehele hoger onderwijs begroot en verantwoord op beleidsartikel 6.
• De overboeking naar artikel 4 van € 4,9 miljoen in 2005 en € 10,6 miljoen in 2006. Op artikel 4 worden centraal de uitgaven voor de uitvoering van het actieplan «Leven lang leren» begroot en verantwoord.
• Voor de financiering van het WO-SPRINT-programma is in 2005 € 8,5 miljoen vrijgemaakt uit de middelen voor prestatieafspraken hbo en wo. Deze € 8,5 miljoen wordt in 2008 uit de middelen Deltaplan bèta/techniek vrijgemaakt en toegevoegd aan de middelen voor prestatieafspraken, te weten: € 5 miljoen voor International centres of excellence (artikel 7), € 2 miljoen voor Verhoging deelname studenten met een handicap (artikel 7) en € 1,5 miljoen voor Verhoging deelname allochtone studenten (artikel 6).
Artikel 7: Wetenschappelijk onderwijs
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 3 272 056 | 3 342 633 | 3 335 596 | 3 334 816 | 3 334 826 | ||
Nota van wijziging | 21 920 | ||||||
Amendementen | – 4 000 | ||||||
1e suppletore begroting | 79 082 | 104 634 | 126 342 | 156 242 | 181 642 | ||
Nieuwe mutaties | 46 679 | 24 997 | 25 227 | 30 664 | 9 057 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 3 327 019 | 3 415 737 | 3 472 264 | 3 487 165 | 3 521 722 | 3 525 525 | 3 532 715 |
De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie en de matrixrelatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect (is uitgaven) van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor. Bij een matrixrelatie is er een wisselende verhouding tussen de uitgaven- en verplichtingenraming wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 3 255 926 | 3 272 661 | 3 305 014 | 3 331 000 | 3 334 826 | ||
Nota van wijziging | 8 520 | ||||||
Amendementen | – 4 000 | ||||||
1e suppletore begroting | 29 827 | 81 631 | 113 434 | 136 642 | 169 342 | ||
Nieuwe mutaties | 33 079 | 12 477 | 16 711 | 17 995 | 10 009 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 3 215 642 | 3 323 352 | 3 366 769 | 3 435 159 | 3 485 637 | 3 514 177 | 3 528 715 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 31 079 | 9 263 | 11 095 | 13 239 | 6 246 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 34 901 | 15 384 | 15 619 | 15 729 | 15 747 | |
2. Overboekingen intern | – 4 220 | – 6 274 | – 4 677 | – 2 643 | – 9 654 | |
4. Overboekingen (extern) | 398 | 153 | 153 | 153 | 153 | |
2.Beleidsmatige mutaties | 2 000 | 3 214 | 5 616 | 4 756 | 3 763 | |
1. Duitsland Instituut Amsterdam | 700 | 750 | 800 | 800 | 800 | |
2. Doorwerking WW-taakstelling | 1 300 | 2 471 | 4 838 | 3 978 | 2 984 | |
3. Taakstelling PIA | – 7 | – 22 | – 22 | – 21 | ||
Totaal | 33 079 | 12 477 | 16 711 | 17 995 | 10 009 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De bijstelling uit de aanvullende posten betreft de loon- en prijsbijstelling 2005 en de compensatie in 2005 voor de zogenoemde «negatieve arbeidsvoorwaardenruimte». Een nadere toelichting is opgenomen in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
Deze mutatie is het saldo van meerdere overboekingen tussen beleidsartikelen. Als belangrijkste hiervan worden genoemd:
• Een overboeking naar artikel 6 «hoger beroepsonderwijs» van circa € 7,3 miljoen vanaf 2006. In de prestatiecontracten die jaarlijks worden gesloten met de IBG en de CFI wordt geen onderscheid gemaakt tussen de sectoren hbo en wo. Om die reden worden de middelen vanaf 2006 voor het gehele hoger onderwijs begroot en verantwoord op beleidsartikel 6.
• Voor de financiering van het WO-SPRINT-programma is in 2005 € 8,5 miljoen vrijgemaakt uit de middelen voor prestatieafspraken hbo en wo. Deze € 8,5 miljoen wordt in 2008 uit de middelen Deltaplan bèta/techniek vrijgemaakt en toegevoegd aan de middelen voor prestatieafspraken, te weten: € 5 miljoen voor International centres of excellence (artikel 7), € 2 miljoen voor Verhoging deelname studenten met een handicap (artikel 7) en € 1,5 miljoen voor Verhoging deelname allochtone studenten (artikel 6).
• Een overboeking naar artikel 16 Onderzoek en Wetenschappen van € 4 miljoen per jaar voor de jaren 2006 tot en met 2010 voor het «Rubicon-programma» (zie de toelichting bij artikel 16).
Deze mutatie is toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
Artikel 8: Internationaal onderwijsbeleid
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 19 612 | 20 089 | 20 158 | 20 736 | 20 736 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | – 6 200 | – 6 598 | – 6 500 | – 6 500 | – 6 500 | ||
Nieuwe mutaties | 1 871 | 2 318 | 2 299 | 2 290 | 2 234 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 24 107 | 15 283 | 15 809 | 15 957 | 16 526 | 16 470 | 16 470 |
De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op een matrixrelatie. Dit betekent dat er een wisselende verhouding tussen de kas- en verplichtingenraming is wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 21 245 | 20 159 | 20 158 | 20 736 | 20 736 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | – 5 849 | – 6 500 | – 6 500 | – 6 500 | – 6 500 | ||
Nieuwe mutaties | 1 871 | 2 318 | 2 299 | 2 290 | 2 234 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 26 773 | 17 267 | 15 977 | 15 957 | 16 526 | 16 470 | 16 470 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 1 871 | 2 320 | 2 321 | 2 327 | 2 271 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 210 | 120 | 121 | 127 | 126 | |
2. Overboekingen intern | 1 661 | 2 200 | 2 200 | 2 200 | 2 145 | |
2.Beleidsmatige mutaties | – 2 | – 22 | – 37 | – 37 | ||
1. Taakstelling PIA2 | – 2 | – 7 | – 7 | – 7 | ||
2. Efficiencytaakstelling | – 15 | – 30 | – 30 | |||
Totaal | 1 871 | 2 318 | 2 299 | 2 290 | 2 234 |
Artikel 9: Arbeidsmarkt en personeelsbeleid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 187 906 | 235 439 | 328 290 | 328 287 | 328 286 | 328 582 | |
Nota van wijziging | – 8 000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | – 11 105 | – 18 048 | – 19 470 | – 19 470 | – 19 470 | –19 470 | |
Nieuwe mutaties | – 391 | – 382 | 2 155 | 2 130 | 2 130 | 2 130 | |
Stand ontwerpbegroting 2006 | 117 405 | 168 410 | 217 009 | 310 975 | 310 947 | 310 946 | 311 242 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 4 309 | 2 032 | 2 202 | 2 202 | 2 202 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 2 265 | 849 | 995 | 995 | 995 | |
2. Overboekingen intern | 2 044 | 1 183 | 1 207 | 1 207 | 1 207 | |
3. Overboekingen (extern) | ||||||
2.Beleidsmatige mutaties | – 4 700 | – 2 414 | – 47 | – 72 | – 72 | |
1. Knelpunten Participatiefonds primair onderwijs | – 3 400 | |||||
2. Project Plusleraar | – 1 300 | – 2 400 | ||||
3. Taakstelling Pia 2 | 0 | – 14 | – 47 | – 72 | – 72 | |
Totaal | – 391 | – 382 | 2 155 | 2 130 | 2 130 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Met deze overboeking naar artikel 1 wordt het project plusleraar in het primair onderwijs verlengd tot en met 2006.
Artikel 10: Informatie- en communicatietechnologie
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 51 936 | 42 440 | 37 437 | 36 437 | 36 437 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 1 837 | – 63 | – 63 | – 63 | – 63 | ||
Nieuwe mutaties | – 2 246 | – 8 670 | – 6 656 | – 6 665 | – 5 665 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 51 008 | 51 527 | 33 707 | 30 718 | 29 709 | 30 709 | 30 709 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 51 936 | 42 440 | 37 437 | 36 437 | 36 437 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 1 837 | – 63 | – 63 | – 63 | – 63 | ||
Nieuwe mutaties | – 2 246 | – 8 670 | – 6 656 | – 6 665 | – 5 665 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 50 926 | 51 527 | 33 707 | 30 718 | 29 709 | 30 709 | 30 709 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | – 646 | – 1 168 | – 938 | – 934 | – 934 | |
1. Bijstelling uit aanvullende posten | 482 | 363 | 324 | 315 | 315 | |
2. Overboekingen intern | – 1 128 | – 1 531 | – 1 262 | – 1 249 | – 1 249 | |
2.Beleidsmatige mutaties | – 1 600 | – 7 502 | – 5 718 | – 5 731 | 4 731 | |
1. Participatiefonds | – 1 600 | – 3 700 | – 1 000 | |||
2. Flankerend beleid SBD's | – 5 700 | – 5 700 | – 2 200 | |||
3. UWV/USZO | – 3 800 | – 1 500 | ||||
4. Taakstelling PIA II | – 2 | – 4 | – 4 | – 4 | ||
5. Efficiency taakstelling | – 14 | – 27 | – 27 | |||
Totaal | – 2 246 | – 8 670 | – 6 656 | – 6 665 | – 5 665 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De beleidsmatige mutaties betreft de dekking voor de begrotingsproblematiek met betrekking tot knelpunten Participatiefonds, het flankerend beleid van de schoolbegeleidingsdiensten Primair Onderwijs en de uitkeringen UWV/USZO. Dekking is gevonden door verlaging van de budgetten voor projecten van de centrale voorziening internet en de verlaging van de gelden voor de bredere ambitie ICT.
Artikel 11: Studiefinanciering
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 2 775 974 | 2 866 460 | 2 955 383 | 3 042 843 | 3 133 489 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 84 637 | 157 207 | 160 679 | 177 419 | 187 573 | ||
Nieuwe mutaties | 11 388 | 61 388 | 49 643 | 48 932 | 50 693 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 2 675 302 | 2 871 999 | 3 085 055 | 3 165 705 | 3 269 194 | 3 371 755 | 3 464 532 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 11 168 | 32 172 | 28 797 | 27 449 | 22 210 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 7 880 | 7 033 | 6 933 | 6 807 | 7 744 | |
2. Bijstellingen budgettair neutraal | 15 400 | 34 200 | 31 000 | 29 800 | 23 600 | |
3. Overboekingen intern | – 12 112 | – 9 061 | – 9 136 | – 9 158 | – 9 134 | |
2.Beleidsmatige mutaties | 220 | 29 216 | 20 846 | 21 483 | 28 483 | |
1. Taakstelling PIA 2 | – 4 | – 12 | – 12 | – 12 | ||
2. Efficiencytaakstelling | – 8 | – 16 | – 16 | |||
3. Taakstelling IB-Groep | – 354 | – 709 | – 709 | |||
4. Prijsbijstelling 2004, basiscontract IB-Groep | 220 | 220 | 220 | 220 | 220 | |
5. Wijziging ziektekostenstelsel | 33 000 | 33 000 | 33 000 | 33 000 | ||
6. Prestatiebeurseffect aanvullende beurs | – 4 000 | – 12 000 | – 11 000 | – 4 000 | ||
Totaal | 11 388 | 61 388 | 49 643 | 48 932 | 50 693 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Dit betreft hoofdzakelijk (€ 6,6 miljoen in 2006) een mutatie in de uitgaven op het onderdeel reisvoorziening als gevolg van ondermeer de prijsbijstelling inzake de ov-studentenkaart.
De bijstelling budgettair neutraal heeft betrekking op een verhoging van de niet-relevante uitgaven. Niet relevant betekent in dit kader «niet relevant voor het beleidsmatig financieringstekort».
De eerste realisaties van de uitgaven in 2005 voor rentedragende leningen en de extrapolatie naar de daaropvolgende jaren leiden tot een bijstelling van € 16,2 miljoen in 2006 oplopend tot € 18,6 miljoen in 2009.
Daarnaast bevat de reeks het resultaat van een herberekening van het niet-relevante deel van het prestatiebeurseffect op de aanvullende beurs van € 18,0 miljoen in 2006 aflopend tot € 5,0 miljoen in 2009.
Dit betreft hoofdzakelijk (– € 11,7 miljoen structureel) een interne overboeking naar artikel 18 (ministerie algemeen) in verband met de herverdeling van het kostprijsmodel van de IB-Groep.
Een overboeking van € 3,0 miljoen komt van artikel 6 (hoger beroepsonderwijs). Als gevolg van de intrekking van de verwantschapsregeling vervalt voor studenten die een verwante opleiding volgen de «korting» bij de omzetting van het aantal jaren prestatiebeurs. Dit leidt tot extra kosten voor studiefinanciering.
Dit betreft de compensatie voor de invoering van het nieuwe zorgstelsel in 2006. De compensatie zal worden ingezet in de aanvullende beurs.
Deze reeks is het resultaat van een herberekening van het relevante deel van het prestatiebeurseffect op de aanvullende beurs.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 397 200 | 418 988 | 441 046 | 464 972 | 491 183 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 3 500 | – 33 588 | – 31 946 | – 26 072 | – 19 883 | ||
Nieuwe mutaties | – 18 900 | – 21 600 | – 24 100 | – 26 300 | – 28 400 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 372 863 | 381 800 | 363 800 | 385 000 | 412 600 | 442 900 | 474 900 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | – 18 900 | – 21 600 | – 24 100 | – 26 300 | – 28 400 | |
1. Bijstellingen budgettair neutraal | – 18 900 | – 21 600 | – 24 100 | – 26 300 | – 28 400 | |
Totaal | – 18 900 | – 21 600 | – 24 100 | – 26 300 | – 28 400 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De bijstelling budgettair neutraal heeft betrekking op een verlaging van de niet-relevante ontvangsten.
Niet-relevant betekent in dit kader «niet relevant voor het beleidsmatig financieringstekort». De verlaging van deze ontvangstraming (– € 21,6 miljoen in 2006 oplopend tot € 28,4 miljoen in 2009) vindt plaats naar aanleiding van het verwerken van de eerste realisaties 2005 in de ramingen.
Artikel 12: Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 404 945 | 410 644 | 414 713 | 417 032 | 419 077 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 17 155 | 20 856 | 21 187 | 20 868 | 19 823 | ||
Nieuwe mutaties | – 119 100 | – 120 227 | – 122 262 | – 124 372 | – 127 410 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 398 176 | 303 000 | 311 273 | 313 638 | 313 528 | 311 490 | 309 258 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 5 841 | 5 714 | 5 775 | 5 761 | 5 723 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 134 | 63 | 64 | 64 | 64 | |
2. Overboekingen intern | 5 707 | 5 651 | 5 711 | 5 697 | 5 659 | |
2.Beleidsmatige mutaties | – 124 941 | – 125 941 | – 128 037 | – 130 133 | – 133 133 | |
1. Afschaffing lesgeld | – 125 000 | – 126 000 | – 128 000 | – 130 000 | – 133 000 | |
2. Taakstelling IB-Groep | – 96 | – 192 | – 192 | |||
3. Prijsbijstelling 2004, basiscontract IB-Groep | 59 | 59 | 59 | 59 | 59 | |
Totaal | – 119 100 | – 120 227 | – 122 262 | – 124 372 | – 127 410 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Dit betreft hoofdzakelijk (+ € 5,1 miljoen structureel) een herverdeling van het IBG-budget over de diverse beleidsterreinen als gevolg van een nieuw kostprijsmodel.
Deze reeks betreft het financiële effect in verband met de afschaffing van het lesgeld voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs van 16 en 17 jaar met ingang van het schooljaar 2005–2006. Omdat het lesgeld is afgeschaft is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 13 170 | 10 318 | 10 318 | 10 318 | 10 318 | 10 318 | |
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 2 882 | 2 882 | 2 882 | 2 882 | 2 882 | ||
Nieuwe mutaties | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 13 170 | 13 200 | 13 200 | 13 200 | 13 200 | 13 200 | 13 200 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 3 373 | 3 496 | 3 448 | 3 448 | 3 448 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 27 | 104 | 152 | 152 | 152 | ||
Nieuwe mutaties | 3 669 | 3 648 | 3 623 | 3 620 | 3 634 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 3 548 | 7 069 | 7 248 | 7 223 | 7 220 | 7 234 | 7 244 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 3 645 | 3 624 | 3 638 | 3 674 | 3 688 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 41 | 20 | 19 | 19 | 19 | |
2. Overboekingen intern | 3 604 | 3 604 | 3 619 | 3 655 | 3 669 | |
2.Beleidsmatige mutaties | 24 | 24 | – 15 | – 54 | – 54 | |
1. Taakstelling IB-Groep | – 39 | – 78 | – 78 | |||
2. Prijsbijstelling 2004, basiscontract IB-Groep | 24 | 24 | 24 | 24 | 24 | |
Totaal | 3 669 | 3 648 | 3 623 | 3 620 | 3 634 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Dit betreft hoofdzakelijk (+ € 3,3 miljoen structureel) een herverdeling van het IBG-budget over de diverse beleidsterreinen als gevolg van een nieuw kostprijsmodel.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 441 487 | 453 631 | 465 885 | 479 680 | 491 752 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | – 8 787 | 31 169 | 34 915 | 37 120 | 38 948 | ||
Nieuwe mutaties | – 211 000 | – 293 000 | – 296 000 | – 306 000 | – 317 000 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 449 549 | 221 700 | 191 800 | 204 800 | 210 800 | 213 700 | 219 300 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Beleidsmatige mutaties | – 211 000 | – 293 000 | – 296 000 | – 306 000 | – 317 000 | |
1. Afschaffing lesgeld | – 211 000 | – 293 000 | – 296 000 | – 306 000 | – 317 000 | |
Totaal | – 211 000 | – 293 000 | – 296 000 | – 306 000 | – 317 000 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Deze reeks betreft de verlaging van de ontvangsten als gevolg van de afschaffing van het lesgeld in het voorgezet onderwijs en de deelnemers van 16 en 17 jaar in de beroepsopleidende leerweg en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs met ingang van het schooljaar 2005–2006.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 524 248 | 571 904 | 603 287 | 612 050 | 957 362 | ||
Nota van wijziging | 15 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | ||
Amendementen | |||||||
Nieuwe mutaties | 266 662 | – 5 161 | – 17 595 | – 21 611 | – 513 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 1 969 990 | 805 910 | 576 743 | 595 692 | 600 439 | 966 849 | 971 548 |
De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op een matrixrelatie. Dit betekent dat er een wisselende verhouding tussen de kas- en verplichtingenraming is wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 744 604 | 755 754 | 787 137 | 793 740 | 793 645 | ||
Nota van wijziging | 15 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | ||
Amendementen | |||||||
Nieuwe mutaties | 126 288 | 4 690 | – 1 240 | – 2 359 | – 513 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 804 787 | 885 892 | 770 444 | 795 897 | 801 381 | 803 132 | 807 831 |
Specificatie nieuwe mutaties (x 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 105 572 | – 5 334 | – 919 | – 1 533 | – 1 290 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 9 558 | 4 452 | 4 649 | 4 735 | 4 751 | |
2. Desalderingen | 104 000 | 3 000 | 7 000 | |||
3. Overboekingen intern | – 5 311 | – 7 943 | – 8 393 | – 2 093 | – 2 093 | |
4. Overboekingen (extern) | – 2 675 | – 4 175 | – 4 175 | – 4 175 | – 3 948 | |
2.Beleidsmatige mutaties | 20 716 | 9 356 | – 321 | – 826 | 777 | |
1. Afwikkeling oorlogskunst Cie Ekkart | 2000 | 181 | 181 | |||
2. Beheer Rijkscollectie ICN | 1 000 | |||||
3. Digitale toegangen | 300 | 600 | 600 | 600 | 600 | |
4. Dyslectici | 995 | 1 020 | 996 | 1 066 | 1 016 | |
5. Efficiencytaakstelling | – 216 | – 421 | – 421 | |||
6. Efficiencytaakstelling sector Rijk | – 40 | – 61 | – 61 | |||
7. Film-maatregel | 6 000 | |||||
8. Geheugen Nl/cultuur en ict | 300 | 400 | 600 | |||
9. Intertemporele compensatie | 3 889 | 1 000 | – 1 200 | – 1 400 | ||
10. Ritman | 13 775 | |||||
11. Taakstelling Pia | – 243 | – 243 | – 243 | – 243 | – 243 | |
12. Taakstelling Pia 2 | – 202 | – 739 | – 828 | – 775 | ||
Totaal | 126 288 | 4 690 | – 1 240 | – 2 359 | – 513 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Het betreft de loon- en prijsbijstelling ten behoeve van de gesubsidieerde instellingen (zie ook algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk).
De post desalderingen van € 104 miljoen in 2005 bestaat uit een drietal posten.
Ten eerste een verruiming van het budget met € 100 miljoen voor het inlopen van de restauratie-achterstand in de monumentenzorg. Ten tweede een aanpassing van het budget met € 3 miljoen door de aanschaf van de kern van de Bibliotheca Philosophica Hermetica-collectie afkomstig uit de particuliere verzameling van J.R. Ritman.
En ten derde een wijziging als gevolg van de te verwachten hogere realisatie met € 1 miljoen door de definitieve vaststelling van de hoogte van de Cultuurnota subsidies 2001–2004.
In 2006 bevat de desaldering € 3 miljoen voor de uitvoering van het verdrag van Malta (archeologie). Ook in 2007 is hiervoor € 7 miljoen beschikbaar.
Genoemde posten zijn eveneens van invloed op het ontvangstenartikel Cultuur.
Deze mutatie betreft ondermeer een verdere uitwerking van de verdeling van de middelen over de diverse cultuurdirecties als gevolg van de motie Verhagen (extra middelen ten behoeve van Cultuur). Verder is er sprake van een overboeking naar artikel 1 (primair onderwijs) ad € 4 miljoen in 2005 oplopend tot € 6,3 miljoen in 2007 voor de Regeling versterking Cultuureducatie 2005–2007. Dit bedrag komt volledig ten laste van de enveloppemiddelen voor cultuureducatie.
Vervolgens een overboeking naar artikel 19 voor de bijstelling van het budget van de cultuurinspecties met circa € 1 miljoen.
De mutatie betreft voornamelijk de betaling aan het ministerie van VROM voor de impuls van het ISV (Investeringsbudget Stedelijk Vernieuwing) ad € 4 miljoen.
Tevens wordt € 1,5 overgeboekt van het ministerie van Financiën als bijdrage in de aankoop van de Ruysdael.
Deze mutatie heeft betrekking op de uitvoering van slotaanbevelingen van de Commissie Ekkart voor de afwikkeling van de werkzaamheden in het kader van de recuperatie oorlogskunst.
Deze mutatie betekent een verhoging van het budget van in totaal € 1 miljoen voor het beheer van de rijkscollectie voortvloeiend uit de Voorjaarsnota.
Deze mutatie betreft een structurele verhoging van het budget met circa € 1 miljoen voor dyslectici uit artikel 17.
Deze mutatie heeft betrekking op een structurele verhoging van het budget met € 0,3 miljoen in 2005 oplopend met ingang van 2006 en verder tot € 0,6 miljoen voor verbetering van de digitale toegangen.
Deze mutatie worden toegelicht in het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk.
Deze mutatie heeft betrekking op een verhoging van het budget met € 6,0 miljoen in 2006 ten behoeve van de filmstimulering.
Deze mutatie betreft een bijdrage voor het Geheugen van Nederland in relatie tot de gedigitaliseerde opslag van gegevens.
Het artikelonderdeel Cultuur is verhoogd met een bedrag van € 3,8 miljoen in 2005 en € 1 miljoen in 2006. Voor de jaren 2007 en 2008 is er sprake van een vermindering met respectievelijk € 1,2 en € 1,4 miljoen. Het betreft voornamelijk gelden die in 2004 via een eindejaarsmarge in 2005 ter beschikking worden gesteld.
Daarnaast is er sprake van een verschuiving van de middelen naar 2006 als gevolg van een aanpassing in het kasritme van het nieuwbouwproject ROB/RDMZ.
Voor de aanschaf van de kern van de Bibliotheca Philosophica Hermetica-collectie van J.R. Ritman is in 2005 € 13,8 miljoen beschikbaar gekomen. De door de staat aangekochte werken blijven in de BPH aanwezig en beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek en voor publieke bezichtiging.
Deze mutaties worden toegelicht in het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 494 | 494 | 494 | 494 | 494 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
Geautoriseerd totaal | 494 | 494 | 494 | 494 | 494 | ||
Nieuwe mutaties | 104 000 | 3 000 | 7 000 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 15 949 | 104 494 | 3 494 | 7 494 | 494 | 494 | 494 |
Specificatie nieuwe mutaties (x 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 104 000 | 3 000 | 7 000 | |||
1. Desalderingen | 104 000 | 3 000 | 7 000 | |||
2.Autonome mutaties | ||||||
3.Beleidsmatige mutaties | ||||||
Totaal | 104 000 | 3 000 | 7 000 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
De post desalderingen van € 104 miljoen in 2005 bestaat uit een drietal posten.
Ten eerste een verruiming van het budget met € 100 miljoen voor het inlopen van de restauratie-achterstand in de monumentenzorg.
Ten tweede een aanpassing van het budget met € 3 miljoen door de aanschaf van de kern van de Bibliotheca Philosophica Hermetica-collectie afkomstig uit de particuliere verzameling van J.R. Ritman.
En ten derde een wijziging als gevolg van de te verwachten hogere realisatie met € 1 miljoen door de definitieve vaststelling van de hoogte van de Cultuurnota subsidies 2001–2004.
In 2006 bevat de desaldering € 3 miljoen voor de uitvoering van het verdrag van Malta (archeologie). Ook in 2007 is hiervoor € 7 miljoen beschikbaar.
Genoemde posten zijn eveneens van invloed op het uitgavenartikel Cultuur.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 852 868 | 839 582 | 842 245 | 859 963 | 864 835 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | – 16 547 | – 1 422 | – 898 | 196 | – 15 004 | ||
Nieuwe mutaties | 8 622 | – 39 629 | – 39 569 | – 39 509 | – 39 447 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 1 638 092 | 844 943 | 798 531 | 801 778 | 820 650 | 810 384 | 815 268 |
De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op een matrixrelatie. Dit betekent dat er een wisselende verhouding tussen de kas- en verplichtingenraming is wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 852 868 | 839 582 | 842 245 | 859 963 | 864 835 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | – 7 169 | – 4 969 | – 10 969 | – 10 004 | – 15 004 | ||
Nieuwe mutaties | 8 622 | – 39 629 | – 39 569 | – 39 509 | – 39 447 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 867 462 | 854 321 | 794 984 | 791 707 | 810 450 | 810 384 | 815 268 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | ||||||
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 8 373 | 7 714 | 7 774 | 7 834 | 7 896 | |
2. Overboekingen (extern) | – 47 592 | – 47 592 | – 47 592 | – 47 592 | ||
3. Overboekingen (intern) | 249 | 249 | 249 | 249 | 249 | |
Totaal | 8 622 | – 39 629 | – 39 569 | – 39 509 | – 39 447 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Deze mutatie heeft betrekking op de in 2005 toegekende loonbijstelling van € 0,1 miljoen en prijsbijstelling (indexering rijksomroepbijdrage) van € 7,6 miljoen.
Deze mutatie heeft betrekking op de overdracht van het budget voor regionale omroepen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als gevolg van een wijziging van de Mediawet.
