In de onderstaande tabel zijn de ambities voorzien van een aantal kwantitatieve doelen. Per indicator zijn bijbehorende streefwaarden opgenomen, passend bij de beleidsambities. Ten behoeve van een consistente monitoring zijn doelen en ambities van de beleidsagenda 2017 zoveel mogelijk overgenomen uit de beleidsagenda 2016. Op de volgende punten is de indicatorentabel gewijzigd:
-
– door verbeteringen afgelopen jaar in de bron en/of de meetmethode zijn de basis- en streefwaarde van enkele indicatoren gewijzigd. De wijzigingen worden per indicator in een voetnoot toegelicht,
-
– conform de toezeggingen aan de Tweede Kamer, is voor het mbo een nieuwe indicator over tevredenheid van werkgevers over de aansluiting met de arbeidsmarkt toegevoegd,
-
– voor zover mogelijk zijn, op verzoek van de Tweede Kamer, tussenliggende streefwaarden toegevoegd. Bij een aantal indicatoren is «Hoger» opgenomen. Bij deze indicatoren is het niet mogelijk om een realistisch tijdspad in te schatten. De realisatiewaarden van de indicatoren zullen zich niet altijd lineair ontwikkelen, omdat er sprake is van een bepaalde «aanlooptijd», waarna realisatie pas zichtbaar wordt. Waar geen tussenstreefwaarde mogelijk was zijn de laatste realisatiecijfers opgenomen,
-
– met ingang van de subsidieronde 2017–2020 is de indicator uit de cultuursector rondom eigen inkomsten komen te vervallen, omdat vanaf 2017 het percentage standaard op 100% gezet zou moeten worden. Daarvoor in de plaats is een nieuwe indicator cultuurbereik toegevoegd. Echter niet als streefdoel, maar als indicator om de ontwikkelingen te volgen.
Eindjaar per doelstelling
Per streefwaarde wordt voor zover mogelijk een eindjaar vermeld (kabinetsperiode of horizon van de betreffende afspraken met de sector). Het eindjaar en daarmee de tussenwaarde kunnen verschillen per indicator, omdat met verschillende sectoren afspraken zijn gemaakt met een verschillende tijdshorizon: een voorbeeld zijn de indicatoren uit de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo. Hiervoor zijn voornamelijk afspraken gemaakt voor het eindjaar 2020. De tussenwaarde is (voor zover mogelijk) opgenomen voor het jaar 2017. Bij enkele indicatoren zijn geen streefwaarden of tussendoelstellingen opgenomen. Bij deze indicatoren zijn afspraken op het niveau van de instelling gemaakt, die niet vertaald worden naar een streefwaarde op landelijk niveau. Opgenomen zijn de gerealiseerde landelijke waarden, bedoeld als signalering voor de voortgang op het stelselniveau. Zij dienen als onderbouwing bij de analyse of bijstelling van beleid noodzakelijk is.
Doelstelling/indicator | Sector | Basiswaarde (jaartal) | Tussenwaarde (jaartal) | Streefwaarde (jaartal) | Art.nr. | Reden Opname1 | Bron | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt | |||||||||
a) | Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd | |||||||||
• | Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten | po | 47% (2015) | 75% (2017) | 100% (2020) | 1 | SA | Enquêtes Bestuursakkoord PO Regioplan | ||
• | Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest | vo | 56% (2014)2 | 41% (2016) | <25% (2018) | 3 | SA | Toptalenten in het onderwijs, 2016 | ||
• | Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s | vo | 82% (2015) | 88% (2016) | 100% (2018) | 3 | SA | Toptalenten in het onderwijs, 2016 | ||
• | Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt | mbo | 34% (2010) | 35% (2015) | Verbetering | 4 | C | ROA | ||
• | Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs | ho | hbo: 59% (2011) | hbo: 54% (2015)3 | –4 | 6/7 | C | Studentenmonitor Hoger Onderwijs | ||
wo: 69% (2011) | wo: 66% (2015) | |||||||||
• | Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod | po5 | 0,07% (2014–2015) | Lager | 0% (2020) | 1 | SA | Leerplichttelling 2014–2015 | ||
vo5 | 0,17% (2014–2015) | Lager | 0% (2020) | 3 | SA | |||||
b) | Vergroten studiesucces | |||||||||
