Base description which applies to whole site

BIJLAGE 4.1 FINANCIEEL BEELD ZORG

1. Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een integraal overzicht van de ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) gerekend worden. Het Financieel Beeld Zorg (FBZ) heeft ten opzichte van eerdere jaren een aantal aanpassingen ondergaan. In de leeswijzer van deze begroting is een passage opgenomen die het onderscheid tussen begroting- en premiegefinancierde uitgaven toelicht en de relatie tussen de begroting van VWS en het BKZ verduidelijkt.

Het voorliggende FBZ richt zich allereerst op de ontwikkeling van het BKZ (paragraaf 2). Paragraaf 3 geeft de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en ontvangsten weer en paragraaf 4 de horizontale ontwikkeling. De beschikbare uitgaven per sector komen in paragraaf 5 aan de orde. Binnen de cure en care is een aantal nieuwe sectoren toegevoegd, deze worden in paragraaf 6 toegelicht. In paragraaf 7 komen de financiering van de BKZ-uitgaven en de ontwikkeling van de premies Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en Zorgverzekeringswet (Zvw) aan de orde. Deze aanpassingen vormen de eerste stap naar een meer transparant Financieel Beeld Zorg.

2. Ontwikkeling van het BKZ en de netto-BKZ-uitgaven

De collectieve zorguitgaven nemen jaarlijks toe als gevolg van onder andere de vergrijzing, de toename van het aantal chronisch zieken en technologische ontwikkelingen. Om de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg te waarborgen heeft het kabinet in het financieel kader van het Regeerakkoord rekening gehouden met een groei van € 15 miljard in de periode 2011–2015. Dit betekent een reële groei van gemiddeld 3¼% per jaar, ruim boven de geraamde reële groei van het BBP met 1¼% per jaar.

Het BKZ is voor de periode 2011–2015 bij de start van het Kabinet Rutte vastgesteld, zie tabel 1.

Ondanks de geaccommodeerde groei zijn de zorguitgaven ook in 2011 sterker gestegen dan voorzien. De BKZ-uitgaven laten een bijstelling zien van ruim € 1,5 miljard in 2011. Een beperkt deel van deze stijging (€ 0,1 miljard in 2011) is te verklaren door het saldo van nominale ontwikkelingen en ijklijnmutaties. Het kader wordt hiervoor gecorrigeerd, waardoor een overschrijding resulteert in 2011 van € 1,4 miljard. Om te voorkomen dat de zorguitgaven op den duur onhoudbaar worden en andere collectieve uitgaven zullen verdringen, heeft het kabinet diverse maatregelen getroffen. In combinatie met de opwaartse bijstelling van het BKZ resulteert dit in een overschrijding van € 0,5 miljard in 2012, die in 2014 omslaat in een onderschrijding van € 0,2 miljard. De maatregelen worden toegelicht in paragraaf 3.

Tabel 1 Ontwikkeling van het BKZ en de netto-BKZ-uitgaven1 (bedragen x € 1 000 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

BKZ Regeerakkoord (2011–2015)

59 666

63 067

66 993

71 018

74 190

Bijstelling BKZ

112

– 70

– 116

– 123

– 123

waarvan Ontwikkeling prijs nationale bestedingen

– 36

– 167

– 178

– 188

– 197

waarvan IJklijnmutaties

149

97

62

65

74

BKZ in lopende prijzen

59 778

62 997

66 877

70 895

74 068

           

Netto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2012

61 157

63 546

66 961

70 659

73 986

           

Overschrijding (+)/onderschrijding (-)

1 379

549

84

– 236

– 82

Als gevolg van de bijstelling in de netto-BKZ-uitgaven

1 491

479

– 32

– 359

– 205

Bron: Startnota (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 29), VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

3. Ontwikkeling BKZ-uitgaven en -ontvangsten 2010 t/m 2016

Tabel 2 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2011 de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten zien. Hier worden alleen toegelicht de mutaties die hebben plaatsgevonden na het Regeerakkoord. Voor een uitgebreide toelichting op de Regeerakkoordmutaties wordt verwezen naar de Startnota (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 29).

Tabel 2 Verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten sinds de ontwerpbegroting 2011 (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Bruto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2011

61 107,5

62 615,1

65 926,0

69 951,3

74 470,7

79 573,5

 
               

1. Mutaties Startnota

 

235,1

605,1

730,0

392,6

– 1 632,4

 
               

Bruto-BKZ-uitgaven Startnota

61 107,5

62 850,2

66 531,1

70 681,3

74 863,3

77 941,1

 
               

Mee-/tegenvallers, maatregelen en intensiveringen

688,6

1 297,5

128,0

– 233,1

– 536,1

– 297,6

 

2. Actualisering zorguitgaven (zie tabel 2A)

628,9

1 073,0

1 013,1

1 246,1

1 376,1

1 675,1

 

3. Tariefmaatregel huisartsen

   

– 132,0

– 132,0

– 132,0

– 132,0

 

4. Verlaging eerdere korting ziekenhuizen

 

235,2

235,2

235,2

235,2

235,2

 

5. Hoofdlijnenakkoord instellingen voor medisch specialistische zorg

   

– 265,0

– 265,0

– 265,0

– 265,0

 

6. Verlaging eerdere tariefskorting medisch specialisten

 

42,4

42,4

42,4

42,4

42,4

 

7. Korting academische component

   

– 10,0

– 20,0

– 30,0

– 40,0

 

8. Afzien van pakketopname beweegkuur

   

– 69,0

– 30,0

– 19,0

– 9,0

 

9. Pakketuitname dieetadvisering

   

– 42,0

– 42,0

– 42,0

– 42,0

 

10. Pakketuitname maagzuurremmers

   

– 75,0

– 75,0

– 58,0

– 58,0

 

11. Pakketuitname stoppen met roken

   

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

 

12. Tariefkorting logopedie

   

– 6,0

– 6,0

– 6,0

– 6,0

 

13. Invoering darmkankerscreening

     

16,6

40,0

61,4

 

14. Maatregel fysiotherapie

   

– 50,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

 

15. Tariefmaatregel verloskunde

   

– 4,0

– 4,0

– 4,0

– 4,0

 

16. Kosten oneigenlijk gebruik SEH verhalen op patiënt

     

– 10,0

– 10,0

– 10,0

 

17. Maatregel farmaceutische hulp

 

– 42,0

– 42,0

– 57,0

– 57,0

– 57,0

 

18. Hulpmiddelen

 

20,0

20,0

20,0

20,0

20,0

 

19. Maatregelen ggz

   

– 393,0

– 393,0

– 393,0

– 393,0

 

20. Rechtmatigheid Zvw

 

– 7,0

– 7,0

– 7,0

– 7,0

– 7,0

 

21. Ramingsbijstelling kapitaallasten

   

34,0

52,0

30,5

16,0

 

22. Niet doorgaan maatregel minimale eigen betalingen AWBZ

   

80,0

80,0

80,0

80,0

 

23. Besparingsverlies beperken doelgroep AWBZ

   

20,0

       

24. Maatregelen persoonsgebonden budgetten

   

– 119,0

– 290,0

– 843,0

– 919,0

 

25. Inzet taakstellende intensiveringsmiddelen

   

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

 

26. Caribisch Nederland

 

22,5

15,2

15,2

14,5

14,1

 

27. Tekort budget Wtcg

   

50,0

50,0

50,0

50,0

 

28. Inkomensafhankelijke Wtcg

     

– 250,0

– 250,0

– 250,0

 

29. Diverse mutaties

59,7

– 46,6

– 127,9

– 319,6

– 218,8

– 209,6

 
               

Technische en macro-economische mutaties

427,2

265,2

528,8

308,5

284,2

– 199,2

 

30. Macro loon- en prijsbijstelling

 

116,8

288,8

103,5

75,9

– 18,0

 

31. IJklijnmutaties (zie tabel 2B)

– 41,6

148,4

96,8

61,8

65,1

74,0

 

32. Financieringsmutatie

468,8

           

33. Technische mutatie ggz

   

143,2

143,2

143,2

143,2

 
               

Totaal mutaties

1 115,8

1 562,7

656,8

75,4

– 251,9

– 98,4

 
               

Bruto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2012

62 223,3

64 412,9

67 187,9

70 756,7

74 611,4

77 842,7

82 099,4

BKZ-ontvangsten ontwerpbegroting 2011

2 908,2

3 183,9

3 464,4

3 607,9

3 765,0

3 935,7

 
               

34. Mutaties Startnota

     

80,0

80,0

– 185,0

 
               

BKZ-Ontvangsten Startnota

2 908,2

3 183,9

3 464,4

3 687,9

3 845,0

3 750,7

 
               

Tegenvallers, maatregelen en intensiveringen

100,4

71,9

177,2

107,2

107,2

105,2

 

35. Actualisering zorguitgaven

80,0

85,0

85,0

       

36. Ramingbijstelling eigen risico Zvw

 

– 33,0

– 54,0

– 20,0

– 20,0

– 22,0

 

