Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

Een financieel gezond Nederland en evenwichtige overheidsfinanciën: dat is waar het Ministerie van Financiën met toewijding aan werkt. Nederland staat er financieel goed voor: de economie groeit, de belastinginkomsten stijgen en de overheidsschuld daalt richting het niveau van vóór de crisis.

Maar waakzaamheid is geboden. Nationale en internationale ontwikkelingen en onzekerheden zijn van invloed op de overheidsfinanciën en vragen om aandacht.

Voor 2019 heeft het ministerie negen beleidsprioriteiten. De eerste vier zijn hoofdzakelijk nationale aangelegenheden, de laatste vijf hebben een internationaal karakter.

Het ministerie zet zich in voor gezonde overheidsfinanciën (prioriteit 1). In 2019 verwachten we weer een begrotingsoverschot. Dit betekent een lagere staatsschuld en dalende rentelasten. Met de operatie Inzicht in Kwaliteit vergroten we onze kennis over het effect van beleid en verbeteren we stapsgewijs het evaluatiestelsel (2).

Op fiscaal gebied zetten we in 2019 onder andere in op lastenverlichting voor burgers, het tegengaan van belastingontwijking en -ontduiking en verdere vergroening (3). De veranderopgave bij de Belastingdienst zal de komende jaren aandacht en capaciteit blijven vragen. De uitdagingen zijn complex en hardnekkig. Maar de weg naar boven is ingezet. Dus gaan we in 2019 verder met het beheerst vernieuwen van de Belastingdienst (4).

Internationale financiële markten en het bancaire landschap veranderen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de populariteit van virtuele valuta en startups die innovatieve technologie gebruiken (zogeheten Fintech-bedrijven). Dit vraagt om beleid waarmee een betrouwbare en integere financiële markt kan worden geborgd en waarmee innovatie kan worden bevorderd (5). Een andere prioriteit is de oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest-NL (6). Hiermee zet het kabinet een volgende stap in het stimuleren van nieuwe, kansrijke investeringen in binnen- en buitenland.

Tot slot: de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de EU (7) en over de Brexit (8) gaan in 2019 op volle kracht door. De uitkomsten kunnen flinke invloed hebben op de overheidsfinanciën. Ook zal de Brexit mogelijk grote gevolgen hebben voor de werkzaamheden door de Douane (nieuwe «buitengrens») en voor Nederlandse (financiële) regelgeving. Europese samenwerking (9) is belangrijk hierbij en de laatste prioriteit schetst daarom de insteek van het Ministerie van Financiën op Europees niveau.

1. Gezonde overheidsfinanciën

Gezonde, houdbare overheidsfinanciën zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de welvaart in Nederland. Het kabinet spreekt in het regeerakkoord de ambitie uit om het begrotingsoverschot tijdens deze kabinetsperiode te handhaven. Door te streven naar een begrotingsoverschot van circa 0,5% van het bruto binnenlands product (bbp) in 2021 voldoen we aan de begrotingsnormen van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en daarmee is er ruimte voor het voeren van een trendmatig begrotingsbeleid. Een dergelijk begrotingsbeleid draagt bij aan een goede beheersing van de overheidsfinanciën, een versterking van de economische groei en doelmatige allocatie van middelen.

Voor een goede beheersing van de overheidsfinanciën wordt er gewerkt met uitgavenplafonds die aan het begin van de kabinetsperiode zijn afgesproken. Voor de inkomstenkant van de begroting en bij de werkloosheidsuitgaven geldt het principe van automatische stabilisatie: conjuncturele meevallers komen ten gunste van het saldo, conjuncturele tegenvallers belasten het saldo. Dit voorkomt daarmee dat meevallers leiden tot intensiveringen en tegenvallers tot bezuinigingen, en voorkomt daarmee procyclisch beleid. Ter bevordering van een doelmatige allocatie wordt er op één moment een integrale afweging gemaakt over de begroting: het «hoofdbesluitvormingsmoment» in het voorjaar.

Het kabinet houdt zich voor 2019 aan de uitgavenplafonds. Voor 2019 wordt het EMU-saldo geraamd op 1% van het bbp en de EMU-schuld komt uit op 49,6% van het bbp.

