Verdeling gemeentefonds
Onverminderd blijft het uitgangspunt dat het gemeentefonds, in combinatie met de andere gemeentelijke inkomstenbronnen, gemeenten voorziet van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken. De verdeling van het gemeentefonds heeft tot doel de middelen zo te verdelen, dat gemeenten in staat zijn om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket te kunnen leveren tegen globaal gelijke lasten.
Herverdeeleffecten
Vanwege aanpassingen in de verdeling van het gemeentefonds ontstaan er herverdeeleffecten: sommige gemeenten ontvangen meer, andere juist minder. Aan het nadelige effect van de gezamenlijke aanpassingen in de verdeling is een bovengrens gesteld, te weten het bestuurlijk overeengekomen maximum van € 15 per inwoner per jaar. Dit wordt bereikt door gemeenten met een groter nadelig effect tijdelijk extra middelen, een suppletie-uitkering, te verstrekken. Gemeenten met een voordelig herverdeeleffect zorgen voor de dekking van de suppleties. Deze gemeenten groeien met een zekere vertraging naar hun structurele voordeel.
De aanpassingen in de verdeling betreffen:
-
• De invoering in 2015 en 2016 van de eerste en de tweede fase van het groot onderhoud gemeentefonds;
-
• De geleidelijke invoering in de periode 2015–2018 van een nieuw verdeelmodel participatie;
-
• De invoering in 2016 van de objectieve verdeelmodellen Wmo 2015 en jeugd. Met de invoering wordt ook voor deze middelen invulling gegeven aan de uitgangspunten van de Financiële-verhoudingswet die gelden voor het gemeentefonds, namelijk kostenoriëntatie en globaliteit.
Behalve voor de gezamenlijke aanpassingen is ook voor de afzonderlijke aanpassingen een overgangsregeling getroffen, voor elke aanpassing een eigen regeling. Voor de aanpassing uit hoofde van de invoering van de objectieve verdeelmodellen Wmo 2015 en jeugd heeft de overgangsregeling dezelfde opzet als voor de gezamenlijke aanpassingen. De verschillende overgangsregelingen zorgen er voor dat bij elke aanpassing sprake is van een geleidelijke overgang naar de nieuwe, structurele verdeling. De overgangsregeling voor de gezamenlijke aanpassingen is afgestemd op de effecten die resteren na toepassing van de afzonderlijke overgangsregelingen.
Verdieping cluster Volkshuisvesting Ruimtelijke ordening en Stedelijke vernieuwing
De afgelopen jaren is onderzoek uitgevoerd voor het groot onderhoud van het gemeentefonds. Conform de systematiek van de Financiële-verhoudingswet wordt de verdeling van de middelen uit het gemeentefonds in het groot onderhoud aangepast aan de verschillen in kosten tussen gemeenten. Door de scheefheden weg te werken wordt de verdeling weer kostengeoriënteerd. In 2015 is de tweede fase van het groot onderhoud afgerond. De adviezen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) over deze verdeelvoorstellen vormen aanleiding om in het najaar van 2015 een verdiepingsonderzoek te starten naar het cluster Volkshuisvesting Ruimtelijke ordening en Stedelijke vernieuwing (VHROSV). De Rfv vraagt zich onder meer of het voorstel voor de nieuwe verdeling van het cluster een structureel beeld geeft of dat er nog sprake is van tijdelijke effecten. Ook wordt er aandacht gevraagd voor het investeringskarakter van dit cluster en de gevolgen daarvan voor de toe te passen onderzoekssystematiek. De VNG refereert in haar reactie onder andere aan de relatie tussen (de effecten van) het groot onderhoud en de ambities uit Agenda Stad. Het nieuwe verdeelvoorstel voor VHROSV uit de tweede fase groot onderhoud wordt voorlopig gedeeltelijk (33%) ingevoerd met ingang van het uitkeringsjaar 2016. Uit aanvullend onderzoek moet blijken of aanpassing van het verdeelvoorstel voor 2017 en verder nodig is.
Btw-compensatiefonds
Sinds 2015 is er een plafond gesteld aan de uitgaven binnen het Btw-compensatiefonds (BCF). Bij overschrijding van het plafond, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds.
Voor 2016 staat een beleidsdoorlichting gepland van het BCF. Meer informatie over het BCF is te vinden in artikel 6 van begroting 9 (Financiën en Nationale Schuld).
2.1.1. Beleidsmutaties
Door wijzigingen in beleid van verschillende departementen kan worden overgegaan tot het beleggen of juist weghalen van taken bij gemeenten. Soms gaat dit gepaard met een toevoeging aan of een uitname uit het gemeentefonds. In tabel 2.1.1. worden de mutaties per uitgavencategorie weergegeven als gevolg van de beleidsmutaties. Voor een overzicht van de beleidsmatige mutaties vanaf ontwerpbegroting 2015 wordt verwezen naar bijlage 2. In tabel 3.1.2. wordt vanaf de stand ontwerpbegroting 2015 een aansluiting gegeven naar de stand ontwerpbegroting 2016. De weergegeven mutaties worden in het verdiepingshoofdstuk 3 afzonderlijk toegelicht voor zover dit nog niet gebeurd is in een eerder begrotingsstuk.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Opdracht | ||||||
1. Kosten Financiële-verhoudingswet | 843 | – 130 | – 130 | – 130 | – 130 | – 130 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's | ||||||
1. Kosten Waarderingskamer | 0 | 133 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties | ||||||
1. Budget A+O-fonds | 0 | 161 | 161 | 161 | 161 | 161 |
2. Bijdrage aan VNG | 27.087 | 52.642 | 0 | 0 | 0 | 0 |
3. Bijdrage aan KING | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan medeoverheden | ||||||
1. Algemene uitkering ca en de aanvullende uitkeringen | 237.031 | 831.992 | 849.049 | 851.507 | 854.180 | 855.180 |
2. Integratie-uitkeringen overig | 1.258 | 42.529 | 86.526 | 86.526 | 86.526 | 86.526 |
3. Decentralisatie-uitkeringen | – 201.908 | – 239.264 | – 326.112 | – 336.918 | – 336.918 | – 336.918 |
4. Integratie-uitkering sociaal domein | – 130.550 | – 385.374 | – 193.643 | – 215.738 | – 210.803 | – 206.880 |
Totaal mutaties (inclusief meerjarige doorwerking 1e suppletoire 2015) | – 66.239 | 302.689 | 415.851 | 385.408 | 393.016 | 397.939 |