A. | Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel | 2 |
B. | Begrotingstoelichting | 3 |
1. | Leeswijzer | 3 |
2. | Het beleid | 4 |
2.1 | De beleidsagenda | 6 |
2.2 | De beleidsartikelen | 7 |
2.2.1 | Financiering staatsschuld | 7 |
2.2.2 | Kasbeheer | 12 |
2.3 | Het niet-beleidsartikel | 17 |
2.3.1 | Nominaal en onvoorzien | 17 |
3. | De bedrijfsvoeringsparagraaf | 18 |
4. | Verdiepingshoofdstuk | 19 |
4.1 | Financiering staatsschuld | 19 |
4.2 | Kasbeheer | 20 |
4.3 | Nominaal en onvoorzien | 23 |
5. | Bijlagen | 24 |
5.1 | Lijst met afkortingen | 24 |
5.2 | Begrippenlijst | 24 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat van Nationale Schuld)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsartikel strekt ertoe om de begrotingsstaat van Nationale Schuld voor het jaar 2009 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2009. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2009.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2009 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De begroting Nationale Schuld (IXA) behandelt de schuld van de Nederlandse rijksoverheid en levert de daarbij relevante achtergrondinformatie. Bij de begroting IXA wordt onderscheid gemaakt tussen schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen hebben bij het ministerie van Financiën. De begroting IXA is daarom opgebouwd uit twee beleidsartikelen:
1. Financiering staatsschuld;
2. Kasbeheer.
De toelichting reflecteert dit onderscheid door voor ieder van beide onderdelen doelstellingen, middelen en instrumenten afzonderlijk te bespreken en de relevante cijfers toe te lichten.
De begroting bevat naast dit hoofdstuk (de leeswijzer) nog vier hoofdstukken.
Hoofdstuk twee behandelt het beleid en de twee beleidsartikelen.
De opbouw van de beleidsartikelen is als volgt:
• Algemene beleidsdoelstelling met toelichting;
• Tabel budgettaire gevolgen van beleid inclusief een toelichting op hoofdlijnen. Omdat de verplichtingen op grond van de Comptabiliteitswet 2001 gelijkgesteld zijn aan de uitgaven, zijn de verplichtingen hierin niet opgenomen. Gezien de totale omvang van de uitgaven en ontvangsten op de begroting IXA, is gekozen voor afronding in miljoenen euro’s;
• Operationele doelstellingen met toelichting;
• Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid.
Hoofdstuk 2 bevat ook de formele paragraaf waarin de loon- en prijsstelling relevant voor hoofdstuk IXA wordt gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de bedrijfsvoeringsparagraaf.
Hoofdstuk 4 is het verdiepingshoofdstuk. Hierin worden de gedetailleerde tabellen besproken.
Tot slot geeft hoofdstuk 5 (als bijlage) een lijst met uitleg over de gehanteerde afkortingen en begrippen.
Het ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van het financieringsbeleid, waaronder ook het kasbeheer van het Rijk. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de rentekosten en de staatsschuld in 2009 en op de belangrijkste mutaties sinds ontwerpbegroting 2008. Daarna wordt stilgestaan bij de beleidsartikelen voor 2009. De beleidsagenda is opgenomen in de bedrijfsvoeringsparagraaf.
De omvang van de staatsschuld ultimo 2009 bedraagt naar verwachting circa € 246 mld., ofwel 39,6% van het BBP. De raming voor de rentekosten in 2009 bedraagt € 9,8 mld. Dit komt overeen met ongeveer 1,6% BBP.
Tabel 1 geeft een overzicht van de gerealiseerde respectievelijk verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar, alsmede de daarbij behorende meerjarige rentekosten. Daarnaast is tevens de interne schuldverhouding met aan de schatkist gelieerde instellingen opgenomen.
Tabel 1: Uitstaande staatsschuld en rentekosten (stand ontwerpbegroting 2009 x € 1 mld.) | |||
2007 | 2008 | 2009 | |
EMU-schuld | 253 | 250 | 246 |
Staatsschuld conform EMU-definitie | 210,1 | 206,2 | 202,7 |
Interne schuldverhouding1 | 4,8 | 4,4 | 2,8 |
Rentekosten staatsschuld (artikel 1) | 9,1 | 9,6 | 9,8 |
Rentekosten interne schuldverhoudingen1 (artikel 2) | 0,2 | 0,3 | 0,2 |
Rentekosten FES | 0,6 | 0 | 0 |
Rentekosten AOW-spaarfonds | 1,2 | 1,4 | 1,6 |
Rentekosten totaal | 11,1 | 11,3 | 11,6 |
1 Exclusief het FES en het AOW-spaarfonds.
In tabel 2 worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten vanaf de ontwerpbegroting 2008 weergegeven. De operationele doelstellingen die ten grondslag liggen aan de beleidsmatige mutaties worden toegelicht in 2.2.
Tabel 2: Belangrijkste beleidsmatige mutaties sinds ontwerpbegroting 2008 (x € 1 mln.) | |||||||
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | artnr. | |
Stand ontwerpbegroting 20081 | 12 073 | 12 056 | 12 277 | 12 383 | 12 280 | ||
Mutaties: | 1 | ||||||
Renteswaps | – 49 | – 8 | – 2 | – 28 | – 68 | 1 | |
Bijstelling kapitaalmarktberoep | – 64 | – 103 | – 134 | – 162 | – 142 | 1 | |
Bijstelling rekenrente | 53 | 139 | 83 | 83 | 83 | 1 | |
Effect van schulduitgifte | – 230 | – 43 | – 39 | – 166 | 20 | 1 | |
Bijstelling rente interne schuldverhoudingen | – 468 | – 397 | – 347 | – 100 | – 111 | 2 | |
Stand ontwerpbegroting 20091 | 11 315 | 11 644 | 11 838 | 12 010 | 12 062 |
1 Stand ontwerpbegroting betreft in deze tabel het saldo van de rente-uitgaven en -ontvangsten vermeerderd met het saldo van de overige apparaatuitgaven en -ontvangsten. Dit totale saldo wordt aangeduid als rentekosten. Uitsplitsing vindt plaats in de beleidsartikelen en in de verdiepingsbijlage.