Artikel 16: Onderzoek en wetenschapsbeleid
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 748 678 | 769 335 | 811 971 | 812001 | 799 932 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | 4 027 | ||||||
1e suppletore begroting | 6 116 | 2 506 | 373 | 373 | 374 | ||
Nieuwe mutaties | 29 042 | 44 777 | 81 | 752 | 12 759 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 959 785 | 787 863 | 816 618 | 812 425 | 813 126 | 813 065 | 802 793 |
De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie en de matrixrelatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect (is uitgaven) van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor. Bij een matrixrelatie is er een wisselende verhouding tussen de uitgaven- en verplichtingenraming wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 812 209 | 829 004 | 857 791 | 852 385 | 875 988 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | 4 027 | ||||||
1e suppletore begroting | 6 116 | 2 506 | 372 | 372 | 373 | ||
Nieuwe mutaties | 11 032 | 37 809 | 3 086 | 604 | 653 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 813 322 | 833 384 | 869 319 | 861 249 | 853 361 | 877 014 | 878 849 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 10 974 | 37 804 | 7 705 | 7 686 | 7 779 | |
1. Overboekingen intern | – 525 | 3 870 | 3 872 | 3 872 | 3 872 | |
2. Overboekingen extern | 2 500 | 2 500 | ||||
3. Bijstellingen uit aanvullende posten | 8 999 | 3 734 | 3 833 | 3 814 | 3 907 | |
4. Desaldering | 27 700 | |||||
2.Beleidsmatige mutaties | 58 | 5 | – 4 619 | – 7 082 | – 7 126 | |
1. Efficiency taakstelling | – 5 | – 4 834 | – 7 259 | – 7 259 | ||
2. Bijdrage Duitsland Instituut Amsterdam | – 100 | |||||
3. Doorwerking ww-taakstelling | 58 | 110 | 215 | 177 | 133 | |
Totaal | 11 032 | 37 809 | 3 086 | 604 | 653 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Dit betreft voornamelijk een overboeking ad € 4,0 miljoen van 2006 tot en met 2010 van artikel 7.01 (wetenschappelijk onderwijs) in verband met de continuering van amendement Visser op de begroting 2005 voor het Rubiconprogramma (29 800 VIII, nr 166).
Overboeking van het ministerie van Economische Zaken voor de programmakosten van het Nationaal Regieorgaan voor ICT-onderzoek en -innovatie.
De bijstelling uit de aanvullende posten betreft de loon- en prijsbijstelling 2005. Deze mutatie is toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
Betreft een desaldering met de ontvangsten voor een bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking die wordt ingezet voor TNO automotive en cleanrooms nanotechnologie.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 116 450 | 122 687 | 122 265 | 115 863 | 139 363 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 4 435 | 525 | 391 | 391 | 392 | ||
Nieuwe mutaties | 27 700 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 116 733 | 120 885 | 150 912 | 122 656 | 116 254 | 139 755 | 141 655 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 27 700 | |||||
1. Desaldering | 27 700 | |||||
Totaal | 27 700 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Betreft een desaldering met de uitgaven voor een bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking die wordt ingezet voor TNO automotive en cleanrooms nanotechnologie.
Artikel 17: Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | – 34 792 | 16 446 | 26 151 | 46 449 | 64 681 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 278 449 | 106 831 | 105 667 | 94 106 | 85 450 | ||
Nieuwe mutaties | – 264 664 | – 89 936 | – 120 859 | – 130 755 | – 133 931 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | – 21 007 | 33 341 | 10 959 | 9 800 | 16 200 | 16 380 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | – 278 437 | – 100 368 | – 101 694 | – 102 011 | – 103 160 | ||
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | – 280 202 | – 100 368 | – 101 694 | – 102 011 | – 103 160 | ||
2. Overboekingen (extern) | 1 765 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
2.Autonome mutaties | 2 105 | – 3 520 | 11 004 | 9 934 | 6 284 | ||
1. Leerlingen volume | – 995 | – 1 020 | – 996 | – 1 066 | – 1 016 | ||
2. Diversen | 3 100 | – 2 500 | 12 000 | 11 000 | 7 300 | ||
3.Beleidsmatige mutaties | 11 668 | 13 952 | – 30 169 | – 38 678 | – 37 055 | ||
1. Bijdrage taakstelling | – 16 882 | – 11 939 | – 8 878 | – 9 128 | – 9 405 | ||
2. Commissie Schutte | 0 | 42 000 | 0 | 0 | 0 | ||
3. Archiefselectie/depot | – 1 600 | – 2 100 | – 2 100 | – 2 100 | – 2 100 | ||
4. Intertemporele compensatie | 31 500 | – 7 859 | – 7 641 | – 11 000 | 4 000 | ||
5. Afschaffing lesgeld | 0 | – 4 800 | – 9 400 | – 14 200 | – 19 100 | ||
6. Prijsbijstelling 2004 | – 450 | – 450 | – 450 | – 450 | – 450 | ||
7. Digitale toegangen | – 300 | – 600 | – 600 | – 600 | – 600 | ||
8. Geheugen NL/Cultuur en ICT | 0 | 0 | – 300 | – 400 | – 600 | ||
9. Duitsland Instituut Amsterdam | – 600 | – 300 | – 800 | – 800 | – 800 | ||
Totaal | – 264 664 | – 89 936 | – 120 859 | – 130 755 | – 133 931 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Het betreft hier de verwerking van de loon- en prijsbijstelling 2005.
De mutatie betreft het saldo mee- en tegenvallers op de OCW-begroting. Dit saldo wordt grotendeels verklaard door de aanpassing van het kasritme van de Regeling Bestuur en Mangement LSPO.
Op artikel 17 (Nominaal en onvoorzien) is een deel van de nog vrij besteedbare ruimte ingezet om een deel van de taakstelling te dekken, die in afwachting van de besluitvorming over de invulling was geparkeerd op artikel 18 (Ministerie algemeen). Zie voor een nadere toelichting het algemene deel van dit hoofdstuk.
Dit betreft de uitgaven als gevolg van geraamde ontvangsten voortvloeiend uit de maatregelen van de Commissie Schutte.
Deze mutatie betreft een geparkeerde intensivering uit de Voorjaarsnota 2005 die is overgeheveld naar artikel 18 (Ministerie algemeen).
De intertemporele compensatie betreft grotendeels de mutatie op het gebied van studiefinanciering naar aanleiding van de wijziging van het zorgstelsel.
Dit betreft een ramingsbijstelling op het onderdeel indexatie lesgelden naar aanleiding van de maatregel voor afschaffing lesgeld 16- en 17-jarigen.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 0 | ||||||
1e suppletore begroting | |||||||
Nieuwe mutaties | 42 000 | ||||||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 42 000 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Beleidsmatige mutaties | 42 000 | |||||
1. Commissie Schutte | 42 000 | |||||
Totaal | 42 000 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
1.1
Dit bedrag betreft de geraamde ontvangsten voortvloeiend uit de maatregelen van de Commissie Schutte.
Artikel 18: Ministerie algemeen
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 141 300 | 110 412 | 96 807 | 95 092 | 96 431 | ||
Nota van wijziging | – 1 724 | – 6 233 | – 9 583 | – 9 583 | – 9 583 | ||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | – 1 149 | – 6 707 | – 5 133 | – 5 133 | – 5 133 | ||
Nieuwe mutaties | – 1 342 | 26 590 | 28 320 | 27 137 | 28 774 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 126 017 | 137 085 | 124 062 | 110 411 | 107 513 | 110 489 | 108 809 |
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 1 183 | 3 245 | 1 807 | 1 796 | 1 795 | ||
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 1 464 | 248 | 243 | 225 | 224 | ||
2. Desalderingen | 1 600 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
3. Overboekingen intern | – 1 881 | 3 440 | 1 564 | 1 571 | 1 571 | ||
4. Overboekingen (extern) | 0 | – 443 | 0 | 0 | 0 | ||
2.Beleidsmatige mutaties | – 2 525 | 23 345 | 26 513 | 25 341 | 26 979 | ||
1. Taakstelling | 5 134 | 15 017 | 20 860 | 20 515 | 20 485 | ||
2. Archiefselectie/depot | 1 600 | 2 100 | 2 100 | 2 100 | 2 100 | ||
3. DIA | – 100 | – 250 | 0 | 0 | 0 | ||
4. Geïntegreerd toezicht | – 6 200 | 2 700 | 1 000 | 2 500 | 0 | ||
5. SBK | – 4 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | 1 000 | ||
6. Uitvoeringskosten afschaffing lesgeld | 1 000 | 2 700 | 1 400 | – 900 | – 1 200 | ||
7. Huisvesting IB-groep | 0 | 0 | 0 | 0 | 4 500 | ||
8. Doorwerking WW-maatregel | 41 | 78 | 153 | 126 | 94 | ||
Totaal | – 1 342 | 26 590 | 28 320 | 27 137 | 28 774 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Het betreft hier de verwerking van de loon- en prijsbijstelling 2005.
Het betreft hier een overboeking van de CFI-artikelonderdelen op de diverse beleidsterreinen naar het beleidsterrein ministerie algemeen als gevolg van het feit dat de bezwaarschriftencommissie met ingang van 2005 op dit beleidsterrein wordt verantwoord.
Deze mutatie betreft de technische verwerking van de op dit artikel geparkeerde efficiency taakstelling. Zie voor een toelichting het algemene deel van dit hoofdstuk.
Deze mutatie heeft betrekking op het interdepartementale actieplan «Wegwerken achterstanden overdracht archieven t/m 1975». De middelen zijn bij Voorjaarsnota 2005 beschikbaar gesteld.
Deze mutatie is opgebouwd uit een kasschuif van 2005 naar latere jaren. Het gaat daarbij om een deel van de kosten verbonden aan de beleidsprioriteit Geïntegreerd Toezicht waarvan de uitgaven pas in 2006 tot uitgaven leiden. Daarnaast wordt de begrote reeks voor sociaal flankerend beleid, in de tijd, meer in overeenstemming gebracht met de begrote uitgaven.
Aan het direct afschaffen van het lesgeld met ingang van het schooljaar 2005/2006 zijn met name in 2005 en 2006 uitvoeringsconsequenties verbonden. Het gaat hier om voorlichting naar de ouders en aanpassing van de systemen. Het afschaffen van lesgeld leidt uiteindelijk tot een oplopende besparing tot € 1,5 miljoen in 2010 in verband met de afname van de variabele kosten bij de IB-groep.
Dit betreft aanpassing huurbudget IB-groep in verband met de voorgenomen nieuwbouw.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 45 879 | 45 741 | 45 725 | 45 725 | 45 650 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 1 148 | 719 | 719 | 719 | 719 | ||
Nieuwe mutaties | 3 414 | 19 | – 506 | – 826 | – 865 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 50 138 | 50 441 | 46 479 | 45 938 | 45 618 | 45 504 | 45 498 |
Specificatie nieuwe mutaties (x 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 3 408 | 102 | 102 | 101 | 99 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 837 | 102 | 102 | 101 | 99 | |
2. Overboekingen intern | 2 571 | |||||
2.Beleidsmatige mutaties | 6 | – 83 | – 608 | – 927 | – 964 | |
1. Taakstelling sector Rijk | 6 | – 83 | – 608 | – 927 | – 964 | |
Totaal | 3 414 | 19 | – 506 | – 826 | – 865 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Dit betreft de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
Dit betreft verhogingen in verband met diverse projecten zoals joint-venture ict, integraal toezicht jeugdzaken, geïntegreerd toezicht en samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs.
Het betreft het aandeel van de inspecties in de taakstelling sector Rijk. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
Stand ontwerpbegroting 2005 | 6 791 | 6 756 | 6 754 | 6 755 | 6 807 | ||
Nota van wijziging | |||||||
Amendementen | |||||||
1e suppletore begroting | 693 | – 26 | – 26 | – 26 | – 26 | ||
Nieuwe mutaties | 128 | – 16 | – 107 | – 136 | – 137 | ||
Stand ontwerpbegroting 2006 | 7 400 | 7 612 | 6 714 | 6 621 | 6 593 | 6 644 | 6 644 |
Specificatie nieuwe mutaties (x 1000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | ||
1.Technische mutaties | 128 | 12 | 12 | 12 | 12 | |
1. Bijstellingen uit aanvullende posten | 92 | 12 | 12 | 12 | 12 | |
2. Overboekingen intern | 36 | |||||
2.Beleidsmatige mutaties | – 28 | – 119 | – 148 | – 149 | ||
1. Taakstelling sector Rijk | – 29 | – 58 | – 58 | |||
2. Taakstelling Pia 2 | – 28 | – 90 | – 90 | – 91 | ||
Totaal | 128 | – 16 | – 107 | – 136 | – 137 |
Toelichting op de nieuwe mutaties
Dit betreft de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
Het betreft het aandeel van de adviesraden in de taakstelling sector Rijk. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
Het betreft het aandeel van de adviesraden in de taakstelling Pia 2. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.
Samenvattend overzicht naar artikelonderdeel
Onderstaand treft u aan een overzicht van de standen ontwerpbegroting 2006 per artikelonderdeel.
Meerjarenraming verplichtingen (x € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
TOTAAL | 27 345 822 | 27 867 014 | 27 980 849 | 27 953 466 | 28 370 522 | 28 495 369 | ||
01 | Primair onderwijs | 7 715 456 | 7 795 403 | 7 816 736 | 7 808 299 | 7 804 004 | 7 793 370 | |
01 | Personele uitgaven | 6 610 120 | 6 690 192 | 6 718 967 | 6 710 083 | 6 709 315 | 6 700 697 | |
02 | Materiële uitgaven | 976 019 | 977 798 | 978 946 | 975 551 | 976 503 | 974 406 | |
03 | Onderwijsverzorging | 61 891 | 67 197 | 68 992 | 74 639 | 70 339 | 70 339 | |
04 | Stimuleringsuitgaven | 16 815 | 14 240 | 9 825 | 10 403 | 10 367 | 10 367 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 16 083 | 16 989 | 15 570 | 14 869 | 14 569 | 14 669 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 28 851 | 23 812 | 19 321 | 17 682 | 17 839 | 17 837 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 5 677 | 5 175 | 5 115 | 5 072 | 5 072 | 5 055 | |
03 | Voortgezet onderwijs | 5 462 377 | 5 654 632 | 5 704 736 | 5 538 790 | 5 490 758 | 5 482 625 | |
01 | Personele uitgaven | 4 701 958 | 4 722 138 | 4 764 324 | 4 747 177 | 4 704 262 | 4 699 298 | |
02 | Materiële uitgaven | 660 273 | 837 063 | 847 869 | 699 149 | 693 954 | 690 586 | |
03 | Onderwijsondersteuning | 51 303 | 49 879 | 47 982 | 47 982 | 47 982 | 48 182 | |
04 | Projectuitgaven | 17 707 | 17 529 | 17 567 | 17 592 | 17 592 | 17 592 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 14 396 | 13 989 | 13 889 | 13 856 | 13 856 | 13 856 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 11 591 | 8 894 | 8 422 | 8 401 | 8 479 | 8 478 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 5 149 | 5 140 | 4 683 | 4 633 | 4 633 | 4 633 | |
04 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 2 828 867 | 2 903 855 | 2 809 416 | 2 809 874 | 2 805 177 | 2 857 146 | |
01 | Secundair beroepsonderwijs en landelijke organen | 2 456 261 | 2 533 695 | 2 452 803 | 2 454 076 | 2 449 443 | 2 501 406 | |
02 | Educatie en inburgering | 251 606 | 245 083 | 245 148 | 245 149 | 245 149 | 245 155 | |
03 | Specifieke stimulering | 89 116 | 90 840 | 98 125 | 97 360 | 97 247 | 97 247 | |
04 | Leren en werken | 13 897 | 21 175 | |||||
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 2 274 | 2 232 | 2 963 | 2 955 | 2 955 | 2 955 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 11 638 | 7 316 | 6 908 | 6 897 | 6 946 | 6 946 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 4 075 | 3 514 | 3 469 | 3 437 | 3 437 | 3 437 | |
05 | Technocentra | 80 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
01 | Technocentra | 80 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
06 | Hoger beroepsonderwijs | 1 893 170 | 1 868 271 | 1 934 756 | 1 923 918 | 1 927 119 | 1 927 118 | |
01 | Reguliere bekostiging | 1 786 292 | 1 783 903 | 1 820 789 | 1 822 081 | 1 818 121 | 1 818 121 | |
02 | Stimuleringsuitgaven | 94 478 | 66 816 | 96 380 | 84 344 | 91 457 | 91 457 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 1 964 | 8 073 | 8 572 | 8 530 | 8 530 | 8 530 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 4 937 | 4 966 | 4 561 | 4 554 | 4 602 | 4 601 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 5 499 | 4 513 | 4 454 | 4 409 | 4 409 | 4 409 | |
07 | Wetenschappelijk onderwijs | 3 415 737 | 3 572 264 | 3 487 165 | 3 521 722 | 3 525 725 | 3 528 715 | |
01 | Bekostigde instellingen | 3 333 506 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
02 | Gesubsidieerde instellingen | 62 179 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
03 | Stimuleringsuitgaven | 13 138 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
04 | Overige uitgaven | – 289 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
10 | Reguliere bekostiging | 0 | 3 552 318 | 3 472 705 | 3 507 681 | 3 519 229 | 3 522 729 | |
11 | Stimulerings- en overige uitgaven | 0 | 19 946 | 14 460 | 14 041 | 6 496 | 5 986 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 5 630 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 1 573 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
08 | Internationaal beleid | 15 283 | 15 809 | 15 957 | 16 526 | 16 470 | 16 470 | |
11 | Internationaal onderwijsbeleid | 12 048 | 12 996 | 13 165 | 13 749 | 13 693 | 13 693 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 3 235 | 2 813 | 2 792 | 2 777 | 2 777 | 2 777 |
Meerjarenraming verplichtingen (x € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
09 | Arbeidsmarkt en personeelsbeleid | 168 410 | 217 009 | 310 975 | 310 947 | 310 946 | 311 242 | |
11 | Arbeidsmarkt | 115 267 | 164 681 | 258 952 | 258 949 | 258 949 | 258 949 | |
12 | ZVOO | 47 208 | 46 942 | 46 942 | 46 942 | 46 942 | 46 942 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 2002 | 1 994 | 2 014 | 2 010 | 2 010 | 2 010 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 3 933 | 3 392 | 3 067 | 3 046 | 3 045 | 3 341 | |
10 | ICT | 51 527 | 33 707 | 30 718 | 29 709 | 30 709 | 30 709 | |
02 | Generiek beleid | 50 163 | 33 707 | 30 718 | 29 709 | 30 709 | 30 709 | |
03 | Overige uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 1 364 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
11 | Studiefinanciering | 2 871 999 | 3 085 055 | 3 165 705 | 3 269 194 | 3 371 755 | 3 464 532 | |
01 | Relevante basis- en aanvullende beurs | 1 158 448 | 1 060 443 | 1 014 800 | 1 081 274 | 1 258 173 | 1 380 472 | |
02 | Relevante reisvoorziening | 409 997 | 359 113 | 361 312 | 390 186 | 474 623 | 532 223 | |
03 | Relevante overige uitgaven | 44 904 | 45 233 | 47 833 | 50 033 | 52 233 | 54 133 | |
04 | Niet relevante prestatiebeurs(RL63) | 347 600 | 680 600 | 772 100 | 750 200 | 560 800 | 445 300 | |
05 | Niet relevante reguliere rentedragende leningen (RL64) | 846 700 | 872 600 | 903 000 | 930 300 | 957 800 | 983 400 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 63 069 | 65 907 | 65 572 | 66 121 | 67 046 | 67 869 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 1 281 | 1 159 | 1 088 | 1 080 | 1 080 | 1 135 | |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 303 000 | 311 273 | 313 638 | 313 528 | 311 490 | 309 258 | |
01 | TS 17- | 213 800 | 219 800 | 221 100 | 219 100 | 214 800 | 212000 | |
02 | TS 18+ | 15 900 | 15 900 | 15 900 | 15 900 | 15 900 | 15 900 | |
03 | VO 18+ | 55 200 | 57 000 | 58 300 | 60 300 | 62 500 | 63 100 | |
04 | Niet relevante uitgaven | 1 100 | 1 200 | 1 200 | 1 200 | 1 300 | 1 300 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 17 000 | 17 373 | 17 138 | 17 028 | 16 990 | 16 958 | |
13 | Lesgelden | 7 069 | 7 248 | 7 223 | 7 220 | 7 234 | 7 244 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 7 069 | 7 248 | 7 223 | 7 220 | 7 234 | 7 244 | |
14 | Cultuur | 805 910 | 576 743 | 595 692 | 600 439 | 966 849 | 971 548 | |
01 | Kunsten | 183 646 | 15 501 | 17 445 | 25 176 | 377 862 | 378 932 | |
02 | Letteren en bibliotheken | 36 172 | 48 904 | 54 587 | 53 896 | 67 636 | 67 635 | |
04 | Cultureel erfgoed | 524 500 | 447 360 | 460 743 | 458 663 | 460 941 | 463 941 | |
05 | Overigen | – 1 180 | 6 121 | 6 917 | 7 017 | 7 053 | 7 753 | |
42 | Uitvoeringsorganisatie RAD | 14 755 | 14 713 | 14 475 | 14 604 | 14 159 | 14 159 | |
50 | Apparaatsuitgaven Kunsten | 4 589 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
51 | Apparaatsuitgaven Letteren en bib. 1 024 | 1 003 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
52 | Apparaatsuitgaven Cultureel erfgoed | 2 876 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
53 | Apparaatsuitgaven overigen | 678 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
54 | Apparaatsuitgaven ROB, RDMZ, ICN | 38 850 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
60 | Apparaatsuitgaven | 0 | 44 144 | 41 525 | 41 083 | 39 198 | 39 128 | |
15 | Media | 844 943 | 798 531 | 801 778 | 820 650 | 810 384 | 815 268 | |
01 | Media | 844 396 | 798 194 | 801 577 | 820 505 | 810 239 | 815 123 | |
02 | Zerobase | 547 | 337 | 201 | 145 | 145 | 145 | |
16 | Onderzoek en wetenschappen | 787 863 | 816 618 | 812 425 | 813 126 | 813 065 | 802 793 | |
01 | Onderzoekbestel | 723 707 | 717 663 | 715 489 | 715 638 | 715 574 | 703 402 | |
02 | Specifieke beleidsthema's | 54 982 | 89 027 | 85 791 | 86 356 | 86 356 | 88 256 | |
03 | Coordinatie en samenwerking | 5 412 | 6 053 | 7 312 | 7 329 | 7 329 | 7 329 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 183 | 266 | 262 | 261 | 264 | 264 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 3 579 | 3 609 | 3 571 | 3 542 | 3 542 | 3 542 | |
17 | Nominaal en onvoorzien | – 21 007 | 33 341 | 10 959 | 9 800 | 16 200 | 16 380 | |
01 | Loonbijstelling | 1 993 | 2 200 | 6 600 | 9 800 | 12 900 | 16 380 | |
02 | Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
03 | Nader te verdelen | – 23 000 | 31 141 | 4 359 | 0 | 3 300 | 0 | |
04 | Asielzoekers | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
18 | Ministerie algemeen | 137 085 | 124 062 | 110 411 | 107 513 | 110 489 | 108 809 | |
11 | Bestuursdepartement | 118 426 | 110 370 | 102 652 | 102 054 | 100 830 | 99 450 | |
13 | Uitvoeringsorganisaties overig | 1 000 | 2 700 | 1 400 | – 900 | 3 300 | 3 000 | |
14 | Uitvoeringsorganisaties onverdeeld | 17 659 | 10 992 | 6 359 | 6 359 | 6 359 | 6 359 |
Meerjarenraming verplichtingen (x € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
19 | Inspecties | 50 441 | 46 479 | 45 938 | 45 618 | 45 504 | 45 498 | |
02 | Erfgoedinspectie | 2 557 | 2 625 | 2 611 | 2 604 | 2 603 | 2 603 | |
03 | Onderwijsinspectie | 47 884 | 43 854 | 43 327 | 43 014 | 42 901 | 42 895 | |
20 | Adviesraden | 7 612 | 6 714 | 6 621 | 6 593 | 6 644 | 6 644 | |
01 | Onderwijs | 2 813 | 2 563 | 2 525 | 2 520 | 2 537 | 2 537 | |
02 | Cultuur | 3 126 | 3 245 | 3 203 | 3 182 | 3 207 | 3 207 | |
03 | Wetenschappen | 1 673 | 906 | 893 | 891 | 900 | 900 |
Meerjarenraming uitgaven (x € 1 000) | ||||||||
Artikel | Omschrijving | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
TOTAAL | 27 240 786 | 27 875 302 | 28 167 210 | 28 173 950 | 28 303 833 | 28 391 573 | ||
01 | Primair onderwijs | 7 716 585 | 7 796 497 | 7 817 952 | 7 809 479 | 7 805 220 | 7 794 586 | |
01 | Personele uitgaven | 6 610 120 | 6 690 192 | 6 718 967 | 6 710 083 | 6 709 315 | 6 700 697 | |
02 | Materiële uitgaven | 976 019 | 977 798 | 978 946 | 975 551 | 976 503 | 974 406 | |
03 | Onderwijsverzorging | 61 891 | 67 197 | 68 992 | 74 639 | 70 339 | 70 339 | |
04 | Stimuleringsuitgaven | 17 944 | 15 334 | 11 041 | 11 583 | 11 583 | 11 583 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 16 083 | 16 989 | 15 570 | 14 869 | 14 569 | 14 669 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 28 851 | 23 812 | 19 321 | 17 682 | 17 839 | 17 837 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 5 677 | 5 175 | 5 115 | 5 072 | 5 072 | 5 055 | |
03 | Voortgezet onderwijs | 5 446 000 | 5 686 575 | 5 737 750 | 5 569 907 | 5 521 875 | 5 513 542 | |
01 | Personele uitgaven | 4 686 086 | 4 755 417 | 4 797 603 | 4 780 456 | 4 737 541 | 4 732 577 | |
02 | Materiële uitgaven | 657 230 | 834 020 | 844 826 | 696 106 | 690 911 | 687 543 | |
03 | Onderwijsondersteuning | 52 960 | 50 705 | 49 879 | 47 982 | 47 982 | 47 982 | |
04 | Projectuitgaven | 18 588 | 18 410 | 18 448 | 18 473 | 18 473 | 18 473 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 14 396 | 13 989 | 13 889 | 13 856 | 13 856 | 13 856 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 11 591 | 8 894 | 8 422 | 8 401 | 8 479 | 8 478 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 5 149 | 5 140 | 4 683 | 4 633 | 4 633 | 4 633 | |
04 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 2 783 045 | 2 886 099 | 2 809 858 | 2 810 849 | 2 812 059 | 2 807 426 | |
01 | Secundair beroepsonderwijs en landelijke organen | 2 411 198 | 2 516 198 | 2 452 695 | 2 452 803 | 2 454 076 | 2 449 443 | |
02 | Educatie en inburgering | 250 847 | 244 616 | 245 083 | 245 148 | 245 149 | 245 149 | |
03 | Specifieke stimulering | 89 116 | 91 048 | 98 740 | 99 609 | 99 496 | 99 496 | |
04 | Leren en werken | 13 897 | 21 175 | |||||
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 2 274 | 2 232 | 2 963 | 2 955 | 2 955 | 2 955 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 11 638 | 7 316 | 6 908 | 6 897 | 6 946 | 6 946 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 4 075 | 3 514 | 3 469 | 3 437 | 3 437 | 3 437 | |
05 | Technocentra | 9 156 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
01 | Technocentra | 9 156 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
06 | Hoger beroepsonderwijs | 1 795 648 | 1 823 750 | 1 899 493 | 1 916 238 | 1 932 531 | 1 928 570 | |
01 | Reguliere bekostiging | 1 711 180 | 1 730 601 | 1 785 525 | 1 814 401 | 1 823 533 | 1 819 573 | |
02 | Stimuleringsuitgaven | 72 068 | 75 597 | 96 381 | 84 344 | 91 457 | 91 457 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 1 964 | 8 073 | 8 572 | 8 530 | 8 530 | 8 530 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 4 937 | 4 966 | 4 561 | 4 554 | 4 602 | 4 601 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 5 499 | 4 513 | 4 454 | 4 409 | 4 409 | 4 409 | |
07 | Wetenschappelijk onderwijs | 3 323 352 | 3 366 769 | 3 435 159 | 3 485 637 | 3 514 177 | 3 528 715 | |
01 | Bekostigde instellingen | 3 241 137 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
02 | Gesubsidieerde instellingen | 60 643 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
03 | Stimuleringsuitgaven | 13 168 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
04 | Overige uitgaven | 1 201 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
10 | Reguliere bekostiging | 0 | 3 345 303 | 3 419 179 | 3 471 596 | 3 507 681 | 3 522 729 | |
11 | Stimulerings- en overige uitgaven | 0 | 21 466 | 15 980 | 14 041 | 6 496 | 5 986 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 5 630 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 1 573 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
08 | Internationaal beleid | 17 267 | 15 977 | 15 957 | 16 526 | 16 470 | 16 470 | |
11 | Internationaal onderwijsbeleid | 14 032 | 13 164 | 13 165 | 13 749 | 13 693 | 13 693 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 3 235 | 2 813 | 2 792 | 2 777 | 2 777 | 2 777 | |
09 | Arbeidsmarkt en personeelsbeleid | 168 410 | 217 009 | 310 975 | 310 947 | 310 946 | 311 242 | |
11 | Arbeidsmarkt | 115 267 | 164 681 | 258 952 | 258 949 | 258 949 | 258 949 | |
12 | ZVOO | 47 208 | 46 942 | 46 942 | 46 942 | 46 942 | 46 942 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 2002 | 1 994 | 2 014 | 2 010 | 2 010 | 2 010 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 3 933 | 3 392 | 3 067 | 3 046 | 3 045 | 3 341 | |
10 | ICT | 51 527 | 33 707 | 30 718 | 29 709 | 30 709 | 30 709 | |
02 | Generiek beleid | 50 163 | 33 707 | 30 718 | 29 709 | 30 709 | 30 709 | |
03 | Overige uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 1 364 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Meerjarenraming uitgaven (x € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
11 | Studiefinanciering | 2 871 999 | 3 085 055 | 3 165 705 | 3 269 194 | 3 371 755 | 3 464 532 | |
01 | Relevante basis- en aanvullende beurs | 1 158 448 | 1 060 443 | 1 014 800 | 1 081 274 | 1 258 173 | 1 380 472 | |