37. Ramingbijstelling eigen bijdrage AWBZ

     

– 19,0

– 19,0

– 19,0

 

38. Eigen bijdrage Zvw

   

146,2

146,2

146,2

146,2

 

39. Diverse mutaties

20,4

19,9

         
               

Technische en macro-economische mutaties

23,7

           

40. IJklijnmutaties

23,7

           
               

Totaal mutaties

124,1

71,9

177,2

107,2

107,2

105,2

 
               

BKZ-ontvangsten ontwerpbegroting 2012

3 032,3

3 255,8

3 641,6

3 795,1

3 952,2

3 855,9

4 028,7

Netto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2011

58 199,3

59 431,2

62 461,6

66 343,4

70 705,7

75 637,8

 

Mutatie in de netto-BKZ-uitgaven

 

235,1

605,1

650,0

312,6

– 1 447,4

 

Netto-BKZ-uitgaven Startnota

58 199,3

59 666,3

63 066,7

66 993,4

71 018,3

74 190,4

 

Mutatie in de netto-BKZ-uitgaven

991,7

1 490,8

479,6

– 31,8

– 359,1

– 203,6

 

Netto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2012

59 191,0

61 157,1

63 546,3

66 961,6

70 659,2

73 986,8

78 070,7

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Uitgaven

1. Mutaties Startnota

De mutaties uit het Regeerakkoord en de nota van wijziging 2011 zijn reeds toegelicht in de Startnota die bij de start van het Kabinet Rutte is vastgesteld (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 29).

2. Actualisering zorguitgaven

Op basis van de gegevens van de NZa en het CVZ zijn de zorguitgaven 2010 geactualiseerd. Uit deze actualisering volgt per saldo voor 2012 een geraamde tegenvaller van € 1 013 miljoen. Deze tegenvaller wordt in de onderstaande tabel (tabel 2A) uitgesplitst (overschrijding (+)/onderschrijding (-).

Tabel 2A Actualisering zorguitgaven (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Huisartsenzorg

45,0

45,0

45,0

45,0

45,0

45,0

Tandheelkundige zorg

– 35,5

– 35,5

– 35,5

– 35,5

– 35,5

– 35,5

Fysiotherapie

36,8

36,8

36,8

36,8

36,8

36,8

Logopedie

6,1

6,1

6,1

6,1

6,1

6,1

Ergotherapie

5,6

5,6

5,6

5,6

5,6

5,6

Verloskunde en kraamzorg

3,8

10,2

10,2

10,2

10,2

10,2

Dieetadvisering

11,6

11,6

0,0

0,0

0,0

0,0

Ziekenhuiszorg1

79,6

43,9

0,0

0,0

0,0

0,0

Medisch specialisten1

142,8

142,8

0,0

0,0

0,0

0,0

ZBC’s1

138,3

138,3

0,0

0,0

0,0

0,0

Overig curatieve zorg1

30,2

30,2

7,0

7,0

7,0

7,0

Instellingen voor medisch specialistische zorg1

0,0

0,0

178,6

178,6

178,6

178,6

Vrijgevestigde medisch specialisten1

0,0

0,0

– 40,7

– 40,7

– 40,7

– 40,7

Ziekenvervoer

27,4

26,3

26,3

26,3

26,3

26,3

Geneesmiddelen

– 155,4

– 100,0

– 40,0

– 30,0

– 115,0

– 140,0

Hulpmiddelen

– 5,9

– 5,9

– 5,9

– 5,9

– 5,9

– 5,9

Geneeskundige ggz

254,7

254,7

254,7

254,7

254,7

254,7

Grensoverschrijdende zorg

54,4

40,9

40,9

40,9

40,9

40,9

Multidisciplinaire zorgverlening

69,9

69,9

69,9

69,9

69,9

69,9

Zorg in natura door AWBZ-instellingen

0,0

352,1

352,1

352,1

352,1

352,1

Persoonsgebonden budgetten AWBZ

14,3

0,0

102,0

325,0

540,0

864,0

Bovenbudgettaire vergoedingen

– 6,4

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Subsidies gehandicaptenzorg

– 3,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Beheerskosten uitvoeringsorganen AWBZ

2,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Subsidies MEE-instellingen

– 0,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Aanvullende post

– 21,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Wtcg (begroting VWS)

– 63,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Caribisch Nederland (begroting VWS)

– 1,5

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Totaal

628,9

1 073,0

1 013,1

1 246,1

1 376,1

1 675,1

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

1

Hier is rekening gehouden met de gevolgen van het «Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord» en het «Convenant bekostiging vrij gevestigde medisch specialisten» (zie ook paragraaf 6). Dit betreft de mutatie ten opzichte van het Regeerakkoord. De mutatie in het verdiepingshoofdstuk is ten opzichte van de Eerste suppletoire begroting 2011.

3. Tariefmaatregel huisartsen

Het huisartsenkader wordt gekort voor de structurele overschrijdingen die toe te schrijven zijn aan de huisartsenzorg.

4. Verlaging eerdere korting ziekenhuizen

In de begroting 2011 is bij de ziekenhuizen een structurele overschrijding (op basis van voorlopige realisatie 2009) vermeld van € 549 miljoen. Tegenover deze overschrijding is een voorgenomen korting van gelijke omvang opgenomen. Op grond van de definitieve cijfers over 2009 zijn voor 2011 zowel de overschrijding als de maatregel neerwaarts bijgesteld naar € 314 miljoen. Met deze mutatie wordt de kortingsmaatregel (opgenomen als – € 549 miljoen in de begroting 2011) verlaagd met € 235 miljoen.

5. Hoofdlijnenakkoord instelling voor medisch specialistische zorg

Op 4 juli 2011 is het Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord gesloten tussen de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN) en VWS. In dit hoofdlijnenakkoord zijn onder andere afspraken gemaakt over een beheerste kostenontwikkeling van de ziekenhuiszorg van 2,5% vanaf 2012 aan de hand van basisjaar 2011 (exclusief loon- en prijsbijstelling). Onderdeel van de afspraken is het oplossen van de meerjarige doorwerking van de overschrijdingen 2010. Op grond van de voorlopige realisatie 2010 (stand juni 2011) zijn de overschrijdingen bij ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra (ZBC) toegenomen met circa € 400 miljoen. Afgesproken is dat de instellingen en verzekeraars maatregelen nemen om hiervan per 2012 € 265 miljoen op te lossen. Concreet betekent dit dat voor dit bedrag het in het hoofdlijnenakkoord afgesproken beschikbare kader vanaf 2012 niet verhoogd wordt voor dit deel van de overschrijding. VWS neemt het restant, voor haar rekening. Hiervoor wordt het beschikbare kader, zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord, vanaf 2012 meerjarig wel opgehoogd. Tevens wordt in het kader van de bestuurlijke afspraken de budgetkorting 2011 van € 314 miljoen in 2011 verlaagd met € 81 miljoen.

6. Verlaging eerdere tariefskorting medisch specialisten

De overschrijding bij de medisch specialisten (op basis van realisatie 2009) is zoals gemeld in de 2e suppletoire wet 2010 neerwaarts bijgesteld met € 42 miljoen. Met deze mutatie worden de kortingsmaatregelen 2011 (opgenomen als negatieve bedragen in de begroting 2011) verlaagd met € 42 miljoen.

7. Korting academische component

De academische component – welke in de toekomst onderdeel zal worden van de beschikbaarheidbijdrage (vaste bijdrage voor specifieke zorgfuncties/diensten) – wordt gekort met € 10 miljoen in 2012 oplopend naar € 40 miljoen vanaf 2015.

8. Afzien van pakketopname beweegkuur

De beweegkuur wordt niet in het basispakket opgenomen. De daarvoor gereserveerde middelen vallen vrij.

9. Pakketuitname dieetadvisering

Dieetadvisering zal vanaf 2012 geen onderdeel meer uitmaken van het basispakket. Dit betreft de specialistische dieetadvisering in de niet-ketenzorg context. In het geval van ketenzorg bij COPD, diabetes en vasculair risicomanagement wordt de zorg die diëtisten bieden nog wel vergoed.

10. Pakketuitname maagzuurremmers

De maagzuurremmers zullen vanaf 2012 geen onderdeel meer uitmaken van het basispakket. Chronisch gebruik wordt van deze maatregel uitgezonderd.

11. Pakketuitname stoppen met roken

Ondersteuning bij stoppen met roken wordt per 1 januari 2012 uit het basispakket gehaald.

12. Tariefkorting logopedie

De tarieven zullen gekort worden om de overschrijding logopedie van € 6 miljoen, te compenseren.

13. Invoering darmkankerscreening

Na jarenlange discussie en gesteund door positieve onderzoeksresultaten wordt de darmkankerscreening per 2013 ingevoerd. Voor de invoering van deze screening is een reservering getroffen in verband met geraamde meerkosten bij de ziekenhuizen.

