4.4.1. Inleiding
In het Financieel overzicht gemeenten (FOG) wordt een confrontatie van de gemeentelijke inkomsten en uitgaven van gemeenten gepresenteerd. Daarbij worden de netto lasten (lasten – baten) van gemeenten 10 gecorrigeerd voor taakmutaties, areaal- en prijsontwikkeling. De analyse is gebaseerd op een aantal aannames en ramingen die de uitkomsten onzeker maken. Desalniettemin geeft het FOG een indicatie van de financiële ruimte (inkomsten – uitgaven) van gemeenten voor de komende jaren.
4.4.2. Terugblik
In onderstaande tabel 4.4.1. wordt teruggekeken naar de financiële positie van gemeenten in de jaren 2010–2014. In de analyse is gebruik gemaakt van de gemeentelijke begrotingscijfers die door het CBS zijn opgesteld. Het gaat daarbij steeds om de netto-uitgaven: de lasten zijn verminderd met de taakgebonden baten, zoals ontvangen specifieke uitkeringen en de opbrengst van lokale heffingen. De verschillen tussen 2010 en 2014 zijn gecorrigeerd voor de effecten van veranderingen in het gemeentelijke takenpakket (taakmutaties), van prijsontwikkeling en van de groei van inwoners, woningen en andere gemeentelijke ontwikkelingen (areaalontwikkeling). De uitkomsten geven volgens deze aanpak een zo goed mogelijke benadering van de gevolgen van gemeentelijke keuzes. In het Periodiek Onderhoudsrapport gemeentefonds (paragraaf 4.4) is een analyse gemaakt van de begrotingsgegevens zonder dat de genoemde correcties zijn aangebracht.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | |
---|---|---|---|---|---|
Uitgavenclusters | |||||
Werk en inkomen | 260 | 113 | 200 | 40 | 51 |
Maatschappelijke zorg | – 417 | – 201 | – 383 | – 641 | – 786 |
Educatie | – 39 | 27 | – 12 | – 110 | – 81 |
Kunst en ontspanning | 16 | – 53 | – 69 | – 169 | – 158 |
Groen | 1 | – 62 | – 78 | – 161 | – 147 |
VHROSV | – 2 | – 186 | – 79 | – 85 | 27 |
Oudheid | 9 | – 1 | 0 | – 21 | – 23 |
Riolering | – 10 | – 30 | – 61 | – 70 | – 95 |
Reiniging | – 12 | – 22 | – 63 | – 62 | – 67 |
Wegen en water | 66 | – 133 | – 141 | – 218 | – 270 |
Openbare orde en veiligheid | – 85 | – 62 | 25 | – 23 | – 24 |
Fysiek milieu | – 25 | – 29 | – 48 | – 36 | – 73 |
Bevolkingszaken | 15 | – 9 | 16 | – 17 | 61 |
Bestuursorganen | 1 | 7 | – 4 | – 25 | – 4 |
Totaal uitgavenstijging | – 223 | – 643 | – 697 | – 1.598 | – 1.589 |
Inkomstenclusters | |||||
Algemene uitkering | – 323 | – 356 | – 729 | – 1.462 | – 1.201 |
OZB | 46 | 67 | 198 | 260 | 349 |
Overige eigen middelen | 85 | – 128 | 14 | – 152 | – 414 |
Totaal inkomstenstijging | – 192 | – 417 | – 518 | – 1.353 | – 1.266 |
In de periode 2010–2014 zien we een daling van de gemeentelijke inkomsten van € 1,3 miljard. Gemeenten zijn in deze periode € 1,6 miljard minder gaan uitgeven. Met name op de clusters Maatschappelijke zorg, Kunst en ontspanning, Groen en Wegen en water zijn er minder nettolasten.
Bij de gemeentelijke inkomsten uit specifieke uitkeringen en uit rechten en heffingen staan in beginsel tegenover de ontwikkelingen in die inkomsten vergelijkbare ontwikkelingen bij de uitgaven. Zodoende werken zij neutraal door in de analyse.
4.4.3. Vooruitblik
De komende jaren krijgen gemeenten naar verwachting te maken met een daling van de financiële ruimte. Deze analyse is gebaseerd op een aantal aannames en ramingen die de uitkomsten onzeker maken. Desalniettemin wijst het FOG op de noodzaak voor gemeenten om zich te bezinnen op hun budgettaire beleid voor de komende jaren.