02 | Relevante reisvoorziening | 409 997 | 359 113 | 361 312 | 390 186 | 474 623 | 532 223 | |
03 | Relevante overige uitgaven | 44 904 | 45 233 | 47 833 | 50 033 | 52 233 | 54 133 | |
04 | Niet relevante prestatiebeurs(RL63) | 347 600 | 680 600 | 772 100 | 750 200 | 560 800 | 445 300 | |
05 | Niet relevante reguliere rentedragende leningen (RL64) | 846 700 | 872 600 | 903 000 | 930 300 | 957 800 | 983 400 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 63 069 | 65 907 | 65 572 | 66 121 | 67 046 | 67 869 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 1 281 | 1 159 | 1 088 | 1 080 | 1 080 | 1 135 | |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 303 000 | 311 273 | 313 638 | 313 528 | 311 490 | 309 258 | |
01 | TS 17- | 213 800 | 219 800 | 221 100 | 219 100 | 214 800 | 212000 | |
02 | TS 18+ | 15 900 | 15 900 | 15 900 | 15 900 | 15 900 | 15 900 | |
03 | VO 18+ | 55 200 | 57 000 | 58 300 | 60 300 | 62 500 | 63 100 | |
04 | Niet relevante uitgaven | 1 100 | 1 200 | 1 200 | 1 200 | 1 300 | 1 300 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 17 000 | 17 373 | 17 138 | 17 028 | 16 990 | 16 958 | |
13 | Lesgelden | 7 069 | 7 248 | 7 223 | 7 220 | 7 234 | 7 244 | |
40 | Uitvoeringsorganisatie IBG | 7 069 | 7 248 | 7 223 | 7 220 | 7 234 | 7 244 | |
14 | Cultuur | 885 892 | 770 444 | 795 897 | 801 381 | 803 132 | 807 831 | |
01 | Kunsten | 369 700 | 367 063 | 369 806 | 377 712 | 377 862 | 378 932 | |
02 | Letteren en bibliotheken | 52 266 | 55 027 | 66 415 | 66 286 | 67 636 | 67 635 | |
04 | Cultureel erfgoed | 395 557 | 283 767 | 297 150 | 295 070 | 297 224 | 300 224 | |
05 | Overigen | 5 597 | 5 730 | 6 526 | 6 626 | 7 053 | 7 753 | |
42 | Uitvoeringsorganisatie RAD | 14 755 | 14 713 | 14 475 | 14 604 | 14 159 | 14 159 | |
50 | Apparaatsuitgaven Kunsten | 4 589 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
51 | Apparaatsuitgaven Letteren en bib. | 1 024 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
52 | Apparaatsuitgaven Cultureel erfgoed | 2 876 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
53 | Apparaatsuitgaven overigen | 678 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
54 | Apparaatsuitgaven ROB, RDMZ, ICN | 38 850 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
60 | Apparaatsuitgaven | 0 | 44 144 | 41 525 | 41 083 | 39 198 | 39 128 | |
15 | Media | 854 321 | 794 984 | 791 707 | 810 450 | 810 384 | 815 268 | |
01 | Media | 853 774 | 794 647 | 791 506 | 810 305 | 810 239 | 815 123 | |
02 | Zerobase | 547 | 337 | 201 | 145 | 145 | 145 | |
16 | Onderzoek en wetenschappen | 833 384 | 869 319 | 861 249 | 853 361 | 877 014 | 878 849 | |
01 | Onderzoekbestel | 724 449 | 719 702 | 717 529 | 715 489 | 715 639 | 715 574 | |
02 | Specifieke beleidsthema's | 97 495 | 138 490 | 132 575 | 126 740 | 150 240 | 152 140 | |
03 | Coordinatie en samenwerking | 7 678 | 7 252 | 7 312 | 7 329 | 7 329 | 7 329 | |
41 | Uitvoeringsorganisatie CFI | 183 | 266 | 262 | 261 | 264 | 264 | |
50 | Apparaatsuitgaven | 3 579 | 3 609 | 3 571 | 3 542 | 3 542 | 3 542 | |
17 | Nominaal en onvoorzien | – 21 007 | 33 341 | 10 959 | 9 800 | 16 200 | 16 380 | |
01 | Loonbijstelling | 1 993 | 2 200 | 6 600 | 9 800 | 12 900 | 16 380 | |
02 | Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
03 | Nader te verdelen | – 23 000 | 31 141 | 4 359 | 0 | 3 300 | 0 | |
04 | Asielzoekers | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
18 | Ministerie algemeen | 137 085 | 124 062 | 110 411 | 107 513 | 110 489 | 108 809 | |
11 | Bestuursdepartement | 118 426 | 110 370 | 102 652 | 102 054 | 100 830 | 99 450 | |
13 | Uitvoeringsorganisaties overig | 1 000 | 2 700 | 1 400 | – 900 | 3 300 | 3 000 | |
14 | Uitvoeringsorganisaties onverdeeld | 17 659 | 10 992 | 6 359 | 6 359 | 6 359 | 6 359 | |
19 | Inspecties | 50 441 | 46 479 | 45 938 | 45 618 | 45 504 | 45 498 | |
02 | Erfgoedinspectie | 2 557 | 2 625 | 2 611 | 2 604 | 2 603 | 2 603 | |
03 | Onderwijsinspectie | 47 884 | 43 854 | 43 327 | 43 014 | 42 901 | 42 895 | |
20 | Adviesraden | 7 612 | 6 714 | 6 621 | 6 593 | 6 644 | 6 644 | |
01 | Onderwijs | 2 813 | 2 563 | 2 525 | 2 520 | 2 537 | 2 537 | |
02 | Cultuur | 3 126 | 3 245 | 3 203 | 3 182 | 3 207 | 3 207 | |
03 | Wetenschappen | 1 673 | 906 | 893 | 891 | 900 | 900 |
Meerjarenraming ontvangsten (x € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |
TOTAAL | 1 281 870 | 1 335 513 | 1 210 857 | 1 080 873 | 1 132 574 | 1 172 074 | ||
01 | Primair onderwijs | 53 523 | 23 306 | 19 706 | 5 206 | 5 206 | 5 206 | |
90 | Ontvangsten | 53 523 | 23 306 | 19 706 | 5 206 | 5 206 | 5 206 | |
03 | Voortgezet onderwijs | 3 435 | 151 361 | 151 361 | 1 361 | 1 361 | 1 361 | |
90 | Ontvangsten | 3 435 | 151 361 | 151 361 | 1 361 | 1 361 | 1 361 | |
04 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 0 | 81 000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
90 | Ontvangsten | 0 | 81 000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
05 | Technocentra | 9 076 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
90 | Ontvangsten | 9 076 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
06 | Hoger beroepsonderwijs | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 | |
90 | Ontvangsten | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 | |
07 | Wetenschappelijk onderwijs | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | |
90 | Ontvangsten | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | 1 400 | |
08 | Internationaal beleid | 99 | 99 | 99 | 99 | 99 | 99 | |
90 | Ontvangsten | 99 | 99 | 99 | 99 | 99 | 99 | |
09 | Arbeidsmarkt en personeelsbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
90 | Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
10 | ICT | 49 776 | 47 776 | 47 776 | 47 776 | 47 776 | 47 776 | |
90 | Ontvangsten | 49 776 | 47 776 | 47 776 | 47 776 | 47 776 | 47 776 | |
11 | Studiefinanciering | 381 800 | 363 800 | 385 000 | 412 600 | 442 900 | 474 900 | |
90 | Studiefinanciering relevant | 246 100 | 206 100 | 206 000 | 213 000 | 223 400 | 236 200 | |
91 | Studiefinanciering niet relevant | 135 700 | 157 700 | 179 000 | 199 600 | 219 500 | 238 700 | |
12 | Tegemoetkoming studiekosten | 13 200 | 13 200 | 13 200 | 13 200 | 13 200 | 13 200 | |
90 | TS 17- | 4 800 | 4 800 | 4 800 | 4 800 | 4 800 | 4 800 | |
91 | VO 18+ | 8 400 | 8 400 | 8 400 | 8 400 | 8 400 | 8 400 | |
13 | Lesgelden | 221 700 | 191 800 | 204 800 | 210 800 | 213 700 | 219 300 | |
90 | Ontvangsten | 221 700 | 191 800 | 204 800 | 210 800 | 213 700 | 219 300 | |
14 | Cultuur | 104 494 | 3 494 | 7 494 | 494 | 494 | 494 | |
90 | Ontvangsten Kunsten | 1 136 | 136 | 136 | 136 | 136 | 136 | |
91 | Ontvangsten Letteren en bib. | 36 | 36 | 36 | 36 | 36 | 36 | |
92 | Ontvangsten Cultureel erfgoed | 103 322 | 3 322 | 7 322 | 322 | 322 | 322 | |
93 | Ontvangsten overigen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
15 | Media | 319 890 | 264 781 | 256 781 | 271 099 | 266 099 | 266 099 | |
90 | Ontvangsten | 282 136 | 227 000 | 219 000 | 233 318 | 228 318 | 228 318 | |
91 | Zerobase | 37 754 | 37 781 | 37 781 | 37 781 | 37 781 | 37 781 | |
16 | Onderzoek en wetenschappen | 120 885 | 150 912 | 122 656 | 116 254 | 139 755 | 141 655 | |
90 | Ontvangsten | 120 885 | 150 912 | 122 656 | 116 254 | 139 755 | 141 655 | |
17 | Nominaal en onvoorzien | 0 | 42 000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
90 | Ontvangsten | 0 | 42 000 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
18 | Ministerie algemeen | 2 575 | 567 | 567 | 567 | 567 | 567 | |
90 | Ontvangsten | 2 575 | 567 | 567 | 567 | 567 | 567 | |
19 | Inspecties | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
90 | Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
20 | Adviesraden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
90 | Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
BIJLAGE 1. MOTIES EN TOEZEGGINGEN
A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties | ||
---|---|---|
Omschrijving | Ingediend bij | Stand van zaken |
ARBEIDSMARKT EN PERSONEELSBELEID | ||
Onderzoek naar de mogelijkheid om via het toekennen van een bonus, toeslag bovenop het salaris, dan wel via materiële maatregelen een extra impuls te kunnen geven aan het aanpakken van het lerarentekort. | PA [6-11-2003] Begroting OCW Balemans, E.R.M. kamerstuk 29 200 VIII, nr. 60 | De arbeidsmarktknelpunten zijn in het VMBO relatief het grootst. Om het werken in het VMBO aantrekkelijker te maken is op 13 okto- ber 2004 met het Werkgeversverbond Voort- gezet Onderwijs het convenant«Beloningsdifferentiatie VMBO» gesloten. Op grond van het convenant krijgen scholen met VMBO extra middelen voor gedifferentieerde beloning van (groepen van) personeel. |
Te bevorderen dat er een toeslag komt op het loon voor onderwijzend en ondersteunend personeel op het vmbo en in de grote steden. | PA [12-11-2003] Begroting OCW re- en dupliek Hamer, drs. M.I. Kraneveldt, M. Slob, drs. A. Vendrik, drs. C.C.M. Vlies, ir. B.J. van der kamerstuk 29 200 VIII, nr. 72 | Om het werken in het VMBO aantrekkelijker te maken is op 13 oktober 2004 met het Werkgeversverbond Voortgezet Onderwijs het convenant «Beloningsdifferentiatie VMBO» gesloten. Op grond van het convenant krijgen scholen met VMBO extra middelen voor gedifferentieerde beloning van (groepen van) personeel. Overigens beschikten scholen al over ruimte om vanuit decentrale budgetten een bonus of toelage te geven. |
BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE | ||
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat in de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten zowel de RMC's als de leerplichtambtenaren een belangrijke rol hebben; overwegende, dat de RMC's en de leerplichtambtenaren veelal met dezelfde personen en dezelfde problemen te maken hebben; overwegende, dat het voor een succesvolle bestrijding van voortijdige schooluitval van groot belang is om deze functies goed op elkaar af te stemmen; vraagt de regering – in overleg met de gemeenten – de mogelijkheden te onderzoeken om het werk van de RMC's en de leerplichtambtenaren zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en de Kamer hierover nader te rapporteren. | PA [7-10-1999] Voortijdig schoolverlaten, Rabbae, M.kamerstuk 26 695, nr. 6 | In het najaar van 2005 ontvangt de Tweede Kamer het wetsvoorstel inzake de invoering van het onderwijsnummer. De gevraagde nadere rapportage maakt deel uit van de toelichting op dit wetsvoorstel. |
Verzoekt de regering zo spoedig mogelijk de per 1 januari 2005 over te hevelen middelen voor inburgering tot het moment van invoering van het nieuwe beleid te verdelen op basis van de verdelingssystematiek van de educatie (zoals voor 2004) en uiterlijk 1 december 2004 de Kamer een voorstel te doen toekomen voor een zorgvuldige overgangsregeling voor de bve-sector. | PA [9-11-2004] Begroting OCW 2005 Vries, mr.drs. J.M. de (CDA)kamerstuk 29 800 VIII, nr. 45 | De motie is afgedaan bij brief van 12 novem- ber 2004 (kamerstuk 29 800 VIII, nr. 126) inzake de verdeling oud-educatiemiddelen. |
Verzoekt de regering te bevorderen dat de middelen die gemeenten ontvangen voor volwassenenonderwijs en alfabetisering ingezet worden voor het doel waarvoor ze gegeven zijn. | PA [9-11-2004] Begroting OCW 2005 Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 55 | Is afgedaan met brief van 9 juni 2005 (kamerstuk 29 800 VIII, nr. 226) inzake de monitor alfabetisering 2003–2004 + reactie op motie Lambrechts 29 800 VIII, nr. 55 |
De regering wordt verzocht te onderzoeken of het criterium arbeidsmarktperspectief bij het starten en instandhouden van opleidingen voldoende gewicht krijgt en de Tweede Kamer daarover binnen een half jaar te rapporteren. | PA [27-9-2004]Koers BVE Mosterd, dr. A. kamerstuk 27 451, nr. 36 | Is afgedaan bij brief van 25 mei 2005 (kamerstuk 27 451, nr. 43) inzake besturingsfilosofie en arbeidsmarktperspectief in de bve-sector. |
De regering wordt verzocht in aanvulling op KOERS BVE explicieter aan te geven hoe zij haar eigen bestuurlijke rol en verantwoordelijkheden ziet in relatie tot het functioneren van de bve-instellingen en de participatie van het bedrijfsleven, zeer speciaal het MKB; en verzoekt bij de verdere uitwerking van KOERS BVE duidelijkheid te verschaffen over de bestuurlijke status van de regionale afspraken. | PA [27-9-2004] Koers BVE Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 27 451, nr. 37 | De motie is afgedaan met de brief over Governance van 7 juli 2005 (kamerstuk 30 183, nr. 1). |
Op 14 april heeft de Tweede Kamer met de Minister-President debat gevoerd over waarden en normen in de Nederlandse samenleving. Tijdens dit debat is een motie ingediend die de regering verzoekt de Tweede Kamer een voorstel te doen toekomen voor het mogelijk maken van een leer/werkplicht voor jongeren tot 23 jaar. | 14 april 2005. Debat Tweede Kamer met Minister-President over waarden en normen in de Nederlandse samenlevingAartsen, J.J. van Dittrich, mr. B.O. Rouvoet, mr. A. Verhagen, drs. M.J.M. Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 454, nr. 8 | De motie is uitgevoerd met brief van 19 april 2005 (kamerstuk 26 695, nr. 11) en 26 april 2005 (kamerstuk 26 695, nr. 22) inzake leer/werkplicht voor jongeren tot 23 jaar. |
DIRECTIE CULTUREEL ERFGOED | ||
De regering wordt opgedragen de resterende middelen (€ 40 miljoen) die nodig zijn voor de restauratie van kanjermonumenten in de loop van 2005 beschikbaar te stellen zodat genoemde restauraties kunnen worden afgerond. | PA [22-11-2004] Notaoverleg Cultuurnota Vroonhoven-Kok, mr.drs. J.N. vankamerstuk 29 800 VIII, nr. 117 | Tijdens het debat over de voorjaarsbegroting eerder dit jaar zegde minister Zalm van Financiën de Tweede Kamer toe dat indien er enige ruimte is bij de najaarsnota, dat de afdoening van deze motie en van de hier mee samenhangende motie bovenaan zijn lijst staan. |
De regering wordt opgedragen in 2005 en volgende jaren bij voorrang geldmiddelen beschikbaar te stellen om de totale restauratieachterstand van monumenten in 2011 weg te werken en daarover de Kamer geregeld te informeren. | PA [13-12-2004] Wetgevingsoverleg inzake moties en amendementen Cultuurnota en Cultuurdeel OCW-begroting d.d. 8 december 2004 Vroonhoven-Kok, mr.drs. J.N. vankamerstuk 29 800 VIII, nr. 137 | Op 4 mei 2005 zond staatssecretaris Van der Laan het «rapport effectmeting middelen betreffende restauratie van rijksmonumenten» naar de Tweede Kamer (kamerstukken 2004–2005, 29 800 VIII, nr. 206). Het rapport geeft een modelmatige bewerking van de restauratieachterstand zoals die bij de behoefteraming monumentenzorg 2001 werd gemeten. Modelmatige bewerkingen van gedateerde gegevens aan de hand van aannames dragen het risico in zich van de creatie van een beeld dat niet (geheel) in overeenstemming is met de werkelijke situatie. Daarom is het nodig periodiek de meetgegevens te verversen; dit zal nog in 2005 plaatsvinden. De Tweede Kamer wordt daar eind 2005 over geïnformeerd. |
De regering wordt verzocht er naar te streven op korte termijn het indemniteitspercentage voor tentoonstellingen bij musea op te hogen tot 100%. | PA [13-12-2004] Wetgevingsoverleg inzake moties en amendementen Cultuurnotaen Cultuurdeel OCW-begroting d.d. 8 december 2004 Dittrich, mr. B.O.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 138 | In het voorjaar van 2005 kwamen de mini- steries van OCW en Financiën overeen dat het per 01-01-05 reeds opgehoogde indem- niteitspercentage (maximaal 10%) verder kon worden verhoogd naar maximaal 30 procent. Naar aanleiding van de evaluatie in 2007 van de nieuwe Subsidieregeling bruiklenen indemniteit 2005 zal de hoogte van het indemniteitspercentage opnieuw ter sprake komen. |
FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN | ||
De Kamer, gehoord de beraadslagingen, overwegende dat de regering op koers ligt met de hervormingsagenda die moet leiden tot meer werk, minder regels en een grotere participatie van burgers; van mening dat op onderdelen de hervorming aan kracht en effect kan winnen; verzoekt de regering de volgende wijzigingen in de begroting voor 2005 en volgende jaren aan te brengen:• niet te bezuinigen op het onderwijsachterstandenbeleid door dit budget gericht in te zetten voor vroeg en voorschoolse educatie (VVE, schakelklassen en vmbo-begeleiding, geen collegegeldverhoging door te voeren en het hoger onderwijs voor 30+ studenten en niet-EU studenten te blijven financieren;• het filmstimuleringsbeleid voort te zetten en de bezuinigingen op het cultuurbudget terug te brengen;• dit alles structureel te dekken uit het bij de Handelingen te voegen financieringsvoorstel, en gaat over tot de orde van de dag. | PA [28-9-2004] Algemene Politieke Beschouwingen (APB) Aartsen, J.J. van Dittrich, mr. B.O. Verhagen, drs. M.J.M.kamerstuk 29 800, nr. 4 | Motie is uitgevoerd met brief van 29 oktober 2004 (kamerstuk 29 800 VIII, nr. 26) inzake nota van wijziging begroting OCW 2005. |
HOGER ONDERWIJS | ||
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de verschillen in bekostiging tussen het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo) niet altijd even helder zijn; overwegende, dat dit aanleiding geeft tot onnodige verwarring over de toereikendheid van de bekostiging; overwegende, dat de bestuurlijke, onderwijskundige en internationale ontwikkelingen gericht zijn op verdere samenwerking en harmonisatie van titelatuur; verzoekt de regering om een nadere analyse van de bekostigingsstelsels van het hbo en wo en een daaraan gerelateerd onderzoek naar de wenselijkheid om op termijn te komen tot een bekostigingsstelsel voor hbo en wo, voor de onderwijscomponent. | PA [10-11-1999] OCW-begroting 2000Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 26 800 VIII, nr. 38 | Staatssecretaris Rutte heeft in de beleidsbrief financiering in het hoger onderwijs van 29 oktober 2004 (kamerstuk 29 853, nr. 1) zijn voornemens over de instellingsbekostiging, collegegeldsystematiek en studiefinanciering voor het HO geformuleerd. Deze zijn op 9 december 2004 in een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer besproken. |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat meer autonomie/zelfregie voor de instellingen een belangrijk onderdeel van de beleidsvoorstellen in het HOOP 2000 is; van mening, dat om het evenwicht te bewaren tussen de positie van instellingen en van studenten, bescherming en zo nodig aanscherping van de zeggenschap van studenten een voorwaarde voor vergroting van de autonomie van de instelling is – hetgeen te weinig in het voorgestelde HOOP 2000 aangegeven wordt; verzoekt de regering om de Kamer binnen een aantal maanden, in overleg met de studentenorganisaties, voorstellen te doen om de rechtspositie van studenten formeel en structureel nader vorm te geven bijvoorbeeld via wetgeving – waarbij onder andere wordt aangesloten bij de bestaande klachtenregeling van de Algemene Wet Bestuursrecht en ernaar wordt gestreefd dat er per instelling een onafhankelijke ombudsman is om de studenten te adviseren en te ondersteunen. | PA [24-1-2000] HOOP 2000, Hamer, drs. M.I.kamerstuk 26 807, nr. 4 | De Tweede Kamer is geïnformeerd op 11 augustus 2005 (kamerstuk 29 853, nr. 24) |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat de omzetting van de bestaande opleidingen van bachelor-masteropleidingen nog lang niet is voltooid; voorts constaterende, dat sprake is van wildgroei van opleidingen in ons land wat de transparantie van het opleidingenaanbod in de weg staat; van mening, dat alle betrokkenen gebaat zijn bij de invoering van brede bachelors in het hoger beroepsonderwijs waarbinnen studenten diverse keuzemogelijkheden hebben; verzoekt de regering om reeds in 2003 voorbereidingen te treffen voor het bevorderen van de invoering van brede bacheloropleidingen in het hbo. | PA [14-11-2002] Begrotingsbehandeling OCW Joldersma, dr. F.kamerstuk 28 600 VIII, nr. 58 | De Tweede Kamer is geïnformeerd op 11 augustus 2005 (kamerstuk 29 853, nr. 24) |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de kwaliteit van de disciplinaire scholing in het hoger onderwijs gewaarborgd moet zijn, ook na de overgang naar een bachelor-masterstructuur; van mening, dat er een risico is voor de kwaliteit van de disciplinaire vorming ten gevolge van de verbreding van het curriculum en het handhaven van de totale studieduur op vier jaar; verzoekt de minister als uit de accreditatie blijkt dat de kwaliteit van de masteropleiding ontoereikend is wegens de eenjarige duur van die masteropleiding, een wettelijke verlenging van de masterfase van een naar twee jaar voor te bereiden en de bekostiging en de studiefinanciering daarop aan te passen. | PA [24-1-2002] Bachelor master, Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 28 024, nr. 43 | De Tweede Kamer is geïnformeerd op 11 augustus 2005 (kamerstuk 29 853, nr. 24) |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat studenten met een handicap nog diverse belemmeringen ondervinden in het studeren ten gevolge van die handicap; constaterende, dat de uitval die daardoor ontstaat, ver boven het gemiddelde uitvalpercentage ligt, een constatering die dwingt tot een daadkrachtig beleid om deze belemmeringen zo snel mogelijk op te heffen; constaterende, dat er bij gelegenheid van de begrotingsbehandeling voor het dienstjaar 2004 weliswaar door amendering aanzetten toe zijn gegeven, maar dat deze structureel moeten doorwerken en planmatig moeten worden ingezet; verzoekt de regering een plan van aanpak op te stellen, uiteraard in samenspraak met de betrokken instellingen en gehandicaptenorganisaties, waaruit blijkt hoe de gesignaleerde belemmeringen naar vermogen worden opgelost en dat tegelijk met de komende begroting aan de Kamer voor te leggen. | PA [14-4-2004] Stemmingen HOOP (29 410) Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 410, nr. 13 | De motie is uitgevoerd met brief van 11 juli 2005 (kamerstuk 29 410, nr. 31) |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat een tweejarige hbo-opleiding voorziet in een behoefte van het MKB en het onderwijsaanbod voor de studenten vergroot; overwegende, dat tweejarige opleidingen ook in het kader van een leven lang leren aantrekkelijk zijn voor werkenden; overwegende, dat in Europa meerdere landen bezig zijn met het instellen van een korte beroepsopleiding die deel uitmaakt van de bachelor masterstructuur; van mening, dat deze tweejarige opleidingen, als «associate degree», ingepast moeten kunnen worden in een bachelor; verzoekt de regering het aanbieden van tweejarige studietrajecten mogelijk te maken. | PA [27-4-2004] Stemmingen moties HOOP 2004.Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 29 410 nr. 12 | De beleidsreactie op rapport «Kort en goed? Verkenning invoering korte programma's in het hoger beroepsonderwijs» is op 20 juni 2005 (kamerstuk 29 410, nr. 30) naar de Tweede Kamer gezonden. |
De Kamer gehoord de beraadslaging, overwegende, dat met het aannemen van motie 29 410, nr. 4 fiat is gegeven aan een modernisering van de Wet op het hoger onderwijs, het stelsel van studiefinanciering en de bekostiging van de desbetreffende instellingen; constaterende, dat bekostiging middels leerrechten en vraagsturing stimuleert en in de notitie «Naar een nieuwe wet op het hoger onderwijs en onderzoek» de bijbehorende contouren worden geschetst waarmee de onderwijsbehoefte kan worden ingevuld door autonome instellingen met een politieke en maatschappelijke verantwoordingsplicht; verzoekt de regering deze elementen tot een nieuwe wet voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek uit te werken en waarin tevens wordt verwerkt: a) een aanzet tot een systeem van (inter)nationale kwaliteitsclassificatie (ranking);b) een meerjarige, voorspelbare basisbekostiging;c) een openbare transparante bestuurlijke verantwoording van publieke en private middelen; verzoekt de regering deze in 2005 naar de Kamer te zenden, opdat de beoogde modernisering middels de nieuwe wet 15 jaar na inwerkingtreding van de vigerende wet op het hoger onderwijsin 2007 effectief wordt. | PA [13-6-2005] Notaoverleg wetgevingsnotitie hoger onderwijs en onderzoek Visser, A.P.kamerstuk 29 853, nr. 19 | Het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en onderzoek zal in het voorjaar 2006 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Wat de drie afzonderlijke punten in deze motie betreft het volgende: a. (Inter)nationale kwaliteitsclassificatie Voor het internationale aspect wordt verwezen naar de brief van 13 juni 2005 (kamerstuk 22 452, nr. 21). Verder zal in het kader van de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en onderzoek er voor worden gezorgd dat instellingen zodanige informatie verschaffen over de kwaliteit van het onderwijs dat derden op basis daarvan kunnen komen tot een goede vergelijking. b. Meerjarige, voorspelbare basisbekostiging Er zal een onderzoek komen naar de onderwijsopslag (Basis bekostiging), waarin naast het meerjarige karakter daarvan de mogelijke criteria voor perio- dieke herverdeling word meegenomen, zoals kwaliteit en rendement. c. Publiek en privaat De Tweede Kamer is bij brief van 20 juli 2005 kamerstuk 28 248, nr. 84, geïnformeerd over de manier waarop de tran- sparante bestuurlijke verantwoording van de besteding van publieke en private middelen in het bekostigde hoger onderwijs wordt bereikt. Daarmee is dit deel (c) van de motie afgedaan. |
MEDIA, LETTEREN EN BIBLIOTHEKEN | ||
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de regering pas over tien jaar de volledige Nederlandse ondertiteling van de publieke en commerciële netten zal realiseren; verzoekt de regering, binnen vijf jaar de Nederlandse ondertiteling van de publieke en commerciële netten te realiseren. | PA [20-1-2000] Wetsvoorstel tot wijziging van de mediawet ivm de invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroepStellingwerf, D.J.kamerstuk 26 660, nr. 73 | In het voorjaar van 2006 zal de algemene maatregel van bestuur in werking treden aangaande de ondertiteling bij de publieke en commerciële netten. |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat voor de ontwikkeling van digitale ethertelevisie en digitale etherradio industriepolitieke maatregelen nodig zijn; overwegende, dat de door de Kamer gewenste voorwaarden die voor DVB-T nodig zijn om zich tot een concurrent van de kabel te ontwikkelen in onvoldoende mate aan de veiling kunnen worden verbonden; overwegende, dat de door de Kamer gewenste koppeling tussen T-DAB en FM-frequenties die noodzakelijk is voor de voorspoedige ontwikkeling van digitale radio niet door het kabinet wordt uitge- voerd; overwegende, dat snelheid bij de uitgifte van etherfrequenties geboden is omdat andere infrastructuren zich ook in een snel tempo ontwikkelen en op korte termijn competitie voor de kabel nodig is; verzoekt het kabinet direct na de zomer voor de verdeling van T-DAB en DVB-T in plaats van een veiling de vergelijkende toets toe te passen. | PA [28-6-2000] Frequentiebeleid, Zuylen, M.M. vankamerstuk 24 095, nr. 44 | Eind 2004 is bovenstaande motie met brief «Digitale Radio» kenmerk TP/OT/5013703 door Economische Zaken afgedaan (kamerstuk 26 643, nr. 60). |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de afgelopen jaren zowel op regionaal, landelijk als internationaal niveau zich verschillende mediaconcentraties hebben voorgedaan; overwegende, dat door deze en toekomstige mediaconcentraties de pluriformiteit in het aanbod van media tot vervlakking kan leiden; overwegende, dat juist een pluriform aanbod bijdraagt aan meningsvorming van burgers binnen een democratisch stelsel; overwegende, dat de huidige toetsingsinstrumenten bij mediaconcentraties onvoldoende geschikt zijn om op pluriformiteit te toetsen; constaterende, dat aan het Commissariaat van de media reeds is opgedragen om mediaconcentraties te monitoren; verzoekt de regering onderzoek te verrichten naar de totstandkoming van anti-concen- tratiewetgeving en een toezichthoudende rol van het Commissariaat van de media op het gebied van mediaconcentraties met pluriformiteit als criterium. | PA [26-11-2001] Mediabegroting 2002,Wagenaar, dr. M.kamerstuk 28 000 VIII, 31 | De motie is uitgevoerd met brief van 13 december 2004 (kamerstuk 29 692, nr. 2) over het kabinetsvoornemen inzake dagbladconcentratieregeling en wijziging crossownership-regeling. |
