Algemene doelstelling
Het beschermen van jeugdigen tegen aantasting van een goede opvoedings- en leefsituatie op het terrein van interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering en het bestrijden en voorkomen van jeugdcriminaliteit.
Meerjarenperspectief
Op het terrein van interlandelijke adoptie wordt een nadere invulling gegeven aan de belangen van de te adopteren buitenlandse kinderen en de wensen van adoptiefouders. Daarbij wordt rekening gehouden met de druk op het adoptieproces door het afnemende aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie in aanmerking komt en een toename van het aandeel kinderen met «special needs».
Het bestrijden van jeugdcriminaliteit is één van de speerpunten. De inzet is om de recidive onder jeugdigen over 7 jaar te laten dalen met 10% in de periode van 2002–2010. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in de persoonsgerichte aanpak en het verhogen van de effectiviteit van sancties. De komende jaren worden de genoemde investeringen voortgezet en wordt extra aandacht besteed aan de samenhang tussen preventie, repressie en nazorg.
Omschrijving van de samenhang
Kinderen hebben recht op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en groei naar zelfstandigheid. Dit recht is opgenomen in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind dat door Nederland is ondertekend. Het Rijk is voorwaardenscheppend ten behoeve van dit recht van kinderen. Het justitieel jeugdbeleid bestaat uit het beleid inzake de aanpak van jeugdcriminaliteit, interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering.
Verantwoordelijkheid
De Minister van Justitie is eerstverantwoordelijk voor de effectieve aanpak van jeugdcriminaliteit en het zorgvuldig uitvoeren van de vastgestelde internationale verdragen inzake internationale kinderontvoering en interlandelijke adoptie, conform Haags adoptieverdrag en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Wat betreft internationale kinderontvoering krijgt de Minister van Justitie, door de uitplaatsing van de procesvertegenwoordigende rol van de Centrale autoriteit voor internationale kinderontvoering, met ingang van januari 2011 uitsluitend een systeemverantwoordelijkheid.
Verschillende departementen en organisaties zijn verantwoordelijk voor de preventie van jeugdcriminaliteit. Het kabinet stimuleert dat deze organisaties gezamenlijk in een zo vroeg mogelijk stadium bedreigende situaties voor jeugdigen signaleren en passende maatregelen treffen. Zo wordt de druk op de jeugdstrafrechtketen tot een minimum beperkt. Ook voor de bestrijding van jeugdcriminaliteit wordt door vele organisaties samengewerkt, zoals politie, Halt, het Openbaar Ministerie, de Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, de Dienst Justitiële Inrichtingen en de Zittende Magistratuur. De Minister van Justitie stuurt door middel van regelgeving, kaderstelling en financiering.
Naast de Minister van Justitie zijn ook de Ministers voor Jeugd en Gezin, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) verantwoordelijk voor vraagstukken rond jeugd. De Minister voor Jeugd en Gezin is verantwoordelijk voor een samenhangend Jeugd- en Gezinsbeleid. In de taakafbakening met Justitie is hij eerstverantwoordelijk voor het beleid inzake jeugdbescherming, de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s), jeugdzorg, kindermishandeling en gezinsbeleid waaronder scheiding en omgang. De Minister van OCW is primair verantwoordelijk voor de organisatie van het onderwijs en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten.
Externe factoren
Justitie heeft geen invloed op het aantal kinderen dat voor interlandelijke adoptie in aanmerking komt. Evenmin heeft Justitie invloed op het aantal kinderontvoeringen.
De omvang van jeugdcriminaliteit is deels afhankelijk van ontwikkelingen in de samenleving die niet direct door Justitie zijn te beïnvloeden, zoals sociale problemen en demografische veranderingen.
Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
De resultaten op het gebied van internationale kinderontvoering, interlandelijke adoptie en jeugdcriminaliteit worden door verschillende factoren beïnvloed. Deels ook buiten de directe beïnvloedingssfeer van de Minister van Justitie.
