Inleiding
Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders een geschil hebben en er onderling niet uitkomen, dan doet de Huurcommissie op verzoek van de huurder of de verhuurder een uitspraak in geschillen omtrent de hoogte van huurprijzen en servicekosten. De Huurcommissie beslecht ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV).
Het Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) Huurcommissie (zonder eigen rechtspersoonlijkheid) wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC). Voor de huurders en verhuurders presenteert de Huurcommissie zich als één landelijk opererende, onpartijdige en toegankelijke organisatie.
De Huurcommissie stuurt op resultaat en doelmatigheid. Daarom hanteert zij een baten-lastenadministratie die het verbeteren van de doelmatigheid ondersteunt door het verband te leggen tussen de kostprijs enerzijds en de kwantiteit en kwaliteit van de diensten anderzijds. In de begroting zijn ook de kosten van het ZBO verwerkt.
De Huurcommissie is continu gericht op verbetermogelijkheden bij de uitvoering van haar taken: het voorkomen, helpen oplossen en waar nodig beslechten van geschillen tussen huurder en verhuurder. Het gaat daarbij om verbeteringen in de dienstverlening aan huurders en verhuurders, en verbeteringen in de bedrijfsvoering. De Huurcommissie speelt flexibel in op wijzigingen in het aantal en soort informatievragen, veranderingen in de samenleving, het aantal en soort geschillen en op wijzigingen in de huurprijswet- en regelgeving. Uitgangspunt bij deze verbeteringen is het kader van de wet- en regelgeving van het huurprijsbeleid en de rijksbrede ontwikkelingen die bij alle uitvoeringsorganisaties spelen.
In deze ontwerpbegroting is verondersteld dat het bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met een verdere modernisering van de Huurcommissie en met de introductie van een verhuurderbijdrage (Kamerstukken II 2016–2017 34 652, nr. 2) in 2018 in werking zal treden.
Staat van baten en lasten
2016 Stand Slotwet | 2017 1e suppletoire begroting | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten | |||||||
Omzet moederdepartement | 10.935 | 12.243 | 7.489 | 6.776 | 6.776 | 6.776 | 6.776 |
Omzet overige departementen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Omzet derden | 748 | 715 | 5.725 | 5.854 | 5.854 | 5.854 | 5.854 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Vrijval voorzieningen | 1.375 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijzondere baten | 1.499 | 2.002 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 14.557 | 14.960 | 13.214 | 12.630 | 12.630 | 12.630 | 12.630 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | 11.000 | 10.855 | 10.316 | 9.732 | 9.732 | 9.732 | 9.732 |
– Personele kosten | 5.796 | 6.116 | 6.535 | 5.951 | 5.951 | 5.951 | 5.951 |
– waarvan eigen personeel | 4.879 | 5.684 | 5.833 | 5.519 | 5.519 | 5.519 | 5.519 |
– waarvan externe inhuur | 800 | 432 | 702 | 432 | 432 | 432 | 432 |
– waarvan overige personele kosten | 117 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
– Materiële kosten | 5.204 | 4.739 | 3.781 | 3.781 | 3.781 | 3.781 | 3.781 |
– waarvan apparaat ICT | 2.698 | 1.947 | 1.150 | 1.150 | 1.150 | 1.150 | 1.150 |
– waarvan bijdrage aan SSO's | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– waarvan overige materiële kosten | 2.506 | 2.792 | 2.631 | 2.631 | 2.631 | 2.631 | 2.631 |
Rentelasten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Afschrijvingskosten | 941 | 489 | 74 | 74 | 74 | 74 | 74 |
– Materieel | 26 | 97 | 74 | 74 | 74 | 74 | 74 |
– waarvan apparaat ICT | 50 | 71 | 71 | 71 | 71 | 71 | |
– Immaterieel | 915 | 392 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige lasten | 1.798 | 4.216 | 2.824 | 2.824 | 2.824 | 2.824 | 2.824 |
– Dotaties voorzieningen | 5 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
– Bijzondere lasten | 1.793 | 4.216 | 2.824 | 2.824 | 2.824 | 2.824 | 2.824 |
Totaal lasten | 13.739 | 15.560 | 13.214 | 12.630 | 12.630 | 12.630 | 12.630 |
Saldo van baten en lasten | 818 | – 600 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Toelichting
Baten
Omzet moederdepartement
De reeks bedragen voor Omzet moederdepartement in de jaren 2018–2022 heeft betrekking op de bekostiging van de Huurcommissie ten laste van artikel 1, Woningmarkt van de ontwerpbegroting Wonen en Rijksdienst 2018. Deze reeks kent een dalend verloop als gevolg van taakstellingen.
