Deze leeswijzer gaat in op de opbouw van de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de overige onderdelen van de begroting.
AlgemeenBuitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa en in het Caribisch gebied (zowel de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede de autonome Landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap, ontwikkelingssamenwerking, NAVO-lidmaatschap en Nederlandse beleidsuitvoering.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is een Koninkrijksministerie en de Minister is een Koninkrijksminister. Dat betekent dat niet alleen de belangen van Nederland behartigd dienen te worden, maar ook van de Caribische delen van het Koninkrijk. Het is dan ook de inzet van Buitenlandse Zaken, inclusief het postennet, om de belangen van alle delen van het Koninkrijk op het gebied van buitenlandse betrekkingen zo optimaal mogelijk te incorporeren in het bredere buitenlandbeleid van het Koninkrijk.
Beleidsartikelen In de beleidsartikelen staan de volgende onderdelen per begrotingsartikel verder uitgewerkt:
A: Algemene doelstelling Elk beleidsartikel begint met de algemene doelstelling (titel van het beleidsartikel) met een korte toelichting.
B: Rol en verantwoordelijkheidDe rol en de verantwoordelijkheid van de Minister wordt beschreven aan de hand van de volgende categorieën: stimuleren, financieren, regisseren en uitvoeren.
Volgens het uitgangspunt van verantwoord begroten zijn er alleen kwantitatieve indicatoren bij resultaatverantwoordelijkheid. Een indicator onderbouwt de resultaatverantwoordelijkheid van de Minister voor een deel van de consulaire dienstverlening (beleidsartikel 4). Op de overige beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken heeft de Minister een stimulerende of financierende rol, en in sommige gevallen een regisserende rol. De mogelijkheden voor kwantitatieve effectmeting voor de meeste beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken zijn dan ook beperkt. Kenmerkend is de internationale context waarin veel spelers en factoren de doelbereiking beïnvloeden. Vaak is er een gezamenlijke inspanning waarbij het weinig zinvol is (een deel van) de resultaten toe te rekenen aan Nederland, dat een deel van de input heeft verzorgd. Kwaliteitsbewaking van de beleidsuitvoering vindt plaats door middel van periodieke beleidsdoorlichtingen.
C: BeleidswijzigingenDit is een overzicht van belangrijke wijzigingen als gevolg van nieuw regeringsbeleid, evaluatie of voortschrijdend inzicht. Daar waar sprake is van beleidswijzigingen die in beleidsnotities zijn verschenen, is verwezen naar de betreffende notitie met het Kamerstuk.
D1: Budgettaire gevolgen van beleid In het kader van «verantwoord begroten» presenteren departementen de financiële inzet op instrumentniveau. Het aantal activiteiten en het aantal financiële instrumenten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken inclusief het postennet is aanzienlijk. In sommige gevallen zijn de instrumenten nog niet bekend, omdat de programma’s na het verschijnen van de begroting starten en dan duidelijk wordt hoe financiering plaatsvindt. Voor deze onderdelen is het verwachte instrument gekozen. Daarnaast geldt voor de gehele BZ-begroting dat er niet gestuurd wordt op instrumenten maar op te bereiken resultaten. Dit kan betekenen dat de gebruikte instrumenten (subsidies, bijdragen etc.) voor hetzelfde instrumentonderdeel van jaar tot jaar kunnen verschillen. Dit is bij een aantal artikelen zichtbaar. Tevens betekent dit ook dat voor hetzelfde instrumentonderdeel meerdere instrumenten mogelijk zijn.
Per beleidsartikel is een tabel budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Na deze tabellen wordt een toelichting op de mutaties gegeven. Hierbij worden per artikel de mutaties die groter of gelijk zijn aan de ondergrenzen in onderstaande staffel conform de Rijksbegrotingsvoorschriften toegelicht. De wijzigingen van de verplichtingen worden alleen toegelicht wanneer ze groter zijn dan 10% ten opzichte van de stand in de 1e suppletoire begroting op artikelniveau.
Tabel: Ondergrenzen conform Rijksbegrotingsvoorschriften
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen | Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen) | Technische mutaties (ondergrens in € miljoen) |
---|---|---|
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
D2: Budgetflexibiliteit Conform de rijksbrede begrotingsvoorschriften is per begrotingsartikel aangegeven welk percentage van de programmauitgaven juridisch is vastgelegd, welk percentage bestuurlijk is gebonden, het percentage dat beleidsmatig is gereserveerd almede het percentage dat nog niet is ingevuld/vrij te besteden. De peildatum hiervoor is 1 januari 2025. Daarnaast wordt het onderdeel juridisch verplicht op het niveau van Financieel Instrument toegelicht.
E: Toelichting op de financiële instrumenten Deze toelichting geeft per artikelonderdeel inzicht in de financiële instrumenten, zoals in de tabel onder D zijn opgenomen.
Overige onderdelen van de begroting Na de vier beleidsartikelen volgen de drie niet-beleidsartikelen en het verdiepingshoofdstuk. De niet-beleidsartikelen zijn artikel 5, «geheim», artikel 6 «nog onverdeeld» waarin de reserveringen voor loon- en prijsindexatie binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) staat opgenomen en artikel 7 «apparaat» waarin een splitsing is aangebracht tussen personele- en materiële uitgaven. Ten slotte volgen vier bijlagen: (1) het verdiepingshoofdstuk (2) de lijst met moties en toezeggingen aan de Kamer, (3) het subsidieoverzicht (4) en de Strategische Evaluatie Agenda.
De relatie met de HGIS-nota Samen met de departementale begrotingen wordt ook de HGIS-nota aan de Staten-Generaal gepresenteerd. Deze omvat naast de HGIS uitgaven en ontvangsten van Buitenlandse Zaken ook buitenlanduitgaven en ontvangsten van de andere Ministeries. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. De nota over de HGIS bevat een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven voor het buitenlandbeleid, waaronder een overzicht van de begrotingsontwikkelingen binnen de HGIS en bijlagen die alle buitenlanduitgaven overzichtelijk presenteren, zoals een totaaloverzicht van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp (ODA) kwalificeren. De systematiek van de HGIS zal worden geëvalueerd, conform advies van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. De landenspecifieke aanbevelingen voor 2025 hebben geen gevolgen voor de departementale begroting van Buitenlandse Zaken.
Groeiparagraaf
Voor betere coördinatie op het Oekraïne-dossier is besloten om in de begrotingen voor 2025 van BZ en BHO een separaat subartikel voor Oekraïne in te richten. Op de BZ-begroting worden de budgetten voor steun aan Oekraïne gebundeld onder subartikel 2.6. Bestaande budgetten op de BZ-begroting voor de financiering van steun aan Oekraïne worden overgebracht naar het nieuwe subartikel 2.6. Hieronder vallen onder andere de thema’s accountability en gastlandschap, niet-militaire veiligheidssteun, wederopbouw en humanitaire hulp.