De rentekosten over de staatsschuld liggen voor een groot deel vast. Dit komt omdat deze kosten grotendeels het gevolg zijn van de tekortontwikkeling in het verleden en de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid. Mutaties in de kosten worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe swaps afgesloten in de periode na verschijnen van de vorige begroting. In de tweede plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe ramingen voor het saldo. Als de nieuwe saldoraming tegenvalt ten opzichte van de vorige raming, dan stijgen de rentekosten. Als de saldoraming meevalt, dalen de rentekosten. In de derde plaats leiden bijstellingen in de rekenrente tot mutaties in de rentekosten. Tot slot ontstaan er mutaties als gevolg van dat deel van de schuld dat in een jaar wordt geherfinancierd. Als de rente waartegen schuld opnieuw wordt uitgegeven en de omvang van de uitgifte afwijken van de hiervoor in de raming gemaakte veronderstellingen, heeft dit budgettaire consequenties. Deze zijn in de tabel zichtbaar.
Zie de bedrijfsvoeringsparagraaf.
2.2.1 Financiering staatsschuld
2.2.1.1 Algemene beleidsdoelstelling
Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Het risicobeleid is gebaseerd op een zo efficiënt mogelijke financiering van de staatsschuld. Efficiënt wil zeggen tegen zo laag mogelijke kosten, gegeven een aanvaardbaar risico voor de begroting. In 2008 is een nieuw risicokader geïmplementeerd. Op basis van het evaluatierapport «Risicomanagement van de Staatsschuld»1, is besloten dat per 2008 gebruik wordt gemaakt van een benchmark. De benchmark die voor de periode 2008–2011 door de minister is vastgesteld is een 7-jaars gecentreerde portefeuille. De benchmark is eenduidig gedefinieerd en schrijft precies voor hoe en tegen welk rendement in theorie zou moeten worden gefinancierd. In de praktijk zal de financiering afwijken van wat de benchmark voorschrijft. Immers de invulling van de werkelijke financiering zal een combinatie zijn van gecontinueerd uitgiftebeleid en het gebruik van renteswaps. Gebruik van de benchmark als stuurvariabele is eenduidig en transparant en prikkelt tot slimme inzet van financieringsinstrumenten.
De prestatiemeting komt neer op het beoordelen van de mate waarin het Agentschap erin slaagt de benchmark te benaderen. Het gaat dan om zowel de kosten als het risico van de benchmark. Over de prestatie van het Agentschap wordt ex-post gerapporteerd.
De minister van Financiën is eindverantwoordelijk voor schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.
Fluctuaties in het renteniveau bepalen mede de rentelasten en het risico op mogelijke mee- of tegenvallers daarin. Met het risico- en financieringsbeleid wordt geprobeerd de kosten en het risico te beperken.
Daarnaast kunnen als gevolg van het algemene budgettaire beleid en de conjunctuur, via het begrotingssaldo, veranderingen optreden in de financieringsbehoefte van de Staat. In het financieringsbeleid wordt door een deel van de schuld te financieren op de geldmarkt getracht een buffer aan te brengen die onverwachte wijzigingen in de financieringsbehoefte kan opvangen.
2.2.1.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 3: Budgettaire gevolgen van beleid art. 1 Financiering staatsschuld (x € 1 mln.)1 | |||||||
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Totaal Uitgaven | 36 319 | 36 194 | 42 292 | 32 916 | 30 878 | 22 420 | 21 798 |
Totaal Programma-uitgaven | 36 307 | 36 172 | 42 271 | 32 894 | 30 856 | 22 399 | 21 777 |
Rentelasten vaste schuld | 8 093 | 8 369 | 8 306 | 8 444 | 8 291 | 8 106 | 7 647 |
Rentelasten vlottende schuld | 1 246 | 1 430 | 1 720 | 1 539 | 1 539 | 1 539 | 1 539 |
Uitgaven voortijdige beëindiging | 2 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Aflossing vaste schuld | 26 966 | 21 374 | 32 245 | 22 912 | 21 027 | 12 754 | 12 591 |
Mutatie vlottende schuld | 0 | 5 000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal Apparaatuitgaven | 12 | 22 | 21 | 22 | 21 | 21 | 21 |
Apparaatuitgaven | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Overige kosten schulduitgifte | 8 | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 | 18 |
Totaal Ontvangsten | 27 277 | 22 623 | 29 001 | 19 689 | 15 665 | 4 374 | 2 113 |
Totaal Programma- ontvangsten | 27 277 | 22 623 | 29 001 | 19 689 | 15 665 | 4 374 | 2 113 |
Rentebaten vaste schuld | 109 | 88 | 154 | 97 | 65 | 90 | 142 |
Rentebaten vlottende schuld | 138 | 87 | 49 | 44 | 44 | 44 | 44 |
Ontvangsten voortijdige beëindiging | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitgifte vaste schuld | 21 569 | 22 449 | 28 798 | 19 549 | 15 556 | 4 240 | 1 928 |
Mutatie vlottende schuld | 5 461 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Openingsbalans | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
De totale uitgaven en totale ontvangsten zijn opgebouwd uit vier onderdelen. Ten eerste worden rentelasten en rentebaten verantwoord. Ten tweede zijn de aflossing en uitgifte vaste schuld in de tabel opgenomen. Als derde onderdeel is de mutatie vlottende schuld opgenomen. De vierde post betreft de apparaatuitgaven.
Binnen de rentelasten wordt een onderscheid gemaakt tussen de rentelasten vaste schuld (schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar), de rentelasten vlottende schuld (korter dan een jaar) en uitgaven voortijdige beëindiging. De grootste post binnen de rentelasten wordt gevormd door de rentelasten over de vaste schuld. De raming hiervoor is opgebouwd uit de rentelasten van bestaande leningen en de rentelasten van nog uit te geven schuld. De wijze waarop deze raming tot stand komt, wordt verder toegelicht in de verdiepingsbijlage. De rentelasten over de vlottende schuld bestaan uit de rentelasten van kortlopende leningen (DTC’s) en rentelasten over op de geldmarkt tijdelijk opgenomen liquiditeiten.