• | Aandeel leerlingen dat de referentieniveau voor lezen behaalt | po | 92% | 92% | Niet benoemd | 1 | SA | Inspectie/Hemker 2016 | ||
• | Aantal leerlingen dat de referentieniveau voor taalverzorging behaalt | po | 96% | 96% | Niet benoemd | 1 | SA | Inspectie/Hemker 2016 | ||
• | Aantal leerlingen dat de referentieniveau voor rekenen behaalt | po | 90% | 90% | Niet benoemd | 1 | SA | Inspectie/Hemker 2016 | ||
• | Aandeel zittenblijvers6 | po | 2,2% (2013) | 2,0% (2017) | 1,5% (2020) | 1 | SA | DUO | ||
vo | 5,9% (2013) | 4,7% (2017) | 3,9% (2020) | 3 | SA | |||||
• | Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau | mbo | (2008) | (2015) | (2020) | 4 | C | MBO Raad | ||
Niveau 1: 66% | 72% (2015) | Hoger | ||||||||
Niveau 2: 62% | 70% (2015) | Hoger | ||||||||
Niveau 3: 63% | 70% (2015) | Hoger | ||||||||
Niveau 4: 65% | 71% (2015) | Hoger | ||||||||
Totaal: 64% | 70% (2015) | Hoger | ||||||||
• | Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar | ho | hbo: 65,7%(2011) | hbo: 60,5%(2015) | –4 | 6/7 | C | DUO | ||
wo: 60,9%(2011) | wo: 72,8%(2015) | |||||||||
• | Uitval in het eerste jaar | ho | hbo:27,9% (2011) | hbo:27,8% (2015) | –4 | 6/7 | C | DUO | ||
wo: 18,8% (2011) | wo:15,9% (2015) | –4 | ||||||||
• | Switchen na het eerste jaar | ho | hbo: 9,0% (2011) | hbo:8,5% (2015) | –4 | 6/7 | C | DUO | ||
wo: 9,1% (2011) | wo: 8,5% (2015) | –4 | ||||||||
2 | Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat | |||||||||
• | Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde en benoembare leraren | vo | 83,5% (2011) | 96% (2016) | 100% (2017) | 3 | SA | IPTO | ||
• | Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding | po | 20% (2013) | 23% (2017) | 30% (2020) | 1 | SA, LA | Onderwijs Werkt!; Regioplan en DUO | ||
• | Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding7 | vo | 33% (2013) | 40% (2017) | 50% (2020) | 3 | SA, LA | Onderwijs werkt!; Regioplan en IPTO | ||
Bovenbouw vwo | 53% (2013) | Hoger (2017) | 80–85% (2020) | 3 | SA, LA | Onderwijs Werkt!; Regioplan en IPTO | ||||
hbo | 66,2% (2011) | 72,2% (2013)7 | 80% (2016) | 6/7 | C | POMO (Personeels- en mobiliteitsonderzoek), bewerking Vereniging Hogescholen. | ||||
• | Aandeel leraren met ten minste drie jaar ervaring dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst8 | po | 85% (2013) | 92% (2017) | 100% (2020) | 1 | SA, LA | Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs | ||
vo | 76% (2013) | 90% (2017) | 100% (2020) | 3 | SA, LA | |||||
• | Aandeel leraren met ten minste tien jaar ervaring dat de differentiatie vaardigheden beheerst9 | po | 56% (2013) | 70% (2017) | 100% (2020) | 1 | SA, LA | Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs | ||
vo | 34% (2013) | 40% (2017) | 100% (2020) | 3 | SA, LA | |||||
b) | Verbetercultuur | |||||||||
• | Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review | po | 62% (2014) | 81% (2017) | 100% (2020) | 1 | LA, T | Onderwijs werkt!; Regioplan | ||
vo | 63% (2014) | 81% (2017) | 100% (2020) | 3 | ||||||
• | Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister | po/vo/mbo | 8% (2014) | 12% (2015) | 100% (2017) | 1, 3 en 4 | SA, LA, T | Lerarenregister | ||
• | Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister10 | po | 31% (2015) | 70% (2017) | 100% (2018) | 1 | SA | Schoolleiders-register po | ||
c) | Veilig leerklimaat | |||||||||
• | Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt | po | 95% (2012) | Stabiel of hoger (2017) | Stabiel of hoger (2020) | 1 | T | |||
vo | 93% (2012) | Stabiel of hoger (2017) | Stabiel of hoger (2020) | 3 | ||||||
3 | Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties | |||||||||
• | Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld | po11 | 5,3% (2014) | Hoger (2016) | 100% (2017) | 1 | SA, T | PO-Raad | ||
vo | 94% (2014) | Hoger (2016) | 100% (2017) | 3 | VO-raad | |||||
• | Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort | po | 38% (12–13) | Stabiel of hoger (2017) | Hoger (2020) | 1 | SA | Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs | ||
• | Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt12 | vo | 47% (2012–2013) | 77% (2017) | 100% (2020) | 3 | SA | Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs | ||
• | Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert | po | 27% (12–13) | 60% (2016) | 100% (2017–2018) | 1 | SA | Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs | ||
• | Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert13 | vo | 72% (11–12) | 90% (2016) | 100% (2017–2018) | 3 | SA | Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs | ||
• | Oordeel ouders over betrokkenheid | po | Cijfer 7 (2012) | Stabiel of hoger (2017) | Hoger (2020) | 1 | T | |||
• | Aantal voortijdig schoolverlaters | vo/mbo | 41.800 (2009) | 24.451 (2014/2015) | 20.000 (2019/2020) | 3 en 4 | T | DUO | ||
• | Studenten-tevredenheid | mbo | 4 | C | JOB-monitor | |||||
– | Opleiding | 7,0 (2014) | 7,1 (2016) | 7,5 (2020) | ||||||
– | Instelling | 6,5 (2014) | 6,5 (2016) | 7,0 (2020) | ||||||
% tevreden over school en studie | 49% (2014)14 | 52% (2016) | 55% (2020) | |||||||
• | Studenten-tevredenheid15 | ho | hbo: 65,6% (2011) | hbo: 73,3% (2015) | – | 6/7 | C | Nationale Studenten Enquête | ||
wo: 80,1% (2011) | wo: 83,9% (2015) | |||||||||
4 | Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren | |||||||||
• | Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek | vo | 23% (2012) | 28% (2016) | 30% (2017) | 3 | DUO | |||
• | Aandeel mbo-studenten techniek | mbo | 28% (2011) | 28,0% (2015) | 30% (2016) | 4 | C | DUO | ||
• | Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen | ho | hbo: 18% (2012) | hbo: 18% (2015) | hbo: 19% (2016) | 6/7 | C | DUO | ||
wo: 21% (2012) | wo: 23% (2015) | wo: 22% (2016) | ||||||||
• | Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren) | mbo/ho | 16,6% (2010) | 18,9% (2015) | 20% (2020) | 4/6/7 | C | Eurostat, Labour Force survey (LFS) | ||
• | Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was | mbo | 79% (2012) | 77% (2015) | hoger | 4 | T | ROA, BVE-Monitor | ||
• | Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt | ho | hbo: 72% (2013) | ho: 72% (2015) | hoger | 6/7 | C | HBO-Monitor (factsheet Vereniging Hogescholen) | ||
wo: 56% (2011) | wo: 47% (2015) | hoger | 6/7 | C | NAE, Rapport Academici op de arbeidsmarkt | |||||
• | Percentage leerbedrijven dat over vakkennis het oordeel (zeer) goed geeft | mbo | 76% (2016) | –16 | –16 | 4 | T | Onderzoek SBB | ||
• | Percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden het oordeel (zeer) goed geeft | mbo | 76% (2016) | –16 | –16 | 4 | T | Onderzoek SBB | ||
5 | Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap | |||||||||
• | Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores | owb | 2e plaats (2009–2012) 1,52 | 2e plaats (2010–2013) 1,53 | kleiner of gelijk 5 (2010–2013)17 | 16 | C | WT12 | ||
6 | Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het cultureel erfgoed | |||||||||
a) | Aantal bezoeken | |||||||||
• | Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) | cultuur | 2,2 miljoen (2012–2014) | 2,5 miljoen (2017) | Stabiel of hoger (2020) | 14 | C | Opgave van gesubsidieerde instellingen aan OCW | ||
• | Aantal bezoekers gesubsidieerde musea | cultuur | 7,5 miljoen (2012–2014) | 7,9 miljoen (2017)18 | Stabiel of hoger (2020) | 14 | C | Opgave van gesubsidieerde instellingen aan OCW | ||
b) | • | Cultuurbereik: Percentage van de bevolking van 6 jaar en ouder die voorstellingen, musea en bibliotheken bezoekt | cultuur | 89% | –19 | –19 | 14 | C | SCP/CBS (VTO 2012–2014) | |
7 | Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking20 | |||||||||
• | Nog in ontwikkeling | media | ||||||||
8 | Het bevorderen van emancipatie21 | |||||||||
• | Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking | emancipatie | 90% (2010) | 93% (2014) | ≥90% (2013) | 25 | C | Homo emancipatie-monitor |
SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie/afspraak met het veld.
