Base description which applies to whole site

2.2 Budgettaire ontwikkeling Uitgavenplafond Sociale Zekerheid

De Minister van SZW is binnen het kabinet verantwoordelijk voor het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen binnen deze sector. In de begrotingsregels van dit kabinet is afgesproken dat voor mutaties van de werkloosheidsuitgaven (WW en bijstand) die het gevolg zijn van de conjunctuur het uitgavenplafond wordt aangepast. Dit bevordert de automatische stabilisatie van de overheidsfinanciën. Voor beleidsmatige mutaties van werkloosheidsuitgaven wordt het plafond niet aangepast. Daarnaast wordt het plafond aangepast voor loon- en prijsontwikkelingen.

2.2.1 Opbouw Uitgavenplafond Sociale Zekerheid

Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid bevat zowel uitgaven van regelingen die begrotingsgefinancierd zijn als uitgaven van regelingen die premiegefinancierd zijn. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden uit belastinginkomsten betaald. De premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk door middel van premies gefinancierd. Tabel 2.2.1 bevat een toelichting op de opbouw van de uitgaven die tot het uitgavenplafond Sociale Zekerheid worden gerekend. De in het regeerakkoord opgenomen invoering van loondispensatie staat nog verwerkt in de budgettaire reeksen. Inmiddels heeft het kabinet besloten loondispensatie niet door te voeren en een offensief te starten om meer mensen met een beperking aan het werk te helpen. Na uitwerking van de maatregelen zal dit budgettair worden verwerkt in de SZW-begroting.

Tabel 2.2.1 opbouw SZ-uitgaven (x € 1 mld)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd

34,6

36,1

36,3

36,6

36,8

37,6

–/– Dubbeltelling rijksbijdragen

13,9

14,2

14,0

13,8

13,9

14,5

–/– Uitgaven Rijksbegroting

0,6

0,7

0,6

0,5

0,5

0,5

–/– Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd

0,6

0,6

0,6

0,7

0,7

0,7

+ Loon- en prijsbijstelling

0,0

0,5

1,1

1,6

2,2

2,7

+ Overig

0,0

0,0

0,1

0,1

0,1

0,1

A. SZ-uitgaven begroting

19,5

21,2

22,3

23,3

24,0

24,7

             

Totaal uitgaven premiegefinancierd

56,9

58,4

61,0

62,8

64,9

67,9

-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,4

B. SZ-uitgaven premie

56,5

58,1

60,7

62,4

64,5

67,6

             

C. Integratie-uitkering sociaal domein

2,5

1,9

1,8

1,8

1,8

1,7

             

Totale SZ-uitgaven (lopende prijzen) (A+B+C)

78,6

81,2

84,9

87,5

90,3

94,0

Allereerst wordt voor een dubbeltelling gecorrigeerd omdat sociale fondsen voor een deel worden gefinancierd uit begrotingsmiddelen (correctie rijksbijdragen). Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds, die nodig is omdat de opbrengsten van de AOW-premie onvoldoende zijn om de AOW-uitgaven te dekken. In 2019 worden de uitgaven onder het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid hierdoor met € 13,9 miljard gecorrigeerd. Tevens vallen de apparaatuitgaven van SZW en enkele andere uitgaven niet onder het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid maar onder het Uitgavenplafond Rijksbegroting (€ 0,6 miljard). Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend wordt eveneens gecorrigeerd: € 0,6 miljard (terugontvangsten Kinderopvang en Tegemoetkoming ouders). Het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt in lopende prijzen uitgedrukt, wat betekent dat rekening wordt gehouden met toekomstige loon- en prijsontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de uitgaven. Voor de begrotingsgefinancierde regelingen staan de hiervoor gereserveerde middelen (€ 0,5 miljard) niet op de SZW-begroting, maar op een afzonderlijke begrotingspost die door de Minister van Financiën wordt beheerd. De premiegefinancierde uitgaven zijn al uitgedrukt in lopende prijzen. De post overig bestaat uit een reservering voor regeerakkoordmaatregelen die op de aanvullende post bij Financiën staan. Deze post is in 2018 negatief door de ingeboekte in=uit-taakstelling. De in=uit-taakstelling is de tegenhanger van de eindejaarsmarge. Met de eindejaarsmarge worden middelen toegevoegd aan het volgende jaar, wat leidt tot uitgaven bovenop het afgesproken plafond. De in=uit-taakstelling wordt geboekt om te voorkomen dat het plafond door het toevoegen van de eindejaarsmarge wordt overschreden.

