Inleiding
De huidige veiligheidssituatie toont eens temeer het belang van een krachtige en toekomstbestendige krijgsmacht. Onontbeerlijk daarvoor zijn kwalitatief goed materieel, IT en fysieke infrastructuur die in voldoende mate beschikbaar zijn. Het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) draagt bij aan een goed meerjarig integraal beheer van de financiering en de bekostiging van de ontwikkeling, de verwerving, de instandhouding en uiteindelijk de afstoting van het materieel, de IT en de fysieke infrastructuur van Defensie.
Met de middelen in de Defensienota 2022 heeft de Defensiebegroting een extra financiële impuls gekregen van structureel € 5 miljard. Investeringen maken daar een belangrijk deel van uit. Het investeringsprogramma bestaat uit een breed scala van investeringen in nieuwe capaciteiten en wapensystemen, gevechtsondersteuning, Informatiegestuurd Optreden (IGO), vastgoed, munitie, duurzaamheid en innovatie. Inmiddels zijn voor een groot aantal systemen leveringen op gang gekomen of voortgezet.
Wendbaarheid en actualisatie Defensie Materieelproces
In lijn met de motie-Valstar c.s. (Kamerstukken II 2021/22, 35925-X, nr. 70) is met ingang van 2023 het Defensie Materieelproces (DMP) geactualiseerd. Deze actualisatie draagt bij aan wendbaarheid en verhoogde daadkracht van Defensie, terwijl de informatiepositie van de Kamer gewaarborgd blijft. Defensie heeft dit proces aangepast op drie aspecten (Kamerstukken II 2022/23, 27830, nr. 379):
– Defensie heeft de financiële ondergrens voor DMP-brieven opgehoogd van € 25 miljoen naar € 50 miljoen. De DMP-grens is hiermee voor het eerst aangepast sinds de vorige actualisering van de geldbedragen aan de Euro in 2001 (Kamerstukken II, 2001/02, 27830, nr. 2). Hiermee corrigeert Defensie de DMP-grens voor de inflatie en stijgende prijzen van defensiematerieel.
– De eerdere mandateringsgrens van € 100 miljoen stamt eveneens uit 2001. Als onderdeel van de wendbaarheid en actualisatie van het materieelproces is de mandateringsgrens opgehoogd naar € 250 miljoen. De verwachting is dat Defensie hierdoor voor een deel van de gemandateerde projecten sneller (financiële) verplichtingen aan kan gaan, omdat het de parlementaire behandeling van de D-brief niet hoeft af te wachten.
– Als derde maatregel gaat Defensie vaker DMP-brieven clusteren. Dit omvat zowel mogelijkheden om projectfasen te combineren, als het clusteren van meerdere onderling gerelateerde projecten in een enkele brief.
Door deze maatregelen kan Defensie de doorlooptijd van veel materieelprojecten verminderen en daarmee slagvaardiger opereren, waarbij de informatiepositie van de Kamer gewaarborgd blijft. Bij de aanbieding van het Defensie Projecten Overzicht (DPO) 2024, welke op Prinsjesdag in 2024 aan uw Kamer wordt aangeboden, wordt ook een evaluatie aangeboden van de bovenstaande aanpassingen van het DMP.
Naast de actualisatie van het DMP blijft Defensie inzetten op samenwerking in de materieelprocessen, met als doel het verbeteren van de interoperabiliteit en het creëren van mogelijkheden om werklast op het gebied van onderhoud, opleidingen en inzet te delen. Het gaat daarbij om samenwerking met internationale partners en met de civiele industrieën. Zo heeft Defensie recentelijk samen met Duitsland een order voor voertuigen voor 11 Luchtmobiele Brigade en de Duitse Division Schnelle Kräfte geplaatst, waarbij ook de Nederlandse industrie een rol krijgt.