14. Maatregel fysiotherapie

De overschrijding bij de fysiotherapie wordt geredresseerd door het aantal behandelingen per aandoening voor eigen rekening extra te verhogen naar 20 (in plaats van 15). Dit is een aanscherping van de in het Regeerakkoord vastgelegde maatregel om per 1 januari 2012 de vergoeding vanaf de eerste 15 behandelingen (was 12 behandelingen) te laten ingaan. De groei bij fysiotherapie komt vooral voort uit een toename van het aantal ouderen, toename van het aantal patiënten en een stijging van de gemiddelde kosten per patiënt.

15. Tariefmaatregel verloskunde

De overschrijding bij verloskunde wordt door een tariefmaatregel deels geredresseerd. Deze overschrijding wordt onder andere veroorzaakt door een toename van de uitgaven aan diagnostische echo’s en prenatale screening.

16. Kosten oneigenlijk gebruik spoedeisende hulpposten (SEH) verhalen op patiënt

In aanvulling op het beleid om het aantal zelfverwijzers op de poliklinieken en bij de spoedeisende hulpposten (SEH) te verminderen is het voornemen de kosten van oneigenlijk gebruik van zelfverwijzers op de SEH te verhalen bij de patiënt.

17. Maatregel farmaceutische hulp

Als gevolg van het besluit van de NZa om de apothekerstarieven per 1 januari 2011 te verlagen, vallen de uitgaven voor geneesmiddelen structureel € 42 miljoen lager uit dan eerder geraamd. Daarnaast resulteert uitbreiding of wijziging van het aantal referentielanden op basis van de Wet Geneesmiddelenprijzen (WGP) naar verwachting in een besparing van € 15 miljoen. De WGP regelt de maximumprijzen van geneesmiddelen die in Nederland in de handel worden gebracht. De maximumprijzen zijn thans gebaseerd op het gemiddelde van de prijs van het betreffende product in België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

18. Hulpmiddelen

Tijdens de begrotingsbehandeling VWS 2011 is de motie Agema c.s. (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 53) aangenomen. Deze maakt het uit het pakket halen van de rollators en andere loophulpmiddelen ongedaan.

19. Maatregelen geestelijke gezondheidszorg (ggz)

In de curatieve ggz worden maatregelen getroffen die ten opzichte van de Startnota in totaal € 396 miljoen opleveren. Deze maatregelen leiden naar verwachting tot € 3 miljoen hogere ontvangsten (hogere opbrengst eigen bijdragen) (zie regel 38) en € 393 miljoen lagere uitgaven. In 2012 wordt inclusief de in het Regeerakkoord en in de begroting 2011 aangekondigde maatregelen voor € 576 miljoen aan maatregelen getroffen. Deze worden bij artikel 42 toegelicht.

20. Rechtmatigheid Zvw

Hiermee wordt de maatregel «toetsing rechtmatigheid van vergoeding conform Zvw», zoals opgenomen in het Regeerakkoord, met € 7 miljoen verhoogd.

21. Ramingsbijstelling kapitaallasten

Het invoeren van integrale tarieven die bestaan uit een vergoeding voor geleverde zorg en een normatieve huisvestingscomponent (nhc) voor de kapitaallasten leidt tot een beperkte stijging van de uitgaven in de eerste jaren. Hierin is rekening gehouden met een ramingsbijstelling vanwege onder andere een lager bouwvolume en neerwaartse bijstelling van de rentecomponent in de nhc in lijn met de actuele ontwikkelingen in de markt.

22. Niet doorgaan maatregel minimale eigen betalingen AWBZ

De maatregel minimale eigen bijdrage AWBZ betreft een besluit van het vorige kabinet. Het huidige kabinet heeft besloten van deze maatregel af te zien. Dit levert een structureel besparingsverlies op van € 80 miljoen.

23. Besparingsverlies beperken doelgroep AWBZ

In het Regeerakkoord is de maatregel beperken doelgroep AWBZ opgenomen. Op 21 april 2011 heeft het CVZ een uitvoeringstoets uitgebracht over deze maatregel. Mede op grond hiervan en vanwege de noodzaak van een zorgvuldige voorbereiding heeft het kabinet besloten om nader onderzoek te doen naar de wijze waarop deze maatregel het beste vorm kan krijgen. De invulling van deze maatregel is met een jaar uitgesteld wat een besparingsverlies in 2012 oplevert van € 20 miljoen (Kamerstuk 30 597 XVI, nr. 186).

24. Maatregel persoonsgebonden budgetten

Om de groei van de pgb-regeling in lijn te brengen met de groei in de AWBZ wordt vanaf 1 januari 2012 de keuzemogelijkheid tot het pgb beperkt tot personen met een verblijfsindicatie. Hierdoor wordt de geraamde overschrijding in 2015 geredresseerd. Bestaande pgb-budgethouders met een extramurale indicatie behouden hun recht op een pgb tot 1 januari 2014. Daarnaast wordt in 2014 het recht op een pgb wettelijk verankerd. Het recht van bestaande budgethouders met een indicatie voor begeleiding vervalt bij de overheveling van de functie begeleiding naar de gemeenten. Dit is uiterlijk 1 januari 2014 of eerder in geval van een herindicatie in 2013 (Kamerstuk 30 597 XVI, nr. 186).

25. Inzet taakstellende intensiveringsmiddelen

Tijdens de begrotingsbehandeling VWS 2011 is de motie Agema c.s. (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 53) aangenomen (zie regel 18). Deze middelen uit het Regeerakkoord worden ingezet ter dekking hiervan.

26. Caribisch Nederland

Betreft de zorguitgaven voor Caribisch Nederland.

27. Tekort budget Wtcg

Op basis van de aantallen in december 2010 en begin 2011 uitgekeerde tegemoetkomingen over het jaar 2009 wordt voor 2011 en volgende jaren rekening gehouden met structureel € 50 miljoen hogere uitgaven. De hogere uitgaven 2011 en deels 2012 zijn terug te vinden bij de ijklijnmutaties (tabel 2B).

28. Inkomensafhankelijke Wtcg

Om de overschrijdingen van de Wtcg te redresseren en de uitgaven voor de Wtcg meer in lijn te brengen met het oorspronkelijk geraamde uitgavenniveau voor deze regeling wordt de Wtcg in 2012 inkomensafhankelijk gemaakt om zo in 2013 effect te krijgen.

29. Diverse mutaties

Deze post is het saldo van verschillende mutaties.

30. Macro loon- en prijsbijstelling

De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van de meest recente macro-economische inzichten in het MEV 2011 van het Centraal Planbureau (CPB). Met de zorgwerkgevers wordt open en reëel overleg gevoerd over de ontwikkeling van de lonen en prijzen in de zorgsector.

31. IJklijnmutaties

Dit betreft het saldo van diverse mutaties tussen het BKZ en de andere uitgavenkaders. De meest omvangrijke mutaties zijn in de onderstaande tabel (tabel 2B) verwerkt.

Tabel 2B IJklijnmutaties zorguitgaven (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Totaal

– 41,6

148,4

96,8

61,8

65,1

74,0

waarvan huisartsenopleiding

0,0

133,7

136,3

135,3

135,3

135,3

waarvan Wtcg

0,0

75,7

40,0

0,0

0,0

0,0

waarvan beheerskosten CAK

0,0

0,0

– 69,2

– 69,4

– 69,7

– 70,0

waarvan overgangsrecht ambulancevervoer functioneel leeftijdsontslag

0,0

– 32,0

– 31,0

– 30,0

– 28,0

– 28,0

waarvan integrale kankercentra

0,0

0,0

– 30,7

– 30,7

– 30,7

– 30,7

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

32. Financieringsmutatie

Er is sprake van een zeker tijdsverloop tussen het moment dat de NZa de productieafspraken van partijen ontvangt en de verwerking daarvan in de budgetten en de bevoorschotting van de instellingen. Als gevolg daarvan wijkt de financiering binnen een jaargrens af van de uitgaven (budgetten) in dat jaar. Zo ontstaan zogeheten financieringsachterstanden of -voorsprongen. In 2010 laat de actualisering van de financiering een hogere bijstelling zien dan de actualisering van de budgetten: in 2010 is € 469 miljoen meer gefinancierd.

33. Technische muatie ggz

In de VWS-begroting 2011 en de Startnota is besloten tot een aantal maatregelen met betrekking tot de eigen bijdrage in de curatieve ggz. Het deel dat betrekking heeft op de invoering van de eigen bijdrage in de tweedelijns ggz wordt aan de ontvangstenkant geraamd en verantwoord. Dit leidt tot een technische mutatie van de uitgavenkant naar de ontvangstenkant (zie regel 38)

Ontvangsten

34. Mutaties Startnota

De mutaties uit het Regeerakkoord zijn reeds toegelicht in de Startnota die bij de start van het Kabinet Rutte is vastgesteld (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 29).

35. Actualisering zorguitgaven

Uit de actualisering blijkt dat zich in 2010 een ramingsmeevaller voordoet bij de eigen betalingen in de AWBZ van € 80 miljoen. Voor 2011 en 2012 is deze € 85 miljoen.

