Base description which applies to whole site

3.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

Participatiewet in Balans

Het kabinet startte in 2023 het programma Participatiewet in balans om de balans tussen vertrouwen, verplichtingen, ondersteuning en de menselijke maat te herstellen in (de uitvoering van) de Participatiewet. Langs drie samenhangende sporen en in samenwerking met gemeenten en andere stakeholders wordt beoogd om 1) via het wetsvoorstel Participatiewet in balans maatregelen te nemen die de hardheden aanpakken, 2) te werken aan een brede herziening van de wet, en 3) de vakkundigheid van de uitvoerend professional te versterken. Het wetsvoorstel van spoor 1 met ruim twintig maatregelen is op 27 juni 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden. De Kamerbrede steun voor het programma Participatiewet in balans, waaronder de fundamentele herziening van de Participatiewet, is herbevestigd in de aanname van de motie van de leden Mohandis en Palmen (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 316). De herziening van de Participatiewet (spoor 2) gaat in 2025 door. In spoor 3 wordt samen met gemeenten en andere stakeholders gewerkt aan het versterken van de vakkundigheid van professionals binnen de huidige wetgeving en wordt ingezet op het versterken van de vakkundigheid met het oog op mogelijke nieuwe wetgeving (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 306).

Armoede

Het kabinet wil de bestaanszekerheid van mensen versterken, onder meer door armoede- en schuldenproblematiek van mensen te voorkomen en tegen te gaan. Hierbij zoekt het kabinet samenwerking met gemeenten en andere partijen, zoals maatschappelijke organisaties.

Het streven van het kabinet is om de (kinder-)armoedecijfers niet uit te laten komen boven die van het referentiejaar 2024. Om dit streven dichterbij te brengen, verhoogt het kabinet het kindgebonden budget en de huurtoeslag en wordt de afbouw van de dubbele heffingskorting in de bijstand vanaf 2025 tot en met 2027 bevroren. Daarnaast zal het kabinet komen met een aanpak voor specifieke groepen in de knel onder het bestaansminimum, onder wie werkende armen. Ook zet het kabinet in op werk, want werk biedt de beste weg uit armoede.

Om armoede aan te kunnen pakken en zo goed mogelijk te voorkomen, is het van belang om mensen die te maken hebben met dreigende of beginnende geldzorgen eerder te bereiken. Hier zet het kabinet ook op in. Dit gebeurt door vindplaatsen waar mensen elkaar fysiek ontmoeten, zoals huisartsen, scholen en de werkvloer, beter te benutten. Enerzijds door deze vindplaatsen beter in staat te stellen om geldzorgen en armoede eerder te kunnen signaleren en anderzijds door de vindplaatsen steviger te verbinden met informele netwerken, waaronder sleutelfiguren en ervaringsdeskundigen, zodat óók diegenen die moeite hebben om de weg naar ondersteuning in de gemeente te vinden of daar geen vertrouwen meer in hebben bereikt worden. Om mensen goed te kunnen helpen, is laagdrempelige, fysieke dienstverlening waar mensen met (beginnende) geldzorgen terecht kunnen van belang. In het voorjaar van 2025 komt een onderzoek beschikbaar dat de belangrijke elementen voor laagdrempelige financiële dienstverlening in kaart brengt. Fysieke dienstverlening is ook één van de pijlers om het niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan. Daarnaast wil het kabinet via het verbeteren van digitale dienstverlening bevorderen dat mensen gebruik maken van voorzieningen waar zij recht op hebben.

In 2025 blijft het kabinet ook inzetten op het versterken van financiële educatie binnen het onderwijs, om te bevorderen dat meer kinderen op meer scholen voorbereid worden op een financieel gezonde toekomst.

Ondanks de koopkrachtmaatregelen en de dalende armoedecijfers is het voor een grote groep mensen nodig om een beroep te doen op voorzieningen voor basale levensbehoeften, waaronder voedsel. De inzet is om de mensen die deze hulp nodig hebben zo goed mogelijk te bereiken. Om dit te bevorderen, ondersteunt het kabinet een aantal maatschappelijke organisaties en brengt het partijen op het terrein van voedselhulp bij elkaar om te komen tot een betere dekking van voedselhulp en zo meer mensen te kunnen bereiken.

