Base description which applies to whole site

2. BELEIDSAGENDA 2014

Inleiding

De missie van Buitenlandse Zaken is om het Koninkrijk veiliger en welvarender te maken. Daarbij steunt het Nederlanders in het buitenland en zet de regering zich samen met haar partners in voor een rechtvaardige wereld. Hiertoe wordt een geïntegreerd buitenlandbeleid gevoerd. De begrotingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dienen dan ook in nauwe samenhang te worden bezien. Daarnaast komt de inzet op het Nederlands buitenlandbeleid tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

Nederland: niet op zichzelf

Nederland, er is nauwelijks een land denkbaar dat meer afhankelijk is van zijn omgeving. Onze welvaart, veiligheid en vrijheid hangen nauw samen met ontwikkelingen om ons heen: in Europa en in de wijdere wereld. Ons verleden werd erdoor gekleurd. En ook onze toekomst wordt voor een groot deel bepaald door de wijze waarop we ons tot onze omgeving verhouden.

Nederland is het best af in een veilige en vrije wereld waarin mensenrechten worden gerespecteerd en de regels van de rechtsstaat worden nageleefd. Zo’n omgeving biedt ons en anderen welvarendheid, wellevendheid en stabiliteit. Maar hoe breng je veiligheid, vrijheid en rechtsorde dichterbij in een wereld die in hoog tempo verandert? Het Westen is niet langer het vanzelfsprekende centrum der dingen: Azië en Latijns-Amerika – waar de staat dikwijls nog een centrale rol heeft – winnen aan economische en politieke macht. Ook Afrika is met een inhaalslag bezig, en de Arabische wereld maakt grote veranderingen door. Tegelijkertijd reikt invloed, mede als gevolg van steeds toegankelijker communicatiemiddelen, verder dan de betrekkingen tussen staten: netwerken van andere spelers doen zich gelden in de mondiale maatschappij. Tegen de achtergrond van een diepgevoelde economische crisis en de noodzaak tot bezuinigen, staat het Nederlands buitenlands beleid voor grote uitdagingen. Wat willen we, wat kunnen we, voor wie doen we het en met wie werken we samen? Dat zijn de vragen waarop in 2014 een tastbaar antwoord moet worden gegeven. Een aanzet daartoe is gedaan in verschillende Kamerbrieven4. Deze Memorie van Toelichting geeft aan hoe de ambities het komend jaar worden uitgewerkt. Mensenrechten en rechtsorde, vrede en veiligheid, Europese samenwerking en consulaire belangenbehartiging vormen daarbij de variaties op het thema; de manier waarop Nederland zijn diplomatie kan inzetten ten behoeve van Nederlandse belangen in het buitenland, bepaalt de grondtoon. Zeker voor een geglobaliseerd land als Nederland zijn goede bilaterale relaties met andere landen van groot belang. Samenwerking op uiteenlopende terreinen met buitenlandse partners, gerichte publieksdiplomatie en investeringen in relevante netwerken maken dat Nederland internationaal iets wordt gegund. Dit is tevens een belangrijke voorwaarde voor succesvolle economische belangenbehartiging, waarvoor brede contacten in zowel de private als publieke sector noodzakelijk zijn. De strategische reisagenda vormt hierbij een belangrijk instrument waarbij de Minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk is voor de algehele coördinatie en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking verantwoordelijk is voor de economische reisagenda.

Voor Nederland, wereldwijd

Respect en recht

Respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden is één van de grootste verworvenheden van onze open samenleving. Bevordering van de internationale rechtsorde en bescherming van mensenrechten zijn ook kernelementen van het Nederlands buitenlandbeleid. Ieder mens ter wereld komt immers respect en recht toe. Steun aan mensenrechtenverdedigers, vrouwenrechten en gelijke rechten voor lesbiennes, homo’s, bi- en transseksuelen (LHBT) staan in 2014 centraal in het mensenrechtenbeleid – vooral in Afrika, Oost-Europa en Centraal-Azië. Daarnaast richt Nederland zich op de ernstigste mensenrechtenschendingen, vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en mensenrechten en ontwikkeling. De inzet op mensenrechten en bedrijfsleven, via maatschappelijk verantwoord ondernemen, vormt ook een onderdeel van duurzame handel en investeringen zoals in de begroting voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking is opgenomen. De Nederlandse inzet wordt versterkt door gezamenlijk optreden van de Europese Unie vis-à-vis derde landen. Dat vergroot de impact van de boodschap. Mensenrechten vormen ook de zilveren draad in het extern beleid van de Unie: naast de reguliere mensenrechtendialogen tussen de EU en derde landen maken mensenrechten deel uit van een groot aantal akkoorden dat de EU afsluit met derde landen. Mensenrechten en rechtsstaat staan ook centraal in het uitbreidingsbeleid (strikt en fair), het nabuurschapsbeleid (more for more) en het Europees ontwikkelingsbeleid.

Maar Nederland kijkt ook verder dan de EU. Het kabinet zoekt naar trilaterale samenwerkingsverbanden om de mensenrechtensituatie in een land bespreekbaar te maken. Die samenwerking behelst nadrukkelijk ook niet-Westerse partners. Nederland wil regionale organisaties een voortrekkersrol geven. Het mensenrechtenbeleid wordt op vernieuwende wijze vormgegeven. Innovatie is een belangrijk uitgangspunt. Er zal zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van nieuwe manieren en mogelijkheden om mensenrechten aan de orde te stellen, bijvoorbeeld door gebruik van sociale media en het benutten van andere digitale mogelijkheden. Ook de mensenrechtenprijs zal de komende jaren gericht zijn op de bevordering van innovatie.

Verkiezingen voor de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties vinden in het najaar van 2014 plaats. Nederland ijvert voor een zetel voor de periode 2015–2017. Vrouwenrechten spelen in 2014 in deze campagne een centrale rol. Komend jaar zet Nederland eveneens zijn missie voort voor een zetel in de VN Veiligheidsraad (2017–2018). Beide lidmaatschappen bieden belangrijke handvatten om de internationale rechtsorde verder te bevorderen. Die doelstelling van het buitenlands beleid blijft onverkort overeind. Vreedzame geschillenbeslechting via juridische procedures, arbitrage of mediatie wordt verder ondersteund. Dat vereist wel goed functionerende internationale instellingen die breed worden gedragen. In 2014 werkt Nederland verder aan hervormingen en verbeteringen in het VN-systeem. Grotere efficiëntie en effectiviteit, een transparanter VN-budget, VN-organisaties die zich beter verantwoorden en het invoeren van Delivering as One als standaard bedrijfsmodel voor de VN bepalen de inzet.

Het Internationaal Gerechtshof, het Internationaal Strafhof en de overige in Nederland gevestigde hoven en tribunalen zijn van wezenlijk belang om geschillen tussen landen op vreedzame wijze te beslechten, en ernstige misdrijven te voorkomen en te bestraffen. Nederland wil werken aan versterkte aandacht voor geschillenbeslechting, aan de universele ratificatie van het Statuut van Rome, de uitvoering van openstaande aanhoudingsbevelen en de verbetering van de relatie tussen het Strafhof en Afrika.

Vrede en veiligheid

Vrede en veiligheid vereisen doorlopend onderhoud. Dreigingen zijn diffuser en minder zichtbaar geworden; interne en externe veiligheid lopen in elkaar over. Nederland kan niet alleen zijn veiligheid zeker stellen: we moeten samenwerken met andere landen, internationale en maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Wij zijn voor onze veiligheid afhankelijk van allianties. Die vinden we in de eerste plaats in de trans-Atlantische samenwerking en de NAVO. Maar ook de NAVO moet zich aanpassen aan de veranderende veiligheidsdreigingen. Nederland spant zich in om de NAVO om te vormen naar een moderne veiligheidsorganisatie waarin bondgenoten en partners meer gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de Euro-Atlantische veiligheidsagenda. De NAVO moet sneller en flexibeler kunnen optreden. Er moet meer aandacht komen voor cybersecurity. De NAVO-top in 2014 is een belangrijk moment om hierover verdere besluiten te nemen.

De uitgangspunten van het Nederlands internationale veiligheidsbeleid zijn neergelegd in de internationale veiligheidsstrategie. We leggen daar duidelijke accenten. Meer samenwerking met Europese partners en meer nadruk op stabiliteit in de regio’s nabij Europa. Meer samenwerking met de private sector. Aandacht voor preventie, bij onderwerpen als wapenbeheersing en terrorismebestrijding, maar ook bij crisismanagement en conflict. Inzet op ontwapening en wapenbeheersing. Met als einddoel: een wereld vrij van massavernietigingswapens. Een geïntegreerde inzet van de diverse instrumenten die de overheid ter beschikking heeft: diplomatie en activiteiten in het politieke domein, inzet van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, bijdragen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, inzet op andere bestuurlijke terreinen zoals de rechterlijke macht en politie en natuurlijk inzet van de krijgsmacht. Tot de veelheid van taken die de krijgsmacht in dit kader uitvoert, vallen onder meer de bestrijding van internationaal terrorisme en het bijdragen aan het bestrijden van onveiligheid, met aandacht voor mensenrechtenschendingen.

Veiligheid en rechtsorde is één van de speerpunten van het Nederlands ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en is daarom ook als beleidsonderdeel opgenomen op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De Nuclear Security Summit verdient speciale vermelding. Op 24 en 25 maart 2014 ontvangt Nederland ruim vijftig staatshoofden en regeringsleiders en de hoofden van vier internationale organisaties om een impuls te geven aan de fysieke beveiliging van nucleair materiaal en het verbeteren van de samenwerking tussen overheid en industrie. Er wordt nauw samengewerkt met het IAEA, dat de expertise en het gezag heeft om op dit terrein een coördinerende rol te spelen. Ook de internationale nucleaire industrie, denktanks, academici en NGO’s zullen rond de top hun eigen bijeenkomsten organiseren om vanuit verschillende invalshoeken aan de preventie en bestrijding van nucleair terrorisme bij te dragen. Een enorme logistieke uitdaging, waar velen nu al dagelijks hard aan werken. Een geslaagde top zal het beeld van Nederland als actieve betrokken internationale speler versterken.

De Europese Unie speelt een belangrijke rol op veiligheidsgebied mede vanwege haar brede instrumentarium. Door een goede combinatie van soft power (hulp, handel) en het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (missies, sancties, diplomatieke druk) kan de EU een grote impact hebben. Door beter samenspel van alle instrumenten die de EU ter beschikking staan in het buitenland – een geïntegreerde benadering – kan effectiever worden opgetreden. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), met Hoge Vertegenwoordiger Ashton aan het stuur, heeft bewezen goede resultaten te kunnen boeken, bijvoorbeeld op de Balkan bij de bemiddeling tussen Servië en Kosovo. De EU heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor de nabij gelegen regio’s. Door coherent en gezamenlijk optreden in Noord-Afrika, de Sahel, de Hoorn van Afrika en het Midden-Oosten kan de EU een rol van betekenis spelen bij het voorkomen en beslechten van onrust en conflicten. De ruime ervaringen opgedaan met civiele missies en militaire operaties stelt de EU in staat om bij stabilisatie en wederopbouw een waardevolle rol te spelen.

Ook in 2014 blijft Nederland bijdragen aan internationale missies, waarbij het Nederlandse veiligheids- en economische belang wordt afgewogen. Nederlandse deelname aan missies in conflictgebieden dient niet alleen ter bevordering van internationale stabiliteit, maar ook voor het veiligstellen van handelsroutes en de toegang tot cruciale grondstoffen die nodig zijn voor onze industrie. Terrorisme en piraterij bijvoorbeeld vormen een veiligheidsprobleem èn een economisch probleem. Daarom blijft Nederland betrokken bij de bestrijding van piraterij in de Hoorn van Afrika, waarbij verschillende instrumenten en kanalen in samenhang worden ingezet (militair, ontwikkelingssamenwerking, diplomatiek, economisch). Financiering van activiteiten vindt onder meer plaats uit het Stabiliteitsfonds en uit het Budget Internationale Veiligheid, dat op de begroting van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking staat. De Minister voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking is, in overeenstemming met de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken, verantwoordelijk voor de aanwending van middelen uit het Budget Internationale Veiligheid. Nederland doet mee met piraterijbestrijding op zee, via EU-operatie Atalanta en NAVO-operatie Ocean Shield, maar Nederland werkt ook aan duurzame oplossingen door aan de ene kant geloofwaardige democratische instellingen te helpen opbouwen in Somalië en aan de andere kant capaciteit in de regio te versterken om piraten te berechten en op humane wijze te detineren. De Nederlandse bijdragen aan EUCAP Nestor (een EU-missie gericht op het opbouwen van regionale kustwachtcapaciteit), EUTM Somalië (opbouw van het Somalische leger) en ACOTA (gericht op het trainen van Afrikaanse militairen ten behoeve van internationale vredesmissies) maken deel uit van deze samenhangende aanpak.

Gezien het grote belang van de Arabische regio voor Nederland en Europa zal Nederland ook in 2014 actief steun blijven verlenen aan het transitieproces. Daarbij treedt Nederland bij voorkeur op via de EU en internationale organisaties. Maar Nederland zal ook de – in omvang beperkte – bilaterale steun, onder meer vanuit het Matra-zuid programma, voortzetten. Het conflict in Syrië vereist aanhoudende inspanningen op humanitair en diplomatiek vlak om de regionale stabiliteit te bewaren. De situatie in Egypte is op het moment van schrijven onvoorspelbaar maar wel van levensgroot belang voor de richting waarin de regio zich kan ontwikkelen. Waar mogelijk zal Nederland in 2014 bijdragen aan het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP), waarbij de goede banden met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit (PA) worden benut. Het initiatief van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Kerry om het vredesproces te hervatten verdient de volle steun van zowel Nederland als de EU.

Europese samenwerking

Door in Europees verband op te treden, sorteren onze diplomatieke inspanningen een groter effect. Samenwerken is effectiever en efficiënter. Het is van belang dat Europa het eigen huis op orde krijgt. Het kabinet werkt aan het op orde brengen van de nationale financiën en neemt groeibevorderende maatregelen. Als andere EU-lidstaten dat ook doen én op Europees niveau de juiste keuzes worden gemaakt, kunnen de EU en haar lidstaten uit de crisis groeien. Dat vereist heldere afspraken over financiële soliditeit en economische hervormingen. En het vraagt om onderlinge solidariteit waar nodig, omdat nationaal belang en Europees belang vaak hand in hand gaan. De hoge werkloosheid en de toenemende armoede in een aantal EU-lidstaten hebben een gevoel van urgentie doen ontstaan om ook de sociale gevolgen van de crisis aan te pakken.

Intern zijn de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet om de financieel-economische stabiliteit in Europa te herstellen. Nederland heeft daarbij steeds een actieve rol gespeeld en zal dit ook in 2014 blijven doen. Verdere structurele hervormingen in de individuele lidstaten zijn nodig om te komen tot duurzame groei. Volledig nakomen van afspraken over nationaal begrotingsbeleid en de vervolmaking van de bankenunie evenals coördinatie van economisch beleid zijn noodzakelijk. Deze uitdagingen zullen in hoge mate de Europese agenda van de komende jaren beheersen. Uitgangspunt van het kabinet is dat de gemeenschappelijke munt van wezenlijk belang is voor de Nederlandse economie: een topprioriteit dus.

Voor een goed functionerende EU is een duurzaam en stevig draagvlak onmisbaar. De vraag moet worden beantwoord of EU-wetgeving wel altijd even adequaat is in relatie tot het doel dat moet worden bereikt, de effectiviteit en de kosten die daarmee gepaard gaan. De regering zal de discussie daarover in Brussel en met andere lidstaten aangaan op basis van een eigen inventarisatie die in 2013 werd afgerond. Een eerdere en meer rechtstreekse betrokkenheid van het nationale parlement bij de Europese besluitvorming is een andere manier om verbetering van de democratische legitimiteit te bewerkstelligen. Ook de Europese overheid zal meer en beter moeten presteren voor minder geld en met minder mensen. Openbaarheid van bestuur en transparantie moeten toenemen. Nederland zal op al deze punten blijven hameren en daarvoor steun blijven zoeken.

Vanzelfsprekend behelst de EU meer dan markt en economie. Europeanen worden verbonden door gedeelde waarden ten aanzien van democratie, rechtsstaat en mensenrechten. De manier waarop de Unie is georganiseerd en de afspraken die er tot stand komen, moeten deze waarden bevorderen en respecteren. Nederland hecht groot belang aan de bescherming van fundamentele vrijheden en democratische grondbeginselen in Europa. Dit komt tot uitdrukking in de Nederlandse inzet om het rechtsstatelijkheidsinstrumentarium binnen de EU te versterken. Ook dient dit de legitimiteit van de Unie te vergroten – niet in de laatste plaats in de Nederlandse samenleving. Ontwikkelingen in Europa zijn sterk bepalend voor onze eigen economische, sociale en politieke toekomst. Nederland moet daaraan mede vorm geven. Daarom kiest het kabinet voor een actieve opstelling in Europa en in het centrum van de Europese besluitvorming. Om binnen de EU voor Nederland gunstige onderhandelingsresultaten te boeken, is het noodzakelijk intensieve bilaterale relaties te onderhouden met de overige lidstaten.

Koninkrijksrelaties

Het buitenlands beleid weerspiegelt ook de belangen van de Caribische landen van het Koninkrijk. Mede vanwege de Caribische ligging van het Koninkrijk zal Nederland ook in 2014 inzetten op veiligheid, stabiliteit en mensenrechten in de Caribische en Midden-Amerikaanse regio. Nederland zal regionale organisaties ondersteunen en blijven zoeken naar mogelijkheden voor bi- en trilaterale samenwerking in de regio, in het bijzonder op het vlak van mensenrechten. Nederland zal ook de banden met Latijns-Amerika, dat zich zowel politiek als economisch voorspoedig ontwikkelt, moderniseren en verdiepen – mede vanuit de historische banden die Nederland met dit continent heeft en de geografische ligging van het Koninkrijk.

Consulaire dienstverlening

Nederlanders reizen veel, tot in alle uithoeken van de wereld. Als lokale instanties bij problemen niet in staat zijn hen te helpen, moeten Nederlanders in het buitenland kunnen blijven rekenen op basisdienstverlening door de Nederlandse overheid of door Europese partners. Zo ook de gemiddeld meer dan 2500 landgenoten die in buitenlandse gevangenissen vastzitten. Hulp aan Nederlanders in het buitenland is een hoofdtaak van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierbij ligt de nadruk op dienstverlening aan Nederlanders in acute nood en schrijnende gevallen.

Soepel verkeer van personen van en naar het Koninkrijk dient grote economische belangen. In 2012 zijn ruim 425.000 visa verstrekt aan buitenlanders. Soepele en deskundige visumverlening is belangrijk om te kunnen concurreren met andere landen om bezoekers uit het buitenland en om te voorkomen dat ongewenste personen binnen komen. Dit vergt een zorgvuldige balans. Tenminste 800.000 Nederlanders wonen in het buitenland. Op vrijwel alle ambassades en consulaten(-generaal) kunnen zij reisdocumenten aanvragen, circa 170.000 stuks in 2012.

Excellente consulaire diensten leveren in tijden van bezuinigingen is een forse opgave. Er wordt gewerkt aan één telefoonnummer waar Nederlanders in het buitenland dag en nacht terecht kunnen voor consulaire bijstand. In het kader van het project Compacte Rijksdienst richt Buitenlandse Zaken zich op de eigen toegevoegde waarde en wordt bundeling van krachten in de vreemdelingenketen nagestreefd. De afgifte van paspoorten proberen we zoveel mogelijk in stand te houden. Nieuwe communicatietechnologie maakt snellere, goedkopere en betere dienstverlening aan burgers mogelijk.

Kiezen voor een flexibele netwerkorganisatie

Om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen van deze tijd, slagvaardig en effectief te kunnen optreden in de wereld om ons heen en tegelijkertijd te kunnen voldoen aan de bezuinigingen die van het ministerie en het postennet worden verwacht, wordt de Nederlandse diplomatieke dienst de komende jaren omgevormd tot een flexibele netwerkorganisatie. In de nota «Voor Nederland, wereldwijd5» is uiteengezet hoe Buitenlandse Zaken haar organisatie de komende jaren wil omvormen tot een meer slagvaardigere en flexibelere organisatie. Daarbij heeft zij ook een nieuwe missie en visie ontwikkeld. Het kabinet kiest daarbij welbewust voor een wijd vertakt postennetwerk, vanuit de overtuiging dat hiermee de Nederlandse belangen in het buitenland het best zijn gediend. Medewerkers ter plaatse zijn nodig om op cruciale momenten voor Nederland het verschil te maken, met hun kennis van de lokale situatie en hun contacten bij de overheid, bij organisaties en in de samenleving. Het internationaal cultuurbeleid ondersteunt de bekendheid met en beeldvorming over Nederland, en versterkt zo ook de Nederlandse positie in het buitenland. Ook publieksdiplomatie draagt hieraan bij. Uitgangspunt is een zo flexibel mogelijke vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland. Om capaciteit te houden in de opkomende markten, waar de rol van de overheid groot is en onze diplomatieke toegang relatief grote meerwaarde heeft, zal het postennet in de komende jaren aanpassingen ondergaan. De grote ambassades worden ingekrompen. Het ministerie in Den Haag wordt kleiner. De huisvesting van ambassades en consulaten wordt soberder. En waar dat kan wordt met andere landen samen een ambassadegebouw betrokken. Nederland sluit wereldwijd 5 consulaten-generaal, daarbij gebruikmakend van alternatieven voor consulaire dienstverlening en de behartiging van de economische belangen die door deze posten werden geboden. Dit betekent kortom dat scherpe keuzes worden gemaakt in de activiteiten en de dienstverlening zo efficiënt mogelijk wordt ingericht.

Ambities

Versterkte internationale rechtsorde en de eerbiediging van de mensenrechten

Nederland kent een lange traditie als voorvechter van een sterke internationale rechtsorde als basis voor een rechtvaardige, vreedzame en welvarende wereld. Nederland neemt deel aan het bestuur van internationaalrechtelijke instellingen, zoals Internationaal Strafhof, het Libanontribunaal (STL), het Permanente Hof van Arbitrage en de Haagse Conferentie voor internationaal Privaatrecht. Ook steunt Nederland het Justice Rapid Response. Dit netwerk van snel inzetbare experts op het gebied van internationaal strafrecht helpt hoven, tribunalen en nationale overheden bij het onderzoeken en vervolgen van internationale misdrijven.

De regering voert de kabinetsreactie op het AIV-advies over Responsibility to Protect uit 2011 uit. Responsiblity to Protect draait om preventie. Daarbij ligt de verantwoordelijkheid altijd in de eerste plaats bij het land zelf. Landen moeten zelf hun bevolking beschermen tegen genocide, etnische zuivering, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. De internationale gemeenschap moet staten hierbij helpen. Bijvoorbeeld met het installeren van betrouwbare politie en een eerlijke rechtsstaat. Pas als een staat wreedheden niet kan (of wil) voorkomen, heeft de internationale gemeenschap de verantwoordelijkheid op te treden. Dit moet zorgen voor een groter draagvlak voor dit principe en betere bescherming van mensen in kwetsbare staten. De situatie in Syrië toont aan hoe moeilijk het nog steeds is om het R2P-principe te realiseren. Nederland steunt het principe onder andere met de Group of Friends of Responsibility to Protect in New York en door strategische financiering (Global Centre R2P, kantoor van de Speciale Vertegenwoordigers Genocide Preventie en Responsibility to Protect van de VN). Daarnaast steunt de regering verder het Restmechanisme voor internationale tribunalen dat de verantwoordelijkheid heeft overgenomen voor de resterende activiteiten van het Rwanda- en Joegoslaviëtribunaal. Hier horen getuigenbescherming, eventuele herzieningsprocedures en het beheer van de archieven bij. Ook ondersteunt de regering het Restmechanisme voor het Speciaal Hof voor Sierra Leone dat per 30 september 2013 de resterende activiteiten van het SCSL overneemt. De regering probeert brede steun te krijgen voor een internationaal verdrag over interstatelijke rechtshulp bij nationale berechting van internationale misdrijven.

Voor het verbeteren van de bekendheid van bestaande vormen voor vreedzame geschillenbeslechting maakt Nederland zich sterk. Vooral voor de bekendheid van het Internationaal Gerechtshof en het Permanente Hof van Arbitrage, die beiden gevestigd zijn in het Vredespaleis dat in 2013 100 jaar bestaat. Hiertoe zullen ook in de VN activiteiten worden ontplooid. Op strafrechtelijk gebied helpt Nederland landen om wetten op te stellen en traint rechters in landen die partij zijn bij het Statuut van Rome. Bij de onderhandelingen over VN-begrotingen (zowel de reguliere begroting als de begroting voor VN-vredesmissies) en het bestuur van de VN in New York streeft Nederland naar een sobere begroting met nominale nulgroei.

Het Nederlandse mensenrechtenbeleid is vastgelegd in de mensenrechtenbrief «respect en recht voor ieder mens6» van 14 juni 2013. De prioriteiten van de regering zijn de bescherming van mensenrechtenverdedigers, gelijke rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT) en gelijke rechten voor vrouwen. Mensenrechtenverdedigers krijgen in 2014 extra steun van Nederland. Ze moeten veilig kunnen werken en zij verdienen respect in de landen waar zij werken. Nederland helpt hun mogelijkheden te vergroten en hun werk te moderniseren. Onder andere het mensenrechtenfonds, de ambassades en de Mensenrechtenambassadeur worden hiervoor in stelling gebracht. Nederland breidt het Shelter City-programma uit, zodat jaarlijks 10 mensenrechtenverdedigers veilig tot rust kunnen komen.

Het belang van vrouwenrechten blijft in 2014 onverminderd groot. Nederland concentreert zich in 2014 vooral op het voorkomen van geweld tegen vrouwen en het bevorderen van politieke participatie. Nederland zal zich ook sterk blijven maken voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), samen met vrouwenrechten, een speerpunt in het ontwikkelingsbeleid zoals opgenomen op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Eind 2014 organiseert Nederland een internationale conferentie over VN-Veiligheidsraadresolutie 1325 over vrouwen in conflictsituaties.

Nederland vraagt stelselmatig aandacht voor de gelijke rechten van LHBT tijdens verschillende internationale bijeenkomsten, via het mensenrechtenfonds en tijdens gesprekken met andere landen. Het beleid is vooral gericht op Afrika, Oost-Europa en Centraal-Azië. Ook onze ambassades bevorderen gelijke rechten voor LHBT. Innovatie, bijvoorbeeld via internet, is een uitgangspunt van het mensenrechtenbeleid.

Ook de VN bevorderen mensenrechten. Dit gebeurt door steun aan OHCHR, de speciale procedures, het systeem van verdragscomités, en het systeem van de Universal Periodic Review.

De EU nam in 2012 een mensenrechtenstrategie aan. Het is nu zaak deze strategie effectief uit te voeren. Daarnaast vereist een goed Europees mensenrechtenbeleid meer samenwerking en effectieve taakverdeling in het extern optreden van de EU. In de Raad van Europa en de OVSE laat Nederland zijn eigen geluid horen. Ook willen wij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens verder hervormen. De regering is voorstander van een spoedige toetreding van de EU tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 21 november 2011. Wanneer de EU toetreedt tot het EVRM krijgt de EU precies dezelfde mensenrechtenverplichtingen als haar lidstaten, die allemaal al aan het EVRM zijn gebonden. Op het wereldtoneel kan de EU erop wijzen dat zij zich vrijwillig onderwerpt aan het toezicht van een externe instantie: het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De regels die de EU intern opstelt ter uitvoering van het te sluiten toetredingsverdrag zijn nog onderwerp van onderhandeling. De regering verliest tijdens deze onderhandelingen de noodzakelijke zorgvuldigheid niet uit het oog.

Nederland gebruikt het postennetwerk voor onder meer mensenrechtendialogen, demarches, samenwerking met EU- en andere partners, mensenrechtenprojecten, contacten met mensenrechtenverdedigers en rapportages over lokale mensenrechtensituaties. De inzet van de Mensenrechtenambassadeur is gericht op dialoog en samenwerking. Daarnaast bespreekt Nederland mensenrechten tijdens bezoeken, handelsmissies en andere contacten met autoriteiten.

Veiligheid en Stabiliteit

De Trans-Atlantische samenwerking in de NAVO blijft een cruciale pijler van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Collectieve verdediging, crisisoperaties en coöperatieve veiligheid blijven de drie kerntaken. Nederland bepleit het omvormen van de NAVO naar een moderne veiligheidsorganisatie, waarin bondgenoten en partners meer gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de Euro-Atlantische veiligheid. Deze verandering zal meerdere jaren in beslag nemen. De NAVO moet sneller en flexibeler kunnen optreden. Dit vereist verdergaande internationale samenwerking om militaire capaciteiten op peil te houden (o.a. via het Smart Defence initiatief) en de interoperabiliteit van de krijgsmachten te versterken nadat de ISAF-missie is afgelopen (via het Connected Forces Initiative). Nederland wil daarnaast een effectievere en beter controleerbare inzet van middelen door de NAVO, een eerlijker lastenverdeling tussen bondgenoten en verdergaande contacten met externe partners. Er is ook meer aandacht nodig voor cyberdreiging. In 2014 worden deze onderwerpen naar verwachting tijdens de NAVO-top besproken.

Nederland hecht grote waarde aan versterking van het Gemeenschappelijke Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). In 2014 moet het GVDB een nieuwe impuls krijgen mede op basis van de uitkomsten van de bespreking van de defensie-aspecten van het GVDB tijdens de Europese Raad van december 2013. De drie belangrijkste punten die daar aan de orde komen zijn: het effectiever maken van het GVDB, militaire capaciteiten en defensie-industrie. Nederland hecht daarnaast grote waarde aan het verder vormgeven en uitwerken van de «geïntegreerde benadering» door de EU. Door beter samenspel van alle instrumenten die de EU ter beschikking staan in het buitenland, kan effectiever worden opgetreden en kunnen duurzame resultaten worden geboekt. De ruime ervaring die inmiddels is opgedaan met civiele missies en militaire operaties stelt de EU in staat om bij stabilisatie en wederopbouw een waardevolle rol te spelen. De nabij de Unie gelegen regio’s (Noord-Afrika, de Sahel, de Hoorn van Afrika en het Midden-Oosten) zullen de komende jaren extra aandacht vragen.

Nederland zal zich in 2014 blijven inspannen om zowel de menselijke aspecten van veiligheid (mensenrechten, democratische en rechtsstatelijke ontwikkeling) alsook de politiek-militaire veiligheidsaspecten in de OVSE regio te bevorderen.

Daarnaast bestrijdt Nederland in internationale organisaties en met andere landen het internationaal terrorisme. We zetten projecten op (of steunen bestaande projecten financieel) die terrorisme in Aziatische en Afrikaanse landen voorkomen. Terrorisme bestrijden we door een rechtstatelijke mensenrechtenbenadering te bevorderen en de weerstand tegen gewelddadige extremistische ideologieën te versterken. In dit perspectief past ook de jaarlijkse bijdrage aan het in Den Haag gevestigde International Centre for Counter-Terrorism (ICCT). Het ICCT stimuleert internationaal beleid tegen terrorisme en verleent via projecten praktische steun aan het maatschappelijk middenveld en overheden. De Nederlandse inspanningen in multilateraal kader verlopen vooral via de Verenigde Naties, waaronder het Counter-Terrorism Executive Directorate, de Europese Unie (uitvoering EU-actieplannen terrorismebestrijding gericht op de Hoorn van Afrika en Jemen, Pakistan en Sahel) en het in 2011 opgerichte Global Counter-Terrorism Forum (GCTF).

Een continu aandachtspunt is de uitvoering van sancties tegen terrorisme. Dit geldt nationaal (Sanctieregeling 2007-II), in de EU (Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931) en bij de VN (Al-Qaida/1267 regime). Een onderdeel van deze sancties zijn de zogenoemde terroristenlijsten. Nederland blijft zich inspannen voor heldere en eerlijke procedures voor plaatsing op en verwijdering van deze lijsten van organisaties en personen.

Daarnaast versterkt Nederland de internationale samenwerking tegen grensoverschrijdende criminaliteit. Daarvoor is volgens Nederland brede ratificatie en betere uitvoering van de relevante internationale verdragen nodig. Verder worden projecten opgezet gericht op training en capaciteitsopbouw, tussen landen en via internationale organisaties zoals UNODC. De aandacht gaat daarbij vooral naar drugshandel, mensenhandel en nieuwe vormen van criminaliteit zoals cybercrime. Ook steunt Nederland projecten die aandacht geven aan risico’s van drugsgebruik zoals de verspreiding van HIV/aids.

Digitale dreiging is een van de grootste nieuwe gevaren en verdient een volwaardige plaats in het buitenlands beleid. Van hackers op zoek naar persoonlijke informatie, spionnen die staatsgeheimen willen stelen en terroristen die ons dagelijks leven willen ontregelen. Om cyber security te garanderen zijn goede internationale afspraken nodig. Nederland werkt daarom mee aan de ontwikkeling van een gedeeld begrippenkader en vertrouwenwekkende maatregelen. Ook streeft Nederland naar betere preventie van cybercrime, cyberspionage en digitale oorlogvoering. Zo maakt Nederland zich hard voor de verdere ratificering en wereldwijde toepassing van het Cybercrimeverdrag (Verdrag van Boedapest) en een bestuursmodel voor internet waarin de verschillende belanghebbenden (overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties) een plaats hebben.

Ontwapening en non-proliferatie moeten uiteindelijk leiden tot een wereld zonder massavernietigingswapens. Nederland speelt op dit terrein een actieve rol, onder meer in de VN, de IAEA en de bijeenkomsten over het Non-Proliferatie Verdrag (NPV), de Geneefse Ontwapeningsconferentie, de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) en het Biologisch en Toxine Wapenverdrag (BTWC). Onder meer via het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) zet Nederland zich in voor de uitvoering van het Actieplan van de laatste Toetsingsconferentie van het NPV (2010). Dat is ook het Nederlands doel voor het derde NPV-voorbereidingscomité in 2014. Speciale aandacht gaat uit naar het bevorderen van transparantie over kernwapenarsenalen en de rol van kernwapens in militaire doctrines.

Nederland zal zich blijven inzetten voor de inwerkingtreding van het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) en voor het op gang brengen van onderhandelingen over een Splijtstofstopverdrag (FMCT). Ook blijven versterking van het waarborgensysteem en bevordering van naleving en handhaving van de regels op non-proliferatieterrein prioriteiten voor Nederland. Aan de ene kant gebeurt dit door financiële en politieke steun aan de IAEA. Aan de andere kant door aandacht te blijven vragen voor «non-compliance» gevallen, zoals Iran en Noord-Korea.

Hoewel wapenexportbeleid primair een nationale aangelegenheid is, blijft Nederland zich inzetten voor verdere Europese harmonisatie, transparantie en een uniforme en strikte uitvoering van gemaakte afspraken op het gebied van wapenexport. Nederland wil hiermee ook het level playing field voor het Nederlandse bedrijfsleven binnen de EU versterken. De regering hoopt in 2014 de ratificatie voor het VN-wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty) af te ronden. Dit verdrag is een belangrijke stap voor de regulering van de internationale wapenhandel.

Nederland zal in 2014 in multilateraal verband bijzondere aandacht blijven vragen voor de geïntegreerde benadering (militair, ontwikkelingssamenwerking, diplomatiek, economisch) van crisisbeheersing. Zowel bij de internationale beleidsontwikkeling als bij de besluitvorming over lopende en nieuwe missies.

Ook in de eigen Nederlandse bijdragen aan internationale crisisbeheersing is samenhang tussen de verschillende instrumenten en kanalen het uitgangspunt. Een belangrijke financieringsbron is het Stabiliteitsfonds, waarmee zowel ODA als non-ODA middelen kunnen worden ingezet voor bevordering van vrede en veiligheid. Daarnaast beschikt Nederland over een pool van experts die ingezet worden in conflictsituaties en internationale missies. Nederland draagt in de Hoorn van Afrika bijvoorbeeld bij aan piraterijbestrijding op zee via inzet in EU-operatie Atalanta en NAVO-operatie Ocean Shield, maar ook aan verduurzaming van piraterijbestrijding. Door aan de ene kant geloofwaardige democratische instellingen te helpen opbouwen in Somalië en aan de andere kant capaciteit in de regio te versterken om piraten te berechten en op humane wijze te detineren. Ook de Nederlandse bijdragen aan EUCAP Nestor (gericht op het opbouwen van regionale kustwachtcapaciteit), EUTM Somalië (opbouw van het Somalische leger) en ACOTA (gericht op het trainen van Afrikaanse militairen ten behoeve van internationale vredesmissies) maken deel uit van deze samenhangende aanpak. De regering neemt in 2014 een besluit over het al dan niet voortzetten van de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Zuid-Sudan (UNMISS), die in het voorjaar afloopt.

Ook in andere regio’s draagt Nederland bij aan verschillende missies. Dit gebeurt op basis van de strategische belangen van Nederland en de behoefte aan en beschikbaarheid van Nederlandse expertise. In het Midden-Oosten gaat de aandacht in het bijzonder uit naar het conflict in Syrië. Nederland blijft in die regio ook bijdragen aan EUPOL COPPS (rechtstaatsontwikkeling in de Palestijnse Gebieden), in samenhang met EUBAM Rafah (ondersteuning bij grensbewaking). Op de Balkan blijven Nederlandse politiefunctionarissen, rechters en civiele experts via EULEX Kosovo het rechtssysteem en het politieapparaat versterken. In de Sahel helpt Nederland de crisis in Mali te bezweren, onder andere met een OS-programma voor veiligheid en rechtsorde. Ten slotte bouwt Nederland in Afghanistan de onderdelen van de geïntegreerde inzet in Afghanistan die actief zijn gebleven na het beëindigen van de politietrainingsmissie in Kunduz verder af. De resultaten van de missie worden in 2014 geanalyseerd om de impact van de ketenbenadering verder in kaart te brengen.

Nederland helpt landen in de Arabische regio (met het zogenoemde Matra-zuid programma) met hun economische ontwikkeling, versterking van de rechtsstaat en democratisering. De verantwoordelijkheid van de betrokken landen staat daarbij voorop. Nederland wil vooral investeren in die landen waar verandering het meest kansrijk is en die een voorbeeldfunctie voor de regio kunnen vervullen. Conditionaliteit en vraaggestuurdheid blijven daarbij belangrijke uitgangspunten.

Nederland steunt in algemeen een sterkere rol van de Verenigde Naties op het gebied van conflictbemiddeling en vredesopbouw in crisissituaties, o.a. via het VN-Vredesopbouwfonds en de Mediation Support Unit van het VN Department for Political Affairs.

Energie- en grondstoffenvoorzieningszekerheid

Toegang tot en verantwoorde en duurzame winning van energie en grondstoffen is cruciaal. Groeiende concurrentie en bedreiging van voorzieningszekerheid vormen een potentiële bron van conflict en daarmee een veiligheidsbelang. De regering spant zich daarom in voor nauwere samenwerking met landen die strategische grondstoffen produceren en consumeren. De basis van het Nederlands grondstoffenbeleid is de grondstoffennotitie7. Relaties met onder andere Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk worden op het gebied van grondstoffen intensiever. Relaties met belangrijke energie-producerende dan wel energie-consumerende landen en regio’s worden versterkt. Het gaat om onze buurlanden, Brazilië, de VS, Rusland, China en opkomende producenten in Afrika. Hierbij werken Buitenlandse Zaken en Economische Zaken nauw samen. Ook wil Nederland internationale regelingen voor energie versterken, onder andere via de Internationale Energy Agency (IEA). Daarnaast worden strategische partnerschappen met andere landen verkend. Zowel voor grondstoffen als voor energie. De keuze voor deze landen hangt af van de geopolitieke verhoudingen en het streven naar een zekere voorziening van grondstoffen en energie op de lange termijn. In het Nederlandse beleid zijn duurzaamheid, de verbreiding en toepassing van standaarden, governance en de ketenbenadering van groot belang.

Europese samenwerking

Uitgangspunt voor Nederland is dat landen op de gebieden waar zij soevereiniteit genieten zelf het beleid bepalen en de verantwoordelijkheid dragen hun begroting op orde te brengen en hun economie te versterken. Tegelijkertijd is het voor het voortbestaan van de euro cruciaal dat alle landen financieel-economisch sterker worden en daarmee de Europese concurrentiepositie versterken. Gemaakte afspraken moeten worden nageleefd. Daarom is in 2014 het Europees Semester van groot belang, omdat hierin de afspraken over begrotings- en economisch beleid zijn samengebracht.

Ook gaan we in 2014 door met de versterking van de Eurozone. Of voor een stabiele EMU op de lange termijn aanvullende afspraken nodig zijn, moeten we nog bezien. Daarnaast is het van belang om scherper en beter toezicht te houden op de Europese financiële sector. De regering is voorstander van een stapsgewijze totstandkoming van een Europese bankenunie. De bankenunie moet in ieder geval bestaan uit Europees bankentoezicht, geharmoniseerde toezichtregels en een Europees resolutiemechanisme. De regering ziet een Europees depositogarantiestelsel als sluitstuk van een Bankenunie. Belangrijke akkoorden zijn inmiddels bereikt over Europees bankentoezicht, de kapitaaleisenrichtlijn en het instrument voor directe bankenherkapitalisatie vanuit het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Het is de bedoeling nog voor de Europese Parlementsverkiezingen van 22 mei 2014 overeenstemming te bereiken over een Europees resolutiemechanisme. Halverwege 2014 zal naar verwachting de Europese Centrale Bank beginnen met het bankentoezicht. De aandacht van de EU gaat niet alleen naar de economie en de euro. Het is nodig dat er aandacht wordt geschonken aan de sociale gevolgen van de crisis en de crisisaanpak, zowel met oog op de burgers die er het meest door worden geraakt als ook vanwege de mogelijke verstoring van de verhoudingen in en tussen lidstaten. De regering is van mening dat versterking van de sociale dimensie van de EMU moet aansluiten bij de bestaande afspraken en binnen de huidige (juridische, financiële) kaders moet passen, zoals uiteengezet in de kabinetsinzet voor de sociale dimensie8.

Interne markt

De interne markt vormt de kern van de Europese samenwerking en heeft, als motor van groei en banen, al vele tastbare voordelen en welvaart opgeleverd voor burgers, consumenten en bedrijven. Het onbenutte potentieel van de interne markt is enorm groot. Met de Interne Markt Akten I en II wil de Commissie de interne markt versterken. Het is belangrijk vaart te houden in de besluitvorming. De regering richt zich in 2014 op de afronding van de onderhandelingen en de uitvoering van deze wetten. Het gaat om voor Nederland belangrijke terreinen als innovatie, de interne markt voor diensten, de digitale interne markt, de interne markt voor energie en de modernisering van het auteursrecht.

Institutionalia

Ook in 2014 zullen naar verwachting stappen worden gezet voor een stabielere eurozone. De regering vindt dat de EU maatregelen moet nemen die (op korte termijn) realiseerbaar zijn, zonder dat daarvoor een verdragswijziging nodig is. Een ander uitgangspunt is het belang van de integriteit van de Unie à 28. Om de legitimiteit van de Europese besluitvorming te vergroten is een sterkere rol voor nationale parlementen nodig. Dit kan allereerst door nationale parlementen als mandaatgever en controleur te laten functioneren ten aanzien van het optreden van nationale regeringen in de Raad. Hiervoor is een goede samenwerking tussen parlement en regering vereist. In Nederland zijn hier de laatste jaren belangrijke stappen gezet. Tot slot vinden op 22 mei 2014 de Europese Parlementsverkiezingen plaats en wordt in november 2014 de nieuwe Commissie benoemd. De Europese instellingen zouden deze momenten naar de mening van de regering moeten aangrijpen om initiatieven te nemen ter verbetering van de toekomstige samenwerking.

Subsidiariteitsexercitie

Nederland heeft bekeken wat door Europa gedaan kan worden en wat Nederland zelf doet. De conclusie was: Europees waar het moet, Nederlands waar het kan. De uitkomsten van deze zogenoemde subsidiariteitsexercitie, worden ingediend bij de Europese Commissie. Uiteindelijk moeten er afspraken komen over wat de Commissie wel en niet met voorrang oppakt. Voor een maximaal effect houdt de Nederlandse regering nauw contact met de Europese instellingen en andere lidstaten over gezamenlijke initiatieven in dit verband.

Rechtsstatelijkheid

Een duurzame en goed functionerende EU vereist een stevig fundament in alle nationale rechtsordes en een groot onderling vertrouwen tussen de lidstaten. Aan kandidaat-lidstaten worden daarom hoge eisen gesteld op terrein van de rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten. Eenmaal in de Unie ontbreekt een toets op naleving van deze Europese waarden evenwel. Nederland zal daarom in 2014, samen met een aantal gelijkgezinde andere landen, pleiten voor de totstandkoming van een EU-rechtsstatelijkheidsmechanisme. Dit mechanisme stelt EU-lidstaten in staat van elkaar te leren en zo nodig elkaar aan te spreken als het misgaat.

EU asiel- en migratiebeleid

Met de opening van de arbeidsmarkt voor Bulgaarse en Roemeense werknemers per 1 januari 2014 neemt de noodzaak voor de bestrijding van misstanden, fraude en misbruik toe. De regering pakt schijnconstructies en de uitbuiting van buitenlandse werknemers aan. Bovendien vraagt de regering binnen Europa aandacht voor de negatieve neveneffecten van het vrije verkeer van werknemers. Ook de integratie van immigranten en werknemers uit EU-landen blijft een aandachtspunt. In 2013 is het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel afgerond. In 2014 moet dit worden uitgevoerd. Het akkoord dat in 2013 is gesloten over de herziening van het Schengenbestuur heeft het mogelijk gemaakt rechtsstatelijke elementen bij Schengenevaluaties te betrekken. De regering zal erop toezien dat van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.

EDEO

Nederland beschouwt de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) als een belangrijk instrument om de Europese en de Nederlandse belangen mondiaal te bevorderen. Daarom pleit Nederland voor betere samenwerking tussen EDEO en het postennet van lidstaten. De lessen die getrokken worden uit de evaluatie van EDEO in 2013, zullen in 2014 moeten worden geïmplementeerd. Nederland zal zich hiervoor inzetten: een slagvaardige en effectieve EDEO zal immers ook beter in staat zijn de Nederlandse belangen in de wereld mede te behartigen. Naast o.a. gezamenlijke analyses en extern optreden ziet Nederland ook graag een grotere rol voor de EDEO op consulair vlak. De EDEO biedt op de korte en middellange termijn echter geen adequate vervanging van het postennet van de lidstaten, zoals de Adviescommissie Modernisering Diplomatie ook al constateerde in haar tussenrapport9.

Uitbreiding

Ook in 2014 voert Nederland een strikt en fair beleid ten aanzien van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten voor de EU. We kijken hierbij naar de voortgang op afgesproken criteria, zoals de aanpassing van wet- en regelgeving. Daarnaast kijken we naar het opbouwen van een positief track record bij de uitvoering, in het bijzonder waar het gaat om rechtsstaat en fundamentele rechten, justitie en veiligheid. Nederland steunt met onder meer het Matra-programma (potentiële) kandidaat-lidstaten in Zuidoost-Europa. In 2014 vervolgen we de onderhandelingen met Montenegro, die in juli 2012 begonnen. Verder blijkt in 2014 of IJsland door wil gaan met de toetredingsonderhandelingen. Nederland wil – met het oog op de nieuwe begrotingscyclus die in 2014 start – dat er ook voor potentiële kandidaten meer aandacht komt voor de rechtsstaat.

Ontwikkelingssamenwerking

De volgende fase van het Europees Ontwikkelingsfonds moet vorm krijgen. De regering zal blijven benadrukken waar in de Nederlandse visie de accenten in het nieuwe Europese ontwikkelingssamenwerkingsbeleid moeten komen te liggen. Nederland heeft in samenwerking met andere lidstaten succesvol gepleit voor een striktere, meer politieke benadering van het verstrekken van begrotingssteun door de EU en de regering zal er op blijven toezien dat hieraan gevolg wordt gegeven. Het verlenen van begrotingssteun is alleen opportuun als het ontvangende land een afdoende track record heeft op het gebied van democratie, mensenrechten en rechtsstaat. De toegevoegde waarde van de EU bij het verstrekken van begrotingssteun is daarbij gelegen in de politieke dialoog die zij met partnerlanden kan voeren en het gewicht dat zij hierbij in de schaal kan leggen. De EU maakt zich op voor de onderhandelingen over een nieuw internationaal raamwerk voor ontwikkeling, nadat in 2015 de Millennium Development Goals aflopen. De EU maakt de komende periode vaart met gezamenlijke programmering met lidstaten. Door een goede werkverdeling tussen lidstaten te realiseren, moeten doublures voorkomen worden. Hiermee zal in de Nederlandse partnerlanden proactief aan de slag worden gegaan. Nederland wil de overlap tussen klimaat en armoedebestrijding versterken, in het bijzonder op het gebied van water en voedselzekerheid. Daar zal Nederland in Europees verband voor pleiten.

Nabuurschapslanden

Ten aanzien van de zuidelijke buurlanden zal de EU in 2014 de steun aan de transitieprocessen voortzetten. Landen die meer hervormen, krijgen ook meer steun («more for more»). Dit moet ook in de programmering voor het nabuurschapsinstrument weerslag vinden. Nederland zal van de Commissie blijven vragen dat inzicht wordt gegeven in afwegingen en indicatoren. Voor de landen van het Oostelijk Partnerschap (OP) staat 2014 in het teken van de uitvoering van de uitkomsten van de Top in Vilnius van eind 2013. De regering stelt verdere consolidatie van het OP voorop. Andere landen willen liever associatieakkoorden en vrijhandelsakkoorden met het Oostelijk Partnerschap.

EU Energiebeleid

De Energievoorziening in Europa kan niet los worden gezien van de Europese ambities om de uitstoot van CO2 te reduceren. In 2014 spreekt onder andere de Europese Raad zich uit over over klimaat en energie na 2020. De regering zet zich in voor een ambitieus mondiaal klimaatakkoord. Om dit akkoord te bereiken zal Europa volgend jaar een ambitie voor 2030 moeten vaststellen. Daarnaast moet er meer duidelijkheid komen over de klimaatfinanciering als onderdeel van internationale samenwerking.

Consulaire belangenbehartiging, en een versterkt beeld van Nederland in het buitenland.

De Nederlandse burger kan in crises en noodsituaties in ieder land blijven rekenen op onze hulp. Maar onze zogenoemde consulaire hulp verandert. Zo moet de consulaire dienstverlening zoveel als mogelijk kostendekkend worden, waarbij kwaliteit en klantvriendelijkheid voorop staan. De begeleiding van gevangenen wordt meer maatwerk. Dat betekent dat we de vaste bezoeknormen en financiële ondersteuning loslaten. De afgifte van reisdocumenten wordt zoveel mogelijk in stand gehouden. Digitalisering kan bijdragen aan meer eigentijdse aanbieding van consulaire diensten. Denk bijvoorbeeld aan 24/7 consulaire bereikbaarheid, moderne reis-apps met registratie- en sms-diensten. De uitgifte van paspoorten en visa wordt efficiënter. Ook werken we, binnen de grenzen van de Paspoortwet, aan (gedeeltelijke) digitalisering van paspoortuitgifte. In nauw overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie bevorderen we de terugkeer van illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen. We zoeken ook op consulair gebied de samenwerking met andere Europese landen. Zo zetten wij visumvertegenwoordiging voor en door andere Schengenlanden voort. Ook kijken we of we met andere landen gebouwen, ambassades of consulaten kunnen delen. Ook op het terrein van crisisrespons zoeken we samenwerking.

Het internationaal cultuurbeleid moet de bekendheid en positie van Nederlandse cultuur in het buitenland verbeteren. Omgekeerd draagt Nederlandse zichtbaarheid in het buitenland bij aan een positief beeld van Nederland over de grenzen. Het internationaal cultuurbeleid dient zo bredere belangen dan cultuur alleen. Met de sluiting van het Institut Néerlandais in Parijs krijgt het internationaal cultuurbeleid voor Frankrijk in 2014 een nieuwe opzet. We gaan hierbij uit van het advies van de Raad voor Cultuur en we kijken naar vergelijkbare situaties in andere culturele wereldcentra, zoals in Berlijn en New York. Promotie van de creatieve industrie blijft in 2014 een belangrijk doel van het internationaal cultuurbeleid. Dit doen we in nauw overleg met de posten, het Ministerie van OCW en het Stimuleringsfonds voor de creatieve industrie. In 2014 richt het internationaal cultuurbeleid zich ook op 400 jaar diplomatieke betrekkingen met Zweden.

Publieksdiplomatie versterkt het Nederlandse profiel in het buitenland middels communicatieactiviteiten met lokale belanghebbenden. Het onderhouden en verbinden van netwerken is een belangrijke taak van het BZ-postennetwerk, waarbij sociale media bijdragen aan een realistisch beeld van Nederland in het buitenland.

Nederland wil een goed gastland zijn voor de 34 hier gevestigde intergouvernementele organisaties, waaronder niet alleen de internationale hoven en tribunalen, maar ook belangrijke kennisinstellingen zoals ESA-ESTEC in Noordwijk (ruimtevaart) of het Europees Octrooibureau in Rijswijk (octrooien). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt er in samenwerking met andere departementen, gemeentes en instellingen voor dat de organisaties hier onafhankelijk, veilig en zo efficiënt mogelijk kunnen werken. De organisaties bieden Nederland economische voordelen en dragen er toe bij dat ons land zich wereldwijd kan profileren en invloed heeft. Ook leveren zij een bijdrage aan de ontwikkeling van kennis en innovatie in Nederland.

Licence