Investeringen
De verdere verruiming van budgetten laat een positief effect zien op de materiële gereedheid, al leidt dit voorlopig slechts tot een beperkte verbetering. Een belemmerende factor is de overspannen arbeids- en defensiemarkt. Daarnaast heeft de levering van materieel aan Oekraïne een remmende werking. De effecten van afzonderlijke donaties aan Oekraïne vallen mee, maar de optelsom van de leveringen is significant. Dit heeft in het bijzonder betrekking op de beschikbaarheid van technisch, logistiek en inkooppersoneel en bepaalde reservedelen. Ook hebben de leveringen een vertragend effect op de verbetering van de Operationele Gereedheid en de realisatie van de maatregelen uit de Defensienota 2022 als geheel. Gelet op de krappe arbeidsmarkt, overspannen defensiemarkt en de inspanningen voor de steun aan Oekraïne staat de implementatie van de Defensie-investeringen onder druk en is de huidige planning ambitieus. Mocht de huidige raming te ambitieus blijken, dan zullen bij Voorjaarsnota de geraamde investeringen in een realistischer ritme worden geplaatst.
Om op een beheerste en gestandaardiseerde wijze materieel te verwerven, hanteert Defensie het Defensie Materieelproces (DMP). Dit investeringsprogramma bestaat uit een mix van projecten die in voorbereiding, in onderzoek of in uitvoering zijn. In figuur 1 wordt het totale investeringsprogramma in de periode 2023 tot en met 2038 weergegeven. In de grafiek is het investeringsprogramma onderverdeeld naar de artikelen in dit begrotingsfonds. De artikelen geven de actuele verdeling van de investeringen weer over de domeinen defensiebreed, land, lucht, zee, vastgoed en infrastructuur en IT. De rode lijn geeft het budgettair kader weer.
Figuur 1
Figuur 2 geeft inzicht in de verdeling van de projecten naar de verschillende verwervingsfasen:
– Projecten in voorbereidingsfase (groen)
– Projecten in onderzoeksfase (oranje):
– Projecten in realisatiefase (blauw):
Figuur 2
Nieuwe projecten en mijlpalen
Met het beschikbare budget voegt Defensie nieuwe capaciteiten toe. Ook wordt oud materieel vervangen en moderniseert Defensie capaciteiten, bijvoorbeeld door het uitvoeren van midlife updates en upgrades van materieel. In 2024 start Defensie met enkele grote nieuwe projecten. Dit in het bijzonder:
– De gezamenlijke vervanging van de amfibische schepen (Landing Platform Docks) en vier patrouilleschepen van de Holland-klasse (Oceangoing Patrol Vessels) door één scheepsklasse van naar verwachting zes schepen;
– Maritieme munitieprojecten zoals de modernisering van de Mk 48 zware torpedo voor de onderzeeboten;
– Daarnaast wordt in samenwerking met Noorwegen een start gemaakt met het Continuous Improvement Program voor de Multi Missie Radar van Thales Nederland;
– Voor het luchtdomein start Defensie een nieuw project om de zelfbeschermingscapaciteit van helikopters en transportvliegtuigen te verbeteren;
– Ook start Defensie in 2024 met de modernisering van de command & control (AirC2) systemen van de luchtgevechtsleiding. Alle locaties krijgen moderne apparatuur zodat het geheel betrouwbaar, effectief, beheersbaar en toekomstbestendig is.
Defensie verwacht in 2024 ook voor diverse projecten contracten te sluiten met leveranciers. Defensie informeert met een D-brief van een investeringsprogramma de Tweede Kamer over de keuze voor product en de leverancier. Na parlementaire behandeling zal Defensie de overeenkomst met de leverancier bekrachtigen. Voorbeelden van projecten waarvoor naar verwachting in 2024 contracten worden gesloten zijn:
– De vervanging van de Walrusklasse-onderzeeboten;
– Vervanging Medium Range Air Defence (MRAD) en Short Range Air Defence (SHORAD) voor de landgebonden luchtverdediging op de korte en middellange afstand;
– Vervanging Close-in Weapon System (CWIS) ter vervanging van de Goalkeepers op de marineschepen;
– Future Littoral All-Terrain Mobility Band Vagn (FLATM BV) ter vervanging van de sneeuwvoertuigen van het Korps Mariniers;
– Het contract voor de Embraer C-390M transportvliegtuigen als onderdeel van het project Vervanging tactisch luchttransport capaciteit;
– Vervanging Medium Utility helikopter (SOF Air RW) voor helikopters ten behoeve van de speciale eenheden.