Hierdoor is het niet eenvoudig om precies te meten c.q. inzichtelijk te maken in hoeverre het beleid van Justitie bijdraagt aan de realisatie van de maatschappelijke effecten (outcome) die met dit artikel worden beoogd. Desalniettemin worden onder de operationele doelstellingen enkele meetbare gegevens opgenomen die inzicht bieden in de inspanningen van Justitie.
Voor de bestrijding van de jeugdcriminaliteit en vermindering van recidive (operationele doelstelling 14.2) zijn maatschappelijke effecten redelijk goed inzichtelijk te maken, op basis van een geheel aan input, output en outcome-indicatoren. Voor de beide operationele doelstellingen geldt dat naast de (kwantitatieve) prestatiegegevens door middel van evaluatieonderzoek periodiek en indien nodig onderwerpspecifiek, op kwalitatieve en kwantitatieve wijze informatie wordt verkregen over de beleidseffecten.
Jeugdrecidive
In de periode van 2002–2010 dient de recidive onder jeugdigen te dalen met 10%. De recidivecijfers met betrekking tot jeugdigen worden gepubliceerd in de jaarlijkse Recidivemonitor van het WODC (www.wodc.nl). In deze rapportage wordt naast de 7-jaars recidive ook bericht over de 2-jaars recidive. In april 2010 is de laatste recidivemeting aan de Tweede Kamer verstuurd als bijlage bij Kamerstukken II 28 684, nr. 276. Belangrijkste bevinding inzake jeugdigen met een strafzaak is dat de gecorrigeerde 2-jaars recidive tussen 1997 en 2004 is gestegen van 36,1% naar 41,6% en dat er tussen 2004 en 2006 sprake is van een lichte daling van 1,3%. In de JJI-sector is de prevalentie van de 2-jaars algemene recidive in de periode tussen 1997 en 2006 met circa 1,9% gedaald.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 528 109 | 454 295 | 452 497 | 480 375 | 490 835 | 494 823 | 494 519 | |
Waarvan garanties 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Programma-uitgaven | 526 011 | 454 295 | 452 497 | 480 375 | 490 835 | 494 823 | 494 519 | |
14.1 | Uitvoering jeugdbescherming | 7 020 | 10 561 | 10 480 | 10 736 | 10 666 | 10 618 | 10 619 |
Waarvan juridisch verplicht | – | 9 872 | 9 701 | 9 937 | 9 690 | 9 467 | 9 290 | |
14.1.1 RvdK – civiele maatregelen | 5 070 | 4 590 | 4 487 | 4 574 | 4 515 | 4 459 | 4 460 | |
14.1.4 Overig | 1 950 | 5 971 | 5 993 | 6 162 | 6 151 | 6 159 | 6 159 | |
14.2 | Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd | 518 991 | 443 734 | 442 017 | 469 639 | 480 169 | 484 205 | 483 900 |
Waarvan juridisch verplicht | – | 437 965 | 429 971 | 454 235 | 457 889 | 458 252 | 454 479 | |
14.2.1 DJI – jeugd | 324 912 | 253 207 | 251 362 | 271 205 | 275 258 | 278 242 | 277 917 | |
14.2.2 RvdK – strafzaken | 102 679 | 92 757 | 81 753 | 85 481 | 86 249 | 87 142 | 87 151 | |
14.2.3 HALT | 12 540 | 12 279 | 12 364 | 12 719 | 13 048 | 13 062 | 13 063 | |
14.2.4 Bureaus jeugdzorg – jeugdreclassering | 57 877 | 59 081 | 59 048 | 61 829 | 61 891 | 61 978 | 61 984 | |
14.2.5 DJJ – overig | 20 983 | 26 410 | 37 490 | 38 405 | 43 723 | 43 781 | 43 785 | |
Ontvangsten | 12 850 | 3 990 | 1 487 | 1 487 | 1 487 | 1 487 | 1 487 |
Artikel 14: Het niet-juridische verplichte deel van het budget op dit beleidsartikel is gereserveerd voor onder andere de aanpak van jeugdcriminaliteit en de verbetering van de kwaliteit van de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s). De bekostiging van de particuliere justitiële jeugd- en TBS-inrichtingen alsmede de inkoop van forensische zorg in het strafrechtelijk kader zijn onder het verplichte deel inbegrepen.