De rentebaten vaste schuld bestaan uit baten samenhangend met renteswaps. De Staat maakt gebruik van deze swaps sinds 2001. De huidige swapportefeuille zorgt per saldo voor een verkorting van de looptijd van de portefeuille, waardoor sprake is van rentebaten. Nieuwe swapcontracten en wijzigingen in de raming voor de korte rente kunnen leiden tot een wijziging in deze baten. De rentebaten vlottende schuld bestaan voornamelijk uit een vergoeding over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo.
Aflossingen en uitgifte vaste schuld
Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan in het lopende jaar op beperkte schaal sprake zijn van vervroegde aflossingen, omdat de Staat een permanente inkoopfaciliteit beschikbaar stelt waarmee beleggers bepaalde oude leningen vroegtijdig kunnen terugverkopen aan de Staat.
De raming van de uitgifte van vaste schuld is opgebouwd uit de raming voor de aflossingen en de raming voor het tekort op kasbasis. Er wordt dus verondersteld dat de afgeloste schuld weer opnieuw wordt uitgegeven en dat daarnaast extra uitgifte van vaste schuld plaatsvindt om een eventueel begrotingstekort te financieren. In werkelijkheid zal de uitgifte van vaste schuld afwijken van de som van het tekort en de aflossingen, omdat de uit te geven hoeveelheid vaste schuld wordt verkleind of vergroot door de hoeveelheid kortlopende schuld te laten toe- of afnemen. Dit leidt tot een mutatie in de vlottende schuld.
De apparaatuitgaven staatsschuld bestaan uit de personele en materiële kosten van het Agentschap van het ministerie van Financiën dat het beheer van de staatsschuld uitvoert. Daarnaast worden hier kosten verantwoord die samenhangen met de uitgifte van schuld. Het grootste deel van deze kosten betreft provisies voor banken die DSL’s afnemen.
Grafiek 1: Budgetflexibiliteit art.1 Financiering staatsschuld
Voor de begroting IXA Nationale Schuld is de budgetflexibiliteit zeer gering, omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld. De verplichtingen die opgenomen zijn in de begroting IXA Nationale Schuld zijn daarom op grond van de Comptabiliteitswet 2001 gelijk gesteld aan de uitgaven.
De ontvangsten en uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de operationele doelstelling bestaan uit renteontvangsten en rentebetalingen als gevolg van transacties op de geldmarkt en kapitaalmarkt.
2.2.1.3 Operationele doelstelling
Benaderen van de resultaten van de benchmark door zo efficiënt mogelijk te voorzien in de financieringsbehoefte van de Staat.
Om van jaar tot jaar binnen het risicokader zo efficiënt mogelijk te voorzien in de financieringsbehoefte van de Staat en zo de benchmark zo goed mogelijk te benaderen.
Voor het realiseren van de algemene doelstelling, schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico, kan de Staat een aantal instrumenten inzetten:
• uitgifte van leningen op de kapitaalmarkt: DSL’s;
• uitgifte van leningen op de geldmarkt: DTC’s;
• uitgifte van commercial paper (CP);
• geldmarktdeposito’s;
• renteswaps;
• inkoop van leningen op de kapitaalmarkt.
Elk jaar wordt vastgesteld wat de optimale inzet van instrumenten is. Op de kapitaalmarkt wordt uitgegeven in leningen met looptijden van 3 tot 30 jaar. Afhankelijk van de financieringsbehoefte worden jaarlijks een tot drie nieuwe leningen uitgegeven. Door de inzet van swaps kan het risico in de portefeuille als gevolg van uitgifte van kapitaalmarktleningen worden bijgestuurd in de richting van de benchmark.
Bij de schuldfinanciering spelen overwegingen ten aanzien van de markt – die indirect bijdragen aan reputatie en lagere kosten – een belangrijke rol.
• Vanuit liquiditeitsoverwegingen is het belangrijk om leningen in voldoende omvang uit te geven.
• Een strip- en destripfaciliteit en ook een repofaciliteit dragen bij aan verhandelbaarheid en liquiditeit van staatsleningen.
• Daarnaast is jaarlijkse uitgifte van een nieuwe eurolening in het 10-jaars segment wenselijk om een volledige rentecurve tot 10 jaar te handhaven.
• Een transparant en consistent uitgiftebeleid wordt door de markt op prijs gesteld.
• Voor de plaatsing van leningen op de markt en het onderhouden van de markt voor staatsleningen wordt nauw samengewerkt met banken (Primary Dealers en Single Market Specialists).
• Door road-shows, presentatie, persberichten en publicaties (o.a. jaarbericht en kwartaalbericht) worden beleggers geïnformeerd (transparant en tijdig).
• Actuele informatie wordt geplaatst op de websitewww.dsta.nl.
Om schommelingen in de financieringsbehoefte te kunnen opvangen moet de geldmarkt voldoende groot zijn. Dit betreft zowel regulering van het schatkistsaldo als opvangen van fluctuaties in kasstromen als gevolg van uitgifte en aflossing van kapitaalmarktleningen. Ook met inkoop van kapitaalmarktleningen kunnen onvoorziene fluctuaties in de financieringsbehoefte worden opgevangen.
Na afloop van elk jaar wordt de prestatie van het Agentschap gespiegeld aan de benchmark. De rendementen waartegen in theorie in enig jaar gefinancierd moet worden zijn gebaseerd op de marktrendementen in dat jaar. Kosten voor de benchmark zijn daarom niet ex-ante vast te stellen.
2.2.1.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek Onderwerp | AD of OD*** | A. Start B. Afgerond | Vindplaats | |
---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting | Beleidsdoorlichting algemene doelstelling* | AD | A/B 2007 | www.dsta.nl |
Effectenonderzoek ex post | ||||
Overig evaluatieonderzoek | Herijking risicomanagement** | OD | A/B 2011 | www.dsta.nl |
Evaluatie geldmarktbenchmark | OD | A/B 2007 | www.dsta.nl |
* De algemene doelstelling wordt geëvalueerd in de herijking van het risicomanagement.
