Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

INHOUDSOPGAVE

A.Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel2
   
B.Begrotingstoelichting3
   
1.Leeswijzer3
   
2.Beleidsagenda5
   
3.De beleidsartikelen22
 1. Primair onderwijs22
 3. Voortgezet onderwijs33
 4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie49
 5. Technocentra63
 6 en 7. Hoger onderwijs65
 8. Internationaal onderwijsbeleid80
 Overzichtsconstructie internationaal beleid82
 9. Arbeidsmarkt en personeelsbeleid83
 Overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid87
 10. Informatie- en communicatietechnologie94
 11. Studiefinanciering99
 12. Tegemoetkoming studiekosten110
 13. Lesgelden120
 14. Cultuur123
 15. Media132
 16. Onderzoek en wetenschappen139
   
4.De niet-beleidsartikelen149
 17. Nominaal en onvoorzien149
 18. Ministerie algemeen151
 19. Inspecties153
 20. Adviesraden155
   
5.De bedrijfsvoeringsparagraaf157
   
6.De diensten die een baten-lasten stelsel voeren:161
 1. Centrale Financiën Instellingen 161
 2. Nationaal Archief164
   
7.Verdiepingshoofdstuk167
   
8.Bijlagen213
 1. Moties en toezeggingen213
 2. Overzicht RWT's en ZBO's237
 3. Afkortingenlijst238
 4. Begrippenlijst247
 5. Trefwoordenlijst262

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2006 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten samen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2006. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2006.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2006 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat agentschappen)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de agentschappen Centrale Financiën Instellingen (CFI) en het Nationaal Archief (voorheen de Rijksarchiefdienst) voor het jaar 2006 vastgesteld. De in de begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. DE LEESWIJZER

De begroting 2006 bevat de volgende onderdelen:

a. de beleidsagenda;

b. de beleidsartikelen;

c. de overzichtsconstructies;

d. de niet-beleidsartikelen;

e. de bedrijfsvoeringsparagraaf;

f. de diensten die een baten-lasten stelsel voeren;

g. het verdiepingshoofdstuk;

h. de bijlagen.

a. De beleidsagenda

De beleidsagenda verbindt de belangrijkste beleidsdoelen van het ministerie van OCW met de missie van het departement: OCW werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland.

b. De beleidsartikelen

Elk beleidsartikel is in principe opgebouwd volgens de standaardindeling:

• algemene beleidsdoelstelling;

• tabel budgettaire gevolgen van beleid;

• operationele beleidsdoelstellingen;

• overzicht beleidsonderzoeken.

In reactie op de motie Douma c.s. (Tweede Kamer, 29 949, nr. 11) is in een brief van de minister van OCW (Tweede Kamer, 29 949, nr. 29) de Tweede Kamer geïnformeerd over de algemene beleidsdoelstellingen in de ontwerpbegroting 2006 waarover geen effectindicatoren of prestatiegegevens worden opgenomen. Het benoemen bij de artikelen 8, 11, 12 en 13 van outcome- en outputindicatoren is thans niet mogelijk. Voor de artikelen 11 en 12 wordt onderzocht of dergelijke indicatoren in de begroting 2007 gebruikt kunnen gaan worden.

Op het niveau van de operationele doelstellingen zijn zoveel mogelijk zinvolle en relevante prestatie-indicatoren en streefwaarden benoemd.

De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van deze brief de minister van OCW verzocht om de integraliteit van de begroting te handhaven en zo min mogelijk te verwijzen naar gegevens in andere documenten. De OCW-begroting is opgesteld volgens de richtlijnen van het kabinet en heeft tot doel een toegankelijke, dunne en zelfstandig leesbare begroting te zijn. Verwijzingen zijn opgenomen om herhalingen van beleidsnota's en publicaties te voorkomen.

De tabel budgettaire gevolgen van beleid geeft onder meer aan in hoeverre de geplande uitgaven juridisch verplicht zijn. Daarnaast geeft de tabel inzicht in het deel dat bestuurlijk gebonden is. Het betreft afspraken c.q. convenanten met decentrale overheden, ZBO's en private partijen dan wel toezeggingen aan de Tweede Kamer.

c. Overzichtsconstructies

In overzichtsconstructies wordt voor bepaalde brede beleidsthema 's een departementaal overzicht gegeven. In deze begroting is een overzichtsconstructie internationaal beleid (artikel 8: Internationaal onderwijsbeleid) en een overzichtsconstructie arbeidspersoneel en arbeidsmarkt (artikel 9: Arbeidsmarkt en personeelsbeleid) opgenomen.

d. Niet-beleidsartikelen

Er zijn vier zogenaamde niet-beleidsartikelen:

• nominaal en onvoorzien

• ministerie algemeen

• inspecties

• adviesraden

e. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In deze paragraaf wordt ingegaan op de interne bedrijfsvoering. Hierin wordt een toelichting gegeven op de belangrijke ontwikkelingen op dit gebied. Daarnaast worden knelpunten toegelicht die mogelijk een risico vormen voor de realisatie van de beleidsdoelstellingen en wordt aangegeven welke acties hierbij worden genomen.

f. Diensten die een baten-lasten stelsel voeren

Dit onderdeel bevat de cijfermatige overzichten van de agentschappen Centrale Financiën Instellingen en het Nationaal Archief.

g. Verdiepingshoofdstuk

In dit onderdeel worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2005 en de ontwerpbegroting 2006. De ondergrens voor het toelichten van mutaties is € 2,2 miljoen. Een aantal mutaties is centraal toegelicht (loonbijstelling, prijsbijstelling, intensiveringen, ombuigingen).

h. Bijlagen

De volgende bijlagen zijn bij de begroting opgenomen:

• Overzicht moties en toezeggingen

• Overzicht RWT's en ZBO's

• Afkortingen

• Trefwoorden

• Begrippen

2. BELEIDSAGENDA

2.1 Naar een slimme, vaardige en creatieve samenleving

Iedere Nederlander heeft te maken met onderwijs, cultuur en wetenschap. In het werk en op school, als we het journaal kijken of een concert bijwonen, bij de dokter en in de tram: overal in ons leven gebruiken we wel wat van onze kennis, vaardigheden en creativiteit – én die van anderen. Daarom is onze missie: OCW werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland. Het zijn deze eigenschappen die Nederland nodig heeft om een sterke samenleving te kunnen zijn, die binnen Europa tot de kennistop behoort, en die mét Europa de concurrentie aankan met de rest van de wereld. Onderwijs, cultuur en wetenschap dragen bij aan het welzijn en de welvaart van de Nederlandse bevolking.

Onze missie is gericht op de mensen die het moeten doen (onderwijzers, wetenschappers en kunstenaars), de mensen voor wie zij het doen (leerlingen, ouders, studenten, bedrijfsleven, collega-wetenschappers, kunstenaars, museumbezoekers) en de mensen die dit alles moeten organiseren (management en bestuur). Met onze maatregelen bieden we hen de ruimte waarin zij kunnen lesgeven, besturen, kunst maken, leren, onderzoeken en genieten van kunst en cultuur. OCW stelt zich ten dienste van de werkvloer.

De OCW-plannen voor 2006 passen in het kabinetsbeleid, dat nieuwe evenwichten tot stand wil brengen in de samenleving. Meer kwaliteit en minder regels, meer mensen aan het werk, een veiliger Nederland en meer respect voor elkaar zijn kabinetsdoelen die ook in het beleid voor onderwijs, cultuur en wetenschap tot uitdrukking komen, of we nu de bureaucratie in het onderwijs aanpakken, de kwaliteit van de lerarenopleiding verbeteren, risicojongeren aan een leerwerkplek helpen of een canon laten ontwikkelen. Daarover gaat deze beleidsagenda.

2.2 Naar een slimme samenleving

Investeren in kennis

In het Paasakkoord is afgesproken een half miljard van de extra aardgasinkomsten in het FES (Fonds Economische Structuurversterking) te investeren in kennisprojecten. Inmiddels zijn deze extra aardgasinkomsten voor kennis vastgesteld op circa € 1 miljard. Het Paasakkoord bepaalt verder dat onderwijs, kennis en innovatie ook van toekomstige meevallers in het FES stevig profiteren. Het kabinet stelt voor om ongeveer de helft van deze meevallers hiervoor te bestemmen. Voor OCW gaat het onder meer om extra geld voor brede scholen en beroepspraktijklokalen in het vmbo en het voortgezet speciaal onderwijs. In totaal ongeveer € 150 miljoen in 2006 en nog eens € 150 miljoen in 2007. Daarnaast is er kabinetsbreed € 100 miljoen beschikbaar voor de grootschalige onderzoeksinfrastructuur.

In december 2004 adviseerde de werkgroep «Dynamisering kennis- en innovatiesysteem» van het Innovatieplatform (werkgroep Wijffels) het kabinet om meer te investeren in de kennisinfrastructuur. Daarom hebben we samen met het ministerie van EZ in kaart gebracht hoe de Nederlandse investeringen in kennis (als percentage van het bbp) en de resultaten van die investeringen zich verhouden tot die van de top-kenniseconomieën in Europa (de zogenaamde «kennisinvesteringsquote»). De internationale vergelijking laat zien dat het Nederlandse onderwijssysteem efficiënt lijkt te werken. Een aantal van de Lissabondoelstellingen (zie volgende paragraaf) zijn echter duidelijke zorgpunten. Het kabinet stelt voor het komende jaar een onderzoeksagenda «Kennis en Innovatie» op waaruit duidelijk moet worden of en zo ja, hoe het beleid moet worden aangescherpt.

Lissabondoelstellingen

Handwerk kan niet zonder denkwerk. Kennis en vaardigheden, en de creativiteit om die op vernieuwende wijze in te zetten, vormen de brandstof voor de economie van vandaag en morgen. Daarom is het kabinet twee jaar geleden ambitieus aan de slag gegaan met de doelstellingen die de Europese regeringsleiders in 2000 in Lissabon met elkaar hebben afgesproken. Doel van de Lissabondoelstellingen is Europa binnen tien jaar om te vormen tot een concurrerende en sociaal hechte kennissamenleving. Naar het zich laat aanzien, wordt het moeilijk de voor Nederland afgeleide doelstellingen te realiseren; reden voor het kabinet om zich daar in 2006 extra voor in te spannen.

Eerste Lissabondoelstelling: ten minste 85% jongeren een startkwalificatie

Een goede opleiding is één van de belangrijkste voorwaarden voor een goede loopbaan. Het doel van het Lissabonakkoord is dat in 2010 meer dan 85% van alle jongeren tussen 20 en 24 jaar een startkwalificatie haalt (minimaal examen op havo- of mbo-2-niveau). Nederland heeft deze doelstelling overgenomen, ook omdat hij goed past in het kabinetsbeleid om meer mensen aan het werk te krijgen. Er is echter nog een lange weg te gaan: in 2003 stond de teller op 75%. Daarom hebben de ministeries van SZW en OCW in het Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid uit 2003 (23 972, nr. 60) een reeks maatregelen voorgesteld om werkloze jongeren zonder startkwalificatie binnen een half jaar aan het werk en/of naar school te krijgen. Alle OCW-maatregelen zijn inmiddels in gang gezet. Zo heeft OCW in maart 2005 een wetsvoorstel ingediend om meer maatwerk voor risicoleerlingen mogelijk te maken: het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs werken daarbij samen om de overdracht van deze leerlingen uit het voortgezet onderwijs naar het mbo te verbeteren.

Het kabinet onderschrijft verder de gedachte achter de motie Verhagen dat jongeren tot 23 jaar óf aan het leren moeten zijn óf aan het werk (26 695 en 29 454, nr. 22). Daarom onderzoeken we nog in 2005 de haalbaarheid van een aantal maatregelen voor jongeren van 18 tot 23 jaar zonder startkwalificatie, die niet leren en niet werken. Deze maatregelen moeten de bestaande, gezamenlijke aanpak versterken (ketenbenadering). Daarnaast gaat het om een sluitende registratie van jongeren en een groter aanbod aan maatwerktrajecten waarin jongeren praktijkgericht onderwijs volgen – onder meer gericht op zelfstandig ondernemerschap. Ook onderzoeken we de mogelijkheid voor een zogenoemde «participatieplicht». Tegelijkertijd voeren we samen met het ministerie van SZW en de gemeente Rotterdam de pilot «Leerwerkverplichting» uit, waarin niet-leerplichtige jongeren tot 23 jaar met een niet-vrijblijvende aanpak begeleid worden naar onderwijs- of leerwerktrajecten.

Tweede Lissabondoelstelling: drastisch terugdringen voortijdig schoolverlaten

Voortijdig schoolverlaten is een complex en weerbarstig probleem. Dat blijkt onder meer uit de samenstelling van de groep voortijdige schoolverlaters. Een gedeelte van hen heeft al een diploma, bijvoorbeeld van het vmbo of een mbo-1-opleiding, en vaak ook een baan. Toch is het ook voor hen van belang om een startkwalificatie te halen, in de avonduren, op school, of in een leerwerktraject. Daarnaast is er een groep die extra voorrang krijgt in het beleid voor voortijdig schoolverlaten. Zij hebben geen diploma's en zijn daardoor kwetsbaarder dan de andere schoolverlaters. Volgens de meest recente cijfers (over 2003) telt deze groep bijna 26 000 jongeren. Ten slotte is er een groep voortijdige schoolverlaters voor wie een startkwalificatie te hoog gegrepen is. Voor hen is het belangrijk dat de opleiding zich richt op wat ze wél kunnen. Veel van deze (groepen) voortijdige schoolverlaters hebben een schoolloopbaan die geheel of gedeeltelijk misgelopen is. Het beleid is daarom ook op deze leerlingen gericht.

We zijn doordrongen van de ernst van dit probleem. Ook omdat de ervaring leert dat voortijdig schoolverlaten geen tijdelijk probleem is. In het verleden is het aantal voortijdig schoolverlaters jaarlijks gestegen. Voor het schooljaar 2002–2003 kon voor het eerst sinds jaren een daling worden gemeld. De cijfers van het schooljaar 2003–2004 zijn naar verwachting eind september bekend, maar eerste signalen duiden op eenzelfde aantal als in 2002–2003. We vinden het dan ook van groot belang om in nauwe samenspraak met de Tweede Kamer het terugdringen van voortijdig schoolverlaten dezelfde hoge prioriteit te geven in 2006 en de jaren daarop.

In 2004 is de aanpak van het voortijdig schoolverlaten verder versterkt, als reactie op de stijgingen van het aantal voortijdig schoolverlaters in het verleden. Begin 2004 hebben de 39 Regionale Meld- en Coördinatiefuncties voor voortijdig schoolverlaten verbeterplannen opgesteld – een voorwaarde om in 2005 aanspraak te kunnen maken op de extra middelen voor de trajectbegeleiding à € 5 miljoen structureel, met ingang van 2006. Daarmee kunnen gemeenten deze jongeren nog beter begeleiden naar school, een leerwerktraject of werk. Op deze manier wordt ingezet op een verdere daling van het aantal voortijdig schoolverlaters vanaf het schooljaar 2004–2005.

Ons uitgangspunt blijft ook voor 2006: elke leerling die voortijdig de school verlaat is er één te veel. Die gedachte levert voor Nederland een wel zeer ambitieuze doelstelling op: ten opzichte van 2002 moet het aantal voortijdige schoolverlaters met 30% zijn verminderd in 2006, en met 50% in 2010. Juist omdat het zo'n complex probleem is, vraagt voortijdig schoolverlaten een brede, krachtige aanpak, waarin alle betrokkenen samenwerken: van leerplichtambtenaar tot politieagent, en van leraar tot stagebegeleider. Die aanpak richt zich in 2006 op een betere registratie, het voorkomen én het bestrijden van voortijdig schoolverlaten.

Allereerst moeten we weten hoeveel leerlingen afhaken, welke leerlingen dat zijn en waar ze naartoe gaan. Om de registratie te verbeteren wordt het persoonsgebonden nummer ingevoerd en krijgt de Informatie Beheer Groep de mogelijkheid om informatie over leerlingen beschikbaar te stellen aan (contact)gemeenten van de 39 Regionale Meld- en Coördinatiefuncties voortijdig schoolverlaten. Nog in 2005 ontvangt de Tweede Kamer een wetsvoorstel om dit mogelijk te maken.

Daarnaast is het zaak uitval te voorkomen, bijvoorbeeld door zo vroeg mogelijk taal- en onderwijsachterstanden weg te werken bij (jonge) leerlingen. Dat lukt alleen als alle verantwoordelijken er samen hun schouders onder zetten, vanaf het moment dat kinderen naar het consultatiebureau gaan, tot het moment dat ze met een diploma op zak het onderwijs verlaten. De gemeente heeft hierbij de belangrijke rol van regisseur. De (v)mbo-scholen hebben de opdracht om aantrekkelijk onderwijs te verzorgen, met voor veel leerlingen een grote praktijkcomponent, een goede individuele leerlingbegeleiding en vroegtijdige aandacht voor verzuim. De voorstellen in de notities «VMBO, het betere werk» (30 079, nr. 1) en het «Plan van aanpak veiligheid» (29 240, nr. 5,) voorzien daarin voor het vmbo. Zo kunnen vmbo-scholen vanaf 1 augustus 2006 ook in de onderbouw de lesstof aanbieden in de vorm van praktijkopdrachten of speciale projecten. Verder krijgen ze meer mogelijkheden om hun onderwijsprogrammering af te stemmen op de behoeften van werkgevers uit de regio. Ook kunnen leerlingen op een aantal vmbo-scholen een diploma halen op mbo-1-niveau zonder over te stappen naar het mbo (assistentenroute). Juist die overstap is een moment waar zwakke leerlingen vaak in de problemen komen (zie ook de paragraaf «Vernieuwing in het vmbo» in deze beleidsagenda).

Als leerlingen de school toch voortijdig verlaten, moeten ze weer terug naar school worden geleid, of in een leerwerktraject verder leren. In de vorige paragraaf is beschreven wat het kabinet doet om meer jongeren aan een startkwalificatie te helpen. Voor de opvang van leerlingen met grote gedrags- of leerproblemen komen nog dit jaar reboundvoorzieningen en 1000 extra ZMOK-plaatsen beschikbaar. Dat ontlast het reguliere onderwijs en biedt de jongeren in kwestie een beter perspectief op een opleiding. In 2007 moet elke school voor voortgezet onderwijs een sluitende zorgstructuur kennen, die voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen. Via de Operatie JONG en de Taskforce Jeugdwerkloosheid zorgt het kabinet ervoor dat de verschillende partijen die met de jeugdproblematiek te maken krijgen beter samenwerken.

Ten slotte is er voor individuele leerlingbegeleiding in het voortgezet onderwijs vanaf 1 augustus 2005 € 44 miljoen per jaar beschikbaar.

Derde Lissabondoelstelling: meer bèta en techniek

Om werkelijk te kunnen concurreren op het gebied van onderzoek en speurwerk heeft Europa voldoende bèta's en technici nodig. Uit de EU-benchmark (29 386, nr. 1) blijkt dat het aantal afgestudeerden bèta/techniek volgens doelstelling groeit. Die doelstellingen zijn: in 2007 15% méér instroom van studenten in de hogere bèta- en technische opleidingen, zodat we in 2010 ook 15% meer uitstroom hebben van deze studenten (ten opzichte van 2000). De EU-voortgangsrapportage over de Lissabondoelstellingen op het gebied van onderwijs laat echter óók zien dat het aandeel afgestudeerden bèta/techniek als percentage van het totale aantal afgestudeerden vrijwel constant blijft. Deze relatieve stilstand is achteruitgang. In 2006 intensiveren we daarom de inzet. Hiervoor is het komende jaar € 25 miljoen uit de innovatiemiddelen beschikbaar. In een pilot wordt onderzocht of extra (studie)geld potentiële bètastudenten kan prikkelen te kiezen voor een bètastudie. Om meer leerlingen te interesseren voor bèta en techniek streeft het Platform Bèta en Techniek naar een «bètaprofiel» voor twintig procent van de scholen in het voortgezet onderwijs. Het platform wil basisscholen stimuleren techniek en onderzoekend leren een structurele plek te geven in het onderwijs.

Vierde en vijfde Lissabondoelstelling: leesvaardigheid & leven lang leren

Het kabinet constateert met voldoening dat de leesvaardigheid van jongeren in Nederland op een internationaal hoog niveau is gebleven. Daarmee haalt Nederland de Lissabondoelstelling. Tegelijkertijd echter telt ons land nog steeds ongeveer 1,5 miljoen mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. We pakken dit functionele analfabetisme aan met het «Aanvalsplan Alfabetisering», dat eind 2005 klaar moet zijn. Ter voorbereiding van dit aanvalsplan zal in september 2005 een rondetafelconferentie plaatsvinden.

De aanpak van functioneel analfabetisme sluit aan bij het beleid voor een Leven Lang Leren. De Europese doelstelling is dat in 2010 ten minste 12,5% van de 25–64-jarigen deelneemt aan leeractiviteiten. In Nederland is dit aandeel licht gestegen: van 15,6% in 2000 naar 16,5% in 2003. Het kabinet heeft voor Nederland de lat hoger gelegd dan het Europese streefcijfer. Nederland moet op het niveau komen van de best presterende landen in Europa, namelijk 20%. De snelheid waarmee het aandeel van deze «Leven Lang Leerlingen» nu groeit, is daarvoor niet voldoende. Daarom heeft de nieuwe projectdirectie Leren en Werken van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en OCW in 2005 een plan van aanpak opgesteld voor de komende twee jaren (30 012, nr. 3). Eén van de concrete maatregelen is dat in de zomer van 2007 15 000«duale trajecten» gerealiseerd zijn: trajecten van leren en werken waarin mensen een diploma kunnen halen.

Zesde Lissabondoelstelling: onderzoeksinvesteringen

In de Europese Raad van Barcelona (2002) is afgesproken dat de EU zal streven naar een gemiddelde investering in onderzoek van 3 procent van het Europese BNP in 2010. De gemiddelde investering bedroeg in Nederland in 2002 1.89 procent. Van de 3 procent waar Europa naar streeft, moeten bedrijven tweederde opbrengen. Wil Nederland deze ambitie realiseren, dan zullen we moeten blijven investeren in R&D en innovatie, publiek en privaat. Om hiervoor de goede voorwaarden te scheppen, wisselt Nederland met de andere EU-lidstaten ervaringen uit over beleidsmaatregelen (Open Method of Co-ordination). Daarnaast vergelijken we ons R&D-beleid met dat in andere landen (benchmarking) en nemen we deel aan wederzijdse evaluaties (peer review). Daarnaast stimuleert het Kabinet actief R&D en innovatie via bijvoorbeeld de WBSO (zie ook de begroting van EZ).

In het Nationaal Hervormingsplan Lissabon krijgt ook de Nederlandse bijdrage aan het realiseren van de Barcelonadoelstelling een plaats. De EU zal aan de Barcelonadoelstelling bijdragen door Europese onderzoekssamenwerking te financieren in het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek (2007–2013). De Europese Commissie stelt voor een European Research Council op te richten, die het excellent fundamenteel onderzoek in Europa gaat versterken.

De Europese kennisparadox

Nederland moet de kennis van slimme mensen slim benutten. We staan daarmee voor de uitdaging van de kennisparadox: aan de ene kant kunnen we bogen op kwalitatief goed onderzoek, aan de andere kant benutten we dat onderzoek nog niet goed voor de innovatie van onze producten en diensten. Het kabinet heeft daarom besloten een aantal nieuwe bruggen te slaan tussen de onderzoekswereld en het bedrijfsleven. Een voorbeeld daarvan is de smart-mix-regeling van OCW en EZ: vanaf 2007 wordt uit de kennisenveloppe (het bedrag dat in het regeerakkoord is gereserveerd voor kennis) jaarlijks € 100 miljoen ingezet voor onderzoeksprogramma's van consortia van kennisinstellingen en bedrijven/maatschappelijke organisaties. De programma's moeten voldoen aan twee doelstellingen: ze moeten excellent onderzoek versterken en de maatschappelijke en/of economische toepassing daarvan bevorderen (valorisatie). Per programma kan de ene doelstelling wat meer aandacht krijgen dan de andere.

Kwalitatief goed onderzoek vraagt daarnaast om voldoende goede onderzoekers. Door de afnemende instroom van jong wetenschappelijk talent en de vergrijzing van het wetenschappelijke personeel zou op termijn een tekort aan wetenschappelijk personeel kunnen ontstaan. Daarom subsidiëren we het NWO-programma «Vernieuwingsimpuls» dat veelbelovende onderzoekers kansen biedt via verschillende persoonsgebonden subsidies: voor jong-gepromoveerden («veni»), senior postdoc's («vidi») en professorabele onderzoekers («vici»). In 2006 is daarmee een bedrag gemoeid van € 27 miljoen. Met het programma Mozaïek bevorderen we verder dat onderzoeksinstellingen meer allochtoon talent aantrekken. Ten slotte moet ook het aantal vrouwelijke hoofddocenten en professoren stijgen.

Toekomst publieke omroep

Nederland heeft een publieke omroep nodig met een duidelijk eigen taak en «gezicht», een omroep die met de maatschappelijke en technologische veranderingen mee verandert, een omroep die voor kijkers en luisteraars een samenhangend en boeiend programma-aanbod realiseert op radio, televisie, internet en combinaties daarvan. Daarom concentreert de publieke omroep zich in de toekomst op drie functies: nieuws, opinievorming en maatschappelijk debat, en tot slot cultuur, educatie en andere informatie. De omroep dient deze functies ook te versterken, zoals blijkt uit de nota van het kabinet «Met het oog op morgen ... De publieke omroep na 2008» (nr. 234, 24 juni 2005).

De aansturing van de publieke omroep wordt verbeterd. Zo krijgt de raad van bestuur van de publieke omroep op basis van een recente wetswijziging meer instrumenten in handen om het algemeen programmabeleid te versterken. Er komt daarmee duidelijke regie op de programmering en een heldere scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering. OCW sluit een prestatiecontract af met de publieke omroep voor de periode 2006–2008 over onder meer het bereik, de pluriformiteit en de kwaliteit van het programma-aanbod en over de integriteit en transparantie bij de publieke omroep.

2.3 Naar een vaardige samenleving

Onze missie is: OCW werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland. «Vaardigheid» moet daarbij breed worden gezien: slim en creatief zijn met je handen, sociaal vaardig zijn, kennis kunnen inzetten op het juiste moment en op de juiste manier. Dat leer je in het onderwijs. Het is de plaats bij uitstek waar mensen kunnen oefenen in rekening houden met elkaar. Het leert mensen kritisch na te denken en te reflecteren. Alle vormen van ons onderwijs erkennen het belang van deze vaardigheden.

In het vmbo (basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg) en het mbo komen daarnaast steeds meer de vaardigheden van de toekomstige beroepspraktijk centraal te staan. Zo worden in het mbo zowel de eindtermen als het onderwijs veranderd, om competentiegericht onderwijs mogelijk te maken.

Dicht tegen werk aan

Organiseer het beroepsonderwijs meer «arbeidsnabij». Dat adviseerde de werkgroep Dynamisering beroepsonderwijs van het Innovatieplatform (werkgroep Leijnse) in zijn rapport «Beroepswijs Beroepsonderwijs» (29 800 VIII, nr. 125). Sterkere netwerken tussen bedrijven en instellingen en «contextrijk leren» zijn belangrijke instrumenten daarvoor. Dat vraagt een andere rol van docenten en leidinggevenden, die daarop goed moeten worden voorbereid, zo stelt de werkgroep. Het kabinet stuurt zijn reactie op het advies van de werkgroep eind september/begin oktober 2005 naar de Tweede Kamer en beschrijft daarin ook welke concrete initiatieven van het Innovatieplatform ondersteund worden. In het Paasakkoord is afgesproken dat hiervoor € 22 miljoen gereserveerd wordt. De beroepskolom is een van de terreinen waarvoor het Innovatieplatform plannen heeft gemaakt. In augustus 2005 is bovendien besloten om nog eens € 59 miljoen uit de extra FES-middelen in te zetten om (onder meer) ondernemende docenten in het middelbaar beroepsonderwijs stages te laten lopen in het bedrijfsleven, om lesmateriaal te ontwikkelen voor competentiegericht beroepsonderwijs» en eventueel om «leren in bedrijf» te stimuleren.

Daarnaast toetsen twee hogescholen het instroomniveau van studenten met een mbo-3-diploma. Als dat vergelijkbaar is met de wettelijke vooropleidingseisen, kunnen deze studenten toegelaten worden tot de twee hbo's. Dit verbetert de doorstroming van mbo naar hbo.

Zoals de beroepspraktijk een grotere rol moet krijgen in het beroepsonderwijs, zo kan het onderwijs zijn invloed versterken op de praktijk. Hogescholen hebben een functie als «kennisbrug» voor innovatie in het MKB door onderzoek te doen dat zich richt op de beroepspraktijk. Ook de instellingen in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie werken in regionale netwerken aan innovatie ín en kennisuitwisseling mét het bedrijfsleven. We stimuleren dat door in 2006 de regeling voor Regionale Actie en Aandacht voor Kennisinnovatie (RAAK) voort te zetten. Daarnaast bevorderen we het ondernemerschap van studenten, docenten én instellingen in het mbo en het hoger onderwijs.

Vernieuwing in het vmbo

Het vmbo komt vaak negatief in het nieuws. Dat geeft een eenzijdig beeld van deze onderwijssoort – en dat is niet terecht. Uit onderzoek blijkt dat een leerling die in het 1e leerjaar het vmbo binnenkomt een kans heeft van 86% om het diploma te halen. Daarmee doet het vmbo niet onder voor het havo en vwo. De voorlopige examenresultaten over 2005 laten zien dat ongeveer 94% van de kandidaten is geslaagd. Een uitstekend resultaat, dat overigens de knelpunten in het vmbo niet minder belangrijk maakt, maar wel in het juiste perspectief plaatst.

Er is geen sector in het onderwijs die zó hard werkt om zichzelf te vernieuwen als het vmbo. Tal van vmbo-scholen hebben hun werkvormen en onderwijsprogramma aangepast om meer onderwijs op maat te verzorgen. OCW stimuleert deze ontwikkelingen. In het voorjaar is de notitie «VMBO: het betere werk – Onderwijs dat hoofd en handen verbindt» naar de Kamer gestuurd (30 079, nr. 1). De notitie presenteert maatregelen om een aantal knelpunten aan te pakken, zoals de aanzienlijke uitval in het vmbo, en het grote aantal vmbo'ers dat na het eindexamen het onderwijs de rug toekeert. Vmbo-scholen krijgen met ingang van dit schooljaar meer ruimte om praktijkgericht onderwijs te verzorgen, bijvoorbeeld via praktijkopdrachten en projecten. Verder passen we de regelgeving per 1 augustus 2007 zo aan dat de doorstroomrechten van leerlingen worden gegarandeerd. Dat voorkomt dat ze op een te laag niveau in het mbo terechtkomen. Ten slotte komt zoals gezegd voor 2006 en 2007 in totaal € 300 miljoen uit de extra aardgasbaten beschikbaar om de huisvesting in het vmbo, het vso en de brede school te vernieuwen of te verbeteren. Scholen kunnen daarmee hun onderwijs beter laten aansluiten bij de beroepspraktijk (de praktijklokalen geschikt maken voor het inrichten van een werkplekken structuur). Dat heeft naar verwachting een positief effect op de doorstoom van leerlingen naar het mbo en de arbeidsmarkt, en op het voortijdig schoolverlaten.

Maatschappelijke stages in het VO

Burgerschap en besef van waarden en normen leer je door het te doen, door te ervaren wat het is, door contact te maken met elkaar, in de school, maar ook daarbuiten. Vanuit dat besef stimuleren we de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. Het is de bedoeling dat de leerlingen in 2007 op een kwart van de scholen een maatschappelijke stage kunnen volgen. In een brief aan de Tweede Kamer hebben we onze plannen geschetst om dat te bereiken (29 800 VIII, nr. 213). De maatschappelijke stage kan op tal van manieren ingevuld worden: leerlingen kunnen een handje helpen in het verzorgingstehuis, pupillen trainen bij de voetbalvereniging, spelletjes spelen met chronisch zieke kinderen, etc. In 2005 kan een aantal scholen rechtstreeks extra bekostiging ontvangen voor de ontwikkeling, invoering en uitvoering van maatschappelijke stages. De belangstelling is groot: meer dan 400 scholen hebben een aanvraag ingediend. In elk geval 131 komen daarvoor in aanmerking. In 2006 verdubbelt dit aantal. Vanaf 2007 krijgen alle scholen extra middelen voor de maatschappelijke stage.

Historisch bewustzijn

Een gemeenschappelijk historisch bewustzijn draagt bij aan de sociale binding in de samenleving, en daarmee ook aan de integratie van nieuwe inwoners van Nederland. Het vergroten van dit historisch bewustzijn past in het streven van het kabinet naar meer respect voor elkaar. Kennismaking met het cultureel erfgoed leidt tot een vergroot historisch bewustzijn bij alle Nederlanders. Een stichting als Anno (www.anno.nl) maakt daarom de Nederlandse geschiedenis toegankelijk, door bijvoorbeeld een geschiedeniskrant uit te brengen voor een breed publiek. Met deze kennis van het verleden is het beter mogelijk het heden te begrijpen, inclusief het stelsel van waarden en normen, democratie en de culturele diversiteit van de Nederlandse samenleving. Ook een centrum voor geschiedenis en democratie kan hier een bijdrage aan leveren. Daarom laat OCW in nauwe samenwerking met onder andere BZK een onderzoek uitvoeren in 2006 naar de realisatie van een dergelijk centrum, waarbij ook een goede projectbeschrijving, een realistische kostenonderbouwing en een marktverkenning opgesteld worden.

Bij historisch bewustzijn past ook een goede omgang met archeologische vondsten en monumenten. Daarom is € 10 miljoen van de FES-middelen gereserveerd voor de uitvoering van het Malta-verdrag, dat archeologische vindplaatsen beschermt. Voor de restauratie van rijksmonumenten met ernstige bouwkundige problemen is € 100 miljoen beschikbaar uit de extra aardgasbaten.

De Onderwijsraad brak in zijn advies «De stand van educatief Nederland» begin 2005 een lans voor een canon als uiting van de (Nederlandse) culturele identiteit. Een dergelijk canon zou naar de mening van het kabinet een rol kunnen spelen in het delen van een (cultuur-) historisch besef en zo een bijdrage leveren aan de samenbindende functie van onderwijs. Een commissie zal deze canon opstellen en deze medio 2006 aan de Tweede Kamer voorleggen.

2.4 Naar een creatieve samenleving

Geen innovatie zonder creativiteit, of het nu gaat om een roman, een nieuwe onderwijsvorm of een biotechnologische vinding. Vernieuwingen in het onderwijs en wetenschappelijke innovaties ontstaan vaak uit creatieve invallen. In de wereld van kunst en cultuur is creativiteit zelfs de belangrijkste grondstof.

Diversiteit cultuuraanbod

Er moet meer te kiezen zijn voor meer mensen: dat is kort samengevat het belangrijkste doel van het cultuur- en mediabeleid voor 2006 en verder. OCW stimuleert de diversiteit van aanbod en personeel in de cultuur- en mediasector, om zo het culturele bewustzijn in de samenleving en de verscheidenheid van het publiek te vergroten. Een goed voorbeeld is het programma «van talent naar beroep», dat talentvolle kunstenaars met een andere culturele achtergrond begeleidt en ondersteunt in maatwerktrajecten die leiden naar een beroep in de cultuursector. Dit programma wordt in 2006 voortgezet. Een bekender voorbeeld is het programma Cultuur en School, dat blijvende relaties wil leggen tussen scholen en culturele instellingen, en dat jongeren via cultuur wil stimuleren in hun creativiteit. Nieuwe plannen op het gebied van culturele diversiteit verschijnen nog dit jaar in een actieprogramma.

Creativiteit rendeert

Creativiteit draagt ten slotte ook bij aan het innovatief vermogen en de ondernemingszin van de samenleving. De cultuursector is bij uitstek een ondernemende sector: één op de drie mensen die werken in de cultuursector heeft een eigen bedrijf. Amerikaans onderzoek naar de «creative class» wijst op het positieve effect dat deze klasse heeft op de lokale economie. Recent onderzoek lijkt aan te geven dat de creatieve sector snel groeit, waardoor het op termijn mogelijk werkgelegenheid aantrekt. Bedrijven zouden zich bij voorkeur vestigen in plaatsen met veel «creatieven». Innovatie blijkt in een creatief klimaat makkelijker tot stand te komen. In het najaar van 2005 presenteren OCW en EZ de kabinetsvisie op de samenhang tussen cultuur en economie en de rol die de overheid daarin zou moeten spelen. Het gaat daarbij om twee spiegelbeeldige doelstellingen: enerzijds de economische waarde van cultuur en creativiteit beter benutten, anderzijds culturele sectoren als bedrijfstak versterken.

2.5 De werkvloer staat centraal

Tekorten helpen aanpakken

De werkvloer moet het doen, maar dan moet de werkvloer (scholen, universiteiten, cultuur- en onderzoeksinstellingen) wel bestaan uit kwalitatief goed personeel. Daarom volgt OCW de bewegingen in de omvang en de kwaliteit van de professionals nauwlettend, en in het bijzonder die van het onderwijspersoneel.

Op dit moment zijn er, dankzij het gevoerde beleid en de haperende economie, geen tekorten aan onderwijspersoneel. De verwachting is dat de arbeidsmarkt voor het primair onderwijs ook de komende jaren in evenwicht blijft. Op langere termijn, vanaf 2010, kan bij hoogconjunctuur echter een tekort ontstaan in het primair onderwijs van dezelfde omvang als in de jaren 2000–2002. De onvervulde vraag kan dan oplopen tot circa 1,5 % van de werkgelegenheid in 2015. Deze tekortraming voor het primair onderwijs is minder ongunstig dan in eerdere ramingen. Ook de neerwaarts bijgestelde bevolkingsprognose van het CBS is hier debet aan. Daardoor zijn er naar verwachting in 2010 62 000 minder leerlingen dan was voorzien bij de onderwijsarbeidsmarktraming van 2002.

Het voortgezet onderwijs staan wel aanzienlijke tekorten te wachten. Als de economie sterk aantrekt tot 2010, kan het tekort aan leerkrachten oplopen tot zo'n 5 % van het totaal aantal banen in 2010. Bij economisch zwaarder weer in deze periode blijft dit tekort beperkt tot circa 2 %. Bij terugkeer naar een gemiddeld conjunctuurniveau na 2010 loopt in beide scenario's het tekort in 2015 op tot circa 8 % (uitgaande van een slechte economie in 2010), respectievelijk 10 % (in het geval van een sterke economie in 2010). Dit is vooral het gevolg van de grote uitstroom van leraren die met (pré-)pensioen gaan. Zie verder de nota Werken in het Onderwijs 2005.

De visitatiecommissies en (aansluitend daarop) de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) waren in 2005 kritisch over de borging van de kwaliteit van (een deel van) de lerarenopleidingen in het HBO. De kwaliteitsverbetering van de lerarenopleidingen– pabo's en tweedegraads lerarenopleidingen voor het vo en bve – heeft absolute prioriteit in 2006. Zowel de verenigingen voor de instellingen in het hoger onderwijs (de HBO-raad en de VSNU) als OCW zijn van mening dat deze opleidingen moeten vernieuwen om de kwaliteit te verbeteren. Daarom hebben deze partijen een gezamenlijke Beleidsagenda Lerarenopleidingen opgesteld, waarin prestatieafspraken staan over wat opleidingen individueel en samen doen om de kwaliteit te verbeteren en te borgen (27 923, nr. 19). Zo spreken de lerarenopleidingen met de studenten af op welke punten hun taal- en rekenvaardigheid verbeterd moet zijn aan het einde van het eerste jaar. Dit aspect telt zwaar mee in het (bindende) studieadvies dat studenten dan ontvangen. Verder verbeteren de lerarenopleidingen de transparantie van toetsing en examinering. Ze stellen met dat doel onder meer gezamenlijke standaarden op voor examens. De beleidsagenda lerarenopleidingen is op 1 juli 2005 aangeboden aan de Tweede Kamer.

Bij Opleiden in de School wordt onderwijspersoneel in de scholen zelf (verder) opgeleid en bijgeschoold, waarbij de specifieke behoefte van de school het uitgangspunt is. Dit blijkt een succes. Bijvoorbeeld in het speciaal basisonderwijs waar 60 procent van de speciale basisscholen deelneemt. Zij bieden hun personeel een palet aan opleidingsmogelijkheden: coaching, begeleiding, intervisie, teamscholing en individuele scholing. Door werk te maken van opleiden in de school willen de scholen voor speciaal basisonderwijs de uitstroom van personeel beperken en de interne doorstroom versterken. De scholen worden daarbij door de Stuurgroep WSNS+ ondersteund.

Minder gedoe voor de werkvloer

OCW gaat door met het verminderen van de bureaucratie voor de werkvloer. Uitgedrukt in administratieve lasten bedraagt die hinder € 250 miljoen. In juni heeft de Tweede Kamer een brief van het project OCW Ontregelt ontvangen die uiteenzet hoe OCW nog deze kabinetsperiode de administratieve lasten voor de instellingen met 29% gaat verminderen (29 546, nr. 6). De invoering van de lumpsum in het primair onderwijs (naar verwachting per 1 augustus 2006) sluit daar goed op aan. In 2010 is de lastenvermindering naar verwachting opgelopen tot 40%. Daarmee geeft OCW invulling aan het beleid van «meer kwaliteit en minder regels» dat het kabinet heeft ingezet.

Bij dat vertrouwen hoort ook andere wetgeving, zoals de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en onderzoek (WHOO), die begin 2006 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. De nieuwe wet is beperkt: hij is in de eerste plaats bedoeld om de publieke belangen te waarborgen. Het vertrouwen van de overheid in de instellingen komt tot uiting in de opname van zogenaamde «zorgplichten» in de nieuwe wet. Deze geven op globaal niveau aan op welke thema's instellingen en studenten hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Het «hoe» is echter een zaak van instellingen en studenten zelf.

Minder lasten voor ouders

Het kabinet schaft het lesgeld af. Dit wil zeggen dat alle ouders met kinderen in het voortgezet (speciaal) onderwijs of 16- en 17-jarigen in het bol en vavo, vanaf het schooljaar 2005–2006 geen lesgeld meer hoeven te betalen. Dit betekent natuurlijk een lastenverlichting voor deze ouders, zowel financieel als administratief. Hiermee volgt Nederland andere Westerse landen.

Andere verhoudingen

Als OCW minder eisen stelt aan het «hoe» en meer aan het «wat», dan veranderen ook de verhoudingen tussen OCW, de instellingen en de andere betrokkenen. In juni 2005 heeft de Tweede Kamer daarover een brief ontvangen: «Governance in het onderwijs» (30 183, nr. 1). Governance is een overkoepelend begrip. Het staat zowel voor de manier waarop een instelling zichzelf bestuurt als voor de verhoudingen tussen overheid en instellingen. Een voorwaarde voor goed onderwijsbestuur is dat de mensen op de werkvloer kunnen meedenken. Een concreet voorbeeld daarvan is het interactieve traject waarin vorig jaar Koers PO en Koers VO tot stand zijn gekomen (29 200 VIII, nr. 151). In het vervolg op deze Koerstrajecten hebben mensen die direct bij het onderwijs betrokken zijn (leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders) en de instellingen daaromheen (zorginstellingen, stagebedrijven, politie etc.) een stem gekregen in de beleidsvorming. Zo trekken beleidsambtenaren in de Ronde van Nederland naar scholen voor voortgezet onderwijs waar zij met deze mensen debatteren over beleidsthema's en uitvoering daarvan. De school zelf agendeert ook thema's voor deze gesprekken.

De cultuursector heeft de eerste governance-stappen al gezet. In 2003 heeft de stichting Kunst en Zaken op verzoek van het ministerie van OCW een nulmeting uitgevoerd, aan de hand waarvan aanbevelingen voor «cultural governance» zijn geformuleerd. De culturele instellingen nemen zelf de verbetering van hun bestuur, beheer en toezicht ter hand. In 2006 meet Kunst en Zaken de voortgang.

Een cultuur van bevlogenheid

Het is een gevleugelde uitdrukking geworden: het gaat om de outcome van beleid – de effecten van het beleid in de samenleving. Dat neemt niet weg dat we aandacht moeten besteden aan de output, zoals de kwaliteit van het onderwijs. In die kwaliteit is de «chemie» tussen bevlogen docenten én leerlingen een belangrijk element. Bevlogenheid kan alleen ontstaan als docenten de ruimte hebben zich op hun vak te concentreren en als leerlingen en studenten zich onderdeel – en geen passief consument – voelen van het onderwijsproces.

In het hoger onderwijs is een belangrijke vraag: hoe kunnen we de bezieling, de inspiratie, de geestdrift onder docenten en studenten aanblazen om zo de kwaliteit op een hoger niveau te krijgen? Hoe kunnen we de excellentie verder stimuleren: een cultuur waarbij iedereen wordt geprikkeld het beste uit zichzelf te halen? De overheid zal de toppen in het hoger onderwijs moeten stimuleren, maar ook krachtig moeten ingrijpen waar de kwaliteit tekortschiet.

2.6 Slotwoord

De beleidsprioriteiten blijven het komende jaar het richtsnoer voor ons beleid: we pakken bureaucratie en regelgeving aan, treffen maatregelen om het dreigende lerarentekort op te vangen, investeren in de kennissamenleving en zetten alles op alles om meer mensen te laten meedoen. Om dat te bereiken is de nieuw geformuleerde missie van OCW – werken aan een slim, vaardig en creatief Nederland – als invalshoek gekozen.

2.7 Aansluiting ontwerpbegroting 2005 naar 2006

Tabel 1: Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde uitgavenbegroting 2005 (x € 1 miljoen)
 200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 200627 240,827 875,328 167,228 174,028 303,828 391,6
Stand geautoriseerde ontwerpbegroting 200526 684,227 110,327 593,727 796,427 958,627 991,3
Totaal verschil556,6765,0573,5377,6345,2400,3
FES-middelen100,0271,2166,5000
Afschaffing lesgeld– 124,0– 128,1– 136,0– 145,1– 148,8– 156,8
Leerlingenontwikkeling105,6206,0239,2241,4245,8257,1
Asielzoekers 1e opvang/regulier– 2,85,3– 2,5– 7,6– 8,3– 8,3
Studiefinanciering– 86,5– 25,0– 110,5– 100,6– 108,6– 114,9
Vervangingsfonds45,075,075,075,075,075,0
Participatiefonds14,019,60000
Zorg Advies Teams(ZAT)02,02,0000
Afwikkeling oorlogskunst (commissie Ekkart)2,00,20,2000
Film06,00000
Ritman9,400000
Archiefselectie/depot1,62,12,12,12,12,1
Beheer rijkscollectieICN01,00000
Doorwerking WW-taakstelling3,97,514,612,09,04,6
Taakstelling adviesraden– 1,2– 1,2– 1,2– 1,2– 1,2– 1,2
Taakstelling PIA 2– 1,9– 3,6– 5,9– 5,9– 5,9– 5,9
Taakstelling elektronische overheid0– 1,8– 1,7– 2,0– 2,1– 2,3
Wijziging ziektekostenstelsel033,033,033,033,033,0
Intertemporele compensatie– 28,918,812,31,67,013,9
Meevallers/ramingsbijstellingen46,257,828,0– 5,1– 24,5– 30,7
Totaal bijstellingen82,4545,7290,497,672,565,8
Technische verschillen:      
Loon- en prijsbijstellingen294,6116,8118,9118,8119,2118,7
Overige technische verschillen179,6102,5164,1161,2153,5215,9
Totaal technisch474,2219,3283,1280,0272,7334,6
Totaal556,6765,0573,5377,6345,2400,3

FES-middelen

Tabel 2 geeft een overzicht van de toegevoegde FES-middelen aan de begroting 2006.

De opgenomen budgetten zijn, waar van toepassing, inclusief het aandeel voor het ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij.

Tabel 2: Overzicht toegevoegde FES-middelen (x € 1 miljoen)
ArtikelOnderwerp200520062007
U0101VVE 9,59,5
U0302VMBO 50,050,0
U0302Funderend Onderwijs 100,0100,0
U0401Beroepskolom 81,0 
U1404Monumentenzorg100,0  
U1404Maltafonds 3,07,0
U1602TNO Cleanrooms/Automotive 27,7 
Totaal FES(incl. LNV-aandeel)100,0271,2166,5

Er komt uit het FES € 19 mln. beschikbaar voor het bijscholen van 3 000 leraren in de kwalitatief betere VVE-programma's. Daarnaast wordt beleid ontwikkeld voor het toezicht door de Inspectie van het Onderwijs en de integratie van VVE in de lerarenopleidingen.

Aanvullend op de € 100 mln. uit het Paasakkoord voor VMBO komt uit het FES € 200 mln. beschikbaar voor het funderend onderwijs. Deze middelen zullen worden ingezet voor praktijklokalen in het VMBO, verbeterde «arbeidspleksimulaties» in het VSO en brede scholen (PO en VO).

In het Paasakkord is afgesproken dat € 22 miljoen gereserveerd wordt voor meer «arbeidsnabij» beroepsonderwijs. In augustus 2005 is bovendien besloten om nog eens € 59 miljoen uit de extra FES-middelen in te zetten om (onder meer) ondernemende docenten in het middelbaar beroepsonderwijs stages te laten lopen in het bedrijfsleven, om lesmateriaal te ontwikkelen voor competentiegericht beroepsonderwijs en om «leren in bedrijf» te stimuleren.

Voor het wegwerken van achterstanden in de monumentenzorg komt in 2005 € 100 miljoen beschikbaar.

Voor uitvoering van het verdrag van Malta is als tijdelijke maatregel voor excessieve opgravingskosten € 3 miljoen in 2006 en € 7 miljoen in 2007 beschikbaar.

Het project TNO Cleanrooms beoogt een uitbreiding van cleanrooms en bijbehorende centrale voorzieningen bij het TNO-instituut Industrie en Techniek, locatie Delft (voorheen TNO/TPD). Het doel van deze uitbreiding is een integraal cleanroomgebied te creëren, waarin het Nano-onderzoek van de TU Delft en TNO samen onder één dak worden ondergebracht en waarbij ruimte is om derden (start-ups; andere onderzoeksgroepen) een gemakkelijke toegang te bieden tot gebruik van de faciliteiten en de aanwezige kennis, met een focus op het nanotechnologie-onderzoek (de universitaire kant) en de voor nanotechnologie noodzakelijk instrumentatie (de TNO kant).

Het project TNO Automotive betreft verplaatsing van TNO-WT (wegtransportmiddelen) van Delft naar Zuidoost Brabant. Doel van het project is de versterking van het cluster automotive in Brabant en een betere inbedding van TNO in dit sterke R&D-cluster van bedrijven en kennisinstellingen (TU-Eindhoven, Automotive Kenniscentrum). Het project draagt bij aan een versterking van de kennisinfrastructuur in Zuidoost Nederland.

Afschaffing lesgeld

Deze wijziging betreft het financiële effect in verband met de afschaffing van het lesgeld voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs van 16 en 17 jaar met ingang van het schooljaar 2005–2006. Omdat het lesgeld is afgeschaft is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005.

Leerlingontwikkeling

Ten behoeve van hogere deelname in het onderwijs is de OCW-begroting verhoogd. Stijgingen zitten voornamelijk in mbo voltijd, hbo en wo. Deze afspraak is in het Paasakkoord vastgelegd.

Asielzoekers 1e opvang/regulier

Deze post betreft een bijstelling van de geraamde uitgaven van de «eerste opvang asielzoekers».

Studiefinanciering

Het betreft hier onder meer een herberekening van de effecten van de prestatiebeurs bol, en de meerjarige doorwerking van de realisaties over 2004.

Vervangingsfonds

Het vervangingsfonds heeft momenteel onvoldoende middelen om vervanging van leraren op te vangen. Dit wordt veroorzaakt door relatief toenemende afdoende vervanging van leraren, mogelijk geworden door het gedaalde lerarentekort, onder gelijktijdige daling van de inkomsten van het Fonds.

Participatiefonds

De komende jaren daalt naar verwachting het aantal I/D-banen in het onderwijs. De kosten van de werkloosheidsuitkeringen worden gedragen door het Participatiefonds, waar een tekort ontstaat. Dit wordt gecompenseerd.

Zorg Advies Teams (ZAT)

Het betreft extra middelen t.b.v. een kwaliteitsimpuls van de ZAT's. (Een aantal) Zorgadviesteams in het PO, VO en BVE ontvangen middelen voor casemanagement en deskundigheidsbevordering zodat problemen van kinderen worden gesignaleerd door professionals en snel een passend sluitend hulpaanbod wordt georganiseerd. Daartoe worden er sluitende afspraken gemaakt met alle partijen, met name met jeugdzorg opdat (zonodig) direct een indicatiestelling voor jeugdzorg kan volgen zonder tijdsverlies.

Afwikkeling oorlogskunst (commissie Ekkart) en Ritman

Dit betreft de verwerving van collectie Ritman. Deze collectie is beschermd in het kader van de Wet Behoud Cultuurbezit, maar dreigde naar het buitenland te verdwijnen. Verder zullen naar aanleiding van de commissie Ekkart kunstwerken uit de Tweede Wereldoorlog worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren.

Film

Van de € 20 miljoen die bij motie Verhagen beschikbaar is gekomen voor het filmstimuleringsbeleid wordt in 2006 € 6 miljoen toegevoegd aan de OCW-begroting; dit bedrag wordt hoofdzakelijk ingezet voor de Regeling voor Publieksfilms. De overige € 14 miljoen wordt in fiscale faciliteiten ingezet.

Beheer rijkscollectie ICN/Archiefselectie

Voor het wegwerken van achterstanden bij beheer van rijkscollectie van kunstwerken, respectievelijk 130 km archief bij verschillende departementen worden twee projectorganisaties opgericht. OCW heeft op beide terreinen een coördinerende rol.

Doorwerking WW-taakstelling

Deze post betreft een aanpassing van de in de begroting 2004 opgenomen taakstelling doorwerking WW-maatregel. De OCW-begroting wordt hiermee verhoogd met € 7,5 miljoen in 2006.

Taakstelling adviesraden

Deze taakstelling, waartoe is besloten naar aanleiding van de motie Verhagen, is verdeeld overeenkomstig het voorstel van BZK in de beleidsverkennende notitie Adviesraden.

Taakstelling PIA 2

De PIA taakstelling is verdeeld over de verschillende departementen inclusief verrekening van de prijsbijstelling.

Taakstelling elektronische overheid

In het kader van het Project Andere Overheid (PAO) zijn onder de verzamelnaam «elektronische overheid» enkele breed gedragen (SG-beraad) projecten geëntameerd, die van belang zijn voor de vermindering van de administratieve lasten van burgers en bedrijven. Daarnaast staan er projecten op stapel die van belang zijn voor het functioneren van de rijksdienst zelf, te weten de campagne Werken bij het Rijk en de invoering van RijksNet (de opvolger van RYX). Omdat alle departementen baat hebben bij deze projecten zijn de structurele kosten van «elektronische overheid» en de incidentele kosten 2006 van Werken bij het Rijk en RijksNet verhaald op de departementen.

Wijziging ziektekostenstelsel

Dit betreft de compensatie (€ 33 miljoen) voor de invoering van het nieuwe zorgstelsel in 2006. De compensatie zal worden ingezet in de aanvullende beurs.

Intertemporele compensatie

Om de specifieke uitvoeringsproblematiek van met name middelen voor OALT en apparaatskosten in eerdere en latere jaren op te lossen is intertemporele compensatie toegepast.

Meevallers/ramingsbijstellingen

Dit is een saldering van alle mee- en tegenvallers aan de uitgavenkant van de begroting. Het gaat per saldo om € 57,8 miljoen in 2006. Het betreft met name tegenvallers bij het participatiefonds en de personele kosten in het primair onderwijs.

Loon- en prijsbijstellingen

De post betreft de loon- en prijsbijstelling tranche 2005 die bij Voorjaarsnota 2005 aan de begroting van OCW is toegevoegd.

Overige technische verschillen

Deze post betreft ten eerste een verschuiving bij de studiefinanciering van relevante naar niet-relevante uitgaven. De overige technische bijstellingen betreffen grotendeels overboekingen met andere departementen en desalderingen met de ontvangsten.

Tabel 2: Bijstellingen t.o.v. geautoriseerde ontvangstenbegroting 2005 (x € 1 miljoen)
 200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 20061 281,91 335,51 210,91 080,91 132,61 172,1
Stand geautoriseerde ontwerpbegroting 20051 303,61 347,31 379,11 423,81 485,61 526,8
Totaal verschil– 21,7– 11,8– 168,2– 342,9– 353,0– 354,7
Bestaande uit:      
Leerlingenontwikkeling21,326,830,533,134,635,0
Studiefinanciering– 33,9– 44,5– 50,5– 52,3– 52,9– 52,9
Afschaffing lesgeld– 211,0– 293,0– 296,0– 306,0– 317,0– 324,0
Intertemporele compensatie70,30,00,00,00,00,0
Meevallers/ramingsbijstellingen3,10,00,00,00,00,0
Commissie Schutte0,042,00,00,00,00,0
Totaal autonome en beleidsmatige bijstellingen– 150,2– 268,7– 316,0– 325,2– 335,3– 341,9
Technische bijstellingen128,5256,9147,8– 17,7– 17,7– 12,8

Afschaffing lesgeld

Deze wijziging betreft de verlaging van de ontvangsten als gevolg van de afschaffing van het lesgeld in het voorgezet onderwijs en de deelnemers van 16 en 17 jaar in de beroepsopleidende leerweg en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs met ingang van het schooljaar 2005–2006.

Commissie Schutte

Deze post betreft de geraamde ontvangsten naar aanleiding van de Commissie Schutte.

Technische bijstellingen

Het betreft hier een bijstelling van de autonome ramingen en desalderingen met de uitgaven.

Tot slot volgt hieronder de meerjarenraming per beleidsartikel.

Tabel 3: De uitgavenkant van de ontwerpbegroting 2006 per beleidsartikel (x € 1 miljoen)
 200520062007200820092010
Primair onderwijs7 716,67 796,57 818,07 809,57 805,27 794,6
Voortgezet onderwijs5 446,05 686,65 737,85 569,95 521,95 513,5
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie2 783,02 886,12 809,92 810,82 812,12 807,4
Technocentra9,20,00,00,00,00,0
Hoger beroepsonderwijs1 795,61 823,81 899,51 916,21 932,51 928,6
Wetenschappelijk onderwijs3 323,43 366,83 435,23 485,63 514,23 528,7
Internationaal beleid17,316,016,016,516,516,5
Onderwijspersoneel168,4217,0311,0310,9310,9311,2
Informatie- en communicatietechnologie51,533,730,729,730,730,7
Studiefinanciering2 872,03 085,13 165,73 269,23 371,83 464,5
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten303,0311,3313,6313,5311,5309,3
Lesgelden7,17,27,27,27,27,2
Cultuur885,9770,4795,9801,4803,1807,8
Media854,3795,0791,7810,5810,4815,3
Onderzoek en wetenschappen833,4869,3861,2853,4877,0878,8
Subtotaal beleidsartikelen27 066,727 664,727 993,328 004,428 125,028 214,2
Nominaal en onvoorzien– 21,033,311,09,816,216,4
Ministerie algemeen137,1124,0110,4107,5110,5108,8
Inspecties50,446,545,945,645,545,5
Adviesraden7,66,76,66,66,66,6
Subtotaal niet-beleidsartikelen174,1210,6173,9169,5178,8177,3
Totaal ontwerpbegroting 200627 240,827 875,328 167,228 174,028 303,828 391,6

3. DE BELEIDSARTIKELEN

ARTIKEL 1. PRIMAIR ONDERWIJS

1.1 Algemene beleidsdoelstelling: alle kinderen moeten passend en kwalitatief goed onderwijs krijgen in deugdelijk toegeruste scholen.

Omschrijving

Het primair onderwijs levert een belangrijke bijdrage aan de voorbereiding van kinderen op hun latere zelfstandige deelname aan de Nederlandse samenleving. Het primair onderwijs moet passend en kwalitatief goed zijn en het de kinderen mogelijk maken naar die vorm van voortgezet onderwijs te gaan die het beste aansluit bij hun talenten.

Bijdrage

Gelet op het maatschappelijke belang van onderwijs, is in de Grondwet vastgelegd dat «het onderwijs een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering is». De overheid houdt daartoe een stelsel van scholen in stand en de leerplichtwet verplicht ouders hun in Nederland wonende kinderen van 5 tot en met 16 jaar onderwijs te laten volgen, indien hun kind daartoe in staat is.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een deugdelijk toegerust stelsel van kwalitatief goed en toegankelijk primair onderwijs.

Succesfactoren

• Onderwijsarbeidsmarkt: voldoende en goed onderwijspersoneel.

• Demografische ontwikkelingen, zoals veranderingen in de samenstelling van de leerlingpopulatie en het lerarenbestand.

Effectgegevens

• Prestaties van leerlingen in termen van vaardigheidsscores op Nederlandse taal, begrijpend lezen en rekenen in de groepen twee, vier, zes en acht door de jaren heen (tweejaarlijkse meting in PRIMA-cohortonderzoek).

• Prestaties van Nederlandse leerlingen in internationaal verband (zie «Bestel in Beeld 2004», p. 27, figuur 4.3.8).

• Jaarlijkse gegevens van de Inspectie van het Onderwijs over de kwaliteit van het onderwijs. In het inspectietoezicht staan de volgende kwaliteitskenmerken centraal: leerstofaanbod, leertijd, pedagogisch klimaat, didactisch handelen, leerlingenzorg, opbrengsten en condities (zie jaarlijkse onderwijsverslagen van de Inspectie van het Onderwijs).

• Gegevens over deelname aan het primair onderwijs (zie «Bestel in Beeld 2004», p. 16).

• Tevredenheid ouders en deelnemers over het onderwijs (zie «Bestel in Beeld 2004», p. 23, figuur 4.2.6).

Verwijzingen beleidsstukken

• Grondwet.

• Leerplichtwet.

• Wet op het primair onderwijs (WPO).

• Wet op de expertise centra (WEC).

• Bestel in Beeld 2004, (ocw 0500511).

• Koers Primair Onderwijs (29 200 VIII).

1.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 1.1: Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen7 514 1437 715 4567 795 4037 816 7367 808 2997 804 0047 793 370
Waarvan garanties       
Totale uitgaven (programma + apparaat)7 574 3417 716 5857 796 4977 817 9527 809 4797 805 2207 794 586
Juridisch verplicht  7 682 1167 661 0617 639 1867 624 3417 607 088
Bestuurlijk gebonden  114 161154 306167 440177 571183 983
Niet juridisch verplicht en niet bestuurlijk gebonden  2202 5852 8533 3083 515
        
Programma uitgaven7 568 3347 710 9087 791 3227 812 8377 804 4077 800 1487 789 531
        
Stelselonderhoud5 860 6435 970 8646 079 8636 060 5866 065 6786 065 4836 055 362
–Personele vergoedingen (incl. budget personeels- en arbeidsmarktbeleid)4 933 7585 014 5765 090 3235 089 7525 073 5805 063 0425 049 141
–Invoering lumpsumfinanciering53 32957 72692 82677 70098 000107 500113 500
–Materiële vergoedingen858 359882 974881 162877 374878 220879 063 876 843
–Overig15 19715 58815 55215 76015 87815 87815 878
        
Kwaliteit en innovatie75 14378 41583 03483 31882 23277 93277 932
–Vergroten kwaliteitszorg666666666666666666666
–Cultuur en school7505 8507 6507 350000
–Innovatie in het primair onderwijs1 9554 0003 0000000
–Schoolbegeleiding64 38561 89167 19768 99274 63970 33970 339
–Overig7 3876 0084 5216 3106 9276 9276 927
        
School en omgeving1 586 9521 586 6281 615 1751 647 4291 637 3851 637 7041 637 127
–WSNS: onderwijs aan leerlingen met een specifieke zorgbehoefte332 013327 886328 120328 913329 274329 671329 244
–LGF: onderwijs aan leerlingen met een handicap of gedragsstoornis637 367689 003717 316720 823723 935726 735729 158
–Onderwijsachterstandenbeleid597 338541 192528 999553 473539 956537 078534 505
–Eerste opvang aan leerplichtige asielzoekers2 4941 9471 8481 8481 8481 8481 848
–Veiligheid op school08 80021 00021 00021 00021 00021 000
–Informatievoorziening brede scholen309361346326326326326
–Tussenschoolse opvang4 8856 0006 00012 00012 00012 00012 000
–Vergroten zwemvaardigheid4 6332 5383 038538538538538
–Overig7 9138 9018 5088 5088 5088 5088 508
        
Programmakosten overig45 59644 93440 80134 89132 55132 40832 506
–IBG9 75416 08316 98915 57014 86914 56914 669
–CFI (inclusief servicegericht uitvoeren)35 84228 85123 81219 32117 68217 83917 837
        
Voorcalculatorische uitdelingen030 067– 27 551– 13 387– 13 439– 13 379– 13 396
Apparaatsuitgaven6 0075 6775 1755 1155 0725 0725 055
Ontvangsten88 99853 52323 30619 7065 2065 2065 206

1.3 Operationele doelstellingen

In de Koers Primair Onderwijs is een uitgebreide toelichting te vinden op de beleidsprioriteiten. In de overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid worden maatregelen op het terrein van onderwijspersoneel toegelicht. De maatregel Cultuur en School wordt nader toegelicht in artikel 14.

1.3.1 Stelselonderhoud: toerusten van scholen

Motivering

Om scholen in staat te stellen te voldoen aan de toegankelijkheids- en kwaliteitseisen heeft de overheid de wettelijke verantwoordelijkheid de door haar bekostigde scholen deugdelijk toe te rusten. Om scholen en schoolbesturen beter te laten inspelen op specifieke omstandigheden en onderwijs op maat te bieden, is een omslag naar meer verantwoordelijkheid voor de sector primair onderwijs nodig. Een andere manier van bekostigen is daarvoor noodzakelijk.

De overheid heeft – hoewel grondwettelijk niet verplicht – ook een verantwoordelijkheid genomen voor het toerusten van Nederlandse scholen in het buitenland.

Instrumenten

• Personele vergoedingen: scholen ontvangen op basis van leerlingaantallen en leerlingkenmerken middelen van de rijksoverheid om onderwijspersoneel aan te kunnen stellen.

• Budget personeels- en arbeidsmarktbeleid: scholen ontvangen deze vrij besteedbare middelen voor personele doeleinden. Daarmee zijn zij in staat hun personeelsbeleid toe te spitsen op de specifieke omstandigheden van de school.

• Materiële vergoedingen: het rijk verstrekt schoolbesturen een lumpsumvergoeding voor de materiële instandhouding van scholen, die gebaseerd is op programma's van eisen. Met de invoering van lumpsumbekostiging vervalt het schot tussen de materiële en personele vergoedingen.

• Servicegericht uitvoeren: dit is een traject om de service aan de scholen te verbeteren en administratieve lasten te verminderen. Hiervoor worden middelen aan CFI beschikbaar gesteld. De middelen zijn opgenomen bij «programmakosten overig». Het gaat om extra middelen in de jaren 2004, 2005 en 2006.

Activiteiten

• Personele bekostiging: het formatiebudgetsysteem wordt met ingang van 1 augustus 2006 afgeschaft en omgezet in een lumpsumbekostiging. Dit houdt in dat het personele budget wordt uitgekeerd in geld in plaats van in formatieruimte. In januari 2006 toetst de Tweede Kamer de invoeringsdatum 1 augustus 2006 aan de actuele stand van zaken (met betrekking tot de voorbereiding van het veld, het inzicht in herverdeeleffecten en de processen en systemen bij de uitvoeringsorganisatie CFI). Het «flankerend beleid invoering lumpsumbekostiging» wordt in de eerste helft van 2006 vooral gericht op de besturen die nog een extra stap moeten maken om voldoende voorbereid te zijn op de invoering van lumpsumbekostiging. Het streven hierbij is dat het percentage schoolbesturen dat voldoende scoort op de administratieve organisatie ter voorbereiding op de invoering van lumpsumbekostiging, minimaal 95% is in januari 2006. Er wordt geïnvesteerd in versterking van bestuur en management, met geld, voorlichting en directe ondersteuning van besturen en scholen. Tegelijk met de invoering van lumpsumbekostiging gaat een vierjarige overgangsregeling van start, om herverdeeleffecten te verzachten. Als laatste waarborg wordt een vangnet ingericht. De bestuurlijke maatregelen (versterking medezeggenschap, invoering van het managementstatuut) worden in de eerste helft van 2006 van kracht.

• Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid is afhankelijk van het aantal leerlingen en de grondslag wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.

• Materiële vergoeding: deze is afhankelijk van het aantal leerlingen en de prijzen worden per kalenderjaar vastgesteld. Omdat na invoering van de lumpsumbekostiging de scholen in het primair onderwijs in een vergelijkbare situatie komen als de onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs, wordt de methodiek van aanpassing van prijzen die thans geldt, aangepast conform de bijstellingsmethodiek in de Wet op het voortgezet onderwijs.

• Servicegericht uitvoeren: CFI past zijn processen, systemen en organisatie aan en richt «informatieportals» in. Dit zijn websites per instelling.

Doelgroepen

In het primair onderwijs zijn drie schoolsoorten te onderscheiden: basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Basisonderwijs is gericht op kinderen in de leeftijd van vier tot twaalf jaar. In 2004 waren er 6973 basisscholen, 328 scholen voor speciaal basisonderwijs en 324 scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

Speciaal basisonderwijs is onderwijs aan kinderen in dezelfde leeftijdscategorie die leer- en opvoedingsproblemen hebben. (Voortgezet) speciaal onderwijs is onderwijs aan geïndiceerde leerlingen in de leeftijd van vier tot twintig jaar, met een handicap en/of ernstige gedragsproblemen. Deze scholen worden bekostigd vanuit de rijksoverheid door middel van personele en materiële vergoedingen.

Het primair onderwijs is voor alle leerlingen van 4 tot circa 12 jaar en gehandicapte leerlingen tot 20 jaar. In totaal gaat het om ongeveer 1,6 miljoen leerlingen.

Prestatie-indicatoren

Het doel van het stelselonderhoud is het instandhouden van voldoende scholen die ieder voor zich kunnen voldoen aan de gestelde normen. Het is niet mogelijk één zinvolle concrete prestatie-indicator, voorzien van een streefwaarde, te noemen voor deze doelstelling. Wel wordt gemonitord hoeveel scholen van welke soort er zijn en hoeveel leerlingen de scholen bezoeken (bron: Cfi). Na invoering van het jaarverslag komt informatie beschikbaar over de feitelijke uitgaven door de besturen en scholen (bron: Cfi). Na invoering van het onderwijsnummer komt er meer uitgebreide informatie over de deelname aan het primair onderwijs (bron: CFI).

Verwijzingen beleidsstukken

• Uitwerkingsnotitie lumpsumbekostiging (29 399, nr. 1).

• Uitwerking lumpsumbekostiging (voortgangsrapportage) (29 399, nr. 7).

• Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs, Memorie van toelichting (29 736, nr. 3).

Tabel 1.2: Leerlingen primair onderwijs (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Leerlingen basisonderwijs       
–geen gewicht1 181,61 197,31 207,71 216,31 223,91 224,01 221,3
–0.25171,3160,6153,7148,6144,9141,1138,2
–0.41,01,01,01,01,01,01,0
–0.73,03,03,03,03,03,03,0
–0.9191,8189,8189,2188,6188,0186,4184,5
Subtotaal1 548,71 551,71 554,61 557,51 560,81 555,51 548,0
Leerlingen trekkende bevolking0,30,30,30,30,30,30,3
Totaal1 549,01 552,01 554,91 557,81 561,11 555,81 548,3
Leerlingen in het sbao50,148,747,446,145,044,043,0
–waarvan anderstalige leerlingen in het sbao9,29,29,08,98,88,78,6
Leerlingen in het (v)so57,357,858,258,458,558,758,9
–waarvan anderstalige leerlingen in het (v)so10,810,810,810,710,610,510,4
Ambulant begeleide leerlingen14,215,715,916,016,216,316,5

Bron: raming op basis van Cfi-tellingen en referentieraming (basisonderwijs exclusief correctie asielzoekers)

Tabel 1.3: (Gesaldeerde) uitgaven per leerling, excl. IBG, CFI en apparaatskosten (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
WPO4,14,24,24,24,24,24,2
Waarvan       
–Basisonderwijs4,04,04,14,14,14,14,1
–Speciaal basisonderwijs8,88,88,99,09,09,09,0
WEC       
–(Voortgezet) speciaal onderwijs15,016,417,117,217,217,217,2
Primair onderwijs4,54,64,74,74,74,74,7

1.3.2 Kwaliteit en innovatie: zorgen voor waarborging van de kwaliteit van het onderwijs

Motivering

Het primair onderwijs moet kwalitatief goed zijn, zodat het de leerling voorbereidt op de Nederlandse samenleving en het de leerling mogelijk maakt naar die vorm van voortgezet onderwijs te gaan die het beste aansluit bij zijn of haar talenten.

Instrumenten

• Kwaliteitszorg: scholen worden gestimuleerd de kwaliteit van het onderwijs systematisch te bewaken en te verbeteren. Het project Q*Primair ondersteunt sinds 2001 de ontwikkeling van de kwaliteitszorg in het primair onderwijs. Dit project wordt door OCW gesubsidieerd.

• Innovatie: innovatie heeft als doel de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en het onderwijs te laten aansluiten op de eisen van de tijd.

• Schoolbegeleiding: schoolbegeleidingsdiensten kunnen door scholen worden ingezet voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.

• De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. Dit wordt nader toegelicht in artikel 19.

Activiteiten

• Kwaliteitszorg: Q*Primair ontwikkelt en beoordeelt instrumenten voor kwaliteitszorg, activeert samenwerkingsverbanden en schakelt ondersteuningsinstanties in voor verspreiding van kennis en materialen.

• Innovatie: OCW geeft via projectenorganisaties in 2006 stimuleringssubsidies aan scholen om innovatieve ideeën te ontwikkelen, uit te voeren en over te dragen.

• Schoolbegeleiding: in de loop van 2006 wordt de doeluitkering «schoolbegeleiding» aan de gemeenten opgenomen in het lumpsumbudget voor de scholen. Er is een overgangsperiode ingebouwd die start in 2006 om scholen en schoolbegeleidingsdiensten aan de nieuwe situatie te laten wennen.

Doelgroepen

• Kwaliteitszorg: alle scholen in het primair onderwijs.

• Innovatie: scholen in het primair onderwijs die ondersteuning zoeken bij onderwijsvernieuwing op school of die hun eigen onderwijsvernieuwing willen overdragen aan andere scholen.

• Schoolbegeleiding: alle scholen in het primair onderwijs.

Verwijzingen beleidsstukken

• Kwaliteitszorg Onderwijsverslag 2003–2004 (29 800 VIII, nr. 199).

• Innovatie Koers Primair Onderwijs, hoofdstuk 2: Kwaliteit en innovatie (29 200 VIII) Aanbiedingsbrief bij eindrapport Innovatie in het primair onderwijs; Research voor Beleid, 2004. (29 800 VIII).

• Schoolbegeleiding Wetsvoorstel invoering vraagfinanciering schoolbegeleiding (29 875, nr. 2).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaarde 1Planning  
    PeriodeStreef- waarde 2Periode
Kwaliteitszorg: percentage scholen dat de kwaliteitszorg op orde heeft.(Bron: Inspectievan het Onderwijs, onderwijsverslag)46 %2003–200450 %2005–2006  
Innovatie in het primair onderwijs: percentage scholen dat een projectsubsidie ontvangt voor «scholen leren van elkaar» (Bron: projectenorganisaties)020045%200610%2007

1.3.3 School en omgeving: ondersteunen van leerlingen die extra zorg nodig hebben en het voorkomen van onderwijsachterstanden.

Motivering

Ook voor leerlingen die zonder extra zorg niet goed in staat zijn onderwijs te volgen, is het noodzakelijk dat zij passend onderwijs kunnen volgen. Het gaat hier bijvoorbeeld om leerlingen met leermoeilijkheden, grote leerachterstanden of lichamelijke handicaps die een belemmering kunnen zijn bij het volgen van regulier onderwijs.

De school is een centrale schakel in een netwerk van instellingen voor de jeugd. Het is van belang dat op lokaal en op landelijk niveau samenhangend jeugdbeleid wordt gerealiseerd. Dit draagt bij aan het voorkomen van: achterstanden, uitval, leer- en gedragsmoeilijkheden.

Daarnaast is het van belang dat leerlingen onderwijs kunnen volgen in een veilig schoolklimaat.

Instrumenten

• Weer samen naar school: in de Wet op het primair onderwijs is geregeld dat reguliere basisscholen en scholen voor speciaal basisonderwijs in samenwerkingsverbanden samenwerken om leerlingen een continuüm aan zorg te bieden.

• Leerlinggebonden financiering: op grond van de Wet op de expertisecentra (WEC) kunnen ouders kiezen voor inschrijving van hun geïndiceerde kind bij het speciaal onderwijs of bij het reguliere onderwijs met een leerlinggebonden budget.

• Onderwijsachterstandenbeleid: dit instrument dient ter bestrijding van achterstanden die zijn opgelopen door sociale, culturele en economische omstandigheden. Het bestrijden van deze achterstanden vindt plaats via gemeenten (voor- en vroegschoolse educatie en schakelklassen) en via scholen (gewichtenregeling, inclusief extra middelen uit motie Verhagen voor vroegschoolse educatie).

• Onderwijs aan leerplichtige asielzoekers: gemeenten kunnen aanspraak maken op een specifieke uitkering voor de opvang van vreemdelingen aan een school, in het eerste jaar van opvang.

• Veiligheid op school: subsidiëring van het Centrum School en Veiligheid. Subsidiëring van extra inzet voor schoolmaatschappelijk werk voor de opvang van risicoleerlingen. Bekostiging van extra zmok-plaatsen.

• Brede scholen: brede scholen zijn lokale initiatieven. Door middel van het subsidiëren van verschillende vormen van communicatie levert OCW een bijdrage aan de lokale initiatieven.

• Tussenschoolse opvang: om overblijfmedewerkers te kunnen scholen, kunnen schoolbesturen een subsidie aanvragen bij OCW. Scholen voor speciaal basisonderwijs ontvangen een subsidie om gedurende de middagpauze een extra onderwijsassistent in te zetten.

• Vergroten zwemvaardigheid: in 2006 zijn middelen beschikbaar voor voorlichting en informatie-uitwisseling. De specifieke uitkering wordt niet voortgezet. De middelen die hiervoor (meerjarig) beschikbaar waren, worden ingezet voor arbeidstoeleiding in het voortgezet speciaal onderwijs.

Activiteiten

• Weer samen naar school: OCW subsidieert de activiteiten van de stuurgroep WSNS+. Deze is opgericht om activiteiten uit te voeren gericht op de verbetering van de kwaliteit van zorg in het onderwijs. De inspectie geeft het toezicht op het niveau van samenwerkingsverbanden vorm.

• Leerlinggebonden financiering: om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, worden ook in het (v)so kerndoelen ingevoerd. Ook worden activiteiten bekostigd om de kwaliteit van het speciaal onderwijs te verbeteren. Vanaf 2006 worden middelen ingezet om de toeleiding van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs naar de arbeidsmarkt te bevorderen: Uit het FES (Fonds Economische Structuurversterking) wordt extra geïnvesteerd in het aanpassen van gebouwen en inrichten van praktijklokalen in het voortgezet speciaal onderwijs; voor leermiddelen e.d zijn in de begroting structureel middelen vrijgemaakt. De middelen uit het FES zijn voorlopig geparkeerd op beleidsartikel 3.

• Onderwijsachterstandenbeleid: de middelen voor gemeenten worden effectiever en efficiënter ingezet. De middelen voor de G30 worden, in het kader van het Grote Stedenbeleid, op 1 augustus 2006 opgenomen in de brede doeluitkering «sociaal, integratie en veiligheid». De gewichtenregeling wordt zodanig aangepast dat meer wordt aangesloten bij feitelijke achterstanden van leerlingen. Uit het FES wordt in totaal € 19 mln geïnvesteerd voor VVE om leidsters te scholen in de VVE-methoden, een toezichtskader voor de Inspectie van het Onderwijs te ontwikkelen en om pilots te laten uitvoeren door de Inspectie van het Onderwijs.

• Een herijking van de verschillende zorgstructuren is gestart. Het doel is om met concrete voorstellen te komen ter verbetering van de afstemming van de zorgstructuren binnen het onderwijs, het kind komt centraal te staan, niet de structuur. Op deze manier moet een passend onderwijsaanbod voor elk kind worden gerealiseerd. Dit heeft betrekking op de instrumenten WSNS, LGF en OAB.

• Onderwijs aan asielzoekers: gemeenten richten op lokaal niveau een centrale opvang voor asielzoekers in.

• Veiligheid op school: verstrekken van verschillende vormen van informatie en het geven van advies aan scholen en leerlingen door het landelijk Centrum School en Veiligheid.

• Brede scholen: voorlichting en communicatie, onder andere in de vorm van een website (www.bredeschool.nl), landelijke en regionale conferenties, onderzoek naar knelpunten en succesfactoren van de brede school. Daarnaast wordt uit het FES geïnvesteerd in multifunctionele schoolgebouwen zodat aansluiting tussen verschillende voorzieningen mogelijk wordt (voor- en vroegschoolse educatie, basisonderwijs, tussenschoolse opvang, kinderdagverblijven e.d.). Deze middelen uit het FES zijn voorlopig geparkeerd op beleidsartikel 3.