2. Operatie Inzicht in Kwaliteit

Met de operatie Inzicht in Kwaliteit wil het kabinet de maatschappelijke toegevoegde waarde van overheidsbeleid en bijbehorende publieke middelen vergroten. Dit vraagt allereerst om inzicht: weten welk beleid werkt, tegen welke prijs en met welke alternatieven. En dit inzicht moet vervolgens benut worden in het bijsturen van beleid en het vormgeven van nieuw beleid.

Het Ministerie van Financiën gaat voor de operatie met de andere ministeries aan de slag om op specifieke beleidsterreinen, maar ook over de grenzen van beleidsterreinen heen, meer maatschappelijke toegevoegde waarde te realiseren. Het ministerie zal een faciliterende en coördinerende rol vervullen, door best practices te delen, relevante kennis en innovaties van buiten de overheid naar binnen te halen, het huidige evaluatie-instrumentarium kritisch tegen het licht te houden en de resultaten van de operatie te monitoren.

De Minister van Financiën zal met het oog op het verbeteren en versterken van de evaluatiefunctie binnen het eigen ministerie een Commissie Beleidsevaluatie starten. Deze commissie, die bestaat uit zowel interne leden als externe wetenschappers, zal adviseren bij de opzet en eindproducten van evaluaties. Het uitwisselen van ervaring en kennisdeling is daarnaast een belangrijke functie van de commissie.

3. Fiscale voornemens (artikel 1 Belastingen)

De Staatssecretaris van Financiën heeft op 23 februari 2018 de «Fiscale beleidsagenda3» naar de Eerste en Tweede Kamer verstuurd. In deze brief zet hij zijn plannen met het belastingstelsel nader uiteen. De Fiscale beleidsagenda vloeit grotendeels voort uit het regeerakkoord. Daarnaast drukken ook Europese en internationale ontwikkelingen, jurisprudentie en overige verplichtingen hun stempel op de agenda.

In de agenda presenteert het kabinet vijf fiscale beleidsprioriteiten. Allereerst wil het kabinet de internationale belastingontduiking aanpakken en de strijd tegen belastingontwijking voortvarend voortzetten. Daarnaast wil het kabinet de lasten voor burgers verlichten, vooral door de lasten op arbeid te verlagen. Ten derde treft het kabinet maatregelen om het Nederlandse vestigingsklimaat voor bedrijven met reële activiteiten in Nederland aantrekkelijk te houden. De vierde prioriteit is het verder vergroenen van het belastingstelsel. Tot slot zal het kabinet inzetten op een betere uitvoerbaarheid van het belastingstelsel en een beter handhavingsbeleid door de Belastingdienst.

Naast de fiscale beleidsprioriteiten gaat de brief ook in op de impact van digitalisering van de economie op het belastingstelsel en op de privacyregelgeving. Ontwikkelingen op het gebied van de digitale economie zullen in 2019 nauwlettend gevolgd worden en ook zal onderzocht worden op welke wijze de verdergaande digitalisering consequenties heeft voor het fiscale beleid.

De eerste grote stap in de implementatie van de Fiscale beleidsagenda betreft het opnemen van hoofdzakelijk regeerakkoord maatregelen in het pakket Belastingplan 2019. Het gaat daarbij met name om maatregelen waarvan het wenselijk is dat deze per 1 januari 2019 in werking treden, maar ook om maatregelen die op 1 januari 2019 bekend moeten zijn om op 1 januari 2020 in werking te kunnen treden. Dit heeft onder andere te maken met systeemwijzigingen bij de Belastingdienst.