Operationele doelstelling 14.1
Een zorgvuldige uitvoering van en toezicht op interlandelijke adoptie en zaken van internationale kinderontvoering in het licht van de relevante verdragen en Europese verordeningen op dit terrein.
Motivering
Om te voldoen aan het Haags Adoptieverdrag en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind wordt gewaarborgd dat ouders door de Stichting Adoptie Voorziening adequate voorlichting krijgen, wordt gezinsonderzoek uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming om de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders te onderzoeken en wordt toezicht gehouden op de vergunninghouders die verantwoordelijk zijn voor de adoptiebemiddeling. De Centrale autoriteit voor interlandelijke adoptie verleent en verlengt de vergunningen van deze vergunninghouders, conform de uitgangspunten van het Kwaliteitskader vergunninghouders, welke voor de Inspectie Jeugdzorg dient als toetsingskader. De Centrale autoriteit voor internationale kinderontvoering richt zich op de bescherming van jeugdigen in het kader van internationale kinderontvoering, onder meer door het geven van voorlichting.
Interlandelijke Adoptie
Instrumenten
Om de kwaliteit van het adoptieproces verder te verhogen wordt ingezet op:
• Professionalisering van de vergunninghouder (zie kwaliteitskader, Kamerstukken II 31 265, nr. 8). In 2011 wordt de bedrijfsvoering van de vergunninghouders gevolgd aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek uit 2010 van de Departementale Audit Dienst naar de bedrijfsvoering en de financiën van de vergunninghouders. Dit gebeurt in het kader van de beoordeling van verzoeken tot verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning.
• Toezicht op en de controle van het voldoen aan de kwaliteitseisen door de vergunningshouders (wordt uitgeoefend door de Inspectie Jeugdzorg). Daarnaast wordt ingezet op een verantwoorde herziening van de deelbemiddelingsprocedure en verruiming van de leeftijdsgrenzen tot een maximale leeftijd van 48 jaar voor de aspirant-adoptiefouders en 8 jaar voor het adoptiekind, met een maximaal leeftijdsverschil van 40 jaar. Hiertoe wordt de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) gewijzigd, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Kalsbeek.
• Verlaging van de financiële drempels voor adoptiefouders. Hiervoor wordt de Regeling tegemoetkoming kosten van adoptie opgenomen in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka). De regeling vervangt de mogelijkheid van aftrek wegens buitengewone uitgaven (Wet inkomstenbelasting 2001). De regeling komt tegemoet aan de motie Van der Vlies (Kamerstukken II 31 200, nr. 50) en een aanbeveling van de Commissie Kalsbeek om financiële drempels voor aspirant-adoptiefouders te verlagen. Het wetsvoorstel is in juli 2010 aangeboden aan de de Tweede Kamer (Kamerstukken II 32 446).
• Meer aandacht besteden aan onderzoek naar bijzondere geschiktheid van aspirant-adoptiefouders voor het opnemen van een kind met speciale zorgbehoeften. Hiertoe zal de Raad voor de Kinderbescherming in samenspraak met de vergunninghouders een eenduidige definitie van het concept «kinderen met special needs» formuleren. Ook zal de bruikbaarheid van de gezinsrapporten voor de bemiddeling worden bevorderd door deze systematisch met de vergunninghouders te evalueren.
Internationale kinderontvoering
In 2011 worden de procesvertegenwoordigende taken van de Centrale autoriteit voor internationale kinderontvoering beëindigd en overgedragen aan de advocatuur. De uitplaatsing van de procesvertegenwoordigende rol van de Centrale autoriteit volgt onder meer uit het belang van «equality of arms» van ouders.