• Tussenschoolse opvang: schoolbesturen worden verantwoordelijk voor het (laten) organiseren van een overblijfvoorziening. Via de ouder- en besturenorganisaties wordt voorlichting gegeven over deze wetswijziging.

• Vergroten zwemvaardigheid: voorlichting en informatie-uitwisseling, om de effectiviteit van gemeentelijke activiteiten te vergroten en om gemeenten er toe aan te zetten de veiligheid in zwembaden te vergroten.

Doelgroepen

• Weer samen naar school: leerlingen met een specifieke zorgbehoefte in het (speciaal) basisonderwijs.

• Leerlinggebonden financiering: leerlingen van 4 tot 20 jaar met een handicap/stoornis (en die op grond hiervan zijn geïndiceerd door een Commissie voor de Indicatiestelling).

• Onderwijsachterstanden: leerlingen die een achterstand hebben opgelopen als gevolg van sociale, culturele en/of economische omstandigheden.

• Onderwijs aan asielzoekers: leerplichtige asielzoekers in het eerste jaar van opvang.

• Veiligheid op school: leerlingen en personeel op scholen voor primair onderwijs. ZMOK: risicoleerlingen met een cumulatie van problemen op scholen in grote steden.

• Brede scholen: gemeenten, scholen en instellingen op het terrein van zorg en welzijn.

• Tussenschoolse opvang: alle scholen en schoolbesturen in het primair onderwijs.

• Vergroten zwemvaardigheid: gemeenten.

Verwijzingen beleidsstukken

• Weer samen naar school: Beleidsreactie op de evaluatie van de zorgtrajecten (21 860, nr. 75) Uitwerkingsnotitie korte termijn aanpak Zorgstelsel funderend onderwijs (27 728. nr. 81).

• Leerlinggebonden financiering: Beleidsreactie op de evaluatie van de zorgtrajecten (21 860, nr. 75).

• Onderwijsachterstandenbeleid: Brieven m.b.t. tot het toekomstige onderwijsachterstandenbeleid (27 020, nr. 39, 41 en 42).

• Onderwijs aan asielzoekers: Besluit van 17 juli 2003, houdende regeling van de specifieke uitkering aan gemeenten, i.v.m. de eerste opvang van vreemdelingen (staatsblad 2003, nr. 307).

• Veiligheid op school: Beleidsbrief Veiligheid op school (29 240, nr. 1) Plan van aanpak Veiligheid in het onderwijs en opvang risicoleerlingen (29 240, nr. 5).

• Brede scholen: Plannen van aanpak Operatie JONG (29 284, nr. 5).

• Tussenschoolse opvang: Brief over tussenschoolse opvang (29 800 VIII, nr. 17).

• Vergroten zwemvaardigheid: Plan van aanpak zwemvaardigheid (27 696, nr. 6).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaarde 1Planning  
    PeriodeStreef- waarde 2Periode
–Weer samen naar school: percentage scholen met goede zorgstructuur(Bron: Inspectie van het Onderwijs, onderwijsverslag).58 %199865 %200475 %2006
–Weer samen naar school: percentage scholen dat in staat is om te gaan met verschillen tussen leerlingen(Bron: Inspectie van het Onderwijs, onderwijsverslag)29 %199845 %200550 %2006
–Weer samen naar school: aantal leerlingen op een wachtlijst(Bron: Inspectie van het Onderwijs)62020010200502006
–Leerlinggebonden financiering: percentage leerlingen met een handicap dat wordt ingeschreven in het reguliere onderwijs(Bron: Cfi) 25 %2006  
–Onderwijsachterstandenbeleid: Taalachterstand doelgroepleerlingen aan het eind van de basisschool (Bron: PRIMA-onderzoek)1 tot 2 jaar achterstand, afhankelijk van de categorie achterstandsleerling2000– 25 % achterstand per categorie achter-standsleerling2006  
–Onderwijsachterstandenbeleid: deelname aan vve-programma's door doelgroep (Bron: Effectmeting VVE)0200050 %2006  
–Veiligheid: percentage scholen met preventieve maatregelen.(Bron: Quick Scan van Regioplan 2006/2007)80 %200390 %2006  
–Veiligheid: percentage scholen dat samenwerkt met andere ketenpartners(Bron: Quick Scan van Regioplan 2006/2007)75 %200380 %2006  
–Brede scholen: aantal brede scholen(Bron: Jaarbericht Brede scholen in Nederland 2005)50020041 2002010  
–Tussenschoolse opvang: aantal geschoolde overblijfmedewerkers in schooljaar 2005–2006(Bron:Cfi) 5 0002006  

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Effectonderzoek 
–Effectstudie naar voor- en vroegschoolse educatie2008
Overige beleidsevaluaties 
–Evaluatie financiering vervangingsfonds en participatiefonds2006
–Materiële bekostiging2006
–Monitoring lumpsum2006
–Beleidsvoerend vermogen scholen in het primair onderwijs2008
–Review bestuurlijke condities2008
–Onderwijsverslag 2004–20052006
–Kwaliteitszorg in het primair onderwijs2005
–Innovatie netwerken2008
–Evaluatie onderwijskundige opbrengsten Team Onderwijs op Maat (TOM)2006
–Monitor WSNS2006
–Analyse samenhang LGF, WSNS en OAB op lokaal niveau2006
–Review LGF, WSNS en OAB2008
–Evaluatieprogramma LGF2008
–Leerlingenstromen primair onderwijs2007
–VVE: evaluatie startblokken en basisontwikkeling2006
  
–Minderhedenrapportage Sociaal Cultureel Planbureau2007
–Evaluatie schakelklassen2008
–Veiligheid in het primair onderwijs2007
–Opbrengsten brede school2006
–Tussenschoolse opvang2006

ARTIKEL 3. VOORTGEZET ONDERWIJS

3.1 Algemene beleidsdoelstelling: leerlingen zijn voorbereid voor een vervolgopleiding uiteindelijk leidend tot de arbeidsmarkt

Omschrijving

Het voortgezet onderwijs bereidt de leerlingen voor op het behalen van een zo hoog mogelijk diploma ten behoeve van vervolgopleidingen of de arbeidsmarkt. Daarbij is de ambitie recht te doen aan verschillen tussen leerlingen, in talenten en wensen en hen aan te sporen het beste uit zichzelf te halen. Het draagt bij aan de vorming en persoonlijke ontplooiing van de leerlingen en versterkt hun oriëntatie op de samenleving, zodat ze een volwaardige plaats in de samenleving kunnen behalen. Het voortgezet onderwijs omvat het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en het praktijkonderwijs (pro). Het overgrote deel van de jongeren in het voortgezet onderwijs bevindt zich in de leeftijdsgroep van 12 tot en met 18 jaar.

Bijdrage

De overheid houdt een stelsel van scholen in stand en de leerplichtwet verplicht ouders hun in Nederland wonende kinderen tot 16 jaar onderwijs te laten volgen. De overheid zorgt voor een sobere doch doelmatige leeromgeving die voldoet aan de eisen van de tijd. In dat kader draagt het kabinet € 300 miljoen bij uit het Fonds Economische Structuurversterking. Hiervan is € 100 miljoen bestemd voor het vmbo (zie de brief van minister-president Balkenende over het zgn. Paasakkoord van 26 maart 2005 kenmerk 05M473 585). Hiermee worden knelpunten in de huisvesting en de inrichting (lokalen voor praktijkgericht onderwijs) opgelost. Aanvullend komt uit het FES een bedrag van € 200 miljoen beschikbaar voor het funderend onderwijs. Deze middelen zullen worden ingezet voor praktijklokalen in het vmbo, verbeterde «arbeidspleksimulaties» in het vso en brede scholen (PO en VO). In afwachting van definitieve besluitvorming is het bedrag van € 200 miljoen voorlopig geparkeerd op de begroting van VO.

Verantwoordelijkheid

De minister van OCW is verantwoordelijk voor adequate regelgeving, bekostiging en het goed en doelmatig functioneren van het stelsel van voortgezet onderwijs. Bij dit laatste aspect komt het handhaven van de kwaliteit van het onderwijs nadrukkelijk in beeld. De overheid stelt kaders voor de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het onderwijs. Binnen die kaders worden scholen zoveel mogelijk vrij gelaten keuzes te maken in de vormgeving van het onderwijs om het beste uit de leerling te halen. Die keuzen moeten wel worden verantwoord naar betrokkenen: met name ouders, leerlingen, personeel en de Inspectie van het Onderwijs.

Effectgegevens

• Verwachte verblijfsduur («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.2).

• Percentage gediplomeerden /verwachte rendementen («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.1).

• Percentage doorstroom naar vervolgopleiding («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.3).

• Tevredenheid ouders/deelnemers («Bestel in Beeld 2004», p. 23, figuur 4.2.6).

• Aansluiting op arbeidsmarkt (percentage dat binnen 1½ jaar na diplomering werk vindt) («Bestel in Beeld 2004», p. 29, figuur 4.4.4).

Verwijzingen beleidsstukken

• WVO.

• Leerplichtwet.

• Koers VO (29 200, nr. 151).

• Bestel in Beeld 2004 (ocw 0500511).

3.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 3.1 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen5 337 6615 462 3775 654 6325 704 7365 538 7905 490 7585 482 625
Waarvan garantieverplichtingen       
Totale uitgaven (programma + apparaat)5 281 5725 446 0005 686 5755 737 7505 569 9075 521 8755 513 542
        
Programma-uitgaven5 276 5035 440 8515 681 4355 733 0675 565 2745 517 2425 508 909
Juridisch verplicht  5 407 1725 434 2465 418 5255 369 0595 359 460
Bestuurlijk gebonden  274 121298 233146 163147 680148 774
Niet-juridisch verplicht en niet-bestuurlijk gebonden  142588586502675
        
Stelselonderhoud: de school centraal/bevrijd5 077 1385 170 5715 358 9105 324 8555 155 7575 106 1735 095 463
–Personele en materiële bekostiging5 003 1365 099 0235 139 7955 106 5285 089 3025 039 7185 029 008
–FES: funderend onderwijs  150 000150 000   
–Onderwijsverzorging en projecten74 00271 54869 11568 32766 45566 45566 455
Empowerment van het veld onderdeel van stelsel onderhoud   
–Vermindering last en regels onderdeel van stelsel onderhoud   
–Innovatie16 0557 5007 5005 0005 0005 0005 000
–Lumpsumbekostigingpraktijkonderwijs148 508161 332172 688182 694184 353185 827188 205
–Opzetten en realisatie nieuw leerplusarrangement   71 50071 50071 50071 500
        
Onderwijs is aantrekkelijk voor de leerling       
Globalere wettelijke kaders onderbouw onderdeel van stelselonderhoud   
Herijking profielen onderdeel van stelselonderhoud   
Bredere intra- en intersectorale programma's6 00015 00025 00028 00030 00030 00030 000
        
Schooltypen sluiten goed op elkaar aan, soepele schakels       
–Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen onderdeel van stelselonderhoud   
–Globalere eindtermen vmbo t.b.v. goede aansluiting met het mbo onderdeel van stelselonderhoud   
        
Leerlingen met gedrags-, leer- en sociale/ emotionele problemen worden specifiek behandeld       
–Uitvoeren maatregelen plan van aanpak veiligheid4 00056 70086 70086 70086 40086 40086 400
–Operatie Jong1 5001 5001 5001 5001 5001 5001 500
–Kwaliteitsimpuls ZAT's  2 0002 000   
        
Het leeraanbod gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden neemt toe en de leerling krijgt vaker te maken met maatschappelijke praktijk       
–Bevorderen maatschappelijke stages9082 2614 2548 5078 5078 5078 507
–Cultuur en School/sport en bewegenCultuur en school: zie artikel 14 (cultuur)    
Programmakosten overig       
–IBG9 38714 39613 98913 88913 85613 85613 856
–CFI13 00811 5918 8948 4228 4018 4798 478
        
Apparaatsuitgaven5 0695 1495 1404 6834 6334 6334 633
Ontvangsten3 9403 435151 361151 3611 3611 3611 361

3.3 Operationele doelstellingen

In de Koers Voortgezet Onderwijs is een uitgebreide toelichting te vinden op de beleidsprioriteiten. In de overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid worden maatregelen op het terrein van onderwijspersoneel toegelicht. De maatregel «cultuur en school» wordt nader toegelicht in artikel 14.

3.3.1 Stelselonderhoud: «De school centraal/bevrijd»: deregulering

De centrale overheid legt vast «wat geleerd moet worden», de school vult in «hoe dit te leren». Centraal toezicht alleen op globale doelstellingen (eindtermen, kerndoelen, accountantscontrole, rendement, sterke sector).

Motivering

• Stelselonderhoud: de scholen in staat te stellen te voldoen aan de toegankelijkheids- en kwaliteitseisen.

• Empowerment: de huidige bestuurlijke verhoudingen voldoen niet om de doelen en ambities zoals die in Koers VO zijn opgenomen, uit te voeren. Kiezen voor de lijn van autonomie, deregulering en rekenschap betekent dat op een andere wijze invulling gegeven gaat worden aan de sturing van de sector als geheel, waarbij de leerling en school centraal wordt gesteld. Dat wil zeggen:

– de school in staat stellen het onderwijs in te richten naar de leerling;

– condities scheppen voor het versterken van het toezicht en verantwoordingsbeleid (inrichting goed onderwijsbestuur);

– de sector en betrokken stakeholders in positie brengen;

– de rijksoverheid in staat stellen op hoofdlijnen te sturen.

• Vermindering last en regels: de administratieve lasten en regelgeving zijn te hoog (uit hoofdlijnenakkoord). Daarnaast is dit element in Koers voortgezet onderwijs aan de orde geweest.

• Innovatie: de sector is zelf aan zet en de scholen innoveren zelf. Dus het collectief van de scholen heeft zeggenschap over de innovatie en de projectmiddelen. De sector ontwikkelt en voert per 2006 zijn eigen innovatiestrategie, afgestemd op en financieel gesteund door de overheid. Scholen leren van elkaar en worden niet gehinderd door overbodige wet- en regelgeving.

• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: binnen het praktijkonderwijs in de sector voortgezet onderwijs bestaan verschillen op het gebied van het bekostigingsstelsel en de rechtspositie. Deze verschillen worden opgeheven door middel van aanpassing van de wet.

• Leerplusarrangement: constatering dat de ene school het zwaarder heeft dan de andere met evenveel leerlingen, door andere factoren dan feitelijke leerachterstanden; probleemcumulatie. De probleemcumulatiescholen worden in staat gesteld om evengoed te functioneren als de overige scholen.

Instrumenten

• Stelselonderhoud: de scholen worden bekostigd door de Rijksoverheid voor de personele en materiële vergoedingen op basis van onder meer de aantallen (tel)leerlingen.

• Empowerment:

– het vereenvoudigen en aanscherpen van wetgeving en het beschikbaar stellen van middelen voor (innovatieve) experimenten;

– subsidies t.b.v. ondersteuning ontwikkelingsproces sectororganisatie VO en het ondersteunen van de inrichting van goed onderwijsbestuur (inclusief gedragscode en horizontale verantwoording).

• Vermindering last en regels: aanpassing wet- en regelgeving (WVO plus daarop gebaseerde regelgeving en overige onderwijswetgeving). Daarnaast regelgeving buiten OCW.

• Innovatie: subsidie aan schoolmanagers VO.

• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: de lumpsumbekostiging vo wordt met ingang van 1 augustus 2006 voor het gehele praktijkonderwijs ingevoerd. Dit in het kader van deregulering en autonomievergroting en is conform de doelstellingen in Koers VO. Het inrichten van de structurele bekostiging en de overgangsregeling (op basis van meetjaar 2004/2005) door middel van wet- en regelgeving. Daarnaast het geven van voorlichting.

• Leerplusarrangement:

– regeling Leerplusarrangement: vo-scholen met veel leerlingen uit de (CBS)

– armoedeprobleemcumulatiegebieden krijgen aanvullend bekostigd

– voorlichting aan scholen voorjaar 2006 over de nieuwe regeling.

Activiteiten

• Stelselonderhoud: zowel voor de personele als de materiële vergoeding worden de betreffende bedragen per kalenderjaar vastgesteld en gepubliceerd.

• Empowerment:

– intern en extern overleg voeren met relevante (bestuurlijke) partners;

– ontwikkelingsstrategie bepalen, tussentijds bijstellen en uitvoeren;

– aan de hand van stelselindicatoren afspraken maken met de sector, organisatie(s) en/of schoolbesturen.

• Stimuleren inrichting goed onderwijsbestuur.

• Vermindering last en regels:

– op basis van Koers VO zijn tal van trajecten gestart die een bijdrage leveren aan de reductie (o.a. vereenvoudiging bekostiging, vo uit Participatiefonds / Vervangingsfonds, voorstellen onderbouw en tweede fase, wet BIO, uitwerkingsnotities examinering en voorzieningenplanning);

– monitoren of 25% wordt gehaald per 1-1-2007;

– initiëren van aanvullende trajecten die leiden tot reductie.

• Innovatie:

– opzetten en realiseren innovatievoorziening, waar innovatiemiddelen en naderhand, andere projectbudgetten in kunnen worden ondergebracht;

– invulling innovatievoorziening, kennisdelen en wetenschap;

– innovatiebeweging monitoren.

• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs:

– verwerking meetjaargegevens en uitvoering overgangsregeling;

– uitvoeren flankerend beleid;

– voorbereidingen op lumpsum door scholen van praktijkonderwijs (onderzoek naar de vorderingen door ECORYS in het najaar 2005 en 2006).

• Leerplusarrangement: vormgeving monitoring.

Doelgroepen

• Stelselonderhoud: in totaal gaat het om ongeveer 0,9 miljoen leerlingen.

• Empowerment: organisaties voor bestuur en management en de scholen.

• Vermindering last en regels: scholen.

• Innovatie: scholen en de sector.

• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: de ongeveer honderd scholen voor praktijkonderwijs die nu nog op declaratiebasis worden bekostigd.

• Leerplusarrangement: scholen met relatief veel leerlingen uit armoedeprobleemcumulatiegebieden.

Prestatie-indicatoren

• Stelselonderhoud: aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteert (d.w.z. slechte rentabiliteit). Bron: financiële gegevens VO.

• Empowerment: aantal overlegpartners en gedragscode.

• Vermindering last en regels: totale regeldruk voor de vo-sector.

• Lumpsumbekostiging voor scholen voor praktijkonderwijs.

• Leerplusarrangement: de prestaties van scholen met meer dan 30% leerlingen uit probleemcumulatiegebieden.

• Doelmatige sector:

– gediplomeerden: het aantal gediplomeerden. Bron: Kerncijfers OCW 2000–2004, bladzijde 59, tabel 4.7;

– uitvallers: het aantal uitvallers (absoluut en procentueel). Bron: Kerncijfers OCW 2000–2004, bladzijde 59, tabel 4.6;

– zittenblijvers: het percentage zittenblijvers. Bron: Kerncijfers OCW 2000–2004, bladzijde 59, tabel 4.8.

Basiswaarden

• Stelselonderhoud: het aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteerde bedroeg in 2003: 9.

– Empowerment:

– aantal overlegpartners: in 2004 meerdere organisaties voor bestuur en management;

– gedragscode: geen (in 2004).

• Vermindering last en regels: in 2003 bedroeg de totale regeldruk vo € 59,5 miljoen. Bron: ECORYS-NEI (zie onder verwijzing beleidsstukken).

• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: 10% van de scholen voor praktijkonderwijs heeft lumpsumbekostiging.

• Leerplusarrangement: scholen met meer dan 30% leerlingen uit probleemcumulatiegebieden presteren minder goed als de overige scholen.

• Doelmatige sector:

– gediplomeerden: aantal gediplomeerden in 2003;

– uitvallers: het aantal uitvallers (absoluut en procentueel) in 2003;

– zittenblijvers: het percentage zittenblijvers in 2003.

Streefwaarden

• Stelselonderhoud: aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteert: geen enkele.

• Empowerment: in het vo 1 overlegpartner en 1 gedragscode.

• Vermindering last en regels: totale regeldruk vo € 45 miljoen (minus 25%).

• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: alle scholen voor praktijkonderwijs hebben lumpsumbekostiging.

• Leerplusarrangement: scholen met meer dan 30% leerlingen uit probleemcumulatiegebieden presteren evengoed als de overige scholen.

• Doelmatige sector:

– gediplomeerden: handhaving van het hoge aantal gediplomeerden;

– uitvallers: realiseren van de Lissabon-doelstelling het percentage uitval te beperken tot 8%;

– zittenblijvers: handhaving van het lage percentage zittenblijvers.

Planning

• Stelselonderhoud: aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteert: continu.

• Empowerment: 1 overlegpartner (2006/2007) en 1 gedragscode (2006).

• Vermindering last en regels: in 2007 verlaging totale regeldruk vo.

• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs: per 1-8-2006.

• Leerplusarrangement: per 1-1-2007.

• Doelmatige sector:

– gediplomeerden: continu;

– uitvallers: 2010;

– zittenblijvers: continu.

Verwijzingen beleidsstukken

• Empowerment: Koers VO (29 200, nr. 151) en de beleidsnotitie governance in het onderwijs (30 183, nr. 1).

• Vermindering last en regels:

– vermindering regeldruk OCW (29 546, nr. 1 t/m 4;

– regeldruk voor OCW-instellingen totaal, ECORYS-NEI (Rotterdam 7 september 2004);

– voortgangsrapportage (29 546, nr. 6).

• Innovatie: Koers VO (29 200, nr. 151).

• Lumpsumbekostiging praktijkonderwijs:

– brief d.d. 13 januari 2004 plus Uitwerkingsnotitie lumpsum (29 399, nrs. 1 en 5);

– brief d.d. 1 april 2005 (29 823, nr. 8);

– brief d.d. 25 april 2005 (29 399, nr. 8).

• Leerplusarrangement: maart 2005 (27 020 nr. 11) en juni 2005 (27 020, nr. 46).

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
    Periode
Stelselonderhoud: aantal scholen dat gedurende 3 jaar achtereen onder de maat presteert (d.w.z. slechte rentabiliteit)92003geen enkelecontinu
     
Empowerment:    
–aantal overlegpartnersmeerdere organisaties voor bestuur en management200412006/2007
–gedragscodegeen200412006
     
Vermindering last en regels: totale regeldruk voor de vo-sector.€ 59,5 mln.2003ca. € 45 mln.2007
     
Lumpsumbekostiging scholen voor praktijkonderwijs10% van de scholen voor praktijkonderwijs heeft lumpsum-bekostiging2005100% van de scholen voor praktijkonderwijs heeft lumpsum-bekostiging1-8-2006
     
Leerplusarrangement: prestaties van scholen met meer dan 30% probleemcumulatiegebiedleerlingen.scholen met meer dan 30% probleem-cumulatie-gebied- leerlingen presteren minder goed als de overige scholen2004scholen met meer dan 30% probleemcumulatieleerlin- gen presteren evengoed als de overige scholen2007
     
Doelmatige sector:hoog aantal gediplomeerden:  
– Gediplomeerden– 158 600– 2003*– handhaving– continu
– Uitvallers– 27 600 (14,3%)– 2003*– 8%**– 2010
– Zittenblijvers– slechts 5% van het totaal– 2003*– handhaving– continu

* Gediplomeerden: inclusief groen onderwijs. Uitvallers: uitval is uitstroom zonder diploma (exclusief pro omdat die leerlingen geen diploma kunnen halen en inclusief groen onderwijs). Zittenblijvers: leerlingen die terugkeren in hetzelfde jaar van dezelfde schoolsoort of een «lagere»vorm van onderwijs.

** Het meerjareneffect van deze streefwaarde is niet verwerkt in de leerlingenraming die aan deze begroting ten grondslag ligt.

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Innovatie2006
Lumpsum praktijkonderwijs2006
Tabel 3.2: Diverse kerncijfers voortgezet onderwijs
 2004200520062007200820092010
1.Totaal aantal ingeschreven leerlingen*901 400908 600909 400903 900893 400888 900885 600
2.Uitgaven per onderwijsdeelnemer (x € 1)**5 8245 9586 0546 1486 2036 1806 194

* Op de teldatum.

** Vertaling van de door de overheid verzorgde sobere doch doelmatige leeromgeving die voldoet aan de eisen van de tijd. Internationaal gezien zijn deze kosten per leerling laag.

3.3.2 Onderwijs is aantrekkelijk voor de leerling; naar een boeiend, inspirerend en relevant onderwijs, waardoor de schooluitval afneemt

Motivering

• Globalere wettelijke kaders onderbouw: de huidige wettelijke kaders leidden tot een versnipperd en overladen programma voor de leerlingen en deden daarnaast geen recht aan de professionaliteit van de leraren. De nieuwe kaders bieden voldoende mogelijkheid om maatwerk te bieden. Het wetsvoorstel beoogt een balans te bieden tussen collectieve ambities en autonome scholen door enerzijds heel helder en uitgesproken te zijn over wat leerlingen op school moeten leren (de kerndoelen) en anderzijds neutraal te zijn over de manier waarop scholen deze kerndoelen in onderwijsprogramma's uitwerken. De regering gaat uit van en vertrouwt op de intrinsieke motivatie van scholen om op hun eigen manier goed en aantrekkelijk onderwijs te bieden waarmee zij de collectieve en schooleigen doelen realiseren.

• Herijking profielen: in de huidige profielen hebben de scholen, docenten en leerlingen weinig keuzevrijheid en het programma is versnipperd en overladen. Daarom wordt er gewerkt aan de herijking van de profielen, een globalere omschrijving van de examenprogramma's (daarin beperking voor het centrale examen tot 60% van de examenstof) en een betere organiseerbaarheid voor de school.

• Bredere intra- en intersectorale programma's: het aantal programma's in het vmbo is te smal/te beperkt. Daardoor zijn leerlingen niet geboeid en ontstaat er sneller uitval. Naast de bestaande vmbo-programma's worden scholen in staat gesteld te kiezen voor nieuwe programma's die specifiek aansluiten bij de wensen van de leerlingen in relatie tot de wensen van het bedrijfsleven en de vervolgopleidingen. Scholen vullen – onder bepaalde condities – die programma's zelf in.

Instrumenten

• Globalere wettelijke kaders onderbouw: aanpassen wettelijk instrumentarium.

• Herijking profielen: wijzigen regelgeving (WVO, inrichtings- en examenbesluit, examenprogramma's voor de afzonderlijke vakken). Voorlichting scholen over op handen zijnde wijzigingen.

• Bredere intra- en intersectorale programma's:

• Subsidie aan scholen in het kader van de doorontwikkeling vmbo.

• Subsidie aan de Adviesgroep vmbo.

Activiteiten

• Globalere wettelijke kaders onderbouw: nieuwe wet plus kerndoelen in procdure bij de Tweede Kamer brengen.

• Herijking profielen: overleg met onderwijsorganisaties en raadplegen docenten over de nieuwe examenprogrammering.

• Bredere intra- en intersectorale programma's:

– in samenwerking met het veld verder ontwikkelen van de kaders om ruimte te bieden voor de eigen programmering na 2005/2006;

– stimuleren van samenwerking in regionale arrangementen;

– ondersteunen bij de implementatie vanaf 1-8-2006 van de kaders en de criteria (regionale programmering);

– 10 brede projecten vmbo-mbo.

Doelgroepen

• Globalere wettelijke kaders onderbouw: scholen.

• Herijking profielen: leerlingen in de bovenbouw avo.

• Bredere intra- en intersectorale programma's: leerlingen, scholen, leraren via de platforms en management.

Prestatie-indicatoren

• Globalere wettelijke kaders onderbouw: de mate waarin scholen de kerndoelen aanbieden.

• Herijking profielen: de mate waarin het centraal examen de volle breedte van de examenstof bevat.

• Bredere intra- en intersectorale programma's: de mate waarin scholen gebruik maken van de nieuwe programma's, de mate van tevredenheid van de leerlingen en (na enkele jaren) minder uitval.

Basiswaarden

• Globalere wettelijke kaders onderbouw: 100% van de scholen volgt niet alle kerndoelen.

• Herijking profielen: het centraal examen van de bèta-vakken en economie omvat 100% van de examenstof.

• Bredere intra- en intersectorale programma's: n.v.t.

Streefwaarden

• Globalere wettelijke kaders onderbouw: alle scholen bieden alle 58 kerndoelen aan.

• Herijking profielen: beperking tot 60% van de examenstof per vak bij het centraal examen.

• Bredere intra- en intersectorale programma's: n.v.t.

Planning

• Globalere wettelijke kaders onderbouw: per 1-8-2006.

• Herijking profielen: per 1-8-2007.

• Bredere intra- en intersectorale programma's: per 1-8-2008.

Verwijzingen beleidsstukken

• Herijking profielen (30 187, nr. 5).

• Bredere intra- en intersectorale programma's: Koers VO (29 200, nr. 151)-vmvo-notitie d.d. 11 april 2005 (30 079, nr. 1).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
–Globalere wettelijke kaders onderbouw: mate waarin scholen de kerndoelen aanbieden.100% volgt niet alle kerndoelen2004Alle scholen bieden alle 58 kerndoelen aan1-8-2006
     
–Herijking profielen: mate waarin het centraal examen de volle breedte van de examenstof bevat.Centraal examen bèta-vakken en economie omvat 100% van de van de examenstof2004Beperking tot 60% van de examenstof per vak bij het centraal examen1-8-2007
     
–Bredere intra- en intersectorale programma's: mate waarin scholen gebruik maken van de nieuwe programma's, de mate van tevredenheid van de leerlingen en (na enkele jaren) minder uitval.n.v.t.2004n.v.t.1-8-2008

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Globalere wettelijke kaders onderbouw2008 (Inspectie-toezicht 2007 e.v.)
Bredere intra- en sectorale programma's2009

3.3.3 Schooltypen sluiten goed op elkaar aan, soepele schakels door middel van doorlopende leerlingvolgsystemen, (les)programmering, centraal examen blijft, maar beter organiseerbaar

Motivering

• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: de onderwijssoorten sluiten onvoldoende op elkaar aan; het probleem doet zich met name voor bij de overgang van het vmbo en het mbo. De bestaande drempels mogen geen struikelblok vormen zijn voor de leerlingen en moeten worden verlaagd. Knelpunten op de institutionele scharnieren tussen de onderwijssectoren moeten worden weggenomen. Randvoorwaarde daarbij is dat de leerling zo goed mogelijk door de leerlijn gaat.

• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: een deel van de bestaande examens sluit niet aan bij de onderwijsprogramma's. Daarnaast het volgen van de ontwikkelingen in het mbo, waarin wordt gewerkt aan een nieuwe kwalificatiestructuur die tevens sterk competentiegericht is. Het vmbo moet als voorbereidend beroepsonderwijs hierbij aansluiten, alsmede aan de wensen van het bedrijfsleven.

Instrumenten

• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: inzet vanuit flexibiliseren wet- en regelgeving, projectsubsidies, verspreiden van relevante praktijkvoorbeelden en toezicht.

• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo:

– het aanpassen van het wettelijk kader (examenbesluiten en examenprogramma's);

– subsidie aan PEP (Projectgroep Examen(s) Programma's)/CEVO/CITO.

Activiteiten

• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: inventarisatie of het lopende beleid bevorderend is voor doorlopende leerlijnen. Daarnaast is het van belang het advies af te wachten van de Onderwijsraad over doorlopende leerlijnen, dat eind 2005 verschijnt.

• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo:

– platforms leraren beroepsgerichte vakken vmbo, cevo en cito;

– landelijk netwerk aansluiting vmbo/mbo;

– 10 projecten vmbo in relatie tot herontwerp mbo

– aanzet projecten in 2005/06, start projecten in 2006/07;

– SLO zal worden gevraagd de examenprogramma's hierop te bezien;

– in overleg met CEVO en CITO worden zonodig de examens aangepast;

– gelijktijdig zal de flexibilisering in vorm en tijd worden meegenomen geheel binnen de examennotitie vo;

– overleg met universiteiten en hogescholen over een nieuwe doorstroomregeling.

Doelgroepen

• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: alle leerlingen/studenten.

• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: leerlingen, scholen, leraren via de platforms en management.

Prestatie-indicatoren

• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: het aantal leerlingen dat uitvalt of vertraagt (met name in het mbo).

• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: de mate waarin onderwijsprogramma's, examens en de aansluiting op het mbo op een lijn liggen.

Basiswaarden

• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: zie begroting bve.

• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: de huidige programma's in het vmbo worden herbeoordeeld op basis van de nieuwe kwalificatie-structuur mbo, zo nodig herschreven en beproefd binnen de 10 projecten.

Streefwaarden

• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: zie begroting bve.

• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: het geheel van de vmbo-examens voldoet aan de uitgangspunten van de examendiscussie vo. Randvoorwaarde daarbij: alle kwalificaties in het mbo moeten duidelijk zijn.

Planning

• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: zie begroting bve.

• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: 2005–2010.

Verwijzingen beleidsstukken

• Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: notitie Doorlopende leerlijnen in het onderwijs (29 800 VIII, nr. 160).

• Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: Koers VO (29 200, nr. 151), Examennotitie VO december 2004 (29 800 VIII, nr.152) en Vmbo-notitie 11 april 2005 (30 079, nr. 1).

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
    Periode
Inventarisatie drempels tussen opeenvolgende schooltypen en opstellen plan van aanpak met uitgewerkte maatregelen: het aantal leerlingen dat uitvalt of vertraagt (met name in het mbo).Zie begroting bve, hoofdstuk «voortijdig schoolverlaten»2004Zie begroting bve, hoofdstuk «voortijdig schoolverlaten»2005
Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo: mate waarin onderwijsprogramma's, examens en de aansluiting op het mbo op een lijn liggen.huidige programma's in het vmbo worden herbeoor-deeld op basis van de nieuwe kwalificatie-struc-tuur mbo, zo nodig her->schreven en beproefd binnen de 10 projecten2004het geheel van de vmbo-examens voldoet aan de uitgangspunten van de examen-discussie vo2005–2010

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Globalere eindtermen vmbo t.b.v. aansluiting mbo2009

3.3.4 Leerlingen met gedrags-, leer- en sociale/emotionele problemen worden specifiek behandeld

Motivering

• Veiligheid: zowel het veiligheidsbeleid als de veiligheid zelf kunnen worden verbeterd; streven naar optimale veiligheid. Een veilig schoolklimaat is een noodzakelijke voorwaarde voor goed onderwijs en verdient daarom structureel aandacht van alle bij het onderwijs betrokkenen.

• Operatie Jong: leerlingen die hulp nodig hebben, dreigen tussen wal en schip te vallen door een niet sluitend zorgnetwerk in en rond de scholen.

Instrumenten

• Veiligheid:

– alle samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs ontvangen extra bekostiging voor het realiseren van reboundvoorzieningen waar gedragsmoeilijke leerlingen tijdelijk onderwijs en opvang krijgen. Gedurende een periode van enkele maanden wordt ingezet op gedragsverbetering, herstel van verhoudingen en verbetering van leerprestaties, waarna de leerling terug kan keren naar de eigen school;

– alle scholen voor voortgezet onderwijs ontvangen extra middelen voor leerlingbegeleiding. Hierdoor kan vroegtijdig en laagdrempelig worden ingegrepen bij leerlingen met sociaal-emotionele problemen, zodat problemen snel kunnen worden aangepakt en escalatie zoveel mogelijk kan worden voorkomen;

– extra zmok-plaatsen (1 000) en schoolmaatschappelijke werk (opgenomen in artikel 1 primair onderwijs).

• Operatie Jong:

– inventariseren en opheffen knelpunten in wet- en regelgeving en tegenstrijdig rijksbeleid (gemeente, provincie en rijk);

– subsidie van het project Zorgstructuren in en rond de school (ZioS), uitgevoerd door het APS in samenwerking met LCOJ.

Activiteiten

• Veiligheid:

– informatie en advies aan scholen en leerlingen door landelijk Centrum School en Veiligheid (pestweb en hulptelefoon, project preventie seksuele intimidatie, gay and school, helpdesk veilige school);

– ondersteuning deskundigheidsbevorderende activiteiten in het kader van SLOA. Doel is om onderwijspersoneel zodanig toe te rusten dat zij sociaal competent gedrag voorleven, onveilige situaties zo veel mogelijk kunnen voorkomen en adequaat kunnen optreden bij onveilige situaties;

– sociale competenties: het inzicht bieden in beschikbare methoden via het onderhouden van een (digitale) keuzegids. Hiermee krijgen scholen een hulpmiddel bij het kiezen van effectieve methoden;

– er wordt een veiligheidsmonitor uitgevoerd in het voortgezet onderwijs, zodat inzicht wordt verkregen in het gevoel van veiligheid van de docenten, het onderwijsondersteunend personeel en de leerlingen op vo-scholen, in de feitelijke veiligheid en in het beleid;

– Inspectie van het Onderwijs zorgt voor instrumenten in het toezichtskader voor veiligheid en voor reboundvoorzieningen.

• Operatie Jong:

– eén van de thema's uit de Jeugdagenda is de realisatie van een landelijk dekkend zorgnetwerk in en rond scholen. Een van de aangrijpingspunten daarbij is het Zorgadviesteam (ZAT), waarin verschillende partijen zijn vertegenwoordigd: jeugdzorg, maatschappelijk werk, leerplicht, jeugdgezondheidszorg, politie en OM. Deze partijen maken afspraken over sluitende zorg voor leerlingen die dat nodig hebben;

– verbeteren kwaliteit van de zorgadviespunten;

– monitoring proces en beoogde resultaten (jaarlijkse LCOJ-monitor «Voortgezet onderwijs en externe instellingen»).

• Kwaliteitsimpuls ZAT's:

(Een aantal) Zorgadviesteams in het PO, VO en BVE ontvangen middelen van case-management en deskundigheidsbevordering zodat problemen van kinderen worden gesignaleerd door professionals en snel een passend sluitend hulpaanbod worden georganiseerd. Daartoe worden er sluitende afspraken gemaakt met alle partijen, met name met jeugdzorg opdat (zonodig) direct een indicatiestelling voor jeugdzorg kan volgen zonder tijdverlies.

Doelgroepen

• Veiligheid:

– algemeen: leerlingen en personeel in het voortgezet onderwijs;

– specifiek: risicoleerlingen met cumulatie van problemen op scholen in grote steden.

• Operatie Jong: leerlingen met (cumulatie van) problemen op scholen en/of in de thuissituatie die hulp nodig hebben van jeugdzorg en of jeugd maatschappelijk werk, of die te maken hebben met leerplicht, jeugdgezondheidszorg, politie of OM.

Prestatie-indicatoren

• Veiligheid: het percentage betrokkenen dat zich veilig voelt in en om de school en het aantal incidenten op scholen.

• Operatie Jong: het aantal scholen dat beschikt over een zorgadviesteam en de kwaliteitscriteria waaraan een goed functionerend zorgadviesteam moet voldoen.

Basiswaarden

• Veiligheid: veiligheidsmonitor 2005 wordt uitgevoerd. In de begroting 2007 worden basis- en streefwaarden opgenomen.

• Operatie Jong: 89 procent van de scholen heeft een ZAT waarin wordt samengewerkt met externe instellingen. Daarnaast de (in 2007) nog vast te stellen kwaliteitscriteria.

Streefwaarden

• Veiligheid: zie onder basiswaarden.

• Operatie Jong: het realiseren van een 100 procent landelijk dekkend zorgnetwerk rond de scholen.

Planning

• Veiligheid: zie onder basiswaarden.

• Operatie Jong: 2007.

Verwijzingen beleidsstukken

• Veiligheid:

– plan van aanpak veiligheid in het onderwijs en opvang van risicoleerlingen (29 240, nr. 5);

– voortgangsrapportage plan van aanpak veiligheid (29 240, nr. 8).

• Operatie Jong:

– Kabinetsnotitie Operatie Jong: sterk en resultaatgericht voor de jeugd (29 284, nr.2);

– brief aan Tweede Kamer van 22 november 2004 over de Jeugdagenda (29 284, nr.5);

– voortgang plan van aanpak zorgstructuren in voortgangsrapportage Operatie Jong (29 284, nr. 10).

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
    Periode
Veiligheid: percentage betrokkenen dat zich veilig voelt in en om de school en het aantal incidenten op scholen.De veiligheidsmonitor 2005 geldt als nulmeting. In de begroting 2007 worden basis- en streefwaarden opgenomen.2005Zie onder basiswaardeZie onder basiswaarde
Operatie Jong: het aantal scholen dat beschikt over een zorgadviesteam en de kwaliteitscriteria waaraan een goed functionerend zorgadviesteam moet voldoen.89 procent van de scholen heeft een ZAT waarin wordt samengewerkt met externe instellingen.Daarnaast de (in 2007) nog vast te stellenkwaliteitscriteria.2004Realiseren van een 100 procent landelijk dekkend zorgnetwerk rond de scholen2007

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Veiligheid2006
Operatie Jong2007

3.3.5 Het leeraanbod gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden neemt toe en de leerling krijgt vaker te maken met maatschappelijke praktijk

Motivering

• Maatschappelijke stage: het versterken van de relatie tussen school en samenleving, waardoor de aantrekkelijkheid van het onderwijs toeneemt en wordt bijgedragen aan het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid van leerlingen, hun sociale vaardigheden en hun burgerschapsbesef.

• Als onderdeel van het beter maatschappelijk functioneren is een van de beleidsprioriteiten meer sport en bewegen in het onderwijs.

• Cultuur en school: scholen moeten leerlingen optimaal voorbereiden op een volwassen participatie aan de samenleving (zowel qua onderwijsresultaten en (vervolg)opleidingen, als maatschappelijk functioneren en actieve deelname aan de samenleving). Cultuureducatie is daarbij onmisbaar en levert specifieke kennis, inzichten en vaardigheden op die kunnen bijdragen aan dat doel. Cultuureducatie biedt scholen de mogelijkheid om de (culturele) omgeving meer binnen de school te halen.

Instrumenten

• Maatschappelijke stage:

– regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs 2005 en 2006 (VO/S&O-2005/11 930 d.d. 22 april 2005);

– promotie- en implementatiecampagne: helpdesk, website.

• Cultuur en School: in het najaar van 2006 wordt een middellange termijn visie op culturele educatie in het voortgezet onderwijs gepresenteerd. In deze breedtenotitie worden de volgende thema's geadresseerd:

– cultuureducatie en schoolklimaat;

– cultuureducatie en de onderbouw;

– cultuureducatie en de bovenbouw;

– cultuurprofiel scholen;

– inhoud cultuureducatie;

– monitoring en begeleiding van ontwikkelingen.

Activiteiten

• Maatschappelijke stage: uitvoeren van de regeling en het bewaken van de voortgang.

• Cultuur en school: uitvoeren van activiteiten zoals die genoemd worden in de breedtenotitie 2006–2010 van het najaar 2006.

Doelgroepen

• Maatschappelijke stage: alle leerlingen en scholen in het voortgezet onderwijs; daarnaast maatschappelijke organisaties (voor de stageplekken).

• Cultuur en school: zoveel mogelijk leerlingen, docenten en schoolleiders in het voortgezet onderwijs, educatief medewerkers van culturele instellingen, intermediaire instellingen en lerarenopleidingen.

Prestatie-indicatoren

• Maatschappelijke stage: het aantal scholen dat de maatschappelijke stage aan hun leerlingen aanbiedt.

• Cultuur en school:

– het percentage vo-scholen met cultuurbeleid eind 2006/begin 2007;

– het gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed.

Basiswaarden

• Maatschappelijke stage: nihil aantal scholen.

• Cultuur en School:

– percentage vo-scholen met cultuurbeleid: in januari 2006 wordt een eerste raming gegeven van een prestatie-indicator m.b.t. het aantal scholen dat cultuurbeleid voert;

– gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed: de besteding van de vouchers over 2003–2004 ligt op 72%. Bron: CJP.

Streefwaarden

• Maatschappelijke stage: 25% van de scholen biedt hun leerlingen de mogelijkheid een maatschappelijke stage te doen.

• Cultuur en School:

– percentage vo-scholen met cultuurbeleid: wordt bepaald op basis van de raming in januari 2006;

– gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed: volgens gemaakte afspraken met CJP en door inzet van middelenmix stijgt de besteding van vouchers in 2005 naar 75% (in 2006 naar 80%).

Planning

• Maatschappelijke stage: 2007.

• Cultuur en School:

– percentage vo-scholen met cultuurbeleid: zie onder basiswaarde;

– gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed: resp. 2005 en 2006.

Verwijzingen beleidsstukken

• Maatschappelijke stage:

– brief aan de TK, voortgang maatschappelijke stage (29 200 VIII, nr. 41);

– brief aan de TK, stand van zaken maatschappelijke stage (29 800 VIII, nr. 213).

• Cultuur en School:

– brief aan de TK, Cultuur en school (29 200 VIII, nr. 143);

– actualisatie voortgangsbrief aan de TK (29 800 VIII, nr. 174).

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaarde 1Planning
    PeriodeStreef waarde 2Periode
Maatschappelijke stage: aantal scholen dat de maatschappelijke stage aan hun leerlingen aanbiedt.Nihil aantal scholen200425% van de scholen biedt hun leerlingen de mogelijkheid een maatschappelijke stage te doen.2007  
       
Cultuur en school: het percentage vo-scholen met cultuurbeleid eind 2006/begin 2007.In januari 2006 wordt een eerste raming gegeven van een presta- tie-indicator met betrekking tot het aantal scho- len dat cultuur- beleid voert.2005Zie onder basiswaardezie onder basiswaarde  
       
Daarnaast het gemiddeld landelijk percentage cultuurbonnen dat is besteed.De besteding van vouchersover 2003–2004 ligt op 72%.2003/2004De besteding van vouchers in 2005 stijgt naar 75% (in 2006 naar 80%)200580%2006

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Cultuur en School2007 en 2010

ARTIKEL 4. BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

4.1 Algemene beleidsdoelstelling: alle studenten de kans te geven hun talenten te ontwikkelen en hen te kwalificeren voor de beroepsuitoefening of een vervolgopleiding dan wel hen een basis te geven om op latere leeftijd weer te leren, sociaal redzaam te zijn en te participeren in de Nederlandse maatschappij door onder meer het goed beheersen van de Nederlandse taal

Omschrijving

Het beroepsonderwijs en de educatie leveren een bijdrage aan het versterken van de (kennis)economie, innovatie en het herstel van de groei van de arbeidsproductiviteit. Daarnaast hebben zij een belangrijke sociaal culturele functie te vervullen gericht op het optimaliseren van de participatie van jongeren en volwassenen aan de Nederlandse samenleving.

Bijdrage

OCW schept kaders met de daarbij behorende verantwoording, stuurt op resultaten voor wat betreft de politieke prioriteiten en brengt spelers in positie om de zelfregie te versterken.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de randvoorwaarden in de vorm van wettelijke regels, bekostiging, voorlichting en bestuurlijke arrangementen. Daarbij richt haar rol zich op faciliteren, stimuleren en bewaken van het stelsel.

Succesfactoren

Het behalen van de doelstelling is afhankelijk of de actoren binnen hun eigen opdracht en verantwoordelijkheid eigen keuzes kunnen maken die afgestemd zijn op specifieke omstandigheden.

Effectgegevens

Het behalen van de doelstelling heeft als effect het versterken van de (kennis)economie, innovatie en het herstel van de groei van de arbeidsproductiviteit en een belangrijke sociaal culturele functie te vervullen gericht op het optimaliseren van de participatie van jongeren en volwassenen aan de Nederlandse samenleving. Voor output-en outcome indicatoren wordt verwezen naar de publicaties Bestel in Beeld, Kerncijfers en het Onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs. Het onderwijsverslag vormt het oordeel van de Inspectie van het Onderwijs van de kwaliteit van het beroepsonderwijs. In Bestel in Beeld 2004 zijn indicatoren opgenomen over de doelmatigheid, output en outcome , zoals verwachte verblijfsduur («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.2), percentage gediplomeerden /verwachte rendementen («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.1), percentage doorstroom naar vervolgopleiding («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.3), tevredenheid ouders/deelnemers («Bestel in Beeld 2004», p. 23, figuur 4.2.6), aansluiting op arbeidsmarkt (percentage dat binnen 1½ jaar na diplomering werk vindt) («Bestel in Beeld 2004», p. 29, figuur 4.4.4)

Verwijzingen beleidsstukken

• Grondwet.

• WEB (31 oktober 1995).

• Bestel in Beeld 2004 (ocw 0500511).

4.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.1: Budgettaire gevolgen artikel 4 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen2 886 1732 828 8672 903 8552 809 4162 809 8742 805 1772 857 146
–Waarvan garantieverplichtingen       
Totale uitgaven (programma + apparaat)2 692 9632 783 0452 886 0992 809 8582 810 8492 812 0592 807 426
        
Programma-uitgaven2 689 2022 778 9702 882 5852 806 3892 807 4132 808 6222 803 990
Juridisch verplicht  2 843 8492 762 5962 757 3402 759 1262 754 870
Bestuurlijk gebonden  38 73641 91349 13648 17248 189
Niet-juridisch en niet-bestuurlijk gebonden   1 8809371 324930
        
Instandhouding van het stelsel2 449 6892 378 9272 396 3072 424 5562 425 5802 427 0522 422 403
–Lumpsum2 449 6892 378 9272 396 3072 424 5562 425 5802 427 0522 422 403
        
Voldoende geschikt onderwijs personeel dat ondernemend is richting eigen loopbaan4 2744 2744 2744 2744 2744 2744 274
–Budget toevoegen decentraal instellingsbudget4 2744 2744 2744 2744 2744 2744 274
        
Meer innovatie en rendement door samenwerking tussen instellingen14 40021 400111 80030 80030 40030 40030 400
–Innovatiearrangement beroepskolom10 00015 00020 00020 00020 00020 00020 000
–Cultuur en school400400400400400400400
–Kenniscirculatie MKB4 0006 00010 00010 00010 00010 00010 000
–Kenniscentrum SenterNovem  400400   
–Fes-gelden (lesmateriaal, docentstages en leren in bedrijf)  81 000    
        
Meer aandacht voor een variëteit leerloopbanen, verhoging rendement47 17672 18974 52574 52574 71374 72474 724
–Regeling impuls beroepskolom36 16536 16536 16536 16536 16536 16536 165
–Voortijdig schoolverlaten11 01136 02438 36038 36038 54838 55938 559
        
Aantrekkelijke onderwijsinhoud die aansluit op de arbeidsmarkt16 30016 30011 30011 30011 30011 30011 300
–Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo5 0005 00000000
–Examens mbo11 30011 30011 30011 30011 30011 30011 300
        
De instellingen zijn breed toegankelijk015 00024 10020 0000  
–Algemeen02 8006 300200   
–Programmalijn duale trajecten04 8004 0000000
–Programmalijn leerwerkloket05 40013 3000000
–Programmalijn drempels slechten020005000000
        
Meedoen in de samenleving240 847251 447245 016245 483245 548245 549245 549
–Inkoop educatieactiviteiten240 447250 847244 616245 083245 148245 149*245 149
–Alfabetisering400600400400400400400
        
Meer eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers 5 5215 7155 3805 7465 4225 440
–Versterking loopbaan oriëntatie en begeleiding 2 7702 8592 8592 8592 8592 859
–Medezeggenschap 7001 6001 6001 6001 6001 600
–Overige instrumenten 2 0511 2569211 287963980
        
Programma-uitgaven overig       
–IBG4 6692 2742 2322 9632 9552 9552 955
–CFI6 20311 6387 3166 9086 8976 9466 946
        
Apparaatsuitgaven3 7614 0753 5143 4693 4373 4373 437
Ontvangsten7 070081 0000000

* Bij dit budget is nog geen rekening gehouden met de cursusgeldontvangsten als gevolg van de invoering van een eigen bijdrage voor de deelnemers aan een NT2-opleiding, niveau 3, 4/5.

4.3 Operationele doelstellingen

4.3.1 Instandhouding van het stelsel

Motivering

Het toerusten van een deugdelijk stelsel. Hiermee creëert de overheid de voorwaarden en condities voor innovatief beroepsonderwijs, waardoor de instellingen in staat worden gesteld om te voldoen aan de toegankelijkheids-, kwaliteits- en doelmatigheidseisen.

Instrumenten

• Verstrekken van lumpsum

• Harmonisatie wetgeving en deregulering; voor de korte termijn: Wetsvoorstel «DAL» (Deregulering en vermindering Administratieve Lasten).

• De gezamenlijke intentieverklaring met de bve-sector. In dit document worden agenderende afspraken gemaakt over de gemeenschappelijke doelstellingen van de sector en verantwoordelijkheidsverdeling, en de acties die de instellingen en OCW ondernemen om dit te bewerkstelligen. Randvoorwaarden voor het geven van ruimte aan de regio maken hier onderdeel van uit.

Activiteiten

• Harmonisatie wetgeving en deregulering:

– afschaffen van de Onderwijs- en examenregeling als verplicht instrument en de verplichting om vooraf Crebo-licenties aan te vragen voor het bekostigd onderwijs;

– vermindering van administratieve lasten samenhangend met de beroepspraktijkvorming;

– in het kader van de revisie van de WEB wordt verkend waar mogelijkheden liggen om te komen tot verdere deregulering, in het licht van de nieuwe bestuurlijke verhoudingen, en waar verdere harmonisatie van onderwijswetgeving kan plaats vinden;

– er wordt een hoofdlijnennotitie ontwikkeld in interactieve samenwerking met het veld.

• Evaluatie van bekostiging.

• Governance: implementatie van acties uit de beleidsbrief.

• Wijziging bekostiging in aansluiting op uitkomsten IBO BVE, evaluatie bekostiging, wijziging kwalificatiestructuur en implementatie van onderwijsnummer.

Doelgroepen

ROC's, vakinstellingen, Kbb's, gemeenten en de regionale netwerken.

Prestatie-indicatoren

• Aantal deelnemers (zie onderstaande tabellen, bron referentieraming 2005, beleidstelling 2003).

• Percentage gediplomeerden.

• Onderdeel van het proces «sturen op ambities» is het (laten) ontwikkelen van ambitie- en prestatie-indicatoren en het vergelijken hiervan per instelling.

Planning

• Harmonisatie wetgeving en deregulering; Hoofdlijnennotie wordt medio 2006 aan de kamer aangeboden.

• IBO beroepsonderwijs wordt in de eerste helft van 2006 aan de Kamer aangeboden.

Verwijzingen beleidsstukken

• Evaluatie van de mbo-bekostiging is medio 2005 aan de Kamer aangeboden.

• Governance in het onderwijs (30 183, nr. 1).

Tabel 4.2: Aantal studenten mbo en onderscheiden naar leerweg
 2004200520062007200820092010
Totaal mbo454 263452 977453 491456 453459 796461 990463 147
Bol-vt301 359310 950317 139322 442326 697329 243330 369
Bbl136 579126 847121 618119 456118 680118 450118 583
Bol-dt16 32515 18014 73414 55514 41914 29714 195
Tabel 4.3: Aantal deelnemers educatie
 2004200520062007200820092010
Educatie113 639113 721113 821113 947114 059114 137114 233
Tabel 4.4: gemiddelde prijzen per student (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
mbo6,15,545,595,615,575,555,52

4.3.2 Voldoende geschikt onderwijspersoneel dat ondernemend is richting de eigen loopbaan

Motivering

De overheid is verantwoordelijk voor de randvoorwaarden voor het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. De instellingen zijn primair verantwoordelijk voor het personeelsbeleid. Het beleid is gericht op versterking van de ondernemende professional (competentieontwikkeling) in de organisatie van het verzorgen van innovatief beroepsonderwijs en educatie, het behoud en het voorkomen van uitstroom van personeel als gevolg van arbeidsongeschiktheid en het aantrekken van voldoende personeel dat zich al werkend voor de onderwijsfunctie in de sector kwalificeert.

Instrumenten

• Budget toevoegen aan decentrale instellingsbudget ten behoeve van duale opleidingstrajecten, opleidingsmanagement, mobiliteit, zij-instroom-trajecten, meerjarige personeelsplanning, bekwaamheidsdossiers en versterken integraal personeelsbeleid (IPB).

• Monitor uitvoering plan van aanpak versterking IPB 2005–2007.

• Arbeidsmarktbarometer.

• Arboplusconvenant bve, vermindering ziekteverzuimpercentage.

Activiteiten

• Registreren ziekteverzuimgegevens.

• Meten vervulling vacatures.

• Uitvoeren van het plan van aanpak versterking IPB 2005–2007 van Bve Raad.

• Registreren ziekteverzuimgegevens.

Doelgroepen

• Zittend onderwijspersoneel dat door invoering marktwerking zich schoolt voor andere functie binnen het beroepsonderwijs, scholing ten behoeve van mobiliteit naar functies buiten instelling.

• Nieuw aan te trekken onderwijspersoneel dat zich via een voltijd opleiding of een duaal traject kwalificeert voor een onderwijsfunctie in de bve-sector.

Prestatie-indicatoren

• Aantal trajecten pedagogisch didactische cursus bve en andere zij-instroomtrajecten voor leraarsfunctie.

• Aantal duale opleidingstrajecten voor onderwijsgevend- en onderwijsondersteunend personeel voor een onderwijsfunctie in bve.

Basiswaarden

• 440 scholingstrajecten ped did cursus bve (2005), 48 zij-instroomtrajecten voor een onderwijsfunctie in de economische en technische opleidingssector.

• 500 duale opleidingstrajecten.

Streefwaarden

• 600 scholingstrajecten voor zij-instroom in leraarsberoep bve.

• 1000 duale opleidingstrajecten voor onderwijsgevend- en onderwijsondersteunend personeel voor het primaire proces.

Planning

• Kwartaalgegevens ziekteverzuim Arboservicepunt bve.

• Arbeidsmarktbarometer bve oktober 2006.

Verwijzingen beleidsstukken

• Koers BVE (27 451, nr. 33).

• Programma Onderwijspersoneel. Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt; beleidsplan Onderwijspersoneel (bijlage bij 29 200 VIII, nr. 151).

• Arboplusconvenant BVE.

4.3.3 Meer innovatie door samenwerking tussen instellingen en hun omgeving gericht op verbetering rendement beroepsonderwijs en educatie

Motivering

De kenniseconomie draait om voldoende hogeropgeleiden en om voldoende mensen met competenties in de basis en subtop van de kenniseconomie. Daarom moet het mbo blijven voorzien in en de vraag naar voldoende gediplomeerde mbo-ers op de niveaus 3 en 4 en voldoende doorstroom naar het hbo. Een belangrijk middel om bijvoorbeeld doorlopende leerlijnen, ondernemerschap en kenniscirculatie te bevorderen is innovatie. Daarbij is het noodzakelijk dat de samenwerking tussen instellingen onderling en de samenwerking tussen de instellingen en hun regionale netwerken op allerlei niveaus goed is, zodat de regionale en sectorale innovatie zowel van onderop via een gezamenlijke inzet van alle betrokken partijen tot stand kan komen. Hierdoor wordt mede meer rendement in het beroepsonderwijs en de educatie bereikt. De overheid tracht dit te stimuleren door belemmeringen in samenwerkingsconstructies weg te nemen en innovatie financieel te ondersteunen.

Instrumenten

• Het innovatiearrangement beroepskolom en bve.

• Subsidie cultuur en school; onderdeel van innovatiearrangement bve òf een afzonderlijke Regeling cultuur en school voor de bve-sector.

• Kenniscirculatie MKB: beschikking «Regionale actie en aandacht voor kennisinnovatie» (Raak), uitgevoerd door de Stichting Innovatie Alliantie (SIA).

• Subsidie (samen met EZ) aan het Kenniscentrum Leren Ondernemen, dat wordt uitgevoerd door SenterNovem. Het kenniscentrum fungeert als informatie- en verzamelpunt van initiatieven, activiteiten, contacten, nieuws en informatie op het gebied van ondernemerschap in het onderwijs voor alle relevante en geïnteresseerde actoren in het gehele onderwijs- en ondernemersveld.

• Technocentra (zie artikel 5).

• FES-gelden voor de inzet van vernieuwing lesmaterialen, docentstages en leren in bedrijf.

Activiteiten

• Ontwikkelen van een systeem waarbij innovatiemiddelen worden ondergebracht in een innovatiebox bij de lumpsum. Richtinggevend voor de inzet van deze middelen is een innovatiekader dat wordt afgesproken met betrokken partijen. Verantwoording vindt achteraf plaats.

• In 2006 wordt een aantal regelingen in de innovatiebox en bve ondergebracht (waaronder ondernemerschap) om regionale/sectorale innovaties van onderop aan te jagen.

• Kenniscirculatie MKB; projecten vanuit Raak zijn gericht op:

– de kennisuitwisseling tussen mbo en MKB te verbeteren en de kennisbrugfunctie van het mbo te versterken;

– regionale netwerkvorming op het gebied van kennisuitwisseling tussen mbo en MKB te stimuleren;

– beleidsrelevante informatie en «best practices» op het gebied van kennisuitwisseling tussen mbo en MKB te genereren en verspreiden.

• Ontwikkelen van een systeem waarbij de FES-middelen worden ondergebracht in de reeds eerder genoemde innovatiebox. Binnen dit systeem wordt een innovatiekader ontwikkeld met de betrokken partijen en heldere doelen en criteria afgesproken.

Doelgroepen

Bve-instellingen met bedrijven (kenniscirculatie MKB) dan wel bve-instellingen (Cultuur en school, innovatiearrangement bve).

Basiswaarden

Nulmeting voor bevorderen ondernemerschap zal nog moeten plaatsvinden (eind 2005).

Planning

Afhankelijk van besluitvorming over bundeling diverse regelingen. Streven is voor de zomer 2006.

Verwijzingen beleidsstukken

Actieprogramma Ondernemerschap en Onderwijs (29 200 XIII, nr. 54).

4.3.4 Verhoging rendement door meer aandacht voor een variëteit in leerloopbanen van deelnemers

Motivering

De inspanningen voor de beroepskolom, terugdringen van voortijdig schoolverlaten en «een leven lang leren» moeten resulteren in een vergroting van de sociale cohesie, meer doorstroom naar hogere niveaus, een grotere output van gediplomeerden en daardoor in een goed opgeleide en breed inzetbare beroepsbevolking. De leerloopbaan staat hierbij centraal.

Instrumenten

• De regeling impuls beroepskolom 2002–2005: ROC, AOC en Kenniscentra beroepsonderwijs – bedrijfsleven hebben vanaf 2001 impulsmiddelen gekregen. De regeling zal waarschijnlijk worden verlengd tot en met 2007.

• Kaders voor meer maatwerk ten behoeve van risicoleerlingen (kaderbrieven 2002 en 2004).

• Het Wetsvoorstel samenwerkingsconstructies VO-BVE is aangenomen in de Tweede Kamer en is van kracht per 1 januari 2006. De regering beschouwt het wetsvoorstel als een tussenstap op weg naar een meer samenhangend stelsel. Een belangrijke stap daarbij is een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) waarbij de gewenste bekostigingsarrangementen worden nagegaan. Dit IBO is ingesteld en van start gegaan en zal in januari 2006 zijn afgerond. Een interne werkgroep bij OCW is gestart met de verkenningen om te komen tot een meer samenhangend stelsel. De conclusies van beide initiatieven leiden tot verdere beleidsontwikkeling in het voorjaar van 2006.

• Voortijdig schoolverlaten wordt tegengegaan door preventie in het onderwijs en curatief beleid. 39 regionale melden coördinatie (rmc)functies voortijdig schoolverlaten onderhouden een netwerk van instellingen rondom de school.

Activiteiten

• Bevorderen dat scholen en instellingen deelnemers die doorstromen intensiever voorlichtingen en begeleiden, de programmatische aansluiting verbeteren en een herkenbare pedagogiek en didactiek van het beroepsonderwijs ontwikkelen.

• Wetsvoorstel per 1 januari 2006 te kunnen implementeren. Het gaat daarbij ondermeer om meer ruimte voor maatwerk in samenwerking tussen vmbo en mbo.

• Verbeteren van de doorstroom (vooral vmbo – mbo), preventieprojecten met inzet van ESF-middelen, additionele maatregelen in het kader van het grote stedenbeleid, melding (door de scholen) van alle voortijdige schoolverlaters, registratie en bemiddeling door de rmc-functies. Hun trajectbegeleiding wordt geïntensiveerd per 2006, verbeterplannen van de rmc-functies worden uitgevoerd in samenwerking met de Task force jeugdwerkloosheid.

Doelgroepen

• Regionale opleidingencentra (in samenwerking met vmbo-scholen en hogescholen) en Kbb's.

Prestatie-indicatoren

• Slaagkans vmbo, mbo en hbo, doorstroomkans vmbo-mbo en mbo-hbo.

• Voor cijfers over voortijdig schoolverlaters doorstoomkans en laagkans wordt verwezen naar Kerncijfers (tabel 5.10, 5.11, 5.12 blz. 75).

• Het aantal gemelde en geregistreerde voortijdige schoolverlaters / het aantal herplaatsten onder hen op jaarbasis.

Basiswaarden

• In 2000 zijn de uitgangswaarden voor slaagkans en doorstroomkans bepaald in de Monitor impuls.

• VSV: 70 500 voortijdige schoolverlaters in 2002.

Streefwaarden

• Realisatie is sterk afhankelijk van de economische ontwikkeling; in 2003 is een daling met 10% gerealiseerd tot bijna 64 000 (zie tabel).

• VSV: reductie met 30% (=21 000) in 2006 en 50% (=35 000) in 2010. Deze streefwaarde draagt bij aan het bereiken van de Europese doelstelling voor voortijdig schoolverlaten en startkwalificatie (zie beleidsagenda).

Planning

• De systematiek voor de verstrekking van de impulsmiddelen 2006 en verder wordt in 2005 nader bepaald.

• Wetsvoorstel samenwerking vo en bve treedt per 1 januari 2006 in werking.

Verwijzingen beleidsstukken

• Koers BVE (27 451, nr. 33).

• Regeling Impuls beroepsonderwijs 2002–2005 van 11 juni 2002 (daarna jaarlijkse regeling voor bepaling impulsbedragen).

• Kaderbrieven risicoleerlingen van juli 2002 en december 2004.

• Wetswijziging WVO en WEB om meer ruimte te scheppen voor samenwerking tussen scholen voor vo en instellingen voor bve (30 068, nr. 1 t/m 7).

• Plan van aanpak voortijdig schoolverlaten (26 695, nr. 2).

• Brief met aanvullende maatregelen (29 200 VIII, nr. 43).

• Voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten 2003 (26 695, nr. 16); de rapportage 2004 volgt najaar 2005.

• RMC-wet (2003) november 2004 (26 695, nr. 15).

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaarde 1Planning  
    PeriodeStreef waarde 2Periode
Gemelde voortijdig schoolverlaters70 5002002Reductie 30% = 21 0002006Reductie 50% = 35 0002010
Tabel 4.4: Overzicht investeringen beroepskolom (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
IImpuls beroepskolom(breedtestrategie)       
– vmbo49,249,249,249,249,249,249,2
– mbo31,031,031,031,031,031,031,0
– hbo21,921,921,921,921,921,921,9
Nog toe te voegen aan impuls  1,361,361,361,361,36
IIPlatform beroepsonderwijs1,361,360,00,00,00,00,0
IIIMonitoring en voorlichting0,50,50,50,50,50,50,5
IVSpecifieke activiteiten       
Vmbo       
– verbetering inventaris9,19,19,19,19,19,19,1
– leerwerktrajecten4,54,54,54,54,54,54,5
Mbo       
– verbetering kwaliteitexamens11,311,311,311,311,311,311,3
– verbetering verantwoording0,00,00,00,00,00,00,0
Totaal beroepskolomOCW128,9128,9128,9128,9128,9128,9128,9
Inzet in LNV onderwijs7,17,17,17,17,17,17,1
Totaal beroepskolom136,0136,0136,0136,0136,0136,0136,0
Nieuwe innovatiearrangementen10,015,020,020,020,020,020,0

Voor de beroepskolom is structureel een bedrag van € 136,0 miljoen beschikbaar. Dit is in een verhouding 3:2:1 verdeeld over de sectoren vmbo, mbo en hbo

4.3.5 Een aantrekkelijke onderwijsinhoud die aansluit op de behoeften van de arbeidsmarkt en de samenleving en verhoging rendement door meer aandacht voor een variëteit in leerloopbanen van deelnemers

Motivering

Het onderwijsaanbod van instellingen moet voortdurend goed aansluiten op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de samenleving en de beroepskolom. Tevens moet het onderwijs goed aansluiten op de gevarieerde leerbehoeften van een brede populatie deelnemers om iedereen «bij de les» te houden. Het onderwijs moet deelnemers breed en duurzaam toerusten voor het functioneren als beroepsbeoefenaar en burger en voor verder leren en vormgeven aan de eigen loopbaan. Het onderwijs ontwikkelt zowel intellectuele als emotionele, creatieve en sociale aspecten talenten. Dat is waar de kennissamenleving om vraagt. Er moet vertrouwen zijn in de – landelijk geldige diploma's en daarmee in de kwaliteit van de examens van de opleidingen. De overheid ondersteunt en stimuleert dit proces.

Instrumenten

• Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo:

– regeling vaststelling kwalificatieprofielen 2006/2007;

– beschikking procesmanagement herontwerp kwalificatiestructuur/mbo.

• Examens mbo:

– OCW stelt een budget beschikbaar.

Activiteiten

• Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo:

– OCW faciliteert de Kbb's, onderwijsinstellingen en het procesmanagement bij het ontwikkelen en implementeren van nieuwe kwalificatieprofielen;

– OCW draagt zorg voor de benodigde regelgeving, de vaststelling van kwalificatieprofielen als ze voldoen aan de kwaliteitseisen, de financiering van het procesmanagement en van de experimentele opleidingen;

– OCW start wetgevingstraject herontwerp kwalificatiestructuur/mbo (t.b.v. structurele situatie);

– OCW betrekt herontwerp kwalificatiestructuur bij ontwikkeling nieuwe bekostiging mbo en Kbb's.

• Examens mbo:

– OCW faciliteert het KCE voor de beoordeling van de kwaliteit van de examens.

Doelgroepen

• Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo:

– de leerling is de doelgroep en de volgende organisaties zorgen voor de uitvoering: Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, bve-onderwijsinstellingen, Colo, Bve Raad, Paepon, Stuurgroep CBO, procesmanagement;

– voor de afstemming beroepsopleidingenkolom: vmbo-scholen, hbo-instellingen.

• Examens mbo: onderwijsinstellingen, exameninstellingen en het Kwaliteitscentrum examinering beroepsopleidingen (KCE).

Planning

• Herontwerp kwalificatiestructuur/mbo: start structurele situatie 1 augustus 2007. Begin 2006 wordt bezien of die datum realistisch is, of verschoven moet worden naar 1 augustus 2008.

• Examinering mbo: bereik streefwaarde in het studiejaar 2006/2007.

Verwijzingen beleidsstukken

• Wetswijziging inzake experimenten kwalificaties en opleidingen mbo (29 880, nr. 1 t/m 8).

• Regeling vaststelling kwalificatieprofielen 2005/2006.

• Beleidsreactie op voorstel van de stuurgroep Kwalificatiestructuur, 21–12-2004 (24 578, nr. 68 herdruk).

• Beleidsbrief Experimenteerruimte voor het mbo (27 451, nr. 34).

• Wetswijziging examensystematiek mbo (29 205, nr. 1 t/m 7).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaarde 1Planning  
    PeriodeStreef waarde 2Periode
Aantal kwalificatie profielen5523-3-2005280 (100%)31-12-2006  
Aantal experimentele opleidingen MBO1521-2-2005geen streefwaarde1-10-2006  
Aantal deelnemers aan experimentele opleidingen9 5001-2-2005geen streefwaarde1-10-2006  
Aantal examens mbo van voldoende kwaliteit  85%31-7-2007  

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
De experimentele opleidingen en de nieuwe kwalificatiestructuur/-profielenvóór oktober 2007
De kwaliteit van de examens mbo 2005/2006vóór 31 december 2006

4.3.6 De instellingen moeten breed toegankelijk zijn voor alle soorten doelgroepen

Motivering

Elke deelnemer moet de mogelijkheid krijgen om zijn of haar talenten te ontplooien in een leeromgeving die het best past. Het gaat hierbij niet alleen om het initiële leertraject, maar ook om trajecten voor mensen die reeds werkzaam zijn of (weer) willen zijn (leven lang leren).

Instrumenten

• Programmalijn duale trajecten

Het doel van deze programmalijn is om ervoor te zorgen dat meer jongeren en volwassenen hun werk of het zoeken naar werk combineren met scholing en opleiding die tot een (beroeps)kwalificatie op de arbeidsmarkt leidt.

• Programmalijn leerwerkloket

Het oprichten van leerwerkloketten in de regio heeft tot doel werkenden en werkzoekenden een laagdrempelige toegang te bieden tot loopbaanadvies, beoordeling van verworven competenties en opleidingsmogelijkheden.

• Programmalijn drempels slechten, stimuleren en vernieuwen

In deze programmalijn gaat het om het opsporen en opschalen van baanbrekende vernieuwingen of verbeteringen, om onderzoek naar de meest effectieve manier van financiering van leven lang leren en om de introductie van een «associate degree» in het hoger onderwijs.

Activiteiten

Het uitvoeren van de programmalijnen.

Doelgroepen

Alle burgers en bemiddelings- en adviseringsinstanties (CWI, decanen, reïntegratiebedrijven, e.d.).

Prestatie-indicatoren

Beschikbaarheid «portal» on-line marktplaats voor scholing.

Streefwaarden

• Eind 2006 is via Internet een algemene «portal» voor de toegang tot de on-line marktplaats beschikbaar voor bezoekers en gebruikers.

• Eind 2006 bestaat er een organisatie van opdrachtgevers van deze «portal» en zijn er kwaliteitsprocedures afgesproken over het vaststellen van de inhoud en het beheer van deze «portal».

Verwijzingen beleidsstukken

• Actieplan «leven lang leren» (27 406, nr. 32).

• Kabinetsnotitie «Duale Trajecten» (30 012, nr. 3).

• Plan van aanpak Leren en Werken Versterken (30 012, nr. 3).

4.3.7 Meedoen in de samenleving

Motivering

• Onderwijs moet bereikbaar zijn voor iedereen. Deelnemers moeten daarbij ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen en daarop aanspreekbaar zijn. Daarbij zal rekening worden gehouden met hun specifieke kenmerken. Ook volwassenen moeten door het volgen van een opleiding of cursus kunnen meedoen in de Nederlandse samenleving. Dit kan zowel betrekking hebben op de persoonlijke ontplooiing als op het vinden van een baan.

• Als onderdeel van de educatie verdient de alfabetisering van autochtone Nederlanders bijzonderde aandacht.

• Het kabinet onderschrijft verder de gedachte achter de motie Verhagen dat jongeren tot 23 jaar óf aan het leren moeten zijn óf aan het werk. Daarom onderzoekt het kabinet de haalbaarheid van een aantal maatregelen voor jongeren van 18 tot 23 jaar zonder startkwalificatie, die niet leren, niet werken en geen uitkering hebben. Deze maatregelen hebben betrekking op het versterken van een gezamenlijke aanpak (ketenbenadering). Daarnaast gaat het om een sluitende registratie van jongeren en een groter aanbod aan maatwerktrajecten waarin jongeren praktijkgericht onderwijs volgen – onder meer gericht op zelfstandig ondernemerschap. Ook onderzoekt het kabinet de mogelijkheid voor een zogenoemde «participatieplicht». In het najaar van 2005 is het onderzoek afgerond.

Instrumenten

• Er wordt een subsidieregeling ontworpen vooruitlopend op de wettelijke invoering van de leerlinggebonden financiering in het mbo.

• Op grond van de WEB zijn gemeenten verplicht overeenkomsten te sluiten met regionale opleidingencentra (roc's) voor de inkoop van educatieactiviteiten.

• Op grond van het Actieplan alfabetisering autochtone Nederlanders (2001) wordt, als onderdeel van het Meerjarenplan alfabetisering 2003–2006, een campagne gevoerd.

Activiteiten

• Instellingen kunnen voor gehandicapte deelnemers tot de leeftijd van 30 jaar een leerlinggebonden budget aanvragen. Basisvoorwaarden zijn dat de deelnemer door een onafhankelijke commissie op basis van door de minister vast te stellen criteria wordt geïndiceerd en dat er een handelingsplan is voor de inzet van de subsidie. Een deel van de subsidie dient gebruikt te worden om voor de geïndiceerde deelnemer voor wie subsidie wordt verkregen, ambulante begeleiding in te kopen bij een regionaal expertisecentrum.

• Inkopen educatieactiviteiten bij regionale opleidingencentra.

• Op het moment dat het nieuwe inburgeringstelsel in werking treedt, worden de middelen voor NT2-opleidingen, niveaus 1 en 2 die tot inburgering worden gerekend overgeheveld naar de begroting van Justitie.

• Voor de NT2-opleidingen op de niveaus 3 t/m 5 wordt met ingang van 1 augustus 2006 een eigen bijdrage ingevoerd.

• Beoogd wordt per 1-1-2006 de rijksbijdrage educatie van de GSB-gemeenten toe te voegen aan de Brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid van het grote stedenbeleid.

• Wijziging van de WEB resp. de Uitvoeringsregeling WEB.

• Campagne activiteiten voor autochtone analfabeten.

• Uitvoering van het Meerjarenplan alfabetisering 2003–2006.

• Onderzoek naar aantal autochtone Nederlanders, dat deelneemt aan een basiscursus bij één van de roc's.

Doelgroepen

• Wat betreft de leer/werkplicht gaat het om naar schatting 32000 jongeren tot 23 jaar die niet leren of werken en ook geen uitkering aanvragen, waardoor zij in feite buiten de samenleving staan.

• Wat betreft de leerlinggebonden financiering gaat het om bve-instellingen die een samenwerkingsverband zijn aangegaan met regionale expertise centra.

• Educatie biedt aan volwassenen de mogelijkheid alsnog een vmbo-/havo-/vwo-diploma te behalen of hiaten in de kennis aan te vullen.

Prestatie-indicatoren

• Bij de leerlinggebonden financiering gaat het om het aantal deelnemers waaraan een subsidie is verstrekt.

• Wat betreft autochtone analfabeten gaat het om het aantal deelnemers aan een basiscursus lezen, schrijven en rekenen bij een roc.

Basiswaarden

Aantal autochtone deelnemers aan een alfabetiseringscursus in 2002: 5000.

Streefwaarden

• In het kader van de lgf-regeling dienen tenminste 800 subsidieverstrekkingen in het begrotingsjaar te geschieden.

• Wat betreft autochtone analfabeten wordt gestreefd naar 12 500 deelnemers aan een basiscursus bij een roc, zo mogelijk nog in deze kabinetsperiode.

Planning

• Inwerkingtreding subsidieregeling leerlinggebonden financiering: 1 januari 2006. Wettelijke invoering leerlinggebonden financiering via wijziging van de Wet op de Expertisecentra: 1 januari 2008.

• Publicatie van de nieuwe WIN is beoogd per 1 april 2006.

• Het aantal autochtone deelnemers aan een alfabetiseringscursus is toegenomen (2003: 5600), maar de groei zet onvoldoende door (2004: 5300). Er wordt daarom in 2005 een bredere visie op alfabetisering ontwikkeld die niet alleen aangrijpt bij het aanbod in de volwasseneneducatie, maar resulteert in een nieuw aanvalsplan.

Verwijzingen beleidsstukken

• Leerwerkplicht: brieven aan de TK van 19 en 26 april 2005.

• Koers BVE – toegankelijkheid onderwijsinstellingen (27 451, nr. 33).

• Volwasseneneducatie: brieven aan de TK van resp. 9 juni 2004, 18 juni 2004, 8 september 2004, 12 november 2004 en 20 december 2004. Convenant «Samenwerken aan de Krachtige stad» (GSB).

• Alfabetisering: verslag van een schriftelijk overleg over het Meerjarenplan alfabetisering 2003–2006 (28 760, nr. 2). De reactie van staatssecretaris Nijs d.d. 27 mei 2004 bevat een herziening van het meerjarenplan.

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
LGF subsidiebeschikkingen001-01-200680031-12-2006
Aantal deelnemers alfabetiseringscursus5000 12 5002006*

* aan het einde van de kabinetsperiode

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Deelnemersaantallen alfabetiseringMei/Juni 2005

4.3.8 Meer eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers voor hun leerloopbaan

Motivering

Deelnemers bepalen hun loopbaan in een samenspel met hun omgeving. Om in dit samenspel tot resultaten te komen die er maatschappelijk toe doen, past het dat ook de deelnemers hun verantwoordelijkheid nemen en daarop aanspreekbaar zijn. Daarbij zal rekening worden gehouden met de kenmerken van deelnemers en de mate waarin op basis van deze kenmerken een deelnemer eigen verantwoordelijkheid kan nemen.

Instrumenten

• LOB: de deelnemer wordt met loopbaanoriëntatie en -begeleiding beter in staat gesteld tijdig een juiste studiekeuze te maken en tijdens de loopbaan adequate begeleiding te krijgen.

• Medezeggenschap: de medezeggenschap van de deelnemers wordt versterkt. Op korte termijn is dit geëffectueerd in handreikingen die partijen hebben opgesteld, voor de lange termijn wordt dit gerealiseerd door een wettelijke verankering.

• Overige instrumenten: onder andere imagoverbetering, keuzevoorlichting en instrumenten op voorspraak van de JOB.

