De begroting IX is opgebouwd uit negen beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en twee niet-beleidsartikelen. Deze beleidsartikelen weerspiegelen het gehele werkterrein van het Ministerie van Financiën inclusief het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid van het Rijk.
De beleidsartikelen voor Financiën zijn:
-
1. Belastingen
-
2. Financiële markten
-
3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector
-
4. Internationale financiële betrekkingen
-
5. Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen
-
6. BTW-compensatiefonds
-
7. Beheer materiële activa
De niet-beleidsartikelen zijn:
-
8. Centraal apparaat
-
10. Nominaal en onvoorzien
De beleidsartikelen voor Nationale Schuld zijn:
-
11. Financiering staatsschuld (transactiebasis)
-
12. Kasbeheer (transactiebasis)
De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 bevat onder meer de beleidsagenda, de begroting op hoofdlijnen en een overzicht van de beleidsdoorlichtingen. Daarna volgen de beleidsartikelen (hoofdstuk 3 en 5) en niet-beleidsartikelen (hoofdstuk 4). Artikel 9 wordt niet meer genoemd omdat dit artikel, net als voorgaande jaren, niet meer in gebruik is. De budgettaire mutaties worden per artikel toegelicht in het verdiepingshoofdstuk in de bijlagen (hoofdstuk 6). Daarnaast zijn bijlagen opgenomen zoals het overzicht van rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) en zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), de begrippenlijst en het overzicht met moties en toezeggingen.
De financiële monitor zal via een aparte internetbijlage bij de Miljoenennota gepubliceerd worden. Het begrotingsbeleid en algemeen financieel-economisch beleid worden toegelicht in de Miljoenennota en komen beknopt aan de orde in de beleidsagenda.
Financiële instrumenten
Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de Minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het Ministerie van Financiën maakt, naast de standaard financiële instrumenten zoals opdrachten, subsidies en garanties, ook gebruik van drie eigen instrumenten: rente, rekening-courant en deposito’s, en financiering.
Het instrument rente komt onder meer terug op de artikelen 11 en 12 over de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Bij artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de Rijksbegroting gaat het daar om leningen die aan de Staat verstrekt worden voor de financiering van de staatsschuld. Op artikel 11 en 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito’s opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van andere (lagere) overheden, de sociale fondsen en andere aan de rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.
Het instrument financiering wordt gebruikt op artikel 3 bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen. De definitie van financiering is als volgt: «van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op.»
Financiering staatsschuld en kasbeheer
Sinds 2013 behandelt begroting IX tevens de schuld van de Nederlandse rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het Ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in het artikel Financiering staatsschuld behandeld (artikel 11). Het geïntegreerd middelenbeheer wordt behandeld in het artikel Kasbeheer (artikel 12). Beide artikelen worden middels een aparte begrotingstaat vastgesteld.
De begroting van Nationale Schuld (artikel 11 en 12) heeft twee specifieke eigenschappen die zijn vastgelegd in de Comptabiliteitswet (CW). De eerste eigenschap is dat beide artikelen geen verplichting kennen om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen. Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12). De tweede eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten van artikel 11 en artikel 12 in deze begroting niet op kasbasis, maar op transactiebasis worden verantwoord. Alle andere onderdelen van de rijksbegroting worden op kasbasis verantwoord. Dit is wettelijk vastgelegd in artikel 3, eerste lid van de Comptabiliteitswet. Er wordt bij artikel 11 en 12 dus niet gekeken naar de geldelijke betalingen en ontvangsten in het jaar, maar naar de rentekosten en renteopbrengsten die op transactiebasis aan een jaar worden toegerekend. Hiermee wordt voldaan aan de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010.
Interventies ten behoeve van de financiële sector en maatregelen financiële stabiliteit Europa
Als gevolg van de kredietcrisis is door de Minister van Financiën een aantal maatregelen getroffen om het vertrouwen in de financiële sector en de reële economie te herstellen. In artikel 2 (paragraaf 3.2) wordt dieper ingegaan op het beleidsterrein financiële markten. Het beleid met betrekking tot ABN AMRO, ASR en SNS REAAL wordt toegelicht in artikel 3 (paragraaf 3.3). In artikel 4 (paragraaf 3.4) zijn de verstrekte garanties voor het stabiliteitsmechanisme en de lening aan Griekenland verwerkt. De effecten van de maatregelen met betrekking tot de kredietcrisis op de staatsschuld zijn verwerkt in artikel 11 (paragraaf 5.1).
Groeiparagraaf
Ten opzichte van de begroting 2016 zijn drie verbeteringen doorgevoerd. De eerste verbetering is het verder optimaliseren van de beleidsagenda, een verbetering die is ingezet in de begroting 2016. In de begroting 2017 is voor de beleidsagenda aandacht besteed aan de haalbaarheid en toetsbaarheid van de doelen, en met welke instrumenten deze doelen bereikt dienen te worden.
De tweede verbetering is dat in de begroting 2017 een tabel met niet-juridisch verplichte uitgaven is opgenomen (paragraaf 2.4). Hierin staat per beleidsartikel aangegeven welk bedrag en percentage van de uitgaven juridisch en niet juridisch verplicht is, met een korte uitleg over de bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven. Dit geeft in één oogopslag de budgetflexibiliteit per beleidsartikel weer.
Als laatste zijn binnen Artikel 1 Belastingen meerdere prestatie-indicatoren aangescherpt, toegevoegd en geschrapt. De prestatie-indicatoren zijn nu beter meetbaar en reflecteren de belangrijkste uitkomsten waarop de Belastingdienst kan sturen.