In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025 «De waarde(n) van meten», die in juli 2015 is gepresenteerd, wordt expliciet aandacht besteed aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en aan uitdagend onderwijs voor studenten. Universiteiten en hogescholen hebben al veel gedaan om het onderwijs uitdagender te maken, maar uit de cijfers blijkt dat dit nog niet voldoende is. Mede om deze reden worden de middelen vanuit het studievoorschot ingezet om de kwaliteit van het hoger onderwijs een extra impuls te geven, en daarmee het onderwijs uitdagender te maken.
Het percentage betreft de po leerlingen incl. (v)so leerlingen. Het percentage betreft de vo leerlingen excl. vso leerlingen.
Basis-, tussen- en streefwaarde zijn veranderd t.o.v. begroting 2016 ten gevolge van een andere meetmethode (zie ook Jaarverslag 2015).
Het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (PoMo) wordt tweejaarlijks uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is het coördinerend ministerie voor de arbeidszaken (arbeidsvoorwaarden, pensioenen, personeelsbeleid) van de overheid als geheel. Het onderzoek wordt gehouden onder zittend personeel en medewerkers die recent zijn in- en uitgestroomd. De resultaten worden verwerkt tot rapportages, themapublicaties en infographics die in de tweede helft van 2016 te vinden zijn op www.kennisopenbaarbestuur.nl
Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80% ingevuld heeft. Alle po-scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.
Dit betreft het aandeel afdelingen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).
Deze indicator is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2016. Hiermee is het een samengestelde indicator geworden van indicatoren «aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert» en de indicator «aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen een jaar verbetert». Op deze manier kunnen cohorten zwakke en zeer zwakke afdelingen vergeleken kunnen worden. Hiermee wordt afgeweken van de meetmethode in het Onderwijsverslag van de Inspectie. Bij de meetmethode van de Inspectie is er immers het risico dat de uitkomsten teveel door toeval beïnvloed worden.
In het (openbare) rapport JOB-monitor 2014 wordt in tabel op blz. 135 alleen het percentage opgenomen van tevreden studenten over school en studie.
Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.
Het gaat hier om een eerste meting van SBB onder erkende leerbedrijven. Om de indicator robuuster te maken zal de meting worden uitgebreid met de overige bedrijven die mbo-gediplomeerden in dienst hebben. Om deze reden is voor deze indicator vooralsnog geen streefwaarde opgenomen. Voor de overige meetresultaten van het onderzoek naar leerwerkbedrijven zie de onderwijsmonitor en de website onderwijsincijfers.nl (http://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/mbo/aansluiting-mbo-arbeidsmarkt).
CWTS-cijfers zijn van mei 2016. Zie voor de volledigheid https://www.rathenau.nl/nl/page/citatie-impact-van-alle-publicaties-en-internationale-co-publicaties-wos
Het aantal bezoeken betreft het aantal bezoeken per uitvoering of bij tentoonstellingen, inclusief schoolbezoeken. De streefdoelen zijn ontleend aan de aanvragen van instellingen voor de BIS- periode 2017–2020.
Hier is geen streefwaarde aan verbonden. De indicator is als kengetal opgenomen om ontwikkelingen te volgen. Het percentage van de bevolking dat wordt bereikt door culturele voorzieningen geeft een beeld van het totale bereik van culturele voorzieningen, in lijn met de algemene doelstelling voor artikel 14.
Bij schrijven is er nog geen prestatieovereenkomst over de periode 2016–2020 afgesloten tussen OCW en de NPO. De gesprekken hierover (waaronder de specifieke formuleringen en de streefwaarden) zijn nog in volle gang. Daarom worden in de rijksbegroting 2017 geen indicatoren media opgenomen.
De ontwikkeling van de economische zelfstandigheid van vrouwen wordt gemonitord op de website OCW in Cijfers.