Procedure | Aantal zaken |
---|---|
Beslechting van huurprijsgeschillen | 2.990 |
Beslechting van servicekostengeschillen | 1.925 |
Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van punten | 260 |
Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van inkomen | 775 |
Beslechting van WOHV-geschillen | 10 |
Beslechting van geschillen over klachtbehandeling door verhuurders | 150 |
Oplossing door intake en bemiddeling | 3.290 |
Totaal | 9.400 |
Omzet derden
Deze baten betreffen in de eerste plaats de legesopbrengsten die gebaseerd zijn op de veroordeling door de Huurcommissie van geschilpartijen tot vergoeding aan de Staat. Deze vergoeding is verschuldigd door de partij die naar het oordeel van de Huurcommissie geheel of voor het grootste deel de in het ongelijk gestelde partij is. Indien de Huurcommissie van oordeel is dat beide partijen in ongeveer gelijke mate in het ongelijk worden gesteld, kan zij gemotiveerd uitspreken dat elke partij de helft van de voor hem geldende vergoeding aan de Staat verschuldigd is. Het hiervoor geraamde bedrag bedraagt € 0,54 mln.
In de tweede plaats betreft het een verplichte bijdrage van verhuurders voor de werkzaamheden van de Huurcommissie. Het hiervoor vastgestelde bedrag voor 2018 bedraagt € 5,185 mln. Op het moment van opstellen van deze begroting is het wetsvoorstel dat daartoe bij de Tweede Kamer is ingediend, controversieel verklaard.
Lasten
Apparaatskosten
De apparaatskosten betreffen zowel de Dienst van de Huurcommissie als de salarissen en vergoedingen van voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, zittingsvoorzitters en zittingsleden van de Huurcommissie.
Personele kosten
De personele kosten betreffen met name de salarissen van de vaste medewerkers van DHC als de inhuur van externe medewerkers. Alleen voor het opvangen van pieken alsmede op incidentele basis voor specifieke projecten waarvoor DHC zelf geen of onvoldoende expertise en capaciteit in huis heeft, wordt een beroep gedaan op externe medewerkers.
Materiële kosten
De belangrijkste posten zijn huisvesting, bureaukosten, communicatie en ICT. De bijdrage aan SSO's loopt via het kerndepartement en is daarom niet zichtbaar in tabel 1.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten zijn conform de door de Minister van Financiën voorgeschreven afschrijvingstermijnen. Er is rekening gehouden met regelmatige vervangingsinvesteringen.
Overige lasten
De Dienst van de Huurcommissie wordt gereorganiseerd teneinde huurders en verhuurders beter van dienst te kunnen zijn en tevens de kosten te verlagen. De bijzondere lasten hebben betrekking op de hiermee gepaard gaande kosten. De exacte hoogte van de kosten van de reorganisatie is op het moment van opstellen van deze begroting nog niet bekend.
Saldo van baten en lasten
De hiervoor vermelde verlaging van de bijdrage van het moederdepartement uit hoofde van taakstellingen, wordt gecompenseerd door een verlaging van de lasten en de opbrengst uit de verhuurderbijdrage. Als gevolg hiervan is er sprake van neutraal exploitatieresultaat.
