De voorliggende Slotwet bevat de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting 2018 van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften en de Comptabiliteitswet van 2001 dienen de opmerkelijke verschillen tussen de oorspronkelijke en huidige raming te worden toegelicht. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de financiële instrumenten. Ook is omschreven welke ondergrens gehanteerd moet worden, waarboven een uitgavenmutatie moet worden toegelicht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beleidsmatige en technische mutaties. Op verplichtingenniveau worden mutaties groter dan 10% ten opzichte van de vorige stand, op artikelniveau toegelicht.
Toelichting per beleidsartikel
Artikel 1: Duurzame handel en investeringen
Verplichtingenmutaties:
Artikel 1: Duurzame handel en investeringen (–/– EUR 183,3 miljoen)
De lagere realisatie ten opzichte van de 2de suppletoire begroting wordt veroorzaakt doordat een aantal grotere (subsidie)verplichtingen niet meer in 2018 zijn gerealiseerd. Het betreft vooral verplichtingen op het terrein van infrastructuur (RVO-programma’s als DRIVE en ORIO), maar ook bijvoorbeeld een wereldwijd Tax Programme met de Wereldbank. Met de SER kon nog geen verplichting worden aangegaan voor de implementatie van de convenanten. Het bedrag benodigd voor garantieverplichtingen voor de programma’s DGGF en DTIF is moeilijk te plannen en viel uiteindelijk ruim EUR 34 miljoen lager uit dan voorzien.
Uitgavenmutaties:
Artikel 1.1: Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (–/– EUR 7,9 miljoen)
De uitgaven voor de uitvoering van de convenanten waren lager dan begroot, daarnaast is voor het budget ten behoeve van onderzoek minder uitgegeven. De realisatie blijft voornamelijk achter omdat het ontwikkelen en operationeel maken van het Fonds Verantwoord Ondernemen meer tijd kostte dan voorzien.
Artikel 1.2: Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid (+ EUR 1 miljoen)
Extra activiteiten van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) zorgden voor een overschrijding van het budget, dat in de tweede suppletoire begroting naar beneden was bijgesteld. Deze mutatie is in de jaarlijkse Decemberbrief aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 35 000-XVII-56).
Artikel 1.4 Dutch Good Growth Fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met de focus op het MKB en bij uitzondering en onder condities grootbedrijf (+ EUR 7,9 miljoen)
Met name bij onderdeel twee van het DGGF, financiering van lokaal midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden, zorgden extra activiteiten voor hogere uitgaven. Hierdoor worden de bij de tweede suppletoire begroting verwachte lagere uitgaven deels gecompenseerd. Deze mutatie is in de jaarlijkse Decemberbrief aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 35 000-XVII-56).
Ontvangstenmutaties:
Artikel 1.10: Ontvangsten duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (+ EUR 5,8 miljoen)
De ontvangsten duurzame handel en investeringen zijn hoger dan begroot. Deze ontvangsten bestaan voornamelijk uit terugbetalingen door RVO voor de aflopende programma’s Finance for International Business en 2 get there. Verder zijn er voor DTIF premieontvangsten en verrekening van de wisselfinancieringen vanuit de begrotingsreserve.
Artikel 1.40: Ontvangsten DGGF (–/– EUR 1 miljoen)
De verstrekte wisselfinancieringen waren EUR 1,0 miljoen lager dan verwacht en er zijn geen schades uitgekeerd. Uitgekeerde wisselfinancieringen en schades worden verrekend met een onttrekking aan de reserve. De onttrekking wordt geboekt ten gunste van de ontvangsten DGGF. Hierdoor is per saldo minder onttrokken aan de begrotingsreserve dan ten tijde van de tweede suppletoire begroting verwacht.
Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
Verplichtingenmutaties:
Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat (–/– EUR 98,5 miljoen)
Dit betreft verplichtingen die gepland waren voor 2018 maar vanwege langere voorbereidingstijd zijn doorgeschoven naar 2019. Op het gebied van hernieuwbare energie gaat het onder andere om Results Based Financing, bijdrage aan EnDev (Energising Development) en de nieuwe fase van Global Alliance Cookstoves. Voor Klimaat algemeen betreft het een bijdrage aan IDH voor een palmolie-programma.
Uitgavenmutaties:
Artikel 2.2: Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie (+ EUR 1,3 miljoen)
De verhoging is toe te schrijven aan het programma Fonds Duurzaam Water, dat door de RVO wordt uitgevoerd. Dit programma kent een voorspoedige uitvoering, waardoor er in het vierde kwartaal van 2018 al een hogere liquiditeitsbehoefte was dan eerder voorzien. Deze mutatie is in de jaarlijkse Decemberbrief aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 35 000-XVII-56).