De middelen voor de Wsw en het participatiebudget maken onderdeel uit van de integratie-uitkering sociaal domein en staan daarom niet in de SZW-begroting. De uitgaven zijn wel onderdeel van het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid en worden bijgeteld. De middelen dalen ten opzichte van 2018 met ca. € 600 miljoen, vanwege de overheveling van het onderdeel «klassieke doelgroepen» naar de algemene uitkering. In het regeerakkoord Rutte III is opgenomen dat de integreerbare delen van de integratie-uitkering overgaan naar de algemene uitkering. Vanaf 2019 lopen de middelen in de integratie-uitkering langzaam af vanwege het afsluiten van de toegang tot de Wsw. In lopende prijzen bedragen de uitgaven Uitgavenplafond Sociale Zekerheid in 2019 € 81,2 miljard.

2.2.2 Uitgaven Uitgavenplafond Sociale Zekerheid 2018–2023

In tabel 2.2.2 wordt de opbouw van het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid per cluster van regelingen getoond. De uitgaven zijn gesaldeerd met de ontvangsten. De totale uitgaven van € 78,6 miljard in 2018 stijgen naar € 94,0 miljard in 2023. Dit is een toename van € 15,4 miljard in vijf jaar tijd. Deze stijging wordt voor een groot deel veroorzaakt door de aanpassing van de uitgaven aan de loon- en prijsontwikkeling. Hiervoor is aan het slot van de tabel een algemene post nominale ontwikkeling opgenomen. Deze post bedraagt € 11,5 miljard in 2023. Gecorrigeerd voor de nominale ontwikkeling stijgen de uitgaven van het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid met € 3,9 miljard. Een overzicht van het verloop van de uitgaven over de jaren 2018 t/m 2023 is te vinden in de Horizontale toelichting (bijlage Miljoenennota).

Tabel 2.2.2 maakt inzichtelijk uit welke clusters van regelingen het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid bestaat. Zo toont de tabel dat de grootste uitgavenpost binnen het plafond de AOW is (€ 37,2 miljard), gevolgd door de arbeidsongeschiktheidregelingen (€ 12,9 miljard). De resterende grotere uitkeringsregelingen zijn werkloosheidsregelingen (WW en Bijstand tezamen ruim € 10 miljard) en de kindregelingen (€ 7,9 miljard).

De uitgaven aan de werkloosheidsregelingen dalen in 2019, met name dankzij de geraamde daling van de werkloosheid. De Wtl wordt aan het uitgavenplafond toegevoegd. Deze stijgt in 2019 naar bijna € 1 miljard doordat ook het LIV en het Jeugd-LIV worden toegevoegd. De uitgaven aan kindregelingen stijgen dankzij de intensiveringen uit het regeerakkoord. De integratie-uitkering Sociaal domein daalt ten opzichte van 2018 met circa € 600 miljoen. Dat komt door de overheveling van het onderdeel «klassieke doelgroepen» naar de algemene uitkering.

Er zijn enkele mutaties in 2019 ten opzichte van 2018. De Wtl wordt aan het uitgavenplafond toegevoegd (LIV, LKV en Jeugd-LIV). Daarnaast dalen de WW-uitgaven met € 0,7 miljard. Deze mutaties worden verder toegelicht in de betreffende artikelen en in de verdiepingsbijlage.

Tabel 2.2.2 SZ-uitgaven per cluster van regelingen 2017–2022 (x € 1 mld)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Arbeidsmarkt

           

LIV/LKV/Jeugd-LIV

0,5

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

             

Werkloosheid/Bijstand

           

WW-uitgaven (werkloosheid)

4,0

3,3

3,0

3,1

3,2

3,3

Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand) en intertemporele tegemoetkoming

6,2

6,2

6,3

6,5

6,7

6,8

             

Arbeidsongeschiktheid/Ziekte en zwangerschap

           

WIA/WAO/WAZ/Wajong

12,9

13,1

13,4

13,6

13,7

13,8

ZW/WAZO/Transitievergoeding

2,8

2,8

3,5

3,3

3,1

3,1

             

Ouderdom/Nabestaanden

           

AOW

37,2

37,3

37,3

37,4

37,6

38,3

Inkomensondersteuning AOW

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

1,0

Anw

0,4

0,4

0,3

0,3

0,3

0,3

             

Kinderopvang en kindregelingen

           

KOT

2,6

2,9

3,0

3,0

3,0

3,0

AKW/WKB

5,3

5,5

5,9

5,9

5,8

5,8

             

Re-integratie/Participatie

           

Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

Integratie-uitkeringen sociaal domein

2,5

1,9

1,8

1,8

1,8

1,7

             

Uitvoeringskosten en overige uitgaven

           

Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.)