In onderstaande tabel 4.4.2. wordt een beeld gegeven van de financiële ruimte van de gemeenten voor de jaren 2015 tot en met 2018. Dit beeld is gebaseerd op een aantal aannames en ramingen die de uitkomsten onzeker maken. De basis wordt ontleend aan gegevens uit de Onderhoudsrapportage specifieke uitkeringen 2014, gemeentelijke begrotingsgegevens over 2014 en de meicirculaire gemeentefonds 2014. De ontwikkeling van jaar op jaar bestaat uit correcties voor taakmutaties, prijsontwikkeling en areaalontwikkeling.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Kostenontwikkeling | 8.180 | 8.787 | 9.048 | 9.513 | 10.344 |
Algemene middelen | |||||
Taakmutaties | 9.146 | 9.026 | 8.617 | 8.511 | 8.426 |
Areaal | 673 | 891 | 1.117 | 1.313 | 1.685 |
Prijzen | 301 | 482 | 602 | 723 | 843 |
Specifieke middelen | |||||
Taakmutaties | – 3.069 | – 3.075 | – 3.081 | – 3.081 | – 3.081 |
Areaal | 1.044 | 1.328 | 1.624 | 1.845 | 2.235 |
Prijzen | 85 | 135 | 169 | 203 | 237 |
Inkomstenontwikkeling | 7.018 | 7.427 | 7.513 | 7.694 | 8.063 |
Gemeentefonds | |||||
Accres | 105 | 289 | 436 | 468 | 500 |
Taakmutaties | 8.696 | 8.516 | 8.068 | 7.903 | 7.758 |
OZB | 63 | 99 | 126 | 153 | 157 |
Overige eigen middelen | 95 | 135 | 171 | 204 | 258 |
Specifieke uitkeringen | – 1.941 | – 1.612 | – 1.288 | – 1.033 | – 609 |
Financiële ruimte | – 1.161 | – 1.360 | – 1.535 | – 1.819 | – 2.281 |
Volgens de analyse is er de komende jaren een negatieve financiële ruimte. Dit wordt met name veroorzaakt doordat, onder de gehanteerde veronderstellingen, de ontwikkeling van het gemeentefonds kleiner is dan de prijs- en areaalontwikkelingen in deze jaren.
Bij de kostenontwikkeling zien we in 2015 ruim € 9,1 miljard aan taakmutaties bij de algemene middelen. Dit wordt met name veroorzaakt door de toevoeging van € 10,3 miljard in 2015 aan het gemeentefonds voor taken op het sociaal domein en de daarbij behorende uitgaven. Daar staat tegenover dat de taakmutaties bij de specifieke middelen ongeveer € 3,1 miljard negatief zijn. Dit komt doordat de specifieke uitkeringen Wet sociale werkvoorzieningen (Wsw) en Wet participatiebudget (Wpb) per 2015 worden beëindigd en worden overgeheveld naar het gemeentefonds.
Overigens wordt er bij deze analyse vanuit gegaan dat de decentralisaties op het vlak van jeugd, Wmo en participatie neutraal doorwerken, doordat tegenover de ontwikkelingen in de inkomsten vergelijkbare ontwikkelingen in de uitgaven staan.
4.4.4. Ontwikkeling vermogenspositie
In onderstaande tabel 4.4.3 wordt de ontwikkeling van de vermogenspositie van gemeenten aangegeven voor de periode 2006 tot en met 2012 op basis van de rekeningen.
2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Eigen vermogen | 27,5 | 28,2 | 30,0 | 34,3 | 32,2 | 31,2 | 29,9 |
waarvan algemene reserve | 10,4 | 10,8 | 11,3 | 11,7 | 11,4 | 11,0 | 10,5 |
waarvan bestemmingsreserve | 15,7 | 16,0 | 17,7 | 21,1 | 20,6 | 20,1 | 18,8 |
waarvan resultaat | 1,5 | 1,3 | 1,0 | 1,6 | 0,2 | 0,1 | 0,7 |
Vreemd vermogen | 38,8 | 37,1 | 44,0 | 45,1 | 48,8 | 50,1 | 51,7 |
Voorzieningen | 11,4 | 10,6 | 7,0 | 7,0 | 7,0 | 7,2 | 7,8 |
Bron: CBS
Op basis van rekeningen
Het eigen vermogen is in de periode 2006 tot en met 2012 toegenomen van € 27,5 miljard tot € 29,9 miljard. Wel is in 2010 voor het eerst een daling waarneembaar die zich in 2011 en 2012 doorzet. Het niveau van het vreemd vermogen is tot en met 2007 gedaald. Vanaf 2008 is vervolgens een stijging waarneembaar tot € 51,7 miljard. De post voorzieningen laat in de periode 2006–2012 een daling zien van € 3,6 miljard.