In 2024 wordt ook volop verder gewerkt aan de talrijke projecten die nu reeds deel uit maken van het investeringsprogramma. Concrete leveringen zijn in 2024 te verwachten van projecten die al langer lopen. Voorbeelden hiervan zijn:
– Voortzetting levering van DOKS interim gevechtskleding en gevechtsuitrusting;
– Levering van vervangende individuele CBRN-beschermende pakken en maskers;
– Voortzetting levering van de containers en de Manticore 12kN voertuigen uit het programma Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW);
– Levering van SPIKE LR-2 raketten voor de gemodificeerde CV90 voertuigen en de Medium Range Anti-Tank (MRAT) capaciteit van de Landmacht en het Korps Mariniers;
– Levering van Multi Missie Radars van Thales-NL aan Nederland en Noorwegen als onderdeel van het project ‘C-RAM en Class 1-UAV detectiecapaciteit’;
– Levering Containerwagons;
– Levering van eerste gemodificeerde Infanterie CV90 gevechtsvoertuigen die hun Midlife Updates (MLU) hebben ondergaan;
– Oplevering van het Combat Support Ship;
– Levering zes F-35 toestellen.
Defensie-industrie
Een vitale Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie is van belang om te zorgen dat Nederland in staat is haar veiligheid te beschermen en om Defensie als gedegen partner te kunnen ondersteunen in de uitvoering van haar taken. Defensie werkt samen met het ministerie van EZK, belangenorganisaties en de defensie-industrie aan de uitvoering van de Defensie Industrie Strategie (DIS) in de nieuwe geopolitieke context. Met het oog op strategische autonomie is het van belang de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis (NLDTIB) te versterken, beschermen en internationaal te positioneren.
Interoperabiliteit1 is voor Defensie van essentieel belang om internationaal en Europees samen te werken. Om de interoperabiliteit en uitwisselbaarheid te vergroten, streeft Defensie naar minder nationale specifieke eisen en meer standaardisatie binnen de NAVO en EU. Defensie werkt hiervoor onder mee samen met andere landen binnen gebruikersgroepen voor verschillende wapensystemen, zoals het MRTT tank- en transportvliegtuig (met Duitsland, België, Luxenburg, Noorwegen en Tsjechië) en de NASAMS luchtverdedigingssystemen (met Noorwegen, Finland, Litouwen, Spanje en Hongarije). De gezamenlijke verwerving van nieuwe mijnenbestrijdingsvaartuigen en fregatten samen met België is een ander voorbeeld van het streven naar meer interoperabiliteit en Europese samenwerking.
Om ongewenste investeringen, fusies en overnames van de Nederlandse hoogwaardige technologische defensiesector te mitigeren, werken Defensie en EZK aan een wetsvoorstel voor een sectorale investeringstoets voor de defensie-industrie. Dit wetsvoorstel voorziet ook in het op verzoek afgeven van een veiligheidsverklaring zodat Nederlandse bedrijven veiligheid in internationale defensietoeleveringsketens borgen. Daarnaast vragen gezamenlijke binationale of multinationale materieelprojecten afstemming tussen respectievelijke nationale parlementaire processen. Daardoor kan het nodig zijn om de Kamer vertrouwelijk te informeren. Het uitgangspunt blijft om zo veel mogelijk openbaar te delen.