De Kamer, gehoord de beraadslaging,• dat de pluriformiteit in de pers van groot belang is voor het functioneren van de democratie;• dat het aantal in Nederland verschijnende (zelfstandige) dag- en nieuwsbladen kleiner wordt en is van mening;• dat het aspect pluriformiteit in de pers momenteel onvoldoende wordt gewogen bij de beoordeling van fusie- en/of overnameplannen;• dat beleid ter voorkoming van een verdere verschraling van het persaanbod gewenst is;• dat fiscale en andere instrumenten, gericht op uitgevers, redacties en lezers van dag- en nieuwsbladen daarbij van belang kunnen zijn; roept het kabinet op, op korte termijn te komen tot een plan van aanpak tot behoud en bevordering van de pluriformiteit in de pers. | PA [26-11-2001] Mediabegroting 2002Atsma, J.J.kamerstuk 28 000 VIII, 29 | De motie is uitgevoerd met brief van 18 januari 2005 (kamertuk 29 692, nr. 3) inzake advies van het Bedrijfsfonds voor de pers over de regionale en lokale informatievoorziening via de pers. |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat een aantal landen, waaronder de Verenigde Staten en Zweden, de toegang tot lectuur, literatuur en andere informatie (digitaal of anderszins) voor slechtzienden en andere gehandicapten beter heeft geregeld dan Nederland; verzoekt de regering in beeld te brengen hoe de Nederlandse situatie voor wat betreft toegang tot informatie voor slechtzienden en andere gehandicapten zich verhoudt tot die in de Verenigde Staten en Zweden, zowel in de praktijk als in wet- en regelgeving. | PA [12-11-2003] Begroting OCW re- en dupliek Balemans, E.R.M. Kraneveldt, M. Lambrechts, drs. E.D.C.M. Vries, mr.drs. J.M. de (CDA)kamerstuk 29 200 VIII, nr. 66 | De motie is uitgevoerd met brief van 9 juli 2004 (kamerstuk 28 330, nr. 8) inzake bibliotheekvernieuwing en reorganisatie blindenbibliotheken. |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening, dat een zo snel mogelijke ontwikkeling van digitale etherradio (T-DAB) van belang is om de schaarste in de ether ten behoeve van de radio te verminderen; constaterende, dat het kabinet heeft toegezegd, bij de definitieve verdeling in 2003 voldoende ruimte voor de ontwikkeling van T-DAB te verdisconteren; verzoekt de regering al het komend jaar minimaal 1 mln euro beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling van T-DAB. | PA [14-3-2002] FrequentiebeleidNicolai, mr.drs. A.kamerstuk 24 095, nr. 96 | Eind 2004 is bovenstaande motie met brief «Digitale Radio» kenmerk TP/OT/5013 703 door Economische Zaken afgedaan (kamerstuk 26 643, nr. 60). |
Motie over vergoeding openbaarmaking programma's publieke omroep. | PA [1-3-2005] Motie 29 800 VIII, nr. 172 (gewijzigd), Örgü/Atsma over extra kosten voor doorgifte en auteursrechten van publieke omroepprogramma's | De motie is uitgevoerd met de brief van 3 mei 2005 (kamerstuk 29 800 VIII, nr. 203) over vergoeding openbaarmaking programma's publieke omroep via de kabel. |
De Kamer constaterende, dat de publieke omroepafstand wil doen van de zogenaamde «nuloptie», door aan kabelbedrijven een vergoeding te gaan vragen voor openbaarmaking van zijn programma's; verzoekt de regering in aanstaande besprekingen met de Europese Commissie over de structurele rijksbijdrage aan de publieke omroep, het standpunt in te nemen en uit te dragen dat de nuloptie niet kan worden beschouwd als concurrentievervalsing; verzoekt de regering tevens te bewerkstelligen dat de bestaande «nuloptie» onverkort en ongewijzigd wordt gehandhaafd zolang niet onomstotelijk vast staat dat deze in strijd is met de Europese regelgeving. | PA [30-6-2005] Doorgifte publieke omroep via de kabel Dam, M.H.P. van Örgü, F.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 239 | Staatssecretaris Van der Laan zal in najaar 2005 de Tweede Kamer een reactie sturen. |
ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID | ||
Verzoek aan de regering na te gaan hoe de relatief hoge matchingsverplichtingen kunnen worden verlicht. | PA [9-11-2004] Begroting OCW 2005Azough, N. Joldersma, dr. F. Kraneveldt, M. Lambrechts, drs. E.D.C.M. Slob, drs. A. Tichelaar, J. Vergeer-Mudde, F. Visser, A.P. Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 800 VIII, nr. 47 | De motie is uitgevoerd met de brief van 24 maart 2005 over matching vertegenwoordigen financiers van 2e en 3e geldstroom onderzoek (kamerstuk 29 338, nr. 32). |
PRIMAIR ONDERWIJS | ||
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat in Koers PO en Koers VO een heldere visie ont- breekt op de bestuurlijke verhoudingen tussen de overheid (Rijk, provincies en gemeenten) en het onderwijs, tevens overwegende dat het ontbreken van een dergelijke visie leidt tot enerzijds onduidelijkheid en onzekerheid voor schoolbesturen en anderzijds tot het overbodig beheersen, controleren en regelen door de overheid. De Kamer verzoekt de regering om bij de uitwerking van Koers PO en Koers VO een visie op de bestuurlijke verhoudingen te ontwerpen en daarbij helderheid te geven over de verantwoordelijkheden, kaders en doelen voor de belangrijkste actoren in het primair en voortgezet onderwijs en gaat vervolgens over tot de orde van de dag. | PA [4-10-2004] Koers PO en Koers VOBalemans, E.R.M. Hamer, drs. M.I. Slob, drs. A. Vergeer-Mudde, F. Vlies, ir. B.J. van der Vries, mr.drs. J.M. de (CDA)kamerstuk 29 800 VIII, nr. 8 | De Tweede Kamer is bij brief van 7 juli 2005 (kamerstuk 30 183, nr. 1) geïnformeerd. |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen en van oordeel zijn dat daarom een actieve betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling en vorming van hun kinderen in de school noodzakelijk is, het oordeel dat bestuur en medezeggenschap van ouders in de school bijdraagt aan de gewenste betrokkenheid en verantwoordelijkheidsverdeling tussen ouders en de school voor de ontwikkeling en vorming van hun kinderen, spreekt uit dat het gewenst is dat de verantwoordelijk van ouders in het bestuur en medezeggenschap van scholen in het primair en voortgezet onderwijs geborgd en waar nodig versterkt wordt en gaat over tot de orde van de dag. | PA [4-10-2004] Koers PO en Koers VOBalemans, E.R.M. Hamer, drs. M.I. Slob, drs. A. Vlies, ir. B.J. van der Vries, mr.drs. J.M. de (CDA)kamerstuk 29 800 VIII, nr. 9 | In het najaar 2005 worden naar aanleiding van deze motie bestuurlijke afspraken gemaakt met de onderwijsorganisaties en landelijke ouderorganisaties in het primair onderwijs. |
De regering wordt verzocht om te onderzoeken of en hoe uitwerking kan worden gegeven aan de voorstellen van de Onderwijsraad om te komen tot kindercentra. Tevens wordt verzocht de mogelijkheden van het «Schotse model» daarbij te betrekken, waarin kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar recht krijgen op een aantal dagdelen bij voorschoolse voorzieningen. | PA [9-11-2004] Begroting OCW 2005; Hamer, drs. M.I.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 38 | Opdracht is aan VWS gegeven. Uitkomst wordt in najaar 2005 verwacht. |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 1 april 2005 te komen met voorstellen voor verregaande vereenvoudiging van indicering en bekostiging van LWOO en LGF. | PA [4-11-2004] Begrotingsbehandeling OCW, Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 58 | De motie werd meegenomen in de uitwer- kingsnotitie naar aanleiding van de evaluatie zorgtrajecten. Deze notitie op 29 april 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd (kamerstuk 21 860, nr. 81). |
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat in het onderwijsveld grote bezwaren bestaan tegen de verplichte toets voor 4–6 jarigen, tevens overwegende dat de toets geen meerwaarde kan opleveren voor de bekostiging van scholen, noch voor het afmeten van de prestaties van de school. De regering verzoekt in de komende jaren de geraamde middelen voor toetsen in te zetten voor het taalonderwijs. | PA [6-11-2003] Begroting OCW Hamer, drs. M.I. Kraneveldt, M. Slob, drs. A. Vendrik, drs. C.C.M. Vergeer-Mudde, F. Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 200 VIII, nr. 49 | In het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 23 juni 2005 over de nieuwe gewichtenregeling basisonderwijs, is afge- sproken dat er voorlopig geen taaltoets komt. Wel worden er pilots taaltoetsen/taalonder- wijs ontwikkeld. Een deel van de voor de toetsen geraamde middelen zullen hiervoor de komende jaren worden ingezet; een ander deel van die middelen kan de komende jaren worden ingezet voor het opvangen van de negatieve herverdeeleffecten van de beoogde nieuwe gewichtenregeling. |
TOEZICHT- EN HANDHAVINGSBELEID | ||
De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoek de regering voor zorg te dragen dat oorspronkelijke toezichthoudende kerntaken van de Inspectie van het Onderwijs conform de wet «WOT» worden vervuld. | PA [4-11-2004] Begrotingsbehandeling OCW, Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 57 | Minister van der Hoeven heeft haar reactie op de motie gegeven tijdens de behandeling van de OCW-Begroting 2005. Daarmee is de motie afgedaan. |
VOORTGEZET ONDERWIJS | ||
De Kamer, gehoord de beraadslaging, van oordeel, dat de intentie van het wetsvoorstel decentralisatie vervangingsuitgaven en wachtgelduitgaven vo steun verdient; van oordeel, dat er door de cumulatie van maatregelen de komende twee jaar nog veel onzeker- heden bij de ontwikkeling van het aantal wachtgelders zal bestaan; verzoekt de minister de decentralisatie van de wachtgelduitgaven vo onder artikel VIII pas in werking te laten treden op 1 januari 2007. | PA [16-3-2005] Vervolg behandeling wetsvoorstel VO VF/PF Tichelaar, J.kamerstuk 27 744, nr. 18 | De minister voert de motie uit en zal tijdig een inwerkingtredingsbesluit nemen (KB). |
Op korte termijn met een tussen VWS en OCW geïntegreerd beleid komen om kinderen met dyslexie passend te ondersteunen. | PA [12-11-2003] Begroting OCW re- en dupliek Balemans, E.R.M. Hamer, drs. M.I. Kraneveldt, M. Lambrechts, drs. E.D.C.M. Vendrik, drs. C.C.M. Vergeer-Mudde, F. Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 200 VIII, nr. 47 | Hieraan is uitvoering gegeven door het opstellen en het uitvoeren van het «Masterplan dyslexie». De Tweede Kamer is over de vorderingen op de hoogte gehouden. |
B. Door bewindslieden gedane toezeggingen | ||
---|---|---|
Omschrijving | Toegezegd bij | Stand van zaken |
ARBEIDSMARKT EN PERSONEELSBELEID | ||
De staatssecretaris heeft er geen bezwaar tegen als in 2005 wordt geëvalueerd. Op dat moment kan worden besloten of de Wet evenredige vertegenwoordiging al dan niet kan worden ingetrokken. | PA [14-11-2001] Wet evenredige vertegenwoordiging kamerstuk 28 027, nr. 2 | Aan Regioplan Beleidsonderzoek is op 30 mei 2005 opdracht gegeven een vervolgonderzoek uit te voeren. De resultaten zullen eind oktober 2005 beschikbaar komen. De Tweede Kamer wordt eind 2005 geïnformeerd. |
BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE | ||
De Tweede Kamer zal na één jaar (bij de behandeling van de begroting 2006) door staatssecretaris Rutte geïnformeerd worden over het kwaliteitscentrum examinering (KCE) en de examenkwaliteit mbo. | PA [4-2-2004] Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijsen de Wet op het onderwijstoezicht met het oog op verbetering van de kwaliteit van examens van beroepsopleidingen (29 205) | In december 2005 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de examenkwaliteit mbo en het kwaliteitscentrum examinering. |
In de tweede helft van 2005 gaat een vervolg van de beleidsreactie naar de Tweede Kamer betreffende het voorstel van de stuurgroep over het herontwerp kwalificatiestructuur mbo. | UB [21-12-2004] Beleidsreactie op voorstel stuur- groep Kwalificatiestructuur | Uiterlijk in december 2005 ontvangt de Tweede Kamer een brief met de beleidsreactie op het voorstel van de stuurgroep over het herontwerp kwalificatiestructuur mbo. |
Aan de Tweede Kamer zal in juni een notitie over harmonisatie groen onderwijs worden toegestuurd. | PA [24-2-2005]Plan van aanpak Harmonisatie groen onderwijs | De brief wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verstuurd. |
Minister Van der Hoeven zal uitzoeken of het voorkomt dat voortijdig schoolverlaters dubbel worden geteld, omdat zij kort na herplaatsing opnieuw uitvallen. Dit wordt meegenomen in de Voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten2004. | PA [24-2-2005]Voortijdig schoolverlaten en evaluatie RMC-wet | Wordt meegenomen in de voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten, die in najaar 2005 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. |
Staatssecretaris Rutte zegt toe dat de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over het overleg met het ministerie van Justitie betreffende het expertisecentrum voor de begeleiding van Antilliaanse jongeren. | PA [24-2-2005]Voortijdig schoolverlaten en evaluatie RMC-wet | Wordt meegenomen in de Voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten en wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verzonden. |
Minister Van der Hoeven zal schriftelijk ingaan op enkele vragen naar aanleiding van de cijfers in de voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten2004. | PA [24-2-2005]Voortijdig schoolverlaten en evaluatie RMC-wet | De voortgangsrapportage wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd. |
Staatssecretaris Rutte laat het de Tweede Kamer weten, zodra er overeenstemming is met de branche of eventueel dat men er niet uitkomt. In dat laatste geval zal de Tweede Kamer vernemen wat zijn inzet was. | PA [30-3-2005]Gevolg inburgeringsbeleid voor ROC 's Transitietraject inburgeringsbeleid | De brief wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verstuurd. |
Staatssecretaris Rutte zegt toe dat de aanpassingen van het wetsvoorstel inburgeringstelsel, na bestudering van het ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie, zo spoedig mogelijk naar de Tweede Kamer worden gestuurd. | PA [30-3-2005]Gevolg inburgeringsbeleid voor ROC 's Transitietraject inburgeringsbeleid | De brief wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verzonden. |
Staatssecretaris Rutte zal nagaan of de gegevens over de ten gevolge van de bezuinigingen ontstane wachtgeldaanspraken in relatie tot de wachtgeldbudgetten aan de Tweede Kamer kunnen worden geleverd. | PA [30-3-2005]Gevolg inburgeringsbeleid voor ROC 's Transitietraject inburgeringsbeleid | Wordt in najaar 2005 afgedaan. |
Staatssecretaris Rutte zegt toe te komen met een beleidsreactie op het rapport van de commissie-Leijnse over het beroepsonderwijs. | PA [17-3-2005]Leven Lang Leren | Op 30 juni 2005 (kamerstuk 27 417, nr. 9) is gemeld dat de beleidsreactie begin oktober 2005 naar de Tweede Kamer wordt verzonden. |
In het voorjaar zal staatssecretaris Rutte de Tweede Kamer informeren over hoe de instellingen zijn omgegaan met het thema publiek/privaat in het kader van de commissie Rekenschap. | PA [9-12-2004] Beleidsbrief financiering in het hoger onderwijs | De brief wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verzonden. |
De Tweede Kamer ontvangt na de zomer een afschrift van de intentieverklaring die afgesloten wordt met de BVE-Raad. | UB [28-6-2005]BVE sector Medezeggenschap en sturen op regio- nale ambities | In oktober ontvangt de Tweede Kamer een afschrift van de intentieverklaring die afgeslo- ten wordt met de BVE-Raad. |
Staatssecretaris Rutte zegt toe de volgende informatie in december 2005 aan de Tweede Kamer te sturen:• het Examenverslag 2004–2005 van het kwaliteitscentrum examinering• de tevredenheid van het bedrijfsleven over de kwaliteit van de mbo-examens met het oog op het civiel effect van de diploma's• de tevredenheid van instellingen en afnemers over de nieuwe werkwijze van het kwaliteitscentrum examinering, hiertoe zal aan de BVE-Raad, het VNO-NCW en het MKB-Nederland om een reactie gevraagd worden het vervolgonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar het kwaliteitscentrum examinering een beleidsreactie op bovenstaande documenten. | PA [29-6-2005] Kwaliteitsonderzoek KCE | De in de toezegging genoemde documenten worden in december 2005 aan de Tweede Kamer verzonden. |
Het rapport over de VSV 2004 verschijnt na de zomer. Hierbij worden beide definities van VSV betrokken. | PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004 | De Tweede Kamer wordt in oktober 2005 geïnformeerd. |
Leerwerkplan; SO kaart de kwestie van een tekort aan leerwerkplaatsen bij de rijksoverheid aan bij de minister van BZK. De Tweede Kamer wordt hierover schriftelijk geïnformeerd. | PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004 | De Tweede Kamer wordt in december 2005 geïnformeerd. |
De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de uitwerking van de voorstellen in van 1 juli 2005 over leer- en werkplicht voor jongeren tot 23 jaar. | UB [1-7-2005] Leerplicht en werkplicht voor jongeren tot 23 jaar | De Tweede kamer wordt in december 2005 geïnformeerd. |
DIRECTIE CULTUREEL ERFGOED | ||
Inventarisatie cultureel beleggen: De Tweede kamer kan een inventarisatie in het voorjaar tegemoet zien. (28 600 VIII, nr. 92, p. 36, rk). | PA [8-6-2004] Uitvoeringsprogramma «Meer dan de som» (29 314, nr. 3) | De inventarisatie cultureel beleggen zal opgenomen worden in de brief Cultuur en Economie die najaar 2005 aan de Tweede Kamer verzonden wordt. |
Staatssecretaris Van der Laan zal in de tweede helft van 2004 met een rapportage over archeologisch beheer komen. | PA [28-6-2004] Monumentenzorg | De rapportage over archeologisch beheer is gereed. Omdat het onderwerp nauw verband houdt met het erfgoedselectiebeleid en het begin 2006 te verwachten plan van aanpak, zal de rapportage daar bij betrokken worden. De Tweede Kamer is hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht. |
Staatssecretaris Van der Laan zal de Tweede Kamer een plan van aanpak presenteren voor erfgoedselectie, waarin ondermeer het selectiebeleid voor monumentenzorg en archeologie in samenhang wordt gepresenteerd. De in het kader hiervan te ontwikkelen criteria voor herselectie zullen te zijner tijd aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. | PA [28-6-2004] MonumentenzorgUB [7-6-2004] Nieuw beleid monumentenzorgPA [13-12-2004] Wetgevingsoverleg inzake moties en amendementen Cultuurnotaen Cultuurdeel OCW-begroting d.d. 8 december jl | Staatssecretaris Van der Laan stuurde begin juni 2005 een brief aan de Tweede Kamer over de stand van zaken met betrekking tot het erfgoedselectiebeleid (kamerstuk 29 314, nr. 14). Na ontvangst van de twee adviezen van de Raad voor Cultuur over dit program- ma zal de staatssecretaris – zoals aangekondigd in Meer dan de Som haar standpunt op het raadsadvies formuleren in de vorm van een plan van aanpak voor het selectiebeleid, dat naar verwachting in december 2005 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt mede namens haar ambtsgenoot van Justitie, toe te streven naar ratifi- catie van het UNESCO-verdrag van 1970. De Tweede Kamer zal een wetsontwerp ter implementatie van dit verdrag worden voorgelegd. | UB [19-7-2004] Onderzoek bezwaren tegen bekrachtiging van het UNIDROIT-verdrag | Tijdens het Algemeen Overleg «Onderzoek bezwaren bekrachtiging Unidroit» van eind april 2005 zegde de staatssecretaris toe dat eind 2005 het wetsvoorstel betreffende de bescherming van het cultureel erfgoed naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. |
Staatssecretaris Van der Laan heeft de Tweede Kamer toegezegd met een visie te komen over cultuur en economie met inbegrip van het thema mecenaat in relatie tot de onafhankelijkheid van de cultuurinstel- lingen. Zij zal hierbij de Academie van fondsenwerven meenemen. | PA [22-11-2004] Notaoverleg Cultuurnota en Wetgevingsoverleg onderdeel Cultuur van de begroting OCW 2004 | Staatssecretaris Van der Laan zal in het najaar van 2005 de brief «Cultuur en economie» aan de Tweede Kamer sturen. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe de Tweede Kamer na 1 januari 2006 te informeren over een definitief voornemen aangaande de nieuwe opzet van het archiefonderwijs. | UB [13-5-2005]Evaluatie Stichting Archiefschool | Met betrekking tot de nieuwe opzet van het archiefonderwijs zal het Nationaal Archief in samenspraak met het archiefveld en de Stichting Archiefschool nieuwe diploma-eisen gaan formuleren om een opleiding te creëren die beter aansluit bij de eisen van de praktijk. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt mede namens de minister voor BVK toe, begin 2006 met de visienota over archiefbeheer te komen. | PA [26-5-2005]Rapport Rijksarchiefinspec- tie Een dementerende over- heid | De voorbereidingen van de visienota zijn in volle gang. Het ministerie van BVK is hierbij nauw betrokken. De Tweede Kamer wordt in voorjaar 2006 geïnformeerd. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe dat zij mede namens de minister van BVK de Tweede Kamer inzicht zal geven in de huidige plannen van aanpak van de ministeries over digitaal informatiebeheer. | PA [26-5-2005]Rapport Rijksarchiefinspec- tie Een dementerende over- heid | De minister voor BVK en staatssecretaris Van der Laan bereiden een overzicht voor dat dit najaar naar de Tweede Kamer gestuurd wordt. |
Staatssecretaris Van der Laan zal samen met de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie in het najaar van 2005 de Tweede Kamer een brief sturen over de database voor gestolen cultuurgoederen, zodat deze besproken kan worden bij de begrotingsbehandeling voor het jaar 2006. | PA [28-4-2005]Onderzoek naar bezwaren tegen bekrachtiging van het Unidroit-verdrag (UNESCO) betreffende de internationale terugkeer van gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen | De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2005 geïnformeerd. |
FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN | ||
Bezien wordt hoe koppelingen en verwijzingen kunnen worden aangebracht tussen bijvoorbeeld het Jaarverslag en Bestel in Beeld. | PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004 | De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2006 geïnformeerd. |
Volgend jaar wordt nader ingegaan op de exacte verdeling van de enveloppemiddelen over de verschillende artikelonderdelen van de begroting. | PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004 | De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2006 geïnformeerd. |
HOGER ONDERWIJS | ||
Minister Hermans heeft de Tweede Kamer toegezegd zichtbaar te maken wat de effecten zijn (kwantitatief en kwalitatief) van het afgesloten convenant met de HBO-Raad over de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs. | PA [28-6-2001]Leraren en lerarenopleiding, kamerstuk 23 328, nr. 75 | De Tweede Kamer is middels het Jaarverslag van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over 2002 (Kamerstuk 28 880 nr. 16) geïnformeerd over de effecten van het convenant dat de minister op 18 juni 2001 met de HBO-raad over de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs heeft gesloten, voor zover deze effecten zich in het verslagjaar hebben voorgedaan. In het eerste aan de Tweede Kamer te presenteren jaarverslag na ontvangst van de eindverslagen van de instellingen (juli 2005) zal de finale duiding van de effecten weergegeven kunnen worden. |
De Tweede Kamer ontvangt zo spoedig mogelijk (staatssecretaris Rutte gaat uit van september 2005) de uitwerking van het voorstel van het Committee Review Degrees voor de Nederlandse graden. | UB [27-6-2005]Rapport Committee Review Degrees (titulatuur) | Eind augustus vond bestuurlijk overleg plaats (25/8 VSNU en 31/8 HBO-raad), om de beleidsreactie op het voorstel van de Committee Review Degrees te bespreken. De beleidsreactie wordt in september naar de Tweede Kamer gezonden. |
INTERNATIONAAL BELEID | ||
De Raad voor Cultuur geeft aan, in zijn advies van 30 juni jl. over het internationale cultuurbeleid, een regeringsbreed cultureel exportprogramma met grotere betrokkenheid van het ministerie van Econo- mische Zaken wenselijk te achten. Op incidentele basis bestaat zulke samenwerking al, maar staatssecretaris Van der Laan wil graag de mogelijkheden tot versterking daarvan samen met haar collega's van Economische Zaken verder verkennen. | PA [24-11-2003] Begrotingsbehandeling Cultuur | Het ministerie van OCW is hierover in gesprek met Economische Zaken. Voor het kerstreces 2005 zal de staatssecretaris de toezegging afhandelen in de nota Cultuur en Economie die aan de Tweede kamer gestuurd zal worden. |
MEDIA, LETTEREN EN BIBLIOTHEKEN | ||
Staatssecretaris Van der Ploeg zegt toe de commerciele omroepen te vragen in hoeverre zij bereid zijn de ondertiteling voor doven en slechthorenden te verzorgen en als dat niet past in de doelstelling, dan percentages via het Mediabesluit voor te schrijven. | PA [18-1-2000] Concessiewet, kamerstuk 26 660 | De AMvB wordt voorbereid. Het eerste concept zal worden voorgelegd aan het Commissariaat voor de Media. In het voor- jaar van 2006 zal de AMvB in werking treden. |
Staatssecretaris Van Leeuwen zegt toe de Tweede Kamer in te lichten over het verloop van de pilots en over het vervolg van de media-educatie. | PA [25-11-2002] Begrotingsdeel Media 2003PA [22-11-2004] MediabegrotingPA [23-6-2004] Bezuiniging Mediabegroting | De Raad voor Cultuur heeft laten weten aan staatssecretaris Van der Laan dat het advies in juli 2005 gereed is gekomen. Naar aanlei- ding van dit advies zal er een brief aan de Tweede Kamer verzonden worden in najaar 2005. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe te bevorderen dat het kabinet zo snel mogelijk een reactie geeft op het rapport van de Commissie Switch Off. | PA [8-9-2003]Wijziging van de Mediawet (het vervallen van de ver- spreidingsbeperking voor de programma's van lokale en regionale omroepinstellin- gen, wijziging van de door- gifteplicht via omroepnet- werken van de programma's van lokale omroepinstellin- gen, alsmede wijziging van bepalingen inzake program- maraden) (28 639) | Begin juli heeft staatssecretaris Van der Laan met de minister van economische zaken gesproken over de uitgangspunten aangaande het kabinetsstandpunt. In september zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de stand van zaken aangaande Switch Off. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe in het kader van de Switch Off te bekijken hoe de problematiek opgelost kan worden van het platteland en de huishoudens die niet zijn aangesloten op de kabel. | PA [8-9-2003]Wijziging van de Mediawet (het vervallen van de ver- spreidingsbeperking voor de programma's van lokale en regionale omroepinstellin- gen, wijziging van de door- gifteplicht via omroepnet- werken van de programma's van lokale omroepinstellin- gen, alsmede wijziging van bepalingen inzake program- maraden) (28 639) | Begin juli heeft staatssecretaris Van der Laan met de minister van economische zaken gesproken over de uitgangspunten aangaande het kabinetsstandpunt. In september 2005 zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de stand van zaken aangaande Switch Off. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe de Tweede Kamer binnen enkele maanden te informeren over het standpunt van het kabinet over het rapport van de commissie Switch Off. | PA [24-9-2003]Kabel en consument | Begin juli heeft staatssecretaris Van der Laan met de minister van Economische Zaken gesproken over de uitgangspunten aangaande het kabinetsstandpunt. In september zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de stand van zaken aangaande de Switch Off. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt de Tweede Kamer toe een brief te sturen over de mogelijkheden van een samenvoeging van de CJP en de bibliotheekpas. | PA [24-11-2003] Begrotingsbehandeling Cultuur | In juni 2005 is de landelijke bibliotheekpas operationeel geworden. Gesprekken tussen VOB en CJP over samenwerking zijn gestart. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd. |