Kasstroomoverzicht
2016 Stand Slotwet | 2017 1e suppletoire begroting | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. | Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen | 4.282 | 4.324 | 2.516 | 2.590 | 2.664 | 2.738 | 2.812 |
+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom | 13.912 | 14.960 | 13.214 | 12.630 | 12.630 | 12.630 | 12.630 | |
–/– totaal uitgaven operationele kasstroom | – 13.870 | – 14.200 | – 13.140 | – 12.556 | – 12.556 | – 12.556 | – 12.556 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 42 | 760 | 74 | 74 | 74 | 74 | 74 |
–/– totaal investeringen | 0 | – 168 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
3. | Totaal investeringskasstroom | 0 | – 168 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement | 0 | – 4.402 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
+/+ eenmalige storting door moederdepartement | 2.002 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
–/– aflossingen op leningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
+/+ beroep op leenfaciliteit | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
4. | Totaal financieringskasstroom | 0 | – 2.400 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
5. | Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro) | 4.324 | 2.516 | 2.590 | 2.664 | 2.738 | 2.812 | 2.886 |
Toelichting
Uitgangspunt is een beginsaldo van € 2,516 mln. per 1 januari 2018.
Operationele kasstroom
Uitgegaan is van een jaarlijks exploitatieresultaat van nul en een stabiel saldo van debiteuren en crediteuren.
Investeringskasstroom
Voor 2018 en volgende jaren is het uitgangspunt dat geen omvangrijke investeringen worden verricht, maar diensten worden afgenomen.
Financieringskasstroom
Ten behoeve van deze investeringen zal geen beroep worden gedaan op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
2016 Slotwet | 2017 Vastgestelde begroting | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Omschrijving Generiek Deel | |||||||
% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden | 66 | 90 | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% |
% Servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden | 63 | 90 | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% |
% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden | 92 | 90 | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% |
% WOVH-geschillen afgerond binnen 3 maanden | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | ||
% WOVH-geschillen afgerond binnen 4 maanden | 0 | 90 | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) | 67 | 69 | 69 | 69 | 69 | 69 | 69 |
Saldo van baten en lasten (%) | 6 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in: | 2014 |
Toelichting
Doorlooptijden
Voor de doorlooptijden van geschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte een termijn van maximaal vier maanden. In de afgelopen jaren is geïnvesteerd in de ICT-ondersteuning van het behandelingsproces om deze termijn te kunnen realiseren. Omdat de Huurcommissie bij het behalen van de vermelde doorlooptijden ook afhankelijk is van de medewerking van huurder en verhuurder (het verstrekken van de benodigde informatie, het meewerken aan onderzoek in de woning, aanwezigheid op hoorzittingen), kan de termijn van vier maanden nooit in alle gevallen gerealiseerd worden. De wet kent de mogelijkheid om in die gevallen gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. Het streven is erop gericht om in 2018 de maximale doorlooptijd van vier dan wel vijf maanden voor 90% van de verzoeken te realiseren.
Voor de geschilbeslechting op basis van de Wet op het overleg huurders verhuurder geldt een wettelijke termijn van acht weken, met eveneens de mogelijkheid om indien nodig gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. De ervaringen met de WOHV-geschillen leren dat partijen hechten aan overleg onder auspiciën van de Huurcommissie, als gevolg waarvan de termijn van acht weken niet gehaald wordt zonder dat dit op bezwaren van betrokkenen stuit. Om deze reden is als streeftermijn (voor 90% van de WOHV-geschillen) 4 maanden geformuleerd.
Saldo van baten en lasten
Het saldo van baten en lasten (uitgedrukt als percentage van de totale baten) is feitelijk gezien geen doelmatigheidsindicator, want slechts de resultante van de baten (waar de Huurcommissie geen invloed op heeft) bij min of meer gelijkblijvende lasten. Zie het daarover gestelde bij «Toelichting op het saldo van baten en lasten».
Personeel
Het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren is geen doelmatigheidsindicator, maar een kengetal. Het aantal medewerkers in vaste dienst blijft constant.
Doorlichting
De doorlichting van DHC zoals bedoeld in de Regeling agentschappen heeft in 2014 plaatsgevonden.