** Het risicokader wordt in principe elke vier jaar geëvalueerd.
*** AD = Algemene Doelstelling, OD = Operationele Doelstelling
2.2.2.1 Algemene beleidsdoelstelling
Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Om publieke middelen doelmatig te beheren en daarbij financiële risico’s te voorkomen. Dit wordt nader toegelicht in de Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 (Kamerstukken II 2001/02, 28 035, nr. A).
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en geldstromen.
• Het onderkennen van de voordelen van geïntegreerd middelenbeheer door daarvoor in aanmerking komende instellingen;
• De kwaliteit van de met het bankwezen afgesloten contracten ter afhandeling van het betalingsverkeer van de rijksoverheid.
2.2.2.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4: Budgettaire gevolgen van beleid art.2 Kasbeheer (x € 1 mln.)1 | |||||||
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Totaal Uitgaven | 4 028 | 3 513 | 4 807 | 3 749 | 4 187 | 4 808 | 4 489 |
Totaal Programma-uitgaven | 4 026 | 3 512 | 4 805 | 3 747 | 4 185 | 4 806 | 4 488 |
Rentelasten3 | 2 485 | 2 162 | 2 309 | 2 505 | 2 806 | 3 063 | 3 319 |
Verstrekte leningen | 1 210 | 1 350 | 1 240 | 1 242 | 1 379 | 1 744 | 1 169 |
Mutaties in rekening-courant en depositos2 | 330 | 0 | 1 256 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitgaven bij voortijdige beëindiging | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal Apparaatuitgaven | 2 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 |
Totaal Ontvangsten | 1 198 | 1 477 | 1 357 | 1 641 | 3 832 | 2 575 | 1 486 |
Totaal Programmaontvangsten | 1 198 | 1 477 | 1 357 | 1 641 | 3 832 | 2 575 | 1 486 |
Rentebaten | 462 | 488 | 505 | 527 | 534 | 529 | 540 |
Ontvangen aflossingen | 736 | 572 | 852 | 963 | 1 185 | 1 556 | 849 |
Mutaties in rekening-courant en depositos2 | 0 | 416 | 0 | 151 | 2 113 | 490 | 96 |
Ontvangsten bij voortijdige beëindiging | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
2 De posten uitgaven mutaties in rekening-courant en deposito’s en ontvangsten mutaties in rekening-courant en deposito’s zijn gesaldeerd weergegeven.
3 De rentelasten vanwege het FES vervallen vanaf 2008. Vanaf 2008 is conform de afspraken in het Coalitieakkoord sprake van een vaste FES-voeding waarbij de voeding uit gasbaten bij begrotingswet wordt vastgesteld. Door deze manier van vaststellen van de gasbatenvoeding van het fonds is de FES-voeding uit rentebaten niet meer relevant.
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
De ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten wordt beïnvloed door de deelnemers aan het geïntegreerd middelenbeheer. Deelnemers zijn de sociale fondsen, RWT’s en de baten-lastendiensten. Mutaties in de inbreng van middelen worden zichtbaar bij de post mutaties in rekening-courant en deposito’s, ontvangen aflossingen en verstrekte leningen.
De saldi op de rekening-courant en deposito bepalen tezamen met de rentetarieven de rente-uitgaven in het kader van het geïntegreerd middelenbeheer.
De stand van de uitstaande leningen bepaalt eveneens samen met de rentetarieven de rentebaten vanwege het geïntegreerd middelenbeheer.
Volgens huidige inzichten lopen de rentelasten de komende jaren op. Belangrijke oorzaak hiervoor is de ontwikkeling van het AOW-spaarfonds. Dit fonds wordt groter door de jaarlijkse inbreng.
De rentebaten nemen de komende jaren naar verwachting geleidelijk toe, omdat het bedrag aan uitstaande leningen toeneemt.
In de komende jaren zal elk jaar het bedrag dat aan nieuwe leningen wordt verstrekt groter zijn dan het bedrag dat op lopende leningen wordt afgelost. Daarmee neemt elk jaar het totaal aan RWT’s en baten-lastendiensten uitgeleende bedrag toe.
Mutaties in rekening-courant en deposito
Voor het geïntegreerd middelenbeheer vormt een toename van de saldi rekening-courant en deposito’s een ontvangst. Dalingen van de saldi vormen uitgaven. Het verwachte verloop van de mutaties wordt gedomineerd door de geraamde ontwikkeling van de rekening-courant saldi van de sociale fondsen.
Grafiek 2: Budgetflexibiliteit art.2 Kasbeheer
De ontvangsten en uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot operationele doelstelling 1 bestaan uit rente-ontvangsten over aan baten-lastendiensten en RWT’s verstrekte leningen respectievelijk uit rentebetalingen over door baten-lastendiensten, RWT’s en sociale fondsen aangehouden rekening-couranttegoeden en deposito’s. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot operationele doelstelling 2 bestaan uit door banken in rekening gebrachte kosten voor het betalingsverkeer van het centrale kasbeheer.
2.2.2.3 Operationele doelstellingen
2.2.2.3.1 Operationele doelstelling 1
Het kasbeheer van de rijksoverheid en de aan haar gelieerde instellingen doelmatig inrichten.
Om publieke middelen risicoloos en met zo laag mogelijke rentelasten te beheren.
• De verplichting tot het in de schatkist aanhouden van de middelen van Rijk, baten-lastendiensten, sociale fondsen en RWT’s;
• Het via centrale financiering voorzien in de leenbehoefte van aan geïntegreerd middelenbeheer deelnemende instellingen;
• Het begeleiden en adviseren van de deelnemende instellingen;
• Het benaderen van instellingen die op vrijwillige basis hun gelden mogen aanhouden in de schatkist met de daarbij behorende faciliteiten.
Prestatie-indicator | Basisjaar 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 |
Aantal deelnemende RWT’s | 122 | 155 | 180 | 205 | 230 | 255 | 280 |
Voordeel Rijk (x € 1 mln.) van gmb met RWT’s: | |||||||
– jaarlijks | 17 | 5 | 5 | 15 | 15 | 15 | 15 |
– cumulatief | 231 | 236 | 241 | 256 | 271 | 286 | 301 |
Voordeel RWT’s (x € 1 mln.) van gmb met Rijk: | |||||||
– jaarlijks | 57 | 60 | 60 | 60 | 60 | 60 | 60 |
– cumulatief | 300 | 360 | 420 | 480 | 540 | 600 | 660 |
Het aantal deelnemers zal eind 2008 naar verwachting 155 bedragen. Bij het huidige beleid zal het aantal deelnemers verder toenemen met naar verwachting 25 per jaar. Van belang hierbij is dat in 2008 het geïntegreerd middelenbeheer wordt geëvalueerd. Dit leidt mogelijk tot aanpassingen, waardoor de ontwikkeling van het aantal deelnemers anders kan worden dan thans is geraamd.