Cultuur en economie: staatssecretaris Van der Laan zal samen met de minister van Economische Zaken de Tweede Kamer een brief sturen over de economische waarde van cultuur. | PA [8-6-2004] Uitvoeringsprogramma «Meer dan de som» (29 314, nr. 3)PA [22-11-2004] Notaoverleg Cultuurnota en Wetgevingsoverleg onder- deel Cultuur van de begro- ting OCW 2004UB [14-10-2004] Ontwerpbegroting: beant- woording lijst van vragen voor de begroting 2005PA [24-11-2003] Begrotingsbehandeling Cultuur | Op 28 juni 2005 heeft er een conferentie Cultuur en Economie plaatsgevonden, waar- bij de knelpunten die uit de onderzoeken naar voren kwamen, besproken zijn met het veld. Voor het kerstreces 2005 zal de brief «econo- mische waarde van cultuur» aan de Tweede Kamer verstuurd worden. |
De aangekondigde brief aan de Tweede Kamer over actuele ontwikkelingen in de boekenbranche, met inbegrip van het auteursrecht, de vaste boekenprijs, het literaire klimaat, een eventuele fusie van de letteren-fondsen en het leesbevorderingsbeleid wordt dit najaar aan de Tweede Kamer verzonden. Ook het belang van correct gesproken en geschreven Nederlands en de evaluatie van de Nederlandse Taalunie komen aan de orde. | UB [13-4-2004] Uitvoeringprogramma Meer dan de somPA [23-6-2004] Bibliotheekvernieuwing | De Letterenbrief zal in september 2005 aan de Tweede Kamer verzonden worden. |
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd dat na de vernieuwingsoperatie van de Federatie Nederlandse Blindenbibliotheken een benchmark-onderzoek uitgevoerd zal worden. | PA [23-6-2004] Bibliotheekvernieuwing | Het benchmarkonderzoek is in juli afgerond. De vervolgstappen worden in het Rijksvoor- zieningenplan bibliotheekwerk 2006–2008 vastgelegd. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd. |
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd een brief aan de Tweede Kamer te sturen waarin het actieve leesbevorderingsbeleid uiteen gezet wordt. In dit beleid is de positie van de school cruciaal. | PA [23-6-2004] Bibliotheekvernieuwing | De Letterenbrief zal in september 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd worden. |
Tijdens de mediabegrotingsbehandeling heeft staatssecretaris Van der Laan toegezegd het rapport aangaande de Commissie Jeugd, Geweld en Media te doen toekomen. | PA [22-11-2004] Mediabegroting | De Commissie Jeugd, Geweld en Media loopt op schema. Het rapport zal in september 2005 naar de Tweede Kamer verzonden worden. |
OCW is voornemens in 2005 een evaluatie te laten uitvoeren naar het proces van bibliotheekvernieuwing in verband met het expireren van de stuurgroep. | UB [14-10-2004] Ontwerpbegroting: beant- woording lijst van vragen voor de begroting 2005 | Evaluatie naar het vernieuwingsproces bibliotheken is onderdeel van de jaarlijkse monitoring bibliotheken van de stuurgroep. De monitoring loopt. Eerste rapportage is opgeleverd. Uiterlijk december 2005 worden de resultaten van de evaluatie naar de Tweede Kamer gestuurd. |
In 2005 zal een evaluatie plaatsvinden van de Vereni- ging Openbare Bibliotheken die als koepelorganisatie een belangrijke rol speelt op het terrein van de inhou- delijke vernieuwing – in casu de ICT ontwikkelingen- van het stelsel van openbare bibliotheken (antwoord 111). | UB [14-10-2004] Ontwerpbegroting: beant- woording lijst van vragen voor de begroting 2005 | In juni is de commissie samengesteld die de Vereniging Openbare Bibliotheken zal evalue- ren. De Raad voor Cultuur zal gevraagd worden advies uit te brengen ten aanzien van deze evaluatie. Vervolgens zal er een reactie naar de Tweede Kamer verstuurd worden in het 2e kwartaal van 2006. |
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd dat in 2005 het afschaffen van de vaste boekenprijs van de schoolboeken geëvalueerd zal worden. | PA [30-6-2004]Vaste boekenprijs (re- en dupliek) | De evaluatie van de vaste boekenprijs voor schoolboeken zal meegenomen worden in de monitoring van de schoolkosten. Op dit moment wordt er gezocht naar een geschikt onderzoeksbureau om deze monitoring uit te voeren. In 2006 worden de resultaten verwacht. |
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd dat eind 2009 de vaste boekenprijs geëvalueerd zal zijn. Het commissariaat voor de Media zal hierbij betrokken worden. | PA [30-6-2004]Vaste boekenprijs (re- en dupliek) | Eind 2008 wordt gestart met de voorbereidingen om de evaluatie tot stand te laten komen. |
Staatssecretaris Van der Laan heeft bij de moties en amendementenbehandeling van de begroting 2005 aan de Tweede Kamer toegezegd, het antwoord op motie 95 (waarborgen dat middelen in het gemeentefonds ten behoeve van lokale omroepen ook bij lokale omroepen terecht komt) mee te nemen in het kabinetsstandpunt op het WRR-rapport over het nieuwe medialandschap. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de Tweede Kamer dit standpunt in najaar 2005 zal ontvangen. | PA [17-3-2005]Moties en amendementen bij de OCW begroting over het jaar 2005 | Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd dat de Tweede Kamer het standpunt, aangaande de middelen in het gemeentefonds ten behoeve van lokale omroepen ook bij lokale omroepen terecht komt, najaar 2005 zal ontvangen. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt de Tweede Kamer een onderzoek toe in aanvulling op het concentratie-onderzoek van het Commissariaat voor de Media, waarbij zal worden bezien of en hoe maximale marktaandelen kunnen worden gekoppeld aan een minimum aantal autonoom opererende redacties. Daarnaast zal zij een analyse verrichten naar de bedreiging van de vrije en pluriforme publieke meningsvorming in Nederland en in hoeverre die valt toe te rekenen aan eigendomsconcentratie in de mediasector, in het bijzonder in de dagbladsector. Ook zal zij een Quick scan laten doen naar de feitelijke «consumptie» van nieuws en informatie door de Nederlandse burgers om te zien hoe pluriform dat feitelijk gebruik van het totale nieuws- en informatieaanbod nu eigenlijk is. De uitkomsten van het onder- zoek en de quick scan zal zij voor behandeling van het wetsvoorstel dagbladconcentraties naar de Tweede Kamer sturen. | PA [23-3-2005]Persbeleid | Staatssecretaris Van der Laan heeft het commissariaat gevraagd om de quick scan uit te voeren. In het najaar 2005 zal zowel de quick scan als het onderzoek naar de Tweede Kamer verstuurd worden. Voor de uitvoering van het onderzoek is het ministerie in gesprek met enkele partijen. |
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd een «bestel in beeld» te realiseren met voor Cultuur met cultuur specifieke indicatoren. | PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004 | Binnen directoraat DGCM is een cultuurbrede werkgroep opgericht die aan de hand van indicatoren de stand van zaken in het media- bestel en in het cultuurnotabestel zal uiteen- zetten. De Tweede Kamer wordt in voorjaar 2006 geïnformeerd. |
ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID | ||
De minister heeft in het Wetenschapsbudget de ambitie neergezet op het punt prestatiebekostiging iets te gaan doen. Zij heeft ook aangegeven dat zij tot 2006 de tijd wil hebben om samen met de universiteiten de criteria daarvoor te ontwikkelen. Dan is er een systematiek ontwikkeld voor prestatiebekostiging, maar die is dan nog niet ingevoerd en er is ook nog geen beslissing genomen over de wijze waarop bekostigingsconsequenties worden getrokken. De Tweede Kamer vraagt de minister daaraan te werken en te zorgen voor goede checks and balances, goede focus en zodanige criteria dat geen gebieden eruit vallen. | Verslag van een nota-over- leg over het Wetenschapsbudget 2004 op 2-2-2004 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 338, nr. 13, p. 29 en p. 46) | Prestatiebekostiging wordt voor de korte termijn geregeld in de smart mix, en door een bedrag van 100 miljoen van de eerste geldstroom te dynamiseren. Voor het vervolgtraject heeft de minister recent de Commissie Dynamisering ingesteld, onder leiding van Hans Chang. Deze komt in april 2006 met een rapport. |
De minister gaf in het debat aan dat dit soort zaken (bedoeld werd de prestatiebekostiging) niet jaarlijks moet wijzigen, maar dat moet worden uitgegaan van een periode van 3–4 jaar. De minister komt daarop terug bij de uitwerking. | Verslag van een nota-over- leg over het Wetenschapsbudget 2004 op 2-2-2004 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 338, nr. 13, p. 45) | De uitwerking vindt plaats in de smart mix en in de dynamisering van een bedrag van 100 miljoen uit de eerste geldstroom. Voor het vervolgtraject heeft de minister onlangs de Commissie Dynamisering ingesteld, onder leiding van Hans Chang. Deze brengt in april 2006 rapport uit. |
Naar aanleiding van motie 29 800 VIII, nr. 185 zegt de minister toe dat deze Kabinetsperiode een standpunt wordt ingenomen over een vorm dan wel vormen van prestatiebekostiging en bijbehorende randvoorwaarden. | Verslag van een algemeen overleg, vastgesteld 6 april 2005 (29 800 VIII, nr. 185) | Onlangs is de Commissie Dynamisering ingesteld, onder leiding van Hans Chang. De commissie rapporteert in april 2006. |
PROJECTDIRECTIE LEREN EN WERKEN | ||
De minister zal afspraken met sociale partners nastreven ter voorkoming van «groenpluk» bij een aantrekkende economie. | PA [24-2-2005]Voortijdig schoolverlaten en evaluatie RMC-wet | De projectdirectie Leren en Werken ontwikkelt een procesvoorstel ten aanzien van voorkoming «groenpluk.» |
PRIMAIR ONDERWIJS | ||
In relatie tot de uitvoering van lumpsum in het primair onderwijs zal het kabinet voorstellen doen voor ver- mindering van de administratieve lasten. De minister zegt toe dat ook wordt nagegaan of de bekostiging van vervanging en wachtgelden anders georganiseerd kan worden. Over de inzet van deze middelen zal het kabinet -in samenhang met de uitwerking van het dereguleringsprogramma- overleg voeren met het georganiseerde onderwijsveld. | UB [1-11-2002] Enveloppebrief OCW(28 600 VIII, nr. 17) | Vanwege de tekorten bij de fondsen is het overleg met sociale partners over invoering van een nieuw stelsel voor bekostiging van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven opgeschort. Bij Voorjaarsnota zijn voorstellen ingediend om deze tekorten te dekken. Afhankelijk van accordering zal een financiële analyses plaatsvinden. Hiervoor zal een aantal bureaus benaderd worden voor een offerte. Na beoordeling van deze offertes zal het onderzoek na de zomervakanties kunnen worden gestart en de resultaten zullen begin 2006 beschikbaar zijn. Hierover volgt dan overleg met de onderwijsorganisaties. |
Inzake overgang proefproject definitieve invoering (lumpsumfinanciering in het primair onderwijs). Vóór de invoering per 1–8-2006 is er een moment, dat de minister nog zal aangeven, waarop geëvalueerd wordt of er nog iets nader geregeld moet worden in een lagere regelgeving. | wetgevingsoverleg beste- dingsvrijheid scholen d.d. 8 en 10 september 2003 | De oplevering van het evaluatierapport aan de Tweede Kamer volgt in januari 2006. |
In de schoonmaakmonitor, die elke 2,5 jaar wordt uitgevoerd, wordt de schoonmaakkwaliteitvan 100 scholen onderzocht, hetgeen een representatieve steekproef van het scholenbestand inhoudt. De minister zegt toe dat de rapportages over deze onderzoeken aan de Tweede Kamer worden gestuurd. | PA [6-11-2003]Begroting OCW | De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2006 geïnformeerd over de rapportage inzake het onderzoek naar de schoonmaakkwaliteit. |
De minister zegt toe dat de Tweede Kamer schriftelijk geïnformeerd zal worden over hoeveel gemeenten het geld niet hebben uitgegeven aan VVE. Zodra de behandeling van alle bezwaarschriften is afgerond en de minister alle gegevens heeft, zal zij de Tweede Kamer informeren. | PA [3-12-2003] Onderwijskansen, gewichtenregeling, VVE | Er lopen nog enkele beroepsprocedures, inmiddels zijn wel alle bezwaarschriften binnen. |
De minister zegt toe dat de eerste rapportage over de pilots lumpsum voor de zomer 2005 komt, zodat die in ieder geval kan worden meegenomen bij de behandeling van het wetsvoorstel. De tweede rapportage is voorzien in het voorjaar van 2005. De minister heeft al met de Tweede Kamer afgesproken dat die zo nodig invloed zal hebben op de lagere regelgeving, de AMvB's. De derde rapportage komt in het voorjaar van 2006 en die zal zo nodig invloed hebben op de invoe- ringsregeling. | PA [12-2-2004]Lumpsum in het po | 1e Rapportage is 13 september 2004 naar de Tweede Kamer gestuurd. 2e Rapportage komt in najaar 2005. 3e Rapportage volgt in januari 2006. |
De minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de bevindingen inzake PPS-constructies binnen het onderwijs. | PA [16-6-2004] Monitoring decentralisatie huisvestingonderwijs | Het ministerie van Financiën (kenniscentrum PPS) is verantwoordelijk voor de evaluatie van de PPS-pilot. In mei 2005 heeft het kenniscentrum PPS offertes gevraagd voor de uitvoering van de evaluatie. Afronding is voorzien in oktober 2005. |
De minister zegt toe dat zij de Tweede Kamer zal informeren betreffende een platform inzake uitwisseling van informatie rond scholenbouw, zodra het overleg concrete resultaten heeft opgeleverd. | PA [16-6-2004] Monitoring decentralisatie huisvesting onderwijs | De gezamenlijke besturenorgansiaties hebben deze taak op zich genomen. De uitvoering van het project heeft vertraging opgelopen. De planning bij de organisaties voorziet een officiële start eind september 2005. |
De minister zegt toe dat zij in het wetsvoorstel zal terugkomen op een omschrijving van de kwaliteitswaarborging en daarbij vragen meeneemt over de internationale verdragen, artikel 2 van de WPO en artikel 23 van de GW (kamerstuk 24 578, nr. 58). | PA [30-10-2003] Particulier primair en voortgezet onderwijs en thuisonderwijs in Nederland | Wetsvoorstel wijziging WPO is in voorbereiding. Indiening van het wetsvoorstel Tweede Kamer vindt plaats in najaar 2005 en inwerkingtreding is 1-9-2006. |
De minister zegt toe het punt van het toezichtskader in het wetsvoorstel mee te nemen. | PA [30-10-2003] Particulier primair en voortgezet onderwijs en thuisonderwijs in Nederland | Wetsvoorstel wijziging Leerplichtwet 1969 is in voorbereiding. Indiening van het wetsvoorstel vindt plaats in najaar 2005 en de inwer- kingtreding van de wet is 1-9-2006. |
De minister zegt toe dat zij in het wetsvoorstel zal terugkomen op de nadere uitwerking van de proce- dure van het aanmerken als school, in de zin van de Leerplichtwet. | PA [30-10-2003] Particulier primair en voortgezet onderwijs en thuisonderwijs in Nederland | Het wetsvoorstel wijziging Leerplicht 1969 is in voorbereiding. Indiening van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer vindt plaats in najaar 2005 en inwerkingtreding is 1-9-2006. |
De minister zegt toe dat zij de vraag of de leerplichtambtenaar niet meer handreikingen moet krijgen om te kunnen beoordelen of iemand terecht vrijstelling vraagt, opnemen met de landelijke vereniging van leerplichtambtenaren. | PA [30-10-2003] Particulier primair en voort- gezet onderwijs en thuis- onderwijs in Nederland | De gemeenten hebben in mei een brief ontvangen over de te volgen procedure. Een gesprek tussen de LVLA en de minister heeft in augustus plaats gehad. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd. |
De minister zegt toe dat zal worden nagegaan of het juridisch mogelijk is om te eisen dat leden van een schoolbestuur over het Nederlanderschap beschikken en of het mogelijk is, aan de schoolbestuurders de eis te stellen dat zij een verklaring omtrent het gedrag overleggen. | PA [22-6-2004]Onderwijs, integratie en burgerschap (art. 23) | De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd. |
De minister zegt toe dat het wetsvoorstel over de 80/20-regeling (schoolstichtingsnorm met betrekking tot achterstandsleerlingen) momenteel wordt voorbereid. | PA [22-6-2004] Onderwijs, integratie en burgerschap (art. 23)PA [4-10-2004] Koers PO en Koers VO | Januari 2006 wordt het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Inwerkingtreding medio 2007. |
De minister zegt toe in maart/april 2005 de Tweede Kamer te informeren over het onderzoek dat het Europees Platform en de Inspectie van het Onderwijs uitvoeren naar de wijze waarop basisscholen tweetalig onderwijs vormgeven. Mochten hieruit zaken naar voren komen die volgens de wet wel kunnen maar uiteindelijk niet wenselijk zijn geacht, dan komt de minister met een oplossing. | PA [30-11-2004] Tweetalig onderwijs op basisscholen vanaf groep 1 (Rotterdam) | Onderzoek is afgerond. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd. |
De minister zegt toe, betreffende het initiatief in Rotterdam om door middel van wachtlijsten gemengder onderwijs te krijgen, met spoed advies van de Onderwijsraad te vragen om te bekijken op welke criteria niet-blijvende afspraken ingericht kunnen worden, zodat in de eerste helft van het volgend jaar met de Tweede Kamer hierover van gedachten gewisseld kan worden. Samen met de Onderwijsraad, de gemeente Rotterdam en andere instanties wordt nagegaan hoe groot de marges van de grondwet zijn. | PA [23-11-2004]Initiatief Rotterdam door middel van gemengde wachtlijsten gemengder onderwijs | Op 10 december 2004 is er een brief met verzoek om advies met betrekking tot dubbele wachtlijsten aan de Onderwijsraad gestuurd. De Onderwijsraad heeft inmiddels een advies gepubliceerd. De beleidsreactie wordt nu voorbereid en zal in najaar 2005 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. |
De minister zegt toe de AMvB inzake de kerndoelen te zijner tijd bij de Tweede Kamer voor te hangen. | PA [2-9-2004]Kerndoelen basisonderwijs | Het wetsvoorstel (29 959) wat nodig was voor AMVB kerndoelen is aangenomen door de Tweede Kamer en aangemeld bij Eerste Kamer. De bekrachtiging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en de daaropvolgende voorhangprocedure kunnen pas plaatsvinden als er een wettelijke basis is. In afwachting op de stemming in de Eerste Kamer is parallel hieraan de kerndoelen voorgelegd aan de Raad van State. Behandeling in Eerste Kamer zal waarschijnlijk ergens in najaar 2005 zijn. De nieuwe kerndoelen zullen dan per 1 januari 2006 kunnen ingaan. |
De minister zegt toe de AMvB die de basis vormt voor de nieuwe gewichtenregeling, bij de Tweede Kamer wordt voorgehangen, zodat zij hierop kan reageren. Het is de bedoeling dat deze AMvB per 1 augustus 2006 in werking treedt met als gevolg dat er per 1 augustus 2007 wordt verdeeld volgens nieuwe systematiek. | PA [27-10-2004] Onderwijsachterstandenbeleid | Stand van zaken loopt conform toezegging. |
De minister zegt toe het bevorderen van integratie en het tegengaan van segregratie wordt betrokken bij wetswijziging inzake het onderwijsachterstandenbeleid per 1 augustus 2006. | PA [4-10-2004]Koers PO en Koers VO | Planning: 1-12-2005 Tweede Kamer 1-2-2006 Eerste Kamer 1-7-2006 Staatsblad 1-8-2006 Inwerkingtreding. |
De minister zegt dat de tweede rapportage over de voortgang van het flankerend beleid in september aan de Tweede Kamer wordt toegestuurd. | PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736) | De stand van zaken loopt conform toezegging. |
De minister zegt toe de de voorhang-AMvB inzake WPO en WEC in september volgt. | PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736) | Stand van zaken is conform toezegging. |
De minister zegt toe dat de Tweede Kamer de rapportage over de uitkomsten van het meetjaar in januari 2006 zal ontvangen. | PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736) | Stand van zaken is conform toezegging. |
De minister zegt toe dat in januari 2006 de Tweede Kamer de derde voortgangsrapportage flankerend beleid, vergezeld van informatie over bijvoorbeeld de herverdeeleffecten, de bestuurskracht van de scholen, gemiddelde personeelslast-cijfers en de tijdige informatievoorzieningen aan de scholen. | PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736) | De stand van zaken is conform toezegging. |
De minister zegt toe, de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel medezeggenschap scholen; zal 1 augustus zijn, de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer kan in januari 2006 geschieden. | PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736) | Stand van zaken is conform toezegging. |
De minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek van een commissie, die in het leven wordt geroepen om te adviseren over de toekenning van de bijzonder bekostiging(vangnet) en die moet beoordelen of de herverdeeleffecten acceptabel zijn. | PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736) | Stand van zaken is conform toezegging. |
De minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over een mogelijke oplossing inzake het grensverkeer van de samenwerkingsverbanden. | PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736) | In september 2005 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd. |
De minister zegt toe de Tweede Kamer op de hoogte te houden van de gemiddelde personeelslast en ingrijpende veranderingen te melden. | PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736) | In september 2005 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd. |
De minister zegt toe het wetsvoorstel (over particulier onderwijs) in het begin van het najaar naar de Tweede Kamer te sturen. De beoogde inwerkingtreding zal 1 augustus 2006 zijn, of zoveel sneller als mogelijk. | PA [22-3-2005]Vragenuur met mondelinge vragen Iederwijs scholen | Stand van zaken is conform toezegging. |
De minister zegt toe na te gaan wat de motieven van ouders zijn en wat de reden is van de enorme groei. | PA [22-3-2005]Vragenuur met mondelinge vragen Iederwijs scholen | De Tweede Kamer zal vóór 1-10-2005 geïnformeerd worden. |
De minister zegt toe dat kort na de uitkomsten van het overleg met het onderwijsveld in februari aanstaande de Tweede Kamer de uitwerkingsnotitie waarna het wetsvoorstel Wet Medezeggenschap Scholen in het voorjaar van 2006 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden; invoering zal per 1 januari 2007 plaatsvinden. | PA [16-11-2004] Medezeggenschap in het onderwijs | Het eindrapport medezeggenschap in PO/VO is op 31 maart 2005 (kamerstuk 29 768, nr. 4) met een beleidsstandpunt van de minister aan de Tweede Kamer toegestuurd. Op 9 juni 2005 heeft daarover een Algemeen Overleg plaats gehad. Verder loopt de stand van zaken conform toezegging. |
De minister zegt toe dat er in overleg met het Vervangingsfonds en het SBO op dit moment wordt gezocht naar mogelijkheden om de pilots in aangepaste vorm te continueren en de Tweede Kamer hierover zal informeren, zodra er een oplossing is gevonden. | PA [16-3-2005]Vervolg behandeling wetsvoorstel VO VF/PF | Besluitvorming over Voorjaarsnota bepaalt in welke mate de huidige vorm van de pilot- plusleraar gecontinueerd kan worden dan wel van een versobering plaats moet vinden. In de Voorjaarsnota is opgenomen een versobering van € 0,7 miljoen in 2005 en € 1,3 miljoen in 2006. Op dit moment wordt er overleg gevoerd met het VF en SBO over mogelijke maatregelen. |
De minister zegt toe dat op basis van de uitkomsten van een financiële analyse naar de risico's en effecten voor de scholen en het overleg met de onderwijsorga- nisaties de afweging maakt of, en zo ja, wanneer en hoe het primair onderwijs uit de fondsen kan stappen. | PA [16-3-2005]Vervolg behandeling wetsvoorstel VO VF/PF | Vanwege de tekorten bij de fondsen is het overleg met sociale partners over invoering van een nieuw stelsel voor bekostiging van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven opgeschort. Bij voorjaarsnota zijn voorstellen ingediend om deze tekorten te dekken. Binnenkort zal de financiële analyse plaatsvinden. Hiervoor zal een aantal bureaus benaderd worden voor een offerte. Na beoordeling van deze offertes zal het onderzoek worden gestart en de resultaten zullen medio 2006 beschikbaar zijn. Hierover volgt dan overleg met de onderwijsorganisaties. |
De minister zegt toe dat er 2 jaar na de wetswijziging een onderzoek wordt uitgevoerd, waarbij de minister deze evaluatie zal aangrijpen om dieper in te gaan op de ervaringen van de Inspectie van het Onderwijs. | PA [18-11-2004] Tussenschoolse opvang | Vermoedelijk wordt er begin 2009 een onderzoek uitgevoerd. |
De minister zegt toe dat de Inspectie van het Onderwijs zal rapporteren in het Onderwijsverslag over het toezicht op de afspraken van schoolbesturen met ouders over tussenschoolse opvang. | PA [18-11-2004] Tussenschoolse opvang | De Inspectie van het Onderwijs zal vermoedelijk rapporteren vanaf onderwijsverslag 2007. |
STUDIEFINANCIERINGSBELEID | ||
In 2003 vindt een onderzoek plaats naar het niet-gebruik WTOS. De resultaten komen naar verwachting eind 2003, begin 2004 beschikbaar. De Tweede Kamer zal over de uitkomsten worden geïnformeerd. | PA [5-11-2003]Begroting OCW | In de begroting 2006 is opgenomen dat de resultaten van het onderzoek (als onderdeel van het grotere onderzoek van SZW) eind 2005 naar de Tweede Kamer zullen worden gestuurd. |
De maximale terugbetalingstermijn voor studieschulden wordt bepaald op 25 in plaats van 15 jaar. Het terugbetalingspercentage wordt 8% in plaats van 11%. | PA [27-4-2005] Financiering in het hoger onderwijs, onderdelen leerrechten studiefinancie- ring instellingscollegegeld en medezeggenschap in relatie tot bekostiging (29 853 nrs. 11 en 14) | De toezegging wordt verwerkt in het wets- voorstel dat de invoering van het nieuwe studiefinancieringsstelsel vanaf het studiejaar 2007/2008 regelt. |
De hoogte van het maximaal via het collegegeldkrediet te lenen bedrag wordt bepaald op vijf maal het wettelijk collegegeld. | PA [27-4-2005] Financiering in het hoger onderwijs, onderdelen leerrechten studiefinancie- ring instellingscollegegeld en medezeggenschap in relatie tot bekostiging (29 853 nrs. 11 en 14) | De toezegging wordt verwerkt in het wets- voorstel dat de invoering van het nieuwe studiefinancieringsstelsel vanaf het studiejaar 2007/2008 regelt. |
VOORTGEZET ONDERWIJS | ||
Voor 2006 is een grote evaluatie van de wetgeving voor de zorgstructuur – ingegaan op 1-8-2002- voorzien. | PA [4-10-2004]Koers PO en Koers VOPA [22-10-2003] Zorgleerlingen in het VMBO | Afstemming met resultaten uit evaluaties LGF en WSNS in 2004 mede bepalend voor evaluatie 2006. |