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

Overige uitgaven

1,2

1,4

1,5

1,8

2,1

2,2

             

Nominale ontwikkeling

0,0

2,3

4,6

6,8

9,1

11,5

             

Totaal SZ-uitgaven

78,6

81,2

84,9

87,5

90,3

94,0

2.2.3 Mutaties uitgaven Uitgavenplafond Sociale Zekerheid 2018–2023

Tabel 2.2.3 geeft de mutaties weer tussen ontwerpbegroting 2018 en de ontwerpbegroting 2019. Dankzij meevallers dalen de uitgaven aan werkloosheid en bijstand. In de eerste jaren dalen de uitgaven aan de arbeidsongeschiktheidsregelingen, ook dankzij meevallers. Intensiveringen uit het regeerakkoord zorgen in latere jaren juist weer voor een stijging van de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Ook de uitgaven aan kindregelingen stijgen dankzij intensiveringen uit het regeerakkoord. De uitgaven aan Re-integratie/Participatie/Arbeidsmarkt stijgen per saldo dankzij de toevoeging van het LIV en het Jeugd-LIV aan het uitgavenplafond. Daar tegenover staat de overheveling van het onderdeel «klassieke doelgroepen» naar de algemene uitkering.

Tabel 2.2.3 Mutaties SZ-uitgaven sinds vorige ontwerpbegroting (x € 1 mld)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2018

78,5

80,6

82,7

84,5

86,9

 

Werkloosheid/Bijstand

0,1

– 0,4

– 0,7

– 0,6

– 0,6

 

Arbeidsongeschiktheid/Ziekte en zwangerschap

– 0,1

– 0,4

0,0

0,4

0,5

 

Ouderdom/Nabestaanden

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

 

Kinderopvang en kindregelingen

– 0,2

0,4

0,9

1,0

1,1

 

Re-integratie/Participatie/Arbeidsmarkt

0,4

0,4

0,4

0,4

0,5

 

Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.)

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

 

Overige uitgaven

– 0,1

– 0,3

0,2

0,2

0,0

 

Nominalen

0,0

0,2

0,5

0,8

1,1

 

Brutering SZ

0,0

0,5

0,6

0,8

0,8

 

SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2019

78,6

81,2

84,9

87,5

90,3

94,0

2.2.4 Uitgaven Uitgavenplafond Sociale Zekerheid en toetsing aan ijklijn

Uitgavenplafond en kadertoetsing

De ijklijn van het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt jaarlijks conform de begrotingsregels bijgesteld voor prijsontwikkelingen (op grond van prijs Nationale Bestedingen), mutaties van de werkloosheidsuitgaven (WW en Bijstand) die het gevolg zijn van conjunctuur, overboekingen en statistische correcties. Op basis hiervan is de ijklijn voor het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid in 2019 met € 0,3 miljard verlaagd.

Tabel 2.2.4 Mutaties ijklijn (uitgavenplafond) sinds vorige ontwerpbegroting (x € 1 mld)
 

2018

2019

IJklijn SZ-plafond regeerakkoord

78,9

82,0

Correcties (met name nominale ontwikkeling)

0,1

– 0,3

IJklijn SZ-plafond ontwerpbegroting 2019

79,0

81,7

De actuele uitgavenramingen Uitgavenplafond Sociale Zekerheid, zoals deze zijn weergegeven in tabel 2.2.3, dienen volgens de regels budgetdiscipline voor 2019 te worden getoetst aan de actuele ijklijn Uitgavenplafond Sociale Zekerheid zoals weergegeven in tabel 2.2.4. Deze kadertoetsing wordt weergegeven in tabel 2.2.5. De uitgaven binnen het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid zijn voor 2019 bijgesteld naar € 81,2 miljard. De ijklijn komt uit op € 81,7 miljard. Daardoor wordt de ijklijn in 2019 onderschreden met € 0,5 miljard.

Tabel 2.2.5 Toetsing SZ-uitgaven aan ijklijn (x € 1 mld)
 

2018

2019

Totale SZ-uitgaven

78,6

81,2

IJklijn SZ-uitgaven

79,0

81,7

Over-/onderschrijding ijklijn SZ

– 0,4

– 0,5

Licence