De baten van het geïntegreerd middelenbeheer voor het Rijk worden lager geraamd dan in eerdere jaren. De redenen hiervoor zijn de hoge korte rekenrente (conform ramingen van het CPB) en de huidige inverse rentecurve. De baten voor het Rijk ontstaan door het verschil tussen de korte en lange rentetarieven. Dankzij het geïntegreerd middelen beheer hoeft de Staat minder te lenen en bespaart hierdoor rente-uitgaven. Hier staan rente-uitgaven tegenover vanwege het aanhouden van de tegoeden door de deelnemers. Per saldo zijn er baten voor de Staat, omdat de tegoeden grotendeels kort worden ingebracht en de Staat veelal lang leent.
Voor de groep RWT’s zullen de baten naar verwachting niet wezenlijk veranderen. Het aantal neemt weliswaar toe, maar hier staat tegenover dat de huidige deelnemers naar verwachting minder zullen inleggen.
De ramingen van de kosten en baten zijn bedoeld als globale indicatie. De uitkomsten zijn afhankelijk van de gehanteerde veronderstellingen. De veronderstellingen zullen in de evaluatie aan de orde komen.
2.2.2.3.2 Operationele doelstelling 2
Het betalingsverkeer van het Rijk betrouwbaar en efficiënt afwikkelen.
Om de kwaliteit van de dienstverlening bij het uitvoeren van het betalingsverkeer van het Rijk en de aanvaardbaarheid van de daaraan verbonden kosten te waarborgen.
• Contracten met commerciële banken;
• Verlenging dan wel vernieuwing (via een Europese aanbesteding) van lopende contracten.
• Gemiddeld stukstarief van de binnenlandse betalingen van de rijksoverheid;
• Gemiddeld stukstarief van de binnenlandse betalingen van de rijksoverheid als percentage van het gemiddeld markttarief.
Prestatie-indicator | Basisjaar 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 |
Gemiddeld stukstarief: | |||||||
– absoluut (in eurocenten) | 3,0 | 3,0 | 3,0 | 2,9 | 2,9 | 2,9 | 2,9 |
– als % van het markttarief | 36 | 36 | 36 | 35 | 35 | 35 | 35 |
In 2008 zal een Europese aanbesteding worden gedaan voor het betalingsverkeer van alle departementen (met uitzondering van de Belastingdienst en het buitenlandse betalingsverkeer van Buitenlandse Zaken). Het nieuwe contract zal in gaan per 1 mei 2009. Voor de Belastingdienst zal in 2010 opnieuw worden aanbesteed. Bij de aanbestedingen zal niet alleen naar de prijs gekeken worden, maar ook naar kwaliteitsaspecten. De verwachting is wel dat het betalingsverkeer van de departementen vanaf 1 mei 2009 voordeliger zal worden. Omdat de prestatie-indicatoren voor circa 90% bepaald worden door het betalingsverkeer van de belastingdienst zal het effect op de indicatoren gering zijn. Het effect zal zichtbaar zijn vanaf 2010. Over de latere jaren is momenteel weinig te zeggen. Daarom wordt er van uitgegaan dat de indicatoren globaal gelijk zullen blijven.
2.2.2.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek Onderwerp | AD of OD2 | A. Start B. Afgerond | Vindplaats | |
---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting | Doorlichting middelenbeheer | AD | A. 2008 B. 2009 | |
Effectenonderzoek ex post | ||||
Overig evaluatieonderzoek | Aanbesteding betalingsverkeer departementen (perceel D)1 | OD 2 | A. 2007 B. 2008 | |
Aanbesteding buitenlands betalingsverkeer Defensie (perceel B) | OD 2 | A. 2007 B. 2008 | ||
Klanttevredenheidsonderzoek | OD 1 | A. 2008 B. 2009 | ||
Evaluatie buitenlands betalingsverkeer Buitenlandse Zaken (perceel C) | OD 2 | A. 2009 B. 2010 | ||
Aanbesteding betalingsverkeer Belastingdienst (perceel A) | OD 2 | A. 2009 B. 2010 |
1 Bij deze bankcontracten betalingsverkeer is het betalingsverkeer van de Belastingdienst en het buitenlands betalingsverkeer van het ministerie van Buitenlandse Zaken en Defensie uitgesloten. Daar zijn aparte percelen voor.
2 AD = Algemene Doelstelling, OD = Operationele Doelstelling.
Tabel 5: Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen (x € 1 000) | |||||||
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen IXA plaats.
3. DE BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
In 2008 wordt het schatkistbankieren geëvalueerd. De evaluatie leidt mogelijk tot veranderingen in het proces, de condities en de doelgroepen. 2009 zal in het teken staan van de uitwerking hiervan.
Het betalingsverkeer van de rijksoverheid (met uitzondering van de Belastingdienst en het buitenlandse betalingsverkeer van Buitenlandse Zaken) wordt dit jaar aanbesteed. Vanaf 1 mei 2009 zullen nieuwe bankcontracten van toepassing zijn. Tijdens het gehele traject zal extra aandacht besteed worden aan de voorbereiding op SEPA.
In deze paragraaf wordt toegelicht hoe de raming voor rentekosten en rentebaten is opgebouwd. Ook wordt de totale mutatie sinds de ontwerpbegroting 2008 toegelicht.
Tabel 1 laat de opbouw van de rentelasten vaste schuld zien. De raming voor de rentelasten voor de vaste schuld is opgebouwd uit de rentelasten van de bestaande leningen en de verwachte rentelasten van de nog uit te geven leningen.