Zo wordt er in het kader van de eerste fiscale beleidsprioriteit in 2018 onder meer verder gewerkt aan de implementatie van de eerste en tweede Europese richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking (Anti Tax Avoidance Directive; ATAD 1 en ATAD 2). Daarnaast wenst het kabinet de lasten voor burgers te verlagen, vandaar dat in het regeerakkoord maatregelen zijn voorgesteld die de lasten voor burgers in 2021 met ruim € 5 mld. verlagen. Daarbij gaat het onder meer om het vanaf 2019 geleidelijk invoeren van een tweeschijvenstelsel in box 1. Met het oog op de derde beleidsprioriteit, het aantrekkelijk houden van het Nederlandse vestigingsklimaat voor bedrijven met reële activiteiten in Nederland, kiest het kabinet er onder meer voor om de tarieven in de vennootschapsbelasting stapsgewijs te verlagen. Bovendien zal de dividendbelasting worden afgeschaft en wordt per 2020 een conditionele bronbelasting op dividenden ingevoerd en per 2021 een conditionele bronbelasting op rente en royalty’s om te voorkomen dat Nederland als schakel wordt gebruikt om financiële stromen naar laagbelastende landen te loodsen. Ook op het gebied van vergroening treft het kabinet in 2019 belangrijke maatregelen zoals de tariefsaanpassingen in de energiebelasting, die ertoe leiden dat de energiebelasting beter in balans wordt gebracht met de CO2-uitstoot. Tot slot is het kabinet voornemens om in verband met de vereenvoudigingsdoelstelling de kleineondernemersregeling (KOR) in de btw te moderniseren door de regeling te vervangen door een facultatieve omzetgerelateerde vrijstelling van omzetbelasting met een omzetgrens van € 20.000. Tevens worden er standaard uitvoeringstoetsen opgesteld voordat nieuwe regelgeving wordt geïmplementeerd4.

4. Beheerst vernieuwen Belastingdienst (artikel 1 Belastingen)

De Belastingdienst staat voor de opgave om werkprocessen te moderniseren en tegelijkertijd de continuïteit te borgen en (nieuwe) wet- en regelgeving te implementeren. De dienstverlening en het toezicht moeten namelijk op een aanvaardbaar peil blijven. In zijn brief «Beheerst vernieuwen» van 26 april 2018 aan de Tweede Kamer schetst de Staatssecretaris van Financiën de aanpak die hij daarbij volgt5. De kern van de vernieuwing is de modernisering van de interactie met burger en bedrijf, informatiegestuurd toezicht, de ontwikkeling van data-analyse, de ontwikkeling van managementinformatie voor de sturing, en modernisering van het IV-landschap. Om deze doelstellingen te bereiken zoekt de Belastingdienst aansluiting op de vele technische en digitale uitdagingen en maatschappelijke ontwikkelingen en verwachtingen waarmee hij zich geconfronteerd ziet. Succesvolle vernieuwing is alleen mogelijk als de Belastingdienst de drie grote kwetsbaarheden voortvarend aanpakt: de gevolgen van de uitstroom van personeel, de complexe en verouderde ICT en de sturing. In de brief Beheerst vernieuwen worden maatregelen genoemd op deze terreinen6.

Personeel

De uitdaging waar de Belastingdienst voor staat is een ordentelijke en beheerste modernisering te bewerkstelligen en tegelijkertijd te borgen dat de medewerkers toegerust zijn voor de modernste manieren van toezicht op en interactie met burgers en bedrijven; de verhouding hoger versus lager opgeleid personeel verschuift naar meer hoger gekwalificeerde medewerkers. Voor de kortere termijn moeten de gevolgen van de uitstroom voor de continuïteit van de bedrijfsprocessen worden opgevangen. Evenals in 2017 en 2018, zal er in 2019 en de jaren erna een grote wervingsinspanning moeten worden geleverd om de benodigde fiscalisten, registeraccountants en ICT’ers binnen te krijgen.