• De bve-instellingen ontvangen extra middelen in de lumpsum voor de versterking van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding van de deelnemer.

Activiteiten

• Faciliteren JOB, de organisatie voor de belangenbehartiging van de deelnemers in het mbo.

• Versterken medezeggenschap deelnemers: er wordt gewerkt aan een modernisering van de medezeggenschap zodat de deelnemers beter in staat zijn om hun belangen binnen de instelling te behartigen.

• Uitdelen gelden vanuit de lumpsum.

• Financiële middelen ter beschikking stellen waardoor het imago van het mbo wordt verbeterd, de keuzevoorlichting wordt versterkt.

Doelgroepen

• Deelnemers mbo.

Prestatie-indicatoren

• Tevredenheid deelnemers in ODIN.

• Kwaliteitstoetsing Inspectie van het Onderwijs.

Basiswaarden

• ODIN 2005.

• Deelnemersmonitor bol-vt 2003–2004.

• Deelnemersmonitor bol-dt en bbl (wordt nu uitgevoerd).

Planning

In 2006 wordt een voorstel voor een modernisering medezeggenschap BVE aan de Kamer aangeboden.

Verwijzingen beleidsstukken

Koers BVE – toegankelijkheid onderwijsinstellingen (27 451, nr. 33).

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
LGF subsidiebeschikkingen001-01-200680031-12-2006
Aantal deelnemers alfabetiseringscursus5 000 12 5002006*

* aan het einde van de kabinetsperiode

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Deelnemersaantallen alfabetiseringMei/Juni 2005

ARTIKEL 5. TECHNOCENTRA

5.1 Technocentra

Motivering

De regering streeft naar versterking en vernieuwing van de kennisinfrastructuur binnen de technische sector en naar een betere aansluiting tussen technisch beroepsonderwijs en het bedrijfsleven.

Instrumenten

Op basis van de FES-middelen (reservering 2000–2010 binnen het programma ICES/KIS-2) worden technocentra gesubsidieerd via de Kaderregeling technocentra om een betere aansluiting tussen technisch beroepsonderwijs en het bedrijfsleven te initiëren, organiseren en te faciliteren.

Activiteiten

Doel van deze subsidie is dat de technocentra in de regio samenwerking tussen beroepsonderwijs, bedrijven en evt. anderen initiëren, organiseren en faciliteren om activiteiten uit te voeren met als doel

• versnellen van de kenniscirculatie tussen bedrijven, onderwijsinstellingen en anderen,

• gezamenlijke benutting van hoogwaardige schaarse apparatuur voor opleiding en scholing, of

• een effectieve en efficiënte aansluiting tussen technisch beroepsonderwijs en bedrijfsleven.

Uitgangspunt is dat de regionale behoeften leidend zijn voor het activiteitenpakket van de technocentra. Zij baseren zich daartoe op een actuele analyse van regionale knelpunten en uitdagingen.

In 2005 heeft evaluatie van de prestatie van de technocentra plaatsgevonden, met het oog op vrijgave van de voor 2006–2010 gereserveerde FES-middelen. Op basis van de resultaten van die evaluatie is een principe besluit genomen dat de middelen voor de periode 2006–2010 worden vrijgegeven. Er wordt gestreefd naar een intensievere samenwerking met het Deltapunt Bèta-techniek.

Doelgroepen

Technisch en agrarisch beroepsonderwijs (vmbo, mbo, hbo en universitair), primair onderwijs, havo/vwo (in het kader van promotie instroom techniek), bedrijven, gemeentelijke en provinciale overheden, arbeidsvoorziening e.v.a.

Prestatie-indicatoren

De technocentra rapporteren tweejaarlijks over de doelrealisatie, waarbij de doelen (afgeleid van de drie subsidiedoelen: zie bij instrumenten) in hun goedgekeurd activiteitenplan en evt. speerpuntplannen de norm stellen.

Basiswaarden

In 2000 heeft ieder technocentrum een regionale knelpuntenanalyse ingediend bij zijn zgn. startplan.

Streefwaarden

Streefwaarden worden per technocentrum gesteld in het businessplan (2002) en in de jaarlijkse activiteiten- en speerpuntplannen, op basis van de regionale analyse van knelpunten en uitdagingen.

Planning

De loopduur van het project is 2000–2010. In 2005 zijn de technocentra geëvalueerd op hun doelrealisatie en regionale positionering. Op basis hiervan heeft het Kabinet in augustus 2005 beslist over de vrijgave van de gereserveerde FES-middelen voor 2006–2010.

Verwijzingen beleidsstukken

Kaderregeling technocentra 2003

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Prestaties van de technocentra (doelrealisatie, regionale positionering) mei 2005; advies hierop door de adviescommissie technocentra en advies landelijk beeld: juli 2005.Kabinet besluit over vrijgave FES-middelen.

5.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 5.1: Budgettaire gevolgen artikel 5 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen17 6028000000
–Waarvan garantieverplichtingen       
Totale uitgaven (programma + apparaat)8 6759 15600000
Juridisch verplicht8 6759 15600000
Bestuurlijk gebonden0000000
Ontvangsten17 2709 07600000

ARTIKELEN 6 EN 7. HOGER ONDERWIJS

6.1 Algemene beleidsdoelstelling: zorgdragen voor kwalitatief hoogwaardig, toegankelijk en doelmatig hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Omschrijving

In een innovatieve kenniseconomie staat de productiefactor menselijke kennis centraal. Een goed functionerend onderwijsstelsel op alle niveau's is hierbij een absolute noodzaak. Instellingen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genereren kennis en kenniswerkers die nodig zijn om de kwaliteit van onze samenleving te verduurzamen en de innovatiekracht van onze economie te versterken. De ontwikkelde kennis in universiteiten en hogescholen moet toegankelijk zijn voor maatschappelijke doeleinden en door bedrijven worden benut. Samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen en een sterke groei van kennisintensieve (hightech) starters zijn hierbij van groot belang.

Naast de overdracht van kennis is het hoger onderwijs gericht op het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsbesef van waaruit hoger opgeleiden goed kunnen functioneren in onze maatschappij. Hoger onderwijs dient verder niet alleen een maatschappelijk belang; het gaat hier ook om het individuele belang van mogelijkheden tot het verwerven van opleiding, werk, inkomen, mobiliteit en zelfontplooiing.

Bijdrage

OCW draagt bij aan het scheppen van een onderwijs- en onderzoeksklimaat dat uitdaagt tot optimale prestaties met als oogmerk studenten kansen te geven om hun talenten te ontdekken, te ontwikkelen en te gebruiken. OCW draagt tevens bij aan het voorzien in hoger opgeleiden voor een duurzame kennissamenleving en aan het versterken van de innovatiekracht van de economie.

Verantwoordelijkheid

De algemene doelstelling betreft een verantwoordelijkheid voor het gehele stelsel en wordt nader uitgewerkt in de operationele doelstellingen (zie 6.3).

Succesfactoren

• Bereidheid van de bevolking om verder te leren.

• Ambitieuze, kritische en ondernemende studenten.

• Bereidheid van universiteiten en hogescholen om samen te werken met bedrijven en onderzoeksinstellingen.

• Responsiviteit van bedrijven naar onderwijs, onderzoek en innovatie.

• Goed onderzoeksklimaat.

• Prestaties van leerlingen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.

Effectgegevens

Voor output- en outcome-indicatoren wordt verwezen naar de documenten Kennis in kaart, Bestel in Beeld en het Onderwijsverslag. In het bijzonder wordt gewezen op de volgende selectie:

• verwachte verblijfsduur («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.2).

• percentage gediplomeerden/verwachte rendementen («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.1).

• percentage doorstroom naar vervolgopleiding («Bestel in Beeld 2004», p. 25, figuur 4.3.3).

• tevredenheid ouders/deelnemers («Bestel in Beeld 2004», p. 23, figuur 4.2.6).

• aansluiting op arbeidsmarkt (percentage dat binnen 1½ jaar na diplomering werk vindt) («Bestel in Beeld 2004», p. 29, figuur 4.4.4).

In het Onderwijsverslag vormt het oordeel van de Inspectie van het Onderwijs een indicator van de kwaliteit van hoger onderwijs. In Kennis in Kaart 2000–2004 worden indicatoren gegeven over de toegankelijkheid (deelname tabellen 6.3, 6.4, 7.4 en 7.5; vrouwen in bèta & techniek: tabel 2.8), doelmatigheid (rendementen tabellen 6.6, 7.6, 7.7; positie arbeidsmarkt p.10) en contractinkomsten wo (tabel 7.3 p. 91).

Verwijzingen beleidsstukken

• Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 2004, 29 410, nr. 16

• Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (8 oktober 1992)

6.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 6.1: Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6: hoger beroepsonderwijs (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen1 760 8351 893 1701 868 2711 934 7561 923 9181 927 1191 927 118
–waarvan garantieverplichtingen       
Totale uitgaven (programma + apparaat)1 720 2381 795 6481 823 7501 899 4931 916 2381 932 5311 928 570
        
Programma uitgaven1 708 3211 783 2481 806 1981 881 9061 898 7451 914 9901 911 030
Juridisch verplicht  1 758 8901 744 1021 772 1051 781 2371 777 277
Bestuurlijk gebonden  47 098137 259126 263133 263133 263
Niet-juridisch en niet-bestuurlijk gebonden  210545377490490
        
Stelsel1 656 5571 710 8401 711 9001 733 0641 760 4241 768 0941 763 871
–Toerusting van instellingen voor het verzorgen van hoger onderwijs en onderzoek*1 656 5571 710 8401 711 9001 733 0641 760 4241 768 0941 763 871
        
Getalenteerde studenten (binnen en buiten Nederland) aantrekken met uitdagend en excellent hoger onderwijs4474 7215 6163 642309309309
–Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs 4 2763 3073 333   
–Internationalisering in het hoger onderwijs447445309309309309309
–Voortzetting Detal-beurzen  2 000    
        
Versterken innovatief vermogen van Nederland door optimale benutting hoger onderwijs48 77863 98781 832134 950125 762135 837136 100
–Lectoren en kenniskringen29 75429 43538 43549 22549 22549 22549 225
–Zorgopleidingen in het hoger onderwijs4 1005 3759 30012 42513 73715 31215 575
–Deltaplan bèta/techniek**8 92422 77725 29760 00051 50060 00060 000
–Regionale actie en aandacht voor kennisinnovatie6 0006 0005 0008 5007 5007 5007 500
–Versterking kennisinfrastructuur publieke sector  3 8004 8003 8003 8003 800
–Ondernemerschap 400     
        
Werken aan een goed opgeleide beroepsbevolking door maximale participatie aan hoger onderwijs2 5393 7005 8507 2507 2505 7505 750
Erkenning van verworven competenties   5 0005 0005 0005 000
Studiekeuze informatie voor het hoger onderwijs1 1481 450800650650650650
E-learning1 30020003 300    
Verhoging deelname allochtone studenten/ ambassadeursnetwerk *** 1501 6501 5001 500  
Emancipatie91100100100100100100
        
Meer onderzoekers van meer kwaliteit door verbeteren en aantrekkelijker maken van onderzoekersopleidingen  1 0003 0005 0005 0005 000
–promotie-vouchers hbo-docenten  1 0003 0005 0005 0005 000
        
Programma-uitgaven overig6 2456 90113 03913 13313 08413 13213 131
–IBG****1 8721 9648 0738 5728 5308 5308 530
–CFI****4 3734 9374 9664 5614 5544 6024 601
        
Apparaatsuitgaven hoger onderwijs5 6725 4994 5134 4544 4094 4094 409
Ontvangsten1 463171717171717

* Hierin is opgenomen een subsidieverlening van € 1 622 265 per jaar voor de jaren 2006 en 2007 aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden voor het Maritiem Simulator Trainingscentrum (MSTC). Deze begrotingsvermelding vormt voor deze subsidieverlening de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

** In 2005 is € 8,5 miljoen toegevoegd uit de middelen voor prestatieafspraken hbo en wo voor het WO-SPRINT-programma. Deze € 8,5 miljoen wordt in 2008 vrijgemaakt uit de middelen Deltaplan bèta/techniek en toegevoegd aan de middelen voor prestatieafspraken ten behoeve van de International centres of excellence (€ 5 miljoen), Verhoging deelname allochtone studenten (€ 1,5 miljoen) en Verhoging deelname studenten met een handicap (€ 2 miljoen).

*** Deze middelen zijn bestemd voor het gehele hoger onderwijs en zijn nagenoeg geheel afkomstig uit de middelen voor prestatieafspraken.

**** Vanaf 2006 zijn ook de middelen voor de prestatiecontracten hbo en wo voor de IBG en CFI samengevoegd (vanaf 2004 is dit al uitgevoerd voor de «Apparaatsuitgaven hoger onderwijs»)

Tabel 6.2: Budgettaire gevolgen van beleidartikel 7: wetenschappelijk onderwijs (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen3 327 0193 415 7373 472 2643 487 1653 521 7223 525 5253 532 715
–waarvan garantieverplichtingen       
Totale uitgaven (programma + apparaat)3 215 6423 323 3523 366 7693 435 1593 485 6373 514 1773 528 715
        
Programma uitgaven3 211 5083 316 1493 366 7693 435 1593 485 6373 514 1773 528 715
Juridisch verplicht  3 336 5763 399 3043 454 6413 491 9963 508 054
Bestuurlijk gebonden  30 19335 05128 77919 93418 324
Niet-juridisch en niet-bestuurlijk gebonden   8042 2172 2472 338
        
Stelsel3 167 9383 288 4663 324 6933 398 0723 451 2523 488 6373 504 785
–Toerusting van instellingen voor het verzorgen van hoger onderwijs en onderzoek3 149 2563 266 2353 303 1963 376 8933 430 0733 467 4583 483 606
–Toerusting van faciliterende organisaties gericht op het hoger onderwijs18 68222 23121 49721 17921 17921 17921 179
        
Getalenteerde studenten (binnen en buiten Nederland) aantrekken met uitdagend en excellent onderwijs4 0705 6429 6258 6476 9801 9801 980
–Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs 2 4041 6451 667   
–International centres of excellence*  5 0005 0005 000  
–Internationalisering in het hoger onderwijs2 1542 1541 9801 9801 9801 9801 980
–Voortzetting Delta-beurzen  1 000    
        
Versterken innovatief vermogen van Nederland door optimale benutting hoger onderwijs25 8005 0216 4735 9002 9002 4001 900
–Zorgopleidingen in het hoger onderwijs5 8004 2002 6755 9002 9002 4001 900
–Dynamisering eerste geldstroom wetenschappelijk onderzoek 8213 798    
–Numerus fixus geneeskundeopleidingen in het wetenschappelijk onderwijs **12 000      
–Sectorplan technische universiteiten6 000      
–Sectorplan wiskunde2 000      
        
Werken aan een goed opgeleide beroepsbevolking door maximale participatie aan hoger onderwijs4 7005 1109 0453 7403 7051 160650
–Studiekeuze-informatie voor het hoger onderwijs  650650650650650
–Surf Educatiefonds in het hoger onderwijs4 0004 0004 000    
–E-learning7001 0001 700    
–Verhoging deelname studenten met een handicap *1 9161 1942 6953 0903 055510 
        
Meer onderzoekers van meer kwaliteit door verbeteren en aantrekkelijker maken van onderzoekersopleidingen9 00011 91016 93318 80020 80020 00019 400
–Jonge universiteiten3 0006 0006 000    
–Onderzoeksmasters in het wetenschappelijk onderwijs6 0005 9109 93315 80015 80015 00014 400
–Promotie-voucher hbo-docenten  1 0003 0005 0005 0005 000
        
Programma uitgaven overig***4 1347 20300000
–IBG2 4135 63000000
–CFI1 7211 57300000
Ontvangsten1 4201 4001 4001 4001 4001 4001 400

* Deze middelen zijn bestemd voor het gehele hoger onderwijs. De middelen voor International centres of excellence en Verhoging deelname studenten met een handicap zijn geheel respectievelijk gedeeltelijk afkomstig uit de middelen voor prestatieafspraken.

** Vanaf 2005 maken de middelen deel uit van toerusting (lumpsum)

*** Vanaf 2006 zijn ook de middelen voor de prestatiecontracten hbo en wo voor de IBG en CFI samengevoegd en zichtbaar op artikel 6 hoger beroepsonderwijs (vanaf 2004 is dit al uitgevoerd voor de «apparaatsuitgaven hoger onderwijs»)

6.3 Operationele doelstellingen

In het HOOP 2004 zijn de beleidsambities voor het hoger onderwijs opgenomen. Het HOOP 2004 en de WHW dienen als de basis voor onderstaande operationele doelstellingen. Voor een uitgebreide beschrijving van de beleidsambities wordt verwezen naar het HOOP.

6.3.1 Toerusten van instellingen voor het verzorgen van hoger onderwijs en onderzoek

Motivering

Het stelsel van hoger onderwijs zodanig toerusten dat voldaan kan worden aan de door de wet gestelde toegankelijkheids-, doelmatigheids- en kwaliteitseisen bij het verzorgen van hoger onderwijs en het verrichten van onderzoek.

Instrumenten

• Lumpsum (reguliere bekostiging) aan de instellingen van hoger onderwijs die onderwijs en (academisch) onderzoek verzorgen (inclusief de levensbeschouwelijke instellingen en de Open Universiteit Nederland). Zie voor een nadere specifitatie tabel 6.4.

• Via de instellingen voor internationaal onderwijs en onderzoek wordt bijgedragen aan de wetenschappelijke opleiding van studenten vooral uit ontwikkelingslanden. Een aantal is middels een penvoerders-overeenkomst geïntegreerd met een universiteit. Het International Institute for Infrastructural, Hydraulic and Environmental Engineering (IHE) heeft een Unesco status gekregen. Daarnaast ontvangt een aantal instellingen voor internationaal onderzoek een subsidie (zie voor een nadere specificatie tabel 6.4). Zie voor een verdere toelichting op de organisaties op het gebied van internationale samenwerking en uitwisseling de overzichtsconstructie internationaal beleid en artikel 8 (internationaal onderwijsbeleid).

• Via subsidies aan de zogenaamde faciliterende organisaties wordt bijgedragen aan de coördinatie van kennis en het stimuleren van ontwikkelingen op het gebied van internationale samenwerking en uitwisseling (NUFFIC, OESO, EUA en NACEE), aan deelname van gehandicapten aan het hoger onderwijs (Stichting Handicap en Studie; basissubsidie), aan deelname van vluchtelingstudenten (SUS/UAF), aan ondersteuning van belangenbehartiging van studenten (LSVb en ISO) en aan de accreditatie van het hoger onderwijs door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De basis voor een accreditatie zijn de vistiatierapporten van opleidingen. Zie voor nadere specificatie van de betreffende subsidies tabel 6.4.

• Een nieuwe wet op het hoger onderwijs en onderzoek (WHOO) en een nieuw bekostigingsmodel hoger onderwijs. Het voorstel voor de nieuwe wet op het hoger onderwijs wordt begin 2006 bij de Tweede Kamer ingediend. Beoogde inwerkingtreding is 2007. Dan is ook inwerkingtreding van de nieuwe collegegeldsystematiek en leerrechten voorzien. Met deze majeure operaties wordt een heldere, overzichtelijke regelgeving voor het hoger onderwijs, inclusief de bekostiging ervan, nagestreefd.

Activiteiten

• Ambtelijke en bestuurlijke dialoog met de instellingen over begroting, verantwoording, en strategische planvorming.

• In verband met de beoogde herziening van het bekostigingsmodel wordt bekeken of de bekostigingssystematiek van de Open Universiteit Nederland en van de levensbeschouwelijke instellingen moet worden gemoderniseerd.

• In het studiejaar 2007–2008 gaan vier experimenten met een open bestel in het hoger onderwijs van start, in 2010 worden ze geëvalueerd. Private instellingen kunnen voorstellen voor experimenten indienen. Vanaf september 2006 kunnen buitenlandse studenten hun Nederlandse beurs gebruiken bij private instellingen.

Prestatie-indicatoren

Uitstroom van studenten op peildatum (zie tabel 6.3). Voor de kengetallen instroom en doorstroom van studenten en de onderwijsuitgaven per student wordt verwezen naar tabel 6.5. Voor overige kerngegevens inzake het hoger onderwijs, zoals onder andere gegevens over solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit, wordt verwezen naar «OCW in kerncijfers 2000–2004» (tabellen 6.2A en 7.3A, p. 79 en 91).

Verwijzingen beleidsstukken

• Vernieuwing financiering in het hoger onderwijs, 29 853, nr. 22. Ook de nummers 1–21 gaan over de vernieuwing financiering in het hoger onderwijs

• Rapport «naar een bruikbare rechtsorde voor het hoger onderwijs», 29 853, nr. 16

• IBO en Kabinetsstandpunt over een open bestel in het hoger onderwijs en de bve-sector en aanbiedingsbrief beleidsnotitie experimenten open bestel in het hoger onderwijs, 29 891, nr. 3

Tabel 6.3: Uitstroom van studenten (x 1 000; exclusief landbouw) op peildatum
 2004200520062007200820092010
Hbo-voltijd       
Gediplomeerden46,947,348,150,051,853,154,2
Hbo-deeltijd       
Gediplomeerden14,014,113,913,713,513,413,3
Wo       
Gediplomeerden (doctoraal)22,122,523,123,824,324,825,4

OCW: Referentieraming 2005 (begroting)

Tabel 6.4: Middelen toerusting wetenschappelijk onderwijs en onderzoek (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Universiteiten:3 070 3003 166 1603 253 2913 323 3543 376 2793 412 7993 428 709
Onderwijsdeel973 4971 049 4001 131 2001 160 2001 182 5001 196 7001 201 900
Onderzoekdeel1 419 5001 420 6001 413 6001 449 8001 477 6001 495 5001 502 000
Universitaire lerarenopleiding5 9006 3006 3006 3005 2455 7906 300
Investeringen in huisvesting107 288116 427125 594125 696126 743127 894127 894
UU: Institute of Social Studies (ISS)9 6669 7489 5779 5779 5779 5779 577
EUR: Institute for Housing and Urban Development Studies (IHS)2 5402 5512 5102 5102 5102 5102 510
UT: Internationaal Instituut voor Lucht- en Ruimtekaartering en Aardkunde (ITC)22 13122 20821 86021 86021 86021 86021 860
Academische ziekenhuizen495 531504 535508 672513 417516 251518 978522 678
Open Universiteit Nederland (OUNL)31 93432 07331 70131 71731 71631 71331 713
OUNL: Stichting Maastricht School of Management (MSM)2 3132 3182 2772 2772 2772 2772 277
Internationale instellingen:13 32913 66113 47813 47813 47813 47813 478
Stichting Afrika Studiecentrum (ASC)2 8062 8142 7702 7702 7702 7702 770
International Institute for Infrastructural, Hydraulic and Environmental Engineering (IHE)8 5418 5818 4558 4558 4558 4558 455
United Nations University (UNU)779779764764764764764
Europees Universitair Instituut Florence1 0961 3801 3821 3821 3821 3821 382
Nederlands Vlaams Instituut Caïro64646464646464
Japan-Nederland Instituut (JNI)43434343434343
Levensbeschouwelijke instellingen:25 14125 10124 73324 73824 74024 73924 739
Universiteit voor Humanistiek3 7933 8063 7503 7533 7533 7533 753
Katholieke instellingen van wetenschappelijk theologisch onderwijs12 23712 28712 105 12 10512 10512 10512 10512 105
Theologische Universiteit der Gereformeerde Kerken in Nederland4 1464 1634 1014 1024 1024 1024 102
Theologische Universiteit der Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland1 2081 2121 1951 1961 1981 1971 197
Nederlandse Hervormde Kerk3 0542 9212 8792 8792 8792 8792 879
Overige703712703703703703703
Faciliterende organisaties:18 68222 23121 49721 17921 17921 17921 179
Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC)11 40014 36014 14514 14514 14514 14514 145
Nederlandse deelname aan studiecentra en commissies van de OESO697600000
European University Association (EUA)9121414141414
Netherlands America Commission for Educational Exchange (NACEE)40840800000
Stichting Handicap en Studie720728723405405405405
Stichting UAF Steunpunt (SUS) / UAF2 5812 6042 6012 6012 6012 6012 601
Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)227229229229229229229
Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)227229229229229229229
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)3 0413 5853 5563 5563 5563 5563 556
Overige40 48661 31311 69415 32315 57616 44216 680
Totaal instellingen3 167 9383 288 4663 324 6933 398 0723 451 2523 488 6373 504 785
Tabel 6.5: Kengetallen hoger onderwijs: onderwijsuitgaven per student en instroom en doorstroom van studenten
 2004200520062007200820092010
Instroom en doorstroom op peildatum (x € 1 000; excl. landbouw):       
Hbo-voltijd       
Eerstejaars73,975,276,778,379,781,082,1
Ingeschrevenen268,6279,3289,9299,3307,8315,6322,7
Hbo-deeltijd       
Eerstejaars14,214,214,214,214,314,414,5
Ingeschrevenen62,761,560,559,859,459,259,3
Wo       
Eerstejaars39,540,441,442,844,245,346,0
Ingeschrevenen193,5203,1212,1220,8229,6238,2246,3
Uitgaven per student (x € 1 000)*:       
Hbo  5,35,55,45,45,2
Wo  5,65,55,45,45,2

OCW: Referentieraming 2005 (begroting)

* Berekend met aantallen per kalenderjaar, in constante prijzen, exclusief de collegegeldontvangsten van de instellingen.

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Evaluatie NVAO conform Bologna afspraken (in 2007)2007/2008
Evaluatie BaMa-structuur (in 2007)2007 (effectevaluatie)
Evaluatie MUB (in 2005)2006

6.3.2 Getalenteerde studenten (binnen en buiten Nederland aantrekken met uitdagend en excellent hoger onderwijs

Motivering

Er is in Nederland behoefte aan meer kwalitatief hoogwaardige opleidingen voor talentvolle studenten. Elke opleiding in het hoger onderwijs die kwalitatief aan de maat is, zou studenten moeten inspireren om het beste uit zichzelf te halen. Naast opleidingen die voldoen aan de vereisten van basiskwaliteit is er behoefte aan meer opleidingen die ambitieuze en getalenteerde studenten extra uitdagen. De totstandkoming van deze opleidingen wordt daarom gestimuleerd in het kader van «Ruim baan voor talent». Ook is het omwille van het internationale concurrentievermogen van Nederland belangrijk, dat Nederland aantrekkelijker wordt voor getalenteerde buitenlandse studenten. De instroom van buitenlands talent en de stimulering van instellingen om zich internationaal te profileren kan bijdragen aan verhoging van de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs.

Instrumenten

• Toelatingsbeleid: Experimenten «Ruim baan voor talent» (deels met selectie en collegegeldverhoging) bij opleidingen met een «erkende evidente meerwaarde» . De eerste experimenten gaan per september 2005 van start.

• Internationaal excelleren:

– Subsidie voor het ontwikkelen van een aantal internationaal herkenbaar en als zodanig gewaardeerde centres of excellence. Hiervoor is voor 2006 € 5 miljoen per jaar beschikbaar uit de middelen prestatieafspraken.

– Voortzetting Deltabeurzen: het beurzenprogramma Delta wordt (onder flexibele voorwaarden) voortgezet tot het moment van de invoering van Kennisbeurzen in september 2007, onder de naam Delta-II. Hiervoor is voor 2006 € 3 miljoen beschikbaar uit de middelen prestatieafspraken.

– Subsidie projecten internationale samenwerking en beurzenprogramma's. Ten behoeve van de internationalisering voert de NUFFIC taken uit. Daarnaast beheert de NUFFIC Europese en Nederlandse onderwijsprogramma's (zoals Socrates en het Huygensprogramma). Zie ook artikel 8 Internationaal onderwijsbeleid.

Activiteiten

• Toelatingsbeleid: Start nieuwe ronde experimenten «Ruim baan voor talent» per september 2006.

• Internationaal excelleren:

– Centres of excellence: opstellen van een beoordelingskader ten behoeve van de selectiecriteria; instellen van een selectiecommissie; toekenning van subsidie.

– Operationalisering van de voortzetting van de Deltabeurzen (Delta-II). Om de wereldwijde vraag en aanbod van Nederlands hoger onderwijs beter bij elkaar te brengen wordt er een communicatiestrategie «Beeldmerk Nederland» ontwikkeld en worden de Nederlandse steunpunten in geselecteerde landen, de NESO's, uitgebreid.

Doelgroepen

• Instellingen die meedoen met het experiment in het kader van «Ruim baan voor talent».

• Bestaande Nederlandse topopleidingen die reeds als zodanig internationaal geprofileerd en gewaardeerd zijn.

• Buitenlandse studenten.

Prestatie-indicatoren

• Toelatingsbeleid: In december 2005 en 2006 verschijnen tussenrapportages, waarin ook aandacht besteed zal worden aan het benoemen van indicatoren waaruit de «erkende evidente meerwaarde» blijkt. In 2007 is de eindevaluatie. Deze rapportages worden naar de Tweede Kamer gestuurd.

• Internationaal excelleren:

– Centres of excellence: Het aantal te vormen centres of excellence.

– Delta-II: Verhoudingsgewijs evenveel als basiswaarden DELTA-I, spreiding over 11 landen.

– Internationalisering algemeen: Internationale studentenmobiliteit in de Bison-monitor.

Basiswaarden

Internationaal excelleren: Delta-II: aantal instromende buitenlandse studenten is 1 053, aantal uitgaande studenten is 181. Spreiding over 4 landen.

Streefwaarden

• Toelatingsbeleid: Streven is om de experimenten succesvol af te ronden in 2007 met erkenning van de meerwaarde door de NVAO.

• Internationaal excelleren:

– Middels de centres of excellence moet in 2010 een vergroting van de instroom worden gerealiseerd van 650 (excellente) buitenlandse studenten (op jaarbasis). In totaal 14 270 studenten moeten in dat jaar in Nederland staan ingeschreven.

– Delta-II: Verhoudingsgewijs minimaal evenveel buitenlandse studenten binnenhalen als gedurende Delta-I (1 053 in 2003–2004); evenveel uitgaande studenten (181 in 2003–2004). Deelnemers uit meer landen (Delta-II richt zich op studenten uit 11 landen, bij Delta-I waren dit er slechts 4).

– Internationalisering algemeen: 6% buitenlandse studenten in 2009.

Verwijzingen beleidsstukken

• Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs: 29 388, nrs. 1–11 en 29 819, nrs. 1–12.

• Internationaal excelleren:

– Beleidsbrief «Koers op kwaliteit internationaliseringsbrief hoger onderwijs», 29 800 VIII, nr. 72.

– Internationalisering van het onderwijs (Grenzen verleggen); brief staatssecretaris met het verslag van de vierde Bologna-conferentie op 19 en 20 mei in Bergen (Noorwegen), 22 452, nr.21

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Monitor Impuls beroepskolom va 2002Jaarlijks vanaf 2002
Eindevaluatie experimenten «Ruim baan voor talent» (in 2007)2007/2008 (effectevaluatie)
Reflex: arbeidsmarktafgestudeerden internationaal vergeleken (in 2004 t/m 2007)2007/2008

6.3.3 Versterken innovatief vermogen en de kennisinfrastructuur van Nederland door optimale benutting hoger onderwijs

Motivering

Om duurzame economische groei en een hoog welvaartsniveau ook op de lange termijn mogelijk te maken moet het innovatief vermogen van Nederland worden versterkt. Nederland heeft geen toekomst als lage lonen land, maar moet concurreren op kennis en een hoge arbeidsproductiviteit. Innovatie kan daarnaast bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke knelpunten: zorg, vergrijzing, veiligheid en duurzaamheid. Om het innovatief vermogen te versterken, zullen bedrijfsleven en maatschappelijke sectoren optimaal moeten kunnen profiteren van de publieke kennisinfrastructuur. Hierbij is een aantal punten van belang:

• Het potentieel van hogescholen in de innovatieketen moet beter worden benut door de verdere ontwikkeling van onderzoek gericht op de beroepspraktijk en innovatie binnen het MKB en maatschappelijke sectoren zoals zorg en welzijn. Netwerkvorming en samenwerking op het gebied van kennis met partijen in de omgeving van de hogeschool is hierbij van cruciaal belang en verdient gerichte stimulering. Dit komt ook ten goede aan onderwijs dat optimaal inspeelt op de behoefte en kansen in het werkveld.

• Waar het gaat om het versterken van innovatie verdient de bèta en techniek sector bijzondere aandacht. Hier is behoefte aan meer focus en massa door gerichte samenwerking van de drie technische universiteiten. Daarnaast moet het tekort aan instroom op de arbeidsmarkt van bèta's en technici worden opgelost door de instroom in het hoger onderwijs van deze studierichtingen weer op niveau te brengen.

• Het aantal starters is in Nederland nog relatief laag. Ondernemerschap en ondernemersvaardigheden zullen daarom o.a. via het hoger onderwijs worden gestimuleerd.

Instrumenten

• Voortzetting van de Raak-regeling (regionale actie en aandacht voor kennisinnovatie). Doel van deze regeling is om de kennisbrugfunctie van hogescholen en innovatie in het MKB te versterken. De regeling biedt hiertoe financiële ondersteuning aan samenwerkingsprojecten op het gebied van kennisontwikkeling en uitwisseling tussen hogescholen en MKB-bedrijven. De regeling wordt uitgevoerd door de Stichting Innovatie Alliantie (SIA) waarin deelnemen: MKB-Nederland, de HBO-raad, VNO-NCW, TNO, het Telematica Instituut en Syntens. Voor Raak wordt in 2006 een bedrag van € 5 miljoen beschikbaar gesteld.

• Raak-publiek: Analoog aan de Raak-regeling gericht op het MKB gaat in 2006 een Raak-regeling specifiek gericht op maatschappelijke sectoren van start. Deze regeling zal financiële ondersteuning bieden aan samenwerkingsprojecten op het gebied kennisontwikkeling en uitwisseling tussen hogescholen en maatschappelijke sectoren voor onderwerpen op het gebied van: zorg, welzijn, onderwijs, veiligheid en openbare orde. Voor deze regeling wordt in 2006 een bedrag van € 3,8 miljoen beschikbaar gesteld.

• Zorg: Het bestaande aanbod van zorgopleidingen is en wordt op een doelmatige wijze gecomplementeerd zodanig dat deze aansluit bij de gewenste taakherschikking in de beroepspraktijk van de zorg. Het beleid omvat in elk geval de voortzetting van de bestaande en de implementatie van nieuwe opleidingen, via subsidies en de rijksbijdrage.

• Deltaplan bèta/techniek: Subsidie aan het Platform bèta/techniek. Dit platform voert de activiteiten uit in het kader van het Deltaplan bèta/techniek.

• Extra investeringen in lectoren en kenniskringen: Lectoren en kenniskringen hebben tot doel te komen tot verbetering van de externe oriëntatie, curriculumvernieuwing, professionalisering van docenten en versterking van kenniscirculatie en kennisontwikkeling. Lectoren spelen een belangrijke en succesvolle rol in de ontwikkeling van hogescholen van «onderwijsinstituten» naar «kennisinstituten». Eind 2004 is een nieuw convenant Lectoren en Kenniskringen in het hoger beroepsonderwijs afgesloten. Hierin is vastgelegd dat in 2006 € 38,4 miljoen voor lectoren en kenniskringen beschikbaar wordt gesteld.

• Dynamisering eerste geldstroom wo: Doel is te komen tot dynamisering van de eerste geldstroon wetenschappelijk onderzoek, met als oogmerk dat hierdoor de kwaliteit van het onderzoek en de relatie met prestaties wordt versterkt en dat positieve prikkels worden gegeven voor onderzoekssamenwerking met bedrijven en maatschappelijke organisaties. Het kabinet zal nog deze kabinetsperiode een standpunt innemen over verdere stappen in de richting van vorm dan wel vormen van prestatiebekostiging en de randvoorwaarden die daarvoor vervuld moeten worden. Zie ook artikel 16 Onderzoek en Wetenschapsbeleid paragraaf 16.3.1.

Activiteiten

• Binnen de dossiers lectoren en kenniskringen, Raak en het Deltaplan bèta/ techniek wordt alles zoveel mogelijk uitbesteed.

• Lectoren: Ontwikkelen kwaliteitszorgsysteem toegepast onderzoek hbo met de HBO-Raad.

• Raak-publiek: Opstellen gezamenlijk plan van aanpak Raak-publiek met de HBO-Raad.

• Zorg: Ook per september 2006 komen in het hbo 75 extra opleidingsplaatsen voor de zorgmasteropleidingen nurse practioner en physician assistent (eerste cohort start per september 2005 en het tweede cohort per september 2006). Deze opleidingsplaatsen komen bovenop de jaarlijkse instroom van 250 studenten. Voor 2007 en verder zullen OCW en VWS gezamenlijk bezien hoeveel opleidingsplaatsen structureel noodzakelijk zijn.

• Deltaplan bèta/techniek: Om de doelstellingen te bereiken moet er massa gemaakt worden en moet er focus komen. Er zal gekozen moeten worden voor aanpakken die op de korte termijn resultaat kunnen opleveren. De verschillende activiteiten worden gebundeld onder een aantal «labels». Labels die de aanpak voor het veld inzichtelijk moeten maken. Gezien de doelstelling in 2007 ligt er veel nadruk op het vo universum-label. Voor het wo wordt een Sprint-programma ontwikkeld, met daarin naast onderwijsvernieuwingen van de bachelor- en masterfase, ook aandacht voor de ketenprojecten tussen het vo en het wo.

• Ondernemerschap: Het stimuleren van instellingen om meer ondernemerschap in het curriculum op te nemen. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar artikel 4 Beroeps- en volwasseneneducatie paragraaf 4.3.3.

Prestatie-indicatoren

• Lectoren en kenniskringen: Zie het vernieuwd convenant.

• Raak: Aantal betrokken instellingen en MKB-bedrijven.

• Deltaplan bèta/techniek: Aantal eerstejaars bèta/techniek studenten en aantal afgestudeerden.

• Zorg: Behalve aantallen studenten voor de nieuwe zorgberoepen, zijn er geen prestatie-indicatoren voor de zorgopleidingen.

• Ondernemerschap: in «Kennis in kaart» worden vanaf 2005 indicatoren voor ondernemerschap opgenomen (paragraaf 3.6 en 3.7).

Basiswaarden

• Lectoren en kenniskringen: Basiswaarde in augustus 2005 is 126,4 aangestelde lectoren in fte en 243 aangestelde lectoren in personen.

• Raak: Aantal MKB-bedrijven in 2005 is 324 en aantal betrokken instellingen is 27.

Streefwaarden

• Lectoren en kenniskringen: Streefwaarde voor het aantal lectoren in fte (cumulatief) in 2006 is 169.

• Deltaplan bèta/techniek:

– in 2007 15% meer instroom t.o.v. 2000

– in 2010 15% meer uitstroom t.o.v. 2000

Verwijzingen beleidsstukken

• Vernieuwde Convenant Lectoren en Kenniskringen in het hoger beroepsonderwijs, 6 december 2004.

• Brief over verdere aanpak Deltaplan bèta/techniek en het beleidskader 2004 (29 800 VIII, nr. 151).

• Deltaplan bèta/techniek, niet dossierstuk 2003–2004 (OCW 0301150). Het meerjarig beleidskader 2005/2006 van het Platform Bèta/techniek wordt najaar 2005 naar de Tweede Kamer gezonden.

• Prestatie-agenda OCW-HBO-raad, bijlage bij 27 406, nr. 51.

• Actieprogramma ondernemerschap en onderwijs, 29 200 XIII, nr 54.

• Wetenschapsbudget 2004 en brief Minister-President inzake Innovatieplatform, 27 406, nr. 39.

6.3.4 Werken aan een goed opgeleide beroepsbevolking door maximale participatie aan hoger onderwijs

Motivering

Om ook in een complexe samenleving voor de toekomst voldoende hoger opgeleiden te realiseren en in de pas te blijven met andere Europese kenniseconomieën moet de overheid zich blijven inspannen om maximale participatie aan het hoger onderwijs te realiseren.

Instrumenten

• Voor het vergroten van de deelname van vrouwen aan de sectoren techniek en onderwijs wordt de ondersteuning aan de Stichting vrouwen en hoger technisch onderwijs (VHTO) voortgezet (€ 0,1 miljoen).

• Verhogen deelname studenten met een handicap: De Stichting Handicap en Studie ontvangt subsidie om de kansen op succesrijk studeren voor studenten met een functiebeperking te verbeteren door de instellingen in het hoger onderwijs te ondersteunen bij hun dienstverlening.

• Studiekeuze hoger onderwijs: Zorgen dat aanstaande studenten beschikken over deugdelijke (vergelijkings)informatie over opleidingsmogelijkheden in het hoger onderwijs, waaronder feiten en oordelen van deskundigen en studenten over (de kwaliteit van) het onderwijs. Met deze informatie kunnen instellingen zelf benchmarken en kunnen andere (bijvoorbeeld kranten en particuliere studiekeuzewebsites) ranken. Huidige opdracht is verleend aan Choice, een samenwerkingsverband van het Hoger Onderwijs Persbureau en Research voor Beleid. De studiekeuze-informatie wordt niet alleen ontsloten via een papieren keuzegids, maar binnenkort ook via een website. Het is de bedoeling dat de website tot stand komt onder aansturing van de koepel- en studentenorganisaties.

• E-learning: Subsidie aan SURF voor het – in het najaar 2005 – op te stellen actieprogramma. Voorwaarde is in ieder geval dat het actieprogramma vertrekt vanuit de strategische doelen zoals beschreven in de notitie e-learning in het hoger onderwijs. SURF neemt de coördinatie op zich van de totstandkoming en uitvoering van het actieprogramma. Bij het actieprogramma zijn alle (bekostigde) universiteiten, hogescholen, de OUNL, en de consortia Digitale Universiteit, E-merge en Apollo betrokken. Voorwaarde voor toekenning van de subsidie is dat OCW instemt met het actieprogramma.

• Verhogen deelname allochtone studenten:

– Subsidie aan hogescholen en universiteiten om meer allochtone studenten op te leiden en de uitval te verminderen. Hiervoor is voor de jaren 2006 t/m 2008 per jaar € 1,5 miljoen beschikbaar uit de middelen prestatieafspraken;

– Subsidie voor het ambassadeursnetwerk ECHO. Via dat initiatief moet de deelname van allochtone studenten aan het hoger onderwijs en in het bedrijfsleven worden bevorderd.

Activiteiten

• Studiekeuze informatie hoger onderwijs: Maken van bestuurlijke afspraken met de koepels en de studentenorganisaties over het publiek toegankelijk maken van deugdelijke (vergelijkings)informatie via een website. Naarmate de ontwikkeling van deze website vordert, kan de opdracht voor de papieren keuzegids geleidelijk worden beëindigd.

• Verhogen deelname allochtone studenten: Prestatie-afspraken maken met instellingen over deelname en rendement van allochtone studenten, bijvoorbeeld in termen van terugdringen van uitvalpercentages. Deze liggen momenteel hoger dan die van autochtone studenten (5% meer in het hbo, 2% meer in het wo na twee jaar).

Doelgroepen

Gehandicapten en chronisch zieken, vrouwen, studenten in het algemeen, allochtonen.

Prestatie-indicatoren

• Maximale participatie algemeen: Participatiegraad (zie tabel 6.5).

• Meer vrouwen in techniek en onderwijs: Zie www.vhto.nl.

• Meer allochtonen: % deelname (zie tabel 6.6). In 2006 verschijnt over de gegevens inzake rendement en uitval een kwantitatief rapport.

Basiswaarden

Zie voor de basiswaarden tabel 6.5. De prognose is gebaseerd op vasthouden recente groei.

Streefwaarden

Maximale participatie algemeen: Gestreefd wordt naar een deelnameniveau aan het hoger onderwijs in de richting van 50% in 2010, waarmee Nederland aansluit bij de doelstellingen van het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Dit wordt gemeten door cohortmetingen op basis van CRIHO (vanaf 2006 met het onderwijsnummer), gerelateerd aan de actuele bevolkingsomvang naar leeftijd volgens het CBS.

Verwijzingen beleidsstukken

• Plan van aanpak Stichting Handicap en Studie, 29 410 nr. 21.

• Voortgang studiekeuze-informatie, 29 853, nr. 21.

• Notitie e-learning, Kamerstuk 2004–2005, 29 410, nr. 27.

• Brief van de staatssecretaris van onderwijs met aanbieding plan van aanpak tot terugdringing van belemmeringen in het HO voor studenten met een functiebeperking, 11 juli 2005 (OCW 0500621).

Tabel 6.6: Participatiegraad: cumulatieve deelname van 26-jarigen t.o.v. actuele bevolking (1 jan.) aan bekostigd hoger onderwijs in Nederland
 2000200220042006200820102012
Participatie34,5%38,0%41,1%43,7%46,2%47,4%49,5%

Bron: CriHO, CBS, berekening OCW: Gegevens tot en met 1 januari 2005 (zie ook Kennis in Kaart fig. 8 en 9)

Tabel 6.7: Instroom niet-westerse allochtonen in hbo en wo (1-cijfer-HO domein hoger onderwijs2004v2)
 '95/'96'99/'00'00/'01'01/'02'02/'03'03/'04
Niet-westerse allochtonenhbo-instroom1 4765 8026 1806 5057 4787 748
Fractie van hbo-instroom2,4%7,2%7,6%8,0%9,6%9,4%
Niet-westerse allochtonenwo-instroom7191 6561 6941 9151 9872 242
Fractie van wo-instroom3,1%6,7%7,0%7,4%7,8%8,2%

Bron: Kerncijfers 2000–2004 (tabel 7.9 p. 98 en 99: toevoeging 95/96 en percentages OCW)

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Evaluatie instrumenten gehandicapte studenten (in 2005/06)2006/2007

6.3.5 Meer onderzoekers van meer kwaliteit door verbeteren en aantrekkelijker maken van onderzoekersopleidingen

Motivering

Toptalent is een absolute noodzaak voor Nederland om zich te profileren als kenniseconomie en -samenleving in Europa en de wereld. Talentvolle onderzoekers zijn nodig om kennisintensieve functies in de maatschappij succesvol te vervullen.

Er is veel talent in Nederland, maar tot nu toe wordt dit onvoldoende benut. Het streven is om in Nederland te komen tot een nieuw promotiestelsel om talenten (van zowel wo als hbo) optimaal voor het Nederlandse onderwijs, de wetenschap en de arbeidsmarkt te benutten. Het streven is kort gezegd een nieuw promotiestelsel met de volgende kenmerken:

1. het aantal promoties in Nederland substantieel verhogen,

2. de kwaliteit van promotieopleidingen verhogen, andere soorten promoties stimuleren.

Instrumenten

• Kosten voor studiefinanciering van de met één jaar verlengde onderzoeksmasters.

• Promotievouchers hbo-docenten: Het streven is door hbo-docenten te stimuleren te gaan promoveren het aantal promoties van hbo-docenten sterk te verhogen en daarmee een algemene kwaliteitsverhoging van het hbo te bewerkstellingen. Met de extra middelen krijgen hogescholen meer mogelijkheden om docenten, tewijl ze aan hun promotie werken, te vervangen door andere docenten (verletkosten). Deze middelen worden in de vorm van vouchers aan hogescholen uitgekeerd. Ook universiteiten krijgen extra middelen om de begeleiding van deze promovendi goed mogelijk te maken.

• Subsidie voor de ontwikkeling van de opleiding tot onderzoeker en de onderzoeksomgeving in 2005 en 2006. Over de wijze waarop deze subsidies worden ingezet vindt nog nader overleg met de instellingen plaats.

• Jonge universiteiten: Met amendement 143 bij de begrotingsbehandeling 2005 (29 800 VIII, nr. 159) is € 3 miljoen beschikbaar gekomen voor de drie jonge universiteiten van Tilburg, Rotterdam en Maastricht. Doel is het wegwerken van de achterstand in de onderzoeksbekostiging van deze drie jonge universiteiten in afwachting van de verandering van de onderzoeksbekostiging en de introductie van de smart mix.

Activiteiten

• Promotievouchers hbo-docenten: Met de HBO-raad en de VSNU wordt overlegd over de precieze wijze waarop en de voorwaarden waaronder de middelen verdeeld gaan worden.

• Voorbereiden van een nieuwe wet op het hoger onderwijs en onderzoek, onderdeel onderzoek, waarin de kwaliteitszorg van doctoraatsopleidingen en loopbanen jong talent nader wordt geregeld.

Doelgroep

Promovendi, hbo-studenten en -docenten jonge universiteiten.

Verwijzingen beleidsstukken

• Brief van de minister van OCW met aankondiging van een notitie over nieuwe promotieopleidingen (bijlage bij 29 800, nr. 224).

• Prestatie-agenda OCW-HBO-raad, bijlage bij 27 406, nr. 51.

• Wetgevingsnotitie «Naar een nieuwe wet op het hoger onderwijs en onderzoek», 29 853, nr. 10.

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaarde 1PeriodeStreefwaarde 2Periode
Aantal hbo-docenten die gaan promoveren 020054020062002008
Aantal promovendi (aan de universiteit en in loondienst)2 31920032 50020062 6002007

ARTIKEL 8. INTERNATIONAAL ONDERWIJSBELEID

8.1 Algemene beleidsdoelstelling: bevorderen van internationale oriëntatie en samenwerking van onderwijsdeelnemers en onderwijsinstellingen

Omschrijving

In de toekomst zullen economie, arbeidsmarkt en bestuur nog meer dan nu een internationaal karakter krijgen. Het is daarom cruciaal dat de generaties die de samenleving moeten dragen in de toekomst, in het onderwijs van nu een internationale oriëntatie meekrijgen en de noodzakelijke vaardigheden opdoen. Uiteindelijk is dat een taak voor onderwijsinstellingen en hun docenten, maar ook de overheid heeft hier een verantwoordelijkheid.

Bijdrage

OCW stimuleert daarom onderwijsinstellingen, lerenden en docenten tot internationale oriëntatie en samenwerking, werkt aan (inter)nationale randvoorwaarden daarvoor en ondersteunt organisaties en instellingen die in binnen- en buitenland – ook vanuit Nederlands belang – internationaal opereren.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het scheppen van goede randvoorwaarden voor een verdere internationalisering van het onderwijs, zowel nationaal als bij het maken van internationale afspraken (in de EU, met andere multilaterale organisaties en met andere landen).

Succesfactoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

Bereidheid van instellingen, lerenden en docenten zelf.

Interdepartementale samenwerking.

De buitenlandpolitieke situatie.

Effectgegevens

Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer de zogenaamde BISON Monitor van internationale mobiliteit in het onderwijs met daarin diverse kengetallen over mobiliteit en internationalisering. Daarnaast beziet OCW momenteel in hoeverre het mogelijk is om meer zicht te krijgen op de daadwerkelijke effecten van internationalisering en de mogelijkheden van (longitudinaal) onderzoek daarnaar.

Verwijzing beleidsstukken

• BISON Monitor van internationale mobiliteit in het onderwijs, http://www.nuffic.nl/ (ocw 0400920).

• Voorbereiding begroting 2006, «comply or explain» (29 949, nr. 29).

8.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 8.1: Budgettaire gevolgen artikel 8 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010HGIS-deel
Verplichtingen:24 10715 28315 80915 95716 52616 47016 470150
–Waarvan garantieverplichtingen        
Totale uitgaven (programma + apparaat)26 77317 26715 97715 95716 52616 47016 470150
         
Programma-uitgaven24 90314 03213 16413 16513 74913 69313 693150
Juridisch verplicht 13 0368 2453 3143 2413 1643 164150
Bestuurlijk gebonden 5304 0088 8409 2479 2689 268 
Niet-juridisch en niet-bestuurlijk gebonden 4669111 0111 2611 2611 261 
         
Stimuleren van Internationalisering13 5237 6517 7427 8327 7247 6697 669 
Ondersteuning van Internationaal opererende organisaties in binnen- en buitenland11 3806 3815 4225 3336 0256 0246 024150
         
Apparaatsuitgaven1 8703 2352 8132 7922 7772 7772 777 
Ontvangsten39999999999999 

8.3 Operationele doelstellingen

8.3.1 Stimuleren van internationalisering in het onderwijs

Motivering

Het vergroten van internationale mobiliteit van onderwijsdeelnemers en grensoverschrijdende samenwerking tussen onderwijsinstellingen dragen in belangrijke mate bij aan de gewenste internationale oriëntatie. Zeker op het terrein van het funderend onderwijs is een actieve stimulerende rol van de overheid noodzakelijk.

Instrumenten

• Subsidiëren van uitwisselingsprogramma's voor lerenden en docenten

• Het geven van voorlichting over internationale uitwisseling

• Opzetten en subsidiëren van samenwerkingsverbanden

Activiteiten

• Nationale programma's voor internationalisering in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs, gericht op leerlingenuitwisseling, docentenmobiliteit, tweetalig onderwijs en internationalisering door middel van onder meer ict, en uitgevoerd door het Europees Platform.

• Koninkrijk der Nederlanden, algemeen programma voor nauwe samenwerking tussen scholen (Kans). Op 1 januari 2006 treedt het vervolg op het Kans-programma in werking dat zal doorlopen tot en met 2010. De onderwijsministers van Aruba, de Antillen en Nederland hebben hiertoe op 8 mei 2005 een intentieverklaring getekend.

• Suriname ontvangt van 2005–2008 jaarlijks een subsidie ten behoeve van onderwijsprojecten die een relatie hebben met NTU-activiteiten in voorbereidende en ondersteunende zin.

• Duitsland Instituut Amsterdam (DIA). Op 1 januari 2006 treedt het Duitsland programma hoger onderwijs deel 3 (DPHO-3) in werking dat doorloopt tot en met het jaar 2010.

• Frans-Nederlandse Universiteit (FNU). In 2006 worden de werkzaamheden en resultaten van de FNU geëvalueerd.

• Samenwerking met Rusland en de (pre-)accessielanden in Zuid-Oost Europa

• Fulbright-beurzenprogramma. Binationaal beurzenprogramma tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika voor afgestudeerden in het hoger onderwijs, promovendi en wetenschappers. Het programma wordt uitgevoerd door het Fulbright Center in Amsterdam.

Doelgroepen

• (Nederlandse) onderwijsinstellingen.

• Lerenden.

• Docenten.

8.3.2 Ondersteunen van internationaal opererende organisaties in binnen- en buitenland

Motivering

Om de Nederlandse belangen die gepaard gaan met het internationaliseringproces in het buitenland te behartigen, is een strategische participatie noodzakelijk: in de EU, in multilaterale organisaties als de OESO en UNESCO en in samenwerkingsverbanden als de Nederlandse Taalunie.

Instrumenten

• Subsidies aan internationaal opererende organisaties in Nederland.

• Bijdragen aan organisaties in het buitenland.

• Internationaal beleidsonderzoek, kennisuitwisseling en benchmarking.

Activiteiten

• Nederlandse Taalunie (NTU). Samen met de Vlaamse Gemeenschap en Suriname neemt Nederland deel aan de Taalunie. De NTU heeft de ondersteuning van gebruikers van de Nederlandse taal in de wereld tot doel.

• Europa College Brugge. In Europees verband neemt Nederland hieraan deel. Het betreft het Nederlands aandeel in de jaarlijkse bijdrage aan het Europa College.

• Europees Platform (EP). Het EP verzorgt een aantal programma's (zie 8.3.1). Het betreft de kosten die het EP (als organisatie) maakt voor de uitvoering van deze programma's.

• Permanente Vertegenwoordiging UNESCO

• OESO-Centre for Educational Research and Innovation. Nederland neemt hieraan deel en betaalt in verband hiermee een jaarlijkse contributie.

• Onderzoek met als centrale thema's «leren van elkaar» (internationaal gezien); de Lissabondoelstellingen; internationalisering/mobiliteit; het beter benutten van internationale kennis.

Doelgroepen

• (Nederlandse) onderwijsinstellingen.

• Lerenden.

• Docenten.

• Beleidsmakers/Overheid.

OVERZICHTSCONSTRUCTIE INTERNATIONAAL BELEID

Deze overzichtsconstructie biedt een overzicht van de internationale uitgaven van OCW. Dit betreft echter geen totaaloverzicht van de internationale activiteiten die op het terrein van onderwijs, cultuur en wetenschappen in Nederland plaatsvinden. De daadwerkelijke omvang van de middelen die worden besteed aan de bevordering van mobiliteit en samenwerkingsverbanden is veelal groter dan hieronder is aangegeven. Zo financieren zowel de EU als de instellingen zelf vormen van internationale samenwerking.

1. Overzicht van de uitgaven internationaal beleid op de OCW-begroting per artikel

Tabel 1: Internationale uitgaven OCW (x € 1000)
 2004200520062007200820092010
Primair onderwijs (artikel 1)14 79915 03715 14415 32515 57015 58015 580
Voortgezet onderwijs (artikel 3)1 8242 1362 1712 1712 1712 1712 171
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (artikel 4)7091 135835685685685685
Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)4474 1444 1424 1424 1424 1424 142
Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)64 63968 94268 02767 78666 81166 81166 811
Internationaal onderwijsbeleid (artikel 8)24 90314 03213 16413 16513 74913 69313 693
Informatie en communicatietechnologie (artikel 10)166200100    
Studiefinanciering (artikel 11)1 7111 4861 6263 1716 2249 38112 637
Internationaal cultuurbeleid (artikel 14)2 2842 6882 6882 6882 6882 6882 688
Kunsten (artikel 14)5 9616 0506 0506 0506 0506 0506 050
Cultureel erfgoed (artikel 14)1 2641 3741 3741 3741 3741 3741 374
Media (artikel 15)44 99745 12944 59744 05844 62245 19445 194
Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)74 20576 08475 39776 07676 25076 74676 746
Totaal237 909238 437235 315236 691240 336244 515247 771

2. Homogene groep internationale samenwerking per artikel

Een deel van de in de tabel 1 opgenomen middelen maken deel uit van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), die wordt gecoördineerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Tabel 2: Homogene groep internationale samenwerking (x € 1000)
 2004200520062007200820092010
Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)4473 9003 7623 7623 7623 7623 762
Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)52 08555 89954 95754 95754 95754 95754 957
Internationaal onderwijsbeleid (artikel 8)2 224150150150150150150
Internationaal cultuurbeleid (artikel 14)1 5371 5341 4971 4971 4971 4971 497
Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)454454454454454454454
Totaal56 74761 80160 82060 82060 82060 82060 820

ARTIKEL 9. ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID

9.1 Algemene beleidsdoelstelling: in samenwerking met werkgevers- en werknemersorganisaties zorgen voor een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt

Omschrijving

In overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties vernieuwende projecten en maatregelen faciliteren die bijdragen aan een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt. Daarnaast het creëren en ondersteunen van een goede structuur voor arbeidsvoorwaardenoverleg en het terugdringen van de financiële gevolgen van bovenmatige ziektekosten voor (gewezen) onderwijspersoneel.

Bijdrage

Het scheppen en bevorderen van de juiste randvoorwaarden voor een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en daarmee voor een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt, een goede structuur voor arbeidsvoorwaardenoverleg en het voorkomen van bovenmatige ziektekosten.

Succesfactoren

Alle partners binnen het onderwijssysteem (minister, brancheorganisaties, besturen en management van instellingen) moeten mee- en samenwerken.

Conjuncturele ontwikkelingen.

Demografische ontwikkelingen.

Effectgegevens

Zie overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid.

Verwijzingen beleidsstukken

• Nota Werken in het onderwijs (WIO) 2006, verschijningsdatum 20 september 2005.

• Beleidsplan onderwijspersoneel. Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt, 2004 (29 200 VIII, nr. 151).

• Wet beroepen in het onderwijs (28 088/staatsblad 2004, 344).

• Voortgangsrapportage onderwijspersoneel (27 923, nr. 19).

9.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 9.1: Budgettaire gevolgen artikel 9 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen118 489168 410217 009310 975310 947310 946311 242
–waarvan garantieverplichtingen       
Totale uitgaven (programma + apparaat)117 405168 410217 009310 975310 947310 946311 242
        
Programma-uitgaven114 071164 477211 623305 894305 891305 891305 891
Juridisch verplicht  87 11381 36181 36181 36181 361
Bestuurlijk gebonden  123 886223 903223 903223 903223 903
Niet-juridisch verplicht en niet-bestuurlijk gebonden  624630627627627
        
Arbeidsmarkt66 548115 267164 681258 952258 949258 949258 949
ZVOO47 52347 20846 94246 94246 94246 94246 942
CFI 20021 9942 0142 0102 0102 010
        
Apparaatsuitgaven3 7453 9333 3923 0673 0463 0453 341
Ontvangsten375000000

9.3 Operationele doelstellingen

9.3.1 Een goed functionerende arbeidsmarkt

Motivering

Er zijn maatregelen nodig om de werkdruk van werknemers in het onderwijs te verminderen en de concurrentiepositie van het onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren. Tevens dient de regionale vraag en aanbod op de onderwijsarbeidsmarkt beter op elkaar te worden afgestemd.

Instrumenten

Verdere professionalisering van de arbeidsorganisatie, scholen krijgen mogelijkheden om onderwijs anders in te richten en daarmee de werkdruk van onderwijzend en directiepersoneel te verminderen. Samenwerking tussen scholen en opleidingen voor onderwijspersoneel wordt verbeterd en de samenwerking in de regio wordt verbeterd. Het doel van de subsidieverlening aan het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) is sociale partners in de gelegenheid te stellen sectoraal onderwijsarbeidsmarktbeleid te ontwikkelen en uit te voeren. Daarnaast moet de huidige kennis en expertise geconsolideerd en uitgebreid worden, teneinde sectoraal onderwijsarbeidsmarktbeleid te onderbouwen. Het uiteindelijke doel is om eventuele discrepanties op de onderwijsarbeidsmarkt te mitigeren.

Activiteiten

De ontwikkeling van nadere maatregelen in overleg met sociale partners.

Prestatie-indicatoren

Zie overzichtsconstructie

Verwijzingen beleidsstukken

• Nota Werken in het onderwijs (WIO) 2006.

• Beleidsplan onderwijspersoneel. Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt, 2004 (29 200 VIII, nr. 151).

• Wet beroepen in het onderwijs (28 088/staatsblad 2004, 344).

9.3.2 Ziektekosten voor onderwijs- en onderzoekspersoneel (zvoo)

Motivering

Voorkomen dat (gewezen) onderwijs- en onderzoekspersoneel hogere ziektekosten ervaart dan vergelijkbaar personeel in de marktsector dat ziekenfondsverzekerd is.

Instrumenten

De zvoo-regeling; op aanvraag van de (ex)-werknemer wordt een tegemoetkoming in overmatige ziektekosten verstrekt.

Activiteiten

OCW beheert de zvoo-regeling, stelt het budget beschikbaar en onderhoudt contact met de uitvoerder van de regeling (KPMG Flexsourcing).

Met de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 verdwijnt het verschil tussen de ziektekostenverzekering van overheidspersoneel en werknemers in de marktsector. Daarmee wordt de zvoo-regeling overbodig. In 2006 worden nog wel vergoedingen over 2005 uitbetaald. Vanaf 2007 worden deze middelen betrokken bij de afhandeling van de effecten van de ZVW.

Doelgroepen

(Ex-)Werknemers met bovenmatige ziektekosten. In 2004 zijn 38 011 zvoo-uitkeringen verstrekt, waarvan 34 482 aan post-actieven.

Prestatie-indicatoren

Aantal verstrekte uitkeringen.

Verwijzingen beleidsstukken

zvoo-regeling (Staatsblad 1997, 357).

Overzicht beleidsonderzoeken

Zie overzichtsconstructie.

OVERZICHTSCONSTRUCTIE ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID

1. Zorgen voor de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit op korte, middellange en lange termijn in alle regio's

Omschrijving

Hier wordt beoogd om de tekortenproblematiek in het funderend onderwijs doelmatig op te lossen en de structurele personeelsvoorziening in het gehele onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te waarborgen.

Bijdrage

Het scheppen en bevorderen van de juiste randvoorwaarden en het stimuleren van de scholen tot het zoeken naar andere, creatieve oplossingen.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de instandhouding van het stelsel. Dit vereist kwantitatief en kwalitatief voldoende personeel. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor de opleiding van het onderwijspersoneel.

Succesfactoren

• Alle partners binnen het onderwijssysteem (minister, brancheorganisaties, besturen en management van instellingen) werken mee- en samen.

• Conjuncturele ontwikkelingen.

• Demografische ontwikkelingen.

Effectgegevens

Aantal openstaande vacatures is in 2007 teruggebracht van 10 400 bij ongewijzigd beleid naar circa 2 200 voltijdbanen in het primair en voortgezet onderwijs. De te bereiken doelstelling zal worden aangepast op basis van de nieuwe arbeidsmarktraming.

Verwijzingen beleidsstukken

• Nota Werken in het Onderwijs (WIO) 2006 (verschijnt op 20-9-2005).

• Nota Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt; beleidsplan onderwijspersoneel (29 200 VIII, nr. 151).

• Wet Beroepen in het Onderwijs (28 088/staatsblad 2004, 344).

2. Versterken van de arbeidsmarktpositie van onderwijs- en onderzoeksinstellingen en een betere afstemming in de regio

Motivering

Voldoende personeel van goede kwaliteit is een essentiële voorwaarde voor goed onderwijs.

Instrumenten

Betere afstemming van vraag en aanbod in de regio

Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt vergt maatwerk per regio. Vanaf 2008 zullen zich grotere spanningen op de arbeidsmarkt voordoen waarop de onderwijsinstellingen in po, vo en bve zich de komende jaren moeten voorbereiden. Daarom wordt de regionale aanpak die in 2003 is ontwikkeld voortgezet.

Verbeteren concurrentiepositie op de arbeidsmarkt

• cao-vorming:totstandkoming van een cao, sector onderwijs (po, vo) met een positief effect op de arbeidsmarktpositie en het imago van de sector. Elementen hiervan zijn:

– een contractloonontwikkeling die de vergelijking met andere (overheids)sectoren kan doorstaan;

– specifieke maatregelen om de arbeidsmarktpositie te versterken.

• decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming: scholen meer ruimte bieden voor maatwerk in arbeidsvoorwaarden, waardoor ze beter kunnen inspelen op hun eigen omstandigheden.

• kinderopvang: onderwijspersoneel met kinderen in staat stellen arbeid en zorg te combineren.

Vergroten arbeidsparticipatie

• bevordering arbeidsparticipatie ouderen: behoud van menselijk kapitaal, bijdragen aan voorkomen (toekomstige) personeelstekorten en betaalbaar houden van sociale zekerheid en pensioenen.

• terugdringing ziekteverzuim: het hoofdlijnenakkoord is als doel gesteld het ziekteverzuim in het po, vo en so de komende jaren te laten dalen om het beschikbaar arbeidspotentieel beter te benutten.

• terugdringing arbeidsongeschiktheid: benutten beschikbaar arbeidspotentieel en verminderen inactiviteit

• vermindering werkloosheid: een meer activerend uitkeringsstelsel bij werkloosheid door preventief beleid, volumebeleid en regelgeving

Activiteiten

Betere afstemming van vraag en aanbod in de regio

Per 26 januari 2005 is de subsidieregeling afstemming in risicoregio's voor onderwijsinstellingen in het primair en voortgezet onderwijs 2005-2007 in werking getreden. Met risicoregio's worden bedoeld die regio's met de grootste knelpunten tot en met 2007 op de onderwijsarbeidsmarkt. Hiermee kunnen partijen in de regio een financiële bijdrage verkrijgen om de regionale onderwijsarbeidsmarkt in de risicoregio's in evenwicht te brengen.

Verbeteren concurrentiepositie

• cao-vorming: verkenning cao-thema's met sociale partners en vervolgens onderhandelingen over de cao, sector onderwijs (po, vo). Aan de decentrale onderwijssectoren stelt het kabinet na overleg met sectorwerkgevers de kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling beschikbaar.

• decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming: opstellen uitwerkingsnotitie po en kaderbesluit po in overleg met sociale partners. Overleg met sociale partners over decentralisatie in het vo, uitmondend in een convenant, met inachtneming van het toetsingskader voor decentrale arbeidsvoorwaarden. Opstellen decentralisatiebesluit vo, wijziging Wet voortgezet onderwijs.

• kinderopvang: OCW stelt een centraal budget beschikbaar waaruit personeel in het po en vo een werkgeversbijdrage in de kosten voor kinderopvang kan ontvangen.

Vergroten arbeidsparticipatie

• bevordering arbeidsparticipatie ouderen: subsidiëren van pilots en projecten bij scholen, monitoren en verspreiden van resultaten en good practices, afspraken in het kader van de cao en overleg met sociale partners over de gevolgen van het nieuwe stelsel voor vut, prepensioen en levensloop.

• terugdringing ziekteverzuim: afspraken in de cao voor een activiteitenprogramma ziekteverzuimdaling, subsidiëring van Stichting Vervangingsfonds/Bedrijfsgezondheidszorg (VF-BGZ), medefinanciering van een arboplusconvenant en uiteraard het monitoren van de uitvoering van beleid door jaarlijks onderzoek van ziekteverzuimcijfers.

• terugdringing arbeidsongeschiktheid: subsidiëring van Stichting Vervangingsfonds/Bedrijfsgezondheidszorg voor ontwikkeling en implementatie arbobeleid, (preventief) verzuimbeleid en reïntegratie, medefinanciering van Arboplusconvenant, onder andere gericht op de reïntegratie van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten, overleg met sociale partners over speerpunten beleid en uitwerking in activiteitenplannen, monitoren uitvoering beleid en activiteitenplannen en evalueren resultaten.

• vermindering werkloosheid: wijzigen van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling BBWO (sectoren po en vo) naar een meer activerende regeling via georganiseerd overleg, aanpassen bovenwettelijke regeling aan komende wijzigingen in de Werkloosheidswet, vereenvoudiging van de regelgeving, volgen van de effectiviteit en doelmatigheid van de instrumenten.

Doelgroepen

Huidig en toekomstig onderwijspersoneel

Prestatie-indicatoren

• Vacature-intensiteit in het onderwijs.

• Ziekteverzuimpercentage.

• Aantal toegekende aanvragen kinderopvangplaatsen.

• Reductie werkloosheidsuitgaven, terugdringen inactiviteit.

Planning

• Decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming: voor po decentralisatie van de secundaire arbeidsvoorwaarden in 2006, volledige doordecentralisatie enige jaren daarna. Voor vo doordecentralisatie in 2006.

• Bevorderen arbeidsparticipatie ouderen: beoogde ingangsdatum levensloopregeling is 1 januari 2006 afhankelijk van de onderhandelingen met de centrales

• Terugdringen van werkloosheid:

– Vereenvoudiging in 2006;

– Aanpassing aan nieuwe ww en meer activerend stelsel in 2007.

Verwijzingen beleidsstukken

• Betere afstemming van vraag en aanbod in de regio: Beleidsplan onderwijspersoneel. Een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt, 2004, Ministerie van OCW (29 200 VIII, nr. 151).

• Decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming: koers PO (29 200 VIII, nr. 13), koers VO (29 200 VIII, nr. 14).

• Bevordering arbeidsparticipatie ouderen: cao 2003 PO, VO (ocw 0300250).

• Terugdringen van het ziekteverzuim: Arboconvenant O&W «Convenant Arbo en verzuim O&W» (ocw 0001548).

• Terugdringing arbeidsongeschiktheid: Arboplusconvenant po/vo «Reïntegratie, ziekteverzuim, en agressie en geweld» (staatscourant 2004, 222).

• Terugdringen van werkloosheid: Kabinetsstandpunt «ontslagpraktijk en werkloosheidswet» van 29 april 2005 n.a.v. SER-advies «ontslagpraktijk en werkloosheidswet» van 15 april 2005 (30 109, nr. 1).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
Terugdringing ziekteverzuim: jaarlijks ziekteverzuimonderzoekpo: 6,76%vo: 6,03%so: 7,56%2003po: 6,14%vo: 6,03%so: 6,86%2007
     
Aantal vacatures10 4002007 bij ongewijzigd beleid2 2002007

3. De onderwijsinstelling als professionele arbeidsorganisatie

Motivering

Het doel is om scholen beter in staat te stellen schommelingen op de arbeidsmarkt op te kunnen vangen.

Instrumenten

• Meerjarige personeelsplanning: om te bevorderen dat onderwijsinstellingen een meerjaren personeelsplanning hebben en een plan van aanpak gericht op de personeelsvoorziening op de lange termijn, gebaseerd op een visie op de onderwijskundige inrichting.

• Professionalisering personeel: om onderwijsinstellingen meer financiële ruimte en mogelijkheden te geven dan in het huidige stelsel om te anticiperen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en om aantrekkelijke werkgevers te zijn.

• Schoolplan en bekwaamheidsdossier: om te bevorderen dat onderwijsinstellingen een bekwaamheidsdossier hebben waarin tevens is opgenomen hoe werkgever en leraar hebben afgesproken de bekwaamheden te onderhouden.

Activiteiten

• Meerjarige personeelsplanning: in 2006 worden goede voorbeelden van meerjarige personeelsplanning in samenwerking met de onderwijsorganisaties verspreid naar de onderwijsinstellingen.

• Professionalisering personeel: de beschikbare middelen voor zij-instroom, begeleiding beginnende leraren en de professionalisering van onderwijspersoneel komen vanaf het cursusjaar 2006–2007 via de lumpsum beschikbaar voor de onderwijsinstellingen. In 2006 worden via een convenant met de branches voor po en vo prestatieafspraken gemaakt over de inzet van deze middelen. Vergelijkbare afspraken worden gemaakt voor de bve-sector.

• Schoolplan en bekwaamheidsdossier: in 2006 worden goede voorbeelden van bekwaamheidsdossiers in samenwerking met de onderwijsorganisaties verspreid onder de onderwijsinstellingen.

Doelgroepen

Onderwijsinstellingen in po/vo/bve

Prestatie-indicatoren

• Aantal werkgevers dat over een bekwaamheidsdossier per werknemer beschikt.

• Aantal werkgevers dat over een meerjarige personeelsplanning beschikt.

Verwijzingen beleidsstukken

Beleidsplan onderwijspersoneel, hoofdstuk 4 (27 923, nr. 19).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
Aantal werkgevers die over een bekwaamheidsdossier per werknemer beschikken  100%2007
     
Meerjarige personeelsplanningpo: 11%vo: 28%bve: 70%200420042003po: 50%vo: 100%bve: 100%2007

4. Meer samenhang in de kwalificatiestructuur en het opleidingsstelsel

Motivering

Voor een goed werkende onderwijsarbeidsmarkt is een samenhangende ontwikkeling nodig van de beroepen in het onderwijs en een opleidingsstelsel dat daarbij aansluit.

Instrumenten

• Opleiden in de school (breedte): de primaire verantwoordelijkheid voor het professioneel inrichten van een infrastructuur voor het opleiden en begeleiden in de school ligt bij de instellingen voor primair en voortgezet onderwijs en de BVE-instellingen. Daarnaast is nodig dat scholen en instellingen afspraken maken met de opleidingen voor onderwijspersoneel over de verantwoordelijkheidsverdeling bij het opleiden.

• Opleiden in de school (diepte): er zijn scholen die structureel een relatief groot deel van hun formatie invullen met personeel-in-opleiding. Deze scholen leiden niet alleen op voor hun eigen behoefte, zij leiden ook op voor de markt. OCW wil deze scholen (financieel) ondersteunen. Daarnaast zijn er scholen die het opleiden in de school verbinden met onderwijsinnovatie en fundamentele kennisontwikkeling (zogenaamde «academische opleidingsscholen»). OCW wil ook aan die ontwikkeling ruimte geven. Doelstelling: in 2008 hebben we op basis van relevante praktijkvoorbeelden een goede definiëring van hoe zo'n opleidingsschool er precies uitziet (van de minimale t/m de maximale variant) én weten we onder welke randvoorwaarden deze opleidingsscholen een succes kunnen zijn en de kwaliteit van het opleiden in de school duurzaam geborgd is.

• Kwalificatiestructuur: in 2005 is een Landelijk Platform voor de beroepen in het onderwijs ingericht. Hierin treffen deskundigen van instellingen uit de po-, vo- en bve-sector elkaar. Het Landelijk Platform voert de dialoog over de gewenste en door Commissies per beroep opgestelde kwalificaties en over de samenhang daarin. Ook voert het Platform gesprekken met deskundigen van organisaties van opleidingen en (verdere) scholing voor onderwijspersoneel over de passende opleiding en scholing bij de bekwaamheden van beroepsbeoefenaren. In 2007 zijn er voor alle onderwijsberoepen door het veld gelegitimeerde en actuele competentieprofielen, die zijn vertaald in bekwaamheidseisen.

• Trajecten eerder verworven competenties: voor opleidingen is het van belang om optimaal vorm en inhoud te geven aan opleidingstrajecten op maat, onder meer in verband met de toenemende variëteit van de instroom in lerarenopleidingen. Het streven is dat in 2007 de opleidingsinstituten en de onderwijsinstellingen beschikken over instrumenten waarmee elke (toekomstige) beroepsbeoefenaar kan aantonen over welke competenties hij/zij beschikt.

• Lerarenopleidingen: OCW, HBO-raad en VSNU hebben op 1 juli 2005 een gezamenlijke beleidsagenda aan de Kamer aangeboden. In deze beleidsagenda zijn afspraken gemaakt over de uitwerking van de twee operationele doelstellingen.

• Kopopleiding hoger beroepsonderwijs: het is wenselijk om studenten met een hbo- of wo-bachelor getuigschrift in een verwant vakgebied in de gelegenheid te stellen een kopopleiding tot leraar te volgen van één jaar, leidend tot een hbo-bachelor getuigschrift.

• Educatieve mastersopleidingen in het hoger onderwijs: de voorstellen van de lerarenopleidingen om te komen tot nieuwe educatieve hbo-masteropleidingen zullen door de NVAO worden getoetst op kwaliteit en, in geval bekostiging wordt verlangd, door OCW. Daarbij zal vooral het criterium relevant zijn, dat de opleiding voorziet in een door de overheid erkende behoefte op terreinen waarvoor de overheid een verantwoordelijkheid op stelselniveau heeft of verantwoordelijk is voor de werkgelegenheid.

Activiteiten

• Opleiden in de school (breedte): in regionaal georganiseerde netwerkbijeenkomsten wisselen de deelnemers ervaringen en goede voorbeelden uit en kunnen ze bij elkaar en bij een deskundige terecht met vragen en praktijkproblemen. Zo worden deelnemende instellingen zo goed mogelijk in staat gesteld om het project op school te laten slagen. Van de besturen die subsidie krijgen, wordt verwacht dat ze hun ervaringen delen met de andere scholen onder hun bestuur en met collega schoolbesturen. Bovendien wordt landelijk bekendheid gegeven aan de ontwikkelingen en ervaringen van besturen en scholen door middel van de website www.ipb-onderwijs.nl, landelijke conferenties in 2005 en 2006, zogenaamde roadshows in drie regio's, etc.

• Opleiden in de school (diepte): OCW start begin 2006 dieptepilots Opleiden in de school. Ook wordt onderzocht welke extra investeringen, zowel in personele als in materiële zin, deze opleidingsscholen moeten doen en hoe financiering vanuit OCW op termijn vorm kan krijgen.

• Kwalificatiestructuur: Het Landelijk Platform onderneemt in 2006 de volgende activiteiten: a. Op basis van ontwikkelingen in het onderwijs vaststellen welke onderwijsberoepen te onderscheiden zijn, welke competentieprofielen daarbij horen, en voor welke onderwijsberoepen of werkzaamheden in regelgeving bekwaamheidseisen zouden moeten worden vastgesteld. b. Door commissies per onderwijsberoep voorstellen laten ontwikkelen voor bekwaamheidseisen per onderwijsberoep op basis van vastgestelde competentieprofielen. c. Uitspraken doen over de vraag:

– of op den duur een afzonderlijk competentieprofiel gewenst is voor de leraar in het vmbo en beroepsonderwijs, en welke bekwaamheidseisen bij dat competentieprofiel zouden moeten worden vastgesteld;

– welke ondersteunende beroepen in het onderwijs moeten worden onderscheiden, welke competentieprofielen daarbij horen, en voor welke van die beroepen of werkzaamheden in regelgeving bekwaamheidseisen zouden moeten worden vastgelegd;

– wat de behoefte is aan educatieve masters in het po, speciaal onderwijs, vo en bve.

• Trajecten eerder verworven competenties (evc) : financiële stimulering en het (doen) inzetten van deskundigen vanuit bijvoorbeeld STOAS en het Kenniscentrum EVC bij de ontwikkeling, het gebruik en de validering van evc door de lerarenopleidingen en de onderwijsinstellingen ten behoeve van nieuw en zittend onderwijspersoneel. Op basis van de inventarisatie (nulmeting) en de activiteiten die in 2005 plaatsvinden, wordt in 2006 ondersteuning geboden bij het in samenhang verder ontwikkelen en valideren van het evc-instrumentarium, het opvullen van de witte vlekken, en het verspreiden van good practises.

• Lerarenopleidingen: in 2006/2007 is er kwaliteitsverbetering gerealiseerd door alle lerarenopleidingen basisonderwijs en vo/bve. Hieronder wordt verstaan dat het ho-niveau van opleidingen en afgestudeerden is geborgd en dat toetsing en examinering meer curriculumonafhankelijk plaats vindt. In 2006/2007 zijn er door lerarenopleidingen in het hbo en in het wo afspraken gemaakt over een aanpassing van de opleidingsinfrastructuur die leiden tot betere afstemming van vraag en aanbod naar kwaliteit en kwantiteit en tot een gezonde bedrijfsvoering door de instellingen.