Meetbare gegevens
De beleidseffecten op het terrein van interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering zijn niet meetbaar te maken met outcome-indicatoren (explain).
Interlandelijke adoptie
In 2008 zijn 1 861 verzoeken om beginseltoestemming ingediend, 1 047 verleend en 767 kinderen opgenomen. In 2009 zijn 1 770 verzoeken ingediend, 946 verleend en 682 kinderen opgenomen.
Er wordt een indicator ontwikkeld die inzicht geeft in de zorgvuldigheid van de uitgevoerde adoptieprocedures en de bejegening van de aspirant-adoptiefouders. In het belang van de aspirant-adoptiefouders duurt de doorlooptijd vanaf het starten van de voorlichting tot aan het krijgen van de beginseltoestemming niet langer dan noodzakelijk. De doorlooptijd bestaat uit de voorlichtingsperiode die 12 tot 14 weken in beslag neemt, gevolgd door het gezinsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, dat binnen 90 dagen na aanvang ervan dient te zijn afgerond, waarna de Centrale Autoriteit binnen twee weken een beslissing neemt over het al dan niet toekennen van een beginseltoestemming. De kwaliteitseisen van het adoptieproces zijn vastgelegd in het in 2008 vastgestelde kwaliteitskader (Kamerstukken II 31 265, nr. 8).
Internationale kinderontvoering
De implementatie van de verkorting van de teruggeleidingsprocedure zal in 2011 zijn afgerond. Door de verkorting van de teruggeleidingsprocedure bij inkomende zaken van internationale kinderontvoering wordt de doorlooptijd verkort tot 6 maanden.
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering | Starten in 2012 | www.wodc.nl |
Toelichting
Door middel van de beleidsdoorlichting «interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering» wordt onderzocht in hoeverre het geheel aan beleidsmaatregelen bijdraagt aan de zorgvuldige behandeling van interlandelijke adoptiezaken en van internationale kinderontvoeringszaken.
Operationele doelstelling 14.2
Het voorkomen dat jeugdigen delicten plegen èn wanneer zij dat wel doen, niet in herhaling vervallen (het verminderen van recidive).
Motivering
Jeugdcriminaliteit brengt zowel de samenleving als de ontwikkeling van de individuele jongere veel schade toe en moet daarom worden voorkomen. In de aanpak is een samenhangend pakket van maatregelen ondergebracht. Speerpunten zijn vroegtijdig ingrijpen, een persoonsgerichte aanpak, een snelle en consequente jeugdketen, passende nazorg en de aanpak van recidive onder strafrechtelijk werkgestrafte jeugdigen.
Vroegtijdig ingrijpen richt zich in het bijzonder op kinderen onder de 12 jaar die in aanraking komen met de politie. Dit is een belangrijke doelgroep, omdat de kans op gedragsverandering het grootst is wanneer de reactie zo vroeg mogelijk plaatsvindt. Het voorkomen van delicten betreft in veel gevallen het voorkomen van herhaling. Snelle tenuitvoerlegging van de sanctie en goede begeleiding dragen hier aan bij.
De verbeterplannen van de Justitiële Jeugdinrichtingen zijn gericht op het verhogen van de kwaliteit van de opvoeding en effectiviteit van de behandeling in justitiële jeugdinrichtingen.
Programma «Aanpak Jeugdcriminaliteit»
Instrumenten
Vroegtijdig ingrijpen
Jeugdigen die vroeg beginnen met het plegen van strafbare feiten, hebben een grote kans dit gedrag lange tijd voort te zetten. Het tijdig signaleren en beïnvloeden van dit gedrag, draagt bij aan het voorkomen van criminele carrières. Daarom wordt – in het kader van de verbeterde aanpak van 12-minners – ingezet op:
• Vroegtijdige signalering van risico’s bij kinderen op basis van gegevens in de politieregistratie. Hiertoe is in 2010 in vier pilots ervaring opgedaan met het gebruik van de gevalideerde methodiek Pro-Kid. Gesignaleerde risicokinderen worden doorverwezen naar Bureau Jeugdzorg. Op basis van de ervaringen uit de pilot-projecten wordt Pro-Kid in 2011, bij gebleken succes, landelijk uitgerold.