36. Ramingbijstelling eigen risico Zvw

De opbrengsten uit eigen risico zijn aangepast als gevolg van een herijking van het eigen risico model (minder opbrengsten), de overheveling van geriatrische revalidatiezorg naar de Zvw (hogere opbrengsten) en een technische correctie met betrekking tot het niet meer vergoeden van de anticonceptiva voor vrouwen ouder dan 21 jaar (minder opbrengsten).

37. Ramingbijstelling eigen bijdrage AWBZ

Als gevolg van de voorgenomen overheveling van de geriatrische revalidatiezorg van de AWBZ naar de Zvw komt de eigen bijdrage zoals die in de AWBZ van toepassing is te vervallen.

38. Eigen bijdrage Zvw

In de curatieve ggz is besloten tot een aantal maatregelen zoals toegelicht in artikel 42. Hiervan slaat € 146 miljoen neer bij de inkomsten Zvw in de vorm van een eigen bijdrage tweedelijns ggz (behandeling en verblijf).

39. Diverse mutaties

Deze post is het saldo van verschillende mutaties.

40. IJklijnmutaties

De ontvangsten als gevolg van de aan wanbetalers opgelegde opslag in de bestuursrechterlijke premie zijn € 23,7 miljoen hoger dan geraamd.

4. Beschikbare middelen per artikel

Tabel 3 geeft per artikel de horizontale ontwikkeling aan van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten aan. De ontwikkeling tussen 2010–2011 en 2011–2012 is daarbij onderverdeeld naar de oorzaak van de ontwikkeling: volume (v), nominaal (n) of technisch (t).

Tabel 3 Horizontale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven per artikel1 (bedragen x € 1 mld)
 

2010

v

n

t

2011

v

n

t

2012

41. Volksgezondheid

0,1

0,0

0,0

0,0

0,1

0,0

0,0

0,0

0,1

42. Gezondheidszorg

35,3

0,2

0,8

0,0

36,2

– 0,2

0,0

0,0

36,0

43. Langdurige zorg

23,8

0,8

0,4

– 0,5

24,6

1,3

0,1

– 0,1

26,0

44. Maatschappelijke ondersteuning

0,2

0,0

0,0

0,0

0,2

0,0

0,0

0,0

0,2

99. Nominaal en onvoorzien

0,0

0,1

0,0

– 0,1

0,1

– 0,2

1,8

0,0

1,6

Wmo (Gemeentefonds)

1,5

– 0,1

0,0

0,0

1,5

0,0

0,0

0,0

1,4

Zorgopleidingen (begroting VWS)

0,8

0,0

0,0

0,2

1,1

0,0

0,0

0,0

1,1

Wtcg (begroting VWS)

0,5

0,0

0,0

0,1

0,6

0,0

0,0

0,0

0,6

Caribisch Nederland (begroting VWS)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Loon-en prijsbijstellingen (begrotingsgefinancierd)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,1

Bruto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2012

62,2

1,1

1,3

– 0,2

64,4

1,0

1,9

– 0,1

67,2

BKZ-ontvangsten ontwerpbegroting 2012

3,0

0,0

0,2

0,0

3,3

0,0

0,4

0,0

3,6

Netto-BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2012

59,2

1,1

1,1

– 0,2

61,2

1,0

1,5

– 0,1

63,5

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Volume

Bij het artikel gezondheidszorg is tussen 2010–2011 een geringe volumegroei van € 0,2 miljard en tussen 2011–2012 een negatieve volumegroei van € 0,1 miljard. Onderliggend is wel degelijk sprake van een forse volume groei, alleen wordt deze geredresseerd door de aangekondigde maatregelen (zie paragraaf 3). De maatregelen moeten de uitvoeringstegenvallers 2010 compenseren (zie tabel 2A). De som van de maatregelen en de verwerkte tegenvallers doen de vooraf gereserveerde toegestane volumegroei (groeiruimte) rekenkundig teniet.

Artikel langdurige zorg heeft voor 2010–2011 een volumegroei van € 0,8 miljard en voor 2011–2012 een groei van € 1,3 miljard. Voor deze jaren kan gesteld worden dat zich hier – in vergelijking met het artikel gezondheidszorg – minder omvangrijke tegenvallers (zie tabel 2A) en dus minder kostenbesparende maatregelen in latere jaren voordoen (paragraaf 3). Daarnaast is bij de start van het huidige Kabinet circa € 0,8 miljard geïntensiveerd voor de ouderenzorg.

Nominaal

De nominale ontwikkeling 2010–2011 betreft de jaarlijkse aanpassing van de uitgaven aan loon- en prijsontwikkeling in 2011. Aangezien de loon- en prijsontwikkeling 2012 bij het verschijnen van het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB wordt vastgesteld (maart 2012), is deze nog niet aan de beleidsartikelen toegedeeld en staat daarom nog geparkeerd op het artikel nominaal en onvoorzien.

Naast de nominale groei bij de BZK-uitgaven doet zich een groei voor bij de ontvangsten, dit is waarschijnlijk het gevolg van een toename van de groei van de zorgvraag in de ZVW en AWBZ. Voor 2012 ligt de oorzaak ook in de bij begroting 2011 aangekondigde € 40,- verhoging van het eigen risico Zvw, indexering van het eigen risico en de invoering van de eigen bijdrage in de curatieve ggz (zie paragraaf 3).

Technisch

Technische mutaties betreffen voornamelijk de mutaties in de financieringsachterstand bij de Zorg in natura door AWBZ-instellingen (zie paragraaf 3), mutaties tussen het BKZ en andere uitgavenkaders (zie tabel 2B) en technische overhevelingen van/naar artikelen. Zo valt de huisartsenopleiding per 1 januari 2011 onder het BKZ en zijn de middelen voor het Fonds ziekenhuisopleidingen van de ziekenhuizen naar het artikel Zorgopleidingen overgeheveld.

5. Uitgaven per sector

Onderstaande tabellen geven de beschikbare uitgaven per sector weer. Hierbij is rekening gehouden met de budgettaire consequenties van de eerste suppletoire begroting 2011 en de ontwerpbegroting 2012. Voor 2011 is de loon- en prijsontwikkeling reeds op de beleidssectoren verwerkt, terwijl voor 2012 en latere jaren de loon- en prijsontwikkeling nog moet worden toegevoegd. Het saldo van de beschikbare middelen en maatregelen, voor zover niet aan de afzonderlijke sectoren toegedeeld, is opgenomen als «onverdeeld» binnen de betreffende artikelen of nominaal en onvoorzien.

41 Volksgezondheid (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Preventieve zorg (uitvoeren Rijksvaccinatieprogramma)

95,3

109,3

109,4

109,4

109,4

109,4

109,4

Volksgezondheid onverdeeld

   

2,4

5,1

7,8

9,2

9,2

Totaal

95,3

109,3

111,8

114,5

117,2

118,6

118,6

Procentuele mutatie t.o.v. voorgaand jaar

– 

14,7%

2,3%

2,4%

2,4%

1,2%

0,0%

42 Gezondheidszorg (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Extramurale zorg

4 337,5

4 370,8

4 121,6

4 223,1

4 326,2

4 475,2

4 475,2

Huisartsenzorg

2 219,0

2 310,4

2 104,6

2 103,6

2 103,6

2 103,6

2 103,6

Tandheelkunde en tandheelkundige specialistische zorg

876,7

788,3

787,2

787,2

787,2

787,2

787,2

Paramedische hulp

730,9

725,5

640,3

640,8

641,0

641,0

641,0

Verloskunde en kraamzorg

456,8

491,7

501,7

506,8

507,6

508,3

508,3

Dieetadvisering

54,1

54,9

         

Extramurale zorg onverdeeld

   

87,8

184,7

286,8

435,1

435,1

               

Ziekenhuizen, medisch specialisten en overig curatief

19 191,3

19 273,0

19 660,8

20 222,9

20 770,5

21 457,2

21 438,4

Algemene en categorale ziekenhuizen

12 099,4

12 196,6

         

Academische ziekenhuizen

2 884,4

3 080,4

         

Academische component

647,0

681,2

689,9

702,4

715,8

739,4

739,4

Medisch specialisten

2 211,3

2 095,4

         

ZBC's

559,5

573,2

         

Overig curatieve zorg

629,7

648,4

245,7

252,6

260,9

271,3

271,3

Instellingen voor medisch specialistische zorg

   

16 704,0

17 122,0

17 550,0

17 989,0

17 961,0

Vrijgevestigde medisch specialisten

   

1 979,0

2 028,0

2 079,0

2 131,0

2 131,0

Ziekenhuizen, medisch specialisten en overig curatief onverdeeld

160,0

– 2,2

42,2

117,9

164,8

326,5

335,7

               

Ziekenvervoer

588,6

571,0

583,2

597,4

627,3

668,1

668,1

Ambulancevervoer

471,3

450,0

438,5

425,3

426,9

426,9

426,9

Overig ziekenvervoer

117,3

121,0

121,0

121,0

121,0

121,0

121,0

Ziekenvervoer onverdeeld

   