• Kopopleiding hoger beroepsonderwijs: wettelijke verankering van de kopopleiding. Vooruitlopend hierop wordt de kop-opleiding gerealiseerd door middel van pilots waarbij OCW zorg draagt voor bekostiging en studiefinanciering.

Educatieve masteropleidingen in het hoger onderwijs: het Landelijk Platform is gevraagd uiterlijk in 2006 bij voorrang een uitspraak te doen over de vraag wat de behoefte is aan educatieve hbo-masters in het po, speciaal onderwijs, vo en bve. Hiermee kunnen instellingen die een nieuwe masteropleiding willen opzetten rekening houden.

Doelgroepen

Scholen in het po, vo en bve en (op verzoek van die scholen) lerarenopleidingen en universiteiten.

Prestatie-indicatoren

In 2007 zijn er voor alle onderwijsberoepen door het veld gelegitimeerde en actuele competentieprofielen die zijn vertaald in bekwaamheidseisen.

Verwijzingen beleidsstukken

• Beleidsplan onderwijspersoneel, hoofdstuk 5 (29 200 VIII, nr. 151).

• Voortgangsrapportage Beleidsplan Onderwijspersoneel (27 923, nr. 19).

• Beleidsagenda lerarenopleidingen (27 923, nr. 19).

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Beleidsdoorlichting: 
Voortgangsrapportage beleidsplan onderwijspersoneel 20062006
  
Overige evaluaties: 
Monitoring Full Color 22006
Aandachtsgroepenmonitor2005–2007Jaarlijks
Monitor decentrale budgetten po 20052006
Arbeidsmarktbarometers po, vo en bve2005–2007Jaarlijks
Kengetallen ziekteverzuim2004–20052006
Loopbaanmonitor2005–2007Jaarlijks

Overzicht uitgaven voor beleidsplan onderwijspersoneel (bron: voortgangsrapportage Beleidsplan onderwijspersoneel 2005). Dit geeft inzicht in de uitgaven, maar is geen dekkend overzicht.

Bedragen (x € 1 miljoen)
 20062007
Afstemming in de regio8,60 
De school als professionele arbeidsorganisatie16,0933,50
Kwalificatiestructuur3,005,00
Opleiden in de school19,4817,40
Lerarenopleidingen23,7030,50
Begeleiding nieuwe instroom25,1772,12
Schoolleiders PO11,008,40
Totaal107,00166,90

ARTIKEL 10. INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE

10.1 Algemene beleidsdoelstelling: het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs door de inzet van ict

Omschrijving

Informatie- en communicatietechnologie (ict) kan voor de kwaliteit van het onderwijs een krachtig middel zijn om het nieuwe leren – toegespitst op de individuele capaciteiten en behoeften, plaats- en tijdsonafhankelijk – mogelijk te maken en onderwijsinstellingen in staat te stellen leerlingen en studenten voor te bereiden op de arbeidsmarkt van morgen. Daartoe stimuleert en faciliteert de minister de integratie van ict in het onderwijs.

Bijdrage

OCW geeft onderwijsinstellingen in het primair en voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie de ruimte, ook financieel, om ict in het onderwijs te gebruiken.

Daarbij draagt OCW bij aan de bewustwording van scholen en anderen van de mogelijkheden van ict in het onderwijs.

Tenslotte subsidieert OCW voorzieningen die voor het onderwijs belangrijk zijn om tot een effectieve en efficiënte inzet van ict te komen.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een deugdelijk toegerust stelsel van kwalitatief goed en toegankelijk onderwijs. Ict is daarbij een hulpmiddel.

Succesfactoren

Om ict goed te kunnen integreren, is het van belang dat er door scholen wordt geïnvesteerd, in tijd en geld, in verschillende factoren: infrastructuur, content, deskundigheidsbevordering en visie-ontwikkeling. De belangrijkste aandachtspunten zijn op dit moment de beschikbaarheid van content die aansluit bij behoeften van het onderwijsveld en de vaardigheden van docenten.

Ict wordt steeds meer een middel om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, in plaats van doel op zich. Juist daarom hangt het succes van de integratie van ict nauw samen met bredere ontwikkelingen in het onderwijs.

Effectgegevens

Het onderwijs voldoet beter aan de wensen van de leerling, de docent en de maatschappij. Daartoe wordt onder meer het gebruik van ict in het onderwijs gemeten.

Verwijzingen beleidsstukken

• Leren met ict 2003–2005 (25 733, nr. 95).

• Voortgangsrapportage ict in het onderwijs 2004 (25 733, nr. 106).

10.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 10.1: Budgettaire gevolgen artikel 10 (x € 1000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen51 00851 52733 70730 71829 70930 70930 709
–waarvan garantieverplichtingen0000000
Uitgaven (programma + apparaat)50 92651 52733 70730 71829 70930 70930 709
        
Programma-uitgaven49 03150 16333 70730 71829 70930 70930 709
Juridisch verplicht  25 27521 98121 32321 96921 969
Bestuurlijk gebonden  7 8008 0008 0008 0008 000
Niet juridisch verplicht en niet bestuurlijk gebonden  632737386740740
        
Ict-bijdrage per leerling, inclusief internetvoorziening*       
        
ICT ondersteunings- en stimuleringsfaciliteiten21 42522 15822 04221 98121 32321 96921 969
        
Innovatie en versterking kennisinfrastructuur       
–Innovatie Balkenende II9 9288 0003 000–/––/––/––/–
–Overige innovatieve projecten1 0264 795630736386740740
–Centrale voorzieningen8 2676 7007 8008 0008 0008 0008 000
        
Doorlopende verplichtingen8 3858 510233–/––/––/––/–
        
Apparaatsuitgaven1 8951 36400000
Ontvangsten47 87749 77647 77647 77647 77647 77647 776

* Opgenomen in begrotingen po, vo en bve.

Toelichting

De reeks «doorlopende verplichtingen» betreft de financiering van eerder voorgenomen activiteiten en wordt niet nader toegelicht in de begroting.

In verband met de beëindiging van de directie ICT per 1 september 2005 zijn op dit artikel geen meerjarige apparaatskosten geraamd. De medewerkers belast met de uitvoering maken voortaan deel uit van de directie voortgezet onderwijs. De bijbehorende apparaatskosten worden vanaf 2006 begroot op artikel 3: voortgezet onderwijs.

De ontvangsten betreffen de bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking.

10.3 Operationele doelstellingen

10.3.1 Het bevorderen van het gebruik van ict in het onderwijs

Motivering

Om tot een duurzaam gebruik en integratie van ict in het onderwijs te komen, moeten scholen ruimte krijgen ict in te zetten conform hun specifieke wensen en behoeften.

Daarnaast is er een aantal centrale voorzieningen (zie volgende paragrafen) die de scholen hierbij ondersteunen en stimuleren.

Instrumenten

• Bekostigen van scholen voor ict in reguliere bekostiging.

• Monitoring van ontwikkelingen.

Activiteiten

Om de integratie van ict in het onderwijs te bevorderen, is in de bekostiging van de onderwijsinstellingen een ict vergoeding opgenomen. Met deze vergoeding kunnen scholen computers kopen en/of vervangen, software aanschaffen, voorzien in een internetaansluiting en andere met ict verbonden uitgaven bekostigen. Dit deel van de bekostiging is opgenomen in de begrotingen van de betrokken onderwijsdirecties: het primair en voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Het geven van ruimte aan scholen is de basis van het ict-beleid zoals dat de afgelopen jaren door OCW is gevoerd en dat zeker effect heeft gehad, zoals blijkt uit de Voortgangsrapportage groot project ict in het onderwijs 2004, die in mei 2005 met de Tweede Kamer is besproken (kamerstuk 25 733, nr.106, 23 maart 2005). Deze lijn wordt dan ook gecontinueerd.

De Ict ontwikkelingen in het onderwijs worden ook de komende jaren gevolgd. Bij het vergaren van de gegevens worden zowel Ict op School als de onderwijsinspectie betrokken.

Doelgroepen

Onderwijsinstellingen (managers, docenten) en leerlingen in het PO, VO en Bve sector.

Prestatie-indicatoren

• Een belangrijke voorwaarde voor integratie van ict in het onderwijs is een goede infrastructuur. Dit kan onder andere afgemeten worden aan het aantal computers met een internetaansluiting, de zogenaamde leerling internet ratio, basisonderwijs 11.6, vo 9.3, bve 5.9. Het streven is het huidige niveau te handhaven.

• Streefcijfer 2006: bij een substantieel deel van het onderwijsprogramma wordt gebruik gemaakt van ict. In 2005 wordt voor dit gegeven een nulmeting verricht. Op basis van deze nulmeting zal een concreet streefcijfer voor 2006 worden bepaald.

10.3.2 Het bevorderen van de integratie van ict in het onderwijs door het bieden van ondersteunings- en stimuleringsfaciliteiten

Motivering

Om scholen te ondersteunen bij het integreren van ict in het onderwijs heeft het onderwijsveld in 2001 stichting Kennisnet en stichting Ict op School opgericht. Op basis van een evaluatie is besloten de activiteiten van deze ict-ondersteuningsvoorziening op hoofdlijnen te continueren.

Instrumenten

Op basis van jaarlijkse activiteitenplannen subsidieert OCW de ict ondersteuningsfunctie (stichtingen Kennisnet en Ict op School).

Activiteiten

Stichting Ict op School zet zich in om de positie van scholen in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs te versterken als consument van producten en diensten. Goed geïnformeerde scholen die hun krachten bundelen zijn beter in staat de vraag te formuleren, gerichte keuzes te maken en kennis te delen.

Stichting Kennisnet is de publieke internetdienstverlener voor het onderwijs. Kennisnet ontsluit een kwalitatief hoogwaardig aanbod van relevante content en diensten voor de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en de Bve sector. Kennisnet biedt daarmee een virtuele ruimte om te leren en verleent diensten die leren plaats- en tijdonafhankelijk maken. Kennisnet is de vraagbaak voor het onderwijs wat betreft internet en onderwijs.

Eind 2005 wordt er een strategisch meerjarenplan voor de nieuwe ict-ondersteuningsfunctie ingediend. Hierin wordt de bijgestelde organisatorische vormgeving naar twee takenclusters verduidelijkt. In 2007 zal een herijking plaatsvinden voor de periode na 2008.

Prestatie-indicatoren

Vooruitlopend op de nieuwe situatie, volgen hieronder de doelstellingen die zijn geformuleerd op basis van de huidige situatie (conform begroting OCW 2005).

• Vanaf 2005 worden de effecten van de stichting Ict op School meetbaar en transparant gemaakt door middel van een kwaliteitsindex.

• Voor de stichting Kennisnet zijn doelstellingen afgesproken over het gebruik en de tevredenheid van de portal www.kennisnet.nl.

Verwijzingen beleidsstukken

Brief staatssecretaris «Evaluatie en toekomst ict ondersteuningsfunctie», (25 733, nr. 107).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaarde 1Planning  
    PeriodeStreef- waarde 2Periode
Doelen stichting Ict op School      
Kwaliteitsindex (norm =100)Eerste meting in 2005 10020051002006
Doelen stichting Kennisnet      
Maandelijks gebruik leerlingen van www.kennisnet.nlpo 17 %vo 15 %bve 6 %31-12-2004po 30%vo 20%bve 10%2005po 35%vo 25%bve 14%2006
       
Maandelijks gebruik docenten van www.kennisnet.nlpo 76 %vo 29 %bve 25 %31-12-2004po 85%vo 50%bve27%2005po 90%vo 55%bve29%2006
Oordelen over Kennisnet      
Oordeel managers en ict-coördinatoren over Kennisnetpo: 7.4vo: 7.0bve: 7.031-12-2004po: 7.5vo: 7.2bve: 7.32005po: 7.8vo: 7.4bve: 7.52006
       
Oordeel docenten over Kennisnetpo: 7.2vo: 6.5bve: 7.631-12-2004po: 7.5vo: 6.8bve: 7.62005po: 7.8vo: 7.0bve: 7.82006

Bron: Realisatiegegevens 2004: TNS-NIPO oktober 2004

Kwaliteitsindex Ict op School: deze is gebaseerd op het gewogen gemiddelde van enerzijds bekendheid en anderzijds relevantie van de producten en diensten van Ict op School. Hiertoe wordt bij drie doelgroepen (samenwerkingsverbanden, schoolbesturen, ict-management) en minimaal drie producten of diensten de bekendheid en relevantie gemeten door een jaarlijks TNS-NIPO onderzoek. De index vormt een optelsom van beide gewogen gemiddelden waarbij 100 de norm is voor een voldoende functioneren. Naast de indexwaarde zal ook een toelichting worden gegeven op de verhoudingscijfers tussen bekendheid en relevantie.

10.3.3 Het benutten van ict bij innovatie en versterking van de kennisinfrastructuur

Motivering

Naast het ruimte geven aan scholen en het in stand houden van de beschikbare ict-voorzieningen is er een aantal aanvullende innovatietrajecten geïnitieerd om de mogelijkheden van ict bij het vormgeven van innovatie verder te kunnen benutten. Deze activiteiten zijn onder andere bekostigd vanuit (deels tijdelijk beschikbare) innovatiemiddelen Balkenende II.

Instrumenten

• Subsidieverlening aan innovatieve projecten Educatieve Contentketen en Kennisrotonde, vooralsnog tot en met 2006 aangezien het een tijdelijke impuls vanuit de enveloppe betreft. Daarna zal worden bezien op welke wijze aan ict gerelateerde innovaties verder vorm kunnen krijgen.

• Subsidiëring van centrale internetvoorzieningen.

Activiteiten

• Stichting Kennisnet voert het project de versterking van «educatieve contentketen» uit. Het doel van dit programma is om het gebruik van webbased lesmateriaal tot een succes te maken. Het is een gezamenlijk initiatief van onderwijsinstellingen, onderwijsorganisaties, (branche)-uitgevers, softwareleveranciers en Kennisnet. Aspecten hierbij zijn standaardisering van afspraken over contentuitwisseling en het transparant maken van beschikbare content zodat aanbod en vraag elkaar beter kunnen vinden. Het project Kennisrotonde wordt uitgevoerd door stichting Ict op School en ondersteunt scholen bij het leggen van verbindingen tussen hun onderwijskundige ambities en de mogelijkheden van ict op het gebied van innovatie.

• Stichting Kennisnet beheert het Platform voor Content en Diensten (PCD) waarmee educatieve content goed en snel beschikbaar is voor scholen. Samen met SURFnet worden innovatieve voorzieningen gerealiseerd binnen het Innovatieprogramma PCD, waarvan het deelproject Samen Snel op Glas de beschikbaarheid van glasvezel in het onderwijs stimuleert. Stichting Ict op School onderhoudt de ISPwijzer, een onafhankelijke voorziening die scholen ondersteunt bij het maken van keuzes over de inrichting van hun internetvoorziening en het beheer hiervan.

Doelgroepen

Onderwijsinstellingen (managers. ict-coördinatoren, docenten) in het po, vo en bve.

Prestatie-indicatoren

a. De Kennisrotonde bevindt zich in de startfase. Op basis van de resultaten in 2005 zullen streefcijfers 2006 worden bepaald. Streefcijfers voor 2005:

– bekendheid scholen met de Kennisrotonde 30%;

– gebruik scholen van Kennisrotonde 10%..

b. De Educatieve contentketen is in 2004 opgestart en heeft belangrijke resultaten laten zien. Op basis van de resultaten in 2005 zullen streefcijfers 2006 worden bepaald. Streefcijfers voor 2005:

– 1 metadata afspraak voor de sectoren PO, VO en Bve en minimaal 2 andere afspraken in het onderwijsveld over specificaties voor contentuitwisseling;

– 4 proof-of-concept projecten uitgevoerd in de Bve sector (inclusief 1 «groen project» in samenwerking met LNV) en minimaal 4 proof-of-concept projecten opgestart in het vo;

– Een regeling voor stimulering van contentontwikkeling voor de sectoren po, vo en bve.

c. Centrale voorzieningen: streefcijfers voor 2006:

– 80% van de school kent of heeft gehoord van één of meer producten/diensten van ISPwijzer;

– 50% van de scholen heeft bij het kiezen en kopen van internetvoorzieningen gebruik gemaakt van één of meer producten/diensten van ISPwijzer.

Streefcijfers voor 2006 voor het traject «Samen snel op glas»:

– via 7 projecten circa 600 schoollocaties aansluiten op glasvezelnetwerken.

ARTIKEL 11. STUDIEFINANCIERING

11.1 Algemene beleidsdoelstelling: waarborgen financiële toegankelijkheid van het onderwijs

Omschrijving

Een duurzame groei van de Nederlandse (kennis)economie bevorderen en een bijdrage leveren aan de maatschappelijke participatie van burgers. Onderwijs levert hier een belangrijke bijdrage aan.

Bijdrage

OCW waarborgt de toegankelijkheid van en de deelname aan het onderwijs door de financiële belemmeringen van deelname weg te nemen voor de volgende doelgroepen:

• Deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg;

• Studenten in het hoger beroepsonderwijs en

• Studenten in het wetenschappelijk onderwijs.

De overheid zet haar middelen voor studiefinanciering zo in, dat het onderwijs voor iedereen toegankelijk is, ook voor mensen met een lager inkomen. Van de ouders wordt verwacht dat zij, wanneer mogelijk, bijdragen in de financiering van de studie van hun kinderen. Het stelsel van studiefinanciering is mede op deze veronderstelling gebaseerd. Hiervoor zijn richtbedragen opgesteld door de overheid, maar de hoogte van de bijdrage is een zaak tussen ouders en kinderen. Tenslotte is er de student zelf. Omdat de studie ook een investering in de eigen toekomst is, is het redelijk dat ook de student een bijdrage levert.

Verantwoordelijkheid

De minister is direct verantwoordelijk voor het ontwikkelen en onderhouden van het bestel door het scheppen van kaders voor toegankelijkheid en doelmatigheid. Dit betekent sturing en toezicht op hoofdlijnen gericht op het ontwikkelen van instrumenten, het meten van resultaat en het afleggen van rekenschap.

Succesfactoren

De bekendheid en het gebruik van de regeling.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat iedere in Nederland woonachtige student deel kan nemen aan het onderwijs, dat aansluit op talent en belangstelling.

Verwijzingen beleidsstukken

• Wet studiefinanciering 2000.

• Kerncijfers OCW 2000–2004 (ocw 0500511).

• Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr. 1).

11.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 11.1: Budgettaire gevolgen artikel 11 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen:2 675 3022 871 9993 085 0553 165 7053 269 1943 371 7553 464 532
–Waarvan garantieverplichtingen0000000
Totale uitgaven (programma + apparaat)2 675 3022 871 9993 085 0553 165 7053 269 1943 371 7553 464 532
        
Programma-uitgaven2 673 9442 870 7183 083 8963 164 6173 268 1143 370 6753 463 397
Juridisch verplicht2 673 9442 870 7183 083 8963 164 6173 268 1143 370 6753 463 397
Algemene toegankelijkheid       
–Basisbeurs759 405813 594870 188902 020934 329964 527989 968
–Reisvoorziening537 353572 185620 853632 304658 864686 277711 803
Toegankelijkheid bij minder draagkrachtige ouders       
–Aanvullende beurs490 627541 766620 615625 388639 967654 292667 724
Flexibiliteit financiering studerende       
–Bijverdiengrens in regelgeving0000000
–Leenfaciliteit726 146846 700872 600903 000930 300957 800983 400
Studenten in staat stellen meer tijd in de eigen studie te investeren0PMPMPMPMPMPM
Stimuleren internationale studentenmobiliteit0000000
Overige uitgaven SF86 29633 40433 73336 33338 53340 73342 633
        
        
Programma-uitgaven overig       
IB-Groep74 11763 06965 90765 57266 12167 04667 869
Totaal programma-uitgaven studiefinanciering2 673 9442 870 7183 083 8963 164 6173 268 1143 370 6753 463 397
–waarvan relevant1 609 1931 676 4181 530 6961 489 5171 587 6141 852 0752 034 697
–waarvan niet-relevant1 064 7511 194 3001 553 2001 675 1001 680 5001 518 6001 428 700
Apparaatsuitgaven1 3581 2811 1591 0881 0801 0801 135
Ontvangsten       
–Flexibiliteit financiering studerende264 047297 485313 600336 800364 700395 600428 200
–Overige ontvangsten108 81684 31550 20048 20047 90047 30046 700
Totaal ontvangsten studiefinanciering372 863381 800363 800385 000412 600442 900474 900
–waarvan relevant256 910246 100206 100206 000213 000223 400236 200
–waarvan niet-relevant115 953135 700157 700179 000199 600219 500238 700

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de rentedragende leningen en de uitgaven voor de prestatiebeurs (zolang deze nog niet zijn omgezet in een definitieve gift). De niet-relevante ontvangsten betreffen de aflossingen op de rentedragende leningen. Een nadere specificatie van de raming van de uitgaven per instrument is opgenomen in paragraaf 11.3 (operationele doelstellingen).

11.3 Operationele doelstellingen (stelsel)

11.3.1 Waarborgen algemene financiële toegankelijkheid onderwijs

Motivering

Studerenden in het ho en de bol financieel in staat te stellen onderwijs te volgen.

Instrumenten

• Basisbeurs.

• Reisvoorziening in de vorm van een ov-kaart.

Activiteiten

• Leveren van een bijdrage aan het normbudget van studerenden in de vorm van een basisbeurs en een reisvoorziening.

• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij de doelgroep (via de IB-Groep).

Doelgroepen

• Deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg.

• Studenten in het hoger beroepsonderwijs.

• Studenten in het wetenschappelijk onderwijs.

Prestatie-indicatoren

• Het aantal studerenden met een basisbeurs en/of

• Het aantal studerenden met een reisvoorziening.

Deze prestatie-indicatoren geven een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 11.5 zijn deze prestatie-indicatoren gepresenteerd. De realisatiegegevens over 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De gegevens voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen geraamde aantallen.

Tot op heden heeft het beleidsonderzoek zich gericht op de mensen die deelnemen aan het onderwijs. Hieraan ligt ten grondslag dat wordt verondersteld dat de studiefinanciering grote bekendheid geniet en de financiële toegankelijkheid van het onderwijs dankzij deze studiefinancieringvoorziening goed is. Om deze veronderstelling te valideren zal ook onderzoek worden verricht naar de groep die niet deelneemt aan het onderwijs, en naar de groep die wel deelneemt aan het onderwijs maar geen studiefinanciering ontvangt terwijl zij daar wel recht op hebben. Het onderzoek zal erop gericht zijn om te achterhalen wat de redenen zijn dat deze jongeren niet aan het onderwijs deelnemen of geen gebruik maken van studiefinanciering. Op grond van dit onderzoek zal worden bezien of het formuleren van een basiswaarde en een streefwaarde op het onderdeel «niet-gebruik» zinvol en relevant is.

Verwijzingen beleidsstukken

Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr. 1).

De huidige wet is in 2000 ingevoerd. Dit betekent dat er uiterlijk in 2005 een complete evaluatie van de wet dient te worden uitgevoerd. De meeste aspecten van de wet zijn in de afgelopen jaren al geëvalueerd door middel van de studentenmonitor hoger onderwijs, de bve-deelnemersmonitor of specifiek onderzoek op deelaspecten. Daarnaast heeft de Commissie uitgangspunten nieuw studiefinancieringsstelsel in 2003 het huidige stelsel voor hoger onderwijs langs een meetlat van ontwikkelingen en randvoorwaarden gelegd. Een aspect dat nog niet is onderzocht in de afgelopen jaren, is in welke mate de studiefinanciering nu werkelijk de toegankelijkheid waarborgt. Ook zal het gebruik van de ov-kaart geëvalueerd worden.

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Het niet-gebruik studiefinanciering en de algehele toegankelijkheidMedio 2006
Het gebruik van het openbaar vervoer door studenten met een ov-kaart.2006
Studentenmonitor hoger onderwijs (2004)2005
Deelnemersmonitorbve (bol-deelnemers)Najaar 2006

Raming uitgaven basisbeurs

De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. De normbedragen voor de basisbeurs worden jaarlijks geïndexeerd.

Tabel: 11.2: Normbedragen basisbeurs per maand in euro's*
 hobol
Thuiswonend75,7057,05
Uitwonend233,08214,42

* Peildatum 1 januari 2005

Naast de prijscomponent is het verloop van de uitgaven voor een zeer groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden. De verwachte ontwikkeling van het aantal studerenden met studiefinanciering is opgenomen bij de prestatiegegevens.

Tabel 11.3: Uitgaven basisbeurs (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
bol-beurs215,6203,9145,198,070,161,561,4
prestatiebeursho*543,8579,2626,9653,9680,5704,1720,3
prestatiebeursbol30,598,2150,1183,7198,9208,3
Totaal basisbeurs759,4813,6870,2902,0934,3964,5990,0
–waarvan relevant631,0666,3569,2561,7610,6718,2789,9
–waarvan niet-relevant128,4147,3301,0340,3323,7246,3200,1

* inclusief de beperkte uitgaven tempobeurs in de jaren 2004 tot en met 2006.

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF

De structurele stijging van de uitgaven houdt voornamelijk verband met de toename van het aantal studerenden. De daling van de relevante uitgaven in 2006 is het gevolg van de afschaffing van de eerstejaarsomzetting en de invoering van de prestatiebeurs bol. Vanaf 2005 komen in de tabel de uitgaven basisbeurs tot uiting zoals die met ingang van het studiejaar 2005–2006 in verband met de prestatiebeurs bol gelden. De toename van de uitgaven prestatiebeurs bol gaat gepaard met een daling van de uitgaven aan de bol-beurs (direct gift).

Raming uitgaven reisvoorziening

Tabel 11.4: Uitgaven reisvoorziening (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
OV-kaart523,5559,5607,8619,2645,7672,9698,8
Reisvoorziening overig13,912,713,113,113,213,413,0
Totaal reisvoorziening537,4572,2620,9632,3658,9686,3711,8
–waarvan relevant360,8410,0359,1361,3390,2474,6532,2
–waarvan niet-relevant176,6162,2261,8271,0268,7211,7179,6

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF

De toelichting op de ontwikkeling van de uitgaven reisvoorziening is vergelijkbaar met die op de uitgaven basisbeurs.

Prestatiegegevens basisbeurs en reisvoorziening (raming)

Tabel 11.5: Totaal aantal studerenden met studiefinanciering
 2004200520062007200820092010
Wo102 037107 500112 700117 700122 500127 300131 900
Hbo212 971222 500231 700240 200247 300254 200260 500
Bol178 927191 300198 700203 400207 600212 400216 000
Totaal studerenden met basisbeurs493 935521 300543 100561 300577 400593 900608 400
        
Wo33 80735 80037 50039 20040 80042 40043 900
Hbo31 80031 00032 30033 50034 40035 40036 300
Totaal alleen ov-kaart en/of lening65 60766 80069 80072 70075 20077 80080 200
Totaal559 542588 100612 900634 000652 600671 700688 600

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep, Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel SF

Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt logischerwijs de ontwikkeling van het aantal studerenden in het ho en de bol in Nederland. Dit laatste aantal ligt uiteraard hoger, omdat niet iedere studerende die is ingeschreven en onderwijs volgt ook daadwerkelijk aanspraak heeft op studiefinanciering. De raming van de studerenden met een basisbeurs ligt ten grondslag aan het niveau van de uitgaven en vertoont een stijging van het aantal studerenden met een basisbeurs in de komende jaren. Daarnaast is er een groep studenten in het ho die geen aanspraak meer kan maken op een basisbeurs (maximale duur is verbruikt), maar nog wel recht heeft op een OV-studentenkaart en een lening.

11.3.2 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor studerenden met minder draagkrachtige ouders

Motivering

Het huidige stelsel van studiefinanciering gaat uit van een gedeelde verantwoordelijkheid. Van de ouders wordt verwacht dat zij, indien zij dat (financieel) kunnen, een bijdrage leveren aan de studie van hun kind. De minister stelt zich ten doel daar waar ouders niet of onvoldoende in staat zijn een bijdrage te leveren aan de studie van hun kind, de eventuele financiële belemmering om te gaan studeren voor een studerende weg te nemen.

Instrumenten

Aanvullende beurs

Activiteiten

• Een aanvullende beurs verstrekken indien de ouders van een studerende minder draagkrachtig zijn.

• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij de doelgroep (via de IB-Groep).

Doelgroepen

Studerenden met recht op studiefinanciering, waarvan de ouders gezamenlijk een belastbaar inkomen hebben dat minder bedraagt dan circa € 30 000.

Prestatie-indicatoren

Het totale aantal studerenden met een aanvullende beurs geeft een indicatie van het gebruik van deze regeling. In tabel 11.8 is de verwachte ontwikkeling voor de jaren 2005 tot en met 2010 opgenomen. De realisatiegegevens over 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep.

Zie verder de toelichting op het onderzoek naar het «niet-gebruik» van studiefinanciering bij de operationele doelstelling 11.3.1.

Verwijzingen beleidsstukken

Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr. 1).

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
De rol van ouders. Hiermee wordt in kaart gebracht wat de feitelijke financiële bijdrage van ouders is. Anderzijds wordt in het onderzoek extra aandacht besteed aan de invloed die ouders hebben op het leengedrag van hun studerende kinderen.Nog nader te bepalen.

Raming uitgaven aanvullende beurs

De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd en wordt verstrekt bovenop de basisbeurs. Deze is naast het inkomen van de ouders en het aantal schoolgaande kinderen in het gezin ook afhankelijk van de woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) en tot en met 2005 van de ziektekostenverzekering van een studerende (ziekenfonds of particulier). De normbedragen worden jaarlijks geïndexeerd.

Tabel 11.6: Normbedragen maximale aanvullende beurs per maand in euro's*
 particulierho ziekenfondsparticulierbolziekenfonds
Thuiswonend221,37183,88305,74268,25
Uitwonend239,76202,27324,14286,65

* Peildatum 1 januari 2005

In tabel 11.7 worden de geraamde uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. Naast de prijscomponent is het verloop van deze uitgaven voor een zeer groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders. Naast de deelname aan het onderwijs spelen hierbij exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.

Tabel 11.7: Uitgaven aanvullende beurs (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
Bol-beurs287,6283,1222,9147,2104,690,990,4
Prestatiebeurs ho *203,0216,4253,7260,5270,0277,8282,4
Prestatiebeurs bol42,3144,0217,7265,4285,6294,9
Totaal aanvullende beurs490,6541,8620,6625,4640,0654,3667,7
Waarvan relevant456,9503,6502,8464,6482,2551,5602,0
Waarvan niet-relevant33,738,2117,8160,8157,8102,865,7

* Inclusief de beperkte uitgaven tempobeurs in de jaren 2004 tot en met 2006

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF

Met ingang van 2006 wordt het nieuwe zorgstelsel ingevoerd. Met de introductie van een nieuw stelsel van zorgverzekeringen ontstaan ook inkomenseffecten voor studerenden. Deze worden grotendeels gecompenseerd via de zorgtoeslag, waar studenten ook recht op hebben. Om tot een zo evenwichtig mogelijke verdeling van de inkomenseffecten te komen zijn vanaf 2006 extra middelen aangetrokken voor compensatie in de studiefinanciering (€ 33 miljoen per jaar in de structurele situatie). Studenten met een aanvullende beurs raken de huidige tegemoetkoming in de ziektekosten kwijt, die nu nog in de aanvullende beurs is opgenomen voor particulier verzekerden. Daarvoor in de plaats wordt de aanvullende beurs voor alle studenten met een aanvullende beurs verhoogd. De beschikbare middelen voor de compensatie zijn in bovenstaande tabel toegerekend aan de verschillende groepen bol-beurs, prestatiebeurs ho en prestatiebeurs bol. Vanaf 2005 komen in de tabel ook de uitgaven aanvullende beurs tot uiting, zoals die met ingang van het studiejaar 2005–2006 in verband met de prestatiebeurs bol gelden. De toename van de uitgaven prestatiebeurs bol gaat gepaard met een daling van de uitgaven aan de bol-beurs (direct gift).

Prestatiegegevens aanvullende beurs (raming)

Tabel 11.8: Totaal aantal studerenden met een aanvullende beurs
 2004200520062007200820092010
Wo24 07125 00026 20027 30028 40029 50030 600
Hbo73 09176 10079 20082 20084 60086 90089 100
Bol93 112102 800106 800109 300111 600114 200116 100
Totaal190 274203 900212 200218 800224 600230 600235 800

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel SF

11.3.3 Waarborgen flexibiliteit in wijze van financiering door studerende

Motivering

In het stelsel van studiefinanciering is verondersteld dat studerenden ook zelf een bijdrage leveren aan de financiering van het normbudget. De minister stelt zich ten doel studerenden in staat te stellen op een flexibele wijze invulling te kunnen geven aan deze veronderstelde bijdrage.

Instrumenten

• Bijverdiengrens in regelgeving.

• Leenfaciliteit.

Activiteiten

• Studerenden de mogelijkheid geven hun eigen bijdrage aan de studiefinanciering met werken te verdienen. De WSF staat toe dat studerenden tot circa € 10 500 per jaar mogen bijverdienen (peildatum 2005) zonder dat dit consequenties heeft voor hun aanspraak op studiefinanciering. De hoogte van de bijverdiengrens wordt jaarlijks geïndexeerd.

• Studerenden de mogelijkheid geven om hun eigen bijdrage te kunnen lenen bij de overheid.

• Het bestaan van de regelingen onder de aandacht brengen bij de doelgroep (via de IB-Groep).

Doelgroepen

Studerenden met een toekenning studiefinanciering

Prestatie-indicatoren

• Het percentage studerenden dat werkt naast de studie.

Bron: studentenmonitor 2003, tabel 10.6.

• Het aantal studerenden dat gebruik maakt van de leenfaciliteit

Bron: IB-Groep.

• Bedrag aan uitstaande leningen.

Bron: IB-Groep.

Deze prestatie-indicatoren geven een indicatie van het gebruik van de betreffende regelingen. Zie hiervoor ook de begroting 2005, paragraaf 11.2.3 (29 800 VIII, nr.1) en het jaarverslag 2004, paragraaf 11.3.3 (30 100 VIII, nr.1). Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het niet het streven van de overheid is dat zoveel mogelijk studenten een zo hoog mogelijk bedrag lenen. De overheid wil door het leenstelsel studenten een reëel alternatief bieden voor betaalde arbeid.

Verwijzingen beleidsstukken

• Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr.1).

• Studentenmonitor 2003, ITS 2004 (29 800 VIII, nr. 107).

Raming uitgaven en ontvangsten leenfaciliteit

In de eerste jaren van de studie (gedurende de nominale studieduur) is het maximum bedrag dat een student kan lenen gelijk aan het verschil tussen het normbudget en de optelsom van de basisbeurs en de aanvullende beurs. De maximale lening in de 36 maanden na de nominale duur van de studie bedraagt € 787 per maand (peildatum 1 januari 2005).

De uitgaven voor de leningen zijn niet-relevante uitgaven. Voorts is het rentepercentage op de leningen gelijk aan de rente op staatsleningen. De maximale terugbetalingstermijn is thans 15 jaar. Gedurende deze periode geldt er een draagkrachtregeling. Kosten die kunnen optreden zijn die van eventuele kwijtschelding van schulden na afloop van de aflosfase.

Tabel 11.9: Niet-relevante uitgaven rentedragende lening (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
Rentedragende lening726,1846,7872,6903,0930,3957,8983,4

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF

Met deze leningen gaan tevens ontvangsten gepaard, zoals rente en aflossingen. Daarnaast zijn er ook nog ontvangsten die betrekking hebben op leenfaciliteiten uit eerdere jaren die thans niet meer verstrekt worden. Deze ontvangsten zijn aflopend.

Tabel 11.10: Ontvangsten leenfaciliteit (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
Renteloze voorschotten(verstrekt t/m 1986)11,48,66,44,83,72,82,1
Rentedragende lening252,7288,9307,2332,0361,0392,8426,1
Totaal264,1297,5313,6336,8364,7395,6428,2
Waarvan relevant148,1161,8155,9157,8165,1176,1189,5
Waarvan niet-relevant116,0135,7157,7179,0199,6219,5238,7

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel SF

11.3.4 Studenten in staat stellen meer tijd in de eigen studie te investeren

Motivering

Het stelsel studiefinanciering wordt herzien om studenten in staat te stellen:

• sneller en kwalitatief beter af te studeren doordat zij minder hoeven bij te verdienen en dus meer tijd aan de studie kunnen besteden en;

• zelf meer te kunnen investeren in de eigen studie wanneer zij uit hun leer-rechten lopen.

Dit gebeurt in samenhang met de invoering van leerrechten in het hoger onderwijs.

Instrumenten

• Collegegeldkrediet.

• Inkomensafhankelijk terugbetalen van de lening.

• 5 aflossingsvrije jaren die vrij inzetbaar zijn.

Activiteiten

• Wijzigen van de Wet studiefinanciering 2000.

• Verstrekken van voorlichting aan studenten.

Doelgroepen

Studenten hoger onderwijs.

Prestatie-indicatoren

• De snelheid waarmee studenten afstuderen.

• Het aantal uren dat een student gemiddeld per week besteedt aan de studie.

• Het aantal uren dat een student gemiddeld per week besteedt aan werk.

Deze indicatoren zullen nader worden gedefinieerd, waarna de uitwerking daarvan zal worden opgenomen in de begroting 2007.

Twee indicatoren die daarnaast een beeld geven van het gebruik van de regeling zijn:

• Het leenvolume collegegeldkrediet (aantal studenten en bedragen) Bron: IB-Groep.

• Het totale leenvolume SF (aantal studenten en bedragen)

Bron: IB-Groep.

Basiswaarden

Voor het leenvolume worden geen basiswaarden en geen streefwaarden vastgesteld. Het is niet het streven van de overheid dat zoveel mogelijk studenten een zo hoog mogelijk bedrag lenen. De overheid wil door het leenstelsel studenten een reëel alternatief bieden voor betaalde arbeid.

Voor de overige indicatoren zullen basiswaarden worden geformuleerd, nadat de definities hiervoor zijn vastgesteld. De uitwerking zal worden opgenomen in de begroting 2007.

Streefwaarden

Zie de toelichting bij de basiswaarden.

Planning

Het wetsvoorstel wordt eind 2005 aan de Kamer aangeboden. Het stelsel wordt per september 2007 ingevoerd. In 2005 wordt in afstemming met de betrokken partijen een communicatieplan opgesteld. Vanaf 2006 tot september 2007 zal de feitelijke voorlichting plaatsvinden.

Verwijzingen beleidsstukken

• Beleidsbrief «Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit: financiering in het hoger onderwijs» (29 853, nr. 1).

• Brief «Vernieuwing financiering in het hoger onderwijs» (Kamerstuk 29 853, nr. 11).

• Vernieuwing financiering in het hoger onderwijs; Lijst van vragen en antwoorden (29 853, nr. 14).

• Verslag algemeen overleg 27 april 2005 «Vernieuwing financiering in het hoger onderwijs» (29 853. nr. 17).

11.3.5 Stimuleren van internationale studentenmobiliteit

A. Afspraken in EU-verband over verantwoorde uitbreiding van meeneembaarheid studiefinanciering (beheersbaar, doelmatig en controleerbaar)

B. Terughoudend implementeren aanspraak EU-studenten in Nederland

Motivering

A. Internationale studentenmobiliteit stimuleren om studenten in staat te stellen een volledige opleiding in het buitenland te volgen met studiefinanciering. Dat kan nu in een beperkt aantal gevallen. Een uitbreiding is gewenst door internationale afspraken en de behoefte van studenten. Gelet op het mogelijke oneigenlijk gebruik – studenten met de nationaliteit van een ander EU-land die met Nederlandse studiefinanciering in een ander EU-land gaat studeren – moet de uitbreiding gepaard gaan met voldoende beheersmaatregelen. Deze mogen echter niet conflicteren met Europees recht.

B. Europees recht geeft EU-burgers in Nederland bepaalde rechten. Om voorrang te geven aan meeneembare studiefinanciering worden de aanspraken van EU-burgers op studiefinanciering terughoudend geïmplementeerd.

Instrumenten

Wijziging wetgeving (WSF 2000).

A. Uitbreiden aanspraak op meeneembare studiefinanciering onder met EU-land(en) afgesproken voorwaarden.

B. Implementeren van richtlijn 2004/38/EG (vrij verkeer). Benutten van de mogelijkheid richtlijn studenten uit andere EU-landen (die niet behoren tot de kring van economische actieven) pas dan studiefinanciering voor levensonderhoud te verstrekken wanneer zij het duurzame verblijfsrecht hebben verworven.

Activiteiten

A. Afspraken in EU-verband over verantwoorde uitbreiding van meeneembaarheid studiefinanciering (beheersbaar, doelmatig en controleerbaar). Verkenning van noodzaak en mogelijkheid van bi- en multilaterale afspraken.

B. Wetstraject doorlopen.

Doelgroepen

Studenten in het hoger onderwijs die een opleiding in het buitenland willen volgen (studenten in het mbo kregen per 1 augustus 2005 een eerste mogelijkheid om studiefinanciering mee te nemen naar het buitenland).

Prestatie-indicatoren

A. Voortgang EU-afspraken.

B. Realisatie wetswijziging.

Zie verder de planning.

Planning

A. Resultaten verkenning en voortgang EU-afspraken aan de Tweede Kamer voorleggen in de tweede helft van 2005.

B. Eerste helft 2006 voor wijziging WSF 2000.

ARTIKEL 12. TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

12.1 Algemene beleidsdoelstelling: waarborgen financiële toegankelijkheid van het onderwijs

Omschrijving

Een duurzame groei van de Nederlandse (kennis)economie bevorderen en een bijdrage leveren aan de maatschappelijke participatie van burgers. Onderwijs levert hier een belangrijke bijdrage aan.

Bijdrage

OCW waarborgt de toegankelijkheid van het onderwijs door de financiële belemmeringen voor deelname weg te nemen voor de volgende doelgroepen:

• Scholieren in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg tot 18 jaar (TS17-);

• Scholieren in het voortgezet onderwijs van 18 jaar en ouder (VO18+);

• (Deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (TS 18+, vavo) en

• Studenten aan de lerarenopleiding die geen recht (meer) hebben op studiefinanciering op grond van de WSF2000 (TS 18+, tlo).

Verantwoordelijkheid

De toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland is de directe verantwoordelijkheid van de overheid. Ouders zijn er verantwoordelijk voor dat hun kind onderwijs volgt. Daar waar ouders gezien hun inkomen niet draagkrachtig genoeg zijn om de kosten van hun schoolgaande (minderjarige) kinderen alleen te dragen, voorziet de overheid in een (gedeeltelijke) tegemoetkoming. Vanaf 18 jaar ligt de verantwoordelijkheid voor het volgen van onderwijs primair bij de leerling / student zelf. Hij / zij komt daarmee zelf in aanmerking voor een tegemoetkoming.

Succesfactoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van de beheersing van de schoolkosten.

Verwijzingen beleidsstukken

• Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

• Wet houdende wijziging van de Les- en cursusgeldwet alsmede de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met afschaffen lesgeld in het voortgezet onderwijs alsmede voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs.

• Kerncijfers OCW 2000–2004 (OCW 0500511).

12.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 12.1: budgettaire gevolgen artikel 12 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen398 176303 000311 273313 638313 528311 490309 258
–Waarvan garantieverplichtingen0000000
Uitgaven totaal398 176303 000311 273313 638313 528311 490309 258
        
Programma-uitgaven398 176303 000311 273313 638313 528311 490309 258
Juridisch verplicht398 176303 000311 273313 638313 528311 490309 258
TS 17-314 838213 800219 800221 100219 100214 800212 000
VO 18+55 76256 30058 20059 50061 50063 80064 400
–waarvan niet relevante uitgaven1 0561 1001 2001 2001 2001 3001 300
TS 18+15 87115 90015 90015 90015 90015 90015 900
Beheersing schoolkosten in het vo en de bol Onderdeel van stelselonderhoud   
        
Programma-uitgaven overig       
IB-Groep11 70517 00017 37317 13817 02816 99016 958
Ontvangsten13 17013 20013 20013 20013 20013 20013 200
TS 17-4 7604 8004 8004 8004 8004 8004 800
VO 18+7 7687 8007 8007 8007 8007 8007 800
TS 18+642600600600600600600

Een nadere specificatie van de raming van de uitgaven per instrument is opgenomen in paragraaf 12.3 (operationele doelstellingen).

12.3 Operationele doelstellingen (stelsel)

12.3.1 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor scholieren tot 18 jaar (TS 17-)

Motivering

Scholieren tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg financieel in staat stellen om onderwijs te volgen.

Instrumenten

Een genormeerde inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de schoolkosten en de onderwijsbijdrage.

Met ingang van het schooljaar 2005–2006 is het lesgeld afgeschaft voor leerlingen in het vo en deelnemers in de bol van 16 en 17 jaar (zie hiervoor artikel 13). Omdat het lesgeld is afgeschaft, is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de WTOS niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005. Dit laatste geldt niet voor een beperkte groep leerlingen die niet profiteert van het afschaffen van het lesgeld, maar wel nadeel zou hebben van het afschaffen van de tegemoetkoming in het lesgeld.

Activiteiten

• Verstrekken van een inkomensafhankelijke tegemoetkoming om minder draagkrachtige ouders bij te staan.

• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij ouders en scholieren (via de IB-Groep).

Doelgroepen

• Scholieren in het voorgezet onderwijs tot en met 17 jaar en

• Scholieren in de beroepsopleidende leerweg tot en met 17 jaar waarvan het ouderlijk gezinsinkomen in 2003 maximaal € 28 649,- bedroeg. Boven dit inkomen wordt een glijdende schaal gehanteerd en kunnen ouders in aanmerking komen voor een gedeeltelijke tegemoetkoming.

Prestatie-indicatoren

• Het aantal gebruikers van de regeling TS 17-.

Bron: IB-Groep

• Het percentage gebruikers TS 17- naar onderwijssoort.

Bron: IB-Groep

Deze prestatie-indicatoren geven een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 12.4 is het aantal gebruikers opgenomen voor de jaren 2004 tot en met 2010. De realisatiegegevens 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen ramingen. In tabel 12.5 is het meest recente percentage gebruikers over een volledig schooljaar vermeld (bron IB-Groep).

Tot op heden is geen onderzoek gedaan naar het niet-gebruik van de regeling. Om hier meer zicht op te krijgen wordt onderzoek verricht naar de groep die geen gebruik maakt van de regeling. Het onderzoek wordt vanwege de omvang van de groep beperkt tot TS17- (bijna 90% van de WTOS-ontvangers valt onder TS17-). Op grond van de onderzoeksresultaten zal worden bezien of de formulering van een basiswaarde en een streefwaarde op het onderdeel niet-gebruik zinvol en relevant is.

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Niet-gebruik WTOS17- (als onderdeel van een groter onderzoek naar niet-gebruik van overheidsregelingen)Eind 2005

Raming uitgaven TS 17-

De hoogte van de tegemoetkoming is genormeerd. De normbedragen voor de tegemoetkoming worden jaarlijks geïndexeerd.

Tabel 12.2: Normbedragen WTOS hoofdstuk III (TS17-) in euro's (in schooljaar 2005/2006)
 vo-onderbouwvo-bovenbouwbolvso
Schoolkosten571,03648,08956,70
Onderwijsbijdrage949,00949,00949,00949,00

* Het betreft de normbedragen bij een maximale tegemoetkoming.

NB: de lesgeldvergoeding wordt uitsluitend toegekend aan een beperkte groep leerlingen (zie hiervoor de toelichting bij de instrumenten).

Tabel 12.3 geeft de begrote uitgaven weer.

Tabel 12.3: Uitgaven TS17- naar onderwijssoort (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
vo213,2164,6169,9170,5168,6165,1163,2
bol101,649,249,950,650,549,748,8
Totaal314,8213,8219,8221,1219,1214,8212,0

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel WTOS

De daling van de uitgaven vanaf 2005 is het gevolg van de afschaffing van het lesgeld voor leerlingen in het vo en deelnemers in de bol van 16 en 17 jaar (zie hiervoor artikel 13). Omdat het lesgeld is afgeschaft is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de WTOS niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005. De uitgaven vanaf 2005 hebben vrijwel geheel betrekking op de tegemoetkoming in de schoolkosten.

Prestatiegegevens TS 17- (raming)

Aangezien de tegemoetkoming inkomensafhankelijk is, komen alleen ouders van leerlingen beneden de vastgestelde inkomensgrens in aanmerking voor een tegemoetkoming. Het aantal gebruikers geeft een indicatie van het gebruik van de regeling.

Tabel 12.4: Aantal gebruikers TS17- naar onderwijssoort
 2004200520062007200820092010
vo292 506311 000312 600312 300310 000307 400306 300
bol73 28681 00081 10081 90082 30081 30079 900
Totaal365 792392 000393 700394 200392 300388 700386 200

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel WTOS

Tabel 12.5: Percentage gebruikers TS17- naar onderwijssoort
 2006
vo31,4%
bol43,8%

Percentages voor 2006 zijn gebaseerd op realisatie schooljaar 2003/2004 (bron: IB-Groep)

12.3.2 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor scholieren in het voortgezet onderwijs van 18 jaar en ouder (VO 18+)

Motivering

Scholieren van 18 jaar en ouder in het voortgezet onderwijs financieel in staat stellen hun opleiding in het voortgezet onderwijs af te ronden.

Instrumenten

• Basistoelage (inkomensonafhankelijk) voor de kosten van levensonderhoud.

• Ouderinkomen afhankelijke toelage voor de schoolkosten.

Met ingang van het schooljaar 2005–2006 is het lesgeld afgeschaft voor leerlingen in het vo en deelnemers in de bol van 16 en 17 jaar (zie hiervoor artikel 13). Omdat het lesgeld is afgeschaft, is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de WTOS niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005. Dit laatste geldt niet voor een beperkte groep leerlingen die niet profiteert van het afschaffen van het lesgeld, maar wel nadeel zou hebben van het afschaffen van de tegemoetkoming in het lesgeld.

Activiteiten

• Verstrekken van een basistoelage en een inkomensafhankelijke toelage (bij een gezinsinkomen in 2003 van maximaal € 28 649,–. Daarboven wordt een glijdende schaal gehanteerd).

• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij ouders en scholieren (via de IB-Groep).

Doelgroepen

Scholieren van 18 tot en met 30 jaar in het voortgezet onderwijs.

Prestatie-indicatoren

• Het aantal gebruikers van de regeling VO 18+/

Bron: IB-Groep

• Het percentage gebruikers naar basistoelage en de inkomensafhankelijke toelage.

Bron: IB-Groep

Deze prestatie-indicatoren geven een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 12.8 is het aantal gebruikers opgenomen voor de jaren 2004 tot en met 2010. De realisatiegegevens 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen ramingen. In tabel 12.9 is het meest recente percentage gebruikers vermeld (bron IB-Groep).

Raming uitgaven VO 18+

De toelage voor VO 18+ bestaat uit een basistoelage (tabel 12.6), eventueel aangevuld met de ouderinkomensafhankelijke tegemoetkoming zoals opgenomen in tabel 12.2.

Tabel 12.6 : Basistoelage WTOS hoofdstuk IV (VO18+) in euro's (in schooljaar 2005/2006)
Basistoelage per maandVo/vso
thuiswonenden95,73
uitwonenden223,18

De totale uitgaven zijn begroot in tabel 12.7. Naast de uitgaven die voortvloeien uit de verstrekte tegemoetkoming worden er nog beperkt leningen verstrekt.

Tabel 12.7: Uitgaven VO 18+ (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
Vo/vso (gift)54,755,257,058,360,362,563,1
leningen1,11,11,21,21,21,31,3
Totaal55,856,358,259,561,563,864,4

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel WTOS

De ontwikkeling van de uitgaven wordt enerzijds bepaald door de autonome toename van het aantal leerlingen en anderzijds door de afschaffing van het lesgeld voor leerlingen in het vo met ingang van het schooljaar 2005–2006 (zie hiervoor artikel 13). Omdat het lesgeld is afgeschaft is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de WTOS niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005 (budgettair effect is ongeveer € 4,3 miljoen per jaar). Per saldo nemen de uitgaven aan WTOS – VO 18+ toe in de periode 2004 tot en met 2010.

Prestatiegegevens VO 18+ (raming)

Tabel 12.8: Aantal gebruikers VO 18+ naar onderwijssoort
 2004200520062007200820092010
vso1 7922 0002 1002 2002 2002 2002 200
vo26 88428 50029 30029 80030 80031 80032 000
Totaal28 67630 50031 40032 00033 00034 00034 200

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005 / ramingsmodel WTOS

Bij het percentage gebruikers is een onderscheid gemaakt naar de basistoelage (uitwonend/thuiswonend) en de tegemoetkoming voor lesgeld / schoolkosten (zie tabel 12.9). Er zijn nog geen ervaringsgegevens beschikbaar exclusief de lesgeldbijdrage.

Tabel 12.9: Percentage gebruikers VO 18+ naar onderwijssoort
 thuiswonenduitwonendLesgeld/schoolkosten
vso73,5%26,5%18,0%
vo92,6%7,4%33,4%

Percentages zijn gebaseerd op de realisatie 2004 (bron: IB-Groep)

De basistoelage is een inkomensonafhankelijke toelage waar alle leerlingen in het voortgezet onderwijs van 18 jaar en ouder voor in aanmerking komen. De meeste leerlingen wonen nog bij hun ouders en krijgen dus een basistoelage voor thuiswonenden.

12.3.3 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor (deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (TS 18+ vavo)

Motivering

(Deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) in staat stellen zonder financiële belemmeringen een diploma in het voortgezet onderwijs te behalen.

Instrumenten

Een inkomensafhankelijke tegemoetkoming.

Activiteiten

• Toekenning van een inkomensafhankelijke tegemoetkoming.

• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij de doelgroep.

Deze activiteiten worden uitgevoerd door de IB-Groep.

Doelgroepen

Minder draagkrachtige (deeltijd)studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

Prestatie-indicatoren

Het aantal gebruikers van de regeling TS 18+ vavo.

Deze prestatie-indicator geeft een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 12.12 is het aantal gebruikers opgenomen voor de jaren 2004 tot en met 2010. De realisatiegegevens 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen ramingen.

Raming uitgaven TS 18+ vavo

De tegemoetkoming voor TS 18+ vavo (tabel 12.10) bestaat ook uit de onderdelen schoolkosten en onderwijsbijdrage. Deze tegemoetkoming is afhankelijk van het eigen inkomen en van het aantal lesminuten per week.

Tabel 12.10: Normbedragen WTOS hoofdstuk V, TS18+ vavoin euro's (in schooljaar 2005/2006)
 lesminuten per weekvavo
Schoolkosten270–540 min179,22
 > 540 min266,01
Onderwijsbijdrage270–540 min195,00
 > 540 min293,00

De totale uitgaven zijn begroot in tabel 12.11.

Tabel 12.11: Uitgaven TS 18+ vavo naar onderwijssoort (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
vavo1,51,51,51,51,51,51,5

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel WTOS

Prestatiegegevens TS 18+ vavo (raming)

Tabel 12.12: Aantallen gebruikers TS 18+ vavo
 2004200520062007200820092010
vavo3 3323 3003 3003 3003 3003 3003 300

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel WTOS.

De regeling voor (deeltijd)studenten aan de vavo is een specifieke regeling waarvoor een beperkte groep studenten in aanmerking komt.

12.3.4 Waarborgen toegankelijkheid onderwijs voor studenten aan de lerarenopleiding (TS 18+ tlo)

Motivering

Potentiële studenten aan de lerarenopleiding financieel in staat stellen de overstap naar het onderwijs te maken om zodoende bij te dragen aan de oplossing van het lerarentekort.

Instrumenten

Een inkomensafhankelijke tegemoetkoming. Afhankelijk van het inkomen van de student kan deze in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de studiekosten en/of de onderwijsbijdrage.

Activiteiten

• Verstrekken van een inkomensafhankelijke tegemoetkoming.

• Het bestaan van de regeling onder de aandacht brengen bij de doelgroep.

Deze activiteiten worden uitgevoerd door de IB-Groep.

Doelgroepen

Potentiële studenten aan de lerarenopleiding, die niet in aanmerking komen voor studiefinanciering op grond van de WSF 2000.

Prestatie-indicatoren

Het aantal gebruikers van de regeling TS 18+ tlo.

Deze prestatie-indicator geeft een indicatie van het gebruik van de regeling. In tabel 12.15 is het aantal gebruikers opgenomen voor de jaren 2004 tot en met 2010. De realisatiegegevens 2004 zijn afkomstig van de IB-Groep. De aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 betreffen ramingen.

Raming uitgaven TS 18+ tlo

De tegemoetkoming voor TS18+ tlo (tabel 12.13) bestaat uit de onderdelen schoolkosten en onderwijsbijdrage.

Tabel 12.13: Normbedragen WTOS hoofdstuk V, TS18+tlo in euro's (in schooljaar 2005/2006)
 ho
Schoolkosten621,72
Onderwijsbijdrage567,23

* het betreft de normbedragen tot een belastbaar inkomen van € 28 649,- over het peiljaar 2003

De totale uitgaven zijn begroot in tabel 12.14

Tabel 12.14: Uitgaven TS 18+ tlo (x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
tlo14,414,414,414,414,414,414,4

Bron 2004: realisatiegegevens IB-groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel WTOS.

Prestatiegegevens TS 18+ tlo (raming)

Tabel 12.15: Aantallen gebruikers TS 18+ tlo
 2004200520062007200820092010
tlo13 35513 40013 40013 40013 40013 40013 400

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel WTOS

12.3.5 Beheersing schoolkosten in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg

Motivering

De kosten voor ouders en overheid beheersbaar houden (in relatie tot WTOS).

Instrumenten

• Monitoring.

• Begeleiden van proces van zelfregulering (gedragscode vo, faciliteren van werkconferenties).

Activiteiten

• Stimuleren van zelfregulering en monitoring van de mate waarin zelfregulering van de grond komt.

• Het monitoren van de kwantitatieve ontwikkeling van de schoolkosten in het vo en de bol (2006).

• Wetgeving medezeggenschap.

Doelgroepen

• (Ouders van) leerlingen/deelnemers in het vo en de bol.

• Scholen.

Prestatie-indicatoren

Ten aanzien van de monitor acceptatiegraad gedragscode:

• Het percentage scholen dat de gedragscode over heeft genomen.

Ten aanzien van de monitor ontwikkeling schoolkosten:

• Procentuele ontwikkeling van de schoolkosten ten opzichte van 2003 (zie verwijzingen beleidsstukken).

Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten worden gezamenlijk met onderwijspartijen basis- en streefwaarden geformuleerd ten behoeve van de volgende monitoring van de schoolkosten.

Planning

2005: monitor acceptatiegraad van de gedragscode vo.

2006: monitor ontwikkeling schoolkosten vo en bol.

Verwijzingen beleidsstukken

In 2004 is wat betreft de schoolkostenontwikkeling aan de Tweede Kamer gezonden:

• Beleidsbrief n.a.v. het rapport van Research voor Beleid.

• Beleidsbrief n.a.v. het aanvullende onderzoek van Regioplan.

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Schoolkosten in het vo en de bol van het mbo (Research van Beleid)19 februari 2004
Aanvullend onderzoek naar de stijging van schoolkosten (Regioplan)30 juni 2004
Acceptatiegraad gedragscode voEind 2005
Ontwikkeling van schoolkosten in het vo en de bolEind 2006/ begin 2007
De WTOS. De WTOS dateert van 2001 en zal uiterlijk in 2006 geëvalueerd worden.Medio 2007

Bovengenoemde evaluaties zijn van toepassing op het geheel van de WTOS, en kunnen om deze reden niet specifiek aan één van de geformuleerde operationele doelstellingen worden toegerekend.

ARTIKEL 13. LESGELD

13.1 Algemene beleidsdoelstelling: vragen van een bijdrage in de kosten van het onderwijs

Omschrijving

Een bijdrage vragen op grond van het profijt dat individuele burgers hebben van scholing.

Bijdrage

Met ingang van het schooljaar 2005–2006 vraagt OCW alleen aan de deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn een bijdrage in de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs. Hiermee is met ingang van het schooljaar 2005–2006 de bijdrage afgeschaft voor alle leerlingen in het voltijd vo (vmbo, havo, vwo), het speciaal onderwijs (so) en het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Ook voor de deelnemers in de bol en het vavo die 16 of 17 jaar zijn vervalt de bijdrage.

Met het afschaffen van de bijdrage voor bovengenoemde categorieën wordt een belangrijke uitgavenpost voor gezinnen met kinderen afgeschaft. Voorts loopt Nederland in de pas met andere westerse landen. Het afschaffen van de bijdrage is in lijn met artikel 13 van het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Hierin is afgesproken dat het secundair onderwijs door middel van alle passende maatregelen en in het bijzonder door de geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs algemeen beschikbaar en voor allen toegankelijk dient te worden gemaakt. De maatregel draagt voorts bij aan het kabinetsstreven de administratieve lasten te verminderen. De bijdrage blijft gehandhaafd voor deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn, omdat deze groepen worden geacht zelf in de kosten van de bijdrage te voorzien, al dan niet met behulp van een tegemoetkoming in de bijdrage of door compensatie via de studiefinanciering die voor deze groepen blijft bestaan.

Verantwoordelijkheid

Omdat de maatschappij baat heeft bij geschoolde burgers draagt de overheid een groot deel van de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs. Het individu heeft ook profijt van scholing. Voor de deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn vraagt de overheid daarom een bijdrage in de totale kosten.

Succesfactoren

• De kwaliteit van het onderwijs.

• Flexibele betalingsvormen.

Verwijzingen beleidsstukken

• Les- en cursusgeld wet.

• Wet houdende wijziging van de Les- en cursusgeldwet alsmede de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met afschaffen lesgeld in het voortgezet onderwijs alsmede voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs.

• Kerncijfers OCW 2000–2004 (ocw 0500511).

13.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 13.1: budgettaire gevolgen artikel 13 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen3 5487 0697 2487 2237 2207 2347 244
–waarvan garantieverplichtingen0000000
Totaal uitgaven3 5487 0697 2487 2237 2207 2347 244
IB-Groep3 5487 0697 2487 2237 2207 2347 244
Ontvangsten lesgeld449 549221 700191 800204 800210 800213 700219 300

Een nadere toelichting op de raming van de ontvangsten is opgenomen in paragraaf 13.3 (operationele doelstellingen).

13.3 Operationele doelstelling (stelsel)

13.3.1 Vragen van een bijdrage in de kosten van het onderwijs

Motivering

De individuele burgers hebben ook profijt van scholing.

Instrumenten

Lesgeld.

Activiteiten

Inning van lesgeld.

Doelgroepen

Deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn. Zie hiervoor ook de nadere toelichting in paragraaf 13.1 (algemene beleidsdoelstelling).

Prestatie-indicatoren

Het aantal lesgeldplichtigen.

Deze indicator geeft een indicatie van het bereik van de regeling. In tabel 13.4 zijn de geraamde aantallen voor de jaren 2005 tot en met 2010 opgenomen. Deze aantallen zijn een afgeleide van de demografische ontwikkelingen en de deelname aan het onderwijs. Om deze reden zijn geen basiswaarden en streefwaarden geformuleerd.

Verwijzingen beleidsstukken

• Les- en cursusgeld wet (LCW).

• Wet houdende wijziging van de Les- en cursusgeldwet alsmede de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met afschaffen lesgeld in het voortgezet onderwijs alsmede voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs.

Evaluatie

De Les- en cursusgeld wet (LCW) dateert van 1987 en is herzien in 2001. Bij een evaluatiecyclus van 5 jaar zou de LCW weer in 2006 moeten worden geëvalueerd. Medio 2005 is de Les- en cursusgeldwet echter aanzienlijk gewijzigd. Op grond hiervan zal een nieuwe evaluatieplanning worden opgesteld.

Raming ontvangsten lesgeld

In de Les- en cursusgeld wet is vastgelegd voor wie, wanneer en op welke wijze het lesgeld wordt vastgesteld. De hoogte van dit lesgeld wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene prijsontwikkeling. In onderstaande tabel is de verwachte ontwikkeling van het lesgeld aangegeven.

Tabel 13.2: Lesgeldbedrag (x € 1)
 2004/052005/062006/072007/082008/092009/102010/11
 9369499589689871 0071 027

Vanaf 2006/07: raming

In tabel 13.3 worden de geraamde lesgeldontvangsten gepresenteerd.

Tabel 13.3: Ontvangsten lesgeld (bedragen x € 1 miljoen)
 2004200520062007200820092010
Bol / vo incl. vso449,5221,7191,8204,8210,8213,7219,3

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: ramingsmodel lesgeld.

De daling van de lesgeldontvangsten vanaf 2005 is vrijwel geheel het gevolg van het afschaffen van het lesgeld in het voortgezet onderwijs en voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs. Een nadere toelichting op deze maatregel is opgenomen in paragraaf 13.1 (algemene beleidsdoelstelling). In 2005 heeft de afschaffing van de lesgeldvoorschotten in de bol ook een incidenteel neerwaarts effect. Deze afschaffing heeft naar verwachting een verschuiving van ontvangsten tot gevolg, omdat een aanzienlijk deel van de betreffende groep leerlingen gebruik zal maken van de mogelijkheid van gespreide betaling.

Prestatiegegevens lesgeld (raming)

Tabel 13.4 Aantallen lesgeldplichtigen
 2004200520062007200820092010
Bol / vo incl. vso481 627191 000203 900214 500220 500223 000224 600

Bron 2004: realisatiegegevens IB-Groep. Bron 2005–2010: referentieraming 2005

De aanzienlijke daling van het aantal lesgeldplichtigen vanaf 2005 is eveneens het gevolg van het afschaffen van het lesgeld in het voortgezet onderwijs en voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs.

ARTIKEL 14. CULTUUR

14.1 Algemene beleidsdoelstelling: kwaliteit en diversiteit van cultuuraanbod en publieke belangstelling voor cultuuruitingen

Omschrijving

De culturele factor in de samenleving te behouden en waar nodig te versterken.

Bijdrage

Creëren van randvoorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

• Scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen.

• Bevorderen van de publieke belangstelling voor cultuuruitingen.

Succesfactoren

• Het adequaat functioneren van de verschillende cultuurstelsels.

• Het adequaat functioneren van de instellingen binnen de cultuurstelsels.

• Een succesvolle samenwerking met andere overheden.

• Een succesvolle internationale prestatie van Nederlandse cultuuruitingen en de aanwezigheid van buitenlandse cultuuruitingen in Nederland.

• Professionaliseren van instellingen en fondsen door good governance.

Effectgegevens

• Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat cultuurinstellingen in staat zijn een kwalitatief hoogstaand en divers aanbod te bieden verspreid over het land dat toegang biedt tot een groot verscheiden publiek.

• Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat de gemiddelde tijdsbesteding aan cultuur gelijk blijft of omhoog gaat. Onlangs heeft het SCP hierover het rapport Cultuurminnaars en cultuurmijders geschreven.

• Kwart afname van de administratieve lastendruk voor cultuurinstellingen en -fondsen.

Verwijzingen beleidsstukken

• Beleidsbrief «meer dan de som» (29 314, nr. 1).

• Cultuurnota 2005–2008 (28 989, nr. 10).

• Brief herijking cultuurnotasystematiek, najaar 2005.

• Beoordelingscriteria culturele ondersteuningsstructuur, cultuurnota 2005–2008.

• Uitgangspuntenbrief ondersteuningsstructuur (28 989, nr. 18).

• Brief internationaal cultuurbeleid, (september 2004, 28 989, nr. 11).

• SCP-onderzoek: Cultuurminnaars en Cultuurmijders, 2005.

14.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 14.1: Budgettaire gevolgen artikel 14 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen1 969 990805 910576 743595 692600 439966 849971 548
–waarvan garantieverplichtingen 124 600148 600173 000196 900221 200221 200
Uitgaven (programma + apparaat)804 787885 892770 444795 897801 381803 132807 831
        
Programmauitgaven709 509792 875773 300752 372760 298763 933768 702
Juridisch verplicht0792 875746 935699 052798 900248 187252 257
Bestuurlijk gebonden0026 36553 32061 398515 746516 445
        
Cultuurnota2005–2008430 688426 264427 390421 385421 385421 385421 385
–Cultuurproducerende instellingen0306 569312 778306 772306 772306 772306 772
–Cultuur ondersteunende instellingen035 19735 18035 18035 18035 18035 180
–Fondsen cultuurnota084 49879 43279 43279 43279 43279 432
        
Behoud en beheer cultureel erfgoed150 297281 411167 940174 425172 270174 104175 329
–Subsidies monumentenzorg120 893169 53868 98968 87868 88068 78468 826
–Archieven3 71123 93523 93523 93523 74924 29024 290
–Huisvesting050 39653 76937 62937 62937 62937 629
–Musea (niet cultuurnota)3 5003 5783 70622 43530 49531 88331 883
–Behoud en beheer (overig)19 56523 6644 2414 2491 2181 2182 401
–Verdrag van Malta en subsidies archeologie2 62810 30013 30017 30010 30010 30010 300
        
Bibliotheken29 45926 15028 67540 17439 97341 37941 379
–Subsidies14 86911 42014 63526 73726 73726 73726 737
–Monitoring en evaluatie1 1901 3801 3801 3801 3801 3801 380
–Bestuurlijkoverleg en convenantsafspraken IPO en VNG0000000
–Provinciale vernieuwingsplannen (zie subsidies)0000000
–Uitvoering stelseltaken VOB (zie CuNO)0000000
–RVP blinden en slechtzienden13 40013 35012 66012 05711 85613 26213 262
        
Verbreden inzet cultuur55 10052 66757 09072 19080 19080 91784 617
–Regionale dynamiek30 70030 89530 89530 89530 89530 89530 895
–Cultuur en ruimte2 2932 2932 2932 2932 2932 2934 068
–Cultuur en school14 10014 88816 14825 44833 34833 34833 348
–Cultuur en ict6 5002 8504 85010 15010 25010 75011 450
–Cultuur en economie02341 4341 9341 9341 9341 934
–Internationaal cultuurbeleid (HGIS)1 5071 5071 4701 4701 4701 6971 697
        
Overig6 37036 62830 49231 72331 87631 99033 059
        
RAD37 59514 75514 71314 47514 60414 15914 159
        
Apparaatsuitgaven57 68348 01744 14441 52541 08339 19839 128
–Bestuursdepartement10 5509 1677 8537 6377 0236 8736 873
–Uitvoeringsdiensten47 13338 85036 29133 88834 06032 32532 255
Ontvangsten15 949104 4943 4947 494494494494

14.3 Operationele doelstellingen

14.3.1 Zorg voor een stelsel waarbinnen de instandhouding en ontwikkeling van hoogwaardig en divers cultureel aanbod in Nederland is gewaarborgd

Motivering

Instellingen en fondsen in staat stellen cultuur in Nederland aan te bieden en zo de culturele factor in de maatschappij te versterken.

Instrumenten

• (Cultuurnota)subsidies aan producerende instellingen.

• (Cultuurnota)subsidies aan ondersteunende instellingen.

• (Cultuurnota)subsidies aan cultuurfondsen.

Activiteiten

• Uitvoeren cultuurnota 2005–2008.

– verstrekken van subsidies zodat instellingen doorlopend in staat zijn een hoogwaardig en divers aanbod te verzorgen.

– verstrekken van subsidies voor artistieke activiteiten via cultuurfondsen zodat kunstenaars in staat worden gesteld zich professioneel te ontwikkelen.

• Voorwaarden stellen aan de instellingen in de podiumkunstensector om doelstellingen als publieksbereik en spreiding aantoonbaar te realiseren.

• Evalueren cultuurnota 2001–2004.

• Herijken van de cultuurnotasystematiek(Her)inrichten van de ondersteunende (infra)structuurBevorderen publieksbereik door samenwerking met provincies en gemeenten.

Doelgroepen

Cultuurinstellingen en fondsen.

Prestatie-indicatoren

• Prestaties verschillende cultuursectoren: bijvoorbeeld aantal uitvoeringen podiumkunsten, bezoekcijfers, marktaandeel Nederlandse film en marktaandeel podiumkunsten. Dit geschiedt deels aan de hand van de jaarverslagen van de instellingen. De prestaties moeten ten minste gelijk blijven.

• Periodieke kwalitatieve toetsing door de Raad voor Cultuur.

• Oordeel cultuurinspectie.

Basiswaarden

Aantal uitvoeringen en bezoekers podiumkunsten, basiswaarden opgenomen in Kerncijfers OCW 2000–2004 (pagina 113).

Streefwaarden

Per instelling worden hierover aparte afspraken gemaakt.

Als streefwaarde voor het marktaandeel van de Nederlandse film wordt een percentage van 20% opgenomen.

Planning

Cultuurnotaperiode 2005–2008.

Verwijzingen beleidsstukken

• Cultuurnota 2005–2008 (28 989, nr. 10).

• Brief herijking cultuurnotasystematiek, najaar 2005.

• Beoordelingscriteria culturele ondersteuningsstructuur, cultuurnota 2005–2008.

• Uitgangspuntenbrief ondersteuningsstructuur, cultuurnota 2005–2008 (2899, nr. 18).

• Conventanten met de landsdelen en de grote steden.

• Rapportages cultuurinspectie.

• Filmbrief, najaar 2005.

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
Uitvoeringen Podiumkunsten14 3412003 2005–2008
Aantal bezoekers Podiumkunsten3 808 0002003 2005–2008
Aantal Nederlandse Filmprodukties24200320–252005–2008
Marktaandeel Nederlandse Film13%200320%2005–2008

14.3.2 Zorg voor een stelsel waarbinnen het beheer en behoud van het cultureel erfgoed is gewaarborgd

Motivering

Het cultureel erfgoed behouden, beheren en voor het publiek toegankelijk maken.

Instrumenten

• Selectiebeleid erfgoed (waaronder archiefselectie).

• Museale strategie.

• Wetgeving: monumentenwet.

• Invoering Verdrag van Malta (bescherming archeologisch erfgoed).

• Subsidies monumentenzorg en archeologie.

Activiteiten

• Ontwikkelen van selectiebeleid voor cultureel erfgoed dat moet leiden tot heldere kaders voor selectie en herselectie.

• Versnelde overbrenging en selectie rijksarchieven (project «Wegwerken achterstanden overdracht archieven t/m 1975»); zie artikel 18.

• Ontwikkelen museaal beleid dat moet leiden tot heldere kaders voor musea, zodat zij hun rol in de veranderende samenleving kunnen vervullen.

• Implementeren Besluit rijkssubsidiëring instandhouding van monumenten (BRIM), mede uitgevoerd door het Nationaal Restauratiefonds.

• Adviesplicht opheffen (art 11–16 Monumentenwet).

• Wettelijk verankeren Verdrag van Malta waardoor de bescherming van archeologisch erfgoed is geborgd.

Doelgroepen

• Monumenteneigenaren.

• Burgers.

• (Buitenlandse) toeristen.

• Historische verenigingen.

• Gemeenten, provincies en ministeries.

• Musea, erfgoedinstellingen.

Prestatie-indicatoren

• Aantal rijksmonumenten.

• Aantallen rijksmonumenten met een restauratieachterstand.

• Aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten.

• Aantal archeologische opgravingen.

Basiswaarden

• Aantal rijksmonumenten: 51 000 gebouwen in 2005.

• Aantal rijksmonumenten met een restauratieachterstand: 33%.

• Aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten: 12 949.

• Aantal archeologische opgravingen: 407 opgravingen in 2004.

Streefwaarden

• Aantal rijksmonumenten: afhankelijk van ontwikkeling selectiebeleid.

• Restauratieachterstand monumenten: op 1 januari 2011 mag 10% van het aantal monumenten een restauratieachterstand hebben.

• Aantal «in situ» bewaarde archeologische monumenten: geen streefwaarde, is afhankelijk van wat er in de bodem zit.

• Aantal archeologische opgravingen: geen streefwaarde, afhankelijk van wat er in de bodem zit.

Planning

• Aantal monumenten gerestaureerd: afhankelijk van de budgetten die beschikbaar gemaakt kunnen worden.

• Aantal rijksmonumenten: afhankelijk van selectiebeleid, in 2006 zal er een streefwaarde en planning ontwikkeld worden.

Verwijzingen beleidsstukken

• Wetsvoorstel Malta 2003, (29 259 nr. 1–2).

• Archievenbrief: (29 800 VIII).

• Beleidsbrief «Meer dan de som» (29 314, nr. 1).

• Cultuurnota 2005–2008 (28 989, nr. 10).

• BRIMbrief: DCE/2005/30498.

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
Monumenten met een restauratieachterstand33%1/200510%2010
Aantal Rijksmonumenten51 0002005  
Aantal ín situ'bewaarde archeologische monumenten12 9492005  
Aantal archeologische opgravingen4072004  

Overzicht beleidsonderzoeken

Overige beleidsevaluatiesUitkomsten naar de Tweede Kamer
Onderzoek naar restauratieachterstandmonumenten2006
Actieprogramma Ruimte en Cultuur (via monitor Nota Ruimte)2006
IVS (via monitorGSB)2007

14.3.3 Zorg voor een stelsel waarbinnen de positionering en vernieuwing van openbare bibliotheken en bijzondere bibliotheekvoorzieningen is gewaarborgd

Motivering

Openbare bibliotheken herpositioneren als centrale publieke voorziening in de kennissamenleving; vernieuwen bijzondere bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden.

Instrumenten

• Subsidies:

– instellingssubsidie aan de VOB i.h.k.v. Cultuurnota;

– instellingssubsidies t.b.v. blindenbibliotheken (CBB, FNB, LSB, NLBB) en belangenorganisatie (FSB);

– subsidies t.b.v. herstructurering openbaar bibliotheekwerk, zowel regulier als uit enveloppegelden Balkenende 2.

• Monitoring en evaluatie van processen en instellingen.

• Bestuurlijk overleg en convenantsafspraken met IPO en VNG.

• Provinciale vernieuwingsplannen («marsrouteplannen»).

• Uitvoering stelseltaken door Vereniging van Openbare Bibliotheken.

Activiteiten

Begeleiding van de twee hoofdsporen bibliotheekvernieuwing door Procesbureau en Stuurgroep:

• Inhoudelijke vernieuwing van bibliotheekdiensten (o.a. via ict), c.q. van de culturele, educatieve, sociaal-maatschappelijke en publieksinformatieve kernfunctie.

• Stelselversterking: bestuurlijke schaalvergroting & netwerkvorming, introductie kwaliteitszorg (INK), HRM-beleid, herpositionering ondersteunende instellingen op provinciaal niveau.

• Vernieuwing van de bijzondere bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden, waar mogelijk met aansluiting op het stelsel van openbare bibliotheken. Uitgangspunt wordt het Rijksvoorzieningplan voor de periode 2006–2008.

Doelgroepen

Publiek (algemeen en specifieke doelgroepen zoals allochtonen); scholen en leerlingen; culturele instellingen; instanties op gebied van integratie, welzijn, gezondheidszorg en revitalisering platteland; lokale en provinciale overheden. Blinden en slechtzienden.

Prestatie-indicatoren

Het vernieuwingsproces leent zich minder goed voor kwantificering.

Onderstaande indicatoren beschrijven slechts enkele facetten. Voor een uitgebreide beschrijving van het vernieuwingsproces wordt verwezen naar de monitoringsrapportages van het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing die als bijlagen bij de beleidsbrieven nrs. 4 en 5 aan de Kamer zijn gezonden.

• Aantal basisbibliotheken (indicatie organisatorische schaalvergroting).

• Percentage INK-gecertificeerde bibliotheken.

• Deelname cursussen (aantal cursisten) rond bibliotheekvernieuwing.

• Voor de bijzondere bibliotheekvoorziening geeft het Rijksvoorzieningenplan indicatoren voor de omvang van de productie van aangepaste leesvormen.

Basiswaarden

Deze zijn vastgesteld op nul voor de openbare bibliotheken bij aanvang van de aanvullende convenantsafspraken (2004). Voor de bijzondere bibliotheekvoorziening zijn deze bij aanvang van de huidige planperiode vastgesteld (2002–2004, verlengd naar 2005).

Streefwaarden

Voor openbare bibliotheken; in de convenantsaanvulling (bijlage bij 28 330, nr.8) zijn de streefdoelen voor hoofdonderdelen van het proces concreet omschreven; zie PiBSP-tabel voor indicator streefwaarden. Voor de bijzondere bibliotheekvoorziening wordt verwezen naar het Rijksvoorzieningenplan 2006–2008 (wordt eind 2005 gepubliceerd).

Planning

• Voor openbare bibliotheken; zie afspraken uit de convenantsaanvulling (bijlage bij 28 330, nr. 8).

• Voor bijzondere bibliotheekvoorziening; zie Rijksvoorzieningenplan 2006–2008.

Verwijzingen beleidsstukken

• Aanvulling op koepelconvenant herstructurering openbaar bibliotheekwerk 2004–2007 (bijlage bij 28 330, nr. 8).

• Cultuurnota 2005–2008 (28 989, nr. 10).

• Herstructurering openbaar bibliotheekwerk «Bibliotheken in beweging», 2002 (28 330, nr. 1).

• Herstructurering openbaar bibliotheekwerk; aanvullende beleidsbrief, 2002 (28 330, nr. 2) en brieven over de voortgang hiervan (28 330, nr. 4 en 5).

• Herstructurering openbaar bibliotheekwerk; brief over o.a. voorzieningen voor blinden en slechtzienden, 2004 (28 330, nr. 8).