Het kabinet heeft speciale aandacht voor het tegengaan van kinderarmoede. Het kabinet pakt de oorzaken van (intergenerationele) kinderarmoede en de effecten hiervan op zorg, onderwijs, leefomgeving en veiligheid aan. Hiertoe brengen we onder meer de verschillende financieringsbronnen voor gemeenten bij elkaar. Het kabinet wil het integrale beleid voor kinderarmoede, in navolging van de Europese kindergarantie, lokaal beter verankeren. De Europese kindergarantie heeft als doel om intergenerationele cycli van armoede te doorbreken, zodat alle kinderen een goed leven kunnen hebben. De kindergarantie fungeert als katalysator om te komen tot een integrale aanpak van kinderarmoede met aandacht voor meerdere domeinen (kinderopvang en voorschoolse educatie). Het kabinet zal samen met gemeenten effectieve interventies opschalen om versnippering tegen te gaan en het gemeentelijk armoedebeleid te verbeteren. Daarnaast verstrekt het kabinet middelen aan gemeenten en landelijk werkende armoedefondsen (SAM&) om ervoor te zorgen dat kinderen mee kunnen doen met leeftijdsgenootjes, ongeacht de financiële situatie van het gezin. Hierdoor kunnen kinderen ook hun verjaardag vieren, op de fiets naar school en sporten.

Energiefonds

Er wordt voor 2025 en 2026 een reservering van € 60 miljoen opgenomen om een energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen. Daarbij is bereidheid van private partijen om aan dit fonds bij te dragen nodig.

Schulden

Het kabinet zet in op de verdere verbetering van (gemeentelijke) schuldhulpverlening en de aanpak van schulden. Hiervoor stelt het kabinet € 75 miljoen structureel beschikbaar, startend met € 24 miljoen in 2025. Schulden moeten bij de bron worden aangepakt. Voor zowel publieke als private schulden is het uitgangspunt om schulden te voorkomen dan wel deze in een zo vroeg mogelijk stadium op te lossen. Dat betekent dat dreigende problematische schulden tijdig moeten worden gesignaleerd. Dit doen we bijvoorbeeld door te investeren in vroegsignalering. Daarbij zal het verbeterplan vroegsignalering dat eind mei 2024 is aangekondigd in de reactie op het onderzoek van de Nationale ombudsman ‘Hoe eerder, hoe beter’, van het Ministerie van SZW, de VNG, NVVK en Divosa de basis voor vormen (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 762). We kijken naar de rol die gerechtsdeurwaarders met betrekking tot vroegsignalering kunnen vervullen. Ook zetten we in op het minder snel laten oplopen van de kosten van invordering als betaling van schulden uitblijft. Het kabinet heeft bovendien de ambitie om een integraal schuldenoverzicht in te voeren, zodat mensen meer inzicht in hun financiën krijgen. Dit om er uiteindelijk voor te zorgen dat mensen inzicht hebben en dat zij sneller hulp kunnen krijgen bij het oplossen van hun schulden. Op die manier worden mensen niet direct met extra kosten geconfronteerd als zij een keer vergeten tijdig te betalen.

In 2025 wordt samen met de VNG, NVVK en Divosa verder gewerkt aan de implementatie van de basisdienstverlening schuldhulpverlening (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 730). Waar nodig scherpen we de kwaliteitseisen voor gemeenten aan, om verschillen in bereik en aanbod tussen gemeenten te verkleinen. Samen met gemeenten en andere maatschappelijke partners gaan we op buurtniveau mensen helpen met geldzorgen. De verkenning naar de civiele invorderingsketen zal door het Ministerie van Justitie en Veiligheid in samenwerking met het Ministerie van SZW verder worden uitgewerkt (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 767). Maatregelen om kleine schulden klein te houden, kunnen daar onderdeel van zijn. Ook wordt gewerkt aan een verantwoorde Rijksincasso, waarin het voorkomen en het tegengaan van het oplopen van schulden centraal staat.

