Base description which applies to whole site

Overzichtstabel voor beleidsagenda

Deze financiële paragraaf presenteert conform de rijksbegrotingsvoorschriften de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting, zowel voor de uitgaven (tabel 1) als de ontvangsten (tabel 2).

Tabel 1 Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (uitgaven) (bedragen x € 1 miljoen)
 

Art.

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

 

36.863,4

35.955,5

35.987,6

35.946,0

35.946,0

35.904,3

Belangrijkste mutaties:

             

1) Leerlingen- en studentenontwikkeling

diverse

69,9

57,0

70,2

84,7

77,6

60,4

2) Bijstelling autonome raming studiefinanciering

11,12, 13

– 8,6

– 13,6

– 10,7

5,5

17,6

10,7

3) Instroom asielzoekers

1,3

62,0

77,0

35,0

5,5

0,0

0,0

4) Ramingsbijstelling

91

0,0

– 150,0

– 150,0

– 150,0

– 150,0

– 150,0

5) Lumpsum- en subsidietaakstelling

diverse

– 46,8

– 254,9

– 254,9

– 254,9

– 254,9

– 254,9

6) Politieke prioriteiten

diverse

0,0

200,0

200,0

200,0

200,0

200,0

7) Regeerakkoord D32 Intensivering onderwijs en onderzoek

diverse

0,0

185,0

435,0

385,0

421,0

585,2

8) Fiscale maatregelen monumenten en scholingsaftrek

4,14, 95

0,0

32,0

122,8

122,8

122,8

122,8

9) Eindejaarsmarge

91

325,9

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

10) Kasschuiven

diverse

288,5

– 463,8

125,2

25,2

– 39,0

63,8

11) Loonbijstelling

diverse

793,5

716,4

714,8

711,8

710,6

707,9

12) Prijsbijstelling

diverse

56,4

55,9

55,7

55,5

55,4

55,8

13) Niet-kader relevante mutaties

11,12

476,5

628,3

645,2

647,1

620,4

633,3

14) Overige mutaties

diverse

– 94,8

137,7

5,7

– 1,5

0,8

– 4,1

Stand ontwerpbegroting 2017

 

38.785,8

37.162,5

37.981,6

37.782,8

37.728,5

37.935,3

Tabel 2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (ontvangsten) (bedragen x € 1 miljoen)
 

Art.

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

 

1.337,2

1.381,6

1.450,2

1.508,7

1.585,4

1.630,6

Belangrijkste mutaties:

             

1) Leerlingen- en studentenontwikkeling

12,13

0,0

– 0,1

0,6

1,9

2,4

1,7

2) Bijstelling autonome raming studiefinanciering

11,12, 13

– 8,8

– 10,2

– 10,8

– 12,2

– 13,4

– 12,5

3) Niet kaderrelevante mutaties

11

14,7

18,0

17,3

16,6

17,4

37,1

4) Rente studiefinanciering

11

– 60,6

– 69,8

– 72,7

– 71,0

– 69,1

– 67,4

5) Overige mutaties

diverse

30,0

22,0

31,0

22,0

22,0

22,0

Stand ontwerpbegroting 2017

 

1.312,5

1.341,6

1.415,7

1.466,0

1.544,6

1.611,5

Toelichting:

Leerlingen- en studentenontwikkeling

In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2016 wijst uit dat in het primair onderwijs het aantal leerlingen in de jaren 2016–2019 per saldo hoger is dan in de referentieraming 2015, maar op termijn wordt dit lager. In het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs neemt het aantal leerlingen en studenten per saldo toe, terwijl in het hoger beroepsonderwijs het aantal studenten afneemt. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2015.

Bijstelling autonome raming studiefinanciering

De raming voor studiefinanciering laat voor de jaren 2016–2018 ten opzichte van vorig jaar lagere kaderrelevante uitgaven en ontvangsten zien. Vanaf 2019 slaan de uitgaven om naar een tegenvaller. Dit is het gevolg van de verwerking van nieuwe uitvoeringsgegevens van DUO en wordt voornamelijk veroorzaakt door de gewijzigde verwerking van de OV-studentenkaart voor minderjarige bolstudenten. Zij krijgen per 1 januari 2017 een OV-reisvoorziening. Voor deze reisvoorziening geldt voor de meeste studenten de prestatiebeurssystematiek waardoor de relevante uitgaven over het algemeen pas plaatsvinden als de student is afgestudeerd.