• Verbeteringen van de registratie van 12-minners met delictgedrag. In 2011 wordt getoetst of de verbeteringen zijn doorgevoerd. Verbetering van de registratie is de basis voor risicosignalering door Pro-Kid en een sluitende aanpak van 12-min verdachten.
• Het verhogen van de pakkans. De pilot-projecten zijn in 2010 geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie zal in 2011 een advies beschikbaar komen over hoe de pakkans het beste kan worden verhoogd.
Persoonsgerichte aanpak
De effectiviteit van sancties neemt toe wanneer deze aansluit op de problematiek van de jongere. Inmiddels zijn verschillende interventies (voorlopig) erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. De persoonsgerichte aanpak wordt bevorderd door:
• Erkenning van een volledig palet aan gedragsinterventies, zodat op alle criminogene factoren passende en kwalitatief goede interventies worden ingezet. In 2011 zal een volledig palet van erkende gedragsinterventies beschikbaar zijn. Daartoe zijn in 2010 enkele gedragsinterventies voor jeugdigen voorgelegd aan de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. De (voorlopig) erkende gedragsinterventies voor jeugdigen worden landelijk geïmplementeerd en gevolgd door evaluatieonderzoeken. Het streven is dat vanaf 2011 alleen erkende gedragsinterventies door Justitie worden gefinancierd.
• De inzet van een gericht diagnose-instrumentarium voor de jeugdstrafrechtketen, waarmee zeer doelgericht informatie wordt verzameld over de jongere, zodat met een passende interventie kan worden gereageerd. Eind 2010 wordt naar aanleiding van pilots en de evaluatie daarvan besloten of het instrumentarium landelijk kan worden toegepast.
Snelle en consequente jeugdketen
Een sanctie dient snel te volgen op een overtreding of misdrijf gepleegd door een jongere. Op deze manier ervaart de jongere de relatie tussen de misstap en de straf. Het is daarom van belang dat de verschillende partners in de keten hun aanpak snel en consequent uitvoeren en goed op elkaar (kunnen) afstemmen. De volgende instrumenten dragen hier aan bij:
• Het hanteren en naleven van realistische doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen. Op basis van een onderzoek naar de doorlooptijden is in 2010 een aantal verbetermaatregelen geïmplementeerd – zoals het herinrichten van een aantal logistieke werkprocessen – en zijn de scores op de Kalsbeeknormen gemonitord. In 2011 worden ten behoeve van de procedure «hoger beroep» verbetermaatregelen nader geïmplementeerd.
• Beter toezicht op de naleving van de voorwaarden die worden opgelegd bij een vonnis op basis van resultaten van een in 2010 gehouden pilot.
Aanpak recidive onder strafrechtelijk werkgestrafte jeugdigen
Een werkstraf heeft een verplicht karakter en de jongere krijgt er niet voor betaald: het is tenslotte straf. Voorbeelden van werkstraffen zijn: schoonmaken in een ziekenhuis, afwassen in de keuken van een verzorgingshuis, parkeergarages vegen voor de gemeente en het verwijderen van graffiti. Als de jongere de werkstraf niet goed uitvoert, kan besloten worden de werkstraf om te zetten in detentie. De doelgroep werkgestrafte jongeren betreft circa 55% van de totale populatie gestraften en kent een recidive van tenminste 34%. Ter verbetering van de werkstraf wordt door middel van simulaties bezien of en in hoeverre maatregelen in het werkproces concreet bijdragen aan recidivevermindering. Mogelijke maatregelen zijn: professionalisering van de werkmeester; verbeterde informatievoorziening tussen de ketenpartners; consequente reactie op het niet-nakomen van afspraken door werkgestraften. In 2010 en doorlopend in 2011 worden de verbetermaatregelen doorgevoerd in het proces.