ICT

De huidige ICT-systemen worden robuuster en wendbaarder gemaakt door middel van het programma Modernisering IV-landschap7. Dit is nodig om de continuïteit duurzaam te borgen en de doorlooptijd te verkleinen bij het doorvoeren van wetswijzigingen en andere procesvernieuwingen. Technisch verouderde applicaties worden zoveel mogelijk gesaneerd. De Belastingdienst hanteert een methodiek om zijn applicaties periodiek te beoordelen op zowel technische kwaliteit als bedrijfswaarde, uitgedrukt op een schaal van 0–100%. Die score vormt een belangrijke indicator bij het beantwoorden van de vraag of er aanleiding is te investeren in de vernieuwing van de applicatie. Applicaties die een score voor technische kwaliteit hebben lager dan 50% krijgen het predicaat «achterstallig onderhoud», in de ICT-wereld «technische schuld» genoemd. De doelstelling is om het percentage applicaties met technische schuld, thans circa 50%, de komende jaren substantieel terug te dringen. Tegelijkertijd werkt de Belastingdienst aan verbetering van de systemen en processen in termen van de modernisering en digitalisering van de bedrijfsprocessen van de Belastingdienst. Conform de aanpak in de brief Beheerst vernieuwen wordt in beheerste stappen gewerkt aan deze verbetering door middel van vernieuwingsprojecten. Voor alle processen wordt een doelarchitectuur vastgesteld. Om ICT-kennis structureel vast te houden in de eigen organisatie en de opstart- en afbouwkosten van ICT-projecten te verminderen zal de Belastingdienst meer ICT’ers in vaste dienst aannemen.

Sturing en verantwoording

De sturing en beheersing behoeft nog verdere verbetering. Er zijn met het geïntroduceerde driehoeksmodel van eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer en de vaststelling van de nieuwe topstructuur van de Belastingdienst inmiddels stappen gezet, maar aandacht blijft nodig voor de verdere ontwikkeling en implementatie van de sturing en het verder verbeteren van vastlegging en kwaliteit van de stuur- en verantwoordingsinformatie en risicobeheersing. In zijn brief van 14 juni 2018 aan de Tweede Kamer heeft de Staatssecretaris van Financiën het voorstel gedaan om, in aanvulling op de reguliere documenten van de begrotingscyclus en de halfjaarsrapportages, een extern Jaarplan Belastingdienst en een Jaarverslag Belastingdienst aan de Tweede Kamer te doen toekomen8. Over de inhoud daarvan worden nog nadere afspraken met de Kamer gemaakt.

Uitvoering Fiscale beleidsagenda

In de Fiscale beleidsagenda is aangegeven dat gewerkt wordt aan een betere uitvoerbaarheid en een beter handhavingsbeleid door de Belastingdienst. Dit zal het kompas zijn bij elke aanpassing in de belastingwetgeving. Voor de Belastingdienst betekent dit concreet het maken van grondige uitvoeringstoetsen die inzicht geven in de uitvoerbaarheid en de gevolgen voor de uitvoering en de uitvoeringskosten. De Belastingdienst maakt in het kader van het handhavingsbeleid ieder jaar opnieuw afwegingen en keuzes met betrekking tot de inzet van de beschikbare mensen en middelen naar de verschillende uitvoerings- en handhavingsactiviteiten.

Een andere prioriteit uit de Fiscale beleidsagenda betreft de aanpak van internationale belastingontwijking en belastingontduiking. Internationale constructies worden gebruikt om belasting te ontduiken en inkomsten uit criminele activiteiten zoals corruptie en witwassen te verhullen. In het regeerakkoord heeft het kabinet aangekondigd dat – naar aanleiding van de «Panama Papers» – de informatiepositie en de opsporingscapaciteit van de Belastingdienst wordt versterkt. Hiervoor worden extra middelen uitgetrokken. Dat betekent dat in 2019 kan worden begonnen met werving.

5. Innoverende, betrouwbare en integere financiële sector (artikel 2 Financiële markten)

Het Ministerie van Financiën zet zich in voor de betrouwbaarheid van producten en diensten op de financiële markten en borgt de integriteit van deze markten. Ook bevordert het ministerie innovatie, met in 2019 bijzondere aandacht voor Fintech en virtuele valuta. Virtuele valuta, zoals bitcoins, brengen integriteitsrisico’s met zich mee. Om het witwassen met behulp van virtuele valuta tegen te gaan, is het belangrijk om te weten wie de betrokken partijen zijn. Daarom werken wij in 2019 verder aan regulering van omwisselplatforms in virtuele valuta. Ook wordt bij wet geregeld dat uiteindelijk belanghebbenden van juridische entiteiten en constructies in Nederland in een openbaar register worden opgenomen.