• Brief over de uitkomsten van het Daisy-project, 2005 (28 330, nr. 12)

• Brief over de blindenbibliotheken, 2005 (28 330, nr. 14).

• Rijksvoorzieningenplan 2006–2008 (wordt eind 2005 gepubliceerd).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
Aantal basisbibliotheken  1542007
Cursusdeelname  1 0702007
Percentage INK-gecertificeerde bibliotheken  40%2007

Overzicht beleidsonderzoeken

Overige beleidsevaluatiesUitkomsten naar de Tweede Kamer
Monitor bibliotheekvernieuwing2005
Rijksvoorzieningenplan 2006–20082005
Evaluatie VOB2006
Onderzoek naar het Daisy-project2005

14.3.4 Verbreden van de inzet van cultuur als stimulerende kracht in wisselwerking met andere beleidsterreinen

Motivering

De culturele factor in de samenleving versterken. Cultuur moet niet benaderd worden als een geïsoleerde sector. Het is vooral een factor die op steeds meer beleidsterreinen betekenis heeft en een belangrijke stimulerende kracht kan zijn. Dat vraagt om initiatief en nieuwe allianties.

Instrumenten

• Voor Regionale dynamiek: Actieplan cultuurbereik, geldstroom beeldende kunst en vormgeving, en cultuurconvenanten.

• Voor Cultuur en ruimte: Actieprogramma ruimte en cultuur, wetgeving, stimuleringsmaatregelen en voorbeeldprojecten.

• Voor Cultuur en school: subsidies, regelingen, vouchers en afspraken met gemeenten en provincies.

• Voor Cultuur en ict: subsidies (aan o.a. Vereniging Digitaal Erfgoed Nederland en Virtueel Platform), programma's (o.a. bibliotheek.nl) stimuleringsmaatregelen (subsidieregeling digitalisering, Nationaal Uitburo), centrale voorzieningen en infrastructuur (o.a. Geheugen van Nederland, Woonomgeving, Collectiewijzer, Kennis Infrastructuur Cultuur Historie).

• Voor Cultuur en economie: wordt in het najaar 2005 in de brief Cultuur en economie aan de Tweede Kamer gemeld.

• Voor Cultuur en diversiteit: subsidies, regelingen, bestuurlijk overleg en afspraken met andere overheden.

• Voor internationaal cultuurbeleid: Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA), HGIS-C (in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken) en subsidies.

Activiteiten

• Om een bloeiend en dynamisch cultureel leven in de steden en regio's te versterken worden de afspraken uit de cultuurconvenanten 2005–2008 uitgevoerd, wordt de nieuwe visie op bestuurlijke samenwerking ontwikkeld en wordt de uitvoering van de prestatieafspraken voor het Actieplan cultuurbereik en de geldstroom beelde kunst en vormgeving gemonitord en geëvalueerd.

• Om in Nederland de ruimtelijke kwaliteit te verhogen, door architectuur en ontwikkelingsgerichte omgang met cultureel erfgoed in stedelijke en landelijke gebieden te bevorderen, wordt in samenwerking met VROM, EZ, BuiZa, Defensie, LNV en EZ het Actieprogramma cultuur en ruimte uitgevoerd, waaronder actie met betrekking tot het Nieuwe Rijksmuseum, beschermde stads- en dorpsgezichten en het activiteitenprogramma Belverdere.

• Om duurzame relaties tussen scholen en culturele instellingen te bevorderen om structurele aandacht voor cultuureducatie binnen het primair en voortgezet onderwijs te garanderen, worden gerichte (project)subsidies beschikbaar gesteld voor onder meer ondersteuning van docenten, pabo's en beroepskunstenaars in de klas (bik), worden middelen beschikbaar gesteld aan scholen in het primair onderwijs gericht op de opname van cultuureducatie in het schoolbeleid, wordt een regeling beschikbaar gesteld voor scholen in het voortgezet onderwijs gericht op de ontwikkeling tot cultuurprofielschool en worden cultuurvouchers beschikbaar gesteld aan alle scholen in het vo.

• Om digitale culturele waardevolle bronnen en informatie toegankelijk te maken in samenhang met digitale innovatie van cultuuruitingen wordt een landelijke digitale infrastructuur voor de cultuursector ontwikkeld en duurzaam belegd, wordt de samenwerking tussen culturele instellingen en bibliotheken gestimuleerd en gefaciliteerd bij digitaal toegankelijk maken van (cultureel) waardevolle bronnen en informatie, wordt het kwaliteitsniveau van digitale toegang verbeterd bij musea en archieven en wordt het gebruik van ict gestimuleerd in de culturele en maatschappelijke non-profit sector.

• Om creatieve bedrijfstakken te versterken en de economische benutting van cultuur te verbeteren worden de mogelijkheden verkend om arrangementen van agentschappen van EZ in te zetten voor de cultuursector (SenterNovem, Syntens, EVD, etc.) en wordt op basis van in 2005 uitgevoerd onderzoeken beleid ontwikkeld en uitgevoerd.

• Om het cultureel bewustzijn in de samenleving te vergroten door een grotere diversiteit van aanbod, personeel en publiek in de cultuurmediasector wordt najaar 2005 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd (waaronder stimuleringsmaatregelen, debat e.d.).

• Om het internationale cultuurbeleid in de sector te verankeren worden in nauw overleg met het BZ internationale taken gepositioneerd bij ondersteunende instellingen, fondsen en SICA.

Doelgroepen

Burgers in het algemeen, culturele instellingen, beroepsverenigingen, brancheorganisatie, lokale en provinciale overheden; particuliere opdrachtgevers; private investeerders, scholen in het po en vo, docenten, schoolleiders en leerlingen, creatieve industrie en het Nederlandse bedrijfsleven.

Prestatie-indicatoren

• Voor Regionale dynamiek: de landelijke outcomedoelstellingen voor het Actieplan cultuurbereik en de geldstroom beeldende kunst en vormgeving zijn door afzonderlijke gemeenten en provincies vertaald naar ouputdoelstellingen en indicatoren. Deze outputdoelstellingen en outputindictoren zullen op basis van een 0-analyse van de plannen van gemeenten en provincies worden geaggregeerd tot een operationalisatie van de centrale outcomedoelstelling.

• Cultuur en ruimte, zie beleidsstukken.

• Cultuur en school: per project worden specifieke afspraken gemaakt bijvoorbeeld over de vergroting van het aantal beroepskunstenaars in de klas, per provincie en gemeente zijn specifieke afspraken gemaakt op basis van het algemeen beleidskader, het aantal deelnemende scholen po, het aantal deelnemende scholen vo en het percentage bestede vouchers.

• Cultuur en ict: kwaliteitsnormering, meer duurzaam toegankelijke digitale collecties, participatie Nationaal Uitburo, gebruik bibliotheek.nl door bibliotheken en andere aangesloten leden.

• Cultuur en economie: in de beleidsbrief cultuur en economie van najaar 2005 zal hier nader op in worden gegaan.

• Cultuur en diversiteit: bestuurders met cultureel diverse achtergrond en interculturele programmering fondsen.

• Internationaal cultuurbeleid: Nederlandse cultuuruitingen in het buitenland, buitenlandse cultuuruitingen in Nederland, professionele bezoekers naar en uit het buitenland (internationaal bezoekersprogramma en internationale co-producties).

Basiswaarden

• Voor Cultuur en diversiteit: hier is als indicator opgenomen het percentage bestuurders met een cultureel diverse achtergrond, basiswaarde komt uit het onderzoek Culturele diversiteit in besturen van culturele instellingen (RISBO, 2004).

• Cultuur en School: aantal deelnemende scholen en percentage bestede vouchers.

• Voor internationaal cultuurbeleid is het aantal uitvoeringen in het buitenland een indicator. De basiswaarde komt uit Kerncijfers (2000–2004, pagina 113).

Streefwaarden

• Cultuur en diversiteit: percentage bestuurders met cultureel diverse achtergrond groeit van 12,5% naar 15%.

• Cultuur en school: aantal deelnemende PO-scholen groeit naar 40%, percentage bestede vouchers groeit van 70% naar 75%.

• Internationaal cultuurbeleid: voor het aantal uitvoeringen in het buitenland is geen streefwaarde opgenomen.

Planning

Zie beleidsstukken. Voor «cultuur en diversiteit» geldt dat over de streefwaarden voor interculturele programmering in het najaar van 2005 individuele afspraken per fonds worden gemaakt.

Verwijzingen beleidsstukken

• Beleidsbrief en uitvoeringsprogramma «meer dan de som» (29 314, nr. 7).

• Contourennota d.d. najaar 2005.

• Beleidskader actieplan cultuurbereik 2005–2008.

• Tweede Kamerbrief Cultuur en ruimte d.d. 15 april 2005 (briefnr. 2005/17 191, ID 1895).

• Beleidskader geldstroom beeldende kunst en vormgeving 2005–2008.

• Algemeen kader cultuurconventanten d.d. 2 juli 2002.

• Voortgang over cultuur en school (29 200 VIII, nr. 143).

• Voortgang over cultuur en school (29 800 VII, nr. 174).

• Brief Cultuur en economie, d.d. najaar 2005.

• Brief «interculturele programmering» (ACB/2004/54 035).

• Brief internationaal cultuurbeleid, (28 989, nr 11).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePlanning
Cultuur en school:    
Aantal deelnemende scholen po10%2004–200540%2006
Aantal deelnemende scholen vo22%2004–2005  
Percentage bestede vouchers70%2003–200475%2005
     
Cultuur en diversiteit:    
Percentage bestuurders met cultureel diverse achtergrond12,5%200415%2006
     
Internationaal Cultuurbeleid    
Aantal Nederlandse cultuuruitingen in het buitenland1 9642003  

ARTIKEL 15. MEDIA

15.1 Algemene beleidsdoelstelling: waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, bestaande uit radio, televisie, kranten en internet, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking

Omschrijving

Media hebben een cruciale rol in het functioneren van de democratie. Dagbladen, opiniebladen en de publieke omroep zijn podia voor maatschappelijk debat. De moderne democratie kan niet functioneren zonder tussenkomst van de media, waarin uiteenlopende standpunten en stromingen een stem krijgen. Via de media kunnen mensen een leven lang leren. Dit aanbod moet onafhankelijk zijn, gevarieerd en van voldoende kwaliteit. En het aanbod moet toegankelijk en betaalbaar zijn.

Bijdrage

• De publieke omroep waarborgt dat een deel van het media-aanbod onafhankelijk van overheid en commercie tot stand komt.

• Het stimuleren van concurrentie op en tussen infrastructuren om de toegankelijkheid van distributiefactoren te waarborgen.

• Het creëren van een pluriform medialandschap door het nemen van maatregelen op het terrein van mediaconcentraties.

Verantwoordelijkheid

• De minister van OCW is verantwoordelijk voor het geheel van het publieke omroepbestel in Nederland.

• De resultaatverantwoordelijkheid voor de landelijke publieke omroep is overgedragen aan de publieke omroep, van de regionale publieke omroep aan de provincies en van de lokale publieke omroep aan de gemeenten.

Succesfactoren

• Een op de publieke functies toegesneden organisatie van de publieke omroep.

• Effectieve samenwerking van zendgemachtigden in een publiek bestel.

• Crossmediale programmering met name gericht op jonge mensen tot 35 jaar.

• Concurrentie tussen distributiekanalen die een breed en betaalbaar aanbod brengen.

Effectgegevens

• Kijkers en luisteraars gebruiken het aanbod van de landelijke publieke omroep voor de functies nieuws, opinievorming en maatschappelijk debat en cultuur, educatie en andere informatie met tenminste de bestaande intensiteit.

• Jongeren en minderheden maken meer gebruik van het publieke media-aanbod.

• De pluriformiteit van het totale media-aanbod blijft in stand.

• Consumenten kunnen kiezen uit een concurrerend digitaal aanbod op verschillende platforms.

Verwijzingen beleidsstukken

• Kabinetsvisie op de toekomst van de publieke omroep na 2008 (29 800 VIII, nr. 234).

• Kabinetsreactie op het advies van de WRR inzake het brede mediabeleid «Focus op functies» (verwacht najaar 2005).

• Mediaconcentraties (29 692, nr. 2); in het najaar van 2005 komt hierop een aanvulling.

15.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 15.1: Budgettaire gevolgen artikel 15 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen1 638 092844 943798 531801 778820 650810 384815 268
–waarvan garantieverplichtingen       
Uitgaven867 462854 321794 984791 707810 450810 384815 268
Juridisch verplicht  794 647791 506810 305810 239815 123
Bestuurlijk gebonden  337201145145145
        
Gevarieerd media-aanbod       
–Mediawet876 677850 018790 944787 803806 602806 536811 420
Evenwichtige representatie       
–Bekostiging MTNL en FunX3 5183 7563 7033 7033 7033 7033 703
Pluriformiteit pers       
–Subsidies persorganen (via Bedrijfsfonds voor de Pers)0000000
Electronische infrastructuur       
–Uitrollen technische voorzieningen639547337201145145145
Ontvangsten259 312319 890264 781256 781271 099266 099266 099

15.3 Operationele doelstellingen

15.3.1 Het met voldoende draagvlak aanbieden van een gevarieerd, kwalitatief hoogstaand radio-, televisie- en internetaanbod voor alle leeftijds- en bevolkingsgroepen

Motivering

In een overvol medialandschap is het van belang dat er onafhankelijke nieuws- en informatievoorziening is. Het kabinet kiest ervoor deze te laten verzorgen door de publieke omroep. De publieke omroep moet alle burgers op zijn tijd kunnen bereiken via diverse platformen en zo de taken en functies vervullen.

Instrumenten

• Mediawet.

• Programmavoorschriften van de publieke omroepen.

• Afspraken over ondertiteling van programma's.

• Prestatieovereenkomst publieke omroep.

Activiteiten

• Uitwerking kabinetsstandpunt over de toekomst van de publieke omroep na 2008 in wetgeving.

• Toezien op naleving programmavoorschriften.

• AmvB over ondertiteling.

• Toezien op naleving prestatieovereenkomst publieke omroep op basis van Tussentijds concessiebeleidsplan 2006–2010.

Doelgroepen

Nederlandse bevolking.

Prestatie-indicatoren

• Kijktijdaandeel publieke televisiezenders.

• Bereik publieke televisiezenders.

• Bereik publieke radiozenders.

• Luistertijdaandeel publieke radiozenders.

• Percentage ondertiteling.

• Programmavoorschriften.

Basiswaarden

• Kijktijdaandeel publieke televisiezenders 36,5% (2004, kijk- en luisteronderzoek).

• Bereik publieke televisiezenders 87% (2003, MJB 2005–2009).

• Luistertijdaandeel publieke radiozenders: 29% (2004, kijk- en luisteronderzoek).

• Bereik publieke radiozenders: 46% (2004, CBP 2006–2010).

• Percentage ondertiteling 53% (2003, MJB 2005–2009).

• Programmavoorschriften: minimaal 35% informatie (incl. educatie), minimaal 25% cultuur en maximaal 25% verstrooiing (Mediawet).

Streefwaarden

• Kijktijdaandeel: 33% (verlaagd i.v.m. toenemende concurrentie in televisielandschap).

• Bereik televisie: 80% (idem).

• Luistertijdaandeel: 33%.

• Bereik radio: 50%.

• Percentage ondertiteling in 2010: 100%, in 2006 tenminste 60%.

• Programmavoorschriften: voldoen aan wettelijke voorschriften.

Verwijzingen beleidsstukken

• Kabinetsvisie op de toekomst van de publieke omroep na 2008 (Tweede Kamer, 29 800 VIII, nr. 234).

• Kabinetsreactie op het advies van de WRR inzake het brede mediabeleid «Focus op functies» (verwacht najaar 2005).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaarde 1PeriodeStreefwaarde 2Periode
Kijktijdaandeel36,5%200433%2006  
Weekbereik televisie87%200380%2006  
Luistertijdaandeel29%200433%2006  
Weekbereik radio46%200450%2006  
Ondertiteling53%200360%2006100%2010
       
Programmavoorschriften      
Informatie en educatie59%2003Minimaal 35%2006  
Cultuur32%2003Minimaal 25%2006  
Verstrooiing15%2003Maximaal 25%2006  

15.3.2 Een evenwichtige representatie van de verschillende bevolkingsgroepen in het media-aanbod

Motivering

In het media-aanbod moeten alle lagen van de bevolking worden bereikt. Om dat evenwicht te bereiken is soms extra inspanning nodig. Dit geld met name voor bepaalde groepen zoals jongeren en minderheden. Via het algemene publieke media-aanbod worden zij in mindere mate bereikt.

Instrumenten

• Bekostiging MTNL en FunX.

• Convenantsafspraken met de vier grote steden.

• Prestatieafspraken landelijke publieke omroep.

• Programmavoorschrift.

Activiteiten

• Bekostigen van Multiculturele Televisie Nederland (MTNL) voor de productie van nieuws en informatie in een modern (intercultureel, ook breder toegankelijk) programmaformat ten behoeve van de vier grote doelgroepen (Surinamers, Antillianen, Marokkanen en Turken) voor lokale en regionale omroep in de grote steden.

• Bekostigen van FunX, de multiculturele radiozender voor de grote steden, die zich met een mix van plaatselijke informatie en muziek richt op jongeren en jonge programmamakers met een minderhedenachtergrond opleidt.

• Bevorderen van de samenwerking tussen FunX en de landelijke publieke omroep.

• Landelijke publieke omroep: toezien op naleving programmavoorschrift programmering voor minderheden.

• Landelijke publieke omroep: toezien op naleving prestatieafspraken en de ontwikkeling van meetinstrumenten voor diversiteit.

Doelgroepen

• Surinamers, Antillianen, Marokkanen en Turken (MTNL) Multiculturele stadsjongeren (FunX).

Prestatie-indicatoren

• Evaluatie FunX 2005–2006 op grond van de afspraken uit het convenant.

• Tussentijds luister- en waarderingsonderzoek onderzoek in opdracht van FunX.

• Evaluatie MTNL in 2007 op grond van de afspraken uit het convenant.

• Landelijke publieke omroep: rapportage inzake taakopdracht NPS.

• Rapportage landelijke publieke omroep: Monitor diversiteit en rapportage multiculturele programmering.

Basiswaarden

• Programmavoorschrift NPS: 20% minderhedenprogrammering televisie.

• Programmavoorschrift NPS: 25% minderhedenprogrammering radio.

Streefwaarden

• Programmavoorschriften: voldoen aan wettelijke voorschriften.

Verwijzingen beleidsstukken

• Kabinetsvisie op de toekomst van de publieke omroep na 2008 (29 692, nr. 1).

• Kabinetsreactie op het advies van de WRR inzake het brede mediabeleid «Focus op Functies» (verwacht najaar 2005).

• Mediabegrotingsbrief 2005 (29 800 VIII, nr. 71).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePeriode
Ontwikkeling MTNLConvenant; afspraken 2005–20081 januari 2005Evaluatie van convenant-afspraken2007
     
Ontwikkeling FunXConvenant; afspraken 2003–20061 januari 2003Evaluatie van convenant-afspraken2006
     
Gebruik FunXLuisteronderzoek 2004 en 2005Mei 2004 Mei 2005Vaststellen ontwikkeling luistergedrag2006
     
NPS programma-opdracht t.a.v minderhedenRadio: 28,7%Televisie 20%2003Minimaal 25% en 20%2006
     
Monitor diversiteitRapportage2002Vaststellen ontwikkeling2006
     
Rapportage multiculturele programmeringRapportages2001–03Vaststellen ontwikkeling2006

15.3.3 Instandhouden van de pluriformiteit van de pers, in het bijzonder van de dag- en nieuwsbladen en opinietijdschriften

Motivering

De zorg van de overheid voor de pluriformiteit van het medialandschap strekt zich ook uit tot de pers. De afgelopen jaren is hier sprake van toenemende concentratie van aanbieders en titels. Om ook op dit terrein de pluriformiteit te waarborgen, met het oog op het belang voor de democratie, gaat de zorg vooral uit naar de dag- en nieuwsbladen en opinietijdschriften.

Instrumenten

• Financiële steun aan persorganen, die vallen binnen de werkingssfeer van het Bedrijfsfonds voor de Pers (artikel 129 van de Mediawet).

• Stimuleringsregeling ten behoeve van minderheden in ons land (Bedrijfsfonds voor de Pers).

• Regeling voor journalistieke informatieproducten via het internet (Bedrijfsfonds voor de Pers).

• Wettelijke regeling maximaal marktaandeel.

• Nieuwsmonitor (bijdrage via bedrijfsfonds voor de Pers).

Activiteiten

• Kabinetsstandpunt WRR rapport «Focus op functies» inzake het brede mediabeleid (najaar 2005).

• Wijziging mediawet op het terrein van mediaconcentraties.

• Verruiming mediacrossownership regeling.

Doelgroepen

• Publiek, landelijke, regionale en lokale pers.

Prestatie-indicatoren

• Externe pluriformiteit: aantal redactioneel zelfstandige bladen en maximaal marktaandeel per concern.

• Interne pluriformiteit: mate, waarin aandacht wordt besteed aan uiteenlopende opvattingen in de samenleving. Instrumenten zijn in ontwikkeling: Raad voor Cultuur adviseert in 2006 over meetinstrument bij de publieke omroep; Nieuwsmonitor zal zich allereerst op kranten richten.

Basiswaarde

• In 2003 waren er 8 landelijke en 21 regionale dagbladen met een zelfstandige redactie. Drie dagbladconcerns hadden in 2003 een marktaandeel van meer dan 25% (Mediaconcentratiemonitor 2003, CvdM).

Streefwaarde

• Zoveel mogelijk behoud van zelfstandige titels. Door de fusie van het Algemeen Dagblad en zeven regionale dagbladen in 2005 zijn deze niet meer als redactioneel zelfstandig opgenomen. Het marktaandeel per dagbladconcern zal wettelijk worden gemaximeerd op 35%.

Verwijzingen beleidsstukken

• Mediaconcentraties (29 692, nr. 2); in het najaar van 2005 komt hierop een aanvulling.

• Kabinetsvisie op de toekomst van de publieke omroep na 2008 (29 800 VIII, nr. 234).

• Kabinetsreactie op het advies van de WRR inzake het brede mediabeleid «Focus op functies» (verwacht najaar 2005).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePeriode
Aantal redactioneel zelfstandige bladen    
Landelijk8200382006
Regionaal212003142006
     
Zelfstandige dagbladconcerns    
Maximaal marktaandeel  35%vanaf 2007

15.3.4 Beschermen van de consument bij het wijzigen van de elektronische infrastructuur

Motivering

De digitalisering van de elektronische infrastructuur vindt voor een groot deel plaats in het commerciële domein (kabel, ether, internet). Deze infrastructuren zijn van groot belang voor de ontvangst van de programma's van de publieke omroep. Voor de consument is het van belang dat zijn belangen in de relatie met die aanbieders gewaarborgd worden, in het bijzonder ten aanzien van de prijs en samenstelling van het aanbod.

Instrumenten

• Programmaraden.

• Tariefstelling van de kabel.

• Vergelijkende toets in kader van uitgifte vergunningen T-DAB (feitelijke vergunningverlening door EZ).

Activiteiten

• Afschakelen van analoge ethertelevisie (switch off).

• Uitgifte frequenties T-DAB (digitale radio).

• Vernieuwing rol programmaraden kabelexploitanten als gevolg van de digitalisering.

• Wetswijziging prijsmaatregel kabel (prijstoezicht door Opta).

Doelgroepen

• Gebruikers van telecominfrastructuren voor radio, televisie en internet (in het bijzonder mensen die televisie kijken via analoge ether).

Prestatie-indicatoren

• Digitalisering van de radio- en televisieontvangst met als doel:

• Geen huishoudens meer afhankelijk van analoge ether voor primaire televisieontvangst;

• Lagere kosten op mediabegroting.

Basiswaarden

• 35 000 huishoudens afhankelijk van analoge ether voor primaire tv-ontvangst.

• Kosten analoge uitzending landelijke publieke omroep: €11 miljoen.

Streefwaarden

• Geen huishoudens meer afhankelijk van analoge etherontvangst op primaire Tv-toestel.

• Geen kosten meer voor landelijke publieke omroep ten laste van analoge etheruitzending.

Verwijzingen beleidsstukken

• De Kabelbrief; deze bevat analyses van de kabelmarkt (structuur en tarieven) van OPTA/NMa (26 634 nr. 62).

• Standpunt over de evaluatie van de uitgifte van FM-frequenties door Berenschot (24 095 nr. 181).

• Kabinetsstandpunt Switch off (zomer 2005).

• T-DAB (voorjaar 2006).

• Uitgevoerde onderzoeken en evaluaties.

• Gebruik analoge ether (Intomart, 2005).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaardePeriode
Huishoudens afhankelijk van analoge ether35 000April 20050Ultimo 2006
Kosten analoge distributie landelijke PO€ 11 miljoen2005€ 02006

ARTIKEL 16. ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

16.1 Algemene beleidsdoelstelling: het scheppen van een onderzoeksklimaat dat uitdaagt tot optimale prestaties: ruimte voor wetenschap van hoog niveau voor welvaart en welzijn

Omschrijving

Door te zorgen dat de omvang, het vernieuwende vermogen en de kwaliteit van het publiek gefinancierde Nederlandse onderzoek op peil zijn, kan het onderzoeksbestel goed en doelmatig functioneren binnen de maatschappij. Zo kan het bijdragen aan de vooruitgang van de wetenschap zelf, aan ontwikkelingen in het hoger onderwijs, aan gebruik van resultaten in maatschappelijke sectoren, en worden gebruikt bij het oplossen van maatschappelijke problemen.

Bijdrage

De minister zorgt voor het in stand houden en verder ontwikkelen van het onderzoeksstelsel, voor het scheppen van ruimte voor excellente wetenschap en voor effectieve kennisoverdracht aan de maatschappij.

Verantwoordelijkheid

1. Het scheppen van voorwaarden voor het functioneren van een aantal wetenschappelijke instellingen, waaronder onderzoeksorganisaties en wetenschappelijke bibliotheekinstellingen, die binnen het onderzoeksbestel zowel eigenstandig als in relatie tot de universiteiten en bedrijven een belangrijke plaats innemen.

2. Dit impliceert het stimuleren en ondersteunen van het vernieuwende vermogen en de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek, een efficiënte inzet van de middelen en voldoende kennisdiffusie naar de maatschappij.

3. Toezicht op hoofdlijnen gericht op het vaststellen van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitgaven en op het vaststellen van effectiviteit in het functioneren van het onderzoeksbestel om hun rol goed te vervullen.

Succesfactoren

Het behalen van de doelstelling hangt af van de kwaliteit van het onderzoek en de mate waarin prioriteitskeuzen in het onderzoek aansluiten bij internationale ontwikkelingen in de wetenschap en bij de maatschappelijke vraag naar kennis. Het hangt ook af van de politieke aandacht voor kennis en innovatie en van de effectiviteit van de bestuurlijke dialoog met de in belangrijke mate zelfstandige onderzoeksorganisaties.

Effectgegevens

De resultaten van wetenschappelijk onderzoek zijn veelal onvoorspelbaar en er moet met lange doorlooptijden rekening worden gehouden. Indicaties van wetenschappelijke en maatschappelijke output en outcome worden uitgedrukt in de indicatoren relatieve aantallen promoties, relatieve aantallen wetenschappelijke publicaties en relatieve citatiescore en citaties vanuit octrooien naar de Nederlandse wetenschap. Ze zijn globaal beschreven in «Bestel in beeld 2004» (mei 2005, pag. 34–37).

Verwijzingen beleidsstukken

• Het Wetenschapsbudget 2004 bevat de strategische agenda (29 338, nr. 1).

• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2005 (29 338, nr. 23).

• Brief aan de Tweede Kamer over de planning van de verschillende beleidstrajecten uit het Wetenschapsbudget (29 338, nr. 17).

• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2006, die in september 2005 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

16.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen959 785787 863816 618812 425813 126813 065802 793
–Waarvan garantieverplichtingen92 772      
Totale uitgaven (programma + apparaat)813 322833 384869 319861 249853 361877 014878 849
        
Programma-uitgaven809 457829 805865 710857 678849 819873 472875 307
Juridisch verplicht  828 119848 711840 790863 143863 978
Bestuurlijk gebonden  37 4388 3528 4668 6028 139
Niet juridisch en bestuurlijk gebonden  1536155631 7273 190
        
Operationele doelstelling 16.3.1: Zorgen voor een goede toerusting en bekostiging van het onderzoeksbestel       
–NWO303 597305 020301 520297 449294 563294 060294 060
–KNAW83 24386 29185 99186 42786 43986 48886 488
–Koninklijke Bibliotheek32.7134 36935 52840 93941 27441 27541 275
–Stichting Anno2 7002 3002 300    
–KNAW bibliotheek2 2952 3222 3052 3082 3082 3082 308
–LF TUD bibliotheek6 8256 9106 8616 8646 8646 8646 864
–IISG262265265265265265265
–SURF2 2702 2702 2702 2702 2702 2702 270
–CPG455458454454454454454
–TNO194 082195 171193 667187 738187 267187 268187 268
–BPRC/Stichting AAP8 4609 3529 2889 2889 2889 2889 288
–Nationaal Herbarium1 0841 0931 0811 0821 0821 0821 082
–NLR797833833833833833833
–Waterloopkundig Laboratorium1 1901 2911 2911 2911 2911 2911 291
–Grondmechanica Delft713770770770770770770
–MARIN1 019870870870870870870
–STT184186185185185185185
–EMBC478604724724724724724
–EMBL2 7162 8382 8982 8982 8982 8982 898
–ESA33 18230 92531 05031 05231 05331 05931 059
–CERN27 14727 61728 63530 42530 53531 03531 035
–ESO5 7015 7115 9155 9155 9155 9155 915
–EG-Liaison179191191191191191191
–NTU/INL1 4121 4751 4761 4701 4701 4701 470
–EIB1 1631 1771 1681 1671 1671 1671 167
–COS488509495493494494494
–Nader te verdelen2439624962 9843 8433 9393 874
        
Operationele doelstelling 16.3.2: Zorgen voor specifieke stimulering voor kennisopbouw voor de toekomst       
–FES– BSIK37 36340 73144 94744 94738 54762 04763 947
–FES– cleanrooms nanotechnologie  17 000    
–FES– TNO automotive  10 700    
–FESgrootschalige researchfaciliteiten  PM (in het FES)    
–Genomics11 34511 34511 34511 34511 34511 34511 345
–Kennisenveloppe5 34513 42222 88149 55050 00050 00050 000
–EET11 5098 3757 5094 6274 7414 7414 741
        
Operationele doelstelling 16.3.3: Zorgen voor instroom, behoud van talentvolle onderzoekers       
–Vernieuwingsimpuls19 16021 61317 61315 61315 61315 61315 613
–Aspasia4311 50020002000200020002000
–Rubicon-programma  4 0004 0004 0004 0004 000
        
Operationele doelstelling 16.3.4: Intensivering van wetenschapen techniekcommunicatie       
–WeTeN2 4911 178     
–Uitvoering WTC-beleid020001 6701 6701 6701 6701 670
        
Operationele doelstelling 16.3.5: Bevorderen nationale coördinatie en internationale samenwerking in wetenschappelijk onderzoek       
–Nationale coördinatie2 8522 3632 3672 1072 0102 0141 795
–Bilaterale samenwerking4 5275 3154 8855 2055 3195 3155 534
        
Programmakosten overig       
–CFI327183266262261264264
        
Apparaatuitgaven3 5393 5793 6093 5713 5423 5423 542
Ontvangsten116 733120 885150 912122 656116 254139 755141 655

16.3 Operationele doelstellingen

16.3.1 Zorgen voor een goede toerusting en bekostiging van het onderzoeksstelsel

Motivering

Ruimte geven aan excellent wetenschappelijk onderzoek en aan een betere benutting van de resultaten, zowel economisch als sociaal en cultureel. Voor een structurele en duurzame economische groei is innovatieve, hoogwaardige kennis onmisbaar. Nederland wil bijdragen aan de Europese ambitie de meest concurrerende economie van de wereld te worden. Het streven is er op gericht binnen Europa tot de koplopers te behoren.

Instrumenten

• Het belangrijkste budgettaire instrument is de bekostiging van de vier nationale onderzoeksinstellingen: de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), de Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW) en de Koninklijke Bibliotheek (KB). De totale bijdrage bestrijkt circa 79% van de uitgaven uit artikel 16.

• Als verdragspartner is Nederland gebonden aan contributieverplichtingen tegenover enkele grote internationale onderzoeksorganisaties voor fundamenteel onderzoek: de Centre Européen pour la Recherche Nucléaire (CERN), de European Southern Observation (ESO), de European Space Agency (ESA), de European Moleculair Biology Laboratory (EMBL) en de European Molecular Biology Conference (EMBC). Deze deelname geeft onderzoekers toegang tot unieke internationale faciliteiten en netwerken. De totale bijdrage aan deze organisaties bestrijkt circa 10% van de uitgaven uit artikel 16.

• Bijdrage via de lumpsum aan de KB voor het conserveringsprogramma «Metamorfoze» en het project «digitale duurzaamheid», gericht op de opbouw, behoud en ontsluiting van wetenschappelijke collecties en het papieren en digitale erfgoed.

• Subsidie aan Stichting Anno voor de uitvoering van het meerjarenbeleidsplan 2005–2006.

• Subsidie aan het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) voor het primatenonderzoek en de nieuwe huisvesting van de primaten en subsidie aan de Stichting AAP voor de realisatie van de opvang van de BPRC chimpansees.

• Subsidies aan diverse overige onderzoeksinstellingen, en- organisaties, wetenschappelijke bibliotheken en grote technologische instituten (gti's), advies- en sectorraden.

• Financiering van het universitaire onderzoek (via beleidsartikel 7).

Activiteiten

• Maatregelen gericht op rekenschap en vermindering plan- en beheerslast: via bestuurlijk overleg wordt de instellingen gevraagd targets te ontwikkelen voor het terugdringen van de aanvraagdruk op onderzoekers en deze op te nemen in hun strategische plannen.

• Ontwikkelen en vaststellen van de regeling voor invoering van de smart mix en dynamisering.

• Instellen van de Commissie dynamisering universitaire onderzoek (juli 2005).

• Ambtelijke en bestuurlijke dialoog met NWO, TNO, KNAW en KB over begroting, verantwoording, en strategische planvorming.

• Via de strategische en bestuurlijke dialoog met de onderzoeksinstellingen en universiteiten bevorderen van wisselwerking tussen bedrijven, universiteiten en technologische instituten door in te zetten op wetenschappelijke excellentie en valorisatie.

• Beleidsrijke bestuurlijke dialoog met de universiteiten op basis van prestatieafspraken.

• Om het wetenschapsbeleid te onderbouwen met analyses over de staat en het functioneren van het Nederlandse onderzoekbestel wordt, in samenspraak met de actieve spelers in het wetenschapssysteem en op basis van adviezen van een door de minister ingestelde commissie, bij het Rathenau Instituut een «Science system assessment» taak ontwikkeld.

Doelgroepen

Onderzoekers, onderzoeksorganisaties.

Prestatie-indicatoren

Een goede toerusting en bekostiging van het onderzoeksstelsel moet ertoe leiden dat er voldoende onderzoeksresultaten van hoog niveau tot stand komen, en dat – althans voor een deel – deze resultaten benut worden door bedrijven en maatschappelijke organisaties. In globale zin zijn voor het stelsel een aantal indicatoren beschikbaar op het niveau van input, proces, output en outcome, die in de publicatie «Bestel in beeld 2004» (mei 2005, pag. 34–37) zijn opgenomen, en die samen het beeld schetsen van de Nederlandse positie in internationaal perspectief. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de positie van Nederland vanuit een internationaal vergelijkend perspectief en de bijdrage die de instellingen, die binnen artikel 16 vallen, daaraan leveren. Deze bijdrage is voor elke instelling weer een andere. Via de ontwikkeling van «indicatoren op maat» wordt gewerkt aan indicatoren die de bijdrage van de artikel 16 instellingen in beeld kunnen brengen, zonder daaraan nu al streefwaarden te verbinden.

Verwijzingen beleidsstukken

• Instellingsbesluit Commissie Dynamisering Universitair Onderzoek (27 406, nr. 39).

• Het Wetenschapsbudget 2004 (29 338, nr. 1).

• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2005 (29 338, nr. 23).

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Externe evaluatie instelling KNAW2006
Externe evaluatie instelling NWO2007
Externe evaluatie instelling KBNajaar 2005
Commissie dynamisering universitair onderzoek2006

16.3.2 Zorgen voor specifieke stimulering voor kennisopbouw voor de toekomst

Motivering

Om te zorgen dat het Nederlandse onderzoeksbestel beter in staat is (funderend) onderzoek te verrichten en op een aantal terreinen de aansluiting met de internationale top kan bereiken of behouden, investeert de overheid naast de bestaande geldstromen in een aantal specifieke thema's. Deze thema's vragen vanwege hun potenties om bijzondere prioriteitsstelling en financiering. Bij de meeste thema's is sprake van cofinanciering door de betreffende onderzoeksinstelling en/of andere departementen. De thema's sluiten aan bij de grote nationale onderzoeksprioriteiten en bij prioriteiten die voortkomen uit de kennis en innovatieagenda van het Kabinet en anticiperen op de maatschappelijke kennisbehoefte.

Instrumenten

• Bijdragen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) in het kader van het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur (Bsik) aan veertien ICES/KIS-3 projecten waarvoor OCW penvoerder is. Hiermee wordt in het hele traject van fundamenteel tot toegepast onderzoek een impuls gegeven aan samenwerkingsprojecten tussen bedrijven, universiteiten en technologische instituten, waardoor hoogwaardige kennisnetwerken ontstaan, waarbinnen onderzoek wordt uitgevoerd dat aansluit op de maatschappelijke behoefte.

• Bijdrage uit het FES aan TNO voor de uitbreiding van geavanceerde cleanrooms voor nanotechnologie bij het TNO-instituut Industrie en Techniek in Delft.

• Bijdrage uit het FES aan TNO voor de verplaatsing van TNO-Wegtransportmiddelen naar Zuidoost Brabant voor het versterken van de kennisinfrastructuur rond het automotive cluster van kennisinstellingen en bedrijven in deze regio.

• In het FES zijn middelen gereserveerd voor het bevorderen van grootschalige researchfaciliteiten van Europese betekenis, die aantrekkingskracht uitoefenen op Nederlandse en buitenlandse toponderzoekers. OCW zal in samenspraak met EZ de uitwerking van een voorstel ter hand nemen en ter besluitvorming van het kabinet voorleggen.

• Subsidie aan NWO voor het Nationaal Regieorgaan Genomics (NROG).

• Subsidie aan NWO voor het ICT Regieorgaan. Dekking komt uit de middelen uit de kennisenveloppe van het Kabinet voor versterking van de kenniseconomie.

• Bijdrage ten behoeve van het programma Economie, Ecologie Technologie (EET) die voortvloeit uit bestaande verplichtingen.

• Subsidie aan NWO ten behoeve van projecten voor departementale vraagprioriteiten die zich moeten ontwikkelen tot maatschappelijke topinstituten. Dekking komt uit de middelen uit de kennisenveloppe van het Kabinet voor versterking van de kenniseconomie.

Activiteiten

Acties voortkomende uit agenda Innovatieplatform met betrekking tot grootschalige onderzoeksfaciliteiten en onconventionele financieringsmechanismen.

Doelgroepen

Onderzoekers en onderzoeksorganisaties.

Prestatie-indicatoren

Gelet op de aard van de doelstelling en de inputgerichte instrumentatie is kwantificering van de doelstelling niet zinvol en niet haalbaar.

Verwijzingen beleidsstukken

• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2006 wordt in september 2005 aan de TK aangeboden.

• Brief over de departementale vraagprioriteiten onderzoek aan voorzitter Tweede Kamer van 16 maart 2005 (29 338, nr. 31).

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Mid-term review Bsik projecten2007
Mid-term review NROG2005 najaar
Eindevaluatie NROG2007 begin
Mid-term review ICT regieorgaan2006
Eindevaluatie ICT regieorgaan2009

16.3.3 Zorgen voor instroom, behoud en doorstroom van talentvolle onderzoekers

Motivering

Om een kwalitatief hoogwaardig en op vernieuwing gericht onderzoeksstelsel in stand te kunnen houden en verder te ontwikkelen, is het aantrekken en vasthouden van goede onderzoekers essentieel. Er moet voorkomen worden dat de lage instroom van jong wetenschappelijk talent (vooral in de bèta disciplines) en de vergrijzing van vooral het universitaire wetenschappelijke personeel uitmondt in een tekort aan wetenschappelijk personeel. Er wordt daarom gestreefd naar een hogere in- en doorstroom van (jonge) veelbelovende onderzoekers en een verbetering van loopbaanperspectieven in het onderzoek, met speciale aandacht voor de verhoging van het aantal allochtone wetenschappers en het aantal vrouwen in hoge wetenschappelijke stafposities. Dit gebeurt ondermeer door persoonsgebonden stimulering.

Instrumenten

• Subsidie aan NWO voor de uitvoering van het programma «Vernieuwingsimpuls» dat beoogt vernieuwing van onderzoek te realiseren door (jonge) veelbelovende onderzoekers kansen te bieden middels persoonsgebonden subsidies verdeeld in drie categorieën: jong gepromoveerden (veni), senior postdoc's (vidi) en professorabele onderzoekers (vici). In totaal wordt beoogd jaarlijks zo'n 225 aanvragen te honoreren.

• Subsidie aan NWO voor het honoreren van extra aanvragen van vrouwen met een subsidiabel voorstel in de vidi en vici rondes van de Vernieuwingsgimpuls die vanwege budgettaire beperking niet voor een reguliere honorering in aanmerking komen.

• Subsidie aan NWO voor het beschikbaar stellen van Aspasia premies voor het permanent bevorderen van vrouwelijke Vernieuwingsimpuls-laureaten tot universitair hoofddocent of hoogleraar.

• Subsidie aan NWO voor het uitvoeren van het programma «Mozaïek», waarmee wordt beoogd meer allochtone afgestudeerden in de wetenschap te laten doorstromen.

• Subsidie aan NWO voor de uitvoering van het Rubicon-programma waarmee jonge veelbelovende onderzoekers na hun promotie ervaring kunnen opdoen door een verblijf van 2 jaar aan een buitenlandse onderzoeksinstelling of voor één jaar aan een Nederlandse onderzoeksinstelling. Bij de vaststelling van de begrotingsstaat 2005 is daarmee uitvoering gegeven aan het amendement 145 van Visser c.s. (29 800 VIII, nr. 166).

• Zie tevens overzicht instrumenten jonge wetenschappers en doelgroepenbeleid in de overzichtsconstructie arbeidsmarkt en personeelsbeleid (artikel 9).

Activiteiten

Met NWO, TNO en de KNAW worden bestuurlijke afspraken gemaakt over het vastleggen van hun plannen voor personeelsbeleid in hun strategische plannenIn het kader van de beleidsrijke dialoog worden er met de universiteiten prestatieafspraken gemaakt over het versterken van hun HRM-beleid gericht op betere loopbaanperspectieven voor jonge onderzoekers, vrouwen en allochtonen.

Doelgroepen

(Jonge) onderzoekers, vrouwen in de wetenschap, allochtone onderzoekers.

Prestatie-indicatoren

• Het aandeel vrouwen binnen de verschillende universitaire functiecategorieën.

• Het aandeel personen in de leeftijdscategorie 50 jaar en ouder bij de verschillende universitaire leeftijdscategorieën.

• Honoreringen in de Vernieuwingsimpuls.

• Aandeel vrouwen bij de honoreringen in de Vernieuwingsimpuls. Cijfers worden per ronde door NWO aangegeven. Omdat ze niet voor alle ronden beschikbaar zijn kan een totaalcijfer niet worden gegeven.

Streefwaarden

De streefwaarden voor de positie van vrouwelijke wetenschappers zijn geformuleerd in termen van een streefrichting, omdat hier te veel factoren van invloed zijn om zinvolle concrete streefcijfers te benoemen. Voor de leeftijdsindicatoren geldt dat de streefrichting belangrijker is dan het concrete streefcijfer. De honoreringen in de Vernieuwingsimpuls worden beperkt door het beschikbare budget.

Verwijzingen beleidsstukken

• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid (29 338 nr. 23, p.10).

• Wetenschapsbudget 2004 (29 338, nr.1, p.24–25).

• Brief minister over de uitvoering van een aantal moties en amendementen die zijn aangenomen bij de OCW-begroting 2005 (29 800 VIII, nr. 159).

Prestatie-indicatorBasiswaardePeildatumStreefwaarde
Aandeel vrouwelijke hoogleraren8,531-12-2003hoger dan peildatum
Aandeel vrouwelijke UHD's14,231-12-2003hoger dan peildatum
Aandeel vrouwelijke UD's24,531-12-2003hoger dan peildatum
Percentage hoogleraren in de categorie 50+61,931-12-2003lager dan peildatum
Percentage UHD's in de categorie 50+55,031-12-2003lager dan peildatum
Percentage UD's in de categorie 50+32,731-12-2003lager dan peildatum
Honoreringen in de Vernieuwings- impulsHonorering-en tot nu toe: 868Medio 2005225 (gemiddeld per jaar)
Aandeel vrouwen bij honoreringen in de VernieuwingsimpulsAandeel vrouwen tot nu toeMedio 2005Aandeel vrouwelijke honoreringen in 2010
Honoreringen in het Rubicon-programma031-12-200575 per jaar
Aandeel vrouwen bij honoreringen in het Rubicon-programma031-12-2005Aandeel vrouwelijke honoreringen in 2010

Overzicht beleidsonderzoeken

Evaluatieonderzoek naarUitkomsten naar de Tweede Kamer
Vernieuwingsimpuls2007/08
Aspasia2008
Rubicon-programma2007 eind

16.3.4 Intensiveren van wetenschap en techniekcommunicatie

Motivering

Doel van het wetenschap en techniekcommunicatiebeleid (wtc-beleid) is de burger meer te interesseren voor de wetenschappen en het maatschappelijke debat over wetenschapstoepassingen te stimuleren. Hiermee wordt beoogd de betrokkenheid van de burger bij de kennissamenleving te vergroten en meer jongeren te laten kiezen voor een opleiding en loopbaan op het gebied van wetenschap en techniek.

Het beleid is de komende jaren gefocust op het vergroten van interesse voor wetenschap en techniek in het primair onderwijs. Een nauwere band tussen wetenschap- en techniekcommunicatie en wetenschap- en techniekeducatie is daartoe essentieel. Hiervoor wordt het netwerk van samenwerkende grote en kleine science centra ondersteund. Als landelijk science centrum vervult NEMO daarin een coördinerende rol. Inhoudelijk is het wtc-beleid de komende jaren vooral gericht op het vergroten van de interesse in en het verbeteren van het imago van de bèta/techniek-vakken. Om die reden is er ook een relatie gelegd met het Deltaplan bèta/techniek.

Instrumenten

• Subsidie voor het uitvoeren van wtc-activiteiten via NEMO ten behoeve van ondermeer Kennislink, de continuïteit van de kleine science centra en de Wetenschaps- en techniekweek.

• Subsidie uit de Deltaplanmiddelen voor de continuïteit van NEMO en voor het regionaliseren van science activiteiten (via artikel 6).

Activiteiten

• Integratie van de component wetenschap in het Nationaal actieplan verbreding techniek in het basisonderwijs (VTB) (onderdeel van Deltaplan).

• In het kader van het ruimtevaart educatieprogramma worden er zgn. DRS-scholen (Deltaresearch Schools) geselecteerd, die in het lesprogramma van het primair onderwijs een uitwerking aan de kerndoelen geven door aandacht te geven aan ruimtevaart in brede zin.

• Organisatie door NEMO van de wetenschaps- en techniekweek.

• Uitvoeren van de regeling door NEMO (die in samenwerking met de Vereniging van Science Centra tot stand is gekomen) voor de continuïteitssubsidie aan de kleine science centra.

• OCW heeft de website «Kennislink» mogelijk gemaakt, die vooral leerlingen uit het voortgezet onderwijs ondersteunt met informatie over een reeks exacte vakgebieden. Het project Kennislink wordt uitgevoerd bij NEMO.

Doelgroepen

(basis-)scholieren en docenten, science centra, burgers.

Prestatie-indicatoren

Voor dit beleid zijn geen kwantitatieve prestatie-indicatoren te geven omdat het gaat om gedragsbeïnvloeding en imago-verbetering van wetenschap en techniek in het algemeen en de bèta-wetenschappen meer in het bijzonder. Het is wel de bedoeling dat dit beleid ondersteunend werkt en bijdraagt aan de doelstelling om een 15% hogere uitstroom uit het voortgezet onderwijs en het wetenschappelijk onderwijs te bewerkstelligen in de bèta-vakken in 2010.

Planning

• NEMO ontvangt van 2005–2008 een continuïteitssubsidie om zijn rol goed te kunnen vervullen als coördinator van de kleinere science centra die activiteiten ontplooien op het gebied van bèta/techniek in het primair onderwijs.

• In 2007 wordt geëvalueerd of NEMO in zijn rol succesvol is geweest en of de wtc-activiteiten ondersteunend bijdragen aan het beleid om bèta/techniek te stimuleren.

• De uitkomsten van die evaluatie zijn bepalend voor een besluit om de subsidie al dan niet voort te zetten.

Verwijzingen beleidsstukken

• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2005(29 338, nr. 23, pag. 11).

• Beleidskader 2004–2005 Deltaplan (brief aan TK d.d. 20 december 2004, kenmerk HO/prog/2004/55113.

• Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid 2006 die in september 2005 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

16.3.5 Bevorderen nationale coördinatie en internationale samenwerking in wetenschappelijk onderzoek

Motivering

De minister is verantwoordelijk voor de coördinatie van het wetenschapsbeleid. Hiertoe bevordert OCW nationale coördinatie en samenwerking om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de inspanningen van de overheid te vergroten ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek.

Voor Nederland is internationale wetenschappelijke samenwerking zowel vanuit politiek, maatschappelijk als ook economisch oogpunt van groot belang. Het draagt bovendien bij aan het handhaven en versterken van de positie van het Nederlandse onderzoek in Europa en in de wereld. Door aan te sluiten bij het beste onderzoek in andere landen wordt bijgedragen aan het verhogen van de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek en wordt de toegang verschaft tot kennis die elders wordt geproduceerd. Samenwerken in grote netwerken en in internationale onderzoeksorganisaties biedt schaalvoordelen waardoor onze onderzoekers toegang verkrijgen tot geavanceerde onderzoeksfaciliteiten waarvoor wij zelf niet de middelen hebben.

Instrumenten

• Inzet van financiële middelen voor activiteiten ter versterking van de nationale coördinatie wetenschapsbeleid, waaronder diverse activiteiten ter ondersteuning van de implementatie van het Wetenschapsbudget en beleidsondersteunend onderzoek.

• Bijdragen aan de KNAW en NWO voor de in het kader van lopende Memoranda of Understanding (MOU's) uitgevoerde bilaterale samenwerkingsprogramma's met China, Indonesië en Rusland.

• Contributiebijdragen aan vijf internationale toponderzoeksorganisaties (CERN, ESO, ESA, EMBL, EMBC, zie 16.3.1).

• Subsidie aan Senter/EG-Liaison voor het ondersteunen en stimuleren van een zo groot mogelijke betrokkenheid van Nederlandse onderzoekers bij het EU Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

• Steun aan PhD's uit kandidaat-lidstaten van de EU in het vernieuwde Huygens Scholarship Programme voor de goede overgang tussen de Europese Hoger Onderwijs Ruimte en de Europese Onderzoeks Ruimte. Zie artikel 7.

Activiteiten

• Creëren en ondersteunen van een sterke positie van het Nederlandse onderzoek in het lopende en nieuwe Europese kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

• In samenwerking met de EU-landen wordt gewerkt aan de totstandkoming van onderzoek en (technologische) samenwerking in één Europese Onderzoeksruimte.

• In samenwerking met de EU-landen wordt hierdoor gewerkt aan het behalen van de Lissabon- en Barcelona doelstellingen voor 2010.

Doelgroepen

Onderzoekers

Prestatie-indicatoren

Uitgangspunt voor het behalen van prestaties is het feit dat wetenschappelijk onderzoek bij uitstek iets is dat zich over de lange termijn uitstrekt en in deze context niet kwantitatief (getal, bedrag of percentage) te indiceren is.

Wel wordt door Senter/EG-Liaison de deelname van Nederlandse onderzoekers in de Kaderprogramma's gemeten.

Basiswaarden

Er zal naar worden gestreefd het retourpercentage van 6%, dat een gemiddelde blijkt te zijn van de resultaten in eerdere Kaderprogramma's, wederom minimaal te behalen of te overtreffen.

Streefwaarden

Zie basiswaarden

Planning

Senter/EG Liaison brengt na iedere oproep een analyse uit van de tot dan toe behaalde Nederlandse deelname in het huidige Zesde Kaderprogramma. Na afloop van KP6 in 2006 zal Senter/ EG Liaison in 2007 een volledige analyse maken van de totale deelname van Nederland aan het Zesde Kaderprogramma.

Verwijzingen beleidsstukken

Wetenschapsbudget 2004 (29 338, nr. 1, p. 30–31) Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid (29 338, nr. 23, p. 13–15).

4. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

ARTIKEL 17. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Doel van dit artikel is het tijdelijk boeken van sectoroverschrijdende middelen. Zodra een exacte verdeling over de betrokken beleidsartikelen bekend is. Worden de middelen naar de desbetreffende artikelen overgeboekt. Het betreft:

• Loonbijstelling;

• Prijsbijstelling;

• Nader te verdelen.

Op deze onderdelen worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.

Tabel 17.1 Budgettaire gevolgen artikel 17 (bedragen x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen0– 21 00733 34110 9599 80016 20016 380
–Waarvan garantieverplichtingen       
Uitgaven0– 21 00733 34110 9599 80016 20016 380
1.Loonbijstelling01 9932 2006 6009 80012 90016 380
2.Prijsbijstelling0000000
3.Nader te verdelen0– 23 00031 1414 35903 3000
Ontvangsten00420000000

17.1 Loonbijstelling

De verdeling van de loonbijstelling vindt plaats volgens een verdeelsleutel die gebaseerd is op de loongevoeligheid van de uitgaven. Binnen OCW is de loonbijstelling naar de verschillende artikelonderdelen uitgedeeld. Het nog resterende deel betreft een reservering ten behoeve van de indexering van de resterende lesgelden.

17.2 Prijsbijstelling

Ook hier vindt de verdeling van de prijsbijstelling plaats volgens een verdeelsleutel op basis van de prijsgevoeligheid van de uitgaven. Voor 2005 is de prijsbijstelling uitgedeeld naar de departementen. Binnen OCW is de prijsbijstelling naar de verschillende artikelonderdelen uitgedeeld met uitzondering van de prijsbijstelling die betrekking heeft op de apparaatskosten. Dit deel van de prijsbijstelling, exclusief het gedeelte bestemd voor de huurbijstelling die wel uitgekeerd is, is ingezet als onderdeel van de dekking van de taakstellingen die op artikel 18 (Ministerie algemeen) zijn geparkeerd.

17.3 Nader te verdelen

Indien er een maatregel wordt getroffen die een financieel effect heeft op meer dan één artikel, wordt het totale financiële effect op dit artikel geplaatst totdat de verdeling over de beleidsartikelen kan worden gemaakt. Het kan daarbij zowel gaan om beleidsintensiveringen als om bezuinigingen.

De opbrengst als gevolg van de taakstelling naar aanleiding van commissie Schutte is op dit artikelonderdeel geparkeerd en wordt gereserveerd voor de (gedeeltelijke) financiering van het transitietraject inbugering.

17.4 Ontvangsten

Ontvangsten die niet aan een beleidsartikel kunnen worden toegerekend, worden op dit artikel geraamd en verantwoord. Dit bedrag betreft de geraamde ontvangsten voortvloeiend uit de maatregelen van de Commissie Schutte en wordt gereserveerd voor de (gedeeltelijke) financiering van het transitietraject inburgering.

ARTIKEL 18. MINISTERIE ALGEMEEN

In onderstaande tabel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van artikel 18 ministerie algemeen geraamd.

Tabel 18.1: Budgettaire gevolgen artikel 18 (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen126 017137 085124 062110 411107 513110 489108 809
Uitgaven126 017137 085124 062110 411107 513110 489108 809
Niet toe te rekenen uitgaven bestuursdepartement126 017118 426110 370102 652102 054100 83099 450
        
Uitvoeringsorganisaties onverdeeld018 65913 6927 7595 4599 6599 359
Ontvangsten2772 575567567567567567

18.1 bestuursdepartement

Op het artikel ministerie algemeen, onderdeel bestuursdepartement, staan apparaatskosten van de niet beleidsdirecties. Daarnaast worden hier de centrale kostenposten voor onder andere huisvesting, automatisering, voorlichting enz. begroot.

Eveneens staan hier de apparaatskosten geraamd die behoren bij artikel 15, Media. De mediawet regelt waaraan de uitgaven op artikel 15 dienen te worden uitgegeven en deze wet kent geen apparaatskosten.

18.2 Uitvoeringsorganisaties onverdeeld

Op dit artikelonderdeel worden de kosten geraamd die de uitvoeringsorganisaties maken voor de invoering van OCW brede projecten. Met ingang van 2005 worden hierop tevens de uitgaven begroot en verantwoord van de bezwaarschriften commissie waarvan het secretariaat door CFI wordt gevoerd.

18.2.1 Projecten

Programma onderwijsnummer

Om het onderwijsnummer in te voeren, is het programma invoering onderwijsnummer ingericht. In dit kader realiseert de IB-Groep het basisregister waarin de leerling- en studentgegevens worden opgeslagen. CFI realiseert de depots waarin voor de bekostiging van de onderwijsinstellingen de gegevens vanuit het basisregister worden ingevoerd. De hiervoor benodigde middelen zijn beschikbaar gesteld uit de enveloppe. In 2006 betreft het nog een bedrag van € 5 miljoen uit de enveloppe.

Programma geïntegreerd toezicht

Dit is een gezamenlijk project van de Inspectie van het Onderwijs, de departementale auditdienst en CFI met als doel een sluitende en efficiënte toezichtketen. Deze dient te passen bij het herziene toezicht- en handhavingsbeleid van OCW. Uit de enveloppe middelen voor service gericht uitvoeren wordt hiervoor aan CFI € 1,7 miljoen beschikbaar gesteld in 2005.

18.2.2 Bezwaarschriften commissie

Hier worden de uitgaven van de onafhankelijke bezwaarschriftencommissie van OCW begroot. De bezwaarschriftencommissie werkt ten behoeve van alle beleidsterreinen van OCW. In 2004 heeft de commissie 1 071 bezwaarschriften ontvangen. Van het aantal ontvangen bezwaarschriften wordt jaarlijks circa 11% gegrond verklaard. Het secretariaat van de bezwaarschriftencommissie is ondergebracht bij het OCW-agentschap CFI (Centrale Financiën Instellingen).

ARTIKEL 19. INSPECTIES

Op dit artikel worden de apparaatuitgaven geraamd voor de inspecties van het ministerie: de Inspectie van het Onderwijs en de Erfgoedinspectie. In de apparaatskosten van de Inspecties zijn begrepen alle kosten die gemoeid zijn met het functioneren van de inspecties, zowel kosten van personeel, materieel en huisvesting als uitbesteed onderzoek.

Door het uitvoeren van onderzoeken bij scholen en instellingen en het toezicht houden op de naleving van specifieke wetten beoordelen de Inspecties de kwaliteit van het onderwijs en leveren zij een bijdrage aan een juist gebruik, beheer en bewaring van cultureel erfgoed.

In onderstaande tabel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten aan apparaatskosten (personeel en materieel) geraamd.

Tabel 19.1: Budgettaire gevolgen artikel 19 (bedragen x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen49 74450 44146 47945 93845 61845 50445 498
Uitgaven50 13850 44146 47945 93845 61845 50445 498
Erfgoedinspectie1 4852 5572 6252 6112 6042 6032 603
Inspectievan het onderwijs48 65347 88443 85443 32743 01442 90142 895
Ontvangsten131000000

19.1 Inspectie van het Onderwijs

In de begroting 2006 zijn uitgaven voor een bedrag van € 43,9 miljoen opgenomen.

De bezuinigingen in het kader van de taakstellingen Balkenende I en II hebben inmiddels plaatsgevonden.

Vanaf 2005 wordt het toezicht door de Inspectie op onderwijsinstellingen op een aantal punten anders ingevuld. De Inspectie is overgegaan op een vierjarige cyclus van toezicht, met hantering van risicoprofielen. Bij iedere instelling vindt er in ieder geval éénmaal per vier jaar (in de sector bve éénmaal per drie jaar) een periodiek kwaliteitsonderzoek (pko) plaats. De overige onderzoeken vinden plaats in de vorm van deskresearch (2 maal) en één uitgebreid jaarlijks onderzoek ter voorbereiding van het periodiek kwaliteitsonderzoek.

Twee belangrijke ontwikkelingen in het toezicht zijn het programma Geïntegreerd Toezicht en het programma Integraal Toezicht Jeugdzaken. Doel van het Programma Geïntegreerd Toezicht is dat de Inspectie van het Onderwijs samen met de Auditdienst en CFI een sluitende en efficiënte toezichtketen creëert, die past bij het herziene toezicht- en handhavingsbeleid van OCW. Daarbij wordt een balans gezocht tussen het verticaal toezicht en de verantwoording die door besturen van onderwijsinstellingen zelf wordt georganiseerd (horizontale verantwoording).

Het project «Integraal toezicht jeugdzaken» vormt één van de prioriteiten op de jeugdagenda van Operatie Jong. In het project werken vier toezichthouders samen, te weten Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie Jeugdzorg, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en de Inspectie van het Onderwijs.

In het jaarwerkplan 2006 wordt de wijze waarop de Inspectie aan haar opdracht voldoet beschreven, alsmede de activiteiten die daarvoor nodig zijn en de producten die daarvan het resultaat zijn.

19.2 Erfgoedinspectie

In de eerste helft van 2005 waren vier inspecties actief op het gebied van het culturele erfgoed; de Inspectie Cultuurbezit (ICB), de Rijksarchiefinspectie (RAI), de Rijksinspectie voor de Archeologie (RIA) en de in 2004 opgerichte Rijksinspectie voor de Monumentenzorg (RIM). De Erfgoedinspectie is in de loop van 2005 ontstaan uit een fusie van deze inspecties. In mei 2005 is de nieuwe directeur benoemd. De budgetten van de voorheen afzonderlijke inspecties zijn nu ten behoeve van de Erfgoedinspectie op dit artikel geplaatst.

De Erfgoedinspectie houdt toezicht op o.a. :

• de naleving van de Wet behoud cultuurbezit; de rijkscollectie in beheer bij de musea, het verlenen van vergunningen voor de uitlening van beschermde cultuurvoorwerpen en het verlenen van exportvergunningen voor cultuurgoederen;

• de naleving van de Archiefwet; de kwaliteit van archiefvorming en- beheer van de Hoge Colleges van Staat, de ministeries en zelfstandige bestuursorganen,

• de naleving van de Monumentenwet; enerzijds ten aanzien van archeologische monumenten, opgravingen en vondsten en anderzijds ten aanzien van de gebouwde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten.

Door risicoanalyses en proportioneel toezicht tracht de Erfgoedinspectie met de, mede vanwege taakstellingen, beperkte middelen de bestaande inspectiecapaciteit optimaal te benutten. De Erfgoedinspectie levert als onderdeel van het gehele bestel een bijdrage aan een juist gebruik, beheer en bewaring van cultureel erfgoed.

ARTIKEL 20. ADVIESRADEN

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven geraamd voor de adviesraden van het ministerie: de Onderwijsraad, de Raad voor Cultuur en de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid. In de apparaatskosten van de adviesraden zijn begrepen alle kosten die gemoeid zijn met het functioneren van de adviesraden, waaronder onder andere de vacatiegelden voor de leden van de raden, personele en materiële kosten voor de ondersteunende secretariaten en kosten van uit te besteden onderzoek.

De adviesraden verstrekken als onafhankelijke organen adviezen en voeren (deels) verkenningen uit ten behoeve van regering en parlement. Zij kunnen in verschillende fasen van de beleidsontwikkeling een rol spelen, variërend van een verkenning over toekomstige ontwikkelingen tot en met een advies over een afgerond wetsontwerp.

In onderstaande tabel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten aan apparaatskosten (personeel en materieel) geraamd.

Tabel 20.1: Budgettaire gevolgen artikel 20 (bedragen x € 1000)
 2004200520062007200820092010
Verplichtingen7 4007 6126 7146 6216 5936 6446 644
Uitgaven7 4007 6126 7146 6216 5936 6446 644
Onderwijsraad2 4902 8132 5632 5252 5202 5372 537
Raad voor cultuur3 3853 1263 2453 2033 1823 2073 207
AWT *1 5251 673906893891900900
Ontvangsten0000000

* Vanaf 2006 is nog geen bijdrage in de kosten van het ministerie van Economische Zaken opgenomen

20.1 Onderwijsraad

De nu lopende vierjarige zittingsperiode van de Onderwijsraad is per 1 januari 2005 ingegaan.

Vanaf dat moment werkt de raad op basis de hoofdlijnen van een meerjaren adviesprogramma. Bij de voorbereiding van dit programma zijn alle relevante actoren binnen en buiten het onderwijs betrokken.

Het gaat om de volgende programmalijnen:

• Markt, staat en maatschappij: kenniseconomie;

• Markt, staat en maatschappij: maatschappelijke opdracht van het onderwijs;

• Financiering en bekostiging;

• Organisatie: ontwikkeling van scholen en leraren;

• Aanbod, speciale groepen en sectoren.

De aanpak van de raad zal zich doen kenmerken door een interactieve, internationaal georiënteerde en pro-actieve benadering. Naast het opstellen van adviezen en verkenningen zal de raad seminars organiseren en zullen door raadsleden en stafmedewerkers presentaties over de adviezen van de raad worden verzorgd. De concretisering van de activiteiten van de Onderwijsraad voor 2006 is te vinden in het werkprogramma 2006.

De Onderwijsraad zal in 2006 naar verwachting 10 adviezen en verkenningen uitbrengen en circa 4 studies publiceren. Het werkprogramma voor 2006 moet nog worden vastgesteld.

20.2 Raad voor Cultuur

Vanaf 2006 zal de Raad voor Cultuur in zijn nieuwe samenstelling gaan functioneren.

In verband met de Cultuurnota 2005–2008 zal er aandacht worden besteed aan de monitoring van de gesubsidieerde instellingen. Naar aanleiding van de cultuurnota advisering 2005–2008 wordt verwacht dat de Cultuurnota-systematiek in 2006 verder zal worden besproken en aangepast.

De Raad voor Cultuur verwacht in 2006 te adviseren bij de implementatie van de nieuwe ondersteuningsstructuur, met name bij de totstandkoming van sectorinstituten. Ook zal de Raad van Cultuur de jaarlijkse uitvoeringsadviezen leveren. Het gaat om adviezen op het gebied van archiefvorming en de monumentenzorg, alsmede in het kader van de wet tot behoud van cultuurbezit.

Het adviesprogramma is nog niet helemaal duidelijk. De verwachting is dat in 2006 ca. 15 beleidsadviezen zullen worden uitgebracht. Met name in de sectoren Muziek en Amateurkunst zal een klein aantal adviezen worden uitgebracht in het kader van de totstandkoming van sectorinstituten.

Ook in 2006 zullen weer ca. 200 uitvoeringsadviezen worden uitgebracht. Wellicht dat dit aantal stijgt door een aantal extra adviezen op het terrein van de monumenten. Voor 2006 staat er ook een klein aantal debatten (3 á 4) met het veld op het programma.

20.3 Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid

De AWT brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit over hoofdlijnen in het wetenschaps- en innovatiebeleid. Met het gros van zijn adviezen beweegt de AWT zich op de beleidsterreinen van de minister van OCW (verantwoordelijk voor wetenschapsbeleid) en de minister van EZ (verantwoordelijk voor innovatiebeleid). Omdat kennis, onderzoek en innovatie natuurlijk ook van belang zijn op andere beleidsterreinen, adviseert de Raad ook met enige regelmaat andere ministers, als ook de Tweede Kamer. De Raad werkt dus zeker niet uitsluitend voor de minister van OCW. De helft van het budget van de Raad is dan ook afkomstig van de minister van OCW, de andere helft van EZ.

De AWT zal in 2006 naar verwachting 4 tot 6 adviezen uitbrengen en enkele achtergrondstudies c.q. werkdocumenten.

5. DE BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

1. Inleiding

In de beleidsagenda is de missie van OCW al genoemd: OCW werkt aan een slim, vaardig en creatief Nederland. Ons ministerie stelt zich ten doel omstandigheden te scheppen waarin de professionals op de werkvloer hun werk optimaal kunnen doen. Mede als gevolg daarvan, veranderen de bestuurlijke verhoudingen. Scholen krijgen meer autonomie en daarmee neemt de beleidsruimte die ze wensen toe. In juli heb ik de Kamer hierover geïnformeerd in de beleidsnotitie Governance in het onderwijs (30 183, nr. 1).

OCW is een ministerie dat zich in dienst stelt van de samenleving. We werken meer doelgericht en meer klantgericht. Beleid ontstaat steeds vaker in samenspraak met de mensen die er direct mee te maken krijgen. Dit heeft ook gevolgen voor de interne bedrijfsvoering. De interne organisatie, procedures en competenties van de medewerkers zullen nog beter op die nieuwe werkwijze worden afgestemd. Overigens is mede door de interactieve manier van werken al een duidelijke cultuuromslag binnen het departement merkbaar. Daarnaast moet OCW ook voldoen aan de eisen van rechtmatigheid van uitgaven, verplichtingen en ontvangsten. Hiertoe moet in ieder geval het financieel en materieel beheer van OCW op orde zijn. Uit het Jaarverslag van OCW over 2004 en het daarover gevoerde debat met de Tweede Kamer is gebleken dat OCW zich ook op deze punten al heeft verbeterd. In 2006 gaan we voort op de ingeslagen weg.

Gelet op deze ontwikkelingen staan in de bedrijfsvoering voor het komende jaar de volgende ambities centraal:

• OCW formuleert zijn doelstellingen en behaalde resultaten duidelijker in begroting en jaarverslag, zodat de Kamer adequaat wordt geïnformeerd over datgene wat OCW wil bereiken en de mate waarin dat lukt;

• OCW blijft werken aan de verbetering van de kwaliteit van zijn producten en diensten;

• OCW stemt de interne bedrijfsvoering en competenties van medewerkers verder af op de ondersteuning van de nieuwe werkwijze en verhouding met de instellingen;

• OCW heft de nog resterende onvolkomenheden in de interne bedrijfsvoering op zoals die door de Algemene Rekenkamer zijn gesignaleerd in zijn rapport over het OCW-Jaarverslag 2004.

2. Heldere beleidsdoelstellingen

Focus op de doelen van de organisatie en de effecten voor gebruikers

OCW heeft de doelstellingen in de begroting 2006 concreter geformuleerd èn – waar mogelijk – onderbouwd met outcome- en outputindicatoren. Voor een uitgebreidere toelichting verwijzen we naar de publicaties Bestel in beeld,Kennis in Kaart, BVE-barometer en Onderwijsverslag. Hiermee komt OCW tegemoet aan een belangrijke wens van de Tweede Kamer. Verder laat OCW in het jaarverslag 2005 al zoveel mogelijk relevante prestatiegegevens terugkomen. In juni is de Kamer hierover in een brief uitvoeriger geïnformeerd (29 949, nr. 26).

3. Verbeteren kwaliteit van producten en dienstverlening

Relaties verbeteren en onderhouden

In 2005 heeft OCW een extern waarderings- en behoeftenonderzoek gehouden, onder meer om de externe oriëntatie van OCW te verbeteren. Het onderzoek heeft tot verschillende verbeteracties geleid, zoals functioneringsgesprekken met externe partners, thematische werkbezoeken en het organiseren van een «stakeholdersdag». Begin 2007 wordt onderzocht of de externe waardering voor OCW is toegenomen.

In het kader van het programma Servicegericht Uitvoeren stroomlijnt OCW de informatiestromen tussen bestuursdepartement, Cfi en andere informatieleveranciers (o.a. IBG en CBS). Cfi richt onder meer de zogenaamde instellingsportalen in. Voor het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie zijn deze portalen al gerealiseerd (respectievelijk in 2004 en 2005). In 2006 is het portaal voor het primair onderwijs aan de beurt. Dat valt samen met de invoering van de lumpsum in deze sector. Via de portalen krijgen scholen tot in detail te zien welke gegevens Cfi heeft gebruikt om de bekostiging te berekenen. Deze transparante informatie over de bekostiging van de instelling ondersteunt de verantwoording van de instelling aan de omgeving van de instelling. Voor de onderwijsdirecties richt Cfi daarnaast beleidsportalen in met informatie over financiën, deelnemers en instellingen en andere beleidsrelevante informatie, deels afkomstig van derden. Het beleidsportaal voor HO is eind 2005 gerealiseerd, later volgen de beleidsportalen voor BVE, VO en PO.

Effectief presteren in duidelijke functies en rollen

In het kader van het Programma Andere Overheid voert OCW een departementale takenanalyse uit. Centraal staat de vraag: doen we de goede dingen (en doen we ze goed genoeg)? In het najaar van 2005 presenteert OCW een plan van aanpak met acties voor de komende twee jaar en acties voor de periode daarna. Vanuit de gedachte dat OCW uiteindelijk werkt voor de werkvloer, voor leerlingen en studenten en voor het management en besturen van instellingen, worden de taken van OCW en de manier waarop die worden uitgevoerd, kritisch tegen het licht gehouden. Hierbij worden de consequenties van de uitgangspunten in de governance-brief voor de interne bedrijfsvoering en organisatie nadrukkelijk meegewogen.

4. Verder verbeteren interne bedrijfsvoering

Per 1 juli is voor OCW een nieuwe organisatie- en mandaatbesluit in werking getreden. Hiermee zijn de huidige taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van OCW-medewerkers op het juiste niveau «in de lijn» belegd. De interne managementafspraken tussen de diverse managementniveaus binnen OCW worden verder verbeterd en gestroomlijnd op basis van het INK-model en de uitkomsten van een eerder gehouden medewerkerstevredenheidsonderzoek. Hierdoor worden de interne sturing en bedrijfsvoering nog beter gericht op het bereiken van de beleids- en stelseldoelen van OCW.

Als uitvloeisel van het IBO-rapport Regeldruk en Controletoren (29 949, nr. 5 ) zal OCW de mededeling bedrijfsvoering in het jaarverslag over 2006 uitbreiden met een mededeling over de rechtmatigheid van de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten van het departement. OCW benoemt de onrechtmatigheden die boven de tolerantiegrens uitkomen, evenals de benodigde verbetermaatregelen. Het management-controlsysteem van OCW wordt zodanig aangepast dat de informatie die nodig is om de nieuwe verklaring te kunnen afgeven tijdig beschikbaar komt.

Naar aanleiding van de motie Mastwijk c.s. (29 949, nr. 9) zorgt OCW ervoor dat beleidsinformatie in begroting en jaarverslag zo transparant mogelijk is. De eerder genoemde beleidsportalen die Cfi bouwt in het kader van het programma Servicegericht Uitvoeren, dragen daaraan bij. Eventuele tekortkomingen in de beleidsinformatie en de totstandkoming daarvan meldt OCW conform de motie in het jaarverslag.

Goed onderbouwde beslissingen en risicomanagement

Voor goede interne sturing en besluitvorming is de kwaliteit van de informatie essentieel. OCW heeft een managementinformatiesysteem ontwikkeld voor financiële en personele gegevens dat de komende tijd verder wordt aangepast aan de wensen en behoeften van het management.

Risicomanagement krijgt een steeds nadrukkelijker plaats in de bedrijfsvoering van OCW. De managementafspraken 2006 bevatten verplicht een risicoanalyse op de beleidsdoelen en de doelstellingen interne bedrijfsvoering. OCW heeft verschillende instrumenten beschikbaar gesteld om de directies te ondersteunen bij het uitwerken van het risicomanagement, waaronder een handreiking risicomanagement en het organiseren van workshops.

Effectieve inzet van capaciteiten en talenten

In 2006 zal OCW opnieuw een medewerkerstevredenheidsonderzoek uitvoeren. Als daaruit knelpunten naar voren komen, dan nemen de directies de bijbehorende resultaatafspraken en maatregelen op in de managementafspraak. Naar aanleiding van het vorige onderzoek krijgt kwalitatief hoogwaardig leiderschap specifieke aandacht in departementsbreed beleid. Zo heeft OCW in 2005 via interviews met de eigen ambtenaren succes- en faalfactoren voor goed leiderschap in kaart gebracht. Op basis daarvan zijn profielen en gedragsrichtlijnen geformuleerd. Daarnaast richt het departement zich de komende jaren op talent- en loopbaanontwikkeling van het management, van hoog tot laag. Dit gebeurt door gerichte vacaturevervulling, vlootschouwen, loopbaangesprekken, opleiding, coaching, rouleren.

Het opleidingstraject zal mede gericht zijn op het verder ontwikkelen van de competenties van de medewerkers van OCW die onder meer nodig zijn voor interactieve beleidsvorming en voor de invulling van de uitgangspunten uit de governance-brief. In dit verband zal ook sprake zijn van een vorm van «leven lang leren».

De verwachting is verder dat OCW de afgesproken personeelsreductie per 31 december 2006 (taakstelling Balkenende I en II) zal halen. Uit onderstaande tabel blijkt dat de invulling van de taakstelling op schema ligt.

 Toegestane formatie per 31 juli 2002Feitelijke bezetting per 30 april 2005Toegestane formatie per 31 december 2006
Bestuursdepartement1 4811 289*1 190
Inspecties510496**486
Cultuurdiensten453476398
Adviesraden686664
Agentschappen803646657
OCW in fte3 3152 9732 795

* Dit is exclusief de uitbreiding bij het bestuursdepartement voor het progamma «Leren en werken».

** Inclusief een uitbreiding met 50 fte's bij de Inspectie van het Onderwijs ten gevolge van de invoering van de WOT.

5. Opheffen resterende onvolkomenheden geconstateerd door Rekenkamer

In het rapport over het Jaarverslag OCW 2004 noemt de Algemene Rekenkamer een viertal onvolkomenheden in de bedrijfsvoering van OCW. Eén van die onvolkomenheden betreft het beheer van kunstvoorwerpen (kunstcollecties en de bruikleenprocedure bij het Instituut ICN). Om deze onvolkomenheid op te heffen, voert OCW het beheerplan uit dat eind 2004 rijksbreed is vastgesteld voor in bruikleen gegeven kunstvoorwerpen. De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 2 juli jl. (30 100 VIII, nr. 9). In 2006 wil OCW de administratieve achterstand hebben ingelopen in het beheer en het terugvinden van vermiste voorwerpen. De andere onvolkomenheden – op het gebied van contractbeheer, interne controle bekostigingsprocessen bij CFI en beheer personeelskosten – worden naar verwachting nog in 2005 opgelost. Om het structurele karakter van de hieraan verbonden verbeteracties te waarborgen, worden deze in de interne managementafspraken voor 2006 opgenomen.

6. DE DIENSTEN DIE EEN BATEN-LASTEN STELSEL VOEREN

1. CENTRALE FINANCIËN INSTELLINGEN

Tabel 1: Begroting 2006 CFI (x € 1 000)
 2006
Totaal baten45 059
Totaal lasten45 059
Saldo van baten en lasten0
  
Totaal kapitaalontvangsten2 400
Totaal kapitaaluitgaven5 429

CFI begroot voor 2006 een exploitatiesaldo van nul. De kapitaalontvangsten betreffen de leenfaciliteit 2006. De kapitaaluitgaven zijn gelijk aan de geraamde investeringen in 2006 (gelijk aan de leenfaciliteit 2006) en de aflossing leningen.

Tabel 2: Begroting baten en lasten CFI (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Baten       
Opbrengst moederdepartement61 96846 02143 77043 71243 71243 71243 712
Opbrengst overige departementen988000000
Opbrengst tweeden/derden1 4281 1881 189600000
Rentebaten13658100100100100100
Buitengewone baten1 14410000000
Totale baten65 66447 36745 05944 41243 81243 81243 812
        
Lasten       
Apparaatskosten57 29242 85040 75039 57238 25137 65438 315
–personele kosten32 90227 18526 68926 01124 69024 09324 754
–materiële kosten24 39015 66514 06113 56113 56113 56113 561
Rentelasten277400500500500500500
Afschrijvingskosten3 3083 4673 3593 6604 3814 9784 317
–materieel3 3083 4673 3593 6604 3814 9784 317
–immaterieel0000000
Dotaties voorzieningen1 638450450680680680680
Buitengewone lasten1 64220000000
Totale lasten64 15747 36745 05944 41243 81243 81243 812
Saldo van baten en lasten1 507000000

Toelichting op de begroting van baten en lasten

Baten

Opbrengst moederdepartement

De diensten die CFI verricht voor de in de begroting opgenomen bedragen zullen jaarlijks worden vastgesteld in een prestatiecontract met de opdrachtgever OCW.

Opbrengst tweeden/derden

Het betreft hier diensten voor andere opdrachtgevers dan het ministerie van OCW, zoals het Participatiefonds. De opbrengsten tweeden/derden zijn vanaf 2008 op nul geraamd, aangezien CFI vanaf dat jaar geen zekerheid meer heeft over de werkzaamheden ten behoeve van het Participatiefonds.