In de komende wijzigingen van de WPO en de VWO wordt geregeld dat het veiligheidsbeleid in de schoolgids moet zijn opgenomen. | PA [17-6-2004]Veiligheid in het onderwijs; plan van aanpak | Op 13 juni is de Tweede Kamer geïnformeerd (kamerstuk 29 240, nr. 8) over de stand van zaken uitvoering plan van aanpak Veiligheid. Daarin is gemeld dat de aanpassing van de WPO en WVO per 1 augustus 2006 in werking zal treden. |
Over de uitkomsten van het interdepartementaal beleidsonderzoek inzake het vmbo wordt de Tweede Kamer in 2005 geïnformeerd. | UB [14-10-2004] Ontwerpbegroting: beant- woording lijst van vragen voor de begroting 2005 | Het rapport is in juli opgeleverd door de IBO-werkgroep. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd. |
De AMvB zal uiterlijk in juli 2006 bij de Tweede Kamer worden ingediend. | PA [16-3-2005]Vervolg behandeling wets- voorstel VO VF/PF | De AMvB is in voorbereiding. |
De Tweede Kamer wordt bij brief geïnformeerd over de invulling van de pilots inzake de meerdere examenmomenten. | PA [26-5-2005] Uitwerkingsnotitie examens voortgezet onderwijs (29 800 VIII nr. 152) | De Tweede Kamer zal in september 2005 worden geïnformeerd. |
De minister kan verder met het examenbureau. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd. | PA [26-5-2005] Uitwerkingsnotitie examens voortgezet onderwijs (29 800 VIII nr. 152) | De Tweede Kamer wordt in december 2005 geïnformeerd. |
De minister heeft toegezegd de Tweede Kamer in het najaar schriftelijk te informeren over een eventuele verdere inzet om het gebruik van mentoring door scholen te bevorderen, voortbouwend op de eerder opgedane ervaringen. | UB [27-6-2005]Stand van zaken uitvoering toezegging over expertisecentrum en mentoring | De Tweede Kamer is bij brief van 27 juni 2005 (kamerstu 26 695, nr. 23) geïnformeerd over de stand van zaken. Nadere informatie zal in het najaar van 2005 plaatsvinden |
TOEZEGGINGEN EERSTE KAMER | ||
INTERNATIONAAL BELEID | ||
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd een brief aan de Eerste Kamer te sturen waarin zij door middel van objectieve informatie de Nederlandse positie met betrekking tot het Europese cultuurbeleid uiteen zal zetten. Zij heeft daarbij expliciet aangegeven geen waardeoordeel over de Europese cultuur te kunnen geven. | Begrotingsbehandeling Cultuur 2004,16 maart 2004 | Staatssecretaris Van der Laan zal in najaar 2005 de Eerste Kamer een brief sturen ten aanzien van het Europees Cultuurbeleid. |
MEDIA, LETTEREN EN BIBLIOTHEKEN | ||
Staatssecretaris Van der Laan zal in 2007 de Eerste Kamer met concrete zaken aantonen, welke initiatieven zij heeft ondernomen, welke accenten gelegd zijn en welke debatten ze heeft geopend om het culturele bewustzijn te vergroten. | Begrotingsbehandeling Cultuur 2004, 16 maart 2004 | Staatssecretaris Van der Laan zal voor 1 juli 2007 de Eerste Kamer een overzicht sturen waarin alle concrete activiteiten zijn opge- nomen die hebben bijgedragen aan het vergroten van het cultureel bewustzijn. |
Staatssecretaris Van der Laan zegt aan mevrouw Witteman (PvdA) toe om een inventarisatie te maken van de technische mogelijkheden voor en de finan- ciële consequenties van omschakeling van analoge naar digitale distributie van de regionale televisie. Deze inventarisatie zal meegenomen worden in de notitie over de lokale en regionale omroep die is toegezegd aan de Eerste Kamer. | PA [11-5-2004]Wijziging van de Mediawet met het oog op verbetering van de openheid en conti- nuïteit van de landelijke publieke omroep (29 030) | Begin juli heeft staatssecretaris Van der Laan met de minister van economische zaken gesproken over de uitgangspunten aangaande het kabinetsstandpunt. In september 2005 zal de Eerste Kamer geïnformeerd worden over de stand van zaken aangaande de Switch Off. |
De rijksbegrotingvoorschriften schrijven voor dat in de begroting een bijlage wordt opgenomen met een opsomming van alle RWT's en ZBO's die onder de verantwoordelijkheid van het departement vallen, de bijdrage van het departement aan deze instellingen en het beleidsartikel waarop die bijdrage wordt verantwoord. Onderstaan zijn deze gegevens opgenomen, waarbij wordt aangetekend dat voor wat betreft de schoolinstellingen, behoudens de universiteiten, de gegevens per schoolsoort zijn geaggregeerd.
Instelling | RWT | ZBO1 | Bedrag(x € 1 miljoen) | Artikel |
Stimulerings- en verdeelfondsen-kunstenfondsen | Ja | Ja | ||
*Stichting fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst | 21,0 | 14 | ||
*Stichting fonds voor de amateurkunst en podiumkunsten | 14,3 | 14 | ||
*Stichting fonds voor podium programmering en marketing | 6,6 | 14 | ||
*Stichting fonds voor de scheppende toonkunst | 1,7 | 14 | ||
*Mondriaanstichting | 8,3 | 14 | ||
*Stichting Nederlands fonds voor de film | 11,8 | 14 | ||
*Stichting stimuleringsfonds voor de architectuur | 1,9 | 14 | ||
Stimulerings- en verdeelfondsen – letterenfondsen | Ja | Ja | ||
*Stichting fonds voor de letteren | 5,7 | 14 | ||
*Stichting stimuleringsfonds Ned. culturele omroepproducties (STIFO) | 15,4 | 15 | ||
Commmissariaat voor de Media | Ja | Ja | 3,6 | 15 |
Nederlandse Omroepstichting | Ja | 76,2 | 15 | |
Omroepbestel (alleen landelijk) | Ja | 750,2 | 15 | |
Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs2 (ca 8000 scholen, waarvan 33% openbaar. Hier is het totale bedrag voor primair onderwijs genoemd) | Ja | 7 659 | 1 | |
Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs3 | Ja | 4 009,0 | 3 | |
Regionale verwijzingscommissie VO | Ja | 7,6 | 3 | |
Regionale Opleidingscentra (ROC's) en vakinstellingen | Ja | 2 330,7 | 4 | |
Kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven (voorheen Landelijke organen voor beroepsonderwijs) | Ja | Ja | 103,2 | 4 |
Instellingsbesturen hoge scholen4 | Ja | 1 819,2 | 6 | |
Instellingsbesturen universiteiten5 | Ja | 2 680,2 | 7 | |
Open Universiteit Nederland5 | Ja | 340,0 | 7 | |
Academische Ziekenhuizen | Ja | 506,3 | 7 | |
Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) | Ja | 86,0 | 16 | |
Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijke Onderzoek (TNO) | Ja | 193,7 | 16 | |
Koninklijke Bibliotheek (KB) | Ja | 45,5 | 16 | |
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) | Ja | Ja | 301,5 | 16 |
Stichting Participatiefonds/Vervangingsfonds | Ja | Ja | 14.0 | 1,3,4 |
Informatie Beheergroep | Ja | Ja | 114,8 | 1, 3, 4, 6, 11, 12, 13 |
Bedrijfsfonds voor de Pers | Ja | 0 | Nvt | |
Landelijke commissie toezicht indicatiestelling speciaal onderwijs(i.o.) | Ja | 2,4 | 1 |
1 Betreft de ZBO's op grond van de kaderwet.
2 Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT
3 Idem
4 Betreft middelen die direct en indirect aan de hogescholen beschikbaar worden gesteld
5 De definitieve rijksbijdragen aan de universiteiten kunnen als gevolg van wijzigingen in bekostigingsgegevens enigermate afwijken van de gepresenteerde bedragen. Aan de hier genoemde bedragen kunnen geen rechten worden ontleend.
ab | aanvullende beurs |
ABP | Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds |
ACO | Adviescommissie Onderwijsaanbod |
ACTS | Advanced Catalytic Technologies for Sustainabilities |
adr | autonomie, deregulering en rekenschap |
adv | arbeidsduurverkorting |
afb | aanvullend formatiebeleid |
ahr | achterstallig hoger recht |
alma | atacama large millimeter array |
ALO | Academie Lichamelijke Opvoeding |
alr | achterstallig lager recht |
ALL | Adult Literacy and Lifeskills |
AMvB | algemene maatregel van bestuur |
aoc | agrarisch opleidingscentrum |
aor | algemene omroepreserve |
APS | Algemeen Pedagogisch Studiecentrum |
arbo | arbeidsomstandigheden |
ARK | Algemene Rekenkamer |
ASC | Stichting Afrika Studiecentrum |
Astron | Astronomisch onderzoek in Nederland |
atb | aantrekkelijk technisch beroepsonderwijs |
atc | accountability, toezicht en control |
av | audiovisueel |
avo | algemeen voortgezet onderwijs |
AVS | Algemene Vereniging Schoolleiders |
AWBZ | Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten |
AWIR | Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen |
AWT | Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid |
az | academische ziekenhuizen |
Band | Bilateraal austausch programma Nederland-Duitsland |
bao | basisonderwijs |
bapo | bevordering arbeidsparticipatieouderen |
Bbcu | Bekostigingsbesluit cultuuruitingen |
bbl | beroepsbegeleidende leerweg |
bbo | beroepsbegeleidend onderwijs |
bbp | bruto binnenlands product |
BIO | (Wet op de) beroepen in het onderwijs |
BioMaDe | Bio-organic Materials and Divices |
Bison | Beraad internationale samenwerkingonderwijs Nederland |
bkb | bestuurlijke krachtenbundeling |
bdu | brede doeluitkering |
bmf | breed maatschappelijk functioneren |
bnp | bruto nationaal product |
bol | beroepsopleidende leerweg |
bopo | beleidsgericht onderzoek primair onderwijs |
BPRC | Biomedical Primate Research Centre |
bpv | beroepspraktijkvorming |
Brgr | Besluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties |
BRIN | Basisregistratie instellingen |
BSIK | Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur |
BSM | Bekostigingssysteem materieel |
bve | beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
Bwoo | Besluit werkloosheid onderwijs en onderzoek |
BZK | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ministerie van) |
cao | collectieve arbeidsovereenkomst |
CAS | Centrale Archiefselectiedienst |
CBS | Centraal Bureau voor de Statistiek |
CCO | Career Center Onderwijs |
CENESA | Co-operation in Education between the Netherlands and South Africa |
CEP | Centraal Economisch Plan |
CERD | Commissie tegen discriminatie van de Verenigde Naties |
CERN | Centre Européen pour la Recherche Nucléaire, Europese organisatie voor kern- en hoger energiefysica |
CFI | Centrale Financiën Instellingen |
CIOS | Centraal instituut opleiding sportleiders |
Cinop | Centrum voor innovatie van opleidingen |
Cito | Centraal instituut voor toetsontwikkeling |
cjp | cultureel jongerenpaspoort |
ckv | culturele en kunstzinnige vorming |
Colo | Vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven |
Combo | Combinatie onderwijsorganisatie |
COPWO | Centraal Overlegorgaan Personeelszaken Wetenschappelijk Onderwijs |
COS | Commissie van Overleg Sectorraden onderzoek en ontwikkeling |
CPB | Centraal Planbureau |
CPG | Centrum voor Parlementaire Geschiedenis |
CPS | Christelijk Pedagogisch Studiecentrum |
CREBO | Centraal Register Beroeps Opleidingen |
CRIHO | Centrale Registratie Inschrijvingen Hoger Onderwijs |
cumi | culturele minderheden |
Cuns | Commissie uitgangspunten nieuw studiefinancieringsstelsel |
CvI | Commissie voor de Indicatiestelling |
CWL | Contactgroep werkende leren |
CWTS | Centrum voor Wetenschaps- en Technologie Studies |
dal | deregulering en vermindering administratieve lasten |
Delta | Dutch education: learning at top level abroad |
DIA | Duitsland Instituut Amsterdam |
dpho | Duitsland programma hoger onderwijs |
DVB-T | Digital video broadcasting – terrestrial |
DZVO | Dienst ziektekostenvoorziening overheidspersoneel |
Echo | Expertisecentrum voor allochtonen in het hoger onderwijs |
ECN | Energie Centrum Nederland |
ECTS | European Credit Transfer System |
EDCL | Europees computerrijbewijs |
EER | Europese Economische Ruimte |
EIB | Europees Instituut voor Bestuurskunde |
EMBC | European Moleculair Biology Conference |
EMBL | European Moleculair Biology Laboratory |
EMU | Europese Monetaire Unie |
EP | Europees Platform |
EPO | European Patent Office |
ESA | European Space Agency |
ESF | Europees Sociaal Fonds |
ESO | European Southern Observatory, Europese organisatie voor astronomisch onderzoek |
ESRF | European Synchrotron Radiation Facility |
EU | Europese Unie |
EUA | European University Association |
evc | erkenning van verworven competenties |
EZ | Economische Zaken (ministerie van) |
FBBS | Federatie Bibliotheekwerk voor Blinden en Slechtzienden |
FES | Fonds Economische Structuurversterking |
FNB | Federatie Nederlandse Blindenbibliotheken |
FNU | Frans-Nederlandse Universiteit |
fpu | flexibel pensioen en uittreding |
fre | formatierekeneenheden |
FSVO | Stichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs |
fte | fulltime equivalent (formatie-eenheid of voltijdse baan) |
GBA | Gemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens |
GBIF | Global Biodiversity Information Facility |
GCO | Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleiding |
GENT | Gehele Europese Nederlandse Taalgebied |
goa | gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid |
gsb | grote stedenbeleid |
gti's | grote technologische instituten |
gww | grond-, weg- en waterbouw |
G4 | Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht |
G4+ | G4 met Almere |
G30 | de 30 steden in het kader van het grote stedenbeleid |
G36 | de 36 grootste gemeenten |
havo | hoger algemeen voortgezet onderwijs |
hbo | hoger beroepsonderwijs |
HGIS | Homogene Groep Internationale Samenwerking |
ho | hoger onderwijs |
HOOP | Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan |
HRD | Human Resource Development |
HRM | Human Resources Management |
Huygens | High-level university year to gain excellence in The Netherlands |
IB-Groep | Informatie Beheer Groep |
ib | internationaal beleid |
IALS | International Adult Literacy Survey |
ibo | interdepartementaal beleidsonderzoek |
ICB | Inspectiecultuurbezit |
ICE | Instituut voor cultuurethiek |
ICES | Interdepartementale Commissie Economische Structuurversterking |
ICES-KIS | Werkgroep kennisinfrastructuur van de Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking |
ICES-KIS-II | Werkgroep kennisinfrastructuur van de Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking |
ICN | Instituut Collectie Nederland |
ict | informatie- en communicatietechnologie |
id | institutional development |
ID-baan | in- en doorstroombaan |
igbo | internationaal georiënteerd basisonderwijs |
igvo | internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs |
IHE | International Institute for Infrastructural Hydraulic and Environmental Engineering |
IHS | Institute for Housing and Urban Developments Studies |
IISG | Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis |
iit | integraal instellingstoezicht |
ILA | Initiatief Lerarentekort Amsterdam |
ilr | individuele leerrekening |
io | internationaal onderwijs |
iobk | in hun ontwikkeling bedreigde kleuters |
iop | innovatiegericht onderzoek programma |
IOWO | Adviseurs voor onderwijsbeleid en organisatie (KU Nijmegen) |
ipb | integraal personeelsbeleid |
IPO | Interprovinciaal Overleg |
ISIO | Interdepartementale Stuurgroep Internationaal Onderwijs |
ISIS | Integrale Scholing in Schoolmanagement (project) |
ISO | Interstedelijk Studentenoverleg |
ISS | Institute for Social Studies |
ist | integraal schooltoezicht |
ITC | International Institute for Aerospace Survey and Earth Sciences |
ITS | Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen |
IVA | Instituut voor Arbeidsvraagstukken |
JNI | Japan-Nederland Instituut |
JOB | Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs |
Kans | Koninkrijk der Nederlanden, algemeen programma voor nauwe samenwerking tussen scholen |
KB | Koninklijke bibliotheek |
Kbb's | Kenniscentra beroepsopleiding bedrijfsleven |
KCE | Kwaliteitscentrum examens mbo |
kebb | kennisuitwisseling beroepsonderwijsbedrijfsleven |
KNAW | Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen |
KPC | Katholiek Pedagogisch Centrum |
ksb | kwalificatiestructuurberoepsonderwijs |
kse | kwalificatiestructuureducatie |
KVLO | Koninklijke vereniging van leraren lichamelijke opvoeding |
LAKS | Landelijk Aktie Komitee Scholieren |
LAO | Lesgeven Anders Organiseren |
lbk | landelijk beleidskader |
LCIG | Landelijk centrum indicatiestelling gehandicapten |
LCTI | Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling |
LCW | Les- en cursusgeldwet |
lgf | leerlinggebonden financiering |
lhc | large hadron collidor |
LICA | Landelijk Informatie Centrum Aansluiting vo-hbo |
lio | leraar in opleiding |
LIPO | Landelijk Informatiepunt Onderwijs |
LLL | Leven lang leren |
LNV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit(ministerie van) |
LOKV | Landelijke Organisatie Kunstzinnige Vorming |
lom | leer- en opvoedingsmoeilijkheden |
look | landelijk overleg onderwijskansen |
LSVb | Landelijke Studentenvakbond |
LVIO | Landelijke vereniging van indicatie organen |
LVLA | Landelijke vereniging van leerplichtambtenaren |
lwoo | leerwegondersteunend onderwijs |
LWP | (Vereniging) Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs |
lwt | Leerwerktraject |
MARIN | Maritiem Research Instituut Nederland |
mavo | middelbaar algemeen voortgezet onderwijs |
mbo | middelbaar beroepsonderwijs |
MenO | misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen |
MEV | Macro Economische Verkenning |
MGK | Max Gootte Kenniscentrum |
mkb | midden- en kleinbedrijf |
mlk | moeilijk lerende kinderen |
mo | maatschappij oriëntatie |
moa | managementondersteuning en arbeidsmarkt |
mop's | meerjarige ontwikkelingsprogramma's |
mpv | meervoudig publieke verantwoording |
MSM | Maastricht School of Management |
msp | monumenten selectie project |
mvv | machtiging tot voorlopig verblijf |
MTNL | Multiculturele Televisie Nederland |
MUB | Wet modernisering universitaire bestuursorganisatie |
NACEE | Netherlands America Commission for Educational Exchange |
NAO | Nederlandse Accreditatie Organisatie |
NBLC | Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum |
Nemo | New Metropolis (educatieve attractie op het gebied van wetenschap en technologie) |
NESO | Netherlands' Education Support Offices |
NIBUD | Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting |
NICAM | Nederlands instituut voor classificatie van audiovisuele middelen |
NIDI | Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut |
NIWI | Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten |
NIZW | Nederlands instituut voor zorg en welzijn |
NLR | Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium |
NMa | Nederlandse Mededingingsautoriteit |
noat | Nederlandstalig onderwijs aan anderstaligen |
NOS | Nederlandse Omroep Stichting |
NPS | Nederlandse Programma Stichting |
NRF | Nationaal Restauratie Fonds |
NROG | Nationaal Regieorgaan Genomics |
NSA | Nederlandse Schoolleiders Academie |
NT2 | Nederlands als tweede taal |
NTU | Nederlandse Taalunie |
NUC | Nationale UNESCO Commissie |
Nuffic | Netherlands Universities Foundation For International Cooperation |
NVAO | Nederlands Vlaams Accreditatie Organisatie |
NWO | Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek |
oa's | onderwijsassistenten |
oalt | onderwijs in allochtone levende talen |
OCW | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ministerie van) |
odin | onderzoek deelnemersinformatie |
OCTO | Onderzoekscentrum Toegepaste Onderwijskunde |
OESO | Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling |
ok | onderwijskansen |
OLON | Organisatie Lokale Omroepen Nederland |
OM | Openbaar Ministerie |
oow | overheid en onderwijs onder werknemersverzekeringen |
Opta | Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit |
OR | Onderwijsraad |
osr | educatietrajecten gericht op oriëntatie en sociale redzaamheid |
OUNL | Open Universiteit Nederland |
ov | openbaar vervoer |
ovsk | openbaar vervoer studentenkaart |
owb | onderzoek en wetenschapsbeleid |
pabo | pedagogische academie basisonderwijs |
Paepon | Platform van aangewezen/erkende particuliere onderwijsinstellingen in Nederland |
p-beurs | prestatiebeurs |
pcl | permanente commissie leerlingenzorg |
PF | Participatiefonds |
pgb | persoonsgebonden budget |
pgm | plaatsengeldmodel |
Pisa | Programme for International Student Assessment |
Pivot | Project verkorting overbrengingstermijn |
pmpo | procesmanagement primair onderwijs |
pmvo | procesmanagement voortgezet onderwijs |
po | primair onderwijs |
pps | publiekprivate samenwerking |
Prima | primair onderwijs cohort |
pro | praktijkonderwijs |
pve | programma van eisen |
Raak | Regionale actie en aandacht voor kennisinnovatie |
R&D | Research and development |
RAD | Rijksarchiefdienst |
RDMZ | Rijksdienst voor de Monumentenzorg |
rec | regionaal expertise centrum |
RHB | Rijks Hoofdboekhouding |
rhc | regionale (cultuur)historische centra |
rl | rentedragende lening |
rmc | regionale meld- en coördinatiefunctie |
RMO | Raad voor maatschappelijke ontwikkeling |
RNWO | Radio Nederland Wereldomroep |
ROA | Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt |
ROB | Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek |
roc | regionaal opleidingscentrum |
rst | regulier schooltoezicht |
rubs | registratie uitstroom en bestemming schoolverlaters |
RvC | Raad voor Cultuur |
RWT | Rechtspersoon met een wettelijke taak |
Samos | Samenwerkende opleidingen voor schoolleiders primair onderwijs |
sbao | speciaal basisonderwijs |
sbd | schoolbegeleidingsdienst |
SBL | Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren |
sbo | secundair beroepsonderwijs |
SBO | Sectorbestuur voor de onderwijsarbeidsmarkt |
SBO | Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid |
SCP | Sociaal en Cultureel Planbureau |
SER | Sociaal-economische Raad |
sf | studiefinanciering |
sfb | studiefinancieringsbeleid |
SIA | Stichting Innovatie Alliantie |
SICA | Stichting Internationale Culturele Activiteiten |
Silo | regeling stimulans innovatieve leeromgevingen bve |
sir | subsidie individuele reïntegratie |
SKOR | Stichting Kunst en Openbare Ruimte |
SLO | Instituut voor leerplanontwikkeling |
sloa | subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten |
SNOB | Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland |
so | speciaal onderwijs |
sofi | sociaal en fiscaal (nummer) |
Stb | Staatsblad |
Ster | Stichting etherreclame |
STT | Stichting Toekomstbeeld der Techniek |
Surf | Samenwerkingsorganisatie voor netwerkdienstverlening en informatie- en communicatietechnologie in het hoger onderwijs en onderzoek |
SUS | Stichting UAF Steunpunt |
SUWI | Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen |
svuo | subsidievoorkoming uitval onderwijspersoneel |
svc | studievoortgangscontrole |
svo | speciaal voortgezet onderwijs |
SZW | Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ministerie van) |
TCAI | Tijdelijke commissie advisering indicatiestelling |
T-DAB | Terrestrial – digital audio broadcasting |
TK | Tweede Kamer |
tlo | tegemoetkoming lerarenopleiding |
TNO | Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek |
TNO-STB | TNO Strategie Technologie Beleid |
TNS NIPO | Nederlands instituut voor publieke opinie en het marktonderzoek |
toa | technisch onderwijsassistent |
tof | totale onderzoek financiering |
top | transparant onderwijs model |
tom | teamonderwijs op maat |
TS17- | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voor leerlingen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg(volgens hoofdstuk 3 van de WTOS) |
TS18+ | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voor leerlingen ouder dan 18 jaar in (deeltijd) voortgezet onderwijs die geen recht meer hebben op VO18+ en studerenden in het hoger onderwijs van 18 jaar en ouder aan lerarenopleidingen die geen recht meer hebben op WSF (volgens hoofdstuk 5 van de WTOS) |
TUD | Technische Universiteit Delft |
UAF | Universitair Asiel Fonds |
uhd | universitair hoofddocent |
ulo | universitaire lerarenopleiding |
ULCW | Uitvoeringsbesluit les- en cursusgeldwet |
UNESCO | United Nations Educational Scientific and Cultural Organisation |
UNU | United Nations University |
USZO | Uitvoeringinstelling sociale zekerheid overheid en onderwijs |
UWV | Uitvoering Werknemersverzekeringen |
vavo | voortgezet algemeen volwassenenonderwijs |
vbo | voorbereidend beroepsonderwijs |
vbtb | van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording |
vds | vervangingsbijdrage differentiatiesysteem |
Vecai | Vereniging van exploitatie van centrale antenne-inrichtingen |
v&i | vreemdelingenzaken en integratie |
VeLo | Vereenvoudigd Londostelsel |
vet | vocational educational training |
VF | Vervangingsfonds |
VHTO | Stichting vrouwen en hoger technisch onderwijs |
visie | volledige internationale studie in Europa |
vmbo | voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs |
VNG | Vereniging van Nederlandse Gemeenten |
VNO-NCW | Verbond van Nederlandse Ondernemingen-Nederlandse Christelijke Werkgeversbond |
vo | voortgezet onderwijs |
voa | voorbereidende en ondersteunende activiteiten |
vor | voorschot onderwijsretributie |
VO18+ | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voor leerlingen van 18 jaar en ouder in het voortgezet onderwijs (volgens hoofdstuk 4 van de WTOS) |
VROM | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (ministerie van) |
VS | Verenigde Staten van Amerika |
VSNU | Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten |
VSWO | Vereniging van Samenwerkende Werkgeversorganisaties in het Onderwijs |
vso | voortgezet speciaal onderwijs |
VSR | Vereniging Schoonmaak Research |
vsv | voortijdig schoolverlaten |
vtb | verbreding techniek in het basisonderwijs |
vve | voor- en vroegschoolse educatie |
VVO | Vereniging voor het management in het Voortgezet Onderwijs |
vvtv | vreemdeling aan wie een voorwaardelijke vergunning tot verblijf is verleend |
vwo | voorbereidend wetenschappelijk onderwijs |
VWS | Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ministerie van) |
WAO | Wet arbeidsongeschiktheid |
WEB | Wet educatie en beroepsonderwijs |
WEC | Wet op de expertisecentra |
Wet BIO | Wet beroepen in het onderwijs |
WeTen | Stichting Wetenschap en Techniek Nederland |
WHW | Wet op het hoger onderwijsen wetenschappelijk onderzoek |
WIN | Wet inburgering nieuwkomers |
wio | werken in het onderwijs* |
WL | Waterloopkundig Laboratorium |
WMO | Wet medezeggenschap onderwijs |
wo | wetenschappelijk onderwijs |
WOR | Wet op de ondernemingsraden |
WOT | Wet onderwijstoezicht |
WOTRO | Stichting Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen |
WPO | Wet op het primair onderwijs |
WRR | Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid |
WSC | Wet op het specifiek cultuurbeleid |
WSF | Wet op de studiefinanciering |
WSLOA | Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten |
wsns | weer samen naar school |
wtc | wetenschap- en techniekcommunicatie |
WTCW | Wetenschap en Technologie Centrum Watergraafsmeer |
WTO | World Trade Organisation |
WTO-gats | World Trade Organisation – general agreement on trade in services |
WTOS | Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten |
WUR | Wageningse Universiteit en Research Centrum |
WVA | Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen |
WVG | Werkplaats voorlichtingscentrum gehandicapten |
WVO | Wet op het voortgezet onderwijs |
WVOI | Werkgeversvereniging Onderzoeksinstellingen |
WVP | Wet verbetering poortwachter |
WW | Werkloosheidswet |
ZAT | Zorg Advies Teams |
ZBO | zelfstandig bestuursorgaan |
ZFW | Ziekenfondswet |
zmlk | zeer moeilijk lerend kinderen |
zmok | zeer moeilijk opvoedbare kinderen |
zkoo | ziektekosten onderwijs- en onderzoekspersoneel |
zvoo | ziektekostenvoorziening onderwijs- en onderzoekspersoneel |
Achterstallig recht, te verdelen in achterstallig lager recht en achterstallig hoger recht betreft een correctie voor onterecht (niet) verstrekte studiefinanciering. Oorzaken van deze achterstallige rechten zijn onder meer (onbewuste) fouten in de gegevens die studenten moeten aanleveren, fouten van de IB-Groep bij verwerking van die gegevens en fraude.