Tot slot vergt de stabiliteit van en het vertrouwen in de instellingen op de financiële markten voortdurende aandacht. Ook in 2019 wordt daarom gewerkt aan voldoende buffers bij financiële instellingen, zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Het gaat hierbij om de implementatie van nieuwe afspraken die zijn gemaakt in het kader van de voltooiing van de Europese Bankenunie. Onderdeel hiervan is dat banken voortaan wettelijk vastgelegde buffers aanhouden die makkelijker kunnen worden aangesproken als een bank in de problemen komt. Ook gaat het hierbij om de implementatie van het herziene kapitaalraamwerk CRR/CRD9, waarmee de leverage ratio eis bijvoorbeeld wettelijk verankerd wordt. Ook zal in Europees verband een start worden gemaakt met de uitwerking van het akkoord over de afronding van kapitaalraamwerk Bazel III (ook Bazel 3,5 of Bazel IV genoemd). De voorgestelde maatregelen daaruit moeten ervoor zorgen dat de omvang van het kapitaal en de risico’s die een bank neemt, beter bij elkaar aansluiten.

Het Ministerie van Financiën streeft naar een goed en transparant aanbod van financiële producten en diensten aan consumenten en bedrijven. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op de productontwikkeling om schade voor de consument en de maatschappij door slechte financiële producten te voorkomen. Dit toezicht zal in 2019 worden geëvalueerd.

Het kabinet zal later dit jaar een agenda voor de financiële sector presenteren met verdere maatregelen die nodig zijn om te komen tot een stabiele, integere en innovatieve financiële sector.

6. Invest-NL (artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector)

In 2019 wordt Invest-NL N.V. opgericht als 100%-deelneming van de Staat10. Het Ministerie van Financiën zal het aandeelhouderschap uitvoeren conform het Deelnemingenbeleid11. Dit gebeurt in overleg met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wouter Bos zal leiding gaan geven aan deze nieuwe instelling.

De Staat zal Invest-NL eigen vermogen verschaffen ter waarde van € 2,5 mld. Dit geld zal in tranches voor Invest-NL beschikbaar komen. Met dit eigen vermogen zal Invest-NL zich richten op de volgende drie hoofddoelen:

  • het faciliteren van risicovolle activiteiten van ondernemingen bij transities op het gebied van energie, verduurzaming (waaronder de circulaire economie en van de gebouwde omgeving), mobiliteit, voedsel, digitalisering van de industrie en maatschappelijke domeinen als zorg, veiligheid en onderwijs;

  • de doorgroei van start-ups en scale-ups naar grotere ondernemingen;

  • het bevorderen van export en buitenlandse investeringen, het ondersteunen van Nederlandse bedrijven voor het internationaal vermarkten van hun producten en het aanpakken van wereldwijde vraagstukken, zoals duurzame energie, klimaatverandering, water en voedselvoorziening.

Voor elk van deze doelen geldt dat Invest-NL in projecten investeert die in de markt niet van de grond komen, maar die zowel maatschappelijk gewenst zijn als op de lange termijn rendabel. Invest-NL kan deze doelen op de volgende manieren bereiken: met ontwikkelingsactiviteiten, met de inzet van risicokapitaal en met internationale financieringsinstrumenten. Voor alle activiteiten van Invest-NL geldt dat aanvullend aan de markt wordt gewerkt: er moet sprake zijn van marktfalen. Voorwaarden voor de activiteiten van Invest-NL zijn bedrijfseconomische principes en een rendement op het eigen vermogen, waarmee de kapitaalstorting kwalificeert als financiële transactie en voldoet aan de staatssteuneisen.

Een voortvarende start van Invest-NL is na oprichting in 2019 mogelijk, omdat al in 2018 een aantal activiteiten en projecten kan beginnen. Het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat speelt bij deze voorbereidingen een belangrijke rol. Dit agentschap zal uiteindelijk opgaan in Invest-NL.

7. Meerjarig Financieel Kader EU (artikel 4 Internationale financiële betrekkingen)

In 2018 zijn de onderhandelingen van start gegaan over het nieuwe MFK van de EU. Het nieuwe MFK moet in 2021 ingaan. Het zwaartepunt van de onderhandelingen over het nieuwe MFK ligt naar verwachting in 2019. De onderhandelingen vergen nauwe samenwerking met het beleidsverantwoordelijke departement Buitenlandse Zaken, de andere betrokken departementen, de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel en gelijkgestemde lidstaten.