Uitvoeringsagenda Innovatie en Onderzoek
Ook middels de Uitvoeringsagenda Innovatie en onderzoek (Kamerstukken II, 2022/23, 31125, nr. 122) verdiept Defensie de samenwerking met kennisinstituten, universiteiten en het bedrijfsleven. Zij zijn onmisbaar voor het bereiken van de kennis- en innovatiedoelen van Defensie. Met de extra investeringen in Research & Technology versterken we ook instrumenten van de DIS. Zo komt er voor bedrijven meer geld beschikbaar voor technologieontwikkelingsprojecten, en meer door TNO, NLR en Marin opgebouwde kennis. Ook de investeringen in de militaire innovatiecentra dragen bij aan de versterking van de NLDTIB. Om innovatie te bevorderen, creëert en versterkt Defensie met kennisinstituten en universiteiten zogeheten ecosystemen, zoals Brainport, Nederland Radarland en Brightlands. De samenwerking met de innovatiepartners van Defensie krijgt hierdoor een stevige grondslag en continuïteit. In het bijzonder het MKB en startups zijn hierbij gebaat, vanwege het kort-cyclisch karakter van concept development & experimentation.
Met defensieonderzoek bij TNO, NLR en MARIN leggen we het fundament voor de ontwikkeling van cruciale militaire capaciteiten in Nederland. Zo wil Defensie dat Nederland toonaangevend blijft op het gebied van sensor-, radar- en sonartechnologie. Er zijn ook gebieden waar we toonaangevend willen worden. Defensie versterkt bijvoorbeeld haar kennis ten aanzien van ruimtetechnologie, nieuwe materialen en autonome systemen. En Defensie ontwikkelt met partners in een ecosysteem een grondstation dat meerdere typen drones kan aansturen, waardoor de footprint in het operatiegebied wordt geminimaliseerd. Vanuit het Defensiematerieelbegrotingsfonds zal ook worden bijgedragen aan de ontwikkeling van kansrijke technologieën, met focus op de bij de ecosystemen genoemde gebieden. Via het project Combat Unmanned Ground System (CUGS) doet Defensie tegelijkertijd verdere kennis en ervaring op bij onbemande grondgebonden (gevechts)systemen. Hiervoor is een geïntegreerde IT-component randvoorwaardelijk. Dit is een groeiende tendens: in vrijwel elk materieelproject is inmiddels een sterk IT-aspect verweven.
Met deze ecosystemen kan de tijd tussen ‘een briljant idee’ en ‘een geweldig product voor Defensie’ zo kort mogelijk zijn, en kan Defensie onze mensen voorzien van het materieel dat het verschil maakt. Het werken in dit soort vernieuwende ecosystemen vraagt om een andere mindset en werkwijze. De ontwikkel- en verwervingsprocessen zijn vluchtiger, bedrijfsmatig risicovoller en worden nog meer gekenmerkt door continue (door)ontwikkeling.
Ook de innovatiecentra gaan bijdragen aan de versterking van kansrijke ecosystemen. Dat gebeurt vanuit hun focus op kort-cyclische innovaties, met aandacht voor verschillende innovatiegebieden, waaronder het werken naar een informatie-gestuurde organisatie, de reductie van de footprint van Defensie, kansrijke technologieën en maatschappelijke ontwikkelingen.
Europese samenwerking
De oorlog in Oekraïne onderstreept naast een sterke nationale defensie-industrie, ook het belang van Europese strategische autonomie. In lijn met de motie-Dassen c.s. (Kamerstukken II, 2022/23, 36 124, nr. 20 van 22 december 2022) zet Defensie in op gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel met Europese partners waar mogelijk. Ook zal Defensie de noodzaak tot opschalen van de Europese productiecapaciteit voor militair materieel op de internationale agenda blijven plaatsen en hiervoor steun bij Europese partners zoeken. Om gezamenlijke aanschaf in EU-verband te bevorderen, is voorgesteld om voor de periode t/m 2024 via het EDIRPA-instrument2 € 500 miljoen beschikbaar te stellen voor de EU-begroting3. Er zijn nog geen middelen uitgekeerd omdat nog onderhandeld wordt over de uitwerking van het instrument. De verwachting is dat de verordening in de zomer van 2023 wordt aangenomen, waarna het werkprogramma zal worden vastgesteld.