Rentebaten

Het betreft hier een expertraming op basis van uitkomsten uit het verleden.

Buitengewone baten

Het betreft hier een expertraming op basis van uitkomsten uit het verleden. Het zijn baten die geen betrekking hebben op het lopende boekjaar. De buitengewone baten zijn met ingang van 2006 op nul gesteld, omdat de nog te betalen bedragen bij vaststelling van jaarrekening CFI steeds zuiverder worden vastgesteld.

Lasten

Personele kosten

De personeelskosten 2006 zijn gebaseerd op een gemiddelde bezetting van 450 fte in 2006 met een gemiddelde prijs per fte van € 59 000, inclusief persoonsgebonden budgetten. De daling van de personele kosten ten opzichte van 2005 is het gevolg de taakstelling op personeel. Er is € 0,3 miljoen begroot voor externe ondersteuning in piekperioden.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan grotendeels uit vaste lasten. Te noemen zijn huur € 3,3 miljoen, exploitatie gebouwen en materieel € 2,9 miljoen, beheer en exploitatie van geautomatiseerde systemen (inclusief GEFIS) € 5,6 miljoen, de kosten voor informatieleveringen € 0,8 miljoen en het project huisvesting CFI € 0,5 miljoen.

Het bouwdeel CFI wordt in 2005 gerenoveerd en naar verwachting begin 2006 opgeleverd.

Rentelasten

De rentelasten CFI vloeien voort uit rente en aflossingsdragend vermogen.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen alleen materiële vaste activa. De gehanteerde afschrijvingstermijnen bedragen 10 jaar voor meubilair, 3 jaar voor hard- en software en 5 jaar voor bedrijfsondersteunende systemen.

Dotaties voorzieningen

De dotaties voorzieningen betreffen personeel. CFI is sinds 2000 zelf financieel verantwoordelijk voor individuele gevallen wachtgeld.

Tabel 3: Kasstroomoverzicht CFI (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
1.Rekening courant RHB 1 januari (inclusief deposito)14 06120 46117 8549 99110 67312 65015 254
        
2.Totaal operationele kasstroom10 78778– 4 8343 5424 2774 9044 243
        
3aTotaal investeringen (–)– 1 088– 9 100– 2 4000000
3bTotaal boekwaarde desinvesteringen (+)0000000
3.Totaal investeringskasstroom– 1 088– 9 100– 2 4000000 
        
4a.Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–)– 91000 000 
4b.Eenmalige storting door moederdepartement (+)0000000
4c.Aflossingen op leningen (–)– 3 209– 2 685– 3 029– 2 860– 2 300– 2 300– 1 390
4d.Beroep op leenfaciliteit(+)09 1002 4000000
4.Totaal financieringskasstroom– 3 3006 415– 629– 2 860– 2 300– 2 300– 1 390
        
5.Rekening courant RHB 31 december20 46117 8549 99110 67312 65015 25418 107

Toelichting op het kasstroomoverzicht van CFI

Financiën heeft voor 2006 een aanvraag leenfaciliteit toegekend van € 2,4 miljoen, gelijk aan de opgevoerde investeringen. In het kasstroomoverzicht zijn daarentegen de investeringen CFI voor het jaar 2007 en verder op nul gesteld, aangezien er voor deze jaren door Financiën nog geen leenfaciliteit is toegekend. CFI heeft in de begroting wel de geraamde afschrijvingskosten opgevoerd voor een zo getrouw mogelijk beeld.

Aan de – voor een groot deel niet-reguliere – investeringen liggen afspraken met OCW ten grondslag, in het kader van het projectplan Servicegericht Uitvoeren (SU) en de boedelscheiding.

2. NATIONAAL ARCHIEF

Tabel 1: Begroting Nationaal Archief (bedragen x € 1 000)
 Begroting 2006
Totaal baten15 408
Totaal lasten15 407
Saldo van baten en lasten1
  
Kapitaalontvangsten1 000
Kapitaaluitgaven1 882

Exploitatiebegroting 2006

Tabel 2: Begroting Nationaal Archief van baten en lasten voor het jaar 2006 (bedragen x € 1000)
 Realisatie 2004Actualisatie 2005Begroting 2006Begroting 2007Begroting 2008Begroting 2009Begroting 2010
Baten       
Opbrengst ocw36 56314 59414 63814 40014 52514 08314 083
Opbrengst overige departementen       
Opbrengst derden1 816850750750750750750
Rentebaten8302020202020
Buitengewone baten1 0421 67200000
Exploitatiebijdrage       
Totaal baten39 42917 14615 40815 17015 29514 85314 853
        
Lasten       
Apparaatskosten37 37016 00714 41914 07114 48914 04714 047
–personele kosten11 6267 3386 8316 5316 5316 5316 531
–materiele kosten25 7448 6697 5887 5407 9587 5167 516
Rentelasten79808080808080
Afschrijvingskosten1 0169039081 018725725725
–materieel1 0169039081 018725725725
–immaterieel       
Dotaties voorzieningen66      
Buitengewone lasten48155     
        
Totaal lasten38 57917 14515 40715 16915 29414 85214 852
Saldo van baten en lasten850111111

Toelichting op de baten

De baten van het Nationaal Archief bestaan uit de volgende componenten:

• De bijdrage van OCW: deze bestaat uit het personele, materiële en huisvestingsbudget.

• Opbrengsten derden: deze bestaan uit diversen en opbrengsten uit detacheringen (€ 300 000), dienstverlening en declarabele uren (€ 250 000) en verhuur van depots en ruimtes (€ 200 000).

• De rentebaten zijn begroot op een vergoeding van ongeveer 2%.

• Gedurende 2005 worden de laatste rijksarchieven gefuseerd tot RHC's. Zowel de baten als de lasten zijn hierdoor uit de begroting van het Nationaal Archief overgeheveld naar artikel 14. Dit verklaart het verschil tussen de standen van 2004 en 2005–2010.

Toelichting op de lasten

De lasten van het Nationaal Archief bestaan uit de volgende componenten:

• Apparaatskosten: de salarislasten zullen de komende jaren dalen als gevolg van de taakstelling van het kabinet Balkende I en II. De formatie van het Nationaal Archief zal structureel uitkomen op 130,4 fte, waarbij een bedrag van € 50 000,– per fte begroot is. De materiële kosten bestaan voornamelijk uit de vaste componenten huisvesting (€ 3 288 000) en organisatiekosten (€ 1 730 000). Daarnaast is er nog de component «projectgelden» (€ 1 580 000) en reserveringen bouwtrajecten RHC's (€ 990 000).

• De rentelasten zijn gebaseerd op de huidige lasten van de openstaande leningen bij het ministerie van Financiën plus de verwachte rentekosten van de voorgenomen leningen. De hiervoor geldende rentepercentages liggen tussen de 4 en 5%.

• De materiële afschrijvingskosten hebben grotendeels betrekking op investeringen in 2005 (inhaalslag op het gebied van ICT en verbouwingen aan het entreegebied / kantooromgeving). Voor de meerjarenplanning vanaf 2006 geldt een voorgenomen investeringsbedrag van € 1000 000,– en vervolgens € 750 000,–. Dit betreft vervangingsinvesteringen.

Kasstroomoverzicht

De bovengenoemde exploitatie, de investeringen en leningen leiden tot het navolgende kasstroomoverzicht.

Tabel 3: Kasstroomoverzicht 2006 Nationaal Archief (bedragen x € 1000)
 Realisatie 2004Actualisatie 2005Begroting 2006Begroting 2007Begroting 2008Begroting 2009Begroting 2010
1.Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito)1 2273 5393 3103 3373 2322 9822 832
2.Totaal operationele kasstroom1 7389049091 019726726726
3a–/– totaal investeringen– 1 216– 1 700– 1 000– 750– 750– 750– 750
3b+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen27      
3.Totaal investeringskasstroom– 1 189– 1 700– 1 000– 750– 750– 750– 750
        
4a–/– eenmalige uitkering aan OCW       
+/+ Eenmalige storting door OCW994      
–/– aflossing op leningen– 211– 1 133– 882– 1 124– 976– 876– 674
+/+ beroep op leenfaciliteit9801 7001 000750750750750
4.Totaal financieringskasstroom1 763567118– 374– 226– 12676
        
5.Rekening courant RHB per 31 december (incl. deposito)3 5393 3103 3373 2322 9822 8322 884

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De liquiditeitspositie (rekening courant) zal de komende jaren geen noemenswaardige ontwikkelingen vertonen. De investeringen vanaf 2006 hebben voornamelijk betrekking op vervangingsinvesteringen op het gebied van ict.

7. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Algemeen

In de verdiepingsbijlage worden de bijstellingen van de begroting op het niveau van het artikel gepresenteerd. Het gaat hier om de veranderingen van de begroting ten opzichte van de ontwerpbegroting 2005. De bijstellingen die worden toegelicht gaan een bedrag van € 2,2 miljoen te boven of zijn beleidsmatig van aard. Dit betekent dat niet elk bedrag wordt toegelicht.

Voor de uitgaven en ontvangsten geldt dat de tabellen alleen zijn opgenomen als er mutaties hebben plaatsgevonden. Voor de verplichtingen zijn de tabellen opgenomen als de mutaties afwijken van de mutaties in de uitgaven. Alleen als die afwijkingen een bedrag van € 2,2 miljoen te boven gaan, worden ze toegelicht.

De begroting bevat een aantal veranderingen die een gelijke toelichting kennen, maar op meerdere artikelen betrekking hebben. Het betreft de volgende onderwerpen:

1. Verdeling enveloppemiddelen;

2. Loon- en prijsbijstelling;

3. Efficiencytaakstelling;

4. Diverse taakstellingen (taakstelling PIA 2, adviesraden en BZK-regelingen)

Verdeling enveloppe

Deze tabel betreft de verdeling van de enveloppemiddelen naar de verschillende beleidsterreinen. Dit is conform de toezegging aan de Kamer in het debat over de financiële verantwoording 2004.

De verdeling van de enveloppemiddelen over de beleidsartikelen is als volgt verwerkt. Deze middelen zijn nog inclusief het LNV-aandeel in de enveloppe.

Tabel 1: Verdeling enveloppemiddelen (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Primair onderwijs105 179156 153199 280207 650207 650207 650207 650
Voortgezet onderwijs38 43382 364118 939145 050145 050145 050145 050
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie30 57736 80357 49367 97067 97067 97067 970
Hoger beroepsonderwijs18 06042 02062 859118 900118 900118 900118 900
Wetenschappelijk onderwijs47 20064 40085 26793 700102 700102 700102 700
Onderwijspersoneel42 58368 646125 126221 000221 000221 000221 000
Informatie- en communicatietechnologie26 72023 65713 73010 73010 73010 73010 730
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten1 0003 0003 0003 0003 0003 0003 000
Cultuur7 00017 00025 00051 00051 00051 00051 000
Onderzoek en wetenschappen12 13517 62227 08160 00060 00060 00060 000
Ministerie algemeen73015 4267 1030000
Inspecties18097700000
Totaal uitdeling329 797528 068724 878979 000988 000988 000988 000

Loon- en prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling tranche 2005 is uit de zogenaamde aanvullende posten in de Miljoenennota aan de OCW-begroting toegedeeld. Daarnaast zijn ook additionele middelen voor onder meer de WAO-premie en de gestegen pensioenpremies overgeheveld. Vervolgens worden deze bijstellingen over de verschillende artikelen verdeeld. De kabinetsbijdrage is bij Voorjaarsnota 2005 vastgesteld. Voor de loonbijstelling betreft het een bedrag van € 10,1 miljoen voor 2005 oplopend naar € 32,0 miljoen in 2010. De compensatie negatieve arbeidsvoorwaarden ruimte betreft een bedrag van € 200,1 miljoen in 2005. Met dit totaal aan middelen wordt voor alle beleidsartikelen een nullijn gerealiseerd.

De uitdeling van de loonbijstelling over de beleidsartikelen is als volgt verwerkt:

Tabel 2: Verdeling loonbijstelling (x € 1 000)
 200520062007200820092010
Primair onderwijs69 01810 31110 48210 54910 60910 609
Voortgezet onderwijs57 9897 4077 4207 4057 3827 382
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie25 0483 2183 2423 2463 2473 247
Hoger beroepsonderwijs15 8361 9061 9551 9591 9591 959
Wetenschappelijk onderwijs25 7236 0776 1476 1896 2086 208
Internationaal beleid991717171717
Onderwijspersoneel1 734321467467467467
Informatie- en communicatietechnologie4222222
Studiefinanciering628137133133133133
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten962121212121
Lesgelden2976666
Cultuur6 2271 0891 1361 1381 1381 138
Media4017171727272
Onderzoek en wetenschappen6 148840871865891891
Nominaal en onvoorzien– 1 001– 359– 352– 343– 333– 333
Ministerie algemeen1 2877266686868
Inspecties7895454535252
Adviesraden8777777
Totaal uitdeling210 18031 19831 74531 85431 94631 946

In de Voorjaarsnota 2005 is de prijsbijstelling tranche 2005 uitgedeeld over de departementale begrotingen. Voor OCW betreft dit, exclusief indexering WSF/WTOS, € 72,4 miljoen in 2005 oplopend naar € 74,4 miljoen in 2010. Bij de uitdeling van de prijsbijstelling over de verschillende artikelen is rekening gehouden met het afwijkende (hogere) wettelijk verplichte bijstellingspercentage op het materiële budget van het primair onderwijs en op het praktijkonderwijs in het voortgezet onderwijs.

De prijsbijstelling tranche 2005 wordt als volgt over de beleidsartikelen verdeeld:

Tabel 3: Verdeling prijsbijstelling (x € 1 000)
 200520062007200820092010
Primair onderwijs23 53523 58523 50323 58423 68923 689
Voortgezet onderwijs5 5975 8466 1756 2336 1426 142
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie5 5405 5825 6485 6555 6475 647
Technocentra8000000
Hoger beroepsonderwijs4 8354 9465 1325 1685 1655 165
Wetenschappelijk onderwijs9 1789 3079 4729 5409 5399 539
Internationaal beleid111103104110109109
Onderwijspersoneel531528528528528528
Informatie- en communicatietechnologie440361322313313313
Studiefinanciering7 2526 8966 8006 6747 6117 611
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten384243434343
Lesgelden121313131313
Cultuur3 3313 3633 5133 5973 6133 613
Media7 9727 6437 7037 7627 8247 824
Onderzoek en wetenschappen2 8512 8942 9622 9493 0163 016
Nominaal en onvoorzien848858754860963963
Ministerie algemeen177176177157156156
Inspecties484848484747
Adviesraden555555
Totaal72 38172 19672 90273 23974 42374 423

Efficiëncytaakstelling

Tabel 4: Verdeling efficiencytaakstelling (x € 1 000)
 200520062007200820092010
Primair onderwijs00– 127– 212– 212– 212
Voortgezet onderwijs00– 109– 197– 197– 197
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie00– 62– 112– 112– 112
Hoger beroepsonderwijs00– 110– 206– 206– 206
Internationaal beleid00– 15– 30– 30– 30
Onderwijspersoneel00– 31– 56– 56– 56
Informatie- en communicatietechnologie00– 14– 27– 27– 27
Studiefinanciering00– 497– 995– 995– 995
Cultuur00– 339– 606– 606– 606
Onderzoek en wetenschappen00– 4 819– 7 244– 7 244– 7 244
Nominaal en onvoorzien– 6 038– 11 893– 9 777– 5 502– 5 502– 5 502
Ministerie algemeen00– 352– 742– 742– 742
Inspecties00– 308– 602– 602– 602
Adviesraden00– 29– 58– 58– 58
Totaal uitdeling– 6 038– 11 893– 16 589– 16 589– 16 589– 16 589

In de ontwerpbegroting 2005 is de efficiencytaakstelling, oplopend van € 4,3 miljoen in 2005 tot € 7,0 miljoen vanaf 2007 geparkeerd op artikel 18 (Ministerie algemeen). Aanvullend is in de Nota van Wijziging in verband met de Motie Verhagen een aanvullende efficiencytaakstelling opgelegd van € 1,7 miljoen in 2005 oplopend naar € 9,6 miljoen vanaf 2007 die eveneens is geparkeerd op artikel 18 (Ministerie algemeen). In bovenstaande tabel is de verdeling van deze taakstellingen naar de verschillende beleidsartikelen vermeld.

Diverse taakstellingen

Tabel 5: Taakstelling PIA 2, Adviesraden en Elektronische overheid (x € 1 000)
 200520062007200820092010
Primair onderwijs0– 180– 374– 372– 368– 368
Voortgezet onderwijs0– 90– 186– 186– 183– 183
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie0– 47– 94– 94– 93– 93
Hoger beroepsonderwijs0– 44– 86– 84– 84– 84
Wetenschappelijk onderwijs0– 7– 22– 22– 21– 21
Internationaal beleid0– 2– 7– 7– 7– 7
Onderwijspersoneel0– 14– 16– 16– 16– 16
Informatie- en communicatietechnologie0– 2– 4– 4– 4– 4
Studiefinanciering0– 4– 12– 12– 12– 12
Cultuur0– 202– 617– 643– 590– 590
Onderzoek en wetenschappen0– 5– 15– 15– 15– 15
Nominaal en onvoorzien– 3 139– 5 465– 5 712– 5 961– 6 120– 6 120
Ministerie algemeen0– 430– 1 255– 1 210– 1 240– 1 240
Inspecties0– 94– 321– 343– 375– 375
Adviesraden0– 28– 90– 90– 91– 91
Totaal uitdeling– 3 139– 6 565– 8 819– 9 059– 9 219– 9 219

In de Voorjaarsnota 2005 is de taakstelling professioneel inkopen en aanbesteden 2 (PIA 2), oplopend van € 1,9 miljoen in 2005 tot € 5,9 miljoen vanaf 2007 geparkeerd op artikel 18 (Ministerie algemeen).

De taakstelling Adviesraden betreft een bedrag van € 1,2 miljoen structureel vanaf 2005.

In het kader van het Project Andere Overheid (PAO) zijn onder de verzamelnaam «elektronische overheid» enkele breed gedragen (SG-beraad) projecten geëntameerd, die van belang zijn voor de vermindering van de administratieve lasten van burgers en bedrijven. Daarnaast staan er projecten op stapel die van belang zijn voor het functioneren van de rijksdienst zelf, te weten de campagne Werken bij het Rijk en de invoering van RijksNet (de opvolger van RYX). Omdat alle departementen baat hebben bij deze projecten zijn de structurele kosten van «elektronische overheid» en de incidentele kosten 2006 van Werken bij het Rijk en RijksNet verhaald op de departementen. Deze taakstelling betreft een korting van € 1,8 miljoen in 2006 oplopend tot € 2,3 miljoen in 2010. In bovenstaande tabel is de verdeling van deze taakstellingen naar de verschillende beleidsartikelen vermeld.

Artikel 1: Primair onderwijs

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 7 483 5357 536 1197 614 4227 660 8447 703 374 
Nota van wijziging 4200075 000100 000100 000100 000 
Amendementen       
1e suppletore begroting 91 813119 84054 00815 743– 26 357 
Nieuwe mutaties 98 10864 44448 30631 71226 987 
Stand ontwerpbegroting 20067 514 1437 715 4567 795 4037 816 7367 808 2997 804 0047 793 370

De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op een matrixrelatie. Dit betekent dat er een wisselende verhouding tussen de kas- en verplichtingenraming is wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 7 484 6647 537 2137 615 6387 662 0247 704 590 
Nota van wijziging 4200075 000100 000100 000100 000 
Amendementen       
1e suppletore begroting 91 813119 84054 00815 743– 26 357 
Nieuwe mutaties 98 10864 44448 30631 71226 987 
Stand ontwerpbegroting 20067 574 3417 716 5857 796 4977 817 9527 809 4797 805 2207 794 586
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009
1.Technische mutaties94 36944 09640 85626 49926 719
1. Bijstellingen uit aanvullende posten92 55333 89633 98534 13334 298
2. Desalderingen2 07495005 900– 8 600– 8 600
3. Overboekingen intern– 1817009719661 021
4. Overboekingen extern– 770000
2.Autonome mutaties16 80036 10133 21919 82515 193
1. Diversen16 80033 00033 00021 40017 000
2. Leerlingen volume 3 101219– 1 575– 1 807
3.Beleidsmatige mutaties– 13 061– 15 753– 25 769– 14 612– 14 925
1. Arbeidstoeleiding 1 5004 0004 0004 000
2. Zwemonderwijs – 1 500– 4 000– 4 000– 4 000
3. Flankerend beleid schoolbegeleidingsdiensten7004 3004 3004 300 
4. Aanpassing kasritme – 1 900– 21 000– 7008 800
5. Schoolbudget– 8 400– 15 200– 7 200– 14 300– 19 400
6. Ict – 2000– 2000– 2000– 2000
7. Regeling school maatschappelijk werk– 1 700    
8. Schakelklassen– 300    
9. Servicegericht uitvoeren– 1 8006001 600  
10. Toerusting en bereikbaarheid– 1 000– 1 000– 2000– 2000– 2000
11. Taakstelling niet-wettelijke uitgaven– 1 100– 1 400– 1 000– 1 000– 1 000
12. Taakstelling Pia 2 – 180– 374– 372– 368
13. Efficiencytaakstelling  – 71– 128– 128
14. Doorwerking WW-taakstelling5371 0252 0301 6701 253
15. Taakstelling ZBO's en agentschappen00– 56– 84– 84
16. Prijsbijstelling 200422222
Totaal98 10864 44448 30631 71226 987

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

De bijstelling uit de aanvullende posten betreft de loon- en prijsbijstelling 2006 en de compensatie voor de negatieve arbeidsvoorwaardenruimte.

Deze mutaties zijn in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk toegelicht.

1.2

Deze mutatie betreft onder ander het afrekenbudget voor de personele bekostiging en de middelen uit het FES.

Afrekening van de voor de personele bekostiging verstrekte voorschotten leidt tot nabetaling of tot ontvangsten (afrekenbudget). Na de invoering van lumpsumbekostiging worden voor de reguliere personele bekostiging geen voorschotten meer verstrekt en vervalt voornoemde afrekening daarvan. Deze mutatie geeft de gevolgen daarvan op het afrekenbudget (uitgaven en ontvangsten) weer.

Er is uit het FES € 19 miljoen beschikbaar gesteld (€ 9,5 miljoen in 2006 en in 2007) voor het bijscholen van leraren in de kwalitatief betere VVE-programma's. Daarnaast wordt beleid ontwikkeld voor het toezicht door de Inspectie van het Onderwijs en de integratie van VVE in de lerarenopleidingen.

1.3

De grootste interne overboeking is € 2,5 miljoen structureel vanaf 2006 van artikel 3 (voortgezet onderwijs) naar artikel 1 voor de expertise bekostiging van het speciaal onderwijs op de scholen Viataal en Effatha ten gevolge van de invoering van de leerlinggebonden financiering.

2.1

Deze mutatie betreft grotendeels een verhoging van de beschikbare budgetten voor Participatiefonds, Vervangingsfonds en UWV. Daarnaast betreft het een verlaging van de uitgavenstand in verband met vervallen van het flankerend beleid GOA.

In de voorjaarsnota is reeds melding gemaakt van verwachte hogere uitgaven bij het Participatiefonds en het Vervangingsfonds. Als gevolg daarvan nemen ook de kosten van de uitvoeringsorganisatie die de werkloosheid- en suppletieuitkeringen verzorgt (UWV) toe.

De hogere uitgaven bij het Participatiefonds ontstaan doordat het aantal I/D-banen in het onderwijs daalt. De kosten van de daaruit voortvloeiende werkloosheidsuitkeringen worden gedragen door dit fonds. De hogere uitgaven bij het Vervangingsfonds worden veroorzaakt door een procentueel toenemende vervanging van leraren (mogelijk geworden door gedaalde lerarentekort). Daarnaast dalen de inkomsten van dit fonds. Inmiddels zijn maatregelen getroffen die het verschil tussen de uitgaven en inkomsten van de fondsen moeten verkleinen; voorts zijn in het kader van de voorjaarsnota de budgetten voor Participatiefonds en Vervangingsfonds verhoogd. De resterende problematiek wordt met de voorgenomen mutaties opgelost. Door de verhoging van het budget voor het Vervangingsfonds kunnen voor meer afwezige leerkrachten in het primair onderwijs vervangers worden aangesteld.

2.2

Deze mutatie is het gevolg van een bijstelling op de raming asielzoekers.

3.1, 3.2

Om de arbeidstoeleiding van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) te verbeteren door de materiële bekostiging van het vso op het niveau van het praktijkonderwijs te brengen, is € 4,0 miljoen structureel vanaf schooljaar 2006/07 nodig. Deze middelen worden vrijgemaakt door het budget voor verbetering zwemonderwijs te verlagen. De bestaande regeling voor gemeenten zal vanaf augustus 2006 niet meer worden gecontinueerd.

3.3

Met € 4,3 miljoen in de jaren 2006 tot en met 2008 wordt conform het amendement Invoering vraagfinanciering schoolbegeleiding (TK-04/05 nr. 29 875-20) meer geld uitgetrokken voor flankerend beleid, zodat schoolbegeleidingsdiensten zich kunnen voorbereiden op de invoering van vraagfinanciering.

3.4

Om middelen die ingezet worden voor de tekorten op dit beleidsterrein op een juiste manier over de jaren te verdelen, is een verschuiving over de jaren nodig. Daarom zullen de middelen voor de regeling Bestuur en Management in een ander kasritme worden uitgegeven dan gepland. Over de jaren heen is deze verschuiving van middelen budgettair neutraal.

3.5

Om het tekort bij het Participatiefonds te dekken, wordt ondermeer met een aantal maatregelen geld vrijgemaakt uit het schoolbudget. Zo worden de geraamde oploop in verband met integraal personeelsbeleid en de loonbijstelling over het schoolbudget niet uitgekeerd en wordt tevens het betalingsritme aangepast.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 20 13320 13320 13320 13320 133 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 31 316– 6 327– 6 3276 327– 6 327 
Nieuwe mutaties 2 0749 5005 900– 8 600– 8 600 
Stand ontwerpbegroting 200688 99853 52323 30619 7065 2065 2065 206
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties2 0749 5005 900– 8 600– 8 600 
1. Desaldering VVE (FES) 9 5009 500   
2. Desaldering lumpsum  – 3 600– 8 600– 8 600 
3.Desaldering pensioenpremies WW-ers2 074     
Totaal2 0749 5005 900– 8 600– 8 600 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1 en 1.2

Een toelichting op deze desalderingen is te vinden bij de bijbehorende mutaties op de uitgaven (1.2).

Artikel 3: Voortgezet onderwijs

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 5 378 0465 427 2445 465 8405 462 5045 437 368 
Nota van wijziging       
Amendementen – 27     
1e suppletore begroting 15 13754 62169 15061 96640 384 
Nieuwe mutaties 69 221172 767169 74614 32013 006 
Stand ontwerpbegroting 20065 337 6615 462 3775 654 6325 704 7365 538 7905 490 7585 482 625
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 5 361 8555 459 1855 498 8475 493 6215 468 285 
Nota van wijziging       
Amendementen – 27     
1e suppletore begroting 15 13754 62169 15061 96640 384 
Nieuwe mutaties 69 035172 769169 75314 32013 206 
Stand ontwerpbegroting 20065 281 5725 446 0005 686 5755 737 7505 569 9075 521 8755 513 542
Specificatie nieuwe mutaties (x 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties68 200164 393164 60414 63214 519 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten63 68913 35613 69813 74113 628 
2. Desalderingen2 074150 000150 000   
3. Overboekingen intern2 5141 037906891891 
4. Overboekingen (extern)– 77     
2.Autonome mutaties 4 881344– 2 478– 2 844 
1. Asielzoekers regulier 4 881344– 2 478– 2 844 
3.Beleidsmatige mutaties8353 4954 8052 1661 531 
1. Taakstelling Pia 2 – 90– 186– 186– 184 
2. Taakstelling sector Rijk  – 51– 95– 95 
3. Taakstelling agentschappen/ZBO's  – 58– 102– 102 
4. Correctie op doorwerking ww-taakstelling8351 5853 1002 5491 912 
5.Kwaliteitsimpuls ZAT's 2 0002 000   
Totaal69 035172 769169 75314 32013 206 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Dit betreft de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van de begroting.

Bij de uitdeling van de prijsbijstelling is rekening gehouden met het afwijkende (hogere) wettelijk verplichte bijstellingspercentage op het materiele budget van het praktijkonderwijs in het voortgezet onderwijs en in het primair onderwijs. Vanwege deze uitdeling is voor de overige sectoren van OCW en dus ook voor de overige scholen in het voortgezet onderwijs minder prijsbijstelling beschikbaar (zie ook de algemene toelichting in het verdiepingshoofdstuk).

1.2

Voor 2006 en 2007 betreft dit de ontvangen middelen uit het Fonds Economische Structuurversterking, in totaal € 300 miljoen. Hiervan is € 100 miljoen bestemd voor het vmbo (zie de brief van minister-president Balkenende over het zgn. Paasakkoord van 26 maart 2005 kenmerk 05M473 585). Aanvullend komt uit het FES een bedrag van € 200 miljoen beschikbaar voor het funderend onderwijs. Deze middelen zullen worden ingezet voor praktijklokalen in het vmbo, verbeterde «arbeidspleksimulaties» in het vso en brede scholen (PO en VO). In afwachting van definitieve besluitvorming is het bedrag van € 200 miljoen voorlopig geparkeerd op de begroting van VO.

De eerdergenoemde middelen worden aan het uitgavenbudget toegevoegd (zie ook de ontvangsten van artikel 3).

2.1

Deze mutatie is het gevolg van de bijstelling van de raming voor asielzoekers.

3.1 t/m 3.4

Het betreft het aandeel van VO in diverse taakstellingen. Deze mutaties zijn nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

3.5

Het betreft extra middelen voor een kwaliteitsimpuls van de ZAT's.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 1 3611 3611 3611 3611 361 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting       
Nieuwe mutaties 2 074150 000150 000   
Stand ontwerpbegroting 20063 9403 435151 361151 3611 3611 3611 361
Specificatie nieuwe mutaties (x 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties2 074150 000150 000   
1. Desalderingen2 074150 000150 000   
Totaal2 074150 000150 000   

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Van het Fonds Economische Structuurversterking is zowel voor 2006 als voor 2007 een bedrag van € 150 miljoen ontvangen (totaal € 300 miljoen). Deze middelen worden aan het uitgavenbudget toegevoegd (zie ook de uitgebreidere toelichting bij de uitgaven van artikel 3).

Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 2 753 2132 771 3352 774 6032 774 3042 825 468 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 15 64740 08526 84328 21224 344 
Nieuwe mutaties 60 00792 4357 9707 358– 44 635 
Stand ontwerpbegroting 20062 866 1732 828 8672 903 8552 809 4162 809 8742 805 1772 857 146

De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie en de matrixrelatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect (is uitgaven) van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor. Bij een matrixrelatie is er een wisselende verhouding tussen de uitgaven- en verplichtingenraming wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 2 738 0052 756 1592 773 2492 776 0852 776 601 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 4 86126 91727 91326 84328 212 
Nieuwe mutaties 40 179103 0238 6967 9217 246 
Stand ontwerpbegroting 20062 692 9632 783 0452 886 0992 809 8582 810 8492 812 0592 807 426
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties 31 86196 3686 2686 279 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten 30 5888 8008 8908 901 
2. Overboekingen intern 1 3226 568– 2 622– 2 622 
3. Overboekingen (extern) – 490   
4. Desaldering  81 000   
2.Autonome mutaties  49135– 250 
1. Leerlingenvolume  49135– 250 
3.Beleidsmatige mutaties 8 3186 1642 3931 892 
1. Duitsland Instituut Amsterdam  – 100   
2. Project «leren en werken» 7 6205 000   
3. Prijsbijstelling 2004 16161616 
4. Efficiencytaakstelling   – 40– 75 
5. WW Taakstelling 6821 2952 5332 082 
6. Taakstelling ZBO's/agentschappen   – 22– 37 
7. Taakstelling Pia 2  – 47– 94– 94 
Totaal 40 179103 0238 6967 921 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

De bijstelling uit de aanvullende posten betreft voornamelijk de loonbijstelling, prijsbijstelling en de middelen voor compensatie negatieve arbeidsvoorwaarden.

1.2

De belangrijkste mutatie betreft een interne overboeking van € 10,6 miljoen vanaf artikel 6 (hbo) voor de projectdirectie Leren en werken.

1.4

Betreft een desaldering met de ontvangsten voor een bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking die wordt ingezet ter verbetering /vervanging van het lesmateriaal, docentstages en leren in bedrijf.

3.2

Betreft een bijdrage van € 7,6 miljoen van het ministerie van SZW voor de projectdirectie Leren en werken.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005  0    
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting       
Nieuwe mutaties  81 000    
Stand ontwerpbegroting 20067 070 81 000    
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties 81 000    
1. Desaldering 81 000    
Totaal 81 000    

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Betreft een desaldering met de uitgaven voor een bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking die wordt ingezet ter verbetering/vervanging van het lesmateriaal, docentstages en leren in bedrijf.

Artikel 5: Technocentra

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005       
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting       
Nieuwe mutaties 80     
Stand ontwerpbegroting 200617 6028000000

De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor.

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 9 076     
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting       
Nieuwe mutaties 80     
Stand ontwerpbegroting 20068 6759 15600000
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties80     
1. Prijsbijstelling80     
Totaal80     

Artikel 6: Hoger beroepsonderwijs

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 1 721 7241 733 9941 788 1561 770 3711 770 407 
Nota van wijziging 16 010     
Amendementen       
1e suppletore begroting 136 480129 645141 316149 216145 516 
Nieuwe mutaties 18 9564 6325 2844 33111 196 
Stand ontwerpbegroting 20061 760 8351 893 1701 868 2711 934 7561 923 9181 927 1191 927 118

De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie en de matrixrelatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect (is uitgaven) van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor. Bij een matrixrelatie is er een wisselende verhouding tussen de uitgaven- en verplichtingenraming wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 1 748 6231 735 4271 765 9761 771 8051 771 859 
Nota van wijziging 16 010     
Amendementen       
1e suppletore begroting 8 73892 145129 316141 316149 216 
Nieuwe mutaties 22 277– 3 8224 2013 11711 456 
Stand ontwerpbegroting 20061 720 2381 795 6481 823 7501 899 4931 916 2381 932 5311 928 570
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties21 785– 4 6912 6351 95310 649 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten20 6716 8527 0877 1277 124 
2. Budgettair neutraal – 136– 136– 136– 136 
3. Overboekingen intern826– 10 200– 1 166– 3 2003 924 
4. Overboekingen (extern)288– 1 207– 3 150– 1 838– 263 
2.Beleidsmatige mutaties4928691 5661 164807 
1. Doorwerking WW-taakstelling4668871 7361 4281 071 
2. Efficiencytaakstelling  – 47– 92– 92 
3. Efficiencytaakstelling sector Rijk  – 7– 10– 10 
4. Prijsbijstelling 20042626262626 
5. Taakstelling agentschappen  – 14– 20– 20 
6. Taakstelling PIA – 44– 86– 84– 84 
7. Taakstelling ZBO'S  – 42– 84– 84 
Totaal22 277– 3 8224 2013 11711 456 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

De bijstelling uit de aanvullende posten betreft de loon- en prijsbijstelling 2005 en de compensatie in 2005 voor de zogenoemde «negatieve arbeidsvoorwaardenruimte». Een nadere toelichting is opgenomen in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

1.3

Deze mutatie is het saldo van meerdere overboekingen tussen beleidsartikelen. Als belangrijkste hiervan worden genoemd:

• De overboeking naar artikel 11 van € 3 miljoen vanaf 2006. Als gevolg van de intrekking van de verwantschapsregeling vervalt voor studenten die een verwante opleiding volgen de «korting» bij de omzetting van het aantal jaren prestatiebeurs. Dit leidt tot extra kosten voor studiefinanciering.

• De overboeking van artikel 7 van circa € 7,3 miljoen vanaf 2006. In de prestatiecontracten die jaarlijks worden gesloten met de IBG en de CFI wordt geen onderscheid gemaakt tussen de sectoren hbo en wo. Om die reden worden de middelen vanaf 2006 voor het gehele hoger onderwijs begroot en verantwoord op beleidsartikel 6.

• De overboeking naar artikel 4 van € 4,9 miljoen in 2005 en € 10,6 miljoen in 2006. Op artikel 4 worden centraal de uitgaven voor de uitvoering van het actieplan «Leven lang leren» begroot en verantwoord.

• Voor de financiering van het WO-SPRINT-programma is in 2005 € 8,5 miljoen vrijgemaakt uit de middelen voor prestatieafspraken hbo en wo. Deze € 8,5 miljoen wordt in 2008 uit de middelen Deltaplan bèta/techniek vrijgemaakt en toegevoegd aan de middelen voor prestatieafspraken, te weten: € 5 miljoen voor International centres of excellence (artikel 7), € 2 miljoen voor Verhoging deelname studenten met een handicap (artikel 7) en € 1,5 miljoen voor Verhoging deelname allochtone studenten (artikel 6).

Artikel 7: Wetenschappelijk onderwijs

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 3 272 0563 342 6333 335 5963 334 8163 334 826 
Nota van wijziging 21 920     
Amendementen – 4 000     
1e suppletore begroting 79 082104 634126 342156 242181 642 
Nieuwe mutaties 46 67924 99725 22730 6649 057 
Stand ontwerpbegroting 20063 327 0193 415 7373 472 2643 487 1653 521 7223 525 5253 532 715

De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie en de matrixrelatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect (is uitgaven) van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor. Bij een matrixrelatie is er een wisselende verhouding tussen de uitgaven- en verplichtingenraming wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 3 255 9263 272 6613 305 0143 331 0003 334 826 
Nota van wijziging 8 520     
Amendementen – 4 000     
1e suppletore begroting 29 82781 631113 434136 642169 342 
Nieuwe mutaties 33 07912 47716 71117 99510 009 
Stand ontwerpbegroting 20063 215 6423 323 3523 366 7693 435 1593 485 6373 514 1773 528 715
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties31 0799 26311 09513 2396 246 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten34 90115 38415 61915 72915 747 
2. Overboekingen intern– 4 220– 6 274– 4 677– 2 643– 9 654 
4. Overboekingen (extern)398153153153153 
2.Beleidsmatige mutaties2 0003 2145 6164 7563 763 
1. Duitsland Instituut Amsterdam700750800800800 
2. Doorwerking WW-taakstelling1 3002 4714 8383 9782 984 
3. Taakstelling PIA – 7– 22– 22– 21 
Totaal33 07912 47716 71117 99510 009 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

De bijstelling uit de aanvullende posten betreft de loon- en prijsbijstelling 2005 en de compensatie in 2005 voor de zogenoemde «negatieve arbeidsvoorwaardenruimte». Een nadere toelichting is opgenomen in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

1.2

Deze mutatie is het saldo van meerdere overboekingen tussen beleidsartikelen. Als belangrijkste hiervan worden genoemd:

• Een overboeking naar artikel 6 «hoger beroepsonderwijs» van circa € 7,3 miljoen vanaf 2006. In de prestatiecontracten die jaarlijks worden gesloten met de IBG en de CFI wordt geen onderscheid gemaakt tussen de sectoren hbo en wo. Om die reden worden de middelen vanaf 2006 voor het gehele hoger onderwijs begroot en verantwoord op beleidsartikel 6.

• Voor de financiering van het WO-SPRINT-programma is in 2005 € 8,5 miljoen vrijgemaakt uit de middelen voor prestatieafspraken hbo en wo. Deze € 8,5 miljoen wordt in 2008 uit de middelen Deltaplan bèta/techniek vrijgemaakt en toegevoegd aan de middelen voor prestatieafspraken, te weten: € 5 miljoen voor International centres of excellence (artikel 7), € 2 miljoen voor Verhoging deelname studenten met een handicap (artikel 7) en € 1,5 miljoen voor Verhoging deelname allochtone studenten (artikel 6).

• Een overboeking naar artikel 16 Onderzoek en Wetenschappen van € 4 miljoen per jaar voor de jaren 2006 tot en met 2010 voor het «Rubicon-programma» (zie de toelichting bij artikel 16).

2.2

Deze mutatie is toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

Artikel 8: Internationaal onderwijsbeleid

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 19 61220 08920 15820 73620 736 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting – 6 200– 6 598– 6 500– 6 500– 6 500 
Nieuwe mutaties 1 8712 3182 2992 2902 234 
Stand ontwerpbegroting 200624 10715 28315 80915 95716 52616 47016 470

De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op een matrixrelatie. Dit betekent dat er een wisselende verhouding tussen de kas- en verplichtingenraming is wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 21 24520 15920 15820 73620 736 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting – 5 849– 6 500– 6 500– 6 500– 6 500 
Nieuwe mutaties 1 8712 3182 2992 2902 234 
Stand ontwerpbegroting 200626 77317 26715 97715 95716 52616 47016 470
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties1 8712 3202 3212 3272 271 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten210120121127126 
2. Overboekingen intern1 6612 2002 2002 2002 145 
2.Beleidsmatige mutaties – 2– 22– 37– 37 
1. Taakstelling PIA2 – 2– 7– 7– 7 
2. Efficiencytaakstelling  – 15– 30– 30 
Totaal1 8712 3182 2992 2902 234 

Artikel 9: Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 187 906235 439328 290328 287328 286328 582
Nota van wijziging – 8 00000000
Amendementen       
1e suppletore begroting – 11 105– 18 048– 19 470– 19 470– 19 470–19 470
Nieuwe mutaties – 391– 3822 1552 1302 1302 130
Stand ontwerpbegroting 2006117 405168 410217 009310 975310 947310 946311 242
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties4 3092 0322 2022 2022 202 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten2 265849995995995 
2. Overboekingen intern2 0441 1831 2071 2071 207 
3. Overboekingen (extern)      
2.Beleidsmatige mutaties– 4 700– 2 414– 47– 72– 72 
1. Knelpunten Participatiefonds primair onderwijs– 3 400     
2. Project Plusleraar– 1 300– 2 400    
3. Taakstelling Pia 20– 14– 47– 72– 72 
Totaal– 391– 3822 1552 1302 130 

Toelichting op de nieuwe mutaties

2.2

Met deze overboeking naar artikel 1 wordt het project plusleraar in het primair onderwijs verlengd tot en met 2006.

Artikel 10: Informatie- en communicatietechnologie

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 51 93642 44037 43736 43736 437 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 1 837– 63– 63– 63– 63 
Nieuwe mutaties – 2 246– 8 670– 6 656– 6 665– 5 665 
Stand ontwerpbegroting 200651 00851 52733 70730 71829 70930 70930 709
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 51 93642 44037 43736 43736 437 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 1 837– 63– 63– 63– 63 
Nieuwe mutaties – 2 246– 8 670– 6 656– 6 665– 5 665 
Stand ontwerpbegroting 200650 92651 52733 70730 71829 70930 70930 709
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties– 646– 1 168– 938– 934– 934 
1. Bijstelling uit aanvullende posten482363324315315 
2. Overboekingen intern– 1 128– 1 531– 1 262– 1 249– 1 249 
2.Beleidsmatige mutaties– 1 600– 7 502– 5 718– 5 7314 731 
1. Participatiefonds– 1 600– 3 700  – 1 000 
2. Flankerend beleid SBD's  – 5 700– 5 700– 2 200 
3. UWV/USZO – 3 800  – 1 500 
4. Taakstelling PIA II – 2– 4– 4– 4 
5. Efficiency taakstelling  – 14– 27– 27 
Totaal– 2 246– 8 670– 6 656– 6 665– 5 665 

Toelichting op de nieuwe mutaties

2.1 en 2.3

De beleidsmatige mutaties betreft de dekking voor de begrotingsproblematiek met betrekking tot knelpunten Participatiefonds, het flankerend beleid van de schoolbegeleidingsdiensten Primair Onderwijs en de uitkeringen UWV/USZO. Dekking is gevonden door verlaging van de budgetten voor projecten van de centrale voorziening internet en de verlaging van de gelden voor de bredere ambitie ICT.

Artikel 11: Studiefinanciering

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 2 775 9742 866 4602 955 3833 042 8433 133 489 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 84 637157 207160 679177 419187 573 
Nieuwe mutaties 11 38861 38849 64348 93250 693 
Stand ontwerpbegroting 20062 675 3022 871 9993 085 0553 165 7053 269 1943 371 7553 464 532
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties11 16832 17228 79727 44922 210 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten7 8807 0336 9336 8077 744 
2. Bijstellingen budgettair neutraal15 40034 20031 00029 80023 600 
3. Overboekingen intern– 12 112– 9 061– 9 136– 9 158– 9 134 
2.Beleidsmatige mutaties22029 21620 84621 48328 483 
1. Taakstelling PIA 2 – 4– 12– 12– 12 
2. Efficiencytaakstelling  – 8– 16– 16 
3. Taakstelling IB-Groep  – 354– 709– 709 
4. Prijsbijstelling 2004, basiscontract IB-Groep220220220220220 
5. Wijziging ziektekostenstelsel 33 00033 00033 00033 000 
6. Prestatiebeurseffect aanvullende beurs – 4 000– 12 000– 11 000– 4 000 
Totaal11 38861 38849 64348 93250 693 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Dit betreft hoofdzakelijk (€ 6,6 miljoen in 2006) een mutatie in de uitgaven op het onderdeel reisvoorziening als gevolg van ondermeer de prijsbijstelling inzake de ov-studentenkaart.

1.2

De bijstelling budgettair neutraal heeft betrekking op een verhoging van de niet-relevante uitgaven. Niet relevant betekent in dit kader «niet relevant voor het beleidsmatig financieringstekort».

De eerste realisaties van de uitgaven in 2005 voor rentedragende leningen en de extrapolatie naar de daaropvolgende jaren leiden tot een bijstelling van € 16,2 miljoen in 2006 oplopend tot € 18,6 miljoen in 2009.

Daarnaast bevat de reeks het resultaat van een herberekening van het niet-relevante deel van het prestatiebeurseffect op de aanvullende beurs van € 18,0 miljoen in 2006 aflopend tot € 5,0 miljoen in 2009.

1.3

Dit betreft hoofdzakelijk (– € 11,7 miljoen structureel) een interne overboeking naar artikel 18 (ministerie algemeen) in verband met de herverdeling van het kostprijsmodel van de IB-Groep.

Een overboeking van € 3,0 miljoen komt van artikel 6 (hoger beroepsonderwijs). Als gevolg van de intrekking van de verwantschapsregeling vervalt voor studenten die een verwante opleiding volgen de «korting» bij de omzetting van het aantal jaren prestatiebeurs. Dit leidt tot extra kosten voor studiefinanciering.

2.5

Dit betreft de compensatie voor de invoering van het nieuwe zorgstelsel in 2006. De compensatie zal worden ingezet in de aanvullende beurs.

2.6

Deze reeks is het resultaat van een herberekening van het relevante deel van het prestatiebeurseffect op de aanvullende beurs.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 397 200418 988441 046464 972491 183 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 3 500– 33 588– 31 946– 26 072– 19 883 
Nieuwe mutaties – 18 900– 21 600– 24 100– 26 300– 28 400 
Stand ontwerpbegroting 2006372 863381 800363 800385 000412 600442 900474 900
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties– 18 900– 21 600– 24 100– 26 300– 28 400 
1. Bijstellingen budgettair neutraal– 18 900– 21 600– 24 100– 26 300– 28 400 
Totaal– 18 900– 21 600– 24 100– 26 300– 28 400 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

De bijstelling budgettair neutraal heeft betrekking op een verlaging van de niet-relevante ontvangsten.

Niet-relevant betekent in dit kader «niet relevant voor het beleidsmatig financieringstekort». De verlaging van deze ontvangstraming (– € 21,6 miljoen in 2006 oplopend tot € 28,4 miljoen in 2009) vindt plaats naar aanleiding van het verwerken van de eerste realisaties 2005 in de ramingen.

Artikel 12: Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 404 945410 644414 713417 032419 077 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 17 15520 85621 18720 86819 823 
Nieuwe mutaties – 119 100– 120 227– 122 262– 124 372– 127 410 
Stand ontwerpbegroting 2006398 176303 000311 273313 638313 528311 490309 258
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties5 8415 7145 7755 7615 723 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten13463646464 
2. Overboekingen intern5 7075 6515 7115 6975 659 
2.Beleidsmatige mutaties– 124 941– 125 941– 128 037– 130 133– 133 133 
1. Afschaffing lesgeld– 125 000– 126 000– 128 000– 130 000– 133 000 
2. Taakstelling IB-Groep  – 96– 192– 192 
3. Prijsbijstelling 2004, basiscontract IB-Groep5959595959 
Totaal– 119 100– 120 227– 122 262– 124 372– 127 410 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.2

Dit betreft hoofdzakelijk (+ € 5,1 miljoen structureel) een herverdeling van het IBG-budget over de diverse beleidsterreinen als gevolg van een nieuw kostprijsmodel.

2.1

Deze reeks betreft het financiële effect in verband met de afschaffing van het lesgeld voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs van 16 en 17 jaar met ingang van het schooljaar 2005–2006. Omdat het lesgeld is afgeschaft is de bijbehorende tegemoetkoming in het lesgeld op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten niet meer nodig en daarom eveneens afgeschaft vanaf 1 augustus 2005.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 200513 17010 31810 31810 31810 31810 318 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 2 8822 8822 8822 8822 882 
Nieuwe mutaties 00000 
Stand ontwerpbegroting 200613 17013 20013 20013 20013 20013 20013 200

Artikel 13: Lesgelden

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 3 3733 4963 4483 4483 448 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 27104152152152 
Nieuwe mutaties 3 6693 6483 6233 6203 634 
Stand ontwerpbegroting 20063 5487 0697 2487 2237 2207 2347 244
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties3 6453 6243 6383 6743 688 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten4120191919 
2. Overboekingen intern3 6043 6043 6193 6553 669 
2.Beleidsmatige mutaties2424– 15– 54– 54 
1. Taakstelling IB-Groep  – 39– 78– 78 
2. Prijsbijstelling 2004, basiscontract IB-Groep2424242424 
Totaal3 6693 6483 6233 6203 634 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.2

Dit betreft hoofdzakelijk (+ € 3,3 miljoen structureel) een herverdeling van het IBG-budget over de diverse beleidsterreinen als gevolg van een nieuw kostprijsmodel.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 441 487453 631465 885479 680491 752 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting – 8 78731 16934 91537 12038 948 
Nieuwe mutaties – 211 000– 293 000– 296 000– 306 000– 317 000 
Stand ontwerpbegroting 2006449 549221 700191 800204 800210 800213 700219 300
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Beleidsmatige mutaties– 211 000– 293 000– 296 000– 306 000– 317 000 
1. Afschaffing lesgeld– 211 000– 293 000– 296 000– 306 000– 317 000 
Totaal– 211 000– 293 000– 296 000– 306 000– 317 000 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Deze reeks betreft de verlaging van de ontvangsten als gevolg van de afschaffing van het lesgeld in het voorgezet onderwijs en de deelnemers van 16 en 17 jaar in de beroepsopleidende leerweg en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs met ingang van het schooljaar 2005–2006.

Artikel 14: Cultuur

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 524 248571 904603 287612 050957 362 
Nota van wijziging 15 00010 00010 00010 00010 000 
Amendementen       
Nieuwe mutaties 266 662– 5 161– 17 595– 21 611– 513 
Stand ontwerpbegroting 20061 969 990805 910576 743595 692600 439966 849971 548

De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op een matrixrelatie. Dit betekent dat er een wisselende verhouding tussen de kas- en verplichtingenraming is wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 744 604755 754787 137793 740793 645 
Nota van wijziging 15 00010 00010 00010 00010 000 
Amendementen       
Nieuwe mutaties 126 2884 690– 1 240– 2 359– 513 
Stand ontwerpbegroting 2006804 787885 892770 444795 897801 381803 132807 831
Specificatie nieuwe mutaties (x 1000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties105 572– 5 334– 919– 1 533– 1 290 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten9 5584 4524 6494 7354 751 
2. Desalderingen104 0003 0007 000   
3. Overboekingen intern– 5 311– 7 943– 8 393– 2 093– 2 093 
4. Overboekingen (extern)– 2 675– 4 175– 4 175– 4 175– 3 948 
2.Beleidsmatige mutaties20 7169 356– 321– 826777 
1. Afwikkeling oorlogskunst Cie Ekkart2000181181   
2. Beheer Rijkscollectie ICN 1 000    
3. Digitale toegangen300600600600600 
4. Dyslectici9951 0209961 0661 016 
5. Efficiencytaakstelling  – 216– 421– 421 
6. Efficiencytaakstelling sector Rijk  – 40– 61– 61 
7. Film-maatregel 6 000    
8. Geheugen Nl/cultuur en ict  300400600 
9. Intertemporele compensatie3 8891 000– 1 200– 1 400  
10. Ritman13 775     
11. Taakstelling Pia– 243– 243– 243– 243– 243 
12. Taakstelling Pia 2 – 202– 739– 828– 775 
Totaal126 2884 690– 1 240– 2 359– 513 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1.

Het betreft de loon- en prijsbijstelling ten behoeve van de gesubsidieerde instellingen (zie ook algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk).

1.2

De post desalderingen van € 104 miljoen in 2005 bestaat uit een drietal posten.

Ten eerste een verruiming van het budget met € 100 miljoen voor het inlopen van de restauratie-achterstand in de monumentenzorg. Ten tweede een aanpassing van het budget met € 3 miljoen door de aanschaf van de kern van de Bibliotheca Philosophica Hermetica-collectie afkomstig uit de particuliere verzameling van J.R. Ritman.

En ten derde een wijziging als gevolg van de te verwachten hogere realisatie met € 1 miljoen door de definitieve vaststelling van de hoogte van de Cultuurnota subsidies 2001–2004.

In 2006 bevat de desaldering € 3 miljoen voor de uitvoering van het verdrag van Malta (archeologie). Ook in 2007 is hiervoor € 7 miljoen beschikbaar.

Genoemde posten zijn eveneens van invloed op het ontvangstenartikel Cultuur.

1.3

Deze mutatie betreft ondermeer een verdere uitwerking van de verdeling van de middelen over de diverse cultuurdirecties als gevolg van de motie Verhagen (extra middelen ten behoeve van Cultuur). Verder is er sprake van een overboeking naar artikel 1 (primair onderwijs) ad € 4 miljoen in 2005 oplopend tot € 6,3 miljoen in 2007 voor de Regeling versterking Cultuureducatie 2005–2007. Dit bedrag komt volledig ten laste van de enveloppemiddelen voor cultuureducatie.

Vervolgens een overboeking naar artikel 19 voor de bijstelling van het budget van de cultuurinspecties met circa € 1 miljoen.

1.4

De mutatie betreft voornamelijk de betaling aan het ministerie van VROM voor de impuls van het ISV (Investeringsbudget Stedelijk Vernieuwing) ad € 4 miljoen.

Tevens wordt € 1,5 overgeboekt van het ministerie van Financiën als bijdrage in de aankoop van de Ruysdael.

2.1

Deze mutatie heeft betrekking op de uitvoering van slotaanbevelingen van de Commissie Ekkart voor de afwikkeling van de werkzaamheden in het kader van de recuperatie oorlogskunst.

2.2

Deze mutatie betekent een verhoging van het budget van in totaal € 1 miljoen voor het beheer van de rijkscollectie voortvloeiend uit de Voorjaarsnota.

2.3

Deze mutatie betreft een structurele verhoging van het budget met circa € 1 miljoen voor dyslectici uit artikel 17.

2.4

Deze mutatie heeft betrekking op een structurele verhoging van het budget met € 0,3 miljoen in 2005 oplopend met ingang van 2006 en verder tot € 0,6 miljoen voor verbetering van de digitale toegangen.

2.5 en 2.6

Deze mutatie worden toegelicht in het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk.

2.7

Deze mutatie heeft betrekking op een verhoging van het budget met € 6,0 miljoen in 2006 ten behoeve van de filmstimulering.

2.8

Deze mutatie betreft een bijdrage voor het Geheugen van Nederland in relatie tot de gedigitaliseerde opslag van gegevens.

2.9

Het artikelonderdeel Cultuur is verhoogd met een bedrag van € 3,8 miljoen in 2005 en € 1 miljoen in 2006. Voor de jaren 2007 en 2008 is er sprake van een vermindering met respectievelijk € 1,2 en € 1,4 miljoen. Het betreft voornamelijk gelden die in 2004 via een eindejaarsmarge in 2005 ter beschikking worden gesteld.

Daarnaast is er sprake van een verschuiving van de middelen naar 2006 als gevolg van een aanpassing in het kasritme van het nieuwbouwproject ROB/RDMZ.

2.10

Voor de aanschaf van de kern van de Bibliotheca Philosophica Hermetica-collectie van J.R. Ritman is in 2005 € 13,8 miljoen beschikbaar gekomen. De door de staat aangekochte werken blijven in de BPH aanwezig en beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek en voor publieke bezichtiging.

2.11 en 2.12

Deze mutaties worden toegelicht in het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 494494494494494 
Nota van wijziging       
Amendementen       
Geautoriseerd totaal 494494494494494 
Nieuwe mutaties 104 0003 0007 000   
Stand ontwerpbegroting 200615 949104 4943 4947 494494494494
Specificatie nieuwe mutaties (x 1000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties104 0003 0007 000   
1. Desalderingen104 0003 0007 000   
2.Autonome mutaties      
3.Beleidsmatige mutaties      
Totaal104 0003 0007 000   

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

De post desalderingen van € 104 miljoen in 2005 bestaat uit een drietal posten.

Ten eerste een verruiming van het budget met € 100 miljoen voor het inlopen van de restauratie-achterstand in de monumentenzorg.

Ten tweede een aanpassing van het budget met € 3 miljoen door de aanschaf van de kern van de Bibliotheca Philosophica Hermetica-collectie afkomstig uit de particuliere verzameling van J.R. Ritman.

En ten derde een wijziging als gevolg van de te verwachten hogere realisatie met € 1 miljoen door de definitieve vaststelling van de hoogte van de Cultuurnota subsidies 2001–2004.

In 2006 bevat de desaldering € 3 miljoen voor de uitvoering van het verdrag van Malta (archeologie). Ook in 2007 is hiervoor € 7 miljoen beschikbaar.

Genoemde posten zijn eveneens van invloed op het uitgavenartikel Cultuur.

Artikel 15: Media

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 852 868839 582842 245859 963864 835 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting – 16 547– 1 422– 898196– 15 004 
Nieuwe mutaties 8 622– 39 629– 39 569– 39 509– 39 447 
Stand ontwerpbegroting 20061 638 092844 943798 531801 778820 650810 384815 268

De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op een matrixrelatie. Dit betekent dat er een wisselende verhouding tussen de kas- en verplichtingenraming is wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 852 868839 582842 245859 963864 835 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting – 7 169– 4 969– 10 969– 10 004– 15 004 
Nieuwe mutaties 8 622– 39 629– 39 569– 39 509– 39 447 
Stand ontwerpbegroting 2006867 462854 321794 984791 707810 450810 384815 268
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties      
1. Bijstellingen uit aanvullende posten8 3737 7147 7747 8347 896 
2. Overboekingen (extern) – 47 592– 47 592– 47 592– 47 592 
3. Overboekingen (intern)249249249249249 
Totaal8 622– 39 629– 39 569– 39 509– 39 447 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Deze mutatie heeft betrekking op de in 2005 toegekende loonbijstelling van € 0,1 miljoen en prijsbijstelling (indexering rijksomroepbijdrage) van € 7,6 miljoen.

1.2

Deze mutatie heeft betrekking op de overdracht van het budget voor regionale omroepen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als gevolg van een wijziging van de Mediawet.

Artikel 16: Onderzoek en wetenschapsbeleid

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 748 678769 335811 971812001799 932 
Nota van wijziging       
Amendementen 4 027     
1e suppletore begroting 6 1162 506373373374 
Nieuwe mutaties 29 04244 7778175212 759 
Stand ontwerpbegroting 2006959 785787 863816 618812 425813 126813 065802 793

De verschillen tussen de verplichtingenbijstellingen en de uitgavenbijstellingen zijn terug te voeren op de 1 op 1 vertraagde relatie en de matrixrelatie. Bij de 1 op 1 vertraagde relatie is het kaseffect (is uitgaven) van het begrotingsjaar gelijk aan het verplichtingeneffect van het jaar daarvoor. Bij een matrixrelatie is er een wisselende verhouding tussen de uitgaven- en verplichtingenraming wegens meerjarige kaseffecten van de verplichtingen.

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 812 209829 004857 791852 385875 988 
Nota van wijziging       
Amendementen 4 027     
1e suppletore begroting 6 1162 506372372373 
Nieuwe mutaties 11 03237 8093 086604653 
Stand ontwerpbegroting 2006813 322833 384869 319861 249853 361877 014878 849
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties10 97437 8047 7057 6867 779 
1. Overboekingen intern– 5253 8703 8723 8723 872 
2. Overboekingen extern2 5002 500    
3. Bijstellingen uit aanvullende posten8 9993 7343 8333 8143 907 
4. Desaldering 27 700    
2.Beleidsmatige mutaties585– 4 619– 7 082– 7 126 
1. Efficiency taakstelling – 5– 4 834– 7 259– 7 259 
2. Bijdrage Duitsland Instituut Amsterdam – 100    
3. Doorwerking ww-taakstelling58110215177133 
Totaal11 03237 8093 086604653 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Dit betreft voornamelijk een overboeking ad € 4,0 miljoen van 2006 tot en met 2010 van artikel 7.01 (wetenschappelijk onderwijs) in verband met de continuering van amendement Visser op de begroting 2005 voor het Rubiconprogramma (29 800 VIII, nr 166).

1.2

Overboeking van het ministerie van Economische Zaken voor de programmakosten van het Nationaal Regieorgaan voor ICT-onderzoek en -innovatie.

1.3

De bijstelling uit de aanvullende posten betreft de loon- en prijsbijstelling 2005. Deze mutatie is toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

1.4

Betreft een desaldering met de ontvangsten voor een bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking die wordt ingezet voor TNO automotive en cleanrooms nanotechnologie.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 116 450122 687122 265115 863139 363 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 4 435525391391392 
Nieuwe mutaties  27 700    
Stand ontwerpbegroting 2006116 733120 885150 912122 656116 254139 755141 655
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties 27 700    
1. Desaldering 27 700    
Totaal 27 700    

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Betreft een desaldering met de uitgaven voor een bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking die wordt ingezet voor TNO automotive en cleanrooms nanotechnologie.

Artikel 17: Nominaal en onvoorzien

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 – 34 79216 44626 15146 44964 681 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 278 449106 831105 66794 10685 450 
Nieuwe mutaties – 264 664– 89 936– 120 859– 130 755– 133 931 
Stand ontwerpbegroting 2006 – 21 00733 34110 9599 80016 20016 380
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 200420052006200720082009 
1.Technische mutaties – 278 437– 100 368– 101 694– 102 011– 103 160 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten – 280 202– 100 368– 101 694– 102 011– 103 160 
2. Overboekingen (extern) 1 7650000 
2.Autonome mutaties 2 105– 3 52011 0049 9346 284 
1. Leerlingen volume – 995– 1 020– 996– 1 066– 1 016 
2. Diversen 3 100– 2 50012 00011 0007 300 
3.Beleidsmatige mutaties 11 66813 952– 30 169– 38 678– 37 055 
1. Bijdrage taakstelling – 16 882– 11 939– 8 878– 9 128– 9 405 
2. Commissie Schutte 042 000000 
3. Archiefselectie/depot – 1 600– 2 100– 2 100– 2 100– 2 100 
4. Intertemporele compensatie 31 500– 7 859– 7 641– 11 0004 000 
5. Afschaffing lesgeld 0– 4 800– 9 400– 14 200– 19 100 
6. Prijsbijstelling 2004 – 450– 450– 450– 450– 450 
7. Digitale toegangen – 300– 600– 600– 600– 600 
8. Geheugen NL/Cultuur en ICT 00– 300– 400– 600 
9. Duitsland Instituut Amsterdam – 600– 300– 800– 800– 800 
Totaal – 264 664– 89 936– 120 859– 130 755– 133 931 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Het betreft hier de verwerking van de loon- en prijsbijstelling 2005.

2.2

De mutatie betreft het saldo mee- en tegenvallers op de OCW-begroting. Dit saldo wordt grotendeels verklaard door de aanpassing van het kasritme van de Regeling Bestuur en Mangement LSPO.

3.1

Op artikel 17 (Nominaal en onvoorzien) is een deel van de nog vrij besteedbare ruimte ingezet om een deel van de taakstelling te dekken, die in afwachting van de besluitvorming over de invulling was geparkeerd op artikel 18 (Ministerie algemeen). Zie voor een nadere toelichting het algemene deel van dit hoofdstuk.

3.2

Dit betreft de uitgaven als gevolg van geraamde ontvangsten voortvloeiend uit de maatregelen van de Commissie Schutte.

3.3

Deze mutatie betreft een geparkeerde intensivering uit de Voorjaarsnota 2005 die is overgeheveld naar artikel 18 (Ministerie algemeen).

3.4

De intertemporele compensatie betreft grotendeels de mutatie op het gebied van studiefinanciering naar aanleiding van de wijziging van het zorgstelsel.

3.5

Dit betreft een ramingsbijstelling op het onderdeel indexatie lesgelden naar aanleiding van de maatregel voor afschaffing lesgeld 16- en 17-jarigen.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005  0    
1e suppletore begroting       
Nieuwe mutaties  42 000    
Stand ontwerpbegroting 2006  42 000    
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 20052006200720082009 
1.Beleidsmatige mutaties 42 000    
1. Commissie Schutte 42 000    
Totaal 42 000    

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Dit bedrag betreft de geraamde ontvangsten voortvloeiend uit de maatregelen van de Commissie Schutte.

Artikel 18: Ministerie algemeen

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 141 300110 41296 80795 09296 431 
Nota van wijziging – 1 724– 6 233– 9 583– 9 583– 9 583 
Amendementen       
1e suppletore begroting – 1 149– 6 707– 5 133– 5 133– 5 133 
Nieuwe mutaties – 1 34226 59028 32027 13728 774 
Stand ontwerpbegroting 2006126 017137 085124 062110 411107 513110 489108 809
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)
 200420052006200720082009 
1.Technische mutaties 1 1833 2451 8071 7961 795 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten 1 464248243225224 
2. Desalderingen 1 6000000 
3. Overboekingen intern – 1 8813 4401 5641 5711 571 
4. Overboekingen (extern) 0– 443000 
2.Beleidsmatige mutaties – 2 52523 34526 51325 34126 979 
1. Taakstelling 5 13415 01720 86020 51520 485 
2. Archiefselectie/depot 1 6002 1002 1002 1002 100 
3. DIA – 100– 250000 
4. Geïntegreerd toezicht – 6 2002 7001 0002 5000 
5. SBK – 4 0001 0001 0001 0001 000 
6. Uitvoeringskosten afschaffing lesgeld 1 0002 7001 400– 900– 1 200 
7. Huisvesting IB-groep 00004 500 
8. Doorwerking WW-maatregel 417815312694 
Totaal – 1 34226 59028 32027 13728 774 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Het betreft hier de verwerking van de loon- en prijsbijstelling 2005.

1.3

Het betreft hier een overboeking van de CFI-artikelonderdelen op de diverse beleidsterreinen naar het beleidsterrein ministerie algemeen als gevolg van het feit dat de bezwaarschriftencommissie met ingang van 2005 op dit beleidsterrein wordt verantwoord.

2.1

Deze mutatie betreft de technische verwerking van de op dit artikel geparkeerde efficiency taakstelling. Zie voor een toelichting het algemene deel van dit hoofdstuk.

2.2

Deze mutatie heeft betrekking op het interdepartementale actieplan «Wegwerken achterstanden overdracht archieven t/m 1975». De middelen zijn bij Voorjaarsnota 2005 beschikbaar gesteld.

2.4 en 2.5

Deze mutatie is opgebouwd uit een kasschuif van 2005 naar latere jaren. Het gaat daarbij om een deel van de kosten verbonden aan de beleidsprioriteit Geïntegreerd Toezicht waarvan de uitgaven pas in 2006 tot uitgaven leiden. Daarnaast wordt de begrote reeks voor sociaal flankerend beleid, in de tijd, meer in overeenstemming gebracht met de begrote uitgaven.

2.6

Aan het direct afschaffen van het lesgeld met ingang van het schooljaar 2005/2006 zijn met name in 2005 en 2006 uitvoeringsconsequenties verbonden. Het gaat hier om voorlichting naar de ouders en aanpassing van de systemen. Het afschaffen van lesgeld leidt uiteindelijk tot een oplopende besparing tot € 1,5 miljoen in 2010 in verband met de afname van de variabele kosten bij de IB-groep.

2.7

Dit betreft aanpassing huurbudget IB-groep in verband met de voorgenomen nieuwbouw.

Artikel 19: Inspecties

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 45 87945 74145 72545 72545 650 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 1 148719719719719 
Nieuwe mutaties 3 41419– 506– 826– 865 
Stand ontwerpbegroting 200650 13850 44146 47945 93845 61845 50445 498
Specificatie nieuwe mutaties (x 1000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties3 40810210210199 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten83710210210199 
2. Overboekingen intern2 571     
2.Beleidsmatige mutaties6– 83– 608– 927– 964 
1. Taakstelling sector Rijk6– 83– 608– 927– 964 
Totaal3 41419– 506– 826– 865 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Dit betreft de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

1.2

Dit betreft verhogingen in verband met diverse projecten zoals joint-venture ict, integraal toezicht jeugdzaken, geïntegreerd toezicht en samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs.

2.1

Het betreft het aandeel van de inspecties in de taakstelling sector Rijk. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

Artikel 20: Adviesraden

Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x 1 000)
 2004200520062007200820092010
Stand ontwerpbegroting 2005 6 7916 7566 7546 7556 807 
Nota van wijziging       
Amendementen       
1e suppletore begroting 693– 26– 26– 26– 26 
Nieuwe mutaties 128– 16– 107– 136– 137 
Stand ontwerpbegroting 20067 4007 6126 7146 6216 5936 6446 644
Specificatie nieuwe mutaties (x 1000)
 20052006200720082009 
1.Technische mutaties12812121212 
1. Bijstellingen uit aanvullende posten9212121212 
2. Overboekingen intern36     
2.Beleidsmatige mutaties – 28– 119– 148– 149 
1. Taakstelling sector Rijk  – 29– 58– 58 
2. Taakstelling Pia 2 – 28– 90– 90– 91 
Totaal128– 16– 107– 136– 137 

Toelichting op de nieuwe mutaties

1.1

Dit betreft de uitdeling van de loon- en prijsbijstelling. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

2.1

Het betreft het aandeel van de adviesraden in de taakstelling sector Rijk. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

2.2

Het betreft het aandeel van de adviesraden in de taakstelling Pia 2. Deze mutatie is nader toegelicht in het algemene gedeelte van dit verdiepingshoofdstuk.

Samenvattend overzicht naar artikelonderdeel

Onderstaand treft u aan een overzicht van de standen ontwerpbegroting 2006 per artikelonderdeel.