Instroom asielzoekers

Scholen met asielzoekerskinderen kunnen een beroep doen op regelingen voor aanvullende bekostiging. Door de toename van het aantal minderjarige asielzoekers, is van deze regelingen meer gebruik gemaakt. Hierdoor zijn tegenvallers ontstaan.

Ramingsbijstelling

Dit betreft een bijstelling van € 150 miljoen structureel vanaf 2017. Deze bijstelling zal bij de eerste suppletoire begrotingswet 2017 worden verdeeld over de verschillende begrotingsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2017.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

Dit betreft een taakstelling op lumpsum en subsidies ter dekking van de ruilvoetproblematiek en om de begroting van OCW sluitend te maken. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Politieke prioriteiten

Het kabinet heeft € 200 miljoen beschikbaar gesteld voor politieke prioriteiten.

Hiermee wordt de lumpsum- en subsidietaakstelling met € 133 miljoen verzacht. Dit zorgt ervoor dat OCW in staat blijft te investeren in beter onderwijs, bijvoorbeeld in de kwaliteit van leraren en schoolleiders. Ook stimuleren deze middelen scholen om afspraken na te komen die zijn gemaakt in het belang van leraren en leerlingen. Kansengelijkheid kan worden bevorderd, bijvoorbeeld door te investeren in flexibilisering en maatwerk om een betere doorstroom tussen onderwijsniveaus te realiseren. Tegelijk wordt er geïnvesteerd in het mbo om zo voortijdig schoolverlaten van jongeren te voorkomen en nieuwe kansen aan jongeren te bieden om met een mbo diploma op de arbeidsmarkt te starten of om door te studeren.

De resterende € 67 miljoen is voor meerdere doelen bestemd. Er wordt € 15 miljoen ingezet om aanvullende bekostiging ook in het tweede jaar van asielzoekerskinderen in het primair onderwijs mogelijk te maken. Daarnaast wordt € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor het gemeentelijk onderwijsachterstanden beleid (GOAB). Deze middelen komen ten goede aan de kleine gemeenten die deze specifieke uitkering ontvangen, zodat zij beter in staat worden gesteld om voorschoolse educatie aan te bieden. Ook wordt € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor de compensatie van schoolkosten van minderjarige studenten in het mbo uit gezinnen met lage inkomens. Deze middelen zullen via een aparte regeling aan de rijksbijdrage van de mbo-instellingen worden toegevoegd en worden besteed in nauwe samenwerking met de Stichting Leergeld. Voor de uitvoering van de motie Harbers/Nijboer wordt € 25 miljoen beschikbaar gesteld. Het kabinet wil zich inzetten om kansengelijkheid te bevorderen en scheidslijnen te voorkomen. Over de invulling van de € 25 miljoen ontvangt de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling een Kamerbrief. Met de investering van € 2 miljoen blijft voor de Inspectie van het Onderwijs binnen het nieuwe (gedifferentieerde) toezicht ruimte om alle scholen in het funderende onderwijs eens in de vier jaar te bezoeken. Tot slot wordt voor cultuur structureel € 10 miljoen geïnvesteerd in festivals (onder andere Dutch Design Week), cultuureducatie (waaronder muziekonderwijs), talentontwikkeling en erfgoed.

De internationaal opererende en snel groeiende maakindustrie in Brainport Eindhoven (o.a. ASML, Philips, NXP, VDL) is van bijzondere waarde voor het verdienvermogen van Nederland. De aanwezigheid van (internationale) kenniswerkers is een cruciale factor. Om daarvoor aantrekkelijk te blijven is een impuls in het voorzieningenniveau nodig. De fondsbeheerders hebben de Stuurgroep Herziening Financiële verhoudingen ingesteld om op basis van de Studiegroep Openbaar Bestuur en op verzoek van de Tweede Kamer voor de langere termijn te bezien wat de rol van economische groei in de verhoudingen van het Gemeentefonds kan zijn. Om ook een korte termijn oplossing aan te reiken scheldt het kabinet een eerdere lening van € 7 miljoen aan de Internationale School Eindhoven kwijt. Daarnaast wordt vanuit de begroting OCW € 1,6 miljoen in de periode 2017–2020 beschikbaar gesteld als bijdrage aan de Dutch Design Week en vanuit de begroting EZ € 0,9 miljoen ter versterking van het regionale vestigingsklimaat. Dit met het uitgangspunt en de verwachting dat de provincie Brabant bereid is deze bijdragen te matchen.