Nederland zet zich bij de onderhandelingen in voor een modern en financieel houdbaar MFK, dat nieuwe prioriteiten zoals innovatie en onderzoek, veiligheid, migratie en klimaat weerspiegelt. Vanwege het aangekondigde vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU en om ruimte te creëren voor nieuwe prioriteiten zijn bezuinigingen op bestaand beleid noodzakelijk. Doelstelling van het kabinet is om een stijging van de afdrachten als gevolg van de Brexit te voorkomen en een netto-betalingspositie voor Nederland te realiseren die in lijn is met de nettopositie van lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau. Het kabinet streeft naar substantiële bezuinigingen binnen traditionele beleidsterreinen zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het cohesiebeleid, waarmee een aanvullende Nederlandse bijdrage als gevolg van Brexit vermeden kan worden en die ruimte bieden voor de financiering van nieuwe beleidsprioriteiten. Ook zal Nederland inzetten op versterkte voorwaarden op het gebied van rechtsstatelijkheid, structurele hervormingen en migratie.

8. Brexit (meerdere artikelen)

In principe verlaat het VK op 29 maart 2019 de EU. De EU en de VK hebben een gelimiteerde overgangsperiode afgesproken van 29 maart 2019 tot en met 31 december 2020 die moet worden vastgelegd in de uittredingsovereenkomst waarover nog wordt onderhandeld. In deze periode zal het VK geen lid meer zijn van de Unie, maar wel worden benaderd alsof het een EU-lid is en dus qua rechten en plichten ook nog onderdeel is van de interne markt. Tijdens die overgangsperiode moet het overeengekomen raamwerk voor de toekomstige relatie verder uitgewerkt worden. Het Ministerie van Financiën zal via het interdepartementale circuit nauw betrokken blijven bij de Nederlandse inzet voor die toekomstige relatie. De Nederlandse inzet is erop gericht om tot een zo breed en diep mogelijke toekomstige relatie met het VK te komen, binnen de voorwaarden van de EU.

De komende tijd zal het ministerie blijven toezien op het nakomen van de afspraken die zijn gemaakt met het VK over de financiële verrekening. Ook zal het ministerie nauw samenwerken met de andere departementen en overige stakeholders bij de vormgeving van de zogenoemde «contingency planning», zodat Nederland ook is voorbereid op de mogelijkheid dat de onderhandelingen niet slagen.

Door de Brexit ontstaat er een nieuwe buitengrens voor Nederland en de EU. Direct gevolg is dat voor het goederenverkeer van en naar het VK douaneformaliteiten nodig zijn en dat de Douane hierop toezicht moet uitoefenen. Dat raakt de hele Douane-organisatie. De Brexit betekent een structurele groei van het aangiftevolume, inclusief het noodzakelijke toezicht hierop. Maar de Brexit betekent ook meer en nieuwe klanten en het inrichten van nieuwe processen, zoals voor het ferry-verkeer. Het personeelsbestand zal, rekening houdend met verschillende scenario’s, met 750 tot 930 fte groeien de komende jaren, hetgeen een grote impact op de identiteit van de organisatie heeft en veel vraagt van het absorptievermogen van de organisatie. De Brexit heeft een grote impact op het werk, het personeel en de systemen van de Douane. De Douane is daarom met de noodzakelijke voorbereidingen op de Brexit gestart. Hierbij wordt rekening gehouden met een Brexit-scenario zonder overgangsperiode.