Alleenverdieners

Door een onbedoelde en ingewikkelde samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid hebben naar schatting 6.400 alleenverdienende huishoudens een lager besteedbaar inkomen dan vergelijkbare huishoudens met alleen een bijstandsuitkering. Samen met gemeenten, UWV, de Belastingdienst en sociaal raadslieden is gezocht naar een oplossing voor deze onwenselijke samenloop van regelingen. Er is een fundamentele oplossing via de inkomstenbelasting gevonden. Deze is voorzien vanaf 2028. Het kabinet komt daarom met een tijdelijke regeling vanaf 2025 om deze mensen beter te kunnen helpen. Deze regeling vereenvoudigt voor de betrokken huishoudens en gemeenten de aanvraag respectievelijk verstrekking van financiële steun (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 312). Het kabinet dient het wetsvoorstel voor de regeling in het najaar van 2024 in bij de Tweede Kamer.

Op de SZW-begroting is een reservering opgenomen voor de verwachte uitgaven voor deze tijdelijke regeling, inclusief uitvoeringskosten. Gemeenten worden gefinancierd via een decentralisatie-uitkering binnen het gemeentefonds. De middelen zullen daarom jaarlijks worden overgeheveld van de SZW-begroting naar het gemeentefonds.

Infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven

Sociaal ontwikkelbedrijven spelen een belangrijke rol om mensen mee te laten doen. Mede door hun inzet krijgen mensen die niet, of niet zonder meer bij reguliere werkgevers aan de slag kunnen, een kans op de arbeidsmarkt.

Het kabinet wil dat sociaal ontwikkelbedrijven ook in de toekomst banen kunnen blijven bieden aan mensen voor wie werk niet vanzelfsprekend is. Daarom is er een groot pakket van maatregelen gepresenteerd waarmee beschutte banen verder worden gestimuleerd en gemeenten worden geholpen om de lokale infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven toekomstbestendig in te richten (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 307). Voor deze toekomstbestendige inrichting ontvangen gemeenten een impulsbudget van € 35 miljoen in 2025. Dit budget loopt door tot 2034 en loopt af naar € 19,8 miljoen. Ook wordt per 2025 een ondersteuningsteam beschikbaar gesteld dat gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven gericht kan adviseren en ondersteunen. Hiervoor is in de periode 2025–2028 € 3 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt een structurele infrastructurele opslag ingevoerd. Hierdoor krijgen sociaal ontwikkelbedrijven meer financiële stabiliteit, continuïteit en voorspelbaarheid, waardoor zij meer ruimte hebben om banen te realiseren voor mensen voor wie het hebben van werk niet vanzelfsprekend is. Deze basisfinanciering bedraagt in 2025 € 19,8 miljoen en loopt op naar structureel € 35,9 miljoen.

Simpel Switchen in de Participatieketen

Het kabinet heeft de ambitie om het voor mensen makkelijker te maken vanuit de uitkering (deeltijd) te gaan werken en de overgangen heen-en-weer tussen dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en regulier werk voor hen te versoepelen. Daartoe is het programma Simpel Switchen in de Participatieketen opgezet. In maart 2024 is het meerjarenprogrammaplan, dat loopt van 2024 tot en met 2027, met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 312).

Samen met alle partners en ervaringsdeskundigen gaan we door met het programma en hebben we de doelen voor de komende jaren aangescherpt, uitgebreid en opnieuw vastgesteld. Er komt expliciete aandacht voor de rol van werkgevers en de veilige weg terug. Voor de uitvoering van de doelstellingen is voor de periode van 2024 tot en met 2027 € 5 miljoen beschikbaar.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2023 was om 105.000 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2023 is de landelijke doelstelling van 105.000 extra banen (sector en markt samen) met 85.665 banen niet gehaald. Hiervoor zijn diverse redenen. Eén van die redenen is dat een deel van de werkgevers niet bekend is met de banenafspraak en de regelingen die er zijn voor werkgevers. Ook zien we dat werkgevers het systeem van de banenafspraak en quotumregeling en de bijbehorende financiële instrumenten als complex zien. Daarnaast zagen we dat gedurende de corona-jaren 2020 en 2021 er minder mensen uit de doelgroep in dienst werden genomen dan de jaren ervoor. Dit heeft de groei van het aantal banen destijds doen stagneren. Ook kan de beschikbaarheid van voldoende kandidaten uit de doelgroep banenafspraak een rol spelen.