Tabel 1: Opbouw van de rentelasten vaste schuld, 2008–2013 (x € 1 mln.)1 | ||||||||
KMB | Rekenrente | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Stand rentelasten bestaande schuld per 20 juli 2008 | 8 287 | 7 340 | 6 318 | 5 375 | 4 745 | 4 147 | ||
Rentelasten resterend kapitaalmarktberoep 2008 | 5 472 | 4,50% | 82 | 246 | 246 | 246 | 246 | 246 |
Rentelasten kapitaalmarktberoep 2009 | 28 798 | 5,00% | 720 | 1 440 | 1 440 | 1 440 | 1 440 | |
Rentelasten kapitaalmarktberoep 2010 | 19 549 | 4,50% | 440 | 880 | 880 | 880 | ||
Rentelasten kapitaalmarktberoep 2011 | 15 556 | 4,50% | 350 | 700 | 700 | |||
Rentelasten kapitaalmarktberoep 2012 | 4 240 | 4,50% | 95 | 191 | ||||
Rentelasten kapitaalmarktberoep 2013 | 1 928 | 4,50% | 43 | |||||
Rentelasten vaste schuld | 8 369 | 8 306 | 8 444 | 8 291 | 8 106 | 7 647 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
De raming voor de rentelasten vlottende schuld bestaat uit rentelasten die voortvloeien uit de DTC-portefeuille en rentelasten op tijdelijk op de markt opgenomen liquiditeiten.
Tabel 2: Opbouw van de rentelasten vlottende schuld, 2008–2013 (x € 1 mln.) | ||||||
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Gemiddelde omvang DTC-portefeuille | 25 300 | 32 700 | 32 700 | 32 700 | 32 700 | 32 700 |
Korte rekenrente | 4,75% | 4,75% | 4,25% | 4,25% | 4,25% | 4,25% |
Rentelasten DTCs | 1 202 | 1 553 | 1 390 | 1 390 | 1 390 | 1 390 |
Gemiddelde omvang dagelijks schatkistsaldo | 4 800 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 |
Korte rekenrente | 4,75% | 4,75% | 4,25% | 4,25% | 4,25% | 4,25% |
Rentelasten overig kort papier | 228 | 166 | 149 | 149 | 149 | 149 |
In tabel 3 en 4 worden de opbouw van de uitgaven en ontvangsten sinds ontwerpbegroting 2008 weergegeven. Deze uitgaven en ontvangsten hebben zowel betrekking op rentekosten- en baten als op aflossingen en de uitgifte van schuld.
Tabel 3 bevat de optelling van alle uitgaven die samenhangen met de staatsschuld. Het gaat hierbij voornamelijk om de uitgaven voor rente en de uitgaven voor aflossingen.
Tabel 3: Opbouw uitgaven (x € 1 mln.)1 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Stand ontwerpbegroting 2008 | 31 406 | 42 253 | 33 021 | 22 735 | 22 489 | |
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 | 4 627 | – 165 | – 165 | 3 002 | – 146 | |
Waarvan mutatie rentelasten | – 373 | – 165 | – 165 | – 215 | – 146 | |
Waarvan mutatie aflossing vaste schuld | 0 | 0 | 0 | 3 217 | 0 | |
Nieuwe mutaties | 161 | 204 | 60 | 5 141 | 78 | |
Waarvan mutatie rentelasten | 161 | 204 | 60 | – 52 | 78 | |
Waarvan mutatie aflossing vaste schuld | 0 | 0 | 0 | 5 193 | 0 | |
Stand ontwerpbegroting 2009 | 36 194 | 42 292 | 32 916 | 30 878 | 22 420 | 21 798 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
Tabel 4 bevat de optelling van alle ontvangsten die samenhangen met de staatsschuld. Dit betreft voornamelijk ontvangsten door de uitgifte van vaste schuld. De raming van de hoeveelheid uit te geven schuld wordt gemaakt op basis van de aflossingen, het feitelijk tekort of overschot en andere factoren die het te lenen bedrag verlagen of verhogen.
Tabel 4: Opbouw ontvangsten (x € 1 mln.)1 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Stand ontwerpbegroting 2008 | 22 288 | 30 363 | 19 881 | 8 322 | 2 352 | |
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 | 1 679 | 13 | 5 | 3 247 | 69 | |
Waarvan mutatie rentebaten | 40 | 13 | 5 | 30 | 69 | |
Waarvan mutatie uitgifte vaste schuld | 1 639 | 0 | 0 | 3 217 | 0 | |
Nieuwe mutaties | – 1 344 | – 1 375 | – 197 | 4 096 | 1 953 | |
Waarvan mutatie rentebaten | 38 | 40 | – 18 | – 24 | – 32 | |
Waarvan mutatie uitgifte vaste schuld | – 1 381 | – 1 416 | – 197 | 4 120 | 1 985 | |
Stand ontwerpbegroting 2009 | 22 623 | 29 001 | 19 689 | 15 665 | 4 374 | 2 113 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
In deze paragraaf komt de opbouw van de ramingen met betrekking tot het kasbeheer aan bod. Ook wordt de totale mutatie sinds de ontwerpbegroting 2008 toegelicht.
Afgezien van de alleen de interne boekhouding van het Rijk betreffende rentevergoedingen aan het AOW-spaarfonds, bestaan de rentelasten grotendeels uit rentebetalingen aan baten-lastendiensten, RWT’s en Sociale Fondsen in het kader van geïntegreerd middelenbeheer (tabel 5).
Tabel 5: Opbouw rentelasten (x € 1 mln.)1 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Totale rentelasten | 2 162 | 2 309 | 2 505 | 2 806 | 3 063 | 3 319 |
Rente Baten-lastendiensten | 42 | 51 | 46 | 46 | 46 | 46 |
Rente RWTs en derden | 260 | 257 | 230 | 230 | 230 | 230 |
Rente Sociale Fondsen | 438 | 379 | 345 | 435 | 456 | 460 |
Rente AOW-spaarfonds | 1 404 | 1 606 | 1 868 | 2 079 | 2 315 | 2 567 |
Rente FES | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige rentelasten | 17 | 16 | 16 | 16 | 16 | 16 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
Het meerjarig verloop van de rentelasten in het kader van geïntegreerd middelenbeheer hangt onder meer samen met de verwachte mutaties in de rekening-couranttegoeden (tabel 6).