De Brexit heeft daarnaast invloed op de toepassing van fiscale wet- en regelgeving, zoals de Fusierichtlijn, Fiscale eenheid en deelnemingsvrijstelling, de omzetbelasting, de invordering en de mogelijkheden tot gegevensuitwisseling met het VK. Naar verwachting leidt dit tot een toename van het aantal verzoeken om vooroverleg en tot een toename van toezichtactiviteiten om vast te stellen of de impact van de Brexit juist en volledig in de belastingaangiften is verwerkt. De Belastingdienstonderdelen Grote ondernemingen, Midden- en Kleinbedrijf, Particulieren en Centrale Administratieve Processen treffen hiervoor voorbereidingen. Ook de FIOD zal zich moeten instellen op de nieuwe situatie. Bij een harde Brexit (cliff edge-scenario) vertrekt het VK uit alle Europese samenwerkingsverbanden (zoals Europol en Eurofisc), waardoor onder andere informatie-uitwisseling langs reguliere kanalen voor niet-EU-lidstaten plaats zal moeten vinden. Opsporingsonderzoeken in samenwerking met het VK zullen daardoor meer tijd en capaciteit vergen. Tevens kan de Brexit voor de Belastingdienst gevolgen hebben voor het toezicht op de naleving van de fiscale wet- en regelgeving, zeker voor de internationaal opererende bedrijven.

9. Europese samenwerking (meerdere artikelen)

Europa staat er financieel goed voor: de economische groei is stabiel, de overheidsschuld van EU-lidstaten neemt af en de werkgelegenheid neemt toe. Er zijn echter ook onzekerheden, zoals de opkomst van het populisme, een dreigend wereldwijd handelsconflict en de precieze uitwerking van de Brexit. Dit vraagt om een gedegen visie van Nederland en dus van het Ministerie van Financiën. Het kabinet is allereerst van mening dat de Economische en Monetaire Unie (EMU) moet zorgen voor een stabiele munt, stabiele prijzen en economische groei in de Eurozone en Nederland. Daarbij moeten lidstaten zich houden aan de begrotingscriteria in het SGP. Ten tweede is Nederland geen voorstander van het gemeenschappelijk financieren van schulden van EU-lidstaten. Daarom is Nederland ook tegen verdere stappen in de richting van een transferunie.

Om deze doelstellingen te realiseren is het voor Nederland van belang dat de hervorming van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) niet leidt tot soepelere beleidsvoorwaarden en dat besluitvorming in handen van de lidstaten blijft. Ook zal Nederland zich kritisch opstellen ten aanzien van nieuwe begrotingsinstrumenten met een stabilisatiefunctie. Verder zal in 2019 worden doorgewerkt aan de voltooiing van de bankenunie. Nederland vindt het in dat verband van belang de wisselwerking tussen banken en overheden verder te doorbreken. Daarvoor zet Nederland in op een betere behandeling van overheidsobligaties op bankbalansen. Parallel wordt in 2019 naar verwachting ook verder gewerkt aan de technische uitwerking van een Europees Depositoverzekeringsstelsel (European Deposit Insurance Scheme, EDIS), wat kan bijdragen aan het verder weerbaar maken van de Europese bankenunie. Voor Nederland is van belang dat een goede weging van overheidsobligaties tot stand komt, voordat risico’s uiteindelijk via een EDIS worden gedeeld. Om deze doelen te bereiken werkt Nederland nauw samen met Duitsland en Frankrijk, en gaat het een intensieve samenwerking aan met de Nordic-Balticgroep, andere gelijkgestemde lidstaten en de Europese instellingen.

3

Kamerstukken II 2017–2018, 32 140, nr. 33.

4

Deze uitvoeringstoetsen waarborgen de uitvoerbaarheid van nieuwe regelgeving en worden jaarlijks samen met het Belastingplan op Prinsjesdag aangeboden aan de Kamer.

5

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 403.

6

Bij de uitwerking van deze maatregelen en de vernieuwing zal verder worden ingegaan op doelmatigheid en doeltreffendheid.

7

Het IV-landschap betreft het geheel aan software, hardware, licenties, koppelingen, datacenter, contracten, etc. bij elkaar. Zie voor meer informatie over het programma Modernisering IV-landschap van de Belastingdienst de bijlage bij Kamerstukken II 2016–2017, 31 066, nr. 304.

8

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 410.

9

Capital Requirements Regulation (CRR) en Capital Requirements Directives (CRD).

10

Voor meer informatie over oprichting, doel en verwachte resultaten van Invest-NL, zie Kamerstukken II 2016–2017, 28 165, nr. 266. Voorwaarde voor de oprichting van Invest-NL is goedkeuring van het wetsvoorstel Invest-NL door de Staten-Generaal.

11

Kamerstukken II 2013–2014, 28 165, nr. 165.

Licence