Base description which applies to whole site

5.1 Sociale fondsen SZW

Inhoud

Deze paragraaf beschrijft de financiering van de premie-uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Hiertoe zijn de door de Minister van SZW vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen.

5.1.1 Premiepercentages 2019

Premievaststelling

Jaarlijks stelt de Minister van SZW de premiepercentages volks- en werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2019 zijn in tabel 5.1.1 opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Een aantal premiepercentages is nog onder voorbehoud van (definitieve) vaststelling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

AOW

Het premiepercentage voor de AOW wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2018. De AOW-premie is op dit niveau gemaximeerd. Bij het Ouderdomsfonds zijn de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het Ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie artikel 12). De AOW-premie wordt gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting in de eerste en tweede schijf.

Anw

Het premiepercentage voor de Anw wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2018.

Sectorfondsen

Uit de sectorfondsen wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De sectorfondspremies voor 2019 worden in oktober 2018 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. De in de tabel weergegeven premie van 1,12 procent is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector. Het gemiddelde is een voorlopig percentage. Voor nog niet alle sectorfondsen is de definitieve premie vastgesteld.

AWf

Het Algemeen Werkloosheidsfonds financiert de WW-uitkeringen met een duur langer dan 6 maanden. De AWf-werkgeverspremie wordt voorlopig vastgesteld op 3,25 procent. De hoogte van de AWf-premie is nog onder voorbehoud van vaststelling van de sectorfondspremies. Als het UWV voor 2019 een andere (gemiddelde) sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht, dan kan de AWf-werkgeverspremie worden aangepast, zodat het effect op de lasten neutraal is.

Ufo

Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie. De Ufo-premie wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2018.

Uniforme opslag kinderopvang

De premieopslag kinderopvang voor 2019 blijft met 0,50% gelijk aan die in 2018. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector betaald door middel van en opslag op de Aof-premie.

Aof

De Aof-premie is (voorlopig) vastgesteld op 6,47 procent. Definitieve vaststelling van de Aof-premie vindt plaats in oktober.

Whk

De premie voor de Werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) worden betaald, wordt vastgesteld door het UWV. Een eerste inschatting duidt op een rekenpremie van 1,22 procent in 2019.

Tabel 5.1.1 Premiepercentages sociale verzekeringen (%)

Premie

Fonds

Uitgaven

Betaald door

2018

2019

AOW

Ouderdomsfonds

AOW

Werknemer

17,90

17,90

Anw

Nabestaandenfonds

Anw

Werknemer

0,10

0,10

           

Sfn

Sectorfondsen (gemiddelde premie)

WW, ZW, WGA

Werkgever

1,28

1,12

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW, re-integratie

Werkgever

2,85

3,25

           

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

ZW, WAZO, WGA overheid

Werkgever

0,78

0,78

Sfn / Ufo

Uniforme opslag kinderopvang

Kinderopvang

Werkgever

0,50

0,50

           

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WAO, WIA, WAZ, WAZO

Werkgever

6,27

6,47

Whk

Werkhervattingskas (rekenpremie)

WGA

Werkgever

1,22

1,22

5.1.2 Sociale fondsen 2018–2019

Exploitatiesaldi

De premiegefinancierde uitgaven worden vanuit de sociale fondsen gedaan. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2018 en 2019 en de verwachte ontwikkeling van de desbetreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd in tabel 5.1.2 en 5.1.3. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit enkele van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen zijn de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) samengevoegd. Dit geldt eveneens voor de werkloosheidsfondsen (het AWf en de sectorfondsen). In de praktijk betreft het hier gescheiden fondsen.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2019 bedraagt dit saldo naar verwachting € 7,3 miljard voor alle fondsen samen, tegenover een exploitatiesaldo van € 6,2 miljard over 2018. Het positieve saldo wordt veroorzaakt door de Arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsfondsen. Het exploitatiesaldo van de fondsen maakt onderdeel uit van het totale EMU-saldo.

Het exploitatiesaldo over 2019 is iets hoger dan het exploitatiesaldo over 2018. Dat komt met name door het hogere exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen en van de werkloosheidsfondsen. Het positieve saldo van het arbeidsongeschiktheidsfonds wordt veroorzaakt door een stijging van de premie-inkomsten. Het positieve saldo van de werkloosheidsfondsen wordt veroorzaakt door een stijging van de premie-inkomsten en een daling van de uitkeringslasten.