23,7

51,1

79,4

120,2

120,2

               

Genees- en hulpmiddelen

6 609,5

6 935,0

6 926,5

7 375,8

7 793,6

8 235,3

8 223,3

Farmaceutische hulp

5 215,2

5 459,8

5 391,4

5 772,3

6 117,1

6 482,5

6 470,5

Hulpmiddelen

1 394,3

1 475,2

1 535,1

1 603,5

1 676,5

1 752,8

1 752,8

               

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

3 897,1

4 094,7

3 826,6

3 961,8

4 095,5

4 244,5

4 193,0

Geneeskundige ggz door instellingen

3 545,2

3 654,5

3 328,0

3 340,9

3 341,8

3 341,8

3 341,8

Geneeskundige ggz door vrijgevestigden

351,9

357,5

263,1

262,8

262,8

262,8

262,8

Geneeskundige ggz onverdeeld

 

82,7

235,5

358,1

490,9

639,9

588,4

               

Overig

             

Multidisciplinaire zorgverlening

240,9

347,8

336,3

344,3

352,5

364,3

364,3

Grensoverschrijdende zorg

546,4

568,6

557,9

547,9

569,0

600,7

600,7

Beheerskosten uitvoeringsorganen Zvw

5,6

5,8

         

Totaal

35 416,9

36 166,7

36 012,9

37 273,2

38 534,6

40 045,3

39 963,0

Procentuele mutatie t.o.v. voorgaand jaar

– 

2,1%

– 0,4%

3,5%

3,4%

3,9%

– 0,2%

43 Langdurige zorg (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

ZZP’s ggz

1 245,6

1 281,3

1 281,3

1 281,3

1 281,3

1 281,3

1 281,3

ZZP’s ghz

4 332,9

4 436,7

4 436,7

4 436,7

4 436,7

4 436,7

4 436,7

ZZP’s v&v

7 446,6

7 636,7

7 636,7

7 636,7

7 636,7

7 636,7

7 636,7

Extramurale zorgprestaties

3 594,8

3 603,0

3 679,9

3 679,9

3 679,9

3 679,9

3 679,9

Dagbesteding en vervoer

1 158,8

1 180,7

1 180,7

1 180,7

1 180,7

1 180,7

1 180,7

Kapitaallasten

2 607,8

2 593,4

2 627,4

2 645,4

2 623,9

2 609,4

2 576,9

Overige zorg in natura

747,7

703,7

679,7

679,7

679,7

679,7

679,7

Bovenbudgettaire vergoedingen

130,5

144,4

129,6

129,3

129,3

129,3

129,3

Persoonsgebonden budgetten

2 157,5

2 278,8

2 464,7

2 532,5

2 194,8

2 442,8

2 442,8

Subsidies langdurige zorg

73,4

79,2

         

Beheerskosten / diversen AWBZ

241,8

250,7

206,9

213,3

219,6

223,0

223,1

Langdurige zorg onverdeeld

245,8

456,9

1 656,5

2 204,0

2 581,1

2 835,8

2 703,1

Totaal

23 983,2

24 645,5

25 980,1

26 619,5

26 643,7

27 135,3

26 970,2

Procentuele mutatie t.o.v. voorgaand jaar

– 

2,8%

5,4%

2,5%

0,1%

1,8%

–0,6%

44 Maatschappelijke ondersteuning (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

MEE-instellingen

180,1

186,2

187,6

180,0

181,6

181,0

181,0

Totaal

180,1

186,2

187,6

180,0

181,6

181,0

181,0

Procentuele mutatie t.o.v. voorgaand jaar

– 

3,4%

0,8%

– 4,1%

0,9%

0,0%

0,0%

99 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Nominaal en onvoorzien

0,0

62,2

1 624,6

3 359,7

5 843,8

6 951,0

11 381,6

Totaal

0,0

62,2

1 624,6

3 359,7

5 843,8

6 951,0

11 381,6

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Wmo (Gemeentefonds)

1 541,0

1 456,0

1 441,5

1 441,5

1 441,5

1 441,5

1 441,5

Zorgopleidingen (begroting VWS)

839,3

1 105,1

1 119,5

1 180,7

1 235,6

1 282,9

1 287,4

Wtcg (begroting VWS)

487,5

632,8

616,7

434,0

394,1

399,6

405,4

Caribisch Nederland (begroting VWS)

 

41,8

39,9

42,7

45,7

48,9

47,6

Loon- en prijsbijstellingen (begrotingsgefinancierd)

 

7,3

53,3

110,9

173,6

238,6

303,1

Totaal

2 867,8

3 243,0

3 270,9

3 209,8

3 290,5

3 411,5

3 485,0

Bij de artikelen 42 en 43 is in 2010 de «niet kader relevante» mutatie uit het aanvullend coalitieakkoord (Balkenende IV), ter stimulering van de bouw (€ 320 miljoen) meegenomen.

Bron: VWS, NZa productieafsraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

6. Nieuwe sectoren binnen de cure en care

Binnen artikel 42 zijn nieuwe sectoren ontstaan voor medisch specialistische zorg en vrijgevestigde medisch specialisten. De sectorindeling binnen langdurige zorg (artikel 43) is aangepast aan de overgang van een aanbodgestuurd systeem op basis van zorgzwaartepakketen (ZZP's). In deze paragraaf worden de nieuwe sector indelingen nader toegelicht.

Sectorindeling cure

In het akkoord dat is gesloten tussen VWS, de NVZ, de NFU, ZKN en ZN is de ambitie geformuleerd om de structurele uitgavengroei in de ziekenhuiszorg in de periode 2012 tot 2015 te beperken tot 2,5% per jaar. De afspraken zijn gemaakt in het licht van de eerder dit jaar genomen besluiten over de ziekenhuiszorg, zoals de invoering per 2012 van prestatiebekostiging, uitbreiding tot 70% van de behandelingen waar vrije prijsvorming geldt en het afbouwen van de achteraf-compensaties voor zorgverzekeraars. Ook zijn de afspraken gemaakt tegen de achtergrond van de fors stijgende uitgavengroei in de gezondheidszorg als geheel. In samenhang met het realiseren van deze beheerste uitgaven ontwikkeling zal de volgende inhoudelijke agenda worden uitgevoerd:

  • Zorgverzekeraars gaan de selectieve inkoop van zorg sterk uitbreiden. Er wordt gecontracteerd op basis van prijs, kwaliteit, doelmatigheid en gepast gebruik. Ongewenste praktijkvariatie wordt teruggedrongen.

  • Waar dit uit oogpunt van kwaliteit, doelmatigheid en innovatie wenselijk is, zullen zorgaanbieders en zorgverzekeraars spreiding en specialisatie van ziekenhuisfuncties bewerkstelligen.

  • Dure geneesmiddelen worden doelmatiger voorgeschreven.

  • Ook maken partijen afspraken over normen voor minimale kwaliteit (selectieve inkoop) en gepast gebruik (terugdringen praktijkvariatie en overbehandeling).

Mede naar aanleiding van het bestuurlijk akkoord met de ziekenhuissector is in de begroting een nieuw kader voor instellingen voor medisch specialistische zorg opgenomen. Dit kader is samengesteld uit de voormalige onderdelen algemene en categorale ziekenhuizen, academische ziekenhuizen, ZBC’s en een groot deel van overige curatieve instellingen (bijvoorbeeld centra voor erfelijkheidsonderzoek en dialysecentra). Ook de medisch specialisten in loondienst maken onderdeel uit van deze nieuwe sector.

Opgemerkt dient te worden dat deze reeks licht afwijkt van de reeks zoals die is opgenomen in het hoofdlijnenakkoord van 4 juli 2011. Deze neerwaartse aanpassing is het gevolg van een betere inschatting van het aandeel van medisch specialisten in loondienst die tot en met 2007 onderdeel uitmaakten van de lumpsum. Hierdoor wordt een kleiner deel van de voormalige sector medisch specialisten toegerekend aan de sector instellingen voor medisch specialistische zorg dan ten tijde van het sluiten van het convenant werd verondersteld. Deze aanpassing leidt tot een herverdeling binnen de medisch specialistische zorg, waardoor de middelen beschikbaar blijven voor medisch specialistische zorg.

Voor de periode 2012–2014 heeft VWS een akkoord gesloten met de Orde van Medisch Specialisten (OMS) en de NVZ over de beheersing van de uitgavengroei van de honoraria van vrijgevestigde medisch specialisten. In het zogenoemde beheersmodel is een volumegroei afgesproken van maximaal 2,5% per jaar. De afspraken zijn mede gemaakt ten behoeve van de overgang naar de invoering van integrale prestatiebekostiging voor medisch specialistische zorg in 2015. Het beheersmodel dient als een tijdelijk overgangsmodel. De afspraken over een beheerste volumegroei zijn mede ingegeven door de grote overschrijdingen in de afgelopen jaren bij de medisch specialisten, de beperkte mogelijkheden voor beloning van kwaliteit en doelmatigheid en de grote verschillen in beloning tussen specialisten.