Met 74.031 extra banen heeft de sector markt de doelstelling van 80.000 banen niet gehaald. Dit is voor het eerst dat marktwerkgevers de afgesproken aantallen niet realiseren. De overheidswerkgevers hebben de doelstelling ook in 2023 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 11.634 extra banen van de afgesproken 25.000 banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2023 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren. De Staatssecretaris van Participatie en Integratie heeft de Tweede Kamer op 16 juli 2024 geïnformeerd over het versterken van de banenafspraak en de resultaten banenafspraak 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 320). In de brief van juni 2023 zijn vervolgstappen aangekondigd om de banenafspraak te verbeteren (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 281). Het gaat onder meer om een beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak met vergelijkbare mensen. Ook wordt het beschikbaar stellen van loonkostensubsidie in de WIA, WW en de Wajong uitgewerkt. Tot slot, is op 17 oktober 2023 het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 2 en nr. 3).

Tabel 22 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 20231

Streefwaarde 20232

Streefwaarde 20242

Streefwaarde 20252

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

74.031

80.000

90.000

100.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

11.634

25.000

25.000

25.000

1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Kamerstukken II 2013/14, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Werken met een beperking Caribisch Nederland

De financiering voor werken met een beperking in Caribisch Nederland wordt met een jaar verlengd. Voor 2025 is € 3,7 miljoen begroot. Deze middelen worden beschikbaar gesteld aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Bijzondere uitkeringen Caribisch Nederland

De openbaar lichamen krijgen in 2025 bijzondere uitkeringen voor lokale armoedebestrijding in natura voor gezinnen en schuldhulpverlening.

Subsidietaakstelling hoofdlijnenakkoord

Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord zijn op verschillende budgetten bezuinigingen doorgevoerd, deze bestaan voornamelijk uit het verlagen van algemene subsidie- en opdrachten budgetten voor re-integratie en armoede en schulden.

Tabel 23 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

7.718.054

8.532.407

8.695.485

8.847.955

9.003.769

9.200.166

9.385.396

         
 

Uitgaven

7.663.162

8.530.049

8.691.975

8.847.277

9.008.400

9.207.095

9.392.204

         

2.0

Bijstand, Participatiewet en toeslagenwet

7.663.162

8.530.049

8.691.975

8.847.277

9.008.400

9.207.095

9.392.204

 

Inkomensoverdrachten

7.531.299

8.308.325

8.453.993

8.696.166

8.844.645

9.083.608

9.271.879

 

Macrobudget participatiewetuitkering en intertemporele tegemoetkoming

6.659.300

7.340.895

7.479.711

7.685.400

7.796.827

8.010.222

8.168.382

 

Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

20.054

10.361

7.064

7.270

7.270

7.269

7.269

 

AIO

407.196

460.816

479.393

505.697

532.003

548.873

572.572

 

TW

436.400

484.598

475.124

485.009

495.773

504.482

510.892

 

Bijstand overig

979

955

825

784

749

714

668

 

Onderstand (Caribisch Nederland)

7.370

10.700

11.876

12.006

12.023

12.048

12.096

 

Subsidies (regelingen)

95.887

133.149

118.845

41.324

36.135

37.289

33.743

 

SBCM

3.360

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

 

NIBUD

366

770

770

693

693

693

693

 

Overige subsidies algemeen

36.059

39.742

26.376

20.824

14.170

14.155

11.219

 

Armoede en schulden

80

0

0

0

0

0

0

 

Alle kinderen doen mee

17.643

12.645

10.899

15.899

15.899

15.899

15.899

 

Waarborgfonds sanering

2.100

0

0

0

0

0

0

 

Noodfonds

29.545

60.000

60.000

0

0

0

0

 

Gas

6.734

17.192

18.000

1.108

2.573

3.742

3.132

 