Daartegenover staat wel een lager saldo van het Ouderdomsfonds. Het verwachte saldo van het Ouderdomsfonds is lager in 2019 dan in 2018 doordat de premie-inkomsten in 2019 dalen en de uitgaven stijgen. Die daling wordt grotendeels veroorzaakt door een wijziging in de verdeelsystematiek van belasting- en premie-inkomsten. Via de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds wordt het fonds gecompenseerd voor het verschil tussen premie-inkomsten en uitgaven. De rijksbijdrage aan het vermogenstekort van het Ouderdomsfonds wordt zo geraamd dat het exploitatiesaldo rond nul uitkomt. Doordat deze rijksbijdrage al in het voorjaar wordt vastgesteld, kan er gedurende het jaar alsnog een tekort of een overschot ontstaan. Daarvoor wordt het fonds in het daaropvolgende jaar gecompenseerd.

Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds is negatief doordat de Rijksbijdrage is afgeschaft. Hierdoor wordt het vermogensoverschot in het Anw-fonds langzaam teruggebracht.

Tabel 5.1.2 Overzicht sociale verzekeringen 20181 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

26.193

267

15.648

8.250

50.358

Bijdragen van het rijk

13.628

0

219

3

13.850

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

1.118

749

1.868

Saldo Interest

18

-1

33

19

69

Totaal Ontvangsten

39.839

266

17.018

9.022

66.145

           

Uitkeringen/ Verstrekkingen

38.173

377

11.229

5.254

55.032

Uitvoeringskosten

128

11

475

792

1.406

Betaalde onderlinge betalingen

522

24

1.922

1.034

3.502

Totaal Uitgaven

38.823

411

13.627

7.079

59.940

           

Exploitatiesaldo

1.016

-145

3.392

1.943

6.205

1

SZW en CPB (MEV 2019).

Tabel 5.1.3 Overzicht sociale verzekeringen 20191 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

26.344

196

16.877

9.077

52.494

Bijdragen van het rijk

13.967

0

218

61

14.246

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

1.154

794

1.948

Saldo Interest

24

-3

66

45

131

Totaal Ontvangsten

40.335

193

18.314

9.977

68.819

           

Uitkeringen/ Verstrekkingen

39.604

365

11.772

4.706

56.446

Uitvoeringskosten

129

11

513

837

1.489

Betaalde onderlinge betalingen

540

23

2.079

970

3.613

Totaal Uitgaven

40.273

399

14.364

6.513

61.549

           

Exploitatiesaldo

62

-206

3.951

3.464

7.270

1

SZW en CPB (MEV 2019).

Vermogensposities

In tabel 5.1.4 wordt voor de jaren 2018 en 2019 de verwachte vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met de normen. Een vermogen gelijk aan de norm geeft aan dat het fonds gemiddeld genomen over het jaar over voldoende liquiditeiten beschikt om de uitkeringen te financieren. Overschotten en tekorten bij de fondsen gedurende het jaar worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk. Indien er sprake is van een vermogenstekort zal het Rijk niet alleen tijdelijk gedurende het jaar maar ook langduriger deze tekorten moeten aanvullen via de rekening-courant.

Het vermogensoverschot van de fondsen stijgt naar verwachting in 2019 naar € 6,8 miljard. Dat overschot is te danken aan de overschotten in het Anw- en het arbeidsongeschiktheidsfonds. Zoals hierboven beschreven daalt het vermogen in het Anw-fonds doordat de Rijksbijdrage is afgeschaft. Het vermogensoverschot van de arbeidsongeschiktheidsfondsen stijgt fors. Net als voorgaande jaren daalt het vermogenstekort in de werkloosheidsfondsen. Dankzij de Rijksbijdrage aan het vermogenstekort in het Ouderdomsdfonds blijft het vermogen in het Ouderdomsfonds ongeveer nul.

Tabel 5.1.4 Vermogens sociale fondsen 2018 en 20191 (x € mln)
 

ultimo 2018

ultimo 2019

 

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogensoverschot

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogensoverschot

 

Ouderdomsfonds

1.001

1.001

0

1.063

1.084

– 21

Anw-fonds

3.657

46

3.611

3.451

56

3.395

Arbeidsongeschiktheidsfondsen

9.961

572

9.390

13.912

607

13.305

WW-fondsen

– 11.194

2.135

– 13.329

– 7.731

2.108

– 9.839

Totaal sociale fondsen

3.426

3.754

– 328

10.696

3.856

6.840

1

CPB (MEV 2019).

Licence