De EU-lidstaten voelen een grote urgentie om gezamenlijk munitie te blijven leveren aan Oekraïne en tegelijkertijd hun eigen munitievoorraad op peil te brengen. Dit doen ze ook om de eigen veiligheid te waarborgen. Op 20 maart 2023 is een politiek akkoord gesloten om de levering van in het bijzonder artilleriemunitie aan Oekraïne te vergroten en te versnellen en om de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie op te schalen. Nederland wil, in lijn met de motie-Dassen c.s (Kamerstukken II, 2022/23, 36 124, nr. 19 van 22 december 2022), deelnemen aan de gezamenlijke aanschaf van 155mm munitie via het Europees Defensieagentschap (EDA). Hiervoor wordt een vergoeding beschikbaar gesteld uit het Europees Vredesfonds (EPF). In dit kader publiceerde de Europese Commissie het voorstel ter ondersteuning van munitieproductie4, waarmee o.a. budget beschikbaar wordt gesteld voor het verbeteren, moderniseren of opzetten van nieuwe productiecapaciteit.
Het belang van interoperabiliteit en standaardisatie neemt toe. Nederland blijft zich inzetten voor betere interoperabiliteit en meer standaardisatie binnen de EU en de NAVO, als essentiële basis voor effectieve samenwerking met als doel het militair vermogen te vergroten. Defensie investeert bijvoorbeeld samen met België in nieuwe Anti-Submarine Warfare fregatten waarbij de configuratie van de schepen gelijk is én blijft om zo interoperabiliteit en uitwisselbaarheid te garanderen. Dit maakt het mogelijk om de schepen gezamenlijk te laten opereren en te onderhouden, maar ook om gezamenlijk opleidingen te organiseren en doctrines en tactieken te ontwikkelen. De sensor-, wapen- en commandosystemen aan boord van de schepen voldoen aan de STANAG-eisen, waarmee de interoperabiliteit met NAVO-partners wordt verzekerd.
Defensie volgt deze manier van werken ook bij andere projecten zoals de Air Assault voertuigen voor de Luchtmobiele Brigade, die samen met Duitsland worden verworven, de identieke multi-missie radars voor Nederland, Noorwegen en Denemarken en de Multi-Role Tanker Transport (MRTT)-vliegtuigen, die samen met diverse Europese NAVO-partners zijn aangeschaft. Daarnaast intensiveert Defensie de samenwerking binnen gebruikersgroepen zoals voor de Boxer, de Chinook en de CV90.
Duurzaamheid en klimaatverandering
Defensie moet onder alle omstandigheden kunnen opereren en bereidt zich daarom voor op de veranderende dreigingen als gevolg van klimaatverandering. Ook wil Defensie bijdragen aan de klimaatdoelen en zo haar maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Conform de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid Defensie (Kamerstukken II, 2022/23, 36 124, nr. 25 van 31 januari 2023), investeert Defensie op verschillende manieren in duurzaamheid. Op materieelgebied betreft dit onder andere de volgende projecten en maatregelen:
– Bij het project ‘Vervanging hulpvaartuigen’ gaat Defensie de nieuwe vaartuigen voorzien van klimaatneutrale technologie voor de voortstuwing en energieopwekking. De hulpvaartuigen zijn niet bedoeld voor operaties in omstandigheden met een hoge dreiging. Defensie kiest daarbij voor scheepsmotoren die in principe op methanol kunnen draaien, maar als de beschikbaarheid van methanol tekortschiet ook op diesel kunnen draaien.