Via het beheersmodel maken Raad van Bestuur en de specialisten binnen de instelling afspraken over honoraria. Daardoor ontstaat een evenwichtiger verdeling van honoraria onder de specialisten. Ook is er ruimte voor een eerlijker verdeling van de honoraria onder de specialisten. Met het beheersmodel wordt de dynamiek in de sector zoveel mogelijk behouden.

In het gesloten akkoord zijn aanvullende afspraken gemaakt over het terugdringen van niet noodzakelijke zorg, het terugdringen van praktijkvariatie, het doelmatig voorschrijven van geneesmiddelen en veiligheidsprogramma’s. In het akkoord hebben de betrokken partijen afgesproken om samen te zullen werken aan het verbeteren van de kwaliteit, veiligheid en kosteneffectiviteit van de zorg.

Voor de nieuwe sector vrijgevestigde medisch specialisten is op basis van het convenant een reeks beschikbaar van circa € 2 miljard, oplopend tot € 2,1 miljard in 2014 (prijsniveau 2011). Het beschikbare kader is samengesteld uit het kader medisch specialisten geschoond voor specialisten in loondienst en aangevuld met middelen voor vrijgevestigde medisch specialisten in ZBC’s.

De in de begroting opgenomen reeks wijkt af van de afgesproken budgetten in het akkoord omdat de hierin genoemde bedragen in prijsniveau 2012 zijn en omdat in een later stadium het aandeel van medisch specialisten in loondienst, die tot en met 2007 deelnamen aan de lumpsum, neerwaarts zijn aangepast. Hierdoor wordt een groter deel van de voormalige sector medisch specialisten toegerekend aan de nieuwe sector vrijgevestigde medisch specialisten.

Sectorindeling care

In 2009 is de bekostiging van de intramurale AWBZ-zorg ingrijpend veranderd. Vanaf dat moment is de zorgzwaartebekostiging door middel van ZZP’s ingevoerd. Met ingang van 2010 worden zorgaanbieders ook daadwerkelijk bekostigd op basis van ZZP’s.

Daarmee is vanuit een aanbodgericht systeem van bedden/plaatsen is overgegaan naar een vraaggestuurd systeem van ZZP’s. Door deze overgang is de zorgvraag van de cliënt centraal komen te staan.

Daarnaast komt het steeds vaker voor dat aanbieders in de langdurige geestelijke gezondheidszorg (ggz), de gehandicaptenzorg (ghz) en verpleging en verzorging (v&v), ook zorg kunnen leveren «over de sectoren heen». De totale uitgaven van een sector wordt hierdoor steeds minder betrouwbaar.

Het wordt daardoor interessanter om te weten hoeveel intramurale zorg er nu geleverd is aan ggz, ghz en v&v, in plaats van hoeveel een van oudsher ggz, ghz of v&v geclassificeerde instelling aan totale zorg geleverd heeft.

Mede door deze ontwikkelingen heeft VWS haar registratie van 2010 aangepast in de volgende niveaus14:

  • ZZP’s geestelijke gezondheidszorg

  • ZZP’s gehandicaptenzorg

  • ZZP’s verpleging en verzorging

  • Extramurale zorgprestaties

  • Dagbesteding en vervoer

  • Kapitaallasten15

  • Overige zorg in natura

De oude indeling is hiermee komen te vervallen.

7. Financiering van de zorguitgaven

De financieringbronnen van de BKZ-uitgaven staan in tabel 4 uitgesplitst voor het jaar 2012. In het vervolg van deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de financiering van de ZVW en de AWBZ afzonderlijk.

Tabel 4 Financiering bruto BKZ- uitgaven (bedragen x € miljard)
 

2012

AWBZ

25,4

Zvw

34,9

Eigen betaling AWBZ

1,7

Eigen betaling Zvw

1,9

Overheid (opleidingsfonds/Wtcg/Bes)

1,8

Overheid (gemeentefonds)

1,4

Bruto BKZ-uitgaven stand VWS ontwerpbegroting 2012

67,2

7.1 De Zorgverzekeringswet

Tabel 5 geeft een overzicht van de uitgaven en inkomsten uit hoofde van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De zorguitgaven van verzekeraars, de belangrijkste uitgavenpost op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw), stijgen met een kleine € 0,5 miljard van 2011 op 2012. Deze uitgaven zouden in 2012 duidelijk hoger zijn geweest als de in de vorige paragraaf beschreven maatregelen niet zouden zijn genomen. Bij de beheerskosten en de winst van verzekeraars wordt een forse groei verondersteld. Door de afschaffing van de macro-nacalculatie lopen verzekeraars meer risico, waarvoor zij extra reserves moeten opbouwen. De rechtstreekse betalingen van het zorgverzekeringsfonds (uitgaven in het kader van internationale verdragen en de academische component) groeien met ruim € 0,1 miljard. Dit komt vooral door de beschikbaarheidsbijdrage die vanaf 2012 bestaat.

De uitgaven en het noodzakelijke saldo worden voornamelijk gedekt via inkomensafhankelijke bijdragen, nominale premie en een rijksbijdrage. De groei van deze posten wordt hierna toegelicht. Een deel van de uitgaven wordt gedekt via eigen betalingen. Die stijgen door de jaarlijkse indexering en door het besluit om het eigen risico te verhogen met € 40. De overige baten van het zorgverzekeringsfonds zijn vrij stabiel. Als gevolg van tegenvallers bij inkomsten en uitgaven zijn er tekorten ontstaan in het zorgverzekeringsfonds (ZVF). Om deze tekorten weg te werken dienen de inkomsten van het fonds in 2012 hoger te zijn dan de uitgaven.

Op grond van de Zvw dient de inkomensafhankelijke bijdrage even hoog te zijn als het saldo van de nominale premie, het eigen risico (gecorrigeerd voor compensatie eigen risico) en de rijksbijdrage (de 50/50 verdeling). In de wet is ook vastgelegd dat indien de gerealiseerde verhouding niet 1 op 1 is, er een correctie plaatsvindt in volgende jaren.

Tabel 5 Uitgaven en inkomsten Zvw (bedragen x € 1 miljard)
 

2010

2011

2012

Uitgaven ten laste van de macropremielast1

     

– Zorguitgaven verzekeraars

34,4

35,2

35,6

– Rechtstreekse uitgaven zorgverzekeringsfonds

0,9

0,9

1,1

– Beheerskosten plus saldi verzekeraars

1,8

1,8

2,5

– Totaal

37,2

37,9

39,2

       

Inkomsten

     

– Inkomensafhankelijke bijdrage

17,0

19,7

20,6

– Nominale premie

14,4

15,9

16,3

– Rijksbijdrage kinderen

2,1

2,3

2,4

– Eigen betalingen

1,4

1,5

1,8

– Overige baten zorgverzekeringsfonds

0,1

0,0

 – 0,1

– Totaal

35,1

39,4

40,9

       

Saldo Zorgverzekeringsfonds

– 2,1

+ 1,5

+ 1,8

Bron: VWS

1

BKZ relevant zijn hiervan de zorguitgaven van de verzekeraars plus de rechtstreekse uitgaven van het zorgverzekeringsfonds.

Het zorgverzekeringsfonds (ZVF)

In tabel 6 staan de uitgaven en inkomsten van het zorgverzekeringsfonds en de individuele verzekeraars. Uit deze tabel blijkt dat de uitgaven van het ZVF van 2011 op 2012 stijgen met € 0,5 miljard.

Deze stijging hangt vrijwel geheel samen met de hogere bijdrage aan de verzekeraars ter dekking van zorgkosten. Uit het ZVF ontvangt elke verzekeraar een bedrag ter gedeeltelijke dekking van de zorguitgaven. Dit bedrag houdt rekening met het risicoprofiel van de verzekerden bij die verzekeraar en zorgt op die manier voor een gelijk speelveld voor alle verzekeraars. De stijging in de bijdrage aan de verzekeraars resulteert uit enkele ontwikkelingen. Allereerst stijgt de bijdrage met ruim € 0,2 miljard ter financiering van de helft van de stijging van de zorgkosten van verzekeraars (van een kleine € 0,5 miljard). Daarnaast daalt de bijdrage met een kleine € 0,2 miljard in verband met het hogere saldo van het zorgverzekeringsfonds; de helft van de verbetering (van € 0,3 miljard) daarin wordt opgebracht door een lagere bijdrage aan de verzekeraars. De derde reden hangt samen met de reserveopbouw door verzekeraars in verband met de afschaffing van de macro nacalculatie met € 0,6 miljard. Zij verhogen in verband hiermee hun opslagpremie. Om de 50/50 verhouding tussen de nominaal en inkomensafhankelijk in stand te houden wordt de inkomensafhankelijke bijdrage met € 0,3 miljard verhoogd. Dit bedrag wordt doorgegeven aan de verzekeraars, die daardoor de totale nominale premie – om de € 0,6 miljard op te bouwen – maar met € 0,3 miljard hoeven te verhogen. De resterende groei van € 0,1 miljard is het saldo van bijstellingen bij rechtstreeks betalingen, overige baten, beheerskosten verzekeraar, de rijksbijdrage, de compensatie eigen risico en van de correctie van de 50/50 verdeling.