Opdrachten

22.229

30.561

37.396

34.890

45.349

40.409

41.293

 

Opdrachten algemeen

22.229

30.561

37.396

34.890

45.349

40.409

41.293

 

Bekostiging

82

912

0

0

0

0

0

 

ZonMw

82

912

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

182

199

199

199

199

199

199

 

ZonMw

182

199

199

199

199

199

199

 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

447

2.358

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

 

Financiën

447

2.358

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

 

Bijdrage aan sociale fondsen

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

Pensioenfonds Wsw

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

Bijdrage aan agentschappen

2.074

40.881

496

496

496

496

496

 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

74

381

496

496

496

496

496

 

DUO

2.000

40.500

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan medeoverheden

944

3.655

68.837

61.993

69.367

32.885

32.385

 

Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek

944

0

28.408

29.108

36.482

0

0

 

Bijzondere uitkeringen

0

2.676

4.450

500

500

500

0

 

Transformatiebudget sociale infrastructuur

0

0

35.000

31.500

31.500

31.500

31.500

 

SPUK Grensinformatiepunten

0

979

979

885

885

885

885

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

18

9

9

9

9

9

9

 

Contributie CASS

18

9

9

9

9

9

9

         
 

Ontvangsten

109.361

82.292

57.040

56.416

41.590

14.495

9.423

         
Tabel 24 Uitsplitsing ontvangsten artikel 2 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Ontvangsten

109.361

82.292

57.040

56.416

41.590

14.495

9.423

         

2.0

Bijstand, Participatiewet en toeslagenwet

109.361

82.292

57.040

56.416

41.590

14.495

9.423

 

Ontvangsten

109.361

82.292

57.040

56.416

41.590

14.495

9.423

 

Algemeen

45.261

23.591

14.690

14.116

13.690

12.195

9.423

 

Tozo retour kapitaal verstrekkingen

64.100

58.701

42.350

42.300

27.900

2.300

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 25 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 2
 

2025

juridisch verplicht

98,0%

bestuurlijk gebonden

0,8%

beleidsmatig gereserveerd

1,2%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

-%

De uitgaven op artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet zijn voor 98% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. De inkomensoverdrachten worden gefinancierd door rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen, dat vóór oktober 2024 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2025), UWV (Toeslagenwet € 475,1 miljoen) en de SVB (AIO € 479,4 miljoen).

Subsidies

De subsidies zijn voor 19,7% juridisch verplicht en voor 26% bestuurlijk gebonden. Er is nog circa 54,3% (€ 64,6 miljoen) aan kasmiddelen waarvoor nog ruimte is om verplichtingen aan te gaan.

Opdrachten

De opdrachten zijn voor 6,3% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 2,4 miljoen. Verder zijn er veel nieuwe reserveringen voor volgende jaren die als beleidsmatig gereserveerd zijn aangemerkt.

Bekostiging

In 2025 zijn er geen uitgaven voor de bekostiging van ZonMw.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw is 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan het Ministerie van Financiën is 100% juridisch verplicht en vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdrage aan sociale fondsen is 100% juridisch verplicht en vormt compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdrage aan de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) is voor 14,7% juridisch verplicht en voor 85,3% bestuurlijk gebonden. De bijdrage aan de RVO vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan medeoverheden

De bijdragen voor de tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek en de specifieke uitkering grensinformatiepunten zijn voor 100% juridisch verplicht. Verder zijn het transformatiebudget sociale infrastructuur en de bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor 100% bestuurlijk gebonden.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden (CASS) is 100% juridisch verplicht.

Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2025 geraamd op € 7,5 miljard. In 2025 wordt hiervan een bedrag van € 8,8 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2023. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicodrempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort dat over 2023 meer bedraagt dan 7,5% en over 2021, 2022 en 2023 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2023, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2023, gefinancierd uit het macrobudget 2025. In tabel 26 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Tabel 26 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

6.659.300

7.340.895

7.479.711

7.685.400

7.796.827

8.010.222

8.168.382

        

Macrobudget participatiewetuitkeringen

       

Algemene bijstand

5.921.390

6.551.132

6.646.334

6.833.948

6.926.249

7.128.582

7.273.594

Loonkostensubsidie

415.339

515.149

590.215

630.674

671.032

712.356

752.713

IOAW

240.685

211.657

178.448

155.096

132.729

100.168

71.821

IOAZ

29.716

31.178

32.520

34.337

35.473

37.644

38.781

Bbz levensonderhoud

50.937

31.047

31.197

31.344

31.344

31.472

31.472

        

Correctie verdeelmodel

1.232

732

996

    

Algemene bijstand

De algemene bijstand op grond van de Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, kan in aanmerking komen voor bijstand. Dat houdt in dat iedereen met een inkomen onder het sociaal minimum en onvoldoende eigen vermogen recht heeft op bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 27 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer personen van 27 jaar of ouder waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Tabel 27 Netto bijstandsnormen van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2024

Gehuwd / samenwonend

1.869,21

Alleenstaande (ouder)

1.308,45

Budgettaire ontwikkelingen

De bijstandsuitgaven worden voor 2025 geraamd op € 6,6 miljard. Op basis van de CPB-raming van de werkloosheid wordt de bijstandsraming naar beneden bijgesteld in 2025. Daarnaast leiden een aantal (eerdere) wetswijzigingen tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven. Dit betreft onder andere de invoering van maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in balans, de afloop van de IOAW en de ingroei van de nieuwe doelgroep als gevolg van de invoering van de Participatiewet in 2015.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 28 toont de gerealiseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Tabel 28 Kerncijfers volume Participatiewet
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

338

351

357

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Tabel 29 Kerncijfers re-integratie door gemeenten
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

225

217

225

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

173

162

168

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2

41

37

32

    

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

55

57

58

    

Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)3

68

63

60

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

36

36

36

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

6,9

7,3

7,5

1

Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

2

Bron: CBS, Uitstroom na re-integratie.

3

Bron: Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 30 Kerncijfers werk voor mensen met een arbeidsbeperking
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo)

173

178

182

 

waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1

128

134

139

 

waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2

38

36

34

 

waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3

6,8

8,0

9,4

1

Bron: UWV, Factsheet banenafspraak.

2

Bron: Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek. Onder 'interne' plaatsing valt ook 'werken op locatie', waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf.

3

Bron: UWV, Rapportage beschut werk.

Loonkostensubsidie (LKS)

Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet.

Wie komt er voor in aanmerking?

Gemeenten kunnen LKS inzetten voor mensen die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Het gaat om mensen voor wie de gemeente verantwoordelijk is om hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Dat kan dus gaan om mensen die bijstand ontvangen, mensen die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook om mensen zonder uitkering.

Hoe hoog is de loonkostensubsidie?

De hoogte van de LKS is gelijk aan het verschil tussen het bruto wettelijk minimumloon en de vastgestelde loonwaarde. De LKS bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantietoeslag), vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. De vergoeding bedraagt 23,5% van de loonkosten waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt. Gedurende het eerste halfjaar van een dienstbetrekking kan ook forfaitaire LKS worden ingezet. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, wederom vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten. Tijdens dat halfjaar wordt de loonwaarde van de werknemer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor LKS worden voor 2025 geraamd op € 590,2 miljoen. De uitgaven aan loonkostensubsidie nemen jaarlijks toe doordat de doelgroep van LKS sinds de invoering van de Participatiewet ingroeit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 31 Kerncijfers volume loonkostensubsidie
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

36

45

51

1

Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  • Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;

  • Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 32. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met een of meer medebewoners van 27 jaar of ouder.

Tabel 32 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2024

Gehuwd / samenwonend

2.074,36

Alleenstaande (ouder) zonder medebewoners van 27 jaar of ouder

1.630,17

Alleenstaande (ouder) met één of meer medebewoners van 27 jaar of ouder

1.037,18

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan IOAW en IOAZ worden in 2025 geraamd op respectievelijk € 178,4 miljoen en € 32,5 miljoen. De IOAW-uitgaven dalen door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de doorstroom vanuit de WW naar de IOAW. Een lager gebruik van de WW door oudere werknemers, zorgt ook voor een lager IOAW gebruik. Daarnaast zorgt de stijging van de AOW-leeftijd en invoering van maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in Balans voor hogere uitgaven aan de IOAW en IOAZ.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 33 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

14

12

10

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,5

1,6

1,7

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 27) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz levensonderhoud worden in 2025 geraamd op € 31,2 miljoen. De invoering van maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in Balans zorgt voor naar verwachting hogere uitgaven aan het Bbz in 2025.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 34 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,9

1,9

1,9

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van SZW daarbij, veelal in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico's of wijzigingen in wet- en regelgeving.