– Defensie streeft naar het bijmengen van 30% biobrandstof per brandstofsoort in 2030. Dit is begonnen in 2022 en het bijmengen wordt gefaseerd ingevoerd. Van de brandstof die Defensie in eigen beheer uitgeeft, wordt in 2024 30% biobrandstof aan de wegdiesel bijgemengd en 10% biobrandstof aan de scheepsdiesel.
– Binnen de reguliere bedrijfsvoering neemt Defensie standaard de mogelijkheden voor duurzaamheid op. Zo is bijvoorbeeld binnen het voorzien-in proces specifieke aandacht voor duurzaamheid, automatiseert Defensie energiemonitoring, en ontwikkelt Defensie een dashboard duurzaamheid waarmee Defensie de voortgang op gebied van duurzaamheid (kpi's) bijhoudt.
– Op het gebied van klimaatveiligheid gaat Defensie nog intensiever samenwerken met internationale partners binnen de NAVO en met de EDA. Dit gebeurt bijvoorbeeld door bij te dragen aan het Centre of Excellence Climate and Security (i.o.) van de NAVO of door actief te zijn in verschillende werkgroepen van de EDA.
– Voor niet-militaire producten sluit Defensie waar mogelijk aan bij het Rijksbeleid.
Vastgoed
Defensie groeit door de veranderde situatie in Europa en in de wereld. De gewijzigde geopolitieke situatie zorgt voor een urgente en structurele behoefte aan meer militairen, meer materieel en meer activiteiten. Dit betekent dat er in het Koninkrijk meer ruimte nodig is voor de krijgsmacht voor onder meer vastgoed voor Defensie, maar ook voor oefenen en trainen van de eenheden. Echter heeft de nationale problematiek op het gebied van stikstof, woningbouw en andere omgevingsfactoren ook invloed op de activiteiten van Defensie en de ruimte die daarvoor nodig is.
Zoals beschreven in het Strategisch Vastgoedplan 2022 (SVP 2022, Kamerstukken II, 2022/23, 36 124 nr. 12) transformeert Defensie haar vastgoed door het te concentreren, te verduurzamen en te vernieuwen (CVV). Hierbij streeft Defensie naar vastgoed dat de operationele gereedstelling van de krijgsmacht beter ondersteunt, de werving en het behoud van personeel bevordert, en duurzaam en betaalbaar is.
Door te concentreren op nieuwe en gerevitaliseerde kazernes, die bovendien duurzaam zijn, kan Defensie diverse huidige locaties aanbieden als perspectieflocatie voor een andere bestemming. Hiermee verlaagt Defensie de jaarlijkse exploitatie- en onderhoudskosten van haar vastgoed.
Tegelijkertijd investeert Defensie fors in haar vastgoed. Dit geldt voor vastgoed in zowel Nederland als in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden. De kazernes worden hiermee voorbereid op de toekomst. Voorgenoemde reductie en groei in vastgoed moeten in samenhang worden gezien. Zo concentreert, verduurzaamt en vernieuwt Defensie de bestaande portefeuille en wordt deze waar nodig uitgebreid met het oog op de groei van de organisatie. Dat geldt als eerste voor de volgende projecten:
– De concentratie van de Luchtmobiele Brigade in (de regio) Schaarsbergen;
– De oplossing voor de ruimtevraag van het Korps Commandotroepen in de regio Rucphen/Roosendaal;
– De concentratie van de eenheden die nu in Assen en Havelte zitten;
– De concentratie van meerdere ondersteunende eenheden op een nieuwe kazerne in het midden van het land. Met het opstellen van een milieueffectrapportage toetst Defensie de voorlopige voorkeurslocatie;
– De concentratie van logistieke en operationele eenheden in de omgeving van Soesterberg;
– De concentratie van eenheden op de Nieuwe Haven in Den Helder.