Onderstaande tabel geeft het extra budget weer. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Tabel 3 Politieke prioriteiten (bedragen x € 1 miljoen)

Verzachten lumpsum- en subsidietaakstelling

133

Asiel

15

Achterstanden

5

Mbo Schoolkosten

10

Gelijke Kansen (o.a. uitvoering motie Harbers/Nijboer)

25

Toezicht inspectie

2

Cultuur

10

Totaal

200

Regeerakkoord D32 Intensivering onderwijs en onderzoek

De (laatste) tranche 2017 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II is overgeheveld van de aanvullende post naar de OCW-begroting. Hiervan is € 185 miljoen structureel bedoeld voor het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en € 50 miljoen in 2018 voor onderzoek. Daarnaast zijn de investeringsmiddelen voor hoger onderwijs en aan onderwijs gerelateerd onderzoek aan de OCW-begroting toegevoegd. Deze middelen zijn vrijgekomen door de invoering van het Studievoorschot. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor een verdeling van deze middelen over de begrotingsartikelen.

Fiscale maatregelen monumenten- en scholingsaftrek

De monumentenaftrek en fiscale aftrekpost scholingsuitgaven worden respectievelijk per 1 januari 2017 en 1 januari 2018 afgeschaft en vervangen met meer gerichte uitgavenregelingen op de begroting van OCW. Met de nieuwe regeling scholingsuitgaven is een budget van € 90,8 miljoen gemoeid en met de monumentenregeling een budget van € 32 miljoen. De besparing die voortvloeit uit de meer gerichte aanpak worden ingezet ter dekking van de ruilvoetproblematiek en om de begroting van OCW sluitend te maken.

Eindejaarsmarge

In 2015 zijn diverse budgetten niet volledig tot besteding gekomen (in totaal € 325,9 miljoen). De eindejaarsmarge wordt onder andere ingezet voor overlopende verplichtingen en ter dekking van tegenvallers in het uitvoeringsjaar (onder andere referentieraming en instroom asielzoekers).

Kasschuiven

Op diverse budgetten vinden kasschuiven plaats omdat middelen in latere (of eerdere) jaren benodigd zijn. De grootste zijn:

  • voor de ov-studentenkaart is er sprake van een kasschuif van € 391,1 miljoen uit 2017 naar 2016 en een kasschuif van € 106,0 miljoen uit 2017 naar 2018 voor de optimalisatie van het kasritme van de staat;

  • voor het actieplan LeerKracht van Nederland worden de maatregelen uit dit actieplan en de dekking ervan met elkaar in evenwicht gebracht. In totaal wordt € 61,3 miljoen uit 2020 doorgeschoven naar 2021;

  • voor de Digitale Taken Rijksarchieven (DTR) wordt een deel van de eindejaarsmarge ingezet. Via een kasschuif wordt daarvan € 43,6 miljoen uit 2016 doorgeschoven naar de jaren 2017 t/m 2020.

Loonbijstelling & prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling tranche 2016 is uitgekeerd aan de departementen. Daarnaast is de meerjarige doorwerking van de loonruimte-overeenkomst publieke sector 2015–2016 en een eenmalige extra loonbijstelling in 2016 voor het werkgeversdeel van de herstelopslag voor pensioenpremies uitgekeerd. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Niet-kaderrelevante mutaties

De raming voor studiefinanciering laat hogere niet-kaderrelevante uitgaven en ontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2016 verwerkte raming van het voorjaar 2015. Dit is het gevolg van de verwerking van nieuwe uitvoeringsgegevens van DUO. De hogere uitgaven komen vooral doordat meer studenten zijn gaan lenen. De hogere ontvangsten worden voornamelijk verwacht door extra inzet van DUO op de invordering van schulden. Daarnaast valt hieronder de budgettaire verwerking van het niet-kaderrelevante deel van de prijsbijstelling tranche 2016.

Rente studiefinanciering (ontvangsten)

De raming voor studiefinanciering laat lagere renteontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2016 verwerkte raming uit het voorjaar 2015. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in de raming 2017 de rentevoet voor de komende jaren neerwaarts is bijgesteld.

Overige mutaties

Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten en overboekingen van en naar andere departementen.

Licence