Tabel 6: Opbouw mutaties in rekening-courant en depositos (x € 1 mln.)1 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Mutaties alle rc-tegoeden | 416 | – 1 256 | 151 | 2 113 | 490 | 96 |
Mutaties in rc Baten-lastendiensten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Mutaties in rc RWTs | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Mutaties in rc Sociale Fondsen | 416 | – 1 256 | 151 | 2 113 | 490 | 96 |
1 Toename minus afname van de saldi; als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
De rentebaten bestaan vrijwel in hun geheel uit rentebetalingen door baten-lastendiensten en RWT’s in het kader van geïntegreerd middelenbeheer (tabel 7).
Tabel 7: Opbouw rentebaten (x € 1 mln.)1 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Totale rentebaten | 488 | 505 | 527 | 534 | 529 | 540 |
Rente Baten-lastendiensten | 333 | 343 | 356 | 363 | 369 | 373 |
Rente RWTs en derden | 140 | 150 | 158 | 158 | 147 | 154 |
Rente Sociale Fondsen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Rente FMS-account | 8 | 7 | 7 | 7 | 7 | 7 |
Overige rentebaten | 7 | 6 | 6 | 6 | 6 | 6 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
Het meerjarige verloop van de rentebaten in het kader van geïntegreerd middelenbeheer hangt onder meer samen met de verwachte netto leningverstrekking (tabel 8).
Tabel 8: Opbouw leningen minus aflossingen (x € 1 mln.)1 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Totaal leningen minus aflossingen | 778 | 389 | 279 | 194 | 188 | 320 |
Netto leningen baten-lastendiensten | 460 | 350 | 271 | 236 | 216 | 167 |
Netto leningen RWT’s | 317 | 39 | 8 | – 42 | – 28 | 153 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
In tabel 9 en 10 wordt de opbouw van de uitgaven en ontvangsten sinds de ontwerpbegroting 2008 weergegeven.
Tabel 9: Opbouw uitgaven (x € 1 mln.)1 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Stand ontwerpbegroting 2008 | 3 788 | 6 724 | 6 321 | 5 879 | 4 243 | |
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 | 967 | – 3 021 | – 406 | – 523 | 208 | |
Waarvan rentelasten | – 111 | 60 | 91 | 116 | 110 | |
Waarvan verstrekte leningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Waarvan mutaties in rek. courant en depositos | 1 078 | – 3 081 | – 497 | – 639 | 99 | |
Nieuwe mutaties | – 1 242 | 1 104 | – 2 166 | – 1 170 | 356 | |
Waarvan rentelasten | – 386 | – 475 | – 434 | – 199 | – 165 | |
Waarvan verstrekte leningen | 222 | 324 | 445 | 354 | 719 | |
Waarvan mutaties in rek. courant en depositos | – 1 078 | 1 256 | – 2 178 | – 1 325 | – 198 | |
Stand ontwerpbegroting 2009 | 3 513 | 4 807 | 3 749 | 4 187 | 4 808 | 4 489 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
Tabel 10: Opbouw ontvangsten (x € 1 mln.)1 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Stand ontwerpbegroting 2008 | 1 719 | 1 282 | 1 417 | 1 642 | 1 598 | |
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 | – 538 | 260 | 4 | 4 | 4 | |
Waarvan rentebaten | – 7 | – 1 | 4 | 4 | 4 | |
Waarvan ontvangen aflossingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Waarvan mutaties in rek. courant en depositos | – 531 | 261 | 0 | 0 | 0 | |
Nieuwe mutaties | 296 | – 185 | 219 | 2 186 | 973 | |
Waarvan rentebaten | – 22 | – 17 | 0 | 13 | 52 | |
Waarvan ontvangen aflossingen | – 98 | 94 | 68 | 60 | 431 | |
Waarvan mutaties in rek. courant en depositos | 416 | – 261 | 151 | 2 113 | 490 | |
Stand ontwerpbegroting 2009 | 1 477 | 1 357 | 1 641 | 3 832 | 2 575 | 1 486 |
1 Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
Tabel 11: Opbouw uitgaven (x € 1000)1 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
Stand ontwerpbegroting 2008 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Mutatie 1e suppletore begroting 2008 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Nieuwe mutaties | 142 | 143 | 135 | 125 | 125 | 125 |
Loonbijstelling | – 142 | – 143 | – 135 | – 125 | – 125 | – 125 |
Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Stand ontwerpbegroting 2009 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De nieuwe mutaties vloeien voort uit de toerekening van de loonbijstelling aan de loongevoelige begrotingsartikelen.
AOW | Algemene Ouderdomswet |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
CP | Commercial Paper |
DSL | Dutch State Loan |
DTC | Dutch Treasury Certificate |
EMU | Economic and Monetary Union |
Eonia | European Overnight Index Average |
FES | Fonds Economische Structuurversterking |
GMB | Geïntegreerd Middelen Beheer |
RWT | Rechtspersoon met een Wettelijke Taak |
SEPA | Single Euro Payments Area |
Een onderdeel van de Rijksoverheid waarvoor afwijkende beheersregels gelden gericht op het bevorderen van bedrijfsmatig werken. Belangrijk aspect hierbij is dat het baten-lastenstelsel wordt toegepast en de dienst toegang heeft tot een leen- en depositofaciliteit bij de minister van Financiën.
Schuldbewijzen met een korte looptijd die kunnen worden ingezet om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. CP is een geldmarktinstrument dat wordt uitgegeven en verhandeld op discontobasis. CP kent flexibele uitgiftemomenten en looptijden. Bovendien bestaat de mogelijkheid uit te geven in vreemde valuta. CP is een aanvulling op het DTC programma voor wat betreft de kortere looptijden.
In de Comptabiliteitswet 2001 is het beheer van de financiën van het Rijk vastgesteld. De diverse hoofdstukken in deze wet gaan in op onder andere de begroting, het begrotingsbeheer en de bedrijfsvoering van het Rijk, het toezicht van de ministers en de verantwoording van het Rijk.