Artikel 2.3: Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering (–/– EUR 4,3 miljoen)
Per saldo vallen de uitgaven op dit artikelonderdeel lager uit omdat een betaling aan UNEP niet is door gegaan. Het bleek aan het einde van het jaar uiteindelijk niet meer mogelijk om de volledige betaling voor 2018 te realiseren.
Artikel 3: Sociale vooruitgang
Uitgavenmutaties:
Artikel 3.3: Versterkt maatschappelijk middenveld (+ EUR 2,5 miljoen)
De hogere uitgaven op artikel 3.3 hebben te maken met het feit dat enkele partnerschappen, zoals het Nederlandse Rode Kruis en de International Union for Conservation of Nature (IUCN), meer liquiditeit nodig hadden dan was voorzien. Deze mutatie is in de jaarlijkse Decemberbrief aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 35 000-XVII-56).
Artikel 3.4: Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek (–/– EUR 2,7 miljoen)
Redenen voor de lagere uitputting waren de vertraging van de uitwerking van de nieuwe samenwerking met het INCLUDE kennisplatform 2019–2022 en een bijdrage aan het NWO RIDDSA programma die niet doorging, omdat NWO nog genoeg kasmiddelen had.
Artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling
Verplichtingenmutaties:
Artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling (–/– EUR 135,8 miljoen)
Na de tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget naar beneden bijgesteld. Met name op artikel 4.1 humanitaire hulp is het voorziene verplichtingenbudget minder aangesproken doordat voor eind 2018 voorziene verplichtingen zijn verschoven naar 2019.
Uitgavenmutaties:
Artikel 4.1: Humanitaire hulp (+ EUR 1,1 miljoen)
Na de tweede suppletoire begroting is EUR 1,1 miljoen meer besteed. Dit betreft het saldo van de extra uitgave aan WFP (EUR 4 miljoen) zoals vermeld in de Kamerbrief van 31 oktober 2018 (Kamerbrief 32 605 nr. 216). Dit betreft additionele bijdragen voor het noodhulpbudget van 2018 en lager uitgevallen afrekeningen van eerder aangegane verplichtingen. Deze mutatie is in de jaarlijkse Decemberbrief aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 35 000-XVII-56).
Artikel 4.4: Noodhulpfonds (+ EUR 2,1 miljoen)
De uitgaven op het aflopende noodhulpfonds zijn gestegen doordat betalingen van (tot en met 2017) aangegane verplichtingen hoger uitvielen dan geraamd. Deze mutatie is in de jaarlijkse Decemberbrief aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 35 000-XVII-56).
Artikel 5: Versterkte kaders voor ontwikkeling
Verplichtingenmutaties:
Artikel 5: Versterkte kaders voor ontwikkeling (–/– EUR 36,3 miljoen)
Als gevolg van koerswisseling zijn openstaande verplichtingen neerwaarts bijgesteld.
Uitgavenmutaties:
Artikel 5.1: Versterkte multilaterale betrokkenheid (–/– EUR 5,6 miljoen)
De uitgaven zijn lager omdat een geplande betaling voor de VN Funding Compact is uitgesteld naar 2019. Daarnaast bleek de uitvoerende organisatie voor het Assistent-deskundigen programma nog voldoende liquide middelen te hebben waardoor een betaling eind 2018 niet nodig bleek.
Artikel 5.4: Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen (+ EUR 56,3 miljoen)
De stand van artikel 5.4, waar alleen ODA-middelen geparkeerd worden, is aan het einde van het jaar per definitie nul. Er kan immers niets te verdelen meer staan aan het einde van het jaar. De mutaties die tegenover de mutatie op art. 5.4 staan zijn de ODA-mutaties op andere artikelen van BHOS, zowel uitgaven als ontvangsten. Deze zijn samen kleiner dan EUR 56,3 mln. Het resterende bedrag is een overbesteding. Deze overbesteding op ODA wordt binnen de HGIS deels gecompenseerd door onderbesteding op ODA door andere departementen.
Ontvangstenmutaties:
Artikel 5.21: Ontvangsten OS (–/– EUR 3,6 miljoen)
De ontvangsten OS zijn lager dan geraamd. Het betreft voornamelijk restfondsen van afgeronde activiteiten. De omvang van deze restfondsen zijn vooraf moeilijk te voorspellen.
Artikel 5.22: Koersverschillen (–/– EUR 1,9 miljoen)
BZ werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van de buitenlandse valuta. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat een saldo.