Naast de bijdrage ter gedeeltelijke dekking van de zorgkosten ontvangen verzekeraars uit het ZVF een vergoeding voor de beheerskosten van verzekerde kinderen. Deze volgt de ontwikkeling van het aantal verzekerde kinderen.

Uit het ZVF vinden ook rechtstreekse betalingen plaats op grond van internationale verdragen, subsidies en de zogenaamde academische component van academische ziekenhuizen. Vanaf 2012 komt daar de zogenaamde beschikbaarheidsbijdrage aan ziekenhuizen bij. Deze nieuwe bijdrage is de belangrijkste reden van de groei van ruim € 0,1 miljard.

Via het ZVF lopen ook de compensatie eigen risico en de overige baten (rentelasten, premievervangende bijdragen verdragsgerechtigden, kosten wanbetalers). Deze worden bij de inkomsten geboekt.

De inkomsten van het ZVF bestaan verder uit de inkomensafhankelijke bijdrage en de rijksbijdrage ter dekking van de fictieve premielast van kinderen tot 18 jaar.

De inkomensafhankelijke bijdrage groeit van 2011 op 2012 met € 0,9 miljard. Ook deze groei wordt vooral verklaard door enkele factoren. De inkomensafhankelijke bijdrage stijgt ruim € 0,2 miljard ter dekking van de helft van de stijging van de zorgkosten van verzekeraars. Verder stijgt de inkomensafhankelijke bijdrage met een kleine € 0,2 miljard ter verbetering van het fondssaldo (50% van 0,3 miljard). Daarnaast stijgt de inkomensafhankelijke bijdrage met de eerder genoemde € 0,3 miljard in verband met de reserveopbouw bij verzekeraars. De resterende groei van € 0,2 miljard is het saldo van bijstellingen bij rechtstreeks betalingen, overige baten, beheerskosten verzekeraar, de rijksbijdrage, de compensatie eigen risico en van de correctie van de 50/50 verdeling.

Het vermogenssaldo van het ZVF per ultimo 2011 wordt geschat op – € 2,8 miljard. Dit is circa € 2 miljard slechter dan werd geraamd in de begroting 2011. Dit is vooral het gevolg van een lagere uitkering aan verzekeraars in 2006 tot en met 2009 en een hogere uitkering aan verzekeraars in 2010 en 2011 (per saldo € 1,5 miljard). Daarnaast wordt thans gerekend met hogere rente-inkomsten in 2006 tot en met 2011 en met lagere inkomensafhankelijke bijdragen in 2008 tot en met 2011.

Van het tekort van € 2,8 miljard wordt in 2012 € 1,8 miljard weggewerkt door de premies hoger vast te stellen dan louter ter dekking van de uitgaven. Ook hierna bestaat er bij de huidige ramingen nog een tekort in het fonds van € 1,0 miljard. Dit hangt samen met uitgaventegenvallers in 2011, die pas in de premiestelling 2013 worden weggewerkt, als er meer zekerheid over is.

De verzekeraars

Verzekeraars ontvangen uit het ZVF een bijdrage ter gedeeltelijke dekking van de zorgkosten die zij moeten betalen. Het bedrag dat een verzekeraar uit het ZVF ontvangt is zodanig dat hij – rekeninghoudend met zijn verzekerdenpopulatie en een gemiddeld kostenpatroon en met het eigen risico dat hij ontvangt – per premiebetalende verzekerde een gelijk bedrag per volwassen verzekerde op zijn zorgkosten tekort komt. Dit bedrag is de zogenaamde nominale rekenpremie. Verzekeraars dienen echter ook hun beheerskosten en exploitatiesaldi te dekken. Dit kunnen zij alleen door een opslag te leggen op de rekenpremie; de opslagpremie. In die opslag kunnen verzekeraars ook winsten en verliezen uit het verleden, afwijkende inschattingen ten aanzien van de zorguitgaven of risico-opslagen verwerken. In de ramingen is verondersteld dat het exploitatiesaldo bij de verzekeraars € 1,1 miljard bedraagt in 2012; € 0,6 miljard meer dan in 2011. Dit komt omdat verzekeraars extra reserves moeten aanhouden in verband met de afschaffing van de macro nacalculatie. De opbrengst van het eigen risico neemt in 2012 toe vanwege de beleidsmatige verhoging en de indexatie van het eigen risico.

Tabel 6 Exploitatie en premiestelling Zvw (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

ZORGVERZEKERINGSFONDS

     

Uitgaven

21 186,7

20 387,4

20 923,7

– Uitkering aan verzekeraars voor zorg

20 099,0

19 266,9

19 691,4

– Uitkering voor beheerskosten kinderen

173,3

173,1

173,6

– Rechtstreekse uitgaven ZVF

914,4

947,4

1 058,8

       

Inkomsten

19 118,2

21 867,8

22 693,2

– Inkomensafhankelijke bijdrage

17 022,4

19 662,4

20 609,7

– Rijksbijdrage kinderen

2 132,6

2 318,5

2 379,0

– Compensatie Eigen Risico

– 100,2

– 106,4

– 169,8

– Overige baten

63,4

– 6,6

– 125,6

       

Exploitatiesaldo

– 2 068,5

+1 480,5

+1 769,5

       

Vermogen Zorgverzekeringsfonds

– 5 792,0

– 4 311,6

– 2 542,1

Vermogensnorm1

– 1 513,1

– 1 513,1

– 1 513,1

Vermogenssaldo Zorgverzekeringsfonds

– 4 278,9

– 2 798,5

– 1 029,0

       

INDIVIDUELE VERZEKERAARS

     

Uitgaven

36 269,7

36 971,8

38 104,5

– Zorg

34 448,0

35 182,2

35 635,5

– Beheerskosten/exploitatiesaldi

1 821,7

1 789,6

2 469,0

       

Inkomsten

36 269,7

36 971,8

38 104,5

– Uitkering van ZVF voor zorg

20 099,0

19 266,9

19 691,4

– Uitkering voor beheerskosten kinderen

173,3

173,1

173,6

– Nominale rekenpremie

12 800,6

14 298,5

13 975,5

– Nominale opslagpremie

1 648,4

1 616,5

2 295,4

– Eigen risico

1 548,4

1 616,8

1 968,7

Bron: VWS

1

Het feitelijk vermogen van het zorgverzekeringsfonds wordt vanaf 2008 negatief beïnvloed door een zuiver boekhoudkundige verschuiving in verband met de introductie van DBC’s in de GGZ. Deze verschuiving is niet relevant voor het EMU-saldo en het BKZ. Via de vermogensnorm van – € 1,5 miljard wordt voorkomen dat deze boekhoudkundige verschuiving wel premieconsequenties heeft.

De nominale premies en inkomensafhankelijke bijdragen

Hiervoor is toegelicht hoe de uitgaven en inkomsten zich naar huidig inzicht ontwikkelen tussen 2011 en 2012. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige inzichten voor 2011. Die waren nog niet bekend toen de premies 2011 werden vastgesteld. Bij het verklaren van de premiestijging 2011 op 2012 moet het huidige beeld 2012 dus worden vergeleken met het beeld 2011 uit de begroting 2011.

De inkomensafhankelijke bijdrage daalt van 7,75% in 2011 naar 7,1% in 2012. Bij de nominale premie wordt een stijging geraamd van gemiddeld € 1 211 in 2011 naar gemiddeld € 1 222 in 2012. Voor deze bijstellingen zijn een aantal oorzaken.

De belangrijkste oorzaak voor de mutatie van de inkomensafhankelijke bijdrage resulteert uit de wet uniformering loonbegrip. In het kader van die wet is besloten om de premiegrens van de inkomensafhankelijke bijdrage gelijk te stellen met de (fors hogere) premiegrens van de werknemersverzekeringen. Dit leidt tot fors lagere administratieve lasten. In samenhang met de hogere premiegrens zijn de percentages verlaagd, zodat de macro opbrengst niet verandert. Los van deze aanpassing zou de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,15%-punt zijn gestegen.

Een tweede oorzaak van de premiestijging is de stijging van de zorguitgaven van de in de begroting 2011 beoogde stand voor 2011 naar de huidige inzichten voor 2011 met € 1,4 miljard. Die groei van de zorguitgaven is duidelijk hoger dan de groei van het aantal premiebetalers. Dit leidt tot een stijging van de nominale premie van circa € 35. De groei van de zorguitgaven is ook hoger dan de groei van het premieplichtig inkomen. De uitgavenstijging leidt daarom tot een stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,1%-punt.