Het deposito is geld dat door een belegger voor een bepaalde rentevaste periode tegen een rentevergoeding is ondergebracht bij een bank of – in het geval van geïntegreerd middelenbeheer – bij de schatkist van de Rijksoverheid. De looptijd van een deposito kan variëren van een dag (zogeheten daggeld) tot meerdere jaren.
Engelse benaming voor Nederlandse staatsleningen.
Dutch Treasury Certificates (DTC’s)
Engelse benaming voor Nederlands schatkistpapier. Schuldbewijzen met een korte looptijd uitgegeven door het Rijk om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. DTC’s worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis. DTC wordt uitgegeven in looptijden van 3 tot en met 12 maanden op vooraf vastgestelde data.
Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid. Weergave op transactiebasis wil zeggen dat de economische handeling die leidt tot de uitgave of ontvangst (transactie) zoveel mogelijk als meetmoment wordt genomen.
Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen tussen deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een brutoschuldbegrip.
Tot en met 2007 werd het Fonds Economische Structuurversterking gevoed met een deel van de aardgasbaten, alsmede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, of uit opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. Vanaf 2008 is sprake van een vaste FES-voeding waarbij de voeding uit gasbaten bij begrotingswet wordt vastgesteld. Door deze manier van vaststellen van de gasbatenvoeding van het fonds is de FES-voeding uit rentebaten niet meer relevant en is derhalve komen te vervallen. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken.
Een portefeuille die gekenmerkt wordt door een gelijkmatig aflosprofiel dat in stand gehouden kan worden door voortdurend in één en dezelfde looptijd leningen uit te geven.
Het bundelen van publieke middelen gericht op een doelmatig kasbeheer. Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde heffing(en).
Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar. Wordt veelal aangeduid met de term vaste schuld.
In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote aan- en verkooporders verhandeld worden zonder dat dit een substantieel effect op de prijs (koers) heeft.
Vaste (gevestigde) en vlottende schuld van de Staat zoals die samenhangt met het artikel Financiering staatsschuld en het artikel Kasbeheer in deze begroting.
Sinds 1999 maakt de Staat gebruik van een stelsel van Primary Dealers voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. Het stelsel bestaat uit een groep banken (op dit moment 12). Bij het samenstellen van de groep Primary Dealers wordt veel aandacht besteed aan een goede balans tussen banken die zijn gericht op de lokale, de regionale, en de mondiale markten. Deze balans is gewenst met het oog op het bereiken van een brede spreiding aan eindbeleggers in Nederlandse staatsobligaties.
Het belangrijkste doel van de samenwerking met de Primary Dealers is om de markt voor Nederlandse staatsleningen liquide te houden. Met alle Primary Dealers is een éénjarig contract aangegaan. De Primary Dealers verplichten zich om DSL’s af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot de verplichtingen hoort ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten. Tegenover deze verplichtingen staat het exclusieve recht om DSL’s bij het Agentschap af te nemen en gebruik te maken van de repo- en stripfaciliteit. De Primary Dealers ontvangen daarnaast een financiële vergoeding die afhankelijk is van de afgenomen hoeveelheid DSL’s bij emissies.
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)
Een zelfstandige organisatie die in een wet geregelde taak uitvoert met behulp van publiek geld, welk geld is verkregen bij of krachtens de wet ingestelde heffing.
Een rekening waarover in de regel giraal betalingsverkeer wordt afgewikkeld en waaruit (een deel van) de onderlinge financiële verhouding is op te maken tussen de houder van de rekening en de instelling alwaar de rekening wordt aangehouden.
Boekhoudkundig veronderstelde rente in begroting en meerjarencijfers.
Een renteswap is een contract tussen twee partijen waarin wordt overeengekomen om gedurende de looptijd een vaste rente te ruilen tegen een variabele rente (meestal 6 of 3 maanden).
Een instrument om de liquiditeit van staatsleningen en DTC’s te garanderen. Onder bepaalde condities kunnen Primary Dealers (en in het geval van DTC’s ook Single Market Specialists) in geval van schaarste staatsleningen of DTC’s lenen van de Staat tegen een vergoeding.
Saldo op de rekening van het Rijk bij De Nederlandsche Bank.
SEPA (Single Euro Payments Area) is een marktgedreven initiatief en dient er voor te zorgen dat burgers en bedrijven in de Eurozone met dezelfde betaalmiddelen (giro- en bankoverschrijvingen, automatische incasso en kaartbetalingen) en onder dezelfde voorwaarden hun betalingen kunnen afhandelen binnen de gehele Eurozone. In dat kader hebben de Europese banken Europese standaarden opgesteld waaraan zij ook de bestaande nationale betaalproducten willen laten gaan voldoen. Dit betekent dat de bestaande nationale betaalproducten op (korte) termijn zullen worden vervangen door nieuwe pan-Europese betaalproducten of zullen gaan voldoen aan de Europese standaarden.
Een aantal geselecteerde banken die naast de Primary Dealers deelnemen aan het DTC-marktstelsel, een in 2001 op initiatief van de Nederlandse Staat gestart marktstelsel. Onderdeel van het stelsel is de quotering van DTC’s op MTS Amsterdam. In het stelsel nemen zowel Primary Dealers als een aantal geselecteerde banken deel, die zich Single Market Specialists mogen noemen. Naast de verplichting tot het quoteren krijgen deze partijen exclusief toegang tot de elektronische veilingen DTC’s. Ook kunnen de partijen beroep doen op een repofaciliteit voor DTC’s.
Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (vaste en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar vormen de vaste (gevestigde) staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar vormen de vlottende staatsschuld. Soms wordt een ruimere definitie gebruikt voor de vlottende staatsschuld, namelijk bestaande uit leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal twee jaar. De staatsschuld is niet gelijk aan de EMU-schuld, die een breder begrip meet.
Een stripfaciliteit stelt beleggers in staat een bepaalde lening te ontbinden. Dat betekent dat de hoofdsom en elk van de coupons van de specifieke lening apart verhandeld kunnen worden. Een destripfaciliteit daarentegen biedt de mogelijkheid om een reeks van coupons aan een hoofdsom te binden en op deze manier een nieuwe lening te creëren.
Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar. Wordt ook wel gevestigde schuld genoemd.
Leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar.