Verdeling gemeentefonds
Onverminderd blijft het uitgangspunt dat het gemeentefonds, in combinatie met de andere gemeentelijke inkomstenbronnen, gemeenten voorziet van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken. De verdeling van het gemeentefonds heeft tot doel de middelen zo te verdelen, dat gemeenten in staat zijn om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket te kunnen leveren tegen globaal gelijke lasten.
Het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) 2010 liet zien dat de verdeling van de middelen uit het Gemeentefonds niet meer goed aansloot op de kosten van gemeenten. Om deze reden is de afgelopen jaren onderzoek uitgevoerd voor het groot onderhoud van het gemeentefonds. Conform de systematiek van de Financiële-verhoudingswet wordt de verdeling van de middelen uit het gemeentefonds in het groot onderhoud aangepast aan de verschillen in kosten tussen gemeenten. Door de scheefheden weg te werken wordt de verdeling weer kostengeoriënteerd. De fondsbeheerders hebben in goed overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, betrokken ministeries en de Raad voor de financiële verhoudingen besloten dat de uitkomsten van het groot onderhoud per 2015 in het gemeentefonds worden verwerkt. Dat gebeurt in dat jaar voor het grootste deel van het gemeentefonds. Het groot onderhoud wordt daarnaast voortgezet om in 2016 datzelfde te realiseren voor het resterende deel van het gemeentefonds.
Het verdeelstelsel is in het kader van het groot onderhoud onder meer aangepast in verband met de positie van de vier grote gemeenten en met het oog op het gebruik van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG).
De wijzigingen in het verdeelstelsel per 2015 zijn als volgt:
-
1) Een aantal clusters is samengevoegd, al dan niet in delen. Het cluster Maatschappelijke zorg is met het oog op de decentralisaties Wmo 2015, jeugd en participatie gesplitst in de clusters Maatschappelijke ondersteuning en Jeugd.
-
2) Om diverse redenen treden er veranderingen op in de maatstaven. De voornaamste redenen zijn de verlaging van de vaste bedragen van de vier grootste gemeenten en het gebruik van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG).
-
3) De decentralisatie-uitkering Beeldende kunst en vormgeving is overgeheveld naar de algemene uitkering. Daarnaast is ten laste van de algemene uitkering de nieuwe decentralisatie-uitkering Groeiopgave Almere ingesteld.
-
4) De bedragen per eenheid van de maatstaven zijn gewijzigd.
De wijzigingen waartoe is besloten worden in 2015 in één keer in het verdeelstelsel ingevoerd. Het effect op de algemene uitkering wordt door een overgangsregeling in twee jaar gerealiseerd. Zo wordt invulling gegeven aan de bestuurlijke afspraak van een maximaal nadelig effect van € 15 per inwoner per jaar.
In het vervolg worden in 2014 het cluster Werk en inkomen en de clusteronderdelen Brandweer en rampenbestrijding en Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing onderzocht, zodat voor deze cluster(onderdelen) het groot onderhoud met ingang van het uitkeringsjaar 2016 kan worden doorgevoerd. Bij deze tweede fase van het groot onderhoud gemeentefonds zal aandacht zijn voor de verdeelmaatstaf vast bedrag. Naar aanleiding van het VNG-advies over het groot onderhoud is tevens besloten om op basis van recente cijfers onderzoek te doen naar de uitgaven voor het clusteronderdeel Onderwijshuisvesting. De resultaten van dit onderzoek zullen worden betrokken bij de tweede fase van het groot onderhoud.
Bij brief van 22 mei 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het groot onderhoud (Tweede Kamer, 2013–2014, 33 750 B, nr. 15).
Decentralisaties sociaal domein
Met ingang van 2015 worden gemeenten op grond van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet integraal verantwoordelijk voor het sociaal domein. De decentralisaties gaan in 2015 gepaard met een toevoeging van middelen aan het gemeentefonds. De uitkering bestaat uit de middelen die per 2015 voor de Wmo 2015 (het nieuwe deel) en voor jeugd naar gemeenten gaan en uit het participatiebudget zoals dat per 2015 voor de Participatiewet beschikbaar komt. De middelen worden voor drie jaar verstrekt via één integratie-uitkering en blijven apart zichtbaar op de gemeentefondsbegroting. Na drie jaar gaan de middelen over naar de algemene uitkering van het gemeentefonds, tenzij dit om verdeelsysteemtechnische redenen niet mogelijk is.
Het gemeentelijk aandeel voor de Wmo 2015 en jeugd in 2015 is op basis van de historische situatie bepaald. Per 2016 wordt voor beide een objectief verdeelmodel ingevoerd. Voor participatie wordt vanaf het begin van de integratie-uitkering begonnen met een objectief verdeelmodel.
BTW-compensatiefonds
Het BTW-compensatiefonds (BCF) krijgt vanaf 2015 een plafond. Uitgangspunt voor het plafond is de raming van het BTW-compensatiefonds voor 2014. Vanaf 2015 groeit of daalt dit bedrag met het accrespercentage zoals volgt uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds en het provinciefonds. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties (zoals de decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. De afgelopen jaren lag de realisatie van het BCF rond de € 2,8 miljard. Als het plafond overschreden wordt, volgt een uitname uit het gemeentefonds en provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste aan het gemeentefonds en provinciefonds. De toevoeging of uitname wordt over het gemeentefonds en provinciefonds verdeeld conform de aandelen van de gezamenlijke gemeenten en gezamenlijke provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.
2.1.1. Beleidsmutaties
Door wijzigingen in beleid van verschillende departementen kan worden overgegaan tot het beleggen of juist weghalen van taken bij gemeenten. Soms gaat dit gepaard met een toevoeging aan of een uitname uit het gemeentefonds. In tabel 2.1.1. worden de mutaties per uitgavencategorie weergegeven als gevolg van de beleidsmutaties. Voor een overzicht van de beleidsmatige mutaties vanaf ontwerpbegroting 2014 wordt verwezen naar bijlage 2. In tabel 3.1.2. wordt vanaf de stand ontwerpbegroting 2014 een aansluiting gegeven naar de stand ontwerpbegroting 2015. De weergegeven mutaties worden in het verdiepingshoofdstuk 3 afzonderlijk toegelicht voor zover dit nog niet gebeurd is in een eerder begrotingsstuk.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Opdracht | ||||||
1. Kosten Financiële-verhoudingswet | 1.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s | ||||||
1. Kosten Waarderingskamer | – 13 | 164 | 164 | 164 | 164 | 164 |
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties | ||||||
1. Budget A+O-fonds | 0 | 148 | 148 | 148 | 148 | 148 |
2. Bijdrage aan VNG | – 437 | 36.043 | 1 | 1 | – 999 | – 999 |
3. Bijdrage aan KING | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan medeoverheden | ||||||
1. Algemene uitkering ca en de aanvullende uitkeringen | – 27.037 | – 267.096 | – 272.096 | – 255.496 | – 243.096 | – 237.177 |
2. Integratie-uitkeringen overig | 140.288 | 232.622 | 220.431 | 217.107 | 223.049 | 223.130 |
3. Decentralisatie-uitkeringen | 246.472 | 171.555 | 177.405 | 102.155 | 97.155 | 97.155 |
4. Integratie-uitkering sociaal domein | 0 | 10.286.466 | 10.220.546 | 9.840.848 | 9.697.977 | 9.609.089 |
Totaal mutaties (inclusief meerjarige doorwerking 1e suppletoire 2014) | 360.273 | 10.459.902 | 10.346.599 | 9.904.927 | 9.774.398 | 9.691.510 |