Verbeterplannen Justitiële Jeugdinrichtingen
De afgelopen jaren is een groot aantal maatregelen afgerond om in de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) de kwaliteit en veiligheid te verbeteren. Een aantal activiteiten zal in 2011 worden voortgezet. Om de verdere kwaliteitsverbetering vorm te geven en de kwaliteit te borgen zal een aantal maatregelen getroffen moeten worden. De belangrijkste zijn:
• Hoger opgeleid personeel. Om te zorgen voor voldoende deskundigheid zal in 2011 de bijscholing van het zittende personeel tot op HBO-niveau voor de JJI’s worden voortgezet.
• Certificering van alle justitiële jeugdinrichtingen. In 2010 zijn de JJI’s gestart met de implementatie van het in 2009 ontwikkelde kwaliteitsborgingsysteem. In 2011 worden alle JJI’s gecertificeerd. Daarmee is een stevige basis gelegd voor de kwaliteit van de primaire processen en een sluitend systeem van periodieke toetsing, evaluatie en bijstelling ontwikkeld.
Per 1 januari 2010 is de scheiding tussen strafrechtelijke en civielrechtelijke jeugdigen afgerond. Vanwege teruglopende capaciteitsbehoefte voor strafrechtelijke jeugdigen en de stijgende behoefte aan gesloten jeugdzorgplaatsen zijn in 2010 twee (delen van) JJI’s tijdelijk onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Jeugd en Gezin gebracht. Uiterlijk 2011 wordt beslist of deze tijdelijke uitleen wordt verlengd dan wel in 2012 zal zijn beëindigd.
Meetbare gegevens
De belangrijkste (outcome) indicator voor beoogde beleidseffecten vormt het recidivepercentage (de cijfers hierover zijn opgenomen onder het kopje «meetbare gegevens» bij de algemene doelstelling»). Aanvullend worden indicatoren gehanteerd die inzicht geven in doorlooptijd in de jeugdstrafrechtketen en het bereik van de nazorg. Deze indicatoren bieden in gezamenlijkheid zicht op de effecten van verschillende ingezette beleidsinstrumenten ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit en het voorkomen van recidive.
Realisatie 2007 | Realisatie 2008 | Realisatie 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Eerste verhoor | ||||||
Halt verwijzing (7 dgn.) | 67 | 72 | 75 | 80 | 80 | 80 |
Ontvangst PV (1 mnd.) | 75 | 76 | 80 | 80 | 80 | 80 |
Start Halt-afdoening (2 mnd..) | 63 | 72 | 74 | 80 | 80 | 80 |
Afdoening OM (3 mnd..) | 77 | 79 | 79 | 80 | 80 | 80 |
Vonnis ZM (6 mnd.) | 57 | 54 | 62 | 70 | 80 | 80 |
Melding Raad | ||||||
Afronding taakstraf (160 dgn.) | 80 | 81 | 80 | 80 | 80 | 80 |
Rapport Basisonderzoek (40 dgn.) | 60 | 63 | 65 | 80 | 80 | 80 |
Bron: Factsheets doorlooptijden jeugdstrafrechtketen (PaG).
Toelichting
Korte doorlooptijden dragen bij aan de vermindering van recidive omdat de interventie snel volgt op het delict. In 2001 is de landelijke richtlijn voor doorlooptijden vastgesteld (Kalsbeeknorm). Het hanteren van een percentage van 80% laat ruimte voor complexe jeugdstrafrechtzaken die mogelijk een langere doorlooptijd vergen. In het kader van het verder verbeteren van de doorlooptijden zijn reeds maatregelen geïmplementeerd. Dit heeft er toe geleid dat er sprake is van een stijgende lijn in de resultaten.