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 35 Kerncijfers Participatiewet (handhaving inlichtingenplicht algemene bijstand)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

571

691

731

Kennis van de verplichtingen (%)

871

891

901

Opsporing2

Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

26

20

14

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

59

47

34

Sanctionering2

Aantal boetes (x 1.000)

7,2

5,8

4,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

4,3

3,7

2,9

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering4

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

29

24

14

1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

2

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

3

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.

4

Bron: CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steun in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Tabel 36 Bbz-normen kredietverlening (maxima) (in €)
 

1 juli 2024

Startende zelfstandige

45.483

Gevestigde zelfstandige

247.047

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz bedrijfskrediet in 2025 worden geraamd op € 7,1 miljoen en bestaan uit vergoedingen aan gemeenten voor kapitaalverstrekkingen die zij in 2023 hebben uitgegeven. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen.

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)

Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met een of meer meerderjarige personen met wie kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tabel 37 AIO netto maandbedragen (maximaal), inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2024

Gehuwd / samenwonend

1.976,44

Alleenstaande (ouder)

1.456,85

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AIO zullen de komende jaren toenemen. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege de vergrijzing. Met ingang van 2025 is de AOW-leeftijd vastgesteld conform een 2/3e-koppeling aan de levensverwachting. Tussen 2025 en 2027 stijgt de AOW-leeftijd niet, dus in deze jaren bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. Dit heeft een opwaarts effect op de instroom in de AIO en daarmee op de AIO-uitkeringslasten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 38 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

52

53

55

1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 39 Kerncijfers AIO (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

561

651

661

Kennis van de verplichtingen (%)

951

941

931

Opsporing2

Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

0,5

0,6

0,7

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

0,4

0,5

0,7

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

1,1

1,3

1,8

Sanctionering2

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,3

0,4

0,5

Aantal boetes (x 1.000)

0,2

0,2

0,2

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,2

0,2

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering2

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

66

32

12

1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

2

Bron: SVB, administratie.

3

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;

  • Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;

  • Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met een of meer meerderjarige personen die ouder zijn dan 27 jaar waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Tabel 40 Normbedragen TW bruto per dag, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2024

Gehuwd / samenwonend

98,10

Alleenstaande van 21 jaar en ouder

69,40

Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer medebewoners van 27 jaar of ouder

44,16

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven blijven in 2025 nagenoeg gelijk aan de TW-uitgaven in 2024. Het aantal TW-aanvullingen neemt licht toe, met name bij de WW en WIA. De volumeontwikkeling van de TW volgt namelijk de volumeontwikkeling van deze moederwetten. Tegelijkertijd verwachten we een lichte afname van de gemiddelde TW-aanvulling, als gevolg van een samenstellingseffect.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 41 Kerncijfers TW
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

92

97

99

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

3.908

4.155

4.122

1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 42 Kerncijfers TW (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Opsporing1

Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

1,5

1,1

1,1

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2

1

0,8

0,6

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

4,2

3,5

3,5

Sanctionering1

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,3

0,2

0,2

Aantal boetes (x 1.000)

0,6

0,5

0,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,6

0,4

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering1

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

34

26

11

1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

2

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden verder afneemt. Uitgaven onder de repatriëringsregeling worden dit jaar via de AIO gedaan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 43 Kerncijfers bijstand buitenland
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,1

0,1

0,1

1

Bron: SVB, administratie.