Conform het Defensie Materieelproces (DMP) ontvangt de Tweede Kamer naar verwachting in 2024 brieven over de behoeftestelling (A-brieven) over de hierboven genoemde projecten in Schaarsbergen, Rucphen/Roosendaal, Assen/Havelte en Soesterberg. Uw Kamer wordt over de uitvoering van het SVP 2022 alsmede over de stand van zaken van bovengenoemde zes concrete projecten verder geïnformeerd via de Stand van Defensie 2024 die rondom Prinsjesdag wordt verstuurd.
Defensie moet per project een zorgvuldig (ruimtelijk) proces doorlopen. Met het oog op de zorgvuldigheid dient overleg met de regio een stevige plek te krijgen in het proces.
Aanvullend zal het Landelijk Tactisch Commando (LTC) van de Koninklijke Marechaussee op Camp New Amsterdam (CNA) in 2024 worden opgeleverd. De schietfaciliteiten voor speciale eenheden in Soesterberg worden eveneens in 2024 opgeleverd.
IT
Defensie ziet de vraag naar inzet, vernieuwing en ambities op IT-gebied steeds verder toenemen. Door te investeren in IT, data science, artificial intelligence en cyber security werkt Defensie aan de digitale transformatie. De focus ligt op de continuïteit van de bestaande infrastructuur en de realisatie en implementatie van vernieuwende IT die een technologisch hoogwaardige krijgsmacht ondersteunt. De programma’s GrIT, Roger, Vernieuwing HR IT en Defensie Open op Orde (DOO) verzorgen in dat kader moderne en betrouwbare bedrijfsvoeringssystemen. Ondanks de uitdaging van schaarste aan IT-personeel worden in 2024 belangrijke stappen gezet in de implementatie. Roger heeft in 2023 de technische conversie volledig afgerond en zal zich in 2024 richten op de implementatie van de nieuwe functionaliteiten van de SAP-software. Daarvoor ontwikkelt Defensie trainingen en opleidingen zodat medewerkers leren werken met het nieuwe systeem. Defensie is in het programma Vernieuwing HR IT gestart met het onderzoek naar de modernisering van de personeels- en salarissystemen en zal de uitkomsten hiervan verder opvolgen in 2024. Daarnaast werkt Defensie doorlopend aan de realisatie van blokken van GrIT. Hierover wordt de Kamer separaat geïnformeerd middels voortgangsrapportages in het kader van de Regeling Grote Projecten.
Daarnaast versterkt het programma DOO in de periode 2021 tot en met 2026 zowel de informatiehuishouding als de transparantie van Defensie. Beide zijn noodzakelijk voor de implementatie van IGO en het bereiken van een gezaghebbende informatiepositie. DOO rolt onder meer het nieuwe documentmanagementsysteem DefDoc uit en zet een dienst op voor het ontsluiten van missie-informatie met slimme zoeksoftware.
Overprogrammering
Als gevolg van interne en/of externe factoren kunnen investeringsprojecten vertragen ten opzichte van de raming. De huidige krapte op de defensiemarkt is daar een voorbeeld van. Zo leidt deze krapte mogelijk tot extra vertragingen. Defensie hanteert overprogrammering om het toegewezen budget in het DMF tijdig te realiseren. Bij overprogrammering worden in de eerste jaren meer plannen toegestaan dan past binnen het budgettaire kader van deze jaren. Over de gehele planperiode moet de planning wel aansluiten op het totaal beschikbare budget. Het investeringsprogramma beslaat een planperiode van 15 jaar. De overprogrammering in de eerdere jaren wordt daarom gecompenseerd door een gelijke onderprogrammering in latere jaren zodat de totale planning past binnen het budgettaire kader in de planperiode. De overprogrammering mag maximaal 30% zijn in de begrotingsperiode. De overprogrammering wordt vastgesteld op basis van het toegewezen budget in het DMF. De overprogrammering is opgenomen in de budgettaire tabellen bij de afzonderlijke artikelen. Per artikel wordt de meerjarige ontwikkeling van de overprogrammering toegelicht.