Dit plan houdt in dat onderzoekinstellingen en bedrijven scholen uit het voortgezet onderwijs adopteren en jongeren systematischer in contact brengen met het onderzoek- en ontwerpproces, onder meer door informatie- en communicatietechnologie.
Het algemeen voortgezet onderwijs (avo) omvat middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo). Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs duurt 4 jaar en is voor leerlingen van 12–16 jaar. Hoger algemeen voortgezet onderwijs duurt 5 jaar, voor leerlingen van 12–17 jaar.
Het totaal van de personele en materiële uitgaven (voor huisvesting, energie, apparatuur, schoonmaken etc.) van het ministerie.
Eenheid voor het boeken van uitgaven of ontvangsten op de begroting. Begrotingsartikelen hebben een uniek nummer op de begroting en zijn veelal op te splitsen in meerdere artikelonderdelen.
Onderdeel van een begrotingsartikel. De uitsplitsing naar artikelonderdelen wordt opgenomen in de verdiepingsbijlage bij de begroting. Artikelonderdelen maken geen deel uit van de begrotingsstaat.
Stimuleringsprogramma dat beoogt een initiërende bijdrage te leveren aan de vergroting van de doorstroom van vrouwen van universitair docent naar universitair hoofddocent.
De assistentopleiding duurt een half tot één jaar en leidt op tot niveau één van de beroepsopleidingen. Er zijn vier niveaus, niveau één is het laagste niveau. Er zijn geen vooropleidingseisen. Leerlingen zijn meestal vanaf circa 16 jaar oud.
Het atheneum is één van de drie schooltypen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) voor leerlingen van 12–18 jaar. Er wordt op het atheneum geen Grieks en Latijn gegeven. Andere schooltypen in het vwo zijn het gymnasium en het lyceum. Zie beroepsonderwijs.
De basisberoepsopleiding duurt twee tot drie jaar en leidt op tot niveau twee van de beroepsopleidingen. Er zijn vier niveaus, het vierde niveau is het hoogste niveau. Er zijn geen vooropleidingseisen. Leerlingen die naar een basisberoepsopleiding gaan zijn ca. 16 jaar oud.
Basisonderwijs wordt gegeven aan scholen voor (speciaal) basisonderwijs en is bestemd voor leerlingen van 4 tot 12 (maximaal 14) jaar. Het onderwijs omvat in principe acht aaneensluitende jaren.
Voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) beginnen met een periode van basisvorming van drie jaar. Het doel is een brede vorming te geven aan leerlingen tussen 12 en 15 jaar. Er is geen strikte scheiding tussen algemene en technische vakken. Basisvorming is geen schooltype, maar een inhoudelijke vernieuwing die geldt voor alle schooltypen binnen het voortgezet onderwijs die aanvangen na het basisonderwijs.
Een baten-lastendienst is één van de modellen voor verzelfstandiging, namelijk een interne verzelfstandiging met een beheersmatig karakter. De ministeriële verantwoordelijkheid en het budgetrecht van de Kamer worden door deze verzelfstandiging niet ingeperkt. Een baten-lastendienst past een baten-lastenstelsel toe, heeft een afzonderlijke plaats in de begroting en voert een administratie los van de begrotingsadministratie van het moederministerie.
In een baten-lastenstelsel worden de uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit stelsel maakt het mogelijk om de integrale kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie en leidt daarmee tot een doelmatiger beheer.
Het geheel van activiteiten inzake de aanwending van financiële, materiële en informatiemiddelen in het kader van de beleids- en begrotingsprocessen waarvoor de minister verantwoordelijkheid draagt.
Wet waarbij de financiële vastlegging van het te voeren beleid met betrekking tot een begrotingsjaar is geautoriseerd. De wet bevat ramingen van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten.
Onderzoek naar de effectiviteit en doelmatigheid van het te voeren (ex ante) en/of gevoerde (ex post) beleid.
Verhoging van uitgaven en/of verlaging van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt.
Beleidsmatig verplichte uitgaven
De uitgaven op basis van meerjarige beleidsprogramma's (zoals een subsidieregeling of een investeringsprogramma) waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd. Het gaat dan om uitgaven in bijvoorbeeld nota's van het kabinet, waarvan is verondersteld dat de uitgaven binnen de geëxtrapoleerde meerjarencijfers zijn gedekt. Ook afspraken met andere overheden behoren hiertoe.
Het beleidsterrein is de afbakening van een aandachtsgebied binnen de taakopdracht van het departement. Per begroting worden de begrotingsartikelen zodanig afgebakend en gegroepeerd dat deze gezamenlijk een helder beeld geven van de onderwerpen van beleid.
De route van vmbo, via mbo, naar hbo.
Beroepsonderwijs sluit aan op het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) en het algemeen voortgezet onderwijs (avo), en is voor leerlingen vanaf ca. 16 jaar. Vanaf augustus 1997 omvat het beroepsonderwijs vier opleidingsniveaus: de assistent opleiding, de basisberoepsopleiding, de vakopleiding en de middenkader- of specialistenopleiding. Alle opleidingen bevatten een beroepsopleidende leerweg (beroepspraktijkvorming 20–60%) en een beroepsbegeleidende leerweg (meer dan 60% beroepspraktijkvorming).
Het onderricht in de praktijk van het beroep.
Breed maatschappelijk functioneren
Opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren maken deel uit van de educatie en zijn gericht op het eindniveau van de eerste fase van het voortgezet onderwijs (basisvorming). De opleidingen zijn bedoeld als voorbereiding op een voortgezette opleiding, bijvoorbeeld in het beroepsonderwijs. De opleidingen zijn uitsluitend gericht op volwassen. Zie ook educatie.
Zonder effect op het saldo van uitgaven en ontvangsten van de begroting
Het centraal examen is een landelijk examen en voor alle scholen gelijk. Het maakt samen met het schoolexamen deel uit van het eindexamen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs. Zie eindexamen.
Voor een met succes afgerond vak of deelkwalificatie kan een certificaat worden verkregen. Meerdere certificaten kunnen leiden tot een diploma, ter afsluiting van een volledige opleiding. Certificaten zijn te behalen in het algemeen vormend onderwijs, het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, het voorbereidend beroepsonderwijs, educatie en beroepsonderwijs (vanaf 1-8-97) en de Open Universiteit. Bij voldoende afsluiten van de opleiding schoolleiders primair onderwijs wordt ook een certificaat behaald.
Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) kent eindtermen die aangeven wat de leerlingen aan kennis en vaardigheden moeten leren. Het examenprogramma wordt vastgesteld op basis van de eindtermen en ingedeeld in onderdelen die overeenstemmen met deelkwalificaties. Deelkwalificaties hebben elk een betekenis in het kader van de beroepsuitoefening of doorstroming naar het vervolgonderwijs.
Bij het met succes afronden van bepaalde opleiding wordt een diploma verkregen. Dit geldt voor het algemeen vormend onderwijs (avo), het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), educatie en beroepsonderwijs (na 1–8-97) en voor de deeltijd opleiding tot leraar speciaal onderwijs.
Een doelmatigheidskengetal geeft de kostprijs per activiteit of prestatie aan.
Een doeltreffendheidskengetal geeft de mate aan waarin zich beoogde en niet beoogde effecten van beleid voordoen.
Op de Open Universiteit kan voor het met succes behalen van een samenhangende combinatie van vakken van 500–600 uur een dossierverklaring worden verkregen.
Educatie is gericht op het leren functioneren in de samenleving. Het omvat opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren, opleidingen Nederlands als tweede taal en opleidingen gericht op sociale redzaamheid. Educatie is uitsluitend voor volwassenen.
De eindejaarsmarge is het bedrag dat moet worden gecompenseerd in, respectievelijk mag worden meegenomen naar het volgende begrotingsjaar. Het gaat daarbij om een tekort of overschot (als saldo van de uitgaven en ontvangsten) in het betreffende begrotingsjaar. De eindejaarsmarge bedraagt maximaal 1% van het begrotingstotaal. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.
Het eindexamen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) bestaat uit twee delen: het schoolexamen en het centraal examen. Het schoolexamen wordt door de school georganiseerd en afgenomen; het centraal examen is een landelijk examen en voor alle scholen gelijk. Zie ook centraal examen, schoolexamen.
Definitie van de kennis, vaardigheden en competenties die van deelnemers op elk van de kwalificatieniveaus worden verwacht
Eindtoets voor het basisonderwijs, die scholen kunnen gebruiken om hun resultaten te meten en te kunnen vergelijken met andere scholen. Ongeveer 75% van de scholen gebruikt de eindtoets basisonderwijs van het Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito).
Erkenning van elders verworven competenties (evc)
EVC maakt competenties zichtbaar die buiten de schoolse leeromgeving zijn opgedaan. Dit moet resulteren in een formele erkenning. EVC maakt mensen beter inzetbaar op de arbeidsmarkt, bevordert het maatwerk bij scholingstrajecten, wat resulteert in lagere loon- en productiviteitsdervingskosten en het inzicht in de eigen vermogens. EVC biedt niet alleen kansen voor de werkende, maar ook voor kwetsbare groepen.
Een examen is een afsluiting van een opleiding of een deel van een opleiding. Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) zijn voltooid na het examen. De meeste opleidingen in beroepsonderwijs en educatie kunnen worden afgesloten met een examen of een staatsexamen. In het hoger onderwijs kan er aan het eind van het eerste studiejaar een propedeutisch examen zijn. Na vier jaar is er een afsluitend examen. Zie ook centraal examen.
Het geheel van maatregelen, voorzieningen en regels voor het opstellen, verwerken, vastleggen en controleren van de uitgaven, de verplichtingen, de ontvangsten en de voorschotten van het ministerie.
Het door grootschalige DNA sequentieanalyse in kaart brengen van mensen, dieren, planten en micro-organismen en het grootschalig onderzoek naar de functie van genen en de manier waarop erfelijke eigenschappen zoals vastgelegd in de genen, worden vertaald naar het functioneren van een cel en uiteindelijk het gehele organisme. Ook «high throughput» technologieën zoals proteomics en metabolomics en de bioinformatica, die informatieverwerking en analyse van de zeer grote hoeveelheden complexe data mogelijk maken, vallen onder genomics.
De afgestudeerden van een hoger beroepsopleiding (hbo) of een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs (wo) ontvangen een getuigschrift. Hierop staat vermeld de studierichting en het vak. Indien een lerarenopleiding is gedaan wordt ook de bevoegdheidsgraad vermeld. Bij het hoger beroepsonderwijs worden ook vermeld: voltijd- of deeltijdopleiding, de duur van de opleiding en de titel.
Project waarmee wordt beoogd Nederland een voorsprong te geven in de ontwikkeling en het gebruik van een geavanceerde en innovatieve internettechnologie.
Een systeem van sturen, beheersen, toezicht houden en verantwoorden, waarmee organisaties hun doelstellingen kunnen bereiken.
In deze gangbare definitie heeft governance betrekking op de wijze waarop instellingen zelf in hun eigen organisatie vorm geven aan zo'n systeem. OCW betrekt de governance-principes ook nadrukkelijk op de bestuurlijke relatie tussen OCW en de instellingen die het departement bekostigt of subsidieert.
Grote technologische instituten (gti's)
Hieronder vallen de volgende instellingen: Stichting Waterloopkundig Laboratorium, Stichting Grondmechanica Delft, Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, Stichting Maritiem Research Instituut Nederland en Energiecentrum Nederland (het ECN ontvangt sinds 1983 geen bijdrage meer van OCenW).
Het gymnasium is één van de drie schooltypen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) voor leerlingen van 12–18 jaar. Op het gymnasium zijn Grieks en Latijn verplicht. Andere schooltypen in het vwo zijn het atheneum en het lyceum.
Hoger algemeen voortgezet onderwijs
Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) is één van de drie typen voortgezet onderwijs: middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Hoger algemeen voorgezet onderwijs duurt vijf jaar, voor leerlingen van 12–17 jaar. Het bereidt leerlingen hoofdzakelijk voor op het hoger beroepsonderwijs (hbo).
De bacheloropleidingen van het hoger beroepsonderwijs (hbo) duren vier jaar, en zijn bestemd voor studenten vanaf 17 jaar. De hbo-masteropleidingen duren 1 jaar en zijn merendeels niet bekostigd. Het hbo geeft een theoretische en praktische basis voor het uitoefenen van een beroep. Het hbo bestaat uit zeven sectoren en wordt gegeven aan 43 hogescholen. Het maakt samen met het wetenschappelijk onderwijs deel uit van het hoger onderwijs.
Het hoger onderwijs is voor studenten vanaf ongeveer 18 jaar en omvat het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo).
Inburgering is de eerste fase van integratie van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving. Hierbij wordt gestreefd nieuwkomers door een vlot en intensief programma zo snel mogelijk een vorm van zelfredzaamheid te laten bereiken. Het inburgeringstraject heeft een welzijns- en educatieve component. De educatieve component is een programma dat kan bestaan uit onderwijs in Nederlands als tweede taal, maatschappelijke oriëntatie en beroepenoriëntatie.
Individueel voorbereidend beroepsonderwijs
Het individueel voorbereidend beroepsonderwijs (ivbo) maakt deel uit van het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) en is bedoeld voor leerlingen die veel hulp en individuele aandacht nodig hebben. Het ivbo is onderwijs in de eerste fase van het voortgezet onderwijs en duurt vier jaar, voor leerlingen van 12–16 jaar. Met ingang van 1 augustus 1998 is het ivbo veranderd in afdelingen voor leerwegondersteunend onderwijs. Zie ook leerwegondersteunend onderwijs.
Spaarrekening bestemd voor scholing en opleiding.
In hun ontwikkeling bedreigde kleuters
Onderwijs voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters is een vorm van speciaal basisonderwijs: het onderwijs is er afgestemd op de specifieke moeilijkheden die jonge kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs. Iobk-onderwijs wordt gegeven aan afdelingen, verbonden aan scholen voor speciaal basisonderwijs en is voor kinderen van 3–7 jaar met ontwikkelingsproblemen.
Een innovatiearrangement is een gezamenlijk project van onderwijsinstellingen en (regionale) bedrijven, waarmee het innovatief vermogen van het beroepsonderwijs wordt versterkt. Het innovatiearrangement is naar zijn aard vernieuwend en betreft activiteiten die binnen de onderwijssector niet eerder zijn voorgekomen en is daarmee additioneel ten opzichte van de vernieuwings- en innovatie-activiteiten die de onderwijsinstellingen binnen het kader van de lumpsum-bekostiging en de Impulsmiddelen uitvoeren. Tegelijkertijd hebben innovatiearrangementen te allen tijde mede betrekking op versterking van de relatie tussen onderwijs en het (georganiseerde) bedrijfsleven; thema's voor innovatie worden door de partijen jaarlijks nader afgesproken. De deelnemende partijen in het samenwerkingsverband zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de cofinanciering van ten minste 60% van de projectkosten.
Zie beleidsintensivering.
De verplichtingen die in de departementale registraties administratief zijn vastgelegd.
Juridisch niet verplichte uitgaven
De juridisch niet verplichte uitgaven vormen een indicatie voor de mate van flexibiliteit die op het beleidsartikel aanwezig is. Op de ongebondenheid van juridisch niet verplichte uitgaven is evenwel het nodige af te dingen.
Kas-/verplichtingenadministratie
Een administratie waarin de aangegane verplichtingen worden geregistreerd, tezamen met de hieruit voortvloeiende betalingen in het jaar van aangaan en eventuele volgende jaren. Gedane betalingen worden geregistreerd in relatie tot de aangegane verplichtingen, zodat de nog openstaande verplichtingenbedragen kunnen worden vastgesteld.
Een vervroeging of vertraging van de uitgaven over de jaargrens heen.
Een kengetal is een getal dat inzicht geeft in de situatie en/of de ontwikkeling van een beleids- of productieproces.
Kenniscentra Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven
De Kenniscentra zijn de landelijke organen beroepsonderwijs van weleer. Ze worden bekostigd op basis van het aantal kwalificaties dat ze hebben ontwikkeld, het aantal leerbedrijven dat ze hebben erkend en het aantal beroepspraktijkvormingsplaatsen (bpv-plaatsen) bij leerbedrijven dat daadwerkelijk door deelnemers is bezet.
Kwalificatieniveau beroepsonderwijs
Binnen het middelbaar beroepsonderwijs bestaan 4 kwalificatieniveaus. Aan elk niveau is een opleiding verbonden. De niveaus zijn:
Niveau | Opleiding | Duur |
1Eenvoudige uitvoerende werkzaamheden | Assistent opleiding | 0,5–1 jaar |
2Uitvoerende werkzaamheden | Basisberoepsopleiding | 2–3 jaar |
3Volledige zelfstandige uitvoering van werkzaamheden | Vakopleiding | 2–4 jaar |
4Volledige zelfstandige uitvoering van werkzaamheden met brede inzetbaarheid dan wel specialisatie | MiddenkaderopleidingSpecialistenopleiding | 3–4 jaar1–2 jaar |
Binnen de educatie zijn zes kwalificatieniveaus, die worden aangeboden via 4 soorten opleidingen: de opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo), de opleidingen Nederlands als tweede taal (NT2) I en II, en de opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren en gericht op sociale redzaamheid (basiseducatie).
Toename van het aantal gediplomeerden in de beroepskolom (vo, mbo, hbo) als gevolg van vermindering van de ongediplomeerde uitval en verbetering van de doorstroom naar de hogere opleidingsniveaus in het beroepsonderwijs.
Lectoraten zijn leerstoelen van één of meer instellingen waar een lector wordt benoemd en is ingebed in een context van vernieuwing, toegepast onderzoek en publicaties.
Leer- en opvoedingsmoeilijkheden
Onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden is een vorm van speciaal basisonderwijs: het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs. Speciaal basisonderwijs wordt gegeven aan aparte scholen.
Leerwegen: beroepsopleidende en beroepsbegeleidende leerweg
Binnen het middelbaar beroepsonderwijs zijn twee leerwegen: de beroepsopleidende leerweg (bol) en de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). In de bol vindt de opleiding hoofdzakelijk op de school plaats, minimaal 20% en maximaal 60% van de studieduur is een praktijkdeel. In de bbl opleiding omvat de beroepspraktijkvorming minimaal 60% of meer van de studieduur.
Leerwegondersteunend onderwijs
Afdeling binnen het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) voor leerlingen die moeite hebben om het gewone lesprogramma te volgen, en meer individuele begeleiding nodig hebben dan in het gewone vbo (gericht op het verwerven van een diploma).ijs is er afgestemd op de specifieke moeilijkheden die jonge kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs. Iobk-onderwijs wordt gegeven aan afdelingen, verbonden aan scholen voor speciaal basisonderwijs en is voor kinderen van 3–7 jaar met ontwikkelingsproblemen.
Liquiditeit is een maatstaf voor de mate waarin de instelling op korte termijn aan zijn schulden kan voldoen, en wordt uitgedrukt in een verhoudingsgetal als resultaat van de verhouding tussen vlottende activa en kortlopende schulden. Voor de beoordeling van de liquiditeitspositie van een instelling worden de volgende normering en kwalificatie gehanteerd: een liquiditeitsratio van meer dan 1,2 is goed, tussen 0,6 en/of gelijk aan 1,2 is matig/voldoende en 0,6 of lager is slecht.
Middelen die nodig zijn om de extra uitgaven van het ministerie ten gevolge van loonstijgingen te financieren.
Het lyceum is één van de drie schooltypen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) voor leerlingen van 12–18 jaar. Op het lyceum zijn Grieks en Latijn keuzevakken. Andere schooltypen in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs zijn het atheneum en het gymnasium.
Lagere begrotingsuitgaven of hogere begrotingsontvangsten dan geraamd zonder dat het onderliggende beleid is gewijzigd.
Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs
Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) is één van de drie typen voortgezet onderwijs, naast het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Mavo-onderwijs duurt vier jaar, voor leerlingen van 12–16 jaar. De mavo bereidt leerlingen voor op het beroepsonderwijs of de laatste twee jaar van het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo).
Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) behoort tot de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Onderwijs in het mbo duurt vier jaar en is voor leerlingen van 16–20 jaar. Er worden zowel algemene als beroepsgerichte vakken gegeven. In het mbo stromen leerlingen door naar een baan of naar het hoger beroepsonderwijs (hbo). In augustus 1997 is het mbo opgegaan in de opleidingsniveaus van het nieuwe beroepsonderwijs.
De middenkaderopleiding duurt drie tot vier jaar en leidt op tot niveau vier van de beroepsopleidingen, het hoogste niveau. Als toelatingseis gelden een diploma voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) of drie jaar hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Leerlingen zijn dan circa 15/16 jaar.
Onderwijs voor moeilijk lerende kinderen is een vorm van speciaal basisonderwijs: het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs. Speciaal basisonderwijs wordt gegeven aan aparte scholen.
Opleidingen Nederlands als tweede taal (nt2) maken deel uit van de educatie en zijn bedoeld voor niet-Nederlanders om hun taalvaardigheid op een aanvaardbaar niveau te brengen. De opleidingen zijn uitsluitend voor volwassenen. Zie ook educatie.
Niet relevant voor het beleidsmatig financieringstekort.
Een door het ministerie ingediende verandering op een wetsvoorstel dat bij de Tweede Kamer in behandeling is.
Beleidsmatige verlaging van de begroting.
Aan het einde van de basisschool krijgen de leerlingen geen getuigschrift of diploma, maar een onderwijskundig rapport over de schoolvorderingen en leermogelijkheden. Dit rapport wordt opgesteld door de directeur, na overleg met het onderwijzend personeel, ten behoeve van de ontvangende school voor voortgezet onderwijs. Een afschrift van het rapport wordt aan de ouders van de leerlingen verstrekt. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen kan nadere voorschriften over dit rapport geven.
De school past het onderwijsaanbod aan aan de verschillen tussen leerlingen.
Begrotingswetsvoorstel dat (ter autorisatie) bij de Staten-Generaal wordt ingediend op de derde dinsdag van september van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar.
De Open Universiteit is een instelling voor afstandsonderwijs, die opleidingen biedt op het niveau van het wetenschappelijk onderwijs, voor personen van 18 jaar en ouder. De Open Universiteit is vooral gericht op personen die geen studie op de gebruikelijke manier kunnen of willen volgen.
Opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren
Opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren maken deel uit van de educatie en zijn gericht op het eindniveau van de eerste fase van het voorgezet onderwijs (basisvorming). De opleidingen zijn bedoeld als voorbereiding op een voortgezette opleiding, bijvoorbeeld in het beroepsonderwijs. De opleidingen zijn uitsluitend voor volwassenen. Zie ook educatie.
Opleidingen gericht op sociale redzaamheid
Opleidingen gericht op sociale redzaamheid maken deel uit van de educatie, en richten zich op een niveau van minimale redzaamheid op het gebied van taal, rekenen en sociale vaardigheden. De opleidingen zijn uitsluitend voor volwassenen. Zie ook educatie.
Een verschuiving van begrotingsuitgaven tussen de artikelen van het ministerie of een verschuiving van begrotingsuitgaven naar of van een ander departement.
Pedagogische academie basisonderwijs
Een pedagogische academie basisonderwijs verzorgt de lerarenopleiding voor het basisonderwijs en valt onder het hoger beroepsonderwijs (hbo). Zowel de voltijdopleidingen als de deeltijdopleidingen duren vier jaar. De praktische studieduur bij de deeltijdopleiding verschilt, afhankelijk van de vooropleiding. Het getuigschrift geeft een volledige bevoegdheid om les te geven aan de basisschool in alle vakken en alle leeftijdsgroepen (4 tot 12 jaar).
Een samenwerkingsverband tussen de HBO-raad, BVE-raad, VVO/VSWO en Colo, met betrokkenheid van AOC-raad en Paepon.
Afdeling binnen het vbo voor leerlingen die veel moeite hebben om het gewone lesprogramma te volgen, extra individuele begeleiding nodig hebben, maar niet in staat worden geacht een diploma voor vervolgonderwijs te behalen.
Dit is de overkoepelende term voor (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Deze term wordt gebruikt sinds de invoering van de Wet op het primair onderwijs in augustus 1998. Zie ook basisonderwijs en speciaal basisonderwijs.
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van het ministerie ten gevolge van de prijsstijgingen.
Resultaten van de begrotingsuitvoering in termen van uitgaven, verplichtingen en ontvangsten. Ook de prestatiegegevens die in een bepaald begrotingsjaar zijn geleverd, worden aangeduid als realisaties.
Regionale meld- en coördinatiefunctie (rmc-functie)
Organiseren van regionale melding, registratie en doorverwijzing van voortijdig schoolverlaters.
Relevant voor het beleidsmatig financieringstekort
Rentabiliteit geeft de mate van winstgevendheid aan, en wordt uitgedrukt in een verhoudingsgetal door het resultaat te delen op baten uit gewone bedrijfsvoering. Het bedrijfsresultaat is lastiger te normeren. Idealiter en gemeten over een lange periode zou dit nul moeten zijn. Het is immers niet direct de bedoeling dat instellingen structureel winst of verlies boeken. Voor de beoordeling van dit kengetal worden de volgende normering en kwalificatie gehanteerd: een ratio van meer dan 1% is goed, tussen -1% en/of gelijk aan 1% is matig/voldoende en -1% of lager is slecht.
Scholen werken op veel gebieden samen. Een school kan, afhankelijk van het doel van de samenwerking, deelnemen aan verschillende samenwerkingsverbanden. Het samenwerkingsverband waaraan een school deelneemt in verband met «weer samen naar school» kan uit andere scholen bestaan dan het samenwerkingsverband waaraan diezelfde school deelneemt in het kader van de «bestuurlijke krachtenbundeling».
Een scholengemeenschap bevat meerdere schooltypen voor voortgezet onderwijs die samenwerken: middelbaar voortgezet onderwijs (mavo), hoger algemeen onderwijs (vwo) en/of voorbereidend beroepsonderwijs (vbo). De overheid bevordert het creëren van scholengemeenschappen.
Een samenvoeging van budgetten die voor 1 augustus 2001 afzonderlijk aan de scholen voor primair onderwijs werden toegekend.
Het eindexamen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), middelbaar algemeen voorgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) bestaat uit twee delen: het schoolonderzoek en het centraal examen. het schoolonderzoek wordt door de school georganiseerd en afgenomen; het centraal examen is een landelijk examen en voor alle scholen gelijk. Vanaf augustus 1998 is de term schoolonderzoek vervangen door de term schoolexamen. Zie ook centraal examen, eindexamen.
Opleidingen gericht op sociale redzaamheid maken deel uit van de educatie, en richten zich op een niveau van minimale zelfredzaamheid op het gebied van taal, rekenen en sociale vaardigheden. De opleidingen zijn uitsluitend voor volwassenen. Zie ook educatie.
Solvabiliteit (inclusief voorzieningen)
Solvabiliteit is een maatstaf die aangeeft of de instelling op langere termijn (bij liquidatie) in staat zal zijn haar schulden te voldoen. Dit verhoudingsgetal wordt verkregen door het eigen vermogen te delen op het totaal vermogen, waarbij voor de analyse de volgende normering en kwalificatie worden gehanteerd. Een solvabiliteit van meer dan 50% is goed, tussen 30 en/of gelijk aan 50% is matig/voldoende en 30% of lager wordt als slecht gekwalificeerd.
Het speciaal basisonderwijs is onderwijs aan leerlingen met leer- en opvoedproblemen.
(Voortgezet) speciaal onderwijs
Het speciaal onderwijs (so) is voor leerlingen met een handicap vanaf 3 à 4 jaar tot circa 12 jaar. Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is voor leerlingen met een handicap van 12 tot maximaal 20 jaar. Het so en vso zijn verdeeld naar onderwijssoorten op basis van de soort handicap of onderwijsbelemmering van de leerlingen.
De specialistenopleiding duurt één tot twee jaar en leidt tot niveau vier van de beroepsopleidingen, het hoogste niveau. Om een specialistenopleiding te kunnen volgen is een diploma vakopleiding voor eenzelfde beroep op beroepencategorie vereist. Zie ook beroepsonderwijs.
Een startkwalificatie is ten minste een diploma niveau 2 van het mbo of het diploma havo.
De tweede fase van scholen voor voortgezet onderwijs (leerjaren 4–5 van het hoger algemeen voorgezet onderwijs (havo) en leerjaren 4–6 van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo)) zullen zich tot een studiehuis ontwikkelen. Dit houdt in dat leerlingen in toenemende mate hun eigen studie plannen en meer zelfstandig en in groepjes opdrachten uitvoeren. De rol van de docent zal verschuiven van lesgeven naar begeleiden.
Er zijn 15 technocentra. Dit zijn intermediaire organisaties die op regionale schaal een makel- en schakelfunctie vervullen: hun kerntaak is het tot stand brengen van samenwerkingsverbanden tussen bedrijfsleven, (technisch) beroepsonderwijs en regionale en lokale overheden, gericht op een aantal doelstellingen.
Hogere begrotingsuitgaven of lagere begrotingsontvangsten dan geraamd zonder dat het onderliggende beleid is gewijzigd.
De vakopleiding duurt twee tot vier jaar en leidt op tot niveau drie van de beroepsopleidingen. Er zijn vier niveaus, het vierde niveau is het hoogste niveau. Als toelatingseis gelden een diploma voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) of drie jaar hoger algemeen voorgezet onderwijs (havo) of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Leerlingen zijn dan circa 15/16 jaar. Zie ook beroepsonderwijs.
Een project om te komen tot een duidelijke koppeling tussen beleid, prestaties en geld, met als belangrijkste doel vergroting van de informatiewaarde en toegankelijkheid van de begroting en het jaarverslag.
Impuls binnen het onderzoek en wetenschapsbeleid, die erop gericht is creatieve en kwalitatief goede jonge onderzoekers ruimte te bieden en daarmee voor een carrière in de wetenschap te behouden.
De volwasseneneducatie richt zich op het opleiden van cursisten voor een zelfstandige positie in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Tot de volwasseneneducatie worden gerekend: het vormings- en ontwikkelingswerk, de basiseducatie, het onderwijs aan de erkende onderwijsinstellingen en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo).
Voorbereidend beroepsonderwijs
Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) bestaat sinds 1992, en is in de plaats gekomen van het lager beroepsonderwijs (lbo). Het voorbereidend beroepsonderwijs duurt vier jaar en biedt algemene en op het beroep gerichte vakken, voor de eerste fase van het voortgezet onderwijs. Het voorbereidend beroepsonderwijs is voor leerlingen van 12–16 jaar.
Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs is op 1 augustus 1999 ingevoerd, en bestaat uit de schoolsoorten vbo en mavo met vier leerwegen.
Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) is één van de drie typen voortgezet onderwijs, naast het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo). De opleiding duurt zes jaar, voor leerlingen van 12–18 jaar, en bereidt leerlingen voor op de universiteit.
Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) is één vorm van voortgezet onderwijs voor volwassenen. Het wordt gegeven aan avondscholen of dag-/avondscholen. Dag-/avondscholen is onderwijs dat volgens de wet avondonderwijs is, maar dat overdag gegeven wordt. In augustus 1997 is het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs opgegaan in de opleidingsniveaus van het nieuwe beroepsonderwijs.
Het voorgezet onderwijs omvat het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs en het speciaal onderwijs, voor leerlingen vanaf 12 jaar. Het bestaat uit het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voorgezet onderwijs (havo), het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo). Vbo en mavo duren vier jaar, havo vijf jaar en vwo zes jaar.
Jongeren tot 23 jaar die geen onderwijs volgen en die geen startkwalificatie hebben. Een startkwalificatie is ten minste het diploma niveau 2 van het middelbaar beroepsonderwijs of het diploma havo.
De bacheloropleidingen van het wetenschappelijk onderwijs (wo) duren drie jaar. De meeste masteropleidingen zijn 1 jaar maar er bestaan ook 2-jarige onderzoekmasters en de studie geneeskunde heeft een 3-jarige master. Het wo is bestemd voor studenten vanaf ongeveer 18 jaar, en wordt gegeven aan 13 universiteiten. Het wo omvat zowel diepgaande theoretische studies als specialistische training voor beroepen. Toelating tot het wo is mogelijk na het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) en het hoger beroepsonderwijs (hbo). Het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs vormen samen het hoger onderwijs.
Zeer moeilijk opvoedbare kinderen
Onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen is een vorm van speciaal onderwijs. Het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs.
Zeer moeilijk lerende kinderen
Onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen is een vorm van speciaal onderwijs. Het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs.
(Een aantal) Zorg advies teams in het PO, VO en BVE ontvangen middelen voor casemanagement en deskundigheidsbevordering zodat problemen van kinderen worden gesignaleerd door professionals en snel een passend sluitend hulpaanbod wordt georganiseerd.
De samenwerking tussen partijen die zich met jeugdproblematiek bezig houden zodat kinderen met gedrags- en leerproblemen niet tussen wal en schip vallen.
Aanvullende beurs 19, 104, 105, 106, 188, 189, 208, 211, 238
Accreditatie 69, 216
Achterstandenbeleid 23, 28, 29, 30, 31, 232
Actieplan cultuurbereik 131
Administratieve lasten 14, 19, 24, 35, 51, 120, 123, 170, 230, 239
Alfabetisering 59, 60, 61, 62, 213
Allochtonen 77, 78, 128, 145, 239
Amateurkunst 237
Apparaatskosten 19, 26, 95, 149, 151, 153, 155
Arbeidsmarktbeleid 23, 24, 85
Arbeidsmarkt 1, 4, 11, 13, 22, 23, 28, 33, 35, 49, 50, 52, 53, 57, 58, 65, 66, 74, 79, 80, 84, 85, 87, 88, 89, 90, 91, 94, 145, 213, 214, 243, 251, 260
Arbeidsvoorwaarden 84, 88, 89, 168, 172, 179, 182, 184
Arbo 88, 238
Archeologie 124, 126, 195, 197, 225
Archiefwet 154
Archieven 126, 130, 164, 204
Asielzoeker 18, 23, 26, 28, 29, 30, 173, 176
Aspasia 140, 144, 146, 247
Autonomie 35, 36, 157, 216, 238
Bachelor-master 216
Basisbeurs 101, 102, 103, 104, 106
Bbl 62, 238, 254
Bedrijfsvoering 1, 3, 4, 93, 157, 158, 159, 160, 257
Beeldende kunst 129, 130, 131, 237
Bekostiging 12, 24, 25, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 43, 46, 49, 51, 55, 57, 69, 75, 79, 91, 93, 95, 96, 140, 141, 142, 151, 155, 158, 160, 172, 173, 207, 210, 215, 216, 218, 221, 230, 233, 234, 237, 253
Bekostigingsbesluit cultuuruitingen 238
Beroepsbegeleidende leerweg 238, 249, 254
Beroepskolom 10, 50, 53, 54, 56, 57, 74, 254
Beroepsonderwijs 6, 10, 11, 21, 41, 49, 51, 52, 53, 54, 55, 63, 83, 92, 94, 96, 110, 120, 121, 122, 158, 167, 168, 169, 170, 181, 207, 210, 212, 223, 224, 237, 238, 239, 241, 243, 245, 247, 248, 249, 250, 251, 252, 253, 254, 255, 256, 258, 259, 260
Beroepsopleidende leerweg 18, 20, 99, 101, 110, 111, 118, 190, 193, 238, 244, 249, 254
Beroepspraktijkvorming 51, 238, 249, 254
Besturenorganisatie 29
Besturingsfilosofie 214
Bestuurlijke krachtenbundeling 238, 258
Bestuursdepartement 151, 158, 160
Bibliotheken 127, 128, 130, 142, 208, 211, 220, 228, 240
Bilaterale samenwerking 148
Bmf 238
Bol 14, 18, 62, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 111, 112, 113, 114, 118, 119, 120, 121, 122, 238, 251, 254
BPRC 140, 141, 142, 238
Bpv 238, 254
Brancheorganisatie 84, 87, 130
Brede school 11, 29, 32
Breed maatschappelijk functioneren 238, 249, 250, 254, 256
BVE-Raad 224
Bve 14, 42, 43, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 60, 61, 87, 90, 92, 93, 95, 96, 97, 98, 101, 153, 214, 238, 244
Bve-sector 51, 53, 70, 90, 91, 213, 214
Cao 87, 88, 89, 239
Collegegeldkrediet 107, 108, 234
Collegegeld 69, 72, 215, 234
Colo 57, 93, 239, 257
Conservering 141
Convenanten 3, 129
Convenant 52, 53, 75, 76, 88, 89, 90, 124, 127, 128, 135, 213, 226
Cultureel erfgoed 12, 124, 126, 129, 153, 154, 225
Culturele diversiteit 12, 13
Cultuur en school 35, 53, 131
Cultuurnota 123, 124, 125, 127, 128, 156, 195, 197, 214, 215, 225, 228
Cultuuruitingen 123, 130, 131
Cursusgeld 120, 121, 244
Decentralisatie arbeidsvoorwaarden 88
Deelname 18, 22, 25, 31, 46, 66, 67, 68, 69, 71, 77, 78, 99, 105, 110, 121, 128, 141, 148, 182, 184
Deregulering 35, 36, 51, 230, 238, 239
Didactische cursus 53
Differentiatie 213, 245
Doelgroepenbeleid 145
Doelmatigheid 33, 49, 51, 66, 69, 89, 99, 139, 147, 248, 250
Doorstroom 11, 14, 33, 42, 49, 53, 54, 55, 65, 70, 72, 144, 240, 247, 254
Duale opleidingstrajecten 52, 53
Educatie 1, 10, 11, 12, 21, 28, 46, 49, 50, 52, 53, 59, 60, 76, 83, 91, 92, 93, 94, 96, 98, 127, 129, 130, 132, 134, 146, 158, 167, 168, 169, 170, 178, 195, 207, 210, 212, 213, 215, 223, 227, 238, 241, 242, 243, 245, 249, 250, 251, 252, 254, 256, 257, 258, 260
ESF 55, 239
Europees Sociaal Fonds 239
Examinering 14, 36, 57, 92, 223, 224
FES 5, 10, 12, 16, 17, 28, 29, 33, 54, 63, 64, 140, 143, 176, 240
Film 125, 196, 215, 237
Financieringstekort 188, 189, 256, 257
Fonds Economische Structuurversterking 5, 28, 33, 95, 143, 176, 177, 179, 200, 240
Fondsen 123, 124, 125, 130, 173, 225, 228, 230, 234, 237
Formatie 7, 24, 44, 53, 54, 77, 91, 130, 132, 133, 160, 165, 220, 238, 240
Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 240
Genomics 140, 143, 242, 251
Gigaport 251
Hoger beroepsonderwijs 67, 68, 91, 93, 99, 101, 184, 189, 215, 216, 217, 240, 251, 252, 255, 257, 260
Hoger onderwijs 11, 14, 15, 58, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 72, 73, 74, 76, 77, 78, 79, 81, 82, 91, 93, 99, 101, 104, 106, 107, 108, 109, 139, 182, 184, 215, 216, 218, 224, 234, 239, 240, 244, 245, 251, 252, 260
Hoofdlijnenakkoord 35, 88
HRM 127, 145, 240
Huisvesting 11, 33, 71, 142, 151, 153, 162, 164, 165, 231, 245, 247
ICES 63, 143, 240
Ict 81, 94, 95, 96, 97, 98, 124, 127, 129, 130, 166, 194, 205, 240
Imago 61, 62, 87, 146, 147
Inburgering 60, 207, 210, 213, 223, 224, 245, 252
Indicatoren 3, 25, 36, 37, 38, 40, 42, 43, 45, 47, 48, 49, 51, 53, 55, 56, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 70, 73, 76, 77, 79, 85, 86, 89, 90, 93, 96, 97, 98, 101, 104, 106, 107, 108, 109, 112, 114, 116, 117, 118, 121, 125, 126, 128, 130, 133, 135, 136, 137, 139, 142, 144, 145, 147, 148, 157, 229
Individuele leerrekening 241
Informatie- en communicatietechnologie 240, 244, 247
Innovatiearrangement 53, 54, 56, 253
Innovatie 5, 8, 9, 11, 12, 13, 23, 26, 27, 35, 36, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 65, 67, 68, 74, 75, 91, 95, 97, 98, 130, 139, 141, 143, 156, 200, 239, 241, 243, 244, 251, 253
Inspectie 1, 21, 27, 29, 31, 41, 44, 49, 153, 154, 160, 167, 168, 169, 170, 205, 209, 211, 212, 240
Instroom 8, 9, 11, 52, 53, 63, 70, 72, 73, 74, 76, 78, 90, 91, 93, 140, 144
Integraal personeelsbeleid 52, 173, 241
Internationaal cultuurbeleid 123, 129, 131
Internationale samenwerking 69, 73, 83, 141, 147, 238
Inventaris 42, 44, 56, 92, 224, 236
Jaarwerkplan 154
Jeugdbeleid 28
Jeugdwerkloosheid 55
JOB 61, 241
KCE 57, 223, 224, 241
Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven 57
Kenniseconomie 5, 53, 65, 76, 78, 143, 155
Kennisinfrastructuur 5, 17, 63, 67, 74, 95, 97, 143, 238, 240
Kennisnet 96, 97, 98
Kennissamenleving 6, 15, 57, 65, 127, 146
Kerndoelen 28, 35, 39, 40, 41, 146, 232
Kinderopvang 88, 89
Koers BVE 53, 55, 60, 62
Kostprijsmodel 188, 190, 192
Kunstenaars 5, 13, 125, 129, 130
Kwalificatiestructuur 41, 50, 51, 57, 58, 91, 223, 241
Kwaliteit 5, 8, 10, 13, 14, 15, 22, 23, 24, 26, 27, 28, 33, 35, 44, 45, 49, 51, 56, 57, 58, 59, 65, 67, 68, 69, 72, 74, 75, 77, 78, 79, 84, 87, 91, 92, 93, 94, 97, 99, 101, 104, 106, 108, 120, 123, 127, 129, 130, 132, 139, 147, 153, 154, 157, 158, 159, 216, 218, 223, 224, 231, 241, 243
Landelijk beleidskader 241
Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling 241
Landelijke organen beroepsonderwijs 254
LCW 121, 241, 244
Lectoren 75, 76
Leenfaciliteit 106, 107, 161, 163, 165
Leerlingbegeleiding 7, 8, 44
Leerlinggebonden financiering 59, 60, 173, 241
Leermiddelen 29
Leerplicht 6, 7, 22, 23, 28, 29, 33, 44, 45, 213, 231, 241
Leerwegen 254, 260
Leerwerktrajecten 6, 56
Leesbevordering 228
Lerarenopleidingen 14, 17, 46, 91, 92, 93, 226, 244
Lerarentekort 15, 18, 117, 173, 213
Les- en cursusgeldwet 110, 120, 121, 241
Lesgeld 14, 16, 18, 20, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 120, 121, 122, 149, 190, 193, 201, 202, 203, 204
Letteren 228, 237
Leven lang leren 8, 54, 58, 59, 132, 159, 217
Loonbijstelling 4, 149, 168, 173, 179, 198
Maatschappelijke stage 11, 12, 34, 46, 47, 48
Maatwerk 6, 13, 39, 54, 55, 59, 87, 88, 251
Managementondersteuning en arbeidsmarkt 242
Materiële bekostiging 34, 173
Mediabeleid 12, 132, 134, 135, 136
Mediawet 133, 134, 136, 198, 227, 236
Meeneembare studiefinanciering 108, 109
Metamorfoze 141
Middelbaar beroepsonderwijs 10, 33, 65, 242, 245, 250, 254, 260
Moa 242
Monitoring 36, 44, 46, 118, 128, 156, 228, 229
Monitor 25, 36, 44, 45, 62, 73, 88, 89, 93, 101, 106, 118, 127, 129, 136, 213, 219, 231
Monumenten 12, 126, 127, 154, 156, 214, 242
Monumentenwet 126, 154
Monumentenzorg 17, 124, 126, 156, 195, 197, 214, 225
Mpv 242
Musea 126, 130, 154, 215
NT2 60, 242, 254
Nulmeting 15, 45, 92, 96
Oalt 242
OESO 69, 71, 82, 242
Ombuigingen 4
Onderhoud 23, 24, 25, 34, 35, 36, 37, 38, 44, 55, 86, 90, 98, 99, 109, 111, 114, 158
Onderwijsachterstandenbeleid 30, 215, 232
Onderwijsassistenten 242
Onderwijskansen 241, 242
Onderwijsnummer 25, 51, 78, 151, 213
Onderwijsprogrammering 8
Open bestel 69, 70
Ov-studentenkaart 188
Pabo 14, 129, 243
Participatiefonds 16, 18, 36, 162, 173, 186, 187, 237, 243
Participatie 6, 19, 32, 46, 49, 59, 67, 68, 76, 77, 78, 82, 88, 89, 99, 110, 130, 214, 215, 238
Personeelsbeleid 1, 4, 23, 24, 35, 52, 84, 145, 186, 208, 210, 212
Personeelsvoorziening 87, 90
Platform beroepsonderwijs 56
Podiumkunsten 125, 237
Praktijkonderwijs 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 168, 173, 175, 243
Prestatiebeurs 18, 100, 102, 105, 182, 188, 189, 208, 211, 243
Prijsbijstelling 4, 16, 19, 149, 167, 168, 169, 172, 175, 176, 179, 182, 183, 188, 195, 198, 200, 201, 203, 205, 206
Primatenonderzoek 142
Productiviteit 49, 74, 251
Professionalisering 75, 85, 90
Profielen 34, 39, 40, 41, 57, 58, 91, 92, 93, 153, 159
Programma van eisen 243
Programmavoorschriften 133
Programmering 10, 40, 41, 130, 131, 132, 135, 237
Publieke omroep 10, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 218, 220, 236
Publieksbereik 125
Raad voor Cultuur 125, 136, 155, 156, 225, 226, 227, 228, 243
Ramingsbijstelling 16, 19, 20, 202
Rechtmatigheid 139, 157, 158
Referentieraming 26, 51, 103, 105, 113, 115, 122
Regeerakkoord 9
Regionaal expertise centrum 243
Regionaal opleidingscentrum 243
Reisvoorziening 101, 103, 188, 208, 211
Rekenschap 35, 99, 142, 238
Rentedragende lening 100, 107, 188, 208, 211, 243
Restauratieachterstand 126, 127, 214
Rijkscollectie 16, 19, 154, 195
Rmc 55
RMC 213
Rmc 243, 257
RMC-wet 56, 223, 230
Roc 59, 60, 243
Schoolbegeleidingsdiensten 26, 27, 172, 173, 187
Schoolbestuur 232
Schoolbudget 173
Schoolklimaat 28, 43, 46
Schoolleiders 15, 46, 130, 243, 250
Schoonmaak 231
Silo 244
Sociale cohesie 54
Sociale redzaamheid 243, 250, 254, 257, 258
Speciaal basisonderwijs 14, 25, 28, 243, 253, 254, 255, 256, 257, 258
Speciaal onderwijs 25, 26, 28, 92, 93, 120, 173, 237, 244, 250, 257, 259, 260, 261
Specifieke stimulering 140, 143
Startkwalificatie 6, 7, 8, 55, 59, 259, 260
Studentenmobiliteit 73, 100, 108
Studentenmonitor 101, 106
Studieschuld 234
Studievoortgang 244
Subsidie 9, 27, 28, 35, 36, 41, 42, 44, 59, 60, 61, 62, 63, 67, 69, 73, 75, 77, 79, 81, 85, 88, 92, 94, 96, 124, 125, 127, 129, 142, 143, 144, 147, 156, 195, 197, 207, 210, 238, 244, 249, 252
Technocentra 63, 64, 259
Tempobeurs 102, 105
Toegankelijkheid 24, 33, 35, 51, 60, 62, 66, 69, 99, 100, 101, 103, 110, 111, 113, 116, 117, 132, 259
Toetsingskader 88
Uitstroom 8, 13, 14, 38, 52, 76, 147, 243
Universitaire lerarenopleiding 244
Vavo 14, 110, 116, 117, 120, 121, 245, 254, 260
Vbtb 245
VBTB 259
Veiligheid 7, 29, 34, 43, 44, 45, 60, 74, 75, 235
Verantwoording 35, 49, 56, 69, 142, 153, 158, 167, 218, 242, 245
Verkenningen 55, 155, 156
Vervangingsfonds 16, 18, 36, 88, 173, 234, 237, 245
Visitatie 13
Voor- en vroegschoolse educatie 28, 29, 32, 245
Voorjaarsnota 19, 168, 170, 195, 202, 204, 230, 234
Voorlichting 24, 28, 29, 36, 49, 55, 56, 61, 62, 81, 107, 108, 151, 204, 242, 246
Voortgezet speciaal onderwijs 5, 28, 120, 173, 245, 259
Voortijdig schoolverlaten 6, 7, 11, 43, 54, 55, 56, 213, 223, 245
Vouchers 47, 48, 129, 130, 131
Vsv 245
VVE 31, 215, 245
Wachtgelden 230
Watergraafsmeer 246
WEB 49, 51, 56, 59, 60, 245
Weer samen naar school 246, 258
Wet op het specifiek cultuurbeleid 246
Wet studiefinanciering 99, 107
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten 18, 110, 120, 121, 190, 246
Wetenschap- en techniekcommunicatie 146, 246
Wetenschappelijk onderwijs 33, 68, 71, 99, 101, 147, 200, 215, 245, 247, 248, 249, 250, 251, 252, 255, 256, 258, 259, 260
WIN 60, 245
WSC 246
WSF 106, 109, 110, 117, 168, 244, 246
WSNS 14, 23, 28, 29, 32, 235, 246
WTOS 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 168, 234, 244, 245, 246
WVA 246
ZAT 16, 18, 34, 44, 45, 175, 176
Zeer moeilijk lerende kinderen 261
Zeer moeilijk opvoedbare kinderen 246, 261
Ziektekosten 16, 19, 84, 86, 104, 105, 188, 239, 246
Ziekteverzuim 52, 53, 88, 89, 93
Zmlk 246
Zmok 28, 44, 246
Zorg Advies Teams 16, 18
Zorgstructuur vmbo 261