Realisatie 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Percentage jongeren dat nazorg krijgt aangeboden | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Percentage jongeren waarvoor een trajectberaad is gehouden | 92 | 95 | 97 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Toelichting
Goede nazorg is het sluitstuk van een strafrechtelijke interventie. Een geslaagde terugkeer in de samenleving vermindert de kans op terugval in het criminele gedrag. Naar aanleiding van diverse maatregelen is op dit moment voor alle jongeren die een JJI verlaten zorg gegarandeerd.
Vroegtijdig ingrijpen
Voor een verbeterde registratie van 12-min verdachten is in 2010 door de politie een verbetertraject uitgevoerd. Met ingang van 2011 wordt systematisch gemeten welk percentage ook daadwerkelijk wordt geregistreerd als verdachte. Het streven is dat dit in 2011 in 90% van de gevallen gebeurt ten opzichte van de 0-meting die is gehouden voorafgaande aan het verbetertraject.
Verbeteringen JJI’s
In 2011 worden alle JJI’s gecertificeerd.
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Doorlichting tenuitvoerlegging van jeugdsancties | Afgerond in 2010 | www.wodc.nl |
Toelichting
De beleidsdoorlichting stelt de adequate tenuitvoerlegging van justitiële sancties bij minderjarigen in de periode 2004 tot en met 2009 centraal.
De beleidsdoorlichting jeugdsancties is op 28 juni 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 31 101, nr. 8).
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Evaluatie gedragsmaatregel jeugdstrafrecht | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Procesevaluatie gedragsinterventies | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Beleving van de werkstraf in de buurt door jeugdigen | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Vergelijking van de PIJ maatregel met bestaande alternatieve wettelijke afdoeningen | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Validering/ verbetering landelijk instrumentarium jeugdstrafrechtketen | Voorgenomen | |
Evaluatie Verbetertraject Toezicht Jeugd | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Toelichting
Evaluatie gedragsmaatregel jeugdstrafrecht
Evalueren van de invoering van de gedragsmaatregel en enige andere wijzigingen in het jeugdstrafrecht. Het gaat om de evaluatie van de Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op verruiming van de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen onder meer door de invoering van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (gedragsbeïnvloeding jeugdigen).
Procesevaluatie gedragsinterventies
De gedragsinterventies «Agressie Regulatie op Maat», «Sociale Vaardigheden op Maat» en «Tools4u» zijn erkend door de Erkenningscommissie gedragsinterventies Justitie. Bekeken wordt of de gedragsinterventies worden uitgevoerd conform afspraken.
Beleving van de werkstraf in de buurt door jeugdigen
Het onderzoek t.a.v. beleving van de werkstraf in de buurt door jeugdigen, moet inzicht geven in de (stigmatiserende) effecten van de werkstraf die ten uitvoer wordt gelegd in de (eigen) buurt en hoe jongeren deze manier van tenuitvoerlegging beleven. De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2011 per brief geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek Motie-Çörüz (Kamerstukken II 2007–2008, 28 684, nr. 158).
Vergelijking van de PIJ maatregel met bestaande alternatieve wettelijke afdoeningen
Impliciete en expliciete doelen van de PIJ-maatregel en andere maatregelen worden vergeleken en afgezet tegen de mate waarin ze daadwerkelijk aansluiten bij de doelgroep (PIJ-jongeren).
Validering/verbetering landelijk instrumentarium jeugdstrafrechtketen
In 2009 is het landelijk instrumentarium jeugdstrafrecht opgeleverd en dit is/wordt in 2009/2010 uitgetest in 2 pilotgebieden. Het betreft hier een onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en eerste validering van de ontwikkelde instrumenten.
Evaluatie Verbetertraject Toezicht Jeugd
In dit onderzoek wordt als resultaat hiervan, antwoord gegeven op de volgende vraag: Wordt de pilot van het project «Verbetertraject Toezicht Jeugd» in het arrondissement Breda uitgevoerd zoals beoogd en zijn bijstellingen nodig voordat het project landelijk wordt geïmplementeerd?