Meerjarenraming verplichtingen (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving200520062007200820092010
  TOTAAL27 345 82227 867 01427 980 84927 953 46628 370 52228 495 369
         
01 Primair onderwijs7 715 4567 795 4037 816 7367 808 2997 804 0047 793 370
 01Personele uitgaven6 610 1206 690 1926 718 9676 710 0836 709 3156 700 697
 02Materiële uitgaven976 019977 798978 946975 551976 503974 406
 03Onderwijsverzorging61 89167 19768 99274 63970 33970 339
 04Stimuleringsuitgaven16 81514 2409 82510 40310 36710 367
 40Uitvoeringsorganisatie IBG16 08316 98915 57014 86914 56914 669
 41Uitvoeringsorganisatie CFI28 85123 81219 32117 68217 83917 837
 50Apparaatsuitgaven5 6775 1755 1155 0725 0725 055
         
03 Voortgezet onderwijs5 462 3775 654 6325 704 7365 538 7905 490 7585 482 625
 01Personele uitgaven4 701 9584 722 1384 764 3244 747 1774 704 2624 699 298
 02Materiële uitgaven660 273837 063847 869699 149693 954690 586
 03Onderwijsondersteuning51 30349 87947 98247 98247 98248 182
 04Projectuitgaven17 70717 52917 56717 59217 59217 592
 40Uitvoeringsorganisatie IBG14 39613 98913 88913 85613 85613 856
 41Uitvoeringsorganisatie CFI11 5918 8948 4228 4018 4798 478
 50Apparaatsuitgaven5 1495 1404 6834 6334 6334 633
         
04 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie2 828 8672 903 8552 809 4162 809 8742 805 1772 857 146
 01Secundair beroepsonderwijs en landelijke organen2 456 2612 533 6952 452 8032 454 0762 449 4432 501 406
 02Educatie en inburgering251 606245 083245 148245 149245 149245 155
 03Specifieke stimulering89 11690 84098 12597 36097 24797 247
 04Leren en werken13 89721 175    
 40Uitvoeringsorganisatie IBG2 2742 2322 9632 9552 9552 955
 41Uitvoeringsorganisatie CFI11 6387 3166 9086 8976 9466 946
 50Apparaatsuitgaven4 0753 5143 4693 4373 4373 437
         
05 Technocentra8000000
 01Technocentra8000000
         
06 Hoger beroepsonderwijs1 893 1701 868 2711 934 7561 923 9181 927 1191 927 118
 01Reguliere bekostiging1 786 2921 783 9031 820 7891 822 0811 818 1211 818 121
 02Stimuleringsuitgaven94 47866 81696 38084 34491 45791 457
 40Uitvoeringsorganisatie IBG1 9648 0738 5728 5308 5308 530
 41Uitvoeringsorganisatie CFI4 9374 9664 5614 5544 6024 601
 50Apparaatsuitgaven5 4994 5134 4544 4094 4094 409
         
07 Wetenschappelijk onderwijs3 415 7373 572 2643 487 1653 521 7223 525 7253 528 715
 01Bekostigde instellingen3 333 50600000
 02Gesubsidieerde instellingen62 17900000
 03Stimuleringsuitgaven13 13800000
 04Overige uitgaven– 28900000
 10Reguliere bekostiging03 552 3183 472 7053 507 6813 519 2293 522 729
 11Stimulerings- en overige uitgaven019 94614 46014 0416 4965 986
 40Uitvoeringsorganisatie IBG5 63000000
 41Uitvoeringsorganisatie CFI1 57300000
 50Apparaatsuitgaven000000
         
08 Internationaal beleid15 28315 80915 95716 52616 47016 470
 11Internationaal onderwijsbeleid12 04812 99613 16513 74913 69313 693
 50Apparaatsuitgaven3 2352 8132 7922 7772 7772 777
Meerjarenraming verplichtingen (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving200520062007200820092010
09 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid168 410217 009310 975310 947310 946311 242
 11Arbeidsmarkt115 267164 681258 952258 949258 949258 949
 12ZVOO47 20846 94246 94246 94246 94246 942
 41Uitvoeringsorganisatie CFI20021 9942 0142 0102 0102 010
 50Apparaatsuitgaven3 9333 3923 0673 0463 0453 341
         
10 ICT51 52733 70730 71829 70930 70930 709
 02Generiek beleid50 16333 70730 71829 70930 70930 709
 03Overige uitgaven000000
 50Apparaatsuitgaven1 36400000
         
11 Studiefinanciering2 871 9993 085 0553 165 7053 269 1943 371 7553 464 532
 01Relevante basis- en aanvullende beurs1 158 4481 060 4431 014 8001 081 2741 258 1731 380 472
 02Relevante reisvoorziening409 997359 113361 312390 186474 623532 223
 03Relevante overige uitgaven44 90445 23347 83350 03352 23354 133
 04Niet relevante prestatiebeurs(RL63)347 600680 600772 100750 200560 800445 300
 05Niet relevante reguliere rentedragende leningen (RL64)846 700872 600903 000930 300957 800983 400
 40Uitvoeringsorganisatie IBG63 06965 90765 57266 12167 04667 869
 50Apparaatsuitgaven1 2811 1591 0881 0801 0801 135
         
12 Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten303 000311 273313 638313 528311 490309 258
 01TS 17-213 800219 800221 100219 100214 800212000
 02TS 18+15 90015 90015 90015 90015 90015 900
 03VO 18+55 20057 00058 30060 30062 50063 100
 04Niet relevante uitgaven1 1001 2001 2001 2001 3001 300
 40Uitvoeringsorganisatie IBG17 00017 37317 13817 02816 99016 958
         
13 Lesgelden7 0697 2487 2237 2207 2347 244
 40Uitvoeringsorganisatie IBG7 0697 2487 2237 2207 2347 244
         
14 Cultuur805 910576 743595 692600 439966 849971 548
 01Kunsten183 64615 50117 44525 176377 862378 932
 02Letteren en bibliotheken36 17248 90454 58753 89667 63667 635
 04Cultureel erfgoed524 500447 360460 743458 663460 941463 941
 05Overigen– 1 1806 1216 9177 0177 0537 753
 42Uitvoeringsorganisatie RAD14 75514 71314 47514 60414 15914 159
 50Apparaatsuitgaven Kunsten4 58900000
 51Apparaatsuitgaven Letteren en bib. 1 0241 00300000
 52Apparaatsuitgaven Cultureel erfgoed2 87600000
 53Apparaatsuitgaven overigen67800000
 54Apparaatsuitgaven ROB, RDMZ, ICN38 85000000
 60Apparaatsuitgaven044 14441 52541 08339 19839 128
         
15 Media844 943798 531801 778820 650810 384815 268
 01Media844 396798 194801 577820 505810 239815 123
 02Zerobase547337201145145145
         
16 Onderzoek en wetenschappen787 863816 618812 425813 126813 065802 793
 01Onderzoekbestel723 707717 663715 489715 638715 574703 402
 02Specifieke beleidsthema's54 98289 02785 79186 35686 35688 256
 03Coordinatie en samenwerking5 4126 0537 3127 3297 3297 329
 41Uitvoeringsorganisatie CFI183266262261264264
 50Apparaatsuitgaven3 5793 6093 5713 5423 5423 542
         
17 Nominaal en onvoorzien– 21 00733 34110 9599 80016 20016 380
 01Loonbijstelling1 9932 2006 6009 80012 90016 380
 02Prijsbijstelling000000
 03Nader te verdelen– 23 00031 1414 35903 3000
 04Asielzoekers000000
         
18 Ministerie algemeen137 085124 062110 411107 513110 489108 809
 11Bestuursdepartement118 426110 370102 652102 054100 83099 450
 13Uitvoeringsorganisaties overig1 0002 7001 400– 9003 3003 000
 14Uitvoeringsorganisaties onverdeeld17 65910 9926 3596 3596 3596 359
Meerjarenraming verplichtingen (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving200520062007200820092010
19 Inspecties50 44146 47945 93845 61845 50445 498
 02Erfgoedinspectie2 5572 6252 6112 6042 6032 603
 03Onderwijsinspectie47 88443 85443 32743 01442 90142 895
         
20 Adviesraden7 6126 7146 6216 5936 6446 644
 01Onderwijs2 8132 5632 5252 5202 5372 537
 02Cultuur3 1263 2453 2033 1823 2073 207
 03Wetenschappen1 673906893891900900
Meerjarenraming uitgaven (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving200520062007200820092010
  TOTAAL27 240 78627 875 30228 167 21028 173 95028 303 83328 391 573
         
01 Primair onderwijs7 716 5857 796 4977 817 9527 809 4797 805 2207 794 586
 01Personele uitgaven6 610 1206 690 1926 718 9676 710 0836 709 3156 700 697
 02Materiële uitgaven976 019977 798978 946975 551976 503974 406
 03Onderwijsverzorging61 89167 19768 99274 63970 33970 339
 04Stimuleringsuitgaven17 94415 33411 04111 58311 58311 583
 40Uitvoeringsorganisatie IBG16 08316 98915 57014 86914 56914 669
 41Uitvoeringsorganisatie CFI28 85123 81219 32117 68217 83917 837
 50Apparaatsuitgaven5 6775 1755 1155 0725 0725 055
         
03 Voortgezet onderwijs5 446 0005 686 5755 737 7505 569 9075 521 8755 513 542
 01Personele uitgaven4 686 0864 755 4174 797 6034 780 4564 737 5414 732 577
 02Materiële uitgaven657 230834 020844 826696 106690 911687 543
 03Onderwijsondersteuning52 96050 70549 87947 98247 98247 982
 04Projectuitgaven18 58818 41018 44818 47318 47318 473
 40Uitvoeringsorganisatie IBG14 39613 98913 88913 85613 85613 856
 41Uitvoeringsorganisatie CFI11 5918 8948 4228 4018 4798 478
 50Apparaatsuitgaven5 1495 1404 6834 6334 6334 633
         
04 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie2 783 0452 886 0992 809 8582 810 8492 812 0592 807 426
 01Secundair beroepsonderwijs en landelijke organen2 411 1982 516 1982 452 6952 452 8032 454 0762 449 443
 02Educatie en inburgering250 847244 616245 083245 148245 149245 149
 03Specifieke stimulering89 11691 04898 74099 60999 49699 496
 04Leren en werken13 89721 175    
 40Uitvoeringsorganisatie IBG2 2742 2322 9632 9552 9552 955
 41Uitvoeringsorganisatie CFI11 6387 3166 9086 8976 9466 946
 50Apparaatsuitgaven4 0753 5143 4693 4373 4373 437
         
05 Technocentra9 15600000
 01Technocentra9 15600000
         
06 Hoger beroepsonderwijs1 795 6481 823 7501 899 4931 916 2381 932 5311 928 570
 01Reguliere bekostiging1 711 1801 730 6011 785 5251 814 4011 823 5331 819 573
 02Stimuleringsuitgaven72 06875 59796 38184 34491 45791 457
 40Uitvoeringsorganisatie IBG1 9648 0738 5728 5308 5308 530
 41Uitvoeringsorganisatie CFI4 9374 9664 5614 5544 6024 601
 50Apparaatsuitgaven5 4994 5134 4544 4094 4094 409
         
07 Wetenschappelijk onderwijs3 323 3523 366 7693 435 1593 485 6373 514 1773 528 715
 01Bekostigde instellingen3 241 13700000
 02Gesubsidieerde instellingen60 64300000
 03Stimuleringsuitgaven13 16800000
 04Overige uitgaven1 20100000
 10Reguliere bekostiging03 345 3033 419 1793 471 5963 507 6813 522 729
 11Stimulerings- en overige uitgaven021 46615 98014 0416 4965 986
 40Uitvoeringsorganisatie IBG5 63000000
 41Uitvoeringsorganisatie CFI1 57300000
 50Apparaatsuitgaven000000
         
08 Internationaal beleid17 26715 97715 95716 52616 47016 470
 11Internationaal onderwijsbeleid14 03213 16413 16513 74913 69313 693
 50Apparaatsuitgaven3 2352 8132 7922 7772 7772 777
         
09 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid168 410217 009310 975310 947310 946311 242
 11Arbeidsmarkt115 267164 681258 952258 949258 949258 949
 12ZVOO47 20846 94246 94246 94246 94246 942
 41Uitvoeringsorganisatie CFI20021 9942 0142 0102 0102 010
 50Apparaatsuitgaven3 9333 3923 0673 0463 0453 341
         
10 ICT51 52733 70730 71829 70930 70930 709
 02Generiek beleid50 16333 70730 71829 70930 70930 709
 03Overige uitgaven000000
 50Apparaatsuitgaven1 36400000
Meerjarenraming uitgaven (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving200520062007200820092010
11 Studiefinanciering2 871 9993 085 0553 165 7053 269 1943 371 7553 464 532
 01Relevante basis- en aanvullende beurs1 158 4481 060 4431 014 8001 081 2741 258 1731 380 472
 02Relevante reisvoorziening409 997359 113361 312390 186474 623532 223
 03Relevante overige uitgaven44 90445 23347 83350 03352 23354 133
 04Niet relevante prestatiebeurs(RL63)347 600680 600772 100750 200560 800445 300
 05Niet relevante reguliere rentedragende leningen (RL64)846 700872 600903 000930 300957 800983 400
 40Uitvoeringsorganisatie IBG63 06965 90765 57266 12167 04667 869
 50Apparaatsuitgaven1 2811 1591 0881 0801 0801 135
         
12 Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten303 000311 273313 638313 528311 490309 258
 01TS 17-213 800219 800221 100219 100214 800212000
 02TS 18+15 90015 90015 90015 90015 90015 900
 03VO 18+55 20057 00058 30060 30062 50063 100
 04Niet relevante uitgaven1 1001 2001 2001 2001 3001 300
 40Uitvoeringsorganisatie IBG17 00017 37317 13817 02816 99016 958
         
13 Lesgelden7 0697 2487 2237 2207 2347 244
 40Uitvoeringsorganisatie IBG7 0697 2487 2237 2207 2347 244
         
14 Cultuur885 892770 444795 897801 381803 132807 831
 01Kunsten369 700367 063369 806377 712377 862378 932
 02Letteren en bibliotheken52 26655 02766 41566 28667 63667 635
 04Cultureel erfgoed395 557283 767297 150295 070297 224300 224
 05Overigen5 5975 7306 5266 6267 0537 753
 42Uitvoeringsorganisatie RAD14 75514 71314 47514 60414 15914 159
 50Apparaatsuitgaven Kunsten4 58900000
 51Apparaatsuitgaven Letteren en bib.1 02400000
 52Apparaatsuitgaven Cultureel erfgoed2 87600000
 53Apparaatsuitgaven overigen67800000
 54Apparaatsuitgaven ROB, RDMZ, ICN38 85000000
 60Apparaatsuitgaven044 14441 52541 08339 19839 128
         
15 Media854 321794 984791 707810 450810 384815 268
 01Media853 774794 647791 506810 305810 239815 123
 02Zerobase547337201145145145
         
16 Onderzoek en wetenschappen833 384869 319861 249853 361877 014878 849
 01Onderzoekbestel724 449719 702717 529715 489715 639715 574
 02Specifieke beleidsthema's97 495138 490132 575126 740150 240152 140
 03Coordinatie en samenwerking7 6787 2527 3127 3297 3297 329
 41Uitvoeringsorganisatie CFI183266262261264264
 50Apparaatsuitgaven3 5793 6093 5713 5423 5423 542
         
17 Nominaal en onvoorzien– 21 00733 34110 9599 80016 20016 380
 01Loonbijstelling1 9932 2006 6009 80012 90016 380
 02Prijsbijstelling000000
 03Nader te verdelen– 23 00031 1414 35903 3000
 04Asielzoekers000000
         
18 Ministerie algemeen137 085124 062110 411107 513110 489108 809
 11Bestuursdepartement118 426110 370102 652102 054100 83099 450
 13Uitvoeringsorganisaties overig1 0002 7001 400– 9003 3003 000
 14Uitvoeringsorganisaties onverdeeld17 65910 9926 3596 3596 3596 359
         
19 Inspecties50 44146 47945 93845 61845 50445 498
 02Erfgoedinspectie2 5572 6252 6112 6042 6032 603
 03Onderwijsinspectie47 88443 85443 32743 01442 90142 895
         
20 Adviesraden7 6126 7146 6216 5936 6446 644
 01Onderwijs2 8132 5632 5252 5202 5372 537
 02Cultuur3 1263 2453 2033 1823 2073 207
 03Wetenschappen1 673906893891900900
Meerjarenraming ontvangsten (x € 1 000)
ArtikelOmschrijving200520062007200820092010
  TOTAAL1 281 8701 335 5131 210 8571 080 8731 132 5741 172 074
         
01 Primair onderwijs53 52323 30619 7065 2065 2065 206
 90Ontvangsten53 52323 30619 7065 2065 2065 206
         
03 Voortgezet onderwijs3 435151 361151 3611 3611 3611 361
 90Ontvangsten3 435151 361151 3611 3611 3611 361
         
04 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie081 0000000
 90Ontvangsten081 0000000
         
05 Technocentra9 07600000
 90Ontvangsten9 07600000
         
06 Hoger beroepsonderwijs171717171717
 90Ontvangsten171717171717
         
07 Wetenschappelijk onderwijs1 4001 4001 4001 4001 4001 400
 90Ontvangsten1 4001 4001 4001 4001 4001 400
         
08 Internationaal beleid999999999999
 90Ontvangsten999999999999
         
09 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid000000
 90Ontvangsten000000
         
10 ICT49 77647 77647 77647 77647 77647 776
 90Ontvangsten49 77647 77647 77647 77647 77647 776
         
11 Studiefinanciering381 800363 800385 000412 600442 900474 900
 90Studiefinanciering relevant246 100206 100206 000213 000223 400236 200
 91Studiefinanciering niet relevant135 700157 700179 000199 600219 500238 700
         
12 Tegemoetkoming studiekosten13 20013 20013 20013 20013 20013 200
 90TS 17-4 8004 8004 8004 8004 8004 800
 91VO 18+8 4008 4008 4008 4008 4008 400
         
13 Lesgelden221 700191 800204 800210 800213 700219 300
 90Ontvangsten221 700191 800204 800210 800213 700219 300
         
14 Cultuur104 4943 4947 494494494494
 90Ontvangsten Kunsten1 136136136136136136
 91Ontvangsten Letteren en bib.363636363636
 92Ontvangsten Cultureel erfgoed103 3223 3227 322322322322
 93Ontvangsten overigen000000
         
15 Media319 890264 781256 781271 099266 099266 099
 90Ontvangsten282 136227 000219 000233 318228 318228 318
 91Zerobase37 75437 78137 78137 78137 78137 781
         
16 Onderzoek en wetenschappen120 885150 912122 656116 254139 755141 655
 90Ontvangsten120 885150 912122 656116 254139 755141 655
         
17 Nominaal en onvoorzien042 0000000
 90Ontvangsten042 0000000
         
18 Ministerie algemeen2 575567567567567567
 90Ontvangsten2 575567567567567567
         
19 Inspecties000000
 90Ontvangsten000000
         
20 Adviesraden000000
 90Ontvangsten000000

8. BIJLAGEN

BIJLAGE 1. MOTIES EN TOEZEGGINGEN

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
OmschrijvingIngediend bijStand van zaken
ARBEIDSMARKT EN PERSONEELSBELEID  
Onderzoek naar de mogelijkheid om via het toekennen van een bonus, toeslag bovenop het salaris, dan wel via materiële maatregelen een extra impuls te kunnen geven aan het aanpakken van het lerarentekort.PA [6-11-2003] Begroting OCW Balemans, E.R.M. kamerstuk 29 200 VIII, nr. 60De arbeidsmarktknelpunten zijn in het VMBO relatief het grootst. Om het werken in het VMBO aantrekkelijker te maken is op 13 okto- ber 2004 met het Werkgeversverbond Voort- gezet Onderwijs het convenant«Beloningsdifferentiatie VMBO» gesloten. Op grond van het convenant krijgen scholen met VMBO extra middelen voor gedifferentieerde beloning van (groepen van) personeel.
Te bevorderen dat er een toeslag komt op het loon voor onderwijzend en ondersteunend personeel op het vmbo en in de grote steden.PA [12-11-2003] Begroting OCW re- en dupliek Hamer, drs. M.I. Kraneveldt, M. Slob, drs. A. Vendrik, drs. C.C.M. Vlies, ir. B.J. van der kamerstuk 29 200 VIII, nr. 72Om het werken in het VMBO aantrekkelijker te maken is op 13 oktober 2004 met het Werkgeversverbond Voortgezet Onderwijs het convenant «Beloningsdifferentiatie VMBO» gesloten. Op grond van het convenant krijgen scholen met VMBO extra middelen voor gedifferentieerde beloning van (groepen van) personeel. Overigens beschikten scholen al over ruimte om vanuit decentrale budgetten een bonus of toelage te geven.
BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE  
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat in de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten zowel de RMC's als de leerplichtambtenaren een belangrijke rol hebben; overwegende, dat de RMC's en de leerplichtambtenaren veelal met dezelfde personen en dezelfde problemen te maken hebben; overwegende, dat het voor een succesvolle bestrijding van voortijdige schooluitval van groot belang is om deze functies goed op elkaar af te stemmen; vraagt de regering – in overleg met de gemeenten – de mogelijkheden te onderzoeken om het werk van de RMC's en de leerplichtambtenaren zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en de Kamer hierover nader te rapporteren.PA [7-10-1999] Voortijdig schoolverlaten, Rabbae, M.kamerstuk 26 695, nr. 6In het najaar van 2005 ontvangt de Tweede Kamer het wetsvoorstel inzake de invoering van het onderwijsnummer. De gevraagde nadere rapportage maakt deel uit van de toelichting op dit wetsvoorstel.
Verzoekt de regering zo spoedig mogelijk de per 1 januari 2005 over te hevelen middelen voor inburgering tot het moment van invoering van het nieuwe beleid te verdelen op basis van de verdelingssystematiek van de educatie (zoals voor 2004) en uiterlijk 1 december 2004 de Kamer een voorstel te doen toekomen voor een zorgvuldige overgangsregeling voor de bve-sector.PA [9-11-2004] Begroting OCW 2005 Vries, mr.drs. J.M. de (CDA)kamerstuk 29 800 VIII, nr. 45De motie is afgedaan bij brief van 12 novem- ber 2004 (kamerstuk 29 800 VIII, nr. 126) inzake de verdeling oud-educatiemiddelen.
Verzoekt de regering te bevorderen dat de middelen die gemeenten ontvangen voor volwassenenonderwijs en alfabetisering ingezet worden voor het doel waarvoor ze gegeven zijn.PA [9-11-2004] Begroting OCW 2005 Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 55Is afgedaan met brief van 9 juni 2005 (kamerstuk 29 800 VIII, nr. 226) inzake de monitor alfabetisering 2003–2004 + reactie op motie Lambrechts 29 800 VIII, nr. 55
De regering wordt verzocht te onderzoeken of het criterium arbeidsmarktperspectief bij het starten en instandhouden van opleidingen voldoende gewicht krijgt en de Tweede Kamer daarover binnen een half jaar te rapporteren.PA [27-9-2004]Koers BVE Mosterd, dr. A. kamerstuk 27 451, nr. 36Is afgedaan bij brief van 25 mei 2005 (kamerstuk 27 451, nr. 43) inzake besturingsfilosofie en arbeidsmarktperspectief in de bve-sector.
De regering wordt verzocht in aanvulling op KOERS BVE explicieter aan te geven hoe zij haar eigen bestuurlijke rol en verantwoordelijkheden ziet in relatie tot het functioneren van de bve-instellingen en de participatie van het bedrijfsleven, zeer speciaal het MKB; en verzoekt bij de verdere uitwerking van KOERS BVE duidelijkheid te verschaffen over de bestuurlijke status van de regionale afspraken.PA [27-9-2004] Koers BVE Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 27 451, nr. 37De motie is afgedaan met de brief over Governance van 7 juli 2005 (kamerstuk 30 183, nr. 1).
Op 14 april heeft de Tweede Kamer met de Minister-President debat gevoerd over waarden en normen in de Nederlandse samenleving. Tijdens dit debat is een motie ingediend die de regering verzoekt de Tweede Kamer een voorstel te doen toekomen voor het mogelijk maken van een leer/werkplicht voor jongeren tot 23 jaar.14 april 2005. Debat Tweede Kamer met Minister-President over waarden en normen in de Nederlandse samenlevingAartsen, J.J. van Dittrich, mr. B.O. Rouvoet, mr. A. Verhagen, drs. M.J.M. Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 454, nr. 8De motie is uitgevoerd met brief van 19 april 2005 (kamerstuk 26 695, nr. 11) en 26 april 2005 (kamerstuk 26 695, nr. 22) inzake leer/werkplicht voor jongeren tot 23 jaar.
DIRECTIE CULTUREEL ERFGOED  
De regering wordt opgedragen de resterende middelen (€ 40 miljoen) die nodig zijn voor de restauratie van kanjermonumenten in de loop van 2005 beschikbaar te stellen zodat genoemde restauraties kunnen worden afgerond.PA [22-11-2004] Notaoverleg Cultuurnota Vroonhoven-Kok, mr.drs. J.N. vankamerstuk 29 800 VIII, nr. 117Tijdens het debat over de voorjaarsbegroting eerder dit jaar zegde minister Zalm van Financiën de Tweede Kamer toe dat indien er enige ruimte is bij de najaarsnota, dat de afdoening van deze motie en van de hier mee samenhangende motie bovenaan zijn lijst staan.
De regering wordt opgedragen in 2005 en volgende jaren bij voorrang geldmiddelen beschikbaar te stellen om de totale restauratieachterstand van monumenten in 2011 weg te werken en daarover de Kamer geregeld te informeren.PA [13-12-2004] Wetgevingsoverleg inzake moties en amendementen Cultuurnota en Cultuurdeel OCW-begroting d.d. 8 december 2004 Vroonhoven-Kok, mr.drs. J.N. vankamerstuk 29 800 VIII, nr. 137Op 4 mei 2005 zond staatssecretaris Van der Laan het «rapport effectmeting middelen betreffende restauratie van rijksmonumenten» naar de Tweede Kamer (kamerstukken 2004–2005, 29 800 VIII, nr. 206). Het rapport geeft een modelmatige bewerking van de restauratieachterstand zoals die bij de behoefteraming monumentenzorg 2001 werd gemeten. Modelmatige bewerkingen van gedateerde gegevens aan de hand van aannames dragen het risico in zich van de creatie van een beeld dat niet (geheel) in overeenstemming is met de werkelijke situatie. Daarom is het nodig periodiek de meetgegevens te verversen; dit zal nog in 2005 plaatsvinden. De Tweede Kamer wordt daar eind 2005 over geïnformeerd.
De regering wordt verzocht er naar te streven op korte termijn het indemniteitspercentage voor tentoonstellingen bij musea op te hogen tot 100%.PA [13-12-2004] Wetgevingsoverleg inzake moties en amendementen Cultuurnotaen Cultuurdeel OCW-begroting d.d. 8 december 2004 Dittrich, mr. B.O.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 138In het voorjaar van 2005 kwamen de mini- steries van OCW en Financiën overeen dat het per 01-01-05 reeds opgehoogde indem- niteitspercentage (maximaal 10%) verder kon worden verhoogd naar maximaal 30 procent. Naar aanleiding van de evaluatie in 2007 van de nieuwe Subsidieregeling bruiklenen indemniteit 2005 zal de hoogte van het indemniteitspercentage opnieuw ter sprake komen.
FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN  
De Kamer, gehoord de beraadslagingen, overwegende dat de regering op koers ligt met de hervormingsagenda die moet leiden tot meer werk, minder regels en een grotere participatie van burgers; van mening dat op onderdelen de hervorming aan kracht en effect kan winnen; verzoekt de regering de volgende wijzigingen in de begroting voor 2005 en volgende jaren aan te brengen:• niet te bezuinigen op het onderwijsachterstandenbeleid door dit budget gericht in te zetten voor vroeg en voorschoolse educatie (VVE, schakelklassen en vmbo-begeleiding, geen collegegeldverhoging door te voeren en het hoger onderwijs voor 30+ studenten en niet-EU studenten te blijven financieren;• het filmstimuleringsbeleid voort te zetten en de bezuinigingen op het cultuurbudget terug te brengen;• dit alles structureel te dekken uit het bij de Handelingen te voegen financieringsvoorstel, en gaat over tot de orde van de dag.PA [28-9-2004] Algemene Politieke Beschouwingen (APB) Aartsen, J.J. van Dittrich, mr. B.O. Verhagen, drs. M.J.M.kamerstuk 29 800, nr. 4Motie is uitgevoerd met brief van 29 oktober 2004 (kamerstuk 29 800 VIII, nr. 26) inzake nota van wijziging begroting OCW 2005.
HOGER ONDERWIJS  
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de verschillen in bekostiging tussen het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo) niet altijd even helder zijn; overwegende, dat dit aanleiding geeft tot onnodige verwarring over de toereikendheid van de bekostiging; overwegende, dat de bestuurlijke, onderwijskundige en internationale ontwikkelingen gericht zijn op verdere samenwerking en harmonisatie van titelatuur; verzoekt de regering om een nadere analyse van de bekostigingsstelsels van het hbo en wo en een daaraan gerelateerd onderzoek naar de wenselijkheid om op termijn te komen tot een bekostigingsstelsel voor hbo en wo, voor de onderwijscomponent.PA [10-11-1999] OCW-begroting 2000Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 26 800 VIII, nr. 38Staatssecretaris Rutte heeft in de beleidsbrief financiering in het hoger onderwijs van 29 oktober 2004 (kamerstuk 29 853, nr. 1) zijn voornemens over de instellingsbekostiging, collegegeldsystematiek en studiefinanciering voor het HO geformuleerd. Deze zijn op 9 december 2004 in een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer besproken.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat meer autonomie/zelfregie voor de instellingen een belangrijk onderdeel van de beleidsvoorstellen in het HOOP 2000 is; van mening, dat om het evenwicht te bewaren tussen de positie van instellingen en van studenten, bescherming en zo nodig aanscherping van de zeggenschap van studenten een voorwaarde voor vergroting van de autonomie van de instelling is – hetgeen te weinig in het voorgestelde HOOP 2000 aangegeven wordt; verzoekt de regering om de Kamer binnen een aantal maanden, in overleg met de studentenorganisaties, voorstellen te doen om de rechtspositie van studenten formeel en structureel nader vorm te geven bijvoorbeeld via wetgeving – waarbij onder andere wordt aangesloten bij de bestaande klachtenregeling van de Algemene Wet Bestuursrecht en ernaar wordt gestreefd dat er per instelling een onafhankelijke ombudsman is om de studenten te adviseren en te ondersteunen.PA [24-1-2000] HOOP 2000, Hamer, drs. M.I.kamerstuk 26 807, nr. 4De Tweede Kamer is geïnformeerd op 11 augustus 2005 (kamerstuk 29 853, nr. 24)
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat de omzetting van de bestaande opleidingen van bachelor-masteropleidingen nog lang niet is voltooid; voorts constaterende, dat sprake is van wildgroei van opleidingen in ons land wat de transparantie van het opleidingenaanbod in de weg staat; van mening, dat alle betrokkenen gebaat zijn bij de invoering van brede bachelors in het hoger beroepsonderwijs waarbinnen studenten diverse keuzemogelijkheden hebben; verzoekt de regering om reeds in 2003 voorbereidingen te treffen voor het bevorderen van de invoering van brede bacheloropleidingen in het hbo.PA [14-11-2002] Begrotingsbehandeling OCW Joldersma, dr. F.kamerstuk 28 600 VIII, nr. 58De Tweede Kamer is geïnformeerd op 11 augustus 2005 (kamerstuk 29 853, nr. 24)
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de kwaliteit van de disciplinaire scholing in het hoger onderwijs gewaarborgd moet zijn, ook na de overgang naar een bachelor-masterstructuur; van mening, dat er een risico is voor de kwaliteit van de disciplinaire vorming ten gevolge van de verbreding van het curriculum en het handhaven van de totale studieduur op vier jaar; verzoekt de minister als uit de accreditatie blijkt dat de kwaliteit van de masteropleiding ontoereikend is wegens de eenjarige duur van die masteropleiding, een wettelijke verlenging van de masterfase van een naar twee jaar voor te bereiden en de bekostiging en de studiefinanciering daarop aan te passen.PA [24-1-2002] Bachelor master, Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 28 024, nr. 43De Tweede Kamer is geïnformeerd op 11 augustus 2005 (kamerstuk 29 853, nr. 24)
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat studenten met een handicap nog diverse belemmeringen ondervinden in het studeren ten gevolge van die handicap; constaterende, dat de uitval die daardoor ontstaat, ver boven het gemiddelde uitvalpercentage ligt, een constatering die dwingt tot een daadkrachtig beleid om deze belemmeringen zo snel mogelijk op te heffen; constaterende, dat er bij gelegenheid van de begrotingsbehandeling voor het dienstjaar 2004 weliswaar door amendering aanzetten toe zijn gegeven, maar dat deze structureel moeten doorwerken en planmatig moeten worden ingezet; verzoekt de regering een plan van aanpak op te stellen, uiteraard in samenspraak met de betrokken instellingen en gehandicaptenorganisaties, waaruit blijkt hoe de gesignaleerde belemmeringen naar vermogen worden opgelost en dat tegelijk met de komende begroting aan de Kamer voor te leggen.PA [14-4-2004] Stemmingen HOOP (29 410) Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 410, nr. 13De motie is uitgevoerd met brief van 11 juli 2005 (kamerstuk 29 410, nr. 31)
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat een tweejarige hbo-opleiding voorziet in een behoefte van het MKB en het onderwijsaanbod voor de studenten vergroot; overwegende, dat tweejarige opleidingen ook in het kader van een leven lang leren aantrekkelijk zijn voor werkenden; overwegende, dat in Europa meerdere landen bezig zijn met het instellen van een korte beroepsopleiding die deel uitmaakt van de bachelor masterstructuur; van mening, dat deze tweejarige opleidingen, als «associate degree», ingepast moeten kunnen worden in een bachelor; verzoekt de regering het aanbieden van tweejarige studietrajecten mogelijk te maken.PA [27-4-2004] Stemmingen moties HOOP 2004.Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 29 410 nr. 12De beleidsreactie op rapport «Kort en goed? Verkenning invoering korte programma's in het hoger beroepsonderwijs» is op 20 juni 2005 (kamerstuk 29 410, nr. 30) naar de Tweede Kamer gezonden.
De Kamer gehoord de beraadslaging, overwegende, dat met het aannemen van motie 29 410, nr. 4 fiat is gegeven aan een modernisering van de Wet op het hoger onderwijs, het stelsel van studiefinanciering en de bekostiging van de desbetreffende instellingen; constaterende, dat bekostiging middels leerrechten en vraagsturing stimuleert en in de notitie «Naar een nieuwe wet op het hoger onderwijs en onderzoek» de bijbehorende contouren worden geschetst waarmee de onderwijsbehoefte kan worden ingevuld door autonome instellingen met een politieke en maatschappelijke verantwoordingsplicht; verzoekt de regering deze elementen tot een nieuwe wet voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek uit te werken en waarin tevens wordt verwerkt: a) een aanzet tot een systeem van (inter)nationale kwaliteitsclassificatie (ranking);b) een meerjarige, voorspelbare basisbekostiging;c) een openbare transparante bestuurlijke verantwoording van publieke en private middelen; verzoekt de regering deze in 2005 naar de Kamer te zenden, opdat de beoogde modernisering middels de nieuwe wet 15 jaar na inwerkingtreding van de vigerende wet op het hoger onderwijsin 2007 effectief wordt.PA [13-6-2005] Notaoverleg wetgevingsnotitie hoger onderwijs en onderzoek Visser, A.P.kamerstuk 29 853, nr. 19Het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en onderzoek zal in het voorjaar 2006 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Wat de drie afzonderlijke punten in deze motie betreft het volgende: a. (Inter)nationale kwaliteitsclassificatie Voor het internationale aspect wordt verwezen naar de brief van 13 juni 2005 (kamerstuk 22 452, nr. 21). Verder zal in het kader van de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en onderzoek er voor worden gezorgd dat instellingen zodanige informatie verschaffen over de kwaliteit van het onderwijs dat derden op basis daarvan kunnen komen tot een goede vergelijking. b. Meerjarige, voorspelbare basisbekostiging Er zal een onderzoek komen naar de onderwijsopslag (Basis bekostiging), waarin naast het meerjarige karakter daarvan de mogelijke criteria voor perio- dieke herverdeling word meegenomen, zoals kwaliteit en rendement. c. Publiek en privaat De Tweede Kamer is bij brief van 20 juli 2005 kamerstuk 28 248, nr. 84, geïnformeerd over de manier waarop de tran- sparante bestuurlijke verantwoording van de besteding van publieke en private middelen in het bekostigde hoger onderwijs wordt bereikt. Daarmee is dit deel (c) van de motie afgedaan.
MEDIA, LETTEREN EN BIBLIOTHEKEN  
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de regering pas over tien jaar de volledige Nederlandse ondertiteling van de publieke en commerciële netten zal realiseren; verzoekt de regering, binnen vijf jaar de Nederlandse ondertiteling van de publieke en commerciële netten te realiseren.PA [20-1-2000] Wetsvoorstel tot wijziging van de mediawet ivm de invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroepStellingwerf, D.J.kamerstuk 26 660, nr. 73In het voorjaar van 2006 zal de algemene maatregel van bestuur in werking treden aangaande de ondertiteling bij de publieke en commerciële netten.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat voor de ontwikkeling van digitale ethertelevisie en digitale etherradio industriepolitieke maatregelen nodig zijn; overwegende, dat de door de Kamer gewenste voorwaarden die voor DVB-T nodig zijn om zich tot een concurrent van de kabel te ontwikkelen in onvoldoende mate aan de veiling kunnen worden verbonden; overwegende, dat de door de Kamer gewenste koppeling tussen T-DAB en FM-frequenties die noodzakelijk is voor de voorspoedige ontwikkeling van digitale radio niet door het kabinet wordt uitge- voerd; overwegende, dat snelheid bij de uitgifte van etherfrequenties geboden is omdat andere infrastructuren zich ook in een snel tempo ontwikkelen en op korte termijn competitie voor de kabel nodig is; verzoekt het kabinet direct na de zomer voor de verdeling van T-DAB en DVB-T in plaats van een veiling de vergelijkende toets toe te passen.PA [28-6-2000] Frequentiebeleid, Zuylen, M.M. vankamerstuk 24 095, nr. 44Eind 2004 is bovenstaande motie met brief «Digitale Radio» kenmerk TP/OT/5013703 door Economische Zaken afgedaan (kamerstuk 26 643, nr. 60).
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de afgelopen jaren zowel op regionaal, landelijk als internationaal niveau zich verschillende mediaconcentraties hebben voorgedaan; overwegende, dat door deze en toekomstige mediaconcentraties de pluriformiteit in het aanbod van media tot vervlakking kan leiden; overwegende, dat juist een pluriform aanbod bijdraagt aan meningsvorming van burgers binnen een democratisch stelsel; overwegende, dat de huidige toetsingsinstrumenten bij mediaconcentraties onvoldoende geschikt zijn om op pluriformiteit te toetsen; constaterende, dat aan het Commissariaat van de media reeds is opgedragen om mediaconcentraties te monitoren; verzoekt de regering onderzoek te verrichten naar de totstandkoming van anti-concen- tratiewetgeving en een toezichthoudende rol van het Commissariaat van de media op het gebied van mediaconcentraties met pluriformiteit als criterium.PA [26-11-2001] Mediabegroting 2002,Wagenaar, dr. M.kamerstuk 28 000 VIII, 31De motie is uitgevoerd met brief van 13 december 2004 (kamerstuk 29 692, nr. 2) over het kabinetsvoornemen inzake dagbladconcentratieregeling en wijziging crossownership-regeling.
De Kamer, gehoord de beraadslaging,• dat de pluriformiteit in de pers van groot belang is voor het functioneren van de democratie;• dat het aantal in Nederland verschijnende (zelfstandige) dag- en nieuwsbladen kleiner wordt en is van mening;• dat het aspect pluriformiteit in de pers momenteel onvoldoende wordt gewogen bij de beoordeling van fusie- en/of overnameplannen;• dat beleid ter voorkoming van een verdere verschraling van het persaanbod gewenst is;• dat fiscale en andere instrumenten, gericht op uitgevers, redacties en lezers van dag- en nieuwsbladen daarbij van belang kunnen zijn; roept het kabinet op, op korte termijn te komen tot een plan van aanpak tot behoud en bevordering van de pluriformiteit in de pers.PA [26-11-2001] Mediabegroting 2002Atsma, J.J.kamerstuk 28 000 VIII, 29De motie is uitgevoerd met brief van 18 januari 2005 (kamertuk 29 692, nr. 3) inzake advies van het Bedrijfsfonds voor de pers over de regionale en lokale informatievoorziening via de pers.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat een aantal landen, waaronder de Verenigde Staten en Zweden, de toegang tot lectuur, literatuur en andere informatie (digitaal of anderszins) voor slechtzienden en andere gehandicapten beter heeft geregeld dan Nederland; verzoekt de regering in beeld te brengen hoe de Nederlandse situatie voor wat betreft toegang tot informatie voor slechtzienden en andere gehandicapten zich verhoudt tot die in de Verenigde Staten en Zweden, zowel in de praktijk als in wet- en regelgeving.PA [12-11-2003] Begroting OCW re- en dupliek Balemans, E.R.M. Kraneveldt, M. Lambrechts, drs. E.D.C.M. Vries, mr.drs. J.M. de (CDA)kamerstuk 29 200 VIII, nr. 66De motie is uitgevoerd met brief van 9 juli 2004 (kamerstuk 28 330, nr. 8) inzake bibliotheekvernieuwing en reorganisatie blindenbibliotheken.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening, dat een zo snel mogelijke ontwikkeling van digitale etherradio (T-DAB) van belang is om de schaarste in de ether ten behoeve van de radio te verminderen; constaterende, dat het kabinet heeft toegezegd, bij de definitieve verdeling in 2003 voldoende ruimte voor de ontwikkeling van T-DAB te verdisconteren; verzoekt de regering al het komend jaar minimaal 1 mln euro beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling van T-DAB.PA [14-3-2002] FrequentiebeleidNicolai, mr.drs. A.kamerstuk 24 095, nr. 96Eind 2004 is bovenstaande motie met brief «Digitale Radio» kenmerk TP/OT/5013 703 door Economische Zaken afgedaan (kamerstuk 26 643, nr. 60).
Motie over vergoeding openbaarmaking programma's publieke omroep.PA [1-3-2005] Motie 29 800 VIII, nr. 172 (gewijzigd), Örgü/Atsma over extra kosten voor doorgifte en auteursrechten van publieke omroepprogramma'sDe motie is uitgevoerd met de brief van 3 mei 2005 (kamerstuk 29 800 VIII, nr. 203) over vergoeding openbaarmaking programma's publieke omroep via de kabel.
De Kamer constaterende, dat de publieke omroepafstand wil doen van de zogenaamde «nuloptie», door aan kabelbedrijven een vergoeding te gaan vragen voor openbaarmaking van zijn programma's; verzoekt de regering in aanstaande besprekingen met de Europese Commissie over de structurele rijksbijdrage aan de publieke omroep, het standpunt in te nemen en uit te dragen dat de nuloptie niet kan worden beschouwd als concurrentievervalsing; verzoekt de regering tevens te bewerkstelligen dat de bestaande «nuloptie» onverkort en ongewijzigd wordt gehandhaafd zolang niet onomstotelijk vast staat dat deze in strijd is met de Europese regelgeving.PA [30-6-2005] Doorgifte publieke omroep via de kabel Dam, M.H.P. van Örgü, F.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 239Staatssecretaris Van der Laan zal in najaar 2005 de Tweede Kamer een reactie sturen.
ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID  
Verzoek aan de regering na te gaan hoe de relatief hoge matchingsverplichtingen kunnen worden verlicht.PA [9-11-2004] Begroting OCW 2005Azough, N. Joldersma, dr. F. Kraneveldt, M. Lambrechts, drs. E.D.C.M. Slob, drs. A. Tichelaar, J. Vergeer-Mudde, F. Visser, A.P. Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 800 VIII, nr. 47De motie is uitgevoerd met de brief van 24 maart 2005 over matching vertegenwoordigen financiers van 2e en 3e geldstroom onderzoek (kamerstuk 29 338, nr. 32).
PRIMAIR ONDERWIJS  
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat in Koers PO en Koers VO een heldere visie ont- breekt op de bestuurlijke verhoudingen tussen de overheid (Rijk, provincies en gemeenten) en het onderwijs, tevens overwegende dat het ontbreken van een dergelijke visie leidt tot enerzijds onduidelijkheid en onzekerheid voor schoolbesturen en anderzijds tot het overbodig beheersen, controleren en regelen door de overheid. De Kamer verzoekt de regering om bij de uitwerking van Koers PO en Koers VO een visie op de bestuurlijke verhoudingen te ontwerpen en daarbij helderheid te geven over de verantwoordelijkheden, kaders en doelen voor de belangrijkste actoren in het primair en voortgezet onderwijs en gaat vervolgens over tot de orde van de dag.PA [4-10-2004] Koers PO en Koers VOBalemans, E.R.M. Hamer, drs. M.I. Slob, drs. A. Vergeer-Mudde, F. Vlies, ir. B.J. van der Vries, mr.drs. J.M. de (CDA)kamerstuk 29 800 VIII, nr. 8De Tweede Kamer is bij brief van 7 juli 2005 (kamerstuk 30 183, nr. 1) geïnformeerd.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen en van oordeel zijn dat daarom een actieve betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling en vorming van hun kinderen in de school noodzakelijk is, het oordeel dat bestuur en medezeggenschap van ouders in de school bijdraagt aan de gewenste betrokkenheid en verantwoordelijkheidsverdeling tussen ouders en de school voor de ontwikkeling en vorming van hun kinderen, spreekt uit dat het gewenst is dat de verantwoordelijk van ouders in het bestuur en medezeggenschap van scholen in het primair en voortgezet onderwijs geborgd en waar nodig versterkt wordt en gaat over tot de orde van de dag.PA [4-10-2004] Koers PO en Koers VOBalemans, E.R.M. Hamer, drs. M.I. Slob, drs. A. Vlies, ir. B.J. van der Vries, mr.drs. J.M. de (CDA)kamerstuk 29 800 VIII, nr. 9In het najaar 2005 worden naar aanleiding van deze motie bestuurlijke afspraken gemaakt met de onderwijsorganisaties en landelijke ouderorganisaties in het primair onderwijs.
De regering wordt verzocht om te onderzoeken of en hoe uitwerking kan worden gegeven aan de voorstellen van de Onderwijsraad om te komen tot kindercentra. Tevens wordt verzocht de mogelijkheden van het «Schotse model» daarbij te betrekken, waarin kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar recht krijgen op een aantal dagdelen bij voorschoolse voorzieningen.PA [9-11-2004] Begroting OCW 2005; Hamer, drs. M.I.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 38Opdracht is aan VWS gegeven. Uitkomst wordt in najaar 2005 verwacht.
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 1 april 2005 te komen met voorstellen voor verregaande vereenvoudiging van indicering en bekostiging van LWOO en LGF.PA [4-11-2004] Begrotingsbehandeling OCW, Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 58De motie werd meegenomen in de uitwer- kingsnotitie naar aanleiding van de evaluatie zorgtrajecten. Deze notitie op 29 april 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd (kamerstuk 21 860, nr. 81).
De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat in het onderwijsveld grote bezwaren bestaan tegen de verplichte toets voor 4–6 jarigen, tevens overwegende dat de toets geen meerwaarde kan opleveren voor de bekostiging van scholen, noch voor het afmeten van de prestaties van de school. De regering verzoekt in de komende jaren de geraamde middelen voor toetsen in te zetten voor het taalonderwijs.PA [6-11-2003] Begroting OCW Hamer, drs. M.I. Kraneveldt, M. Slob, drs. A. Vendrik, drs. C.C.M. Vergeer-Mudde, F. Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 200 VIII, nr. 49In het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 23 juni 2005 over de nieuwe gewichtenregeling basisonderwijs, is afge- sproken dat er voorlopig geen taaltoets komt. Wel worden er pilots taaltoetsen/taalonder- wijs ontwikkeld. Een deel van de voor de toetsen geraamde middelen zullen hiervoor de komende jaren worden ingezet; een ander deel van die middelen kan de komende jaren worden ingezet voor het opvangen van de negatieve herverdeeleffecten van de beoogde nieuwe gewichtenregeling.
TOEZICHT- EN HANDHAVINGSBELEID  
De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoek de regering voor zorg te dragen dat oorspronkelijke toezichthoudende kerntaken van de Inspectie van het Onderwijs conform de wet «WOT» worden vervuld.PA [4-11-2004] Begrotingsbehandeling OCW, Lambrechts, drs. E.D.C.M.kamerstuk 29 800 VIII, nr. 57Minister van der Hoeven heeft haar reactie op de motie gegeven tijdens de behandeling van de OCW-Begroting 2005. Daarmee is de motie afgedaan.
VOORTGEZET ONDERWIJS  
De Kamer, gehoord de beraadslaging, van oordeel, dat de intentie van het wetsvoorstel decentralisatie vervangingsuitgaven en wachtgelduitgaven vo steun verdient; van oordeel, dat er door de cumulatie van maatregelen de komende twee jaar nog veel onzeker- heden bij de ontwikkeling van het aantal wachtgelders zal bestaan; verzoekt de minister de decentralisatie van de wachtgelduitgaven vo onder artikel VIII pas in werking te laten treden op 1 januari 2007.PA [16-3-2005] Vervolg behandeling wetsvoorstel VO VF/PF Tichelaar, J.kamerstuk 27 744, nr. 18De minister voert de motie uit en zal tijdig een inwerkingtredingsbesluit nemen (KB).
Op korte termijn met een tussen VWS en OCW geïntegreerd beleid komen om kinderen met dyslexie passend te ondersteunen.PA [12-11-2003] Begroting OCW re- en dupliek Balemans, E.R.M. Hamer, drs. M.I. Kraneveldt, M. Lambrechts, drs. E.D.C.M. Vendrik, drs. C.C.M. Vergeer-Mudde, F. Vlies, ir. B.J. van derkamerstuk 29 200 VIII, nr. 47Hieraan is uitvoering gegeven door het opstellen en het uitvoeren van het «Masterplan dyslexie». De Tweede Kamer is over de vorderingen op de hoogte gehouden.
B. Door bewindslieden gedane toezeggingen
OmschrijvingToegezegd bijStand van zaken
ARBEIDSMARKT EN PERSONEELSBELEID  
De staatssecretaris heeft er geen bezwaar tegen als in 2005 wordt geëvalueerd. Op dat moment kan worden besloten of de Wet evenredige vertegenwoordiging al dan niet kan worden ingetrokken.PA [14-11-2001] Wet evenredige vertegenwoordiging kamerstuk 28 027, nr. 2Aan Regioplan Beleidsonderzoek is op 30 mei 2005 opdracht gegeven een vervolgonderzoek uit te voeren. De resultaten zullen eind oktober 2005 beschikbaar komen. De Tweede Kamer wordt eind 2005 geïnformeerd.
BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE  
De Tweede Kamer zal na één jaar (bij de behandeling van de begroting 2006) door staatssecretaris Rutte geïnformeerd worden over het kwaliteitscentrum examinering (KCE) en de examenkwaliteit mbo.PA [4-2-2004] Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijsen de Wet op het onderwijstoezicht met het oog op verbetering van de kwaliteit van examens van beroepsopleidingen (29 205)In december 2005 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de examenkwaliteit mbo en het kwaliteitscentrum examinering.
In de tweede helft van 2005 gaat een vervolg van de beleidsreactie naar de Tweede Kamer betreffende het voorstel van de stuurgroep over het herontwerp kwalificatiestructuur mbo.UB [21-12-2004] Beleidsreactie op voorstel stuur- groep KwalificatiestructuurUiterlijk in december 2005 ontvangt de Tweede Kamer een brief met de beleidsreactie op het voorstel van de stuurgroep over het herontwerp kwalificatiestructuur mbo.
Aan de Tweede Kamer zal in juni een notitie over harmonisatie groen onderwijs worden toegestuurd.PA [24-2-2005]Plan van aanpak Harmonisatie groen onderwijsDe brief wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verstuurd.
Minister Van der Hoeven zal uitzoeken of het voorkomt dat voortijdig schoolverlaters dubbel worden geteld, omdat zij kort na herplaatsing opnieuw uitvallen. Dit wordt meegenomen in de Voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten2004.PA [24-2-2005]Voortijdig schoolverlaten en evaluatie RMC-wetWordt meegenomen in de voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten, die in najaar 2005 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Staatssecretaris Rutte zegt toe dat de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over het overleg met het ministerie van Justitie betreffende het expertisecentrum voor de begeleiding van Antilliaanse jongeren.PA [24-2-2005]Voortijdig schoolverlaten en evaluatie RMC-wetWordt meegenomen in de Voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten en wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verzonden.
Minister Van der Hoeven zal schriftelijk ingaan op enkele vragen naar aanleiding van de cijfers in de voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten2004.PA [24-2-2005]Voortijdig schoolverlaten en evaluatie RMC-wetDe voortgangsrapportage wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Staatssecretaris Rutte laat het de Tweede Kamer weten, zodra er overeenstemming is met de branche of eventueel dat men er niet uitkomt. In dat laatste geval zal de Tweede Kamer vernemen wat zijn inzet was.PA [30-3-2005]Gevolg inburgeringsbeleid voor ROC 's Transitietraject inburgeringsbeleidDe brief wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verstuurd.
Staatssecretaris Rutte zegt toe dat de aanpassingen van het wetsvoorstel inburgeringstelsel, na bestudering van het ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie, zo spoedig mogelijk naar de Tweede Kamer worden gestuurd.PA [30-3-2005]Gevolg inburgeringsbeleid voor ROC 's Transitietraject inburgeringsbeleidDe brief wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verzonden.
Staatssecretaris Rutte zal nagaan of de gegevens over de ten gevolge van de bezuinigingen ontstane wachtgeldaanspraken in relatie tot de wachtgeldbudgetten aan de Tweede Kamer kunnen worden geleverd.PA [30-3-2005]Gevolg inburgeringsbeleid voor ROC 's Transitietraject inburgeringsbeleidWordt in najaar 2005 afgedaan.
Staatssecretaris Rutte zegt toe te komen met een beleidsreactie op het rapport van de commissie-Leijnse over het beroepsonderwijs.PA [17-3-2005]Leven Lang LerenOp 30 juni 2005 (kamerstuk 27 417, nr. 9) is gemeld dat de beleidsreactie begin oktober 2005 naar de Tweede Kamer wordt verzonden.
In het voorjaar zal staatssecretaris Rutte de Tweede Kamer informeren over hoe de instellingen zijn omgegaan met het thema publiek/privaat in het kader van de commissie Rekenschap.PA [9-12-2004] Beleidsbrief financiering in het hoger onderwijsDe brief wordt in najaar 2005 naar de Tweede Kamer verzonden.
De Tweede Kamer ontvangt na de zomer een afschrift van de intentieverklaring die afgesloten wordt met de BVE-Raad.UB [28-6-2005]BVE sector Medezeggenschap en sturen op regio- nale ambitiesIn oktober ontvangt de Tweede Kamer een afschrift van de intentieverklaring die afgeslo- ten wordt met de BVE-Raad.
Staatssecretaris Rutte zegt toe de volgende informatie in december 2005 aan de Tweede Kamer te sturen:• het Examenverslag 2004–2005 van het kwaliteitscentrum examinering• de tevredenheid van het bedrijfsleven over de kwaliteit van de mbo-examens met het oog op het civiel effect van de diploma's• de tevredenheid van instellingen en afnemers over de nieuwe werkwijze van het kwaliteitscentrum examinering, hiertoe zal aan de BVE-Raad, het VNO-NCW en het MKB-Nederland om een reactie gevraagd worden het vervolgonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar het kwaliteitscentrum examinering een beleidsreactie op bovenstaande documenten.PA [29-6-2005] Kwaliteitsonderzoek KCEDe in de toezegging genoemde documenten worden in december 2005 aan de Tweede Kamer verzonden.
Het rapport over de VSV 2004 verschijnt na de zomer. Hierbij worden beide definities van VSV betrokken.PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004De Tweede Kamer wordt in oktober 2005 geïnformeerd.
Leerwerkplan; SO kaart de kwestie van een tekort aan leerwerkplaatsen bij de rijksoverheid aan bij de minister van BZK. De Tweede Kamer wordt hierover schriftelijk geïnformeerd.PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004De Tweede Kamer wordt in december 2005 geïnformeerd.
De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de uitwerking van de voorstellen in van 1 juli 2005 over leer- en werkplicht voor jongeren tot 23 jaar.UB [1-7-2005] Leerplicht en werkplicht voor jongeren tot 23 jaarDe Tweede kamer wordt in december 2005 geïnformeerd.
DIRECTIE CULTUREEL ERFGOED  
Inventarisatie cultureel beleggen: De Tweede kamer kan een inventarisatie in het voorjaar tegemoet zien. (28 600 VIII, nr. 92, p. 36, rk).PA [8-6-2004] Uitvoeringsprogramma «Meer dan de som» (29 314, nr. 3)De inventarisatie cultureel beleggen zal opgenomen worden in de brief Cultuur en Economie die najaar 2005 aan de Tweede Kamer verzonden wordt.
Staatssecretaris Van der Laan zal in de tweede helft van 2004 met een rapportage over archeologisch beheer komen.PA [28-6-2004] MonumentenzorgDe rapportage over archeologisch beheer is gereed. Omdat het onderwerp nauw verband houdt met het erfgoedselectiebeleid en het begin 2006 te verwachten plan van aanpak, zal de rapportage daar bij betrokken worden. De Tweede Kamer is hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.
Staatssecretaris Van der Laan zal de Tweede Kamer een plan van aanpak presenteren voor erfgoedselectie, waarin ondermeer het selectiebeleid voor monumentenzorg en archeologie in samenhang wordt gepresenteerd. De in het kader hiervan te ontwikkelen criteria voor herselectie zullen te zijner tijd aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.PA [28-6-2004] MonumentenzorgUB [7-6-2004] Nieuw beleid monumentenzorgPA [13-12-2004] Wetgevingsoverleg inzake moties en amendementen Cultuurnotaen Cultuurdeel OCW-begroting d.d. 8 december jlStaatssecretaris Van der Laan stuurde begin juni 2005 een brief aan de Tweede Kamer over de stand van zaken met betrekking tot het erfgoedselectiebeleid (kamerstuk 29 314, nr. 14). Na ontvangst van de twee adviezen van de Raad voor Cultuur over dit program- ma zal de staatssecretaris – zoals aangekondigd in Meer dan de Som haar standpunt op het raadsadvies formuleren in de vorm van een plan van aanpak voor het selectiebeleid, dat naar verwachting in december 2005 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.
Staatssecretaris Van der Laan zegt mede namens haar ambtsgenoot van Justitie, toe te streven naar ratifi- catie van het UNESCO-verdrag van 1970. De Tweede Kamer zal een wetsontwerp ter implementatie van dit verdrag worden voorgelegd.UB [19-7-2004] Onderzoek bezwaren tegen bekrachtiging van het UNIDROIT-verdragTijdens het Algemeen Overleg «Onderzoek bezwaren bekrachtiging Unidroit» van eind april 2005 zegde de staatssecretaris toe dat eind 2005 het wetsvoorstel betreffende de bescherming van het cultureel erfgoed naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Staatssecretaris Van der Laan heeft de Tweede Kamer toegezegd met een visie te komen over cultuur en economie met inbegrip van het thema mecenaat in relatie tot de onafhankelijkheid van de cultuurinstel- lingen. Zij zal hierbij de Academie van fondsenwerven meenemen.PA [22-11-2004] Notaoverleg Cultuurnota en Wetgevingsoverleg onderdeel Cultuur van de begroting OCW 2004Staatssecretaris Van der Laan zal in het najaar van 2005 de brief «Cultuur en economie» aan de Tweede Kamer sturen.
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe de Tweede Kamer na 1 januari 2006 te informeren over een definitief voornemen aangaande de nieuwe opzet van het archiefonderwijs.UB [13-5-2005]Evaluatie Stichting ArchiefschoolMet betrekking tot de nieuwe opzet van het archiefonderwijs zal het Nationaal Archief in samenspraak met het archiefveld en de Stichting Archiefschool nieuwe diploma-eisen gaan formuleren om een opleiding te creëren die beter aansluit bij de eisen van de praktijk.
Staatssecretaris Van der Laan zegt mede namens de minister voor BVK toe, begin 2006 met de visienota over archiefbeheer te komen.PA [26-5-2005]Rapport Rijksarchiefinspec- tie Een dementerende over- heidDe voorbereidingen van de visienota zijn in volle gang. Het ministerie van BVK is hierbij nauw betrokken. De Tweede Kamer wordt in voorjaar 2006 geïnformeerd.
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe dat zij mede namens de minister van BVK de Tweede Kamer inzicht zal geven in de huidige plannen van aanpak van de ministeries over digitaal informatiebeheer.PA [26-5-2005]Rapport Rijksarchiefinspec- tie Een dementerende over- heidDe minister voor BVK en staatssecretaris Van der Laan bereiden een overzicht voor dat dit najaar naar de Tweede Kamer gestuurd wordt.
Staatssecretaris Van der Laan zal samen met de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie in het najaar van 2005 de Tweede Kamer een brief sturen over de database voor gestolen cultuurgoederen, zodat deze besproken kan worden bij de begrotingsbehandeling voor het jaar 2006.PA [28-4-2005]Onderzoek naar bezwaren tegen bekrachtiging van het Unidroit-verdrag (UNESCO) betreffende de internationale terugkeer van gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederenDe Tweede Kamer wordt in het najaar van 2005 geïnformeerd.
FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN  
Bezien wordt hoe koppelingen en verwijzingen kunnen worden aangebracht tussen bijvoorbeeld het Jaarverslag en Bestel in Beeld.PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2006 geïnformeerd.
Volgend jaar wordt nader ingegaan op de exacte verdeling van de enveloppemiddelen over de verschillende artikelonderdelen van de begroting.PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2006 geïnformeerd.
HOGER ONDERWIJS  
Minister Hermans heeft de Tweede Kamer toegezegd zichtbaar te maken wat de effecten zijn (kwantitatief en kwalitatief) van het afgesloten convenant met de HBO-Raad over de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs.PA [28-6-2001]Leraren en lerarenopleiding, kamerstuk 23 328, nr. 75De Tweede Kamer is middels het Jaarverslag van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over 2002 (Kamerstuk 28 880 nr. 16) geïnformeerd over de effecten van het convenant dat de minister op 18 juni 2001 met de HBO-raad over de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs heeft gesloten, voor zover deze effecten zich in het verslagjaar hebben voorgedaan. In het eerste aan de Tweede Kamer te presenteren jaarverslag na ontvangst van de eindverslagen van de instellingen (juli 2005) zal de finale duiding van de effecten weergegeven kunnen worden.
De Tweede Kamer ontvangt zo spoedig mogelijk (staatssecretaris Rutte gaat uit van september 2005) de uitwerking van het voorstel van het Committee Review Degrees voor de Nederlandse graden.UB [27-6-2005]Rapport Committee Review Degrees (titulatuur)Eind augustus vond bestuurlijk overleg plaats (25/8 VSNU en 31/8 HBO-raad), om de beleidsreactie op het voorstel van de Committee Review Degrees te bespreken. De beleidsreactie wordt in september naar de Tweede Kamer gezonden.
INTERNATIONAAL BELEID  
De Raad voor Cultuur geeft aan, in zijn advies van 30 juni jl. over het internationale cultuurbeleid, een regeringsbreed cultureel exportprogramma met grotere betrokkenheid van het ministerie van Econo- mische Zaken wenselijk te achten. Op incidentele basis bestaat zulke samenwerking al, maar staatssecretaris Van der Laan wil graag de mogelijkheden tot versterking daarvan samen met haar collega's van Economische Zaken verder verkennen.PA [24-11-2003] Begrotingsbehandeling CultuurHet ministerie van OCW is hierover in gesprek met Economische Zaken. Voor het kerstreces 2005 zal de staatssecretaris de toezegging afhandelen in de nota Cultuur en Economie die aan de Tweede kamer gestuurd zal worden.
MEDIA, LETTEREN EN BIBLIOTHEKEN  
Staatssecretaris Van der Ploeg zegt toe de commerciele omroepen te vragen in hoeverre zij bereid zijn de ondertiteling voor doven en slechthorenden te verzorgen en als dat niet past in de doelstelling, dan percentages via het Mediabesluit voor te schrijven.PA [18-1-2000] Concessiewet, kamerstuk 26 660De AMvB wordt voorbereid. Het eerste concept zal worden voorgelegd aan het Commissariaat voor de Media. In het voor- jaar van 2006 zal de AMvB in werking treden.
Staatssecretaris Van Leeuwen zegt toe de Tweede Kamer in te lichten over het verloop van de pilots en over het vervolg van de media-educatie.PA [25-11-2002] Begrotingsdeel Media 2003PA [22-11-2004] MediabegrotingPA [23-6-2004] Bezuiniging MediabegrotingDe Raad voor Cultuur heeft laten weten aan staatssecretaris Van der Laan dat het advies in juli 2005 gereed is gekomen. Naar aanlei- ding van dit advies zal er een brief aan de Tweede Kamer verzonden worden in najaar 2005.
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe te bevorderen dat het kabinet zo snel mogelijk een reactie geeft op het rapport van de Commissie Switch Off.PA [8-9-2003]Wijziging van de Mediawet (het vervallen van de ver- spreidingsbeperking voor de programma's van lokale en regionale omroepinstellin- gen, wijziging van de door- gifteplicht via omroepnet- werken van de programma's van lokale omroepinstellin- gen, alsmede wijziging van bepalingen inzake program- maraden) (28 639)Begin juli heeft staatssecretaris Van der Laan met de minister van economische zaken gesproken over de uitgangspunten aangaande het kabinetsstandpunt. In september zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de stand van zaken aangaande Switch Off.
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe in het kader van de Switch Off te bekijken hoe de problematiek opgelost kan worden van het platteland en de huishoudens die niet zijn aangesloten op de kabel.PA [8-9-2003]Wijziging van de Mediawet (het vervallen van de ver- spreidingsbeperking voor de programma's van lokale en regionale omroepinstellin- gen, wijziging van de door- gifteplicht via omroepnet- werken van de programma's van lokale omroepinstellin- gen, alsmede wijziging van bepalingen inzake program- maraden) (28 639)Begin juli heeft staatssecretaris Van der Laan met de minister van economische zaken gesproken over de uitgangspunten aangaande het kabinetsstandpunt. In september 2005 zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de stand van zaken aangaande Switch Off.
Staatssecretaris Van der Laan zegt toe de Tweede Kamer binnen enkele maanden te informeren over het standpunt van het kabinet over het rapport van de commissie Switch Off.PA [24-9-2003]Kabel en consumentBegin juli heeft staatssecretaris Van der Laan met de minister van Economische Zaken gesproken over de uitgangspunten aangaande het kabinetsstandpunt. In september zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de stand van zaken aangaande de Switch Off.
Staatssecretaris Van der Laan zegt de Tweede Kamer toe een brief te sturen over de mogelijkheden van een samenvoeging van de CJP en de bibliotheekpas.PA [24-11-2003] Begrotingsbehandeling CultuurIn juni 2005 is de landelijke bibliotheekpas operationeel geworden. Gesprekken tussen VOB en CJP over samenwerking zijn gestart. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd.
Cultuur en economie: staatssecretaris Van der Laan zal samen met de minister van Economische Zaken de Tweede Kamer een brief sturen over de economische waarde van cultuur.PA [8-6-2004] Uitvoeringsprogramma «Meer dan de som» (29 314, nr. 3)PA [22-11-2004] Notaoverleg Cultuurnota en Wetgevingsoverleg onder- deel Cultuur van de begro- ting OCW 2004UB [14-10-2004] Ontwerpbegroting: beant- woording lijst van vragen voor de begroting 2005PA [24-11-2003] Begrotingsbehandeling CultuurOp 28 juni 2005 heeft er een conferentie Cultuur en Economie plaatsgevonden, waar- bij de knelpunten die uit de onderzoeken naar voren kwamen, besproken zijn met het veld. Voor het kerstreces 2005 zal de brief «econo- mische waarde van cultuur» aan de Tweede Kamer verstuurd worden.
De aangekondigde brief aan de Tweede Kamer over actuele ontwikkelingen in de boekenbranche, met inbegrip van het auteursrecht, de vaste boekenprijs, het literaire klimaat, een eventuele fusie van de letteren-fondsen en het leesbevorderingsbeleid wordt dit najaar aan de Tweede Kamer verzonden. Ook het belang van correct gesproken en geschreven Nederlands en de evaluatie van de Nederlandse Taalunie komen aan de orde.UB [13-4-2004] Uitvoeringprogramma Meer dan de somPA [23-6-2004] BibliotheekvernieuwingDe Letterenbrief zal in september 2005 aan de Tweede Kamer verzonden worden.
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd dat na de vernieuwingsoperatie van de Federatie Nederlandse Blindenbibliotheken een benchmark-onderzoek uitgevoerd zal worden.PA [23-6-2004] BibliotheekvernieuwingHet benchmarkonderzoek is in juli afgerond. De vervolgstappen worden in het Rijksvoor- zieningenplan bibliotheekwerk 2006–2008 vastgelegd. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd.
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd een brief aan de Tweede Kamer te sturen waarin het actieve leesbevorderingsbeleid uiteen gezet wordt. In dit beleid is de positie van de school cruciaal.PA [23-6-2004] BibliotheekvernieuwingDe Letterenbrief zal in september 2005 naar de Tweede Kamer gestuurd worden.
Tijdens de mediabegrotingsbehandeling heeft staatssecretaris Van der Laan toegezegd het rapport aangaande de Commissie Jeugd, Geweld en Media te doen toekomen.PA [22-11-2004] MediabegrotingDe Commissie Jeugd, Geweld en Media loopt op schema. Het rapport zal in september 2005 naar de Tweede Kamer verzonden worden.
OCW is voornemens in 2005 een evaluatie te laten uitvoeren naar het proces van bibliotheekvernieuwing in verband met het expireren van de stuurgroep.UB [14-10-2004] Ontwerpbegroting: beant- woording lijst van vragen voor de begroting 2005Evaluatie naar het vernieuwingsproces bibliotheken is onderdeel van de jaarlijkse monitoring bibliotheken van de stuurgroep. De monitoring loopt. Eerste rapportage is opgeleverd. Uiterlijk december 2005 worden de resultaten van de evaluatie naar de Tweede Kamer gestuurd.
In 2005 zal een evaluatie plaatsvinden van de Vereni- ging Openbare Bibliotheken die als koepelorganisatie een belangrijke rol speelt op het terrein van de inhou- delijke vernieuwing – in casu de ICT ontwikkelingen- van het stelsel van openbare bibliotheken (antwoord 111).UB [14-10-2004] Ontwerpbegroting: beant- woording lijst van vragen voor de begroting 2005In juni is de commissie samengesteld die de Vereniging Openbare Bibliotheken zal evalue- ren. De Raad voor Cultuur zal gevraagd worden advies uit te brengen ten aanzien van deze evaluatie. Vervolgens zal er een reactie naar de Tweede Kamer verstuurd worden in het 2e kwartaal van 2006.
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd dat in 2005 het afschaffen van de vaste boekenprijs van de schoolboeken geëvalueerd zal worden.PA [30-6-2004]Vaste boekenprijs (re- en dupliek)De evaluatie van de vaste boekenprijs voor schoolboeken zal meegenomen worden in de monitoring van de schoolkosten. Op dit moment wordt er gezocht naar een geschikt onderzoeksbureau om deze monitoring uit te voeren. In 2006 worden de resultaten verwacht.
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd dat eind 2009 de vaste boekenprijs geëvalueerd zal zijn. Het commissariaat voor de Media zal hierbij betrokken worden.PA [30-6-2004]Vaste boekenprijs (re- en dupliek)Eind 2008 wordt gestart met de voorbereidingen om de evaluatie tot stand te laten komen.
Staatssecretaris Van der Laan heeft bij de moties en amendementenbehandeling van de begroting 2005 aan de Tweede Kamer toegezegd, het antwoord op motie 95 (waarborgen dat middelen in het gemeentefonds ten behoeve van lokale omroepen ook bij lokale omroepen terecht komt) mee te nemen in het kabinetsstandpunt op het WRR-rapport over het nieuwe medialandschap. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de Tweede Kamer dit standpunt in najaar 2005 zal ontvangen.PA [17-3-2005]Moties en amendementen bij de OCW begroting over het jaar 2005Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd dat de Tweede Kamer het standpunt, aangaande de middelen in het gemeentefonds ten behoeve van lokale omroepen ook bij lokale omroepen terecht komt, najaar 2005 zal ontvangen.
Staatssecretaris Van der Laan zegt de Tweede Kamer een onderzoek toe in aanvulling op het concentratie-onderzoek van het Commissariaat voor de Media, waarbij zal worden bezien of en hoe maximale marktaandelen kunnen worden gekoppeld aan een minimum aantal autonoom opererende redacties. Daarnaast zal zij een analyse verrichten naar de bedreiging van de vrije en pluriforme publieke meningsvorming in Nederland en in hoeverre die valt toe te rekenen aan eigendomsconcentratie in de mediasector, in het bijzonder in de dagbladsector. Ook zal zij een Quick scan laten doen naar de feitelijke «consumptie» van nieuws en informatie door de Nederlandse burgers om te zien hoe pluriform dat feitelijk gebruik van het totale nieuws- en informatieaanbod nu eigenlijk is. De uitkomsten van het onder- zoek en de quick scan zal zij voor behandeling van het wetsvoorstel dagbladconcentraties naar de Tweede Kamer sturen.PA [23-3-2005]PersbeleidStaatssecretaris Van der Laan heeft het commissariaat gevraagd om de quick scan uit te voeren. In het najaar 2005 zal zowel de quick scan als het onderzoek naar de Tweede Kamer verstuurd worden. Voor de uitvoering van het onderzoek is het ministerie in gesprek met enkele partijen.
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd een «bestel in beeld» te realiseren met voor Cultuur met cultuur specifieke indicatoren.PA [15-6-2005]Financieel jaarverslag + Onderwijsverslag 2003–2004Binnen directoraat DGCM is een cultuurbrede werkgroep opgericht die aan de hand van indicatoren de stand van zaken in het media- bestel en in het cultuurnotabestel zal uiteen- zetten. De Tweede Kamer wordt in voorjaar 2006 geïnformeerd.
ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID  
De minister heeft in het Wetenschapsbudget de ambitie neergezet op het punt prestatiebekostiging iets te gaan doen. Zij heeft ook aangegeven dat zij tot 2006 de tijd wil hebben om samen met de universiteiten de criteria daarvoor te ontwikkelen. Dan is er een systematiek ontwikkeld voor prestatiebekostiging, maar die is dan nog niet ingevoerd en er is ook nog geen beslissing genomen over de wijze waarop bekostigingsconsequenties worden getrokken. De Tweede Kamer vraagt de minister daaraan te werken en te zorgen voor goede checks and balances, goede focus en zodanige criteria dat geen gebieden eruit vallen.Verslag van een nota-over- leg over het Wetenschapsbudget 2004 op 2-2-2004 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 338, nr. 13, p. 29 en p. 46)Prestatiebekostiging wordt voor de korte termijn geregeld in de smart mix, en door een bedrag van 100 miljoen van de eerste geldstroom te dynamiseren. Voor het vervolgtraject heeft de minister recent de Commissie Dynamisering ingesteld, onder leiding van Hans Chang. Deze komt in april 2006 met een rapport.
De minister gaf in het debat aan dat dit soort zaken (bedoeld werd de prestatiebekostiging) niet jaarlijks moet wijzigen, maar dat moet worden uitgegaan van een periode van 3–4 jaar. De minister komt daarop terug bij de uitwerking.Verslag van een nota-over- leg over het Wetenschapsbudget 2004 op 2-2-2004 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 338, nr. 13, p. 45)De uitwerking vindt plaats in de smart mix en in de dynamisering van een bedrag van 100 miljoen uit de eerste geldstroom. Voor het vervolgtraject heeft de minister onlangs de Commissie Dynamisering ingesteld, onder leiding van Hans Chang. Deze brengt in april 2006 rapport uit.
Naar aanleiding van motie 29 800 VIII, nr. 185 zegt de minister toe dat deze Kabinetsperiode een standpunt wordt ingenomen over een vorm dan wel vormen van prestatiebekostiging en bijbehorende randvoorwaarden.Verslag van een algemeen overleg, vastgesteld 6 april 2005 (29 800 VIII, nr. 185)Onlangs is de Commissie Dynamisering ingesteld, onder leiding van Hans Chang. De commissie rapporteert in april 2006.
PROJECTDIRECTIE LEREN EN WERKEN  
De minister zal afspraken met sociale partners nastreven ter voorkoming van «groenpluk» bij een aantrekkende economie.PA [24-2-2005]Voortijdig schoolverlaten en evaluatie RMC-wetDe projectdirectie Leren en Werken ontwikkelt een procesvoorstel ten aanzien van voorkoming «groenpluk.»
PRIMAIR ONDERWIJS  
In relatie tot de uitvoering van lumpsum in het primair onderwijs zal het kabinet voorstellen doen voor ver- mindering van de administratieve lasten. De minister zegt toe dat ook wordt nagegaan of de bekostiging van vervanging en wachtgelden anders georganiseerd kan worden. Over de inzet van deze middelen zal het kabinet -in samenhang met de uitwerking van het dereguleringsprogramma- overleg voeren met het georganiseerde onderwijsveld.UB [1-11-2002] Enveloppebrief OCW(28 600 VIII, nr. 17)Vanwege de tekorten bij de fondsen is het overleg met sociale partners over invoering van een nieuw stelsel voor bekostiging van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven opgeschort. Bij Voorjaarsnota zijn voorstellen ingediend om deze tekorten te dekken. Afhankelijk van accordering zal een financiële analyses plaatsvinden. Hiervoor zal een aantal bureaus benaderd worden voor een offerte. Na beoordeling van deze offertes zal het onderzoek na de zomervakanties kunnen worden gestart en de resultaten zullen begin 2006 beschikbaar zijn. Hierover volgt dan overleg met de onderwijsorganisaties.
Inzake overgang proefproject definitieve invoering (lumpsumfinanciering in het primair onderwijs). Vóór de invoering per 1–8-2006 is er een moment, dat de minister nog zal aangeven, waarop geëvalueerd wordt of er nog iets nader geregeld moet worden in een lagere regelgeving.wetgevingsoverleg beste- dingsvrijheid scholen d.d. 8 en 10 september 2003De oplevering van het evaluatierapport aan de Tweede Kamer volgt in januari 2006.
In de schoonmaakmonitor, die elke 2,5 jaar wordt uitgevoerd, wordt de schoonmaakkwaliteitvan 100 scholen onderzocht, hetgeen een representatieve steekproef van het scholenbestand inhoudt. De minister zegt toe dat de rapportages over deze onderzoeken aan de Tweede Kamer worden gestuurd.PA [6-11-2003]Begroting OCWDe Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2006 geïnformeerd over de rapportage inzake het onderzoek naar de schoonmaakkwaliteit.
De minister zegt toe dat de Tweede Kamer schriftelijk geïnformeerd zal worden over hoeveel gemeenten het geld niet hebben uitgegeven aan VVE. Zodra de behandeling van alle bezwaarschriften is afgerond en de minister alle gegevens heeft, zal zij de Tweede Kamer informeren.PA [3-12-2003] Onderwijskansen, gewichtenregeling, VVEEr lopen nog enkele beroepsprocedures, inmiddels zijn wel alle bezwaarschriften binnen.
De minister zegt toe dat de eerste rapportage over de pilots lumpsum voor de zomer 2005 komt, zodat die in ieder geval kan worden meegenomen bij de behandeling van het wetsvoorstel. De tweede rapportage is voorzien in het voorjaar van 2005. De minister heeft al met de Tweede Kamer afgesproken dat die zo nodig invloed zal hebben op de lagere regelgeving, de AMvB's. De derde rapportage komt in het voorjaar van 2006 en die zal zo nodig invloed hebben op de invoe- ringsregeling.PA [12-2-2004]Lumpsum in het po1e Rapportage is 13 september 2004 naar de Tweede Kamer gestuurd. 2e Rapportage komt in najaar 2005. 3e Rapportage volgt in januari 2006.
De minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de bevindingen inzake PPS-constructies binnen het onderwijs.PA [16-6-2004] Monitoring decentralisatie huisvestingonderwijsHet ministerie van Financiën (kenniscentrum PPS) is verantwoordelijk voor de evaluatie van de PPS-pilot. In mei 2005 heeft het kenniscentrum PPS offertes gevraagd voor de uitvoering van de evaluatie. Afronding is voorzien in oktober 2005.
De minister zegt toe dat zij de Tweede Kamer zal informeren betreffende een platform inzake uitwisseling van informatie rond scholenbouw, zodra het overleg concrete resultaten heeft opgeleverd.PA [16-6-2004] Monitoring decentralisatie huisvesting onderwijsDe gezamenlijke besturenorgansiaties hebben deze taak op zich genomen. De uitvoering van het project heeft vertraging opgelopen. De planning bij de organisaties voorziet een officiële start eind september 2005.
De minister zegt toe dat zij in het wetsvoorstel zal terugkomen op een omschrijving van de kwaliteitswaarborging en daarbij vragen meeneemt over de internationale verdragen, artikel 2 van de WPO en artikel 23 van de GW (kamerstuk 24 578, nr. 58).PA [30-10-2003] Particulier primair en voortgezet onderwijs en thuisonderwijs in NederlandWetsvoorstel wijziging WPO is in voorbereiding. Indiening van het wetsvoorstel Tweede Kamer vindt plaats in najaar 2005 en inwerkingtreding is 1-9-2006.
De minister zegt toe het punt van het toezichtskader in het wetsvoorstel mee te nemen.PA [30-10-2003] Particulier primair en voortgezet onderwijs en thuisonderwijs in NederlandWetsvoorstel wijziging Leerplichtwet 1969 is in voorbereiding. Indiening van het wetsvoorstel vindt plaats in najaar 2005 en de inwer- kingtreding van de wet is 1-9-2006.
De minister zegt toe dat zij in het wetsvoorstel zal terugkomen op de nadere uitwerking van de proce- dure van het aanmerken als school, in de zin van de Leerplichtwet.PA [30-10-2003] Particulier primair en voortgezet onderwijs en thuisonderwijs in NederlandHet wetsvoorstel wijziging Leerplicht 1969 is in voorbereiding. Indiening van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer vindt plaats in najaar 2005 en inwerkingtreding is 1-9-2006.
De minister zegt toe dat zij de vraag of de leerplichtambtenaar niet meer handreikingen moet krijgen om te kunnen beoordelen of iemand terecht vrijstelling vraagt, opnemen met de landelijke vereniging van leerplichtambtenaren.PA [30-10-2003] Particulier primair en voort- gezet onderwijs en thuis- onderwijs in NederlandDe gemeenten hebben in mei een brief ontvangen over de te volgen procedure. Een gesprek tussen de LVLA en de minister heeft in augustus plaats gehad. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd.
De minister zegt toe dat zal worden nagegaan of het juridisch mogelijk is om te eisen dat leden van een schoolbestuur over het Nederlanderschap beschikken en of het mogelijk is, aan de schoolbestuurders de eis te stellen dat zij een verklaring omtrent het gedrag overleggen.PA [22-6-2004]Onderwijs, integratie en burgerschap (art. 23)De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd.
De minister zegt toe dat het wetsvoorstel over de 80/20-regeling (schoolstichtingsnorm met betrekking tot achterstandsleerlingen) momenteel wordt voorbereid.PA [22-6-2004] Onderwijs, integratie en burgerschap (art. 23)PA [4-10-2004] Koers PO en Koers VOJanuari 2006 wordt het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Inwerkingtreding medio 2007.
De minister zegt toe in maart/april 2005 de Tweede Kamer te informeren over het onderzoek dat het Europees Platform en de Inspectie van het Onderwijs uitvoeren naar de wijze waarop basisscholen tweetalig onderwijs vormgeven. Mochten hieruit zaken naar voren komen die volgens de wet wel kunnen maar uiteindelijk niet wenselijk zijn geacht, dan komt de minister met een oplossing.PA [30-11-2004] Tweetalig onderwijs op basisscholen vanaf groep 1 (Rotterdam)Onderzoek is afgerond. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd.
De minister zegt toe, betreffende het initiatief in Rotterdam om door middel van wachtlijsten gemengder onderwijs te krijgen, met spoed advies van de Onderwijsraad te vragen om te bekijken op welke criteria niet-blijvende afspraken ingericht kunnen worden, zodat in de eerste helft van het volgend jaar met de Tweede Kamer hierover van gedachten gewisseld kan worden. Samen met de Onderwijsraad, de gemeente Rotterdam en andere instanties wordt nagegaan hoe groot de marges van de grondwet zijn.PA [23-11-2004]Initiatief Rotterdam door middel van gemengde wachtlijsten gemengder onderwijsOp 10 december 2004 is er een brief met verzoek om advies met betrekking tot dubbele wachtlijsten aan de Onderwijsraad gestuurd. De Onderwijsraad heeft inmiddels een advies gepubliceerd. De beleidsreactie wordt nu voorbereid en zal in najaar 2005 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
De minister zegt toe de AMvB inzake de kerndoelen te zijner tijd bij de Tweede Kamer voor te hangen.PA [2-9-2004]Kerndoelen basisonderwijsHet wetsvoorstel (29 959) wat nodig was voor AMVB kerndoelen is aangenomen door de Tweede Kamer en aangemeld bij Eerste Kamer. De bekrachtiging van het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO en de daaropvolgende voorhangprocedure kunnen pas plaatsvinden als er een wettelijke basis is. In afwachting op de stemming in de Eerste Kamer is parallel hieraan de kerndoelen voorgelegd aan de Raad van State. Behandeling in Eerste Kamer zal waarschijnlijk ergens in najaar 2005 zijn. De nieuwe kerndoelen zullen dan per 1 januari 2006 kunnen ingaan.
De minister zegt toe de AMvB die de basis vormt voor de nieuwe gewichtenregeling, bij de Tweede Kamer wordt voorgehangen, zodat zij hierop kan reageren. Het is de bedoeling dat deze AMvB per 1 augustus 2006 in werking treedt met als gevolg dat er per 1 augustus 2007 wordt verdeeld volgens nieuwe systematiek.PA [27-10-2004] OnderwijsachterstandenbeleidStand van zaken loopt conform toezegging.
De minister zegt toe het bevorderen van integratie en het tegengaan van segregratie wordt betrokken bij wetswijziging inzake het onderwijsachterstandenbeleid per 1 augustus 2006.PA [4-10-2004]Koers PO en Koers VOPlanning: 1-12-2005 Tweede Kamer 1-2-2006 Eerste Kamer 1-7-2006 Staatsblad 1-8-2006 Inwerkingtreding.
De minister zegt dat de tweede rapportage over de voortgang van het flankerend beleid in september aan de Tweede Kamer wordt toegestuurd.PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736)De stand van zaken loopt conform toezegging.
De minister zegt toe de de voorhang-AMvB inzake WPO en WEC in september volgt.PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736)Stand van zaken is conform toezegging.
De minister zegt toe dat de Tweede Kamer de rapportage over de uitkomsten van het meetjaar in januari 2006 zal ontvangen.PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736)Stand van zaken is conform toezegging.
De minister zegt toe dat in januari 2006 de Tweede Kamer de derde voortgangsrapportage flankerend beleid, vergezeld van informatie over bijvoorbeeld de herverdeeleffecten, de bestuurskracht van de scholen, gemiddelde personeelslast-cijfers en de tijdige informatievoorzieningen aan de scholen.PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736)De stand van zaken is conform toezegging.
De minister zegt toe, de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel medezeggenschap scholen; zal 1 augustus zijn, de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer kan in januari 2006 geschieden.PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736)Stand van zaken is conform toezegging.
De minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek van een commissie, die in het leven wordt geroepen om te adviseren over de toekenning van de bijzonder bekostiging(vangnet) en die moet beoordelen of de herverdeeleffecten acceptabel zijn.PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736)Stand van zaken is conform toezegging.
De minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over een mogelijke oplossing inzake het grensverkeer van de samenwerkingsverbanden.PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736)In september 2005 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.
De minister zegt toe de Tweede Kamer op de hoogte te houden van de gemiddelde personeelslast en ingrijpende veranderingen te melden.PA [25-1-2005]Lumpsum primair onderwijs (29 736)In september 2005 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.
De minister zegt toe het wetsvoorstel (over particulier onderwijs) in het begin van het najaar naar de Tweede Kamer te sturen. De beoogde inwerkingtreding zal 1 augustus 2006 zijn, of zoveel sneller als mogelijk.PA [22-3-2005]Vragenuur met mondelinge vragen Iederwijs scholenStand van zaken is conform toezegging.
De minister zegt toe na te gaan wat de motieven van ouders zijn en wat de reden is van de enorme groei.PA [22-3-2005]Vragenuur met mondelinge vragen Iederwijs scholenDe Tweede Kamer zal vóór 1-10-2005 geïnformeerd worden.
De minister zegt toe dat kort na de uitkomsten van het overleg met het onderwijsveld in februari aanstaande de Tweede Kamer de uitwerkingsnotitie waarna het wetsvoorstel Wet Medezeggenschap Scholen in het voorjaar van 2006 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden; invoering zal per 1 januari 2007 plaatsvinden.PA [16-11-2004] Medezeggenschap in het onderwijsHet eindrapport medezeggenschap in PO/VO is op 31 maart 2005 (kamerstuk 29 768, nr. 4) met een beleidsstandpunt van de minister aan de Tweede Kamer toegestuurd. Op 9 juni 2005 heeft daarover een Algemeen Overleg plaats gehad. Verder loopt de stand van zaken conform toezegging.
De minister zegt toe dat er in overleg met het Vervangingsfonds en het SBO op dit moment wordt gezocht naar mogelijkheden om de pilots in aangepaste vorm te continueren en de Tweede Kamer hierover zal informeren, zodra er een oplossing is gevonden.PA [16-3-2005]Vervolg behandeling wetsvoorstel VO VF/PFBesluitvorming over Voorjaarsnota bepaalt in welke mate de huidige vorm van de pilot- plusleraar gecontinueerd kan worden dan wel van een versobering plaats moet vinden. In de Voorjaarsnota is opgenomen een versobering van € 0,7 miljoen in 2005 en € 1,3 miljoen in 2006. Op dit moment wordt er overleg gevoerd met het VF en SBO over mogelijke maatregelen.
De minister zegt toe dat op basis van de uitkomsten van een financiële analyse naar de risico's en effecten voor de scholen en het overleg met de onderwijsorga- nisaties de afweging maakt of, en zo ja, wanneer en hoe het primair onderwijs uit de fondsen kan stappen.PA [16-3-2005]Vervolg behandeling wetsvoorstel VO VF/PFVanwege de tekorten bij de fondsen is het overleg met sociale partners over invoering van een nieuw stelsel voor bekostiging van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven opgeschort. Bij voorjaarsnota zijn voorstellen ingediend om deze tekorten te dekken. Binnenkort zal de financiële analyse plaatsvinden. Hiervoor zal een aantal bureaus benaderd worden voor een offerte. Na beoordeling van deze offertes zal het onderzoek worden gestart en de resultaten zullen medio 2006 beschikbaar zijn. Hierover volgt dan overleg met de onderwijsorganisaties.
De minister zegt toe dat er 2 jaar na de wetswijziging een onderzoek wordt uitgevoerd, waarbij de minister deze evaluatie zal aangrijpen om dieper in te gaan op de ervaringen van de Inspectie van het Onderwijs.PA [18-11-2004] Tussenschoolse opvangVermoedelijk wordt er begin 2009 een onderzoek uitgevoerd.
De minister zegt toe dat de Inspectie van het Onderwijs zal rapporteren in het Onderwijsverslag over het toezicht op de afspraken van schoolbesturen met ouders over tussenschoolse opvang.PA [18-11-2004] Tussenschoolse opvangDe Inspectie van het Onderwijs zal vermoedelijk rapporteren vanaf onderwijsverslag 2007.
STUDIEFINANCIERINGSBELEID  
In 2003 vindt een onderzoek plaats naar het niet-gebruik WTOS. De resultaten komen naar verwachting eind 2003, begin 2004 beschikbaar. De Tweede Kamer zal over de uitkomsten worden geïnformeerd.PA [5-11-2003]Begroting OCWIn de begroting 2006 is opgenomen dat de resultaten van het onderzoek (als onderdeel van het grotere onderzoek van SZW) eind 2005 naar de Tweede Kamer zullen worden gestuurd.
De maximale terugbetalingstermijn voor studieschulden wordt bepaald op 25 in plaats van 15 jaar. Het terugbetalingspercentage wordt 8% in plaats van 11%.PA [27-4-2005] Financiering in het hoger onderwijs, onderdelen leerrechten studiefinancie- ring instellingscollegegeld en medezeggenschap in relatie tot bekostiging (29 853 nrs. 11 en 14)De toezegging wordt verwerkt in het wets- voorstel dat de invoering van het nieuwe studiefinancieringsstelsel vanaf het studiejaar 2007/2008 regelt.
De hoogte van het maximaal via het collegegeldkrediet te lenen bedrag wordt bepaald op vijf maal het wettelijk collegegeld.PA [27-4-2005] Financiering in het hoger onderwijs, onderdelen leerrechten studiefinancie- ring instellingscollegegeld en medezeggenschap in relatie tot bekostiging (29 853 nrs. 11 en 14)De toezegging wordt verwerkt in het wets- voorstel dat de invoering van het nieuwe studiefinancieringsstelsel vanaf het studiejaar 2007/2008 regelt.
VOORTGEZET ONDERWIJS  
Voor 2006 is een grote evaluatie van de wetgeving voor de zorgstructuur – ingegaan op 1-8-2002- voorzien.PA [4-10-2004]Koers PO en Koers VOPA [22-10-2003] Zorgleerlingen in het VMBOAfstemming met resultaten uit evaluaties LGF en WSNS in 2004 mede bepalend voor evaluatie 2006.
In de komende wijzigingen van de WPO en de VWO wordt geregeld dat het veiligheidsbeleid in de schoolgids moet zijn opgenomen.PA [17-6-2004]Veiligheid in het onderwijs; plan van aanpakOp 13 juni is de Tweede Kamer geïnformeerd (kamerstuk 29 240, nr. 8) over de stand van zaken uitvoering plan van aanpak Veiligheid. Daarin is gemeld dat de aanpassing van de WPO en WVO per 1 augustus 2006 in werking zal treden.
Over de uitkomsten van het interdepartementaal beleidsonderzoek inzake het vmbo wordt de Tweede Kamer in 2005 geïnformeerd.UB [14-10-2004] Ontwerpbegroting: beant- woording lijst van vragen voor de begroting 2005Het rapport is in juli opgeleverd door de IBO-werkgroep. De Tweede Kamer wordt in najaar 2005 geïnformeerd.
De AMvB zal uiterlijk in juli 2006 bij de Tweede Kamer worden ingediend.PA [16-3-2005]Vervolg behandeling wets- voorstel VO VF/PFDe AMvB is in voorbereiding.
De Tweede Kamer wordt bij brief geïnformeerd over de invulling van de pilots inzake de meerdere examenmomenten.PA [26-5-2005] Uitwerkingsnotitie examens voortgezet onderwijs (29 800 VIII nr. 152)De Tweede Kamer zal in september 2005 worden geïnformeerd.
De minister kan verder met het examenbureau. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd.PA [26-5-2005] Uitwerkingsnotitie examens voortgezet onderwijs (29 800 VIII nr. 152)De Tweede Kamer wordt in december 2005 geïnformeerd.
De minister heeft toegezegd de Tweede Kamer in het najaar schriftelijk te informeren over een eventuele verdere inzet om het gebruik van mentoring door scholen te bevorderen, voortbouwend op de eerder opgedane ervaringen.UB [27-6-2005]Stand van zaken uitvoering toezegging over expertisecentrum en mentoringDe Tweede Kamer is bij brief van 27 juni 2005 (kamerstu 26 695, nr. 23) geïnformeerd over de stand van zaken. Nadere informatie zal in het najaar van 2005 plaatsvinden
TOEZEGGINGEN EERSTE KAMER  
INTERNATIONAAL BELEID  
Staatssecretaris Van der Laan heeft toegezegd een brief aan de Eerste Kamer te sturen waarin zij door middel van objectieve informatie de Nederlandse positie met betrekking tot het Europese cultuurbeleid uiteen zal zetten. Zij heeft daarbij expliciet aangegeven geen waardeoordeel over de Europese cultuur te kunnen geven.Begrotingsbehandeling Cultuur 2004,16 maart 2004Staatssecretaris Van der Laan zal in najaar 2005 de Eerste Kamer een brief sturen ten aanzien van het Europees Cultuurbeleid.
MEDIA, LETTEREN EN BIBLIOTHEKEN  
Staatssecretaris Van der Laan zal in 2007 de Eerste Kamer met concrete zaken aantonen, welke initiatieven zij heeft ondernomen, welke accenten gelegd zijn en welke debatten ze heeft geopend om het culturele bewustzijn te vergroten.Begrotingsbehandeling Cultuur 2004, 16 maart 2004Staatssecretaris Van der Laan zal voor 1 juli 2007 de Eerste Kamer een overzicht sturen waarin alle concrete activiteiten zijn opge- nomen die hebben bijgedragen aan het vergroten van het cultureel bewustzijn.
Staatssecretaris Van der Laan zegt aan mevrouw Witteman (PvdA) toe om een inventarisatie te maken van de technische mogelijkheden voor en de finan- ciële consequenties van omschakeling van analoge naar digitale distributie van de regionale televisie. Deze inventarisatie zal meegenomen worden in de notitie over de lokale en regionale omroep die is toegezegd aan de Eerste Kamer.PA [11-5-2004]Wijziging van de Mediawet met het oog op verbetering van de openheid en conti- nuïteit van de landelijke publieke omroep (29 030)Begin juli heeft staatssecretaris Van der Laan met de minister van economische zaken gesproken over de uitgangspunten aangaande het kabinetsstandpunt. In september 2005 zal de Eerste Kamer geïnformeerd worden over de stand van zaken aangaande de Switch Off.