Een derde oorzaak is de verhoging van het eigen risico van € 170 naar € 220. Hierdoor stijgen de inkomsten van verzekeraars op grond van het eigen risico met ruim € 0,3 miljard. In samenhang met de verhoging stijgen de kosten van de compensatie eigen risico met een kleine € 0,1 miljard. Deze bijstelling slaat (anders dan alle andere bijstellingen) volledig neer in de nominale premie, die hierdoor per saldo met een kleine € 0,3 miljard daalt, ofwel circa € 20.

Een vierde oorzaak is de ontwikkeling van het beoogde saldo van het zorgverzekeringsfonds. In de begroting 2011 werd ingezet op een fondssaldo van € 2,5 miljard. Thans wordt voor 2012 gerekend met een fondssaldo van € 1,8 miljard; € 0,7 miljard minder. Dit leidt tot een daling van de nominale premie met circa € 25 en van de inkomensafhankelijke bijdrage met circa 0,1%-punt.

De reserveopbouw door verzekeraars in verband met de afschaffing van de macro nacalculatie van € 0,6 miljard leidt tot een stijging van de nominale premie met € 25 (+€ 50 bij de opslagpremie en – € 25 bij de rekenpremie) en een stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage van 0,10%-punt.

Bij de rechtstreekse uitgaven van het zorgverzekeringsfonds, de beheerskosten, de rijksbijdrage en de overige baten van het fonds doen zich allemaal beperkte bijstellingen voor. Samen verklaren deze bijstellingen een opwaartse bijstelling van de nominale premie met € 5 en een marginaal effect op de inkomensafhankelijke bijdrage.

Een laatste verklaring is gelegen in de regels ten aanzien van de 50/50-verdeling. Per saldo wordt er in de jaren 2006 tot en met 2011 meer opgehaald via het nominale deel dan met de inkomensafhankelijke bijdrage (vooral door tegenvallers bij de inkomensafhankelijke bijdragen in 2010). Hierdoor dient de premieverhouding in 2012 beperkt te worden gecorrigeerd (meer inkomensafhankelijk dan nominaal). Omdat de inkomensafhankelijke bijdrage in 2011 ongeveer 50% van de totale premielast opleverde, stijgt het aandeel van de inkomensafhankelijke bijdrage in de totale premielast van 2011 op 2012. Dit heeft een neerwaarts effect op de nominale premie van circa € 10 en een opwaarts effect op de inkomensafhankelijke bijdrage van 0,05%.

De nominale premie wordt overigens vastgesteld door de verzekeraars en het gemiddelde kan dus ook anders uitkomen dan de op de nu geraamde bedragen.

Tabel 7 Premieoverzicht ZVW1
 

2010

2011

2012

Inkomensafhankelijke bijdrage normaal (in %)

7,05

7,75

7,10

Inkomensafhankelijke bijdrage verlaagd (in %)

4,95

5,65

5,00

Nominale rekenpremie

983

1 088

1 050

Nominale opslagpremie (gemiddeld)2

127

123

172

Nominale premie totaal (gemiddeld)2

1 110

1 211

1 222

Premiekorting in collectieve polissen2

41

50

45

Nominale premie excl. korting collectieve polissen (gem)2

1 151

1 261

1 267

Eigen risico (gemiddeld voor persoon die geen CER ontvangt)2

111

114

135

Standaardpremie2

1 262

1 375

1 402

Nominale premie totaal 18-

0

0

0

Verplicht eigen risico

165

170

220

Compensatie eigen risico (CER)2

54

56

85

Bron: VWS

1

Afgezien van de inkomensafhankelijke bijdrage betreft dit jaarbedragen in Euro

2

Het cijfer 2012 betreft een raming.

De zorgtoeslag

De zorgtoeslag waarborgt dat geen enkel huishouden een groter deel van zijn inkomen aan ziektekostenpremie hoeft te betalen dan wat aan de hand van deze wet als aanvaardbaar wordt berekend. De lasten die daar boven uit stijgen komen in aanmerking voor compensatie via de zorgtoeslag. Het aanvaardbare deel van het inkomen is in de wet vastgelegd in percentages. Met ingang van 2012 stijgen deze percentages elk jaar op grond van de maatregel die is aangekondigd in het regeerakkoord. Als gevolg van deze maatregel en de beperkte stijging van de nominale premie daalt het budgettair beslag van de zorgtoeslag van 2011 op 2012.

Maatgevend voor de premielasten zijn in het kader van de zorgtoeslag niet de feitelijke, door de burger betaalde premies, maar de standaardpremie. Deze is bepaald als het gemiddelde van de premies die worden betaald in de markt, vermeerderd met het gemiddelde bedrag dat een verzekerde aan eigen risico betaalt16. Voor de zorgtoeslag 2012 wordt in deze begroting uitgegaan van de raming van de standaardpremie zoals opgesteld door het CPB in de MEV 2012. Deze raming voor 2012 bedraagt € 1402. Dit komt overeen met de eerder genoemde raming van de nominale premie van € 1 222 plus het geraamde gemiddelde eigen risico van € 135 plus een correctie van € 45 voor de premiekorting in collectieve polissen. De Belastingdienst/toeslagen ontvangt voordat de zorgtoeslag feitelijk wordt uitgekeerd een geactualiseerde inschatting van de hoogte van de nominale premie nadat de verzekeraars hun premie bekend hebben gemaakt. De zorgtoeslag maakt geen onderdeel uit van het uitgavenkader, maar telt net als de zorgpremies mee in de inkomstenindicator. Dat betekent dat het kabinet de zorgtoeslag beschouwt als een vorm van lastenverlichting.

7.2 De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Tabel 8 Exploitatie en premiestelling AWBZ (bedragen x € 1 000 000)
 

2010

2011

2012

ALGEMEEN FONDS

     

Uitgaven

24 313,1

25 040,3

27 076,5

– Zorgaanspraken en subsidies

24 104,6

24 828,0

26 903,3

– Beheerskosten

208,5

212,3

173,2

       

Inkomsten

20 933,1

22 217,1

22 792,9

– Procentuele premie

14 686,0

15 450,0

16 025,0

– Eigen bijdragen

1 478,2

1 681,2

1 696,5

– Rijksbijdrage

12,0

12,1

12,7

– BIKK

4 891,6

5 248,3

5 293,8

– Overige baten

– 134,7

– 174,5

– 300,1

       

Exploitatiesaldo

– 3 380,0

– 2 823,2

– 4 348,6

       

Vermogen Algemeen Fonds

– 7 362,8

– 10 186,0

– 14 534,5

       

Procentuele premie (in %)

12,15

12,15

12,15

De uitgaven in het kader van de AWBZ worden gefinancierd uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ). Tabel 8 geeft een overzicht van de uitgaven en inkomsten van dit fonds. De zorguitgaven kennen van 2011 op 2012 een relatief hoge groei vanwege de intensivering voor ouderenzorg uit het regeerakkoord. Deze uitgaven worden gedekt door premie-inkomsten, eigen bijdragen en de Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK). De AWBZ-premie blijft 12,15%. De groei van de premieopbrengst resulteert vrijwel geheel uit de stijging van het premieplichtig inkomen. De BIKK is een rijksbijdrage die stijgt als de premieopbrengst wordt gedrukt door een toename van de heffingskortingen.

Omdat de uitgaven sinds 2007 de inkomsten van het AFBZ steeds (fors) te boven gaan, is er al die jaren een negatief exploitatiesaldo in het fonds. Het saldo van het AFBZ beïnvloedt het EMU-saldo. Dat leidt tot een fors oplopend negatief vermogen in het AFBZ dat per ultimo 2012 thans op – € 14,5 miljard wordt geraamd. Het negatieve vermogen van het fonds is medebepalend voor de hoogte van de overheidsschuld.

7.3 Wat betaalt een gemiddelde burger aan zorg

Figuur 1 laat zien dat de gemiddelde volwassene in Nederland circa € 4 800 betaalt aan collectieve zorg. Dat betreft niet alleen de nominale premie en de eigen betalingen. Een Nederlander betaalt gemiddeld ook een fors bedrag aan AWBZ premie. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt voor een beperkt deel rechtstreeks door burgers betaald (gepensioneerden en zelfstandigen) en voor het grootste deel door werkgevers. Dat laatste deel beïnvloedt wel de loonruimte en is daarom wel meegenomen. Via de zorgtoeslag ontvangt de gemiddelde burger een bedrag ter gedeeltelijke betaling van de nominale premie en het eigen risico. Als laatste is meegenomen het bedrag dat via belastingen wordt opgebracht ter dekking van de rijksbijdragen en de zorgtoeslag. De gemiddelde lasten voor een volwassene komen daarmee uit op 4 826 euro voor het jaar 2012.

Figuur 1, lasten per volwassene aan zorg in 2012 (in euro’s per jaar)

Figuur 1, lasten per volwassene aan zorg in 2012 (in euro’s per jaar)
14

Hier is aangesloten bij de NZa-beleidsregels.

15

Vanaf 2012 worden de kapitaallasten opgenomen in de integrale tarieven

16

Er wordt gerekend met het gemiddeld eigen risico dat een verzekerde betaalt die geen compensatie eigen risico ontvangt.

Licence