Onderstand (Caribisch Nederland)

De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Budgettaire ontwikkelingen

Door en in navolging van de WML-verhoging op Caribisch Nederland is de Onderstand verhoogd per juli 2024. Dit verklaart de oploop in de uitkeringslasten van de Onderstand tussen 2023 en 2025.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 44 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,9

0,9

1,0

1

Bron: RCN-unit SZW.

Subsidies

In totaal is er in 2025 € 118,8 miljoen beschikbaar voor subsidies. Hiervan is € 26,4 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies, zoals subsidies voor armoede en schulden, ondersteuning arbeidsmarktregio's en vakmanschap. Daarnaast is er € 18 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling Financiële educatie en € 10,9 miljoen voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen. Verder is er € 2,8 miljoen beschikbaar voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) en € 0,8 miljoen voor NIBUD. Tot slot wordt er voor 2025 een reservering van € 60 miljoen opgenomen om een energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen.

Opdrachten

De € 37,4 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten in 2025 zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidsparticipatie (€ 13,6 miljoen), armoede en schulden (€ 11,8 miljoen), onderzoek en beleidsinformatie (€ 7,3 miljoen), multiproblematiek (€ 1,4 miljoen), bevordering ondernemerschap (€ 0,5 miljoen) en opdrachten gerelateerd aan de Europese fondsen (€ 2,7 miljoen).

Bekostiging

In 2025 zijn er geen uitgaven voor de bekostiging van ZonMw.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de uitvoeringskosten van ZonMw is € 0,2 miljoen beschikbaar in 2025.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit budget van € 2,2 miljoen is beschikbaar ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2014-2020 en 2021-2027 die uitgevoerd worden door het Ministerie van Financiën.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen beschikbaar gesteld aan het Wsw-programma Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI) onder voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Jaarlijks is er € 0,5 miljoen beschikbaar voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma's uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Bijdrage aan medeoverheden

Op grond van artikel 92, lid 2, onder c Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt in 2025 maximaal € 4,5 miljoen aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba verstrekt via een bijzondere uitkering. De bijzondere uitkering is bestemd voor de financiering van initiatieven van de openbare lichamen met betrekking tot werken met een beperking, arbeidsbemiddeling, (lokale) armoedebestrijding en schuldhulpverlening.

Van 2025 tot en met 2027 zijn gemeenten bereid om een vaste tegemoetkoming te verstrekken aan huishoudens in de alleenverdienersproblematiek, mits het Rijk aan een aantal randvoorwaarden voldoet. Hiertoe wordt in het najaar van 2024 het wetsvoorstel Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek ingediend. Daarnaast zullen gemeenten voor deze regeling financiering ontvangen, naar verwachting via een decentralisatie-uitkering binnen het Gemeentefonds. Hiervoor is in 2025 € 28,4 miljoen beschikbaar. De decentralisatie-uitkering zal in meerdere tranches worden uitgekeerd, zodat de middelen aansluiten op actuele gegevens over het aantal alleenverdienerhuishoudens per gemeente. Elke tranche zal apart worden overgeheveld van de SZW-begroting naar het Gemeentefonds.

In 2025 is er € 35 miljoen beschikbaar voor het transformatiebudget, ook wel impulsbudget genoemd, dat gericht is op een toekomstbestendige inrichting van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Gemeenten zijn hier vanuit de Participatiewet verantwoordelijk voor. Er is transformatiebudget beschikbaar voor een periode van 10 jaar (2025-2034).

Verder wordt er in 2025 via een specifieke uitkering € 1 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten en provincies voor grensinformatiepunten (GIPs).

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hiervoor is € 9.000 gereserveerd in 2025.

Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken voor bijstandsuitgaven aan statushouders. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2025 € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd.

Tijdens de coronacrisis hebben gemeenten uitvoering gegeven aan de Tozo, een crisisregeling om uitkeringen voor levensonderhoud en kapitaalverstrekking aan zelfstandigen te verstrekken. Gemeenten dragen met een vertraging van twee jaar terugontvangsten uit de kapitaalverstrekkingen af aan het Rijk. In 2025 wordt € 42,4 miljoen aan ontvangsten verwacht.

Verder worden er vanuit het Bbz terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen verwacht, € 10,9 miljoen.

Licence