BIJLAGE 2. RWT'S EN ZBO'S

De rijksbegrotingvoorschriften schrijven voor dat in de begroting een bijlage wordt opgenomen met een opsomming van alle RWT's en ZBO's die onder de verantwoordelijkheid van het departement vallen, de bijdrage van het departement aan deze instellingen en het beleidsartikel waarop die bijdrage wordt verantwoord. Onderstaan zijn deze gegevens opgenomen, waarbij wordt aangetekend dat voor wat betreft de schoolinstellingen, behoudens de universiteiten, de gegevens per schoolsoort zijn geaggregeerd.

InstellingRWTZBO1Bedrag(x € 1 miljoen)Artikel
Stimulerings- en verdeelfondsen-kunstenfondsenJaJa  
*Stichting fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst  21,014
*Stichting fonds voor de amateurkunst en podiumkunsten  14,314
*Stichting fonds voor podium programmering en marketing  6,614
*Stichting fonds voor de scheppende toonkunst  1,714
*Mondriaanstichting  8,314
*Stichting Nederlands fonds voor de film  11,814
*Stichting stimuleringsfonds voor de architectuur  1,914
Stimulerings- en verdeelfondsen – letterenfondsenJaJa  
*Stichting fonds voor de letteren  5,714
*Stichting stimuleringsfonds Ned. culturele omroepproducties (STIFO)  15,415
Commmissariaat voor de MediaJaJa3,615
Nederlandse Omroepstichting Ja76,215
Omroepbestel (alleen landelijk)Ja 750,215
Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs2 (ca 8000 scholen, waarvan 33% openbaar. Hier is het totale bedrag voor primair onderwijs genoemd)Ja 7 6591
Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs3Ja 4 009,03
Regionale verwijzingscommissie VO Ja7,63
Regionale Opleidingscentra (ROC's) en vakinstellingenJa 2 330,74
Kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven (voorheen Landelijke organen voor beroepsonderwijs)JaJa103,24
Instellingsbesturen hoge scholen4Ja 1 819,26
Instellingsbesturen universiteiten5Ja 2 680,27
Open Universiteit Nederland5Ja 340,07
Academische ZiekenhuizenJa 506,37
Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)Ja 86,016
Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijke Onderzoek (TNO)Ja 193,716
Koninklijke Bibliotheek (KB)Ja 45,516
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)JaJa301,516
Stichting Participatiefonds/VervangingsfondsJaJa14.01,3,4
Informatie BeheergroepJaJa114,81, 3, 4, 6, 11, 12, 13
Bedrijfsfonds voor de Pers Ja0Nvt
Landelijke commissie toezicht indicatiestelling speciaal onderwijs(i.o.) Ja2,41

1 Betreft de ZBO's op grond van de kaderwet.

2 Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT

3 Idem

4 Betreft middelen die direct en indirect aan de hogescholen beschikbaar worden gesteld

5 De definitieve rijksbijdragen aan de universiteiten kunnen als gevolg van wijzigingen in bekostigingsgegevens enigermate afwijken van de gepresenteerde bedragen. Aan de hier genoemde bedragen kunnen geen rechten worden ontleend.

BIJLAGE 3. AFKORTINGENLIJST

abaanvullende beurs
ABPAlgemeen Burgerlijk Pensioenfonds
ACOAdviescommissie Onderwijsaanbod
ACTSAdvanced Catalytic Technologies for Sustainabilities
adrautonomie, deregulering en rekenschap
advarbeidsduurverkorting
afbaanvullend formatiebeleid
ahrachterstallig hoger recht
almaatacama large millimeter array
ALOAcademie Lichamelijke Opvoeding
alrachterstallig lager recht
ALLAdult Literacy and Lifeskills
AMvBalgemene maatregel van bestuur
aocagrarisch opleidingscentrum
aoralgemene omroepreserve
APSAlgemeen Pedagogisch Studiecentrum
arboarbeidsomstandigheden
ARKAlgemene Rekenkamer
ASCStichting Afrika Studiecentrum
AstronAstronomisch onderzoek in Nederland
atbaantrekkelijk technisch beroepsonderwijs
atcaccountability, toezicht en control
avaudiovisueel
avoalgemeen voortgezet onderwijs
AVSAlgemene Vereniging Schoolleiders
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AWIRAlgemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen
AWTAdviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid
azacademische ziekenhuizen
BandBilateraal austausch programma Nederland-Duitsland
baobasisonderwijs
bapobevordering arbeidsparticipatieouderen
BbcuBekostigingsbesluit cultuuruitingen
bblberoepsbegeleidende leerweg
bboberoepsbegeleidend onderwijs
bbpbruto binnenlands product
BIO(Wet op de) beroepen in het onderwijs
BioMaDeBio-organic Materials and Divices
BisonBeraad internationale samenwerkingonderwijs Nederland
bkbbestuurlijke krachtenbundeling
bdubrede doeluitkering
bmfbreed maatschappelijk functioneren
bnpbruto nationaal product
bolberoepsopleidende leerweg
bopobeleidsgericht onderzoek primair onderwijs
BPRCBiomedical Primate Research Centre
bpvberoepspraktijkvorming
BrgrBesluit rijkssubsidiëring grootschalige restauraties
BRINBasisregistratie instellingen
BSIKBesluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur
BSMBekostigingssysteem materieel
bveberoepsonderwijs en volwasseneneducatie
BwooBesluit werkloosheid onderwijs en onderzoek
BZKBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ministerie van)
caocollectieve arbeidsovereenkomst
CASCentrale Archiefselectiedienst
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CCOCareer Center Onderwijs
CENESACo-operation in Education between the Netherlands and South Africa
CEPCentraal Economisch Plan
CERDCommissie tegen discriminatie van de Verenigde Naties
CERNCentre Européen pour la Recherche Nucléaire, Europese organisatie voor kern- en hoger energiefysica
CFICentrale Financiën Instellingen
CIOSCentraal instituut opleiding sportleiders
CinopCentrum voor innovatie van opleidingen
CitoCentraal instituut voor toetsontwikkeling
cjpcultureel jongerenpaspoort
ckvculturele en kunstzinnige vorming
ColoVereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven
ComboCombinatie onderwijsorganisatie
COPWOCentraal Overlegorgaan Personeelszaken Wetenschappelijk Onderwijs
COSCommissie van Overleg Sectorraden onderzoek en ontwikkeling
CPBCentraal Planbureau
CPGCentrum voor Parlementaire Geschiedenis
CPSChristelijk Pedagogisch Studiecentrum
CREBOCentraal Register Beroeps Opleidingen
CRIHOCentrale Registratie Inschrijvingen Hoger Onderwijs
cumiculturele minderheden
CunsCommissie uitgangspunten nieuw studiefinancieringsstelsel
CvICommissie voor de Indicatiestelling
CWLContactgroep werkende leren
CWTSCentrum voor Wetenschaps- en Technologie Studies
dalderegulering en vermindering administratieve lasten
DeltaDutch education: learning at top level abroad
DIADuitsland Instituut Amsterdam
dphoDuitsland programma hoger onderwijs
DVB-TDigital video broadcasting – terrestrial
DZVODienst ziektekostenvoorziening overheidspersoneel
EchoExpertisecentrum voor allochtonen in het hoger onderwijs
ECNEnergie Centrum Nederland
ECTSEuropean Credit Transfer System
EDCLEuropees computerrijbewijs
EEREuropese Economische Ruimte
EIBEuropees Instituut voor Bestuurskunde
EMBCEuropean Moleculair Biology Conference
EMBLEuropean Moleculair Biology Laboratory
EMUEuropese Monetaire Unie
EPEuropees Platform
EPOEuropean Patent Office
ESAEuropean Space Agency
ESFEuropees Sociaal Fonds
ESOEuropean Southern Observatory, Europese organisatie voor astronomisch onderzoek
ESRFEuropean Synchrotron Radiation Facility
EUEuropese Unie
EUAEuropean University Association
evcerkenning van verworven competenties
EZEconomische Zaken (ministerie van)
FBBSFederatie Bibliotheekwerk voor Blinden en Slechtzienden
FESFonds Economische Structuurversterking
FNBFederatie Nederlandse Blindenbibliotheken
FNUFrans-Nederlandse Universiteit
fpuflexibel pensioen en uittreding
freformatierekeneenheden
FSVOStichting Financiering Structureel Vakbondsverlof Onderwijs
ftefulltime equivalent (formatie-eenheid of voltijdse baan)
GBAGemeenschappelijke Basisadministratie Persoonsgegevens
GBIFGlobal Biodiversity Information Facility
GCOGemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleiding
GENTGehele Europese Nederlandse Taalgebied
goagemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
gsbgrote stedenbeleid
gti'sgrote technologische instituten
gwwgrond-, weg- en waterbouw
G4Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht
G4+G4 met Almere
G30de 30 steden in het kader van het grote stedenbeleid
G36de 36 grootste gemeenten
havohoger algemeen voortgezet onderwijs
hbohoger beroepsonderwijs
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
hohoger onderwijs
HOOPHoger Onderwijs en Onderzoek Plan
HRDHuman Resource Development
HRMHuman Resources Management
HuygensHigh-level university year to gain excellence in The Netherlands
IB-GroepInformatie Beheer Groep
ibinternationaal beleid
IALSInternational Adult Literacy Survey
ibointerdepartementaal beleidsonderzoek
ICBInspectiecultuurbezit
ICEInstituut voor cultuurethiek
ICESInterdepartementale Commissie Economische Structuurversterking
ICES-KISWerkgroep kennisinfrastructuur van de Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking
ICES-KIS-IIWerkgroep kennisinfrastructuur van de Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking
ICNInstituut Collectie Nederland
ictinformatie- en communicatietechnologie
idinstitutional development
ID-baanin- en doorstroombaan
igbointernationaal georiënteerd basisonderwijs
igvointernationaal georiënteerd voortgezet onderwijs
IHEInternational Institute for Infrastructural Hydraulic and Environmental Engineering
IHSInstitute for Housing and Urban Developments Studies
IISGInternationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis
iitintegraal instellingstoezicht
ILAInitiatief Lerarentekort Amsterdam
ilrindividuele leerrekening
iointernationaal onderwijs
iobkin hun ontwikkeling bedreigde kleuters
iopinnovatiegericht onderzoek programma
IOWOAdviseurs voor onderwijsbeleid en organisatie (KU Nijmegen)
ipbintegraal personeelsbeleid
IPOInterprovinciaal Overleg
ISIOInterdepartementale Stuurgroep Internationaal Onderwijs
ISISIntegrale Scholing in Schoolmanagement (project)
ISOInterstedelijk Studentenoverleg
ISSInstitute for Social Studies
istintegraal schooltoezicht
ITCInternational Institute for Aerospace Survey and Earth Sciences
ITSInstituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen
IVAInstituut voor Arbeidsvraagstukken
JNIJapan-Nederland Instituut
JOBJongerenorganisatie Beroepsonderwijs
KansKoninkrijk der Nederlanden, algemeen programma voor nauwe samenwerking tussen scholen
KBKoninklijke bibliotheek
Kbb'sKenniscentra beroepsopleiding bedrijfsleven
KCEKwaliteitscentrum examens mbo
kebbkennisuitwisseling beroepsonderwijsbedrijfsleven
KNAWKoninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen
KPCKatholiek Pedagogisch Centrum
ksbkwalificatiestructuurberoepsonderwijs
ksekwalificatiestructuureducatie
KVLOKoninklijke vereniging van leraren lichamelijke opvoeding
LAKSLandelijk Aktie Komitee Scholieren
LAOLesgeven Anders Organiseren
lbklandelijk beleidskader
LCIGLandelijk centrum indicatiestelling gehandicapten
LCTILandelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling
LCWLes- en cursusgeldwet
lgfleerlinggebonden financiering
lhclarge hadron collidor
LICALandelijk Informatie Centrum Aansluiting vo-hbo
lioleraar in opleiding
LIPOLandelijk Informatiepunt Onderwijs
LLLLeven lang leren
LNVLandbouw, Natuur en Voedselkwaliteit(ministerie van)
LOKVLandelijke Organisatie Kunstzinnige Vorming
lomleer- en opvoedingsmoeilijkheden
looklandelijk overleg onderwijskansen
LSVbLandelijke Studentenvakbond
LVIOLandelijke vereniging van indicatie organen
LVLALandelijke vereniging van leerplichtambtenaren
lwooleerwegondersteunend onderwijs
LWP(Vereniging) Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs
lwtLeerwerktraject
MARINMaritiem Research Instituut Nederland
mavomiddelbaar algemeen voortgezet onderwijs
mbomiddelbaar beroepsonderwijs
MenOmisbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen
MEVMacro Economische Verkenning
MGKMax Gootte Kenniscentrum
mkbmidden- en kleinbedrijf
mlkmoeilijk lerende kinderen
momaatschappij oriëntatie
moamanagementondersteuning en arbeidsmarkt
mop'smeerjarige ontwikkelingsprogramma's
mpvmeervoudig publieke verantwoording
MSMMaastricht School of Management
mspmonumenten selectie project
mvvmachtiging tot voorlopig verblijf
MTNLMulticulturele Televisie Nederland
MUBWet modernisering universitaire bestuursorganisatie
NACEENetherlands America Commission for Educational Exchange
NAONederlandse Accreditatie Organisatie
NBLCNederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum
NemoNew Metropolis (educatieve attractie op het gebied van wetenschap en technologie)
NESONetherlands' Education Support Offices
NIBUDNationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
NICAMNederlands instituut voor classificatie van audiovisuele middelen
NIDINederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut
NIWINederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten
NIZWNederlands instituut voor zorg en welzijn
NLRNationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
NMaNederlandse Mededingingsautoriteit
noatNederlandstalig onderwijs aan anderstaligen
NOSNederlandse Omroep Stichting
NPSNederlandse Programma Stichting
NRFNationaal Restauratie Fonds
NROGNationaal Regieorgaan Genomics
NSANederlandse Schoolleiders Academie
NT2Nederlands als tweede taal
NTUNederlandse Taalunie
NUCNationale UNESCO Commissie
NufficNetherlands Universities Foundation For International Cooperation
NVAONederlands Vlaams Accreditatie Organisatie
NWONederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
oa'sonderwijsassistenten
oaltonderwijs in allochtone levende talen
OCWOnderwijs, Cultuur en Wetenschap (ministerie van)
odinonderzoek deelnemersinformatie
OCTOOnderzoekscentrum Toegepaste Onderwijskunde
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
okonderwijskansen
OLONOrganisatie Lokale Omroepen Nederland
OMOpenbaar Ministerie
oowoverheid en onderwijs onder werknemersverzekeringen
OptaOnafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit
OROnderwijsraad
osreducatietrajecten gericht op oriëntatie en sociale redzaamheid
OUNLOpen Universiteit Nederland
ovopenbaar vervoer
ovskopenbaar vervoer studentenkaart
owbonderzoek en wetenschapsbeleid
pabopedagogische academie basisonderwijs
PaeponPlatform van aangewezen/erkende particuliere onderwijsinstellingen in Nederland
p-beursprestatiebeurs
pclpermanente commissie leerlingenzorg
PFParticipatiefonds
pgbpersoonsgebonden budget
pgmplaatsengeldmodel
PisaProgramme for International Student Assessment
PivotProject verkorting overbrengingstermijn
pmpoprocesmanagement primair onderwijs
pmvoprocesmanagement voortgezet onderwijs
poprimair onderwijs
ppspubliekprivate samenwerking
Primaprimair onderwijs cohort
propraktijkonderwijs
pveprogramma van eisen
RaakRegionale actie en aandacht voor kennisinnovatie
R&DResearch and development
RADRijksarchiefdienst
RDMZRijksdienst voor de Monumentenzorg
recregionaal expertise centrum
RHBRijks Hoofdboekhouding
rhcregionale (cultuur)historische centra
rlrentedragende lening
rmcregionale meld- en coördinatiefunctie
RMORaad voor maatschappelijke ontwikkeling
RNWORadio Nederland Wereldomroep
ROAResearchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
ROBRijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek
rocregionaal opleidingscentrum
rstregulier schooltoezicht
rubsregistratie uitstroom en bestemming schoolverlaters
RvCRaad voor Cultuur
RWTRechtspersoon met een wettelijke taak
SamosSamenwerkende opleidingen voor schoolleiders primair onderwijs
sbaospeciaal basisonderwijs
sbdschoolbegeleidingsdienst
SBLSamenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren
sbosecundair beroepsonderwijs
SBOSectorbestuur voor de onderwijsarbeidsmarkt
SBOStudiecentrum voor Bedrijf en Overheid
SCPSociaal en Cultureel Planbureau
SERSociaal-economische Raad
sfstudiefinanciering
sfbstudiefinancieringsbeleid
SIAStichting Innovatie Alliantie
SICAStichting Internationale Culturele Activiteiten
Siloregeling stimulans innovatieve leeromgevingen bve
sirsubsidie individuele reïntegratie
SKORStichting Kunst en Openbare Ruimte
SLOInstituut voor leerplanontwikkeling
sloasubsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten
SNOBStichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland
sospeciaal onderwijs
sofisociaal en fiscaal (nummer)
StbStaatsblad
SterStichting etherreclame
STTStichting Toekomstbeeld der Techniek
SurfSamenwerkingsorganisatie voor netwerkdienstverlening en informatie- en communicatietechnologie in het hoger onderwijs en onderzoek
SUSStichting UAF Steunpunt
SUWIStructuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen
svuosubsidievoorkoming uitval onderwijspersoneel
svcstudievoortgangscontrole
svospeciaal voortgezet onderwijs
SZWSociale Zaken en Werkgelegenheid (ministerie van)
TCAITijdelijke commissie advisering indicatiestelling
T-DABTerrestrial – digital audio broadcasting
TKTweede Kamer
tlotegemoetkoming lerarenopleiding
TNONederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
TNO-STBTNO Strategie Technologie Beleid
TNS NIPONederlands instituut voor publieke opinie en het marktonderzoek
toatechnisch onderwijsassistent
toftotale onderzoek financiering
toptransparant onderwijs model
tomteamonderwijs op maat
TS17-Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voor leerlingen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg(volgens hoofdstuk 3 van de WTOS)
TS18+Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voor leerlingen ouder dan 18 jaar in (deeltijd) voortgezet onderwijs die geen recht meer hebben op VO18+ en studerenden in het hoger onderwijs van 18 jaar en ouder aan lerarenopleidingen die geen recht meer hebben op WSF (volgens hoofdstuk 5 van de WTOS)
TUDTechnische Universiteit Delft
UAFUniversitair Asiel Fonds
uhduniversitair hoofddocent
ulouniversitaire lerarenopleiding
ULCWUitvoeringsbesluit les- en cursusgeldwet
UNESCOUnited Nations Educational Scientific and Cultural Organisation
UNUUnited Nations University
USZOUitvoeringinstelling sociale zekerheid overheid en onderwijs
UWVUitvoering Werknemersverzekeringen
vavovoortgezet algemeen volwassenenonderwijs
vbovoorbereidend beroepsonderwijs
vbtbvan beleidsbegroting tot beleidsverantwoording
vdsvervangingsbijdrage differentiatiesysteem
VecaiVereniging van exploitatie van centrale antenne-inrichtingen
v&ivreemdelingenzaken en integratie
VeLoVereenvoudigd Londostelsel
vetvocational educational training
VFVervangingsfonds
VHTOStichting vrouwen en hoger technisch onderwijs
visievolledige internationale studie in Europa
vmbovoorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten
VNO-NCWVerbond van Nederlandse Ondernemingen-Nederlandse Christelijke Werkgeversbond
vovoortgezet onderwijs
voavoorbereidende en ondersteunende activiteiten
vorvoorschot onderwijsretributie
VO18+Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voor leerlingen van 18 jaar en ouder in het voortgezet onderwijs (volgens hoofdstuk 4 van de WTOS)
VROMVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (ministerie van)
VSVerenigde Staten van Amerika
VSNUVereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten
VSWOVereniging van Samenwerkende Werkgeversorganisaties in het Onderwijs
vsovoortgezet speciaal onderwijs
VSRVereniging Schoonmaak Research
vsvvoortijdig schoolverlaten
vtbverbreding techniek in het basisonderwijs
vvevoor- en vroegschoolse educatie
VVOVereniging voor het management in het Voortgezet Onderwijs
vvtvvreemdeling aan wie een voorwaardelijke vergunning tot verblijf is verleend
vwovoorbereidend wetenschappelijk onderwijs
VWSVolksgezondheid, Welzijn en Sport (ministerie van)
WAOWet arbeidsongeschiktheid
WEBWet educatie en beroepsonderwijs
WECWet op de expertisecentra
Wet BIOWet beroepen in het onderwijs
WeTenStichting Wetenschap en Techniek Nederland
WHWWet op het hoger onderwijsen wetenschappelijk onderzoek
WINWet inburgering nieuwkomers
wiowerken in het onderwijs*
WLWaterloopkundig Laboratorium
WMOWet medezeggenschap onderwijs
wowetenschappelijk onderwijs
WORWet op de ondernemingsraden
WOTWet onderwijstoezicht
WOTROStichting Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen
WPOWet op het primair onderwijs
WRRWetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
WSCWet op het specifiek cultuurbeleid
WSFWet op de studiefinanciering
WSLOAWet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten
wsnsweer samen naar school
wtcwetenschap- en techniekcommunicatie
WTCWWetenschap en Technologie Centrum Watergraafsmeer
WTOWorld Trade Organisation
WTO-gatsWorld Trade Organisation – general agreement on trade in services
WTOSWet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
WURWageningse Universiteit en Research Centrum
WVAWet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
WVGWerkplaats voorlichtingscentrum gehandicapten
WVOWet op het voortgezet onderwijs
WVOIWerkgeversvereniging Onderzoeksinstellingen
WVPWet verbetering poortwachter
WWWerkloosheidswet
ZATZorg Advies Teams
ZBOzelfstandig bestuursorgaan
ZFWZiekenfondswet
zmlkzeer moeilijk lerend kinderen
zmokzeer moeilijk opvoedbare kinderen
zkooziektekosten onderwijs- en onderzoekspersoneel
zvooziektekostenvoorziening onderwijs- en onderzoekspersoneel

BIJLAGE 4. BEGRIPPENLIJST

Achterstallig recht

Achterstallig recht, te verdelen in achterstallig lager recht en achterstallig hoger recht betreft een correctie voor onterecht (niet) verstrekte studiefinanciering. Oorzaken van deze achterstallige rechten zijn onder meer (onbewuste) fouten in de gegevens die studenten moeten aanleveren, fouten van de IB-Groep bij verwerking van die gegevens en fraude.

Adoptieplan onderwijs

Dit plan houdt in dat onderzoekinstellingen en bedrijven scholen uit het voortgezet onderwijs adopteren en jongeren systematischer in contact brengen met het onderzoek- en ontwerpproces, onder meer door informatie- en communicatietechnologie.

Algemeen voortgezet onderwijs

Het algemeen voortgezet onderwijs (avo) omvat middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo). Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs duurt 4 jaar en is voor leerlingen van 12–16 jaar. Hoger algemeen voortgezet onderwijs duurt 5 jaar, voor leerlingen van 12–17 jaar.

Apparaatskosten

Het totaal van de personele en materiële uitgaven (voor huisvesting, energie, apparatuur, schoonmaken etc.) van het ministerie.

Artikel

Eenheid voor het boeken van uitgaven of ontvangsten op de begroting. Begrotingsartikelen hebben een uniek nummer op de begroting en zijn veelal op te splitsen in meerdere artikelonderdelen.

Artikelonderdeel

Onderdeel van een begrotingsartikel. De uitsplitsing naar artikelonderdelen wordt opgenomen in de verdiepingsbijlage bij de begroting. Artikelonderdelen maken geen deel uit van de begrotingsstaat.

Aspasia

Stimuleringsprogramma dat beoogt een initiërende bijdrage te leveren aan de vergroting van de doorstroom van vrouwen van universitair docent naar universitair hoofddocent.

Assistentopleiding

De assistentopleiding duurt een half tot één jaar en leidt op tot niveau één van de beroepsopleidingen. Er zijn vier niveaus, niveau één is het laagste niveau. Er zijn geen vooropleidingseisen. Leerlingen zijn meestal vanaf circa 16 jaar oud.

Atheneum

Het atheneum is één van de drie schooltypen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) voor leerlingen van 12–18 jaar. Er wordt op het atheneum geen Grieks en Latijn gegeven. Andere schooltypen in het vwo zijn het gymnasium en het lyceum. Zie beroepsonderwijs.

Basisberoepsopleiding

De basisberoepsopleiding duurt twee tot drie jaar en leidt op tot niveau twee van de beroepsopleidingen. Er zijn vier niveaus, het vierde niveau is het hoogste niveau. Er zijn geen vooropleidingseisen. Leerlingen die naar een basisberoepsopleiding gaan zijn ca. 16 jaar oud.

Basisonderwijs

Basisonderwijs wordt gegeven aan scholen voor (speciaal) basisonderwijs en is bestemd voor leerlingen van 4 tot 12 (maximaal 14) jaar. Het onderwijs omvat in principe acht aaneensluitende jaren.

Basisvorming

Voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) beginnen met een periode van basisvorming van drie jaar. Het doel is een brede vorming te geven aan leerlingen tussen 12 en 15 jaar. Er is geen strikte scheiding tussen algemene en technische vakken. Basisvorming is geen schooltype, maar een inhoudelijke vernieuwing die geldt voor alle schooltypen binnen het voortgezet onderwijs die aanvangen na het basisonderwijs.

Baten-lastendiensten

Een baten-lastendienst is één van de modellen voor verzelfstandiging, namelijk een interne verzelfstandiging met een beheersmatig karakter. De ministeriële verantwoordelijkheid en het budgetrecht van de Kamer worden door deze verzelfstandiging niet ingeperkt. Een baten-lastendienst past een baten-lastenstelsel toe, heeft een afzonderlijke plaats in de begroting en voert een administratie los van de begrotingsadministratie van het moederministerie.

Baten-lastenstelsel

In een baten-lastenstelsel worden de uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit stelsel maakt het mogelijk om de integrale kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie en leidt daarmee tot een doelmatiger beheer.

Bedrijfsvoering

Het geheel van activiteiten inzake de aanwending van financiële, materiële en informatiemiddelen in het kader van de beleids- en begrotingsprocessen waarvoor de minister verantwoordelijkheid draagt.

Begrotingswet

Wet waarbij de financiële vastlegging van het te voeren beleid met betrekking tot een begrotingsjaar is geautoriseerd. De wet bevat ramingen van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten.

Beleidsevaluatie

Onderzoek naar de effectiviteit en doelmatigheid van het te voeren (ex ante) en/of gevoerde (ex post) beleid.

Beleidsintensivering

Verhoging van uitgaven en/of verlaging van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt.

Beleidsmatig verplichte uitgaven

De uitgaven op basis van meerjarige beleidsprogramma's (zoals een subsidieregeling of een investeringsprogramma) waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd. Het gaat dan om uitgaven in bijvoorbeeld nota's van het kabinet, waarvan is verondersteld dat de uitgaven binnen de geëxtrapoleerde meerjarencijfers zijn gedekt. Ook afspraken met andere overheden behoren hiertoe.

Beleidsterrein

Het beleidsterrein is de afbakening van een aandachtsgebied binnen de taakopdracht van het departement. Per begroting worden de begrotingsartikelen zodanig afgebakend en gegroepeerd dat deze gezamenlijk een helder beeld geven van de onderwerpen van beleid.

Beroepskolom

De route van vmbo, via mbo, naar hbo.

Beroepsonderwijs

Beroepsonderwijs sluit aan op het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) en het algemeen voortgezet onderwijs (avo), en is voor leerlingen vanaf ca. 16 jaar. Vanaf augustus 1997 omvat het beroepsonderwijs vier opleidingsniveaus: de assistent opleiding, de basisberoepsopleiding, de vakopleiding en de middenkader- of specialistenopleiding. Alle opleidingen bevatten een beroepsopleidende leerweg (beroepspraktijkvorming 20–60%) en een beroepsbegeleidende leerweg (meer dan 60% beroepspraktijkvorming).

Beroepspraktijkvorming

Het onderricht in de praktijk van het beroep.

Breed maatschappelijk functioneren

Opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren maken deel uit van de educatie en zijn gericht op het eindniveau van de eerste fase van het voortgezet onderwijs (basisvorming). De opleidingen zijn bedoeld als voorbereiding op een voortgezette opleiding, bijvoorbeeld in het beroepsonderwijs. De opleidingen zijn uitsluitend gericht op volwassen. Zie ook educatie.

Budgettair neutraal

Zonder effect op het saldo van uitgaven en ontvangsten van de begroting

Centraal examen

Het centraal examen is een landelijk examen en voor alle scholen gelijk. Het maakt samen met het schoolexamen deel uit van het eindexamen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs. Zie eindexamen.

Certificaat

Voor een met succes afgerond vak of deelkwalificatie kan een certificaat worden verkregen. Meerdere certificaten kunnen leiden tot een diploma, ter afsluiting van een volledige opleiding. Certificaten zijn te behalen in het algemeen vormend onderwijs, het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, het voorbereidend beroepsonderwijs, educatie en beroepsonderwijs (vanaf 1-8-97) en de Open Universiteit. Bij voldoende afsluiten van de opleiding schoolleiders primair onderwijs wordt ook een certificaat behaald.

Deelkwalificatie

Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) kent eindtermen die aangeven wat de leerlingen aan kennis en vaardigheden moeten leren. Het examenprogramma wordt vastgesteld op basis van de eindtermen en ingedeeld in onderdelen die overeenstemmen met deelkwalificaties. Deelkwalificaties hebben elk een betekenis in het kader van de beroepsuitoefening of doorstroming naar het vervolgonderwijs.

Diploma

Bij het met succes afronden van bepaalde opleiding wordt een diploma verkregen. Dit geldt voor het algemeen vormend onderwijs (avo), het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), educatie en beroepsonderwijs (na 1–8-97) en voor de deeltijd opleiding tot leraar speciaal onderwijs.

Doelmatigheidskengetal

Een doelmatigheidskengetal geeft de kostprijs per activiteit of prestatie aan.

Doeltreffendheidskengetal

Een doeltreffendheidskengetal geeft de mate aan waarin zich beoogde en niet beoogde effecten van beleid voordoen.

Dossierverklaring

Op de Open Universiteit kan voor het met succes behalen van een samenhangende combinatie van vakken van 500–600 uur een dossierverklaring worden verkregen.

Educatie

Educatie is gericht op het leren functioneren in de samenleving. Het omvat opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren, opleidingen Nederlands als tweede taal en opleidingen gericht op sociale redzaamheid. Educatie is uitsluitend voor volwassenen.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge is het bedrag dat moet worden gecompenseerd in, respectievelijk mag worden meegenomen naar het volgende begrotingsjaar. Het gaat daarbij om een tekort of overschot (als saldo van de uitgaven en ontvangsten) in het betreffende begrotingsjaar. De eindejaarsmarge bedraagt maximaal 1% van het begrotingstotaal. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.

Eindexamen

Het eindexamen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) bestaat uit twee delen: het schoolexamen en het centraal examen. Het schoolexamen wordt door de school georganiseerd en afgenomen; het centraal examen is een landelijk examen en voor alle scholen gelijk. Zie ook centraal examen, schoolexamen.

Eindtermen

Definitie van de kennis, vaardigheden en competenties die van deelnemers op elk van de kwalificatieniveaus worden verwacht

Eindtoets basisonderwijs

Eindtoets voor het basisonderwijs, die scholen kunnen gebruiken om hun resultaten te meten en te kunnen vergelijken met andere scholen. Ongeveer 75% van de scholen gebruikt de eindtoets basisonderwijs van het Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito).

Erkenning van elders verworven competenties (evc)

EVC maakt competenties zichtbaar die buiten de schoolse leeromgeving zijn opgedaan. Dit moet resulteren in een formele erkenning. EVC maakt mensen beter inzetbaar op de arbeidsmarkt, bevordert het maatwerk bij scholingstrajecten, wat resulteert in lagere loon- en productiviteitsdervingskosten en het inzicht in de eigen vermogens. EVC biedt niet alleen kansen voor de werkende, maar ook voor kwetsbare groepen.

Examen

Een examen is een afsluiting van een opleiding of een deel van een opleiding. Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) zijn voltooid na het examen. De meeste opleidingen in beroepsonderwijs en educatie kunnen worden afgesloten met een examen of een staatsexamen. In het hoger onderwijs kan er aan het eind van het eerste studiejaar een propedeutisch examen zijn. Na vier jaar is er een afsluitend examen. Zie ook centraal examen.

Financieel beheer

Het geheel van maatregelen, voorzieningen en regels voor het opstellen, verwerken, vastleggen en controleren van de uitgaven, de verplichtingen, de ontvangsten en de voorschotten van het ministerie.

Genomics

Het door grootschalige DNA sequentieanalyse in kaart brengen van mensen, dieren, planten en micro-organismen en het grootschalig onderzoek naar de functie van genen en de manier waarop erfelijke eigenschappen zoals vastgelegd in de genen, worden vertaald naar het functioneren van een cel en uiteindelijk het gehele organisme. Ook «high throughput» technologieën zoals proteomics en metabolomics en de bioinformatica, die informatieverwerking en analyse van de zeer grote hoeveelheden complexe data mogelijk maken, vallen onder genomics.

Getuigschrift

De afgestudeerden van een hoger beroepsopleiding (hbo) of een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs (wo) ontvangen een getuigschrift. Hierop staat vermeld de studierichting en het vak. Indien een lerarenopleiding is gedaan wordt ook de bevoegdheidsgraad vermeld. Bij het hoger beroepsonderwijs worden ook vermeld: voltijd- of deeltijdopleiding, de duur van de opleiding en de titel.

Gigaport

Project waarmee wordt beoogd Nederland een voorsprong te geven in de ontwikkeling en het gebruik van een geavanceerde en innovatieve internettechnologie.

Good governance

Een systeem van sturen, beheersen, toezicht houden en verantwoorden, waarmee organisaties hun doelstellingen kunnen bereiken.

In deze gangbare definitie heeft governance betrekking op de wijze waarop instellingen zelf in hun eigen organisatie vorm geven aan zo'n systeem. OCW betrekt de governance-principes ook nadrukkelijk op de bestuurlijke relatie tussen OCW en de instellingen die het departement bekostigt of subsidieert.

Grote technologische instituten (gti's)

Hieronder vallen de volgende instellingen: Stichting Waterloopkundig Laboratorium, Stichting Grondmechanica Delft, Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, Stichting Maritiem Research Instituut Nederland en Energiecentrum Nederland (het ECN ontvangt sinds 1983 geen bijdrage meer van OCenW).

Gymnasium

Het gymnasium is één van de drie schooltypen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) voor leerlingen van 12–18 jaar. Op het gymnasium zijn Grieks en Latijn verplicht. Andere schooltypen in het vwo zijn het atheneum en het lyceum.

Hoger algemeen voortgezet onderwijs

Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) is één van de drie typen voortgezet onderwijs: middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Hoger algemeen voorgezet onderwijs duurt vijf jaar, voor leerlingen van 12–17 jaar. Het bereidt leerlingen hoofdzakelijk voor op het hoger beroepsonderwijs (hbo).

Hoger beroepsonderwijs

De bacheloropleidingen van het hoger beroepsonderwijs (hbo) duren vier jaar, en zijn bestemd voor studenten vanaf 17 jaar. De hbo-masteropleidingen duren 1 jaar en zijn merendeels niet bekostigd. Het hbo geeft een theoretische en praktische basis voor het uitoefenen van een beroep. Het hbo bestaat uit zeven sectoren en wordt gegeven aan 43 hogescholen. Het maakt samen met het wetenschappelijk onderwijs deel uit van het hoger onderwijs.

Hoger onderwijs

Het hoger onderwijs is voor studenten vanaf ongeveer 18 jaar en omvat het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo).

Inburgering

Inburgering is de eerste fase van integratie van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving. Hierbij wordt gestreefd nieuwkomers door een vlot en intensief programma zo snel mogelijk een vorm van zelfredzaamheid te laten bereiken. Het inburgeringstraject heeft een welzijns- en educatieve component. De educatieve component is een programma dat kan bestaan uit onderwijs in Nederlands als tweede taal, maatschappelijke oriëntatie en beroepenoriëntatie.

Individueel voorbereidend beroepsonderwijs

Het individueel voorbereidend beroepsonderwijs (ivbo) maakt deel uit van het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) en is bedoeld voor leerlingen die veel hulp en individuele aandacht nodig hebben. Het ivbo is onderwijs in de eerste fase van het voortgezet onderwijs en duurt vier jaar, voor leerlingen van 12–16 jaar. Met ingang van 1 augustus 1998 is het ivbo veranderd in afdelingen voor leerwegondersteunend onderwijs. Zie ook leerwegondersteunend onderwijs.

Individuele leerrekening

Spaarrekening bestemd voor scholing en opleiding.

In hun ontwikkeling bedreigde kleuters

Onderwijs voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters is een vorm van speciaal basisonderwijs: het onderwijs is er afgestemd op de specifieke moeilijkheden die jonge kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs. Iobk-onderwijs wordt gegeven aan afdelingen, verbonden aan scholen voor speciaal basisonderwijs en is voor kinderen van 3–7 jaar met ontwikkelingsproblemen.

Innovatiearrangement

Een innovatiearrangement is een gezamenlijk project van onderwijsinstellingen en (regionale) bedrijven, waarmee het innovatief vermogen van het beroepsonderwijs wordt versterkt. Het innovatiearrangement is naar zijn aard vernieuwend en betreft activiteiten die binnen de onderwijssector niet eerder zijn voorgekomen en is daarmee additioneel ten opzichte van de vernieuwings- en innovatie-activiteiten die de onderwijsinstellingen binnen het kader van de lumpsum-bekostiging en de Impulsmiddelen uitvoeren. Tegelijkertijd hebben innovatiearrangementen te allen tijde mede betrekking op versterking van de relatie tussen onderwijs en het (georganiseerde) bedrijfsleven; thema's voor innovatie worden door de partijen jaarlijks nader afgesproken. De deelnemende partijen in het samenwerkingsverband zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de cofinanciering van ten minste 60% van de projectkosten.

Intensivering

Zie beleidsintensivering.

Juridisch verplichte uitgaven

De verplichtingen die in de departementale registraties administratief zijn vastgelegd.

Juridisch niet verplichte uitgaven

De juridisch niet verplichte uitgaven vormen een indicatie voor de mate van flexibiliteit die op het beleidsartikel aanwezig is. Op de ongebondenheid van juridisch niet verplichte uitgaven is evenwel het nodige af te dingen.

Kas-/verplichtingenadministratie

Een administratie waarin de aangegane verplichtingen worden geregistreerd, tezamen met de hieruit voortvloeiende betalingen in het jaar van aangaan en eventuele volgende jaren. Gedane betalingen worden geregistreerd in relatie tot de aangegane verplichtingen, zodat de nog openstaande verplichtingenbedragen kunnen worden vastgesteld.

Kasverschuiving/kasschuif

Een vervroeging of vertraging van de uitgaven over de jaargrens heen.

Kengetal

Een kengetal is een getal dat inzicht geeft in de situatie en/of de ontwikkeling van een beleids- of productieproces.

Kenniscentra Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven

De Kenniscentra zijn de landelijke organen beroepsonderwijs van weleer. Ze worden bekostigd op basis van het aantal kwalificaties dat ze hebben ontwikkeld, het aantal leerbedrijven dat ze hebben erkend en het aantal beroepspraktijkvormingsplaatsen (bpv-plaatsen) bij leerbedrijven dat daadwerkelijk door deelnemers is bezet.

Kwalificatieniveau beroepsonderwijs

Binnen het middelbaar beroepsonderwijs bestaan 4 kwalificatieniveaus. Aan elk niveau is een opleiding verbonden. De niveaus zijn:

NiveauOpleidingDuur
1Eenvoudige uitvoerende werkzaamhedenAssistent opleiding0,5–1 jaar
2Uitvoerende werkzaamhedenBasisberoepsopleiding2–3 jaar
3Volledige zelfstandige uitvoering van werkzaamhedenVakopleiding2–4 jaar
4Volledige zelfstandige uitvoering van werkzaamheden met brede inzetbaarheid dan wel specialisatieMiddenkaderopleidingSpecialistenopleiding3–4 jaar1–2 jaar

Kwalificatieniveau educatie

Binnen de educatie zijn zes kwalificatieniveaus, die worden aangeboden via 4 soorten opleidingen: de opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo), de opleidingen Nederlands als tweede taal (NT2) I en II, en de opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren en gericht op sociale redzaamheid (basiseducatie).

Kwalificatiewinst

Toename van het aantal gediplomeerden in de beroepskolom (vo, mbo, hbo) als gevolg van vermindering van de ongediplomeerde uitval en verbetering van de doorstroom naar de hogere opleidingsniveaus in het beroepsonderwijs.

Lectoraten/kenniskringen

Lectoraten zijn leerstoelen van één of meer instellingen waar een lector wordt benoemd en is ingebed in een context van vernieuwing, toegepast onderzoek en publicaties.

Leer- en opvoedingsmoeilijkheden

Onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden is een vorm van speciaal basisonderwijs: het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs. Speciaal basisonderwijs wordt gegeven aan aparte scholen.

Leerwegen: beroepsopleidende en beroepsbegeleidende leerweg

Binnen het middelbaar beroepsonderwijs zijn twee leerwegen: de beroepsopleidende leerweg (bol) en de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). In de bol vindt de opleiding hoofdzakelijk op de school plaats, minimaal 20% en maximaal 60% van de studieduur is een praktijkdeel. In de bbl opleiding omvat de beroepspraktijkvorming minimaal 60% of meer van de studieduur.

Leerwegondersteunend onderwijs

Afdeling binnen het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) voor leerlingen die moeite hebben om het gewone lesprogramma te volgen, en meer individuele begeleiding nodig hebben dan in het gewone vbo (gericht op het verwerven van een diploma).ijs is er afgestemd op de specifieke moeilijkheden die jonge kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs. Iobk-onderwijs wordt gegeven aan afdelingen, verbonden aan scholen voor speciaal basisonderwijs en is voor kinderen van 3–7 jaar met ontwikkelingsproblemen.

Liquiditeit (current ratio)

Liquiditeit is een maatstaf voor de mate waarin de instelling op korte termijn aan zijn schulden kan voldoen, en wordt uitgedrukt in een verhoudingsgetal als resultaat van de verhouding tussen vlottende activa en kortlopende schulden. Voor de beoordeling van de liquiditeitspositie van een instelling worden de volgende normering en kwalificatie gehanteerd: een liquiditeitsratio van meer dan 1,2 is goed, tussen 0,6 en/of gelijk aan 1,2 is matig/voldoende en 0,6 of lager is slecht.

Loonbijstelling

Middelen die nodig zijn om de extra uitgaven van het ministerie ten gevolge van loonstijgingen te financieren.

Lyceum

Het lyceum is één van de drie schooltypen van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) voor leerlingen van 12–18 jaar. Op het lyceum zijn Grieks en Latijn keuzevakken. Andere schooltypen in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs zijn het atheneum en het gymnasium.

Meevaller

Lagere begrotingsuitgaven of hogere begrotingsontvangsten dan geraamd zonder dat het onderliggende beleid is gewijzigd.

Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs

Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) is één van de drie typen voortgezet onderwijs, naast het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Mavo-onderwijs duurt vier jaar, voor leerlingen van 12–16 jaar. De mavo bereidt leerlingen voor op het beroepsonderwijs of de laatste twee jaar van het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo).

Middelbaar beroepsonderwijs

Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) behoort tot de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Onderwijs in het mbo duurt vier jaar en is voor leerlingen van 16–20 jaar. Er worden zowel algemene als beroepsgerichte vakken gegeven. In het mbo stromen leerlingen door naar een baan of naar het hoger beroepsonderwijs (hbo). In augustus 1997 is het mbo opgegaan in de opleidingsniveaus van het nieuwe beroepsonderwijs.

Middenkaderopleiding

De middenkaderopleiding duurt drie tot vier jaar en leidt op tot niveau vier van de beroepsopleidingen, het hoogste niveau. Als toelatingseis gelden een diploma voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) of drie jaar hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Leerlingen zijn dan circa 15/16 jaar.

Moeilijk lerende kinderen

Onderwijs voor moeilijk lerende kinderen is een vorm van speciaal basisonderwijs: het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs. Speciaal basisonderwijs wordt gegeven aan aparte scholen.

Nederlands als tweede taal

Opleidingen Nederlands als tweede taal (nt2) maken deel uit van de educatie en zijn bedoeld voor niet-Nederlanders om hun taalvaardigheid op een aanvaardbaar niveau te brengen. De opleidingen zijn uitsluitend voor volwassenen. Zie ook educatie.

Niet-relevant

Niet relevant voor het beleidsmatig financieringstekort.

Nota van wijziging

Een door het ministerie ingediende verandering op een wetsvoorstel dat bij de Tweede Kamer in behandeling is.

Ombuiging

Beleidsmatige verlaging van de begroting.

Onderwijskundig rapport

Aan het einde van de basisschool krijgen de leerlingen geen getuigschrift of diploma, maar een onderwijskundig rapport over de schoolvorderingen en leermogelijkheden. Dit rapport wordt opgesteld door de directeur, na overleg met het onderwijzend personeel, ten behoeve van de ontvangende school voor voortgezet onderwijs. Een afschrift van het rapport wordt aan de ouders van de leerlingen verstrekt. De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen kan nadere voorschriften over dit rapport geven.

Onderwijs op maat

De school past het onderwijsaanbod aan aan de verschillen tussen leerlingen.

Ontwerpbegroting

Begrotingswetsvoorstel dat (ter autorisatie) bij de Staten-Generaal wordt ingediend op de derde dinsdag van september van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar.

Open Universiteit

De Open Universiteit is een instelling voor afstandsonderwijs, die opleidingen biedt op het niveau van het wetenschappelijk onderwijs, voor personen van 18 jaar en ouder. De Open Universiteit is vooral gericht op personen die geen studie op de gebruikelijke manier kunnen of willen volgen.

Opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren

Opleidingen gericht op breed maatschappelijk functioneren maken deel uit van de educatie en zijn gericht op het eindniveau van de eerste fase van het voorgezet onderwijs (basisvorming). De opleidingen zijn bedoeld als voorbereiding op een voortgezette opleiding, bijvoorbeeld in het beroepsonderwijs. De opleidingen zijn uitsluitend voor volwassenen. Zie ook educatie.

Opleidingen gericht op sociale redzaamheid

Opleidingen gericht op sociale redzaamheid maken deel uit van de educatie, en richten zich op een niveau van minimale redzaamheid op het gebied van taal, rekenen en sociale vaardigheden. De opleidingen zijn uitsluitend voor volwassenen. Zie ook educatie.

Overboeking

Een verschuiving van begrotingsuitgaven tussen de artikelen van het ministerie of een verschuiving van begrotingsuitgaven naar of van een ander departement.

Pedagogische academie basisonderwijs

Een pedagogische academie basisonderwijs verzorgt de lerarenopleiding voor het basisonderwijs en valt onder het hoger beroepsonderwijs (hbo). Zowel de voltijdopleidingen als de deeltijdopleidingen duren vier jaar. De praktische studieduur bij de deeltijdopleiding verschilt, afhankelijk van de vooropleiding. Het getuigschrift geeft een volledige bevoegdheid om les te geven aan de basisschool in alle vakken en alle leeftijdsgroepen (4 tot 12 jaar).

Platform Beroepsonderwijs

Een samenwerkingsverband tussen de HBO-raad, BVE-raad, VVO/VSWO en Colo, met betrokkenheid van AOC-raad en Paepon.

Praktijkonderwijs

Afdeling binnen het vbo voor leerlingen die veel moeite hebben om het gewone lesprogramma te volgen, extra individuele begeleiding nodig hebben, maar niet in staat worden geacht een diploma voor vervolgonderwijs te behalen.

Primair onderwijs

Dit is de overkoepelende term voor (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Deze term wordt gebruikt sinds de invoering van de Wet op het primair onderwijs in augustus 1998. Zie ook basisonderwijs en speciaal basisonderwijs.

Prijsbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van het ministerie ten gevolge van de prijsstijgingen.

Realisatie

Resultaten van de begrotingsuitvoering in termen van uitgaven, verplichtingen en ontvangsten. Ook de prestatiegegevens die in een bepaald begrotingsjaar zijn geleverd, worden aangeduid als realisaties.

Regionale meld- en coördinatiefunctie (rmc-functie)

Organiseren van regionale melding, registratie en doorverwijzing van voortijdig schoolverlaters.

Relevant

Relevant voor het beleidsmatig financieringstekort

Rentabiliteit

Rentabiliteit geeft de mate van winstgevendheid aan, en wordt uitgedrukt in een verhoudingsgetal door het resultaat te delen op baten uit gewone bedrijfsvoering. Het bedrijfsresultaat is lastiger te normeren. Idealiter en gemeten over een lange periode zou dit nul moeten zijn. Het is immers niet direct de bedoeling dat instellingen structureel winst of verlies boeken. Voor de beoordeling van dit kengetal worden de volgende normering en kwalificatie gehanteerd: een ratio van meer dan 1% is goed, tussen -1% en/of gelijk aan 1% is matig/voldoende en -1% of lager is slecht.

Samenwerkingsverbanden

Scholen werken op veel gebieden samen. Een school kan, afhankelijk van het doel van de samenwerking, deelnemen aan verschillende samenwerkingsverbanden. Het samenwerkingsverband waaraan een school deelneemt in verband met «weer samen naar school» kan uit andere scholen bestaan dan het samenwerkingsverband waaraan diezelfde school deelneemt in het kader van de «bestuurlijke krachtenbundeling».

Scholengemeenschap

Een scholengemeenschap bevat meerdere schooltypen voor voortgezet onderwijs die samenwerken: middelbaar voortgezet onderwijs (mavo), hoger algemeen onderwijs (vwo) en/of voorbereidend beroepsonderwijs (vbo). De overheid bevordert het creëren van scholengemeenschappen.

Schoolbudget

Een samenvoeging van budgetten die voor 1 augustus 2001 afzonderlijk aan de scholen voor primair onderwijs werden toegekend.

Schoolonderzoek

Het eindexamen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), middelbaar algemeen voorgezet onderwijs (mavo) en de algemene vakken in het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) bestaat uit twee delen: het schoolonderzoek en het centraal examen. het schoolonderzoek wordt door de school georganiseerd en afgenomen; het centraal examen is een landelijk examen en voor alle scholen gelijk. Vanaf augustus 1998 is de term schoolonderzoek vervangen door de term schoolexamen. Zie ook centraal examen, eindexamen.

Sociale redzaamheid

Opleidingen gericht op sociale redzaamheid maken deel uit van de educatie, en richten zich op een niveau van minimale zelfredzaamheid op het gebied van taal, rekenen en sociale vaardigheden. De opleidingen zijn uitsluitend voor volwassenen. Zie ook educatie.

Solvabiliteit (inclusief voorzieningen)

Solvabiliteit is een maatstaf die aangeeft of de instelling op langere termijn (bij liquidatie) in staat zal zijn haar schulden te voldoen. Dit verhoudingsgetal wordt verkregen door het eigen vermogen te delen op het totaal vermogen, waarbij voor de analyse de volgende normering en kwalificatie worden gehanteerd. Een solvabiliteit van meer dan 50% is goed, tussen 30 en/of gelijk aan 50% is matig/voldoende en 30% of lager wordt als slecht gekwalificeerd.

Speciaal basisonderwijs

Het speciaal basisonderwijs is onderwijs aan leerlingen met leer- en opvoedproblemen.

(Voortgezet) speciaal onderwijs

Het speciaal onderwijs (so) is voor leerlingen met een handicap vanaf 3 à 4 jaar tot circa 12 jaar. Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is voor leerlingen met een handicap van 12 tot maximaal 20 jaar. Het so en vso zijn verdeeld naar onderwijssoorten op basis van de soort handicap of onderwijsbelemmering van de leerlingen.

Specialistenopleiding

De specialistenopleiding duurt één tot twee jaar en leidt tot niveau vier van de beroepsopleidingen, het hoogste niveau. Om een specialistenopleiding te kunnen volgen is een diploma vakopleiding voor eenzelfde beroep op beroepencategorie vereist. Zie ook beroepsonderwijs.

Startkwalificatie

Een startkwalificatie is ten minste een diploma niveau 2 van het mbo of het diploma havo.

Studiehuis

De tweede fase van scholen voor voortgezet onderwijs (leerjaren 4–5 van het hoger algemeen voorgezet onderwijs (havo) en leerjaren 4–6 van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo)) zullen zich tot een studiehuis ontwikkelen. Dit houdt in dat leerlingen in toenemende mate hun eigen studie plannen en meer zelfstandig en in groepjes opdrachten uitvoeren. De rol van de docent zal verschuiven van lesgeven naar begeleiden.

Technocentra

Er zijn 15 technocentra. Dit zijn intermediaire organisaties die op regionale schaal een makel- en schakelfunctie vervullen: hun kerntaak is het tot stand brengen van samenwerkingsverbanden tussen bedrijfsleven, (technisch) beroepsonderwijs en regionale en lokale overheden, gericht op een aantal doelstellingen.

Tegenvaller

Hogere begrotingsuitgaven of lagere begrotingsontvangsten dan geraamd zonder dat het onderliggende beleid is gewijzigd.

Vakopleiding

De vakopleiding duurt twee tot vier jaar en leidt op tot niveau drie van de beroepsopleidingen. Er zijn vier niveaus, het vierde niveau is het hoogste niveau. Als toelatingseis gelden een diploma voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) of drie jaar hoger algemeen voorgezet onderwijs (havo) of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Leerlingen zijn dan circa 15/16 jaar. Zie ook beroepsonderwijs.

VBTB

Een project om te komen tot een duidelijke koppeling tussen beleid, prestaties en geld, met als belangrijkste doel vergroting van de informatiewaarde en toegankelijkheid van de begroting en het jaarverslag.

Vernieuwingsimpuls

Impuls binnen het onderzoek en wetenschapsbeleid, die erop gericht is creatieve en kwalitatief goede jonge onderzoekers ruimte te bieden en daarmee voor een carrière in de wetenschap te behouden.

Volwasseneneducatie

De volwasseneneducatie richt zich op het opleiden van cursisten voor een zelfstandige positie in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Tot de volwasseneneducatie worden gerekend: het vormings- en ontwikkelingswerk, de basiseducatie, het onderwijs aan de erkende onderwijsinstellingen en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo).

Voorbereidend beroepsonderwijs

Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) bestaat sinds 1992, en is in de plaats gekomen van het lager beroepsonderwijs (lbo). Het voorbereidend beroepsonderwijs duurt vier jaar en biedt algemene en op het beroep gerichte vakken, voor de eerste fase van het voortgezet onderwijs. Het voorbereidend beroepsonderwijs is voor leerlingen van 12–16 jaar.

Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs is op 1 augustus 1999 ingevoerd, en bestaat uit de schoolsoorten vbo en mavo met vier leerwegen.

Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) is één van de drie typen voortgezet onderwijs, naast het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo). De opleiding duurt zes jaar, voor leerlingen van 12–18 jaar, en bereidt leerlingen voor op de universiteit.

Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs

Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) is één vorm van voortgezet onderwijs voor volwassenen. Het wordt gegeven aan avondscholen of dag-/avondscholen. Dag-/avondscholen is onderwijs dat volgens de wet avondonderwijs is, maar dat overdag gegeven wordt. In augustus 1997 is het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs opgegaan in de opleidingsniveaus van het nieuwe beroepsonderwijs.

Voortgezet onderwijs

Het voorgezet onderwijs omvat het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs en het speciaal onderwijs, voor leerlingen vanaf 12 jaar. Het bestaat uit het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voorgezet onderwijs (havo), het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) en het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo). Vbo en mavo duren vier jaar, havo vijf jaar en vwo zes jaar.

Voortijdig schoolverlater

Jongeren tot 23 jaar die geen onderwijs volgen en die geen startkwalificatie hebben. Een startkwalificatie is ten minste het diploma niveau 2 van het middelbaar beroepsonderwijs of het diploma havo.

Wetenschappelijk onderwijs

De bacheloropleidingen van het wetenschappelijk onderwijs (wo) duren drie jaar. De meeste masteropleidingen zijn 1 jaar maar er bestaan ook 2-jarige onderzoekmasters en de studie geneeskunde heeft een 3-jarige master. Het wo is bestemd voor studenten vanaf ongeveer 18 jaar, en wordt gegeven aan 13 universiteiten. Het wo omvat zowel diepgaande theoretische studies als specialistische training voor beroepen. Toelating tot het wo is mogelijk na het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) en het hoger beroepsonderwijs (hbo). Het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs vormen samen het hoger onderwijs.

Zeer moeilijk opvoedbare kinderen

Onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen is een vorm van speciaal onderwijs. Het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs.

Zeer moeilijk lerende kinderen

Onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen is een vorm van speciaal onderwijs. Het onderwijs is afgestemd op de specifieke moeilijkheden die kinderen ondervinden bij het volgen van onderwijs.

Zorg Advies Teams (ZAT)

(Een aantal) Zorg advies teams in het PO, VO en BVE ontvangen middelen voor casemanagement en deskundigheidsbevordering zodat problemen van kinderen worden gesignaleerd door professionals en snel een passend sluitend hulpaanbod wordt georganiseerd.

Zorgstructuur vmbo

De samenwerking tussen partijen die zich met jeugdproblematiek bezig houden zodat kinderen met gedrags- en leerproblemen niet tussen wal en schip vallen.

BIJLAGE 5. TREFWOORDENLIJST

Aanvullende beurs 19, 104, 105, 106, 188, 189, 208, 211, 238

Accreditatie 69, 216

Achterstandenbeleid 23, 28, 29, 30, 31, 232

Actieplan cultuurbereik 131

Administratieve lasten 14, 19, 24, 35, 51, 120, 123, 170, 230, 239

Alfabetisering 59, 60, 61, 62, 213

Allochtonen 77, 78, 128, 145, 239

Amateurkunst 237

Apparaatskosten 19, 26, 95, 149, 151, 153, 155

Arbeidsmarktbeleid 23, 24, 85

Arbeidsmarkt 1, 4, 11, 13, 22, 23, 28, 33, 35, 49, 50, 52, 53, 57, 58, 65, 66, 74, 79, 80, 84, 85, 87, 88, 89, 90, 91, 94, 145, 213, 214, 243, 251, 260

Arbeidsvoorwaarden 84, 88, 89, 168, 172, 179, 182, 184

Arbo 88, 238

Archeologie 124, 126, 195, 197, 225

Archiefwet 154

Archieven 126, 130, 164, 204

Asielzoeker 18, 23, 26, 28, 29, 30, 173, 176

Aspasia 140, 144, 146, 247

Autonomie 35, 36, 157, 216, 238

Bachelor-master 216

Basisbeurs 101, 102, 103, 104, 106

Bbl 62, 238, 254

Bedrijfsvoering 1, 3, 4, 93, 157, 158, 159, 160, 257

Beeldende kunst 129, 130, 131, 237

Bekostiging 12, 24, 25, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 43, 46, 49, 51, 55, 57, 69, 75, 79, 91, 93, 95, 96, 140, 141, 142, 151, 155, 158, 160, 172, 173, 207, 210, 215, 216, 218, 221, 230, 233, 234, 237, 253

Bekostigingsbesluit cultuuruitingen 238

Beroepsbegeleidende leerweg 238, 249, 254

Beroepskolom 10, 50, 53, 54, 56, 57, 74, 254

Beroepsonderwijs 6, 10, 11, 21, 41, 49, 51, 52, 53, 54, 55, 63, 83, 92, 94, 96, 110, 120, 121, 122, 158, 167, 168, 169, 170, 181, 207, 210, 212, 223, 224, 237, 238, 239, 241, 243, 245, 247, 248, 249, 250, 251, 252, 253, 254, 255, 256, 258, 259, 260

Beroepsopleidende leerweg 18, 20, 99, 101, 110, 111, 118, 190, 193, 238, 244, 249, 254

Beroepspraktijkvorming 51, 238, 249, 254

Besturenorganisatie 29

Besturingsfilosofie 214

Bestuurlijke krachtenbundeling 238, 258

Bestuursdepartement 151, 158, 160

Bibliotheken 127, 128, 130, 142, 208, 211, 220, 228, 240

Bilaterale samenwerking 148

Bmf 238

Bol 14, 18, 62, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 111, 112, 113, 114, 118, 119, 120, 121, 122, 238, 251, 254

BPRC 140, 141, 142, 238

Bpv 238, 254

Brancheorganisatie 84, 87, 130

Brede school 11, 29, 32

Breed maatschappelijk functioneren 238, 249, 250, 254, 256

BVE-Raad 224

Bve 14, 42, 43, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 60, 61, 87, 90, 92, 93, 95, 96, 97, 98, 101, 153, 214, 238, 244

Bve-sector 51, 53, 70, 90, 91, 213, 214

Cao 87, 88, 89, 239

Collegegeldkrediet 107, 108, 234

Collegegeld 69, 72, 215, 234

Colo 57, 93, 239, 257

Conservering 141

Convenanten 3, 129

Convenant 52, 53, 75, 76, 88, 89, 90, 124, 127, 128, 135, 213, 226

Cultureel erfgoed 12, 124, 126, 129, 153, 154, 225

Culturele diversiteit 12, 13

Cultuur en school 35, 53, 131

Cultuurnota 123, 124, 125, 127, 128, 156, 195, 197, 214, 215, 225, 228

Cultuuruitingen 123, 130, 131

Cursusgeld 120, 121, 244

Decentralisatie arbeidsvoorwaarden 88

Deelname 18, 22, 25, 31, 46, 66, 67, 68, 69, 71, 77, 78, 99, 105, 110, 121, 128, 141, 148, 182, 184

Deregulering 35, 36, 51, 230, 238, 239

Didactische cursus 53

Differentiatie 213, 245

Doelgroepenbeleid 145

Doelmatigheid 33, 49, 51, 66, 69, 89, 99, 139, 147, 248, 250

Doorstroom 11, 14, 33, 42, 49, 53, 54, 55, 65, 70, 72, 144, 240, 247, 254

Duale opleidingstrajecten 52, 53

Educatie 1, 10, 11, 12, 21, 28, 46, 49, 50, 52, 53, 59, 60, 76, 83, 91, 92, 93, 94, 96, 98, 127, 129, 130, 132, 134, 146, 158, 167, 168, 169, 170, 178, 195, 207, 210, 212, 213, 215, 223, 227, 238, 241, 242, 243, 245, 249, 250, 251, 252, 254, 256, 257, 258, 260

ESF 55, 239

Europees Sociaal Fonds 239

Examinering 14, 36, 57, 92, 223, 224

FES 5, 10, 12, 16, 17, 28, 29, 33, 54, 63, 64, 140, 143, 176, 240

Film 125, 196, 215, 237

Financieringstekort 188, 189, 256, 257

Fonds Economische Structuurversterking 5, 28, 33, 95, 143, 176, 177, 179, 200, 240

Fondsen 123, 124, 125, 130, 173, 225, 228, 230, 234, 237

Formatie 7, 24, 44, 53, 54, 77, 91, 130, 132, 133, 160, 165, 220, 238, 240

Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 240

Genomics 140, 143, 242, 251

Gigaport 251

Hoger beroepsonderwijs 67, 68, 91, 93, 99, 101, 184, 189, 215, 216, 217, 240, 251, 252, 255, 257, 260

Hoger onderwijs 11, 14, 15, 58, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 72, 73, 74, 76, 77, 78, 79, 81, 82, 91, 93, 99, 101, 104, 106, 107, 108, 109, 139, 182, 184, 215, 216, 218, 224, 234, 239, 240, 244, 245, 251, 252, 260

Hoofdlijnenakkoord 35, 88

HRM 127, 145, 240

Huisvesting 11, 33, 71, 142, 151, 153, 162, 164, 165, 231, 245, 247

ICES 63, 143, 240

Ict 81, 94, 95, 96, 97, 98, 124, 127, 129, 130, 166, 194, 205, 240

Imago 61, 62, 87, 146, 147

Inburgering 60, 207, 210, 213, 223, 224, 245, 252

Indicatoren 3, 25, 36, 37, 38, 40, 42, 43, 45, 47, 48, 49, 51, 53, 55, 56, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 70, 73, 76, 77, 79, 85, 86, 89, 90, 93, 96, 97, 98, 101, 104, 106, 107, 108, 109, 112, 114, 116, 117, 118, 121, 125, 126, 128, 130, 133, 135, 136, 137, 139, 142, 144, 145, 147, 148, 157, 229

Individuele leerrekening 241

Informatie- en communicatietechnologie 240, 244, 247

Innovatiearrangement 53, 54, 56, 253

Innovatie 5, 8, 9, 11, 12, 13, 23, 26, 27, 35, 36, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 65, 67, 68, 74, 75, 91, 95, 97, 98, 130, 139, 141, 143, 156, 200, 239, 241, 243, 244, 251, 253

Inspectie 1, 21, 27, 29, 31, 41, 44, 49, 153, 154, 160, 167, 168, 169, 170, 205, 209, 211, 212, 240

Instroom 8, 9, 11, 52, 53, 63, 70, 72, 73, 74, 76, 78, 90, 91, 93, 140, 144

Integraal personeelsbeleid 52, 173, 241

Internationaal cultuurbeleid 123, 129, 131

Internationale samenwerking 69, 73, 83, 141, 147, 238

Inventaris 42, 44, 56, 92, 224, 236

Jaarwerkplan 154

Jeugdbeleid 28

Jeugdwerkloosheid 55

JOB 61, 241

KCE 57, 223, 224, 241

Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven 57

Kenniseconomie 5, 53, 65, 76, 78, 143, 155

Kennisinfrastructuur 5, 17, 63, 67, 74, 95, 97, 143, 238, 240

Kennisnet 96, 97, 98

Kennissamenleving 6, 15, 57, 65, 127, 146

Kerndoelen 28, 35, 39, 40, 41, 146, 232

Kinderopvang 88, 89

Koers BVE 53, 55, 60, 62

Kostprijsmodel 188, 190, 192

Kunstenaars 5, 13, 125, 129, 130

Kwalificatiestructuur 41, 50, 51, 57, 58, 91, 223, 241

Kwaliteit 5, 8, 10, 13, 14, 15, 22, 23, 24, 26, 27, 28, 33, 35, 44, 45, 49, 51, 56, 57, 58, 59, 65, 67, 68, 69, 72, 74, 75, 77, 78, 79, 84, 87, 91, 92, 93, 94, 97, 99, 101, 104, 106, 108, 120, 123, 127, 129, 130, 132, 139, 147, 153, 154, 157, 158, 159, 216, 218, 223, 224, 231, 241, 243

Landelijk beleidskader 241

Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling 241

Landelijke organen beroepsonderwijs 254

LCW 121, 241, 244

Lectoren 75, 76

Leenfaciliteit 106, 107, 161, 163, 165

Leerlingbegeleiding 7, 8, 44

Leerlinggebonden financiering 59, 60, 173, 241

Leermiddelen 29

Leerplicht 6, 7, 22, 23, 28, 29, 33, 44, 45, 213, 231, 241

Leerwegen 254, 260

Leerwerktrajecten 6, 56

Leesbevordering 228

Lerarenopleidingen 14, 17, 46, 91, 92, 93, 226, 244

Lerarentekort 15, 18, 117, 173, 213

Les- en cursusgeldwet 110, 120, 121, 241

Lesgeld 14, 16, 18, 20, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 120, 121, 122, 149, 190, 193, 201, 202, 203, 204

Letteren 228, 237

Leven lang leren 8, 54, 58, 59, 132, 159, 217

Loonbijstelling 4, 149, 168, 173, 179, 198

Maatschappelijke stage 11, 12, 34, 46, 47, 48

Maatwerk 6, 13, 39, 54, 55, 59, 87, 88, 251

Managementondersteuning en arbeidsmarkt 242

Materiële bekostiging 34, 173

Mediabeleid 12, 132, 134, 135, 136

Mediawet 133, 134, 136, 198, 227, 236

Meeneembare studiefinanciering 108, 109

Metamorfoze 141

Middelbaar beroepsonderwijs 10, 33, 65, 242, 245, 250, 254, 260

Moa 242

Monitoring 36, 44, 46, 118, 128, 156, 228, 229

Monitor 25, 36, 44, 45, 62, 73, 88, 89, 93, 101, 106, 118, 127, 129, 136, 213, 219, 231

Monumenten 12, 126, 127, 154, 156, 214, 242

Monumentenwet 126, 154

Monumentenzorg 17, 124, 126, 156, 195, 197, 214, 225

Mpv 242

Musea 126, 130, 154, 215

NT2 60, 242, 254

Nulmeting 15, 45, 92, 96

Oalt 242

OESO 69, 71, 82, 242

Ombuigingen 4

Onderhoud 23, 24, 25, 34, 35, 36, 37, 38, 44, 55, 86, 90, 98, 99, 109, 111, 114, 158

Onderwijsachterstandenbeleid 30, 215, 232

Onderwijsassistenten 242

Onderwijskansen 241, 242

Onderwijsnummer 25, 51, 78, 151, 213

Onderwijsprogrammering 8

Open bestel 69, 70

Ov-studentenkaart 188

Pabo 14, 129, 243

Participatiefonds 16, 18, 36, 162, 173, 186, 187, 237, 243

Participatie 6, 19, 32, 46, 49, 59, 67, 68, 76, 77, 78, 82, 88, 89, 99, 110, 130, 214, 215, 238

Personeelsbeleid 1, 4, 23, 24, 35, 52, 84, 145, 186, 208, 210, 212

Personeelsvoorziening 87, 90

Platform beroepsonderwijs 56

Podiumkunsten 125, 237

Praktijkonderwijs 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 168, 173, 175, 243

Prestatiebeurs 18, 100, 102, 105, 182, 188, 189, 208, 211, 243

Prijsbijstelling 4, 16, 19, 149, 167, 168, 169, 172, 175, 176, 179, 182, 183, 188, 195, 198, 200, 201, 203, 205, 206

Primatenonderzoek 142

Productiviteit 49, 74, 251

Professionalisering 75, 85, 90

Profielen 34, 39, 40, 41, 57, 58, 91, 92, 93, 153, 159

Programma van eisen 243

Programmavoorschriften 133

Programmering 10, 40, 41, 130, 131, 132, 135, 237

Publieke omroep 10, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 218, 220, 236

Publieksbereik 125

Raad voor Cultuur 125, 136, 155, 156, 225, 226, 227, 228, 243

Ramingsbijstelling 16, 19, 20, 202

Rechtmatigheid 139, 157, 158

Referentieraming 26, 51, 103, 105, 113, 115, 122

Regeerakkoord 9

Regionaal expertise centrum 243

Regionaal opleidingscentrum 243

Reisvoorziening 101, 103, 188, 208, 211

Rekenschap 35, 99, 142, 238

Rentedragende lening 100, 107, 188, 208, 211, 243

Restauratieachterstand 126, 127, 214

Rijkscollectie 16, 19, 154, 195

Rmc 55

RMC 213

Rmc 243, 257

RMC-wet 56, 223, 230

Roc 59, 60, 243

Schoolbegeleidingsdiensten 26, 27, 172, 173, 187

Schoolbestuur 232

Schoolbudget 173

Schoolklimaat 28, 43, 46

Schoolleiders 15, 46, 130, 243, 250

Schoonmaak 231

Silo 244

Sociale cohesie 54

Sociale redzaamheid 243, 250, 254, 257, 258

Speciaal basisonderwijs 14, 25, 28, 243, 253, 254, 255, 256, 257, 258

Speciaal onderwijs 25, 26, 28, 92, 93, 120, 173, 237, 244, 250, 257, 259, 260, 261

Specifieke stimulering 140, 143

Startkwalificatie 6, 7, 8, 55, 59, 259, 260

Studentenmobiliteit 73, 100, 108

Studentenmonitor 101, 106

Studieschuld 234

Studievoortgang 244

Subsidie 9, 27, 28, 35, 36, 41, 42, 44, 59, 60, 61, 62, 63, 67, 69, 73, 75, 77, 79, 81, 85, 88, 92, 94, 96, 124, 125, 127, 129, 142, 143, 144, 147, 156, 195, 197, 207, 210, 238, 244, 249, 252

Technocentra 63, 64, 259

Tempobeurs 102, 105

Toegankelijkheid 24, 33, 35, 51, 60, 62, 66, 69, 99, 100, 101, 103, 110, 111, 113, 116, 117, 132, 259

Toetsingskader 88

Uitstroom 8, 13, 14, 38, 52, 76, 147, 243

Universitaire lerarenopleiding 244

Vavo 14, 110, 116, 117, 120, 121, 245, 254, 260

Vbtb 245

VBTB 259

Veiligheid 7, 29, 34, 43, 44, 45, 60, 74, 75, 235

Verantwoording 35, 49, 56, 69, 142, 153, 158, 167, 218, 242, 245

Verkenningen 55, 155, 156

Vervangingsfonds 16, 18, 36, 88, 173, 234, 237, 245

Visitatie 13

Voor- en vroegschoolse educatie 28, 29, 32, 245

Voorjaarsnota 19, 168, 170, 195, 202, 204, 230, 234

Voorlichting 24, 28, 29, 36, 49, 55, 56, 61, 62, 81, 107, 108, 151, 204, 242, 246

Voortgezet speciaal onderwijs 5, 28, 120, 173, 245, 259

Voortijdig schoolverlaten 6, 7, 11, 43, 54, 55, 56, 213, 223, 245

Vouchers 47, 48, 129, 130, 131

Vsv 245

VVE 31, 215, 245

Wachtgelden 230

Watergraafsmeer 246

WEB 49, 51, 56, 59, 60, 245

Weer samen naar school 246, 258

Wet op het specifiek cultuurbeleid 246

Wet studiefinanciering 99, 107

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten 18, 110, 120, 121, 190, 246

Wetenschap- en techniekcommunicatie 146, 246

Wetenschappelijk onderwijs 33, 68, 71, 99, 101, 147, 200, 215, 245, 247, 248, 249, 250, 251, 252, 255, 256, 258, 259, 260

WIN 60, 245

WSC 246

WSF 106, 109, 110, 117, 168, 244, 246

WSNS 14, 23, 28, 29, 32, 235, 246

WTOS 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 168, 234, 244, 245, 246

WVA 246

ZAT 16, 18, 34, 44, 45, 175, 176

Zeer moeilijk lerende kinderen 261

Zeer moeilijk opvoedbare kinderen 246, 261

Ziektekosten 16, 19, 84, 86, 104, 105, 188, 239, 246

Ziekteverzuim 52, 53, 88, 89, 93

Zmlk 246

Zmok 28, 44, 246

Zorg Advies Teams 16, 18

Zorgstructuur vmbo 261

Licence