De endogene toename van de ontvangsten is het gevolg van de economische ontwikkelingen zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2011. Voor 2011 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een groei van het nominale economische groei van 3,7%. De endogene groei van de totale ontvangsten ligt hoger dan de BBP-groei: 4,2%. De ontvangsten groeien daarmee iets harder dan de nominale economische ontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt met name veroorzaakt door de directe belastingen en met name de vennootschapsbelasting (Vpb) waarvan de ontvangsten met meer dan 20% toenemen als gevolg van de economische ontwikkeling. Ook de ontvangsten uit de dividendbelasting groeien met meer dan 25% veel harder dan de nominale ontwikkeling van het BBP. Indirecte belastingen als de omzetbelasting (BTW) en de accijnzen blijven daarentegen wat achter bij de economische groei.
Belastingsoorten die in 2009 het hardst terugliepen (met 30% of meer) als gevolg van de economische crisis, laten in 2011 de grootse positieve ontwikkeling zien. Dit betreft de genoemde vennootschapsbelasting en de dividendbelasting, maar ook de overdrachtsbelasting waarvan de ontvangsten met meer dan 20% toenemen in 2011. Alleen de BPM – met een ontwikkeling van bijna – 30% eveneens een grote daler in 2009 – blijft achter bij deze ontwikkeling. De BPM-ontvangsten blijven in 2011 naar verwachting op het niveau van 2010. Dit heeft te maken met de verandering in het gemiddelde type auto dat wordt gekocht. Verwacht wordt dat het aantal autoverkopen zich in 2011 weer geheel op het oude niveau van voor de crisis zal bevinden, maar ook dat het wagenpark in 2011 een stuk zuiniger zal zijn dan voor de crisis. Deze ontwikkeling heeft zich al voorgedaan in de eerste helft van 2010. In deze periode is het aantal autoverkopen fors toegenomen ten opzichte van 2009, maar de BPM-ontvangsten echter nauwelijks. Dit omdat er veel meer dan voorheen zuiniger auto’s worden gekocht waarvoor een lager BPM-tarief geldt en in een aantal gevallen een BPM-vrijstelling.
De endogene groei bij de indirecte belastingen bedraagt 2,6% en blijft daarmee wat achter bij de nominale ontwikkeling van het BBP. Dit wordt met name veroorzaakt door de BTW-ontvangsten, verreweg de grootste post bij de indirecte belastingen en daarmee een zware stempel drukt op de totale ontwikkeling van de indirecte belastingen. De endogene ontwikkeling van de BTW-ontvangsten bedraagt in 2011 naar verwachting 1,5% als gevolg van een positieve maar ten opzichte van het BBP nog iets achterblijvende waardeontwikkeling van de particuliere consumptie. Ook de accijnzen blijven met een ontwikkeling van 1,0% achter.
De endogene ontwikkeling van de directe belastingen bedraagt 6,3% en is daarmee dus positiever dan de nominale ontwikkeling van het BBP. Vooral de vennootschapsbelasting (Vpb) en de dividendbelasting kennen een forse ontwikkeling met meer dan 20%. Dit moet afgezet worden tegen een forse daling in de Vpb-ontvangsten in 2009 met meer dan 30% als gevolg van de negatieve winstontwikkeling in 2009 en bijgestelde (neerwaartse) winstverwachtingen over 2008 en 2007. De winstverwachtingen over 2010 en 2011 zijn echter positief. Daarnaast zal er in 2011 naar verwachting veel minder dan in 2009 sprake zijn van negatieve kaseffecten als gevolg van bijgestelde winstverwachtingen over oudere jaren. De Vpb-ontvangsten kennen daardoor in 2011 een relatief zeer gunstige ontwikkeling. Dit betreft wel een ontwikkeling ten opzichte van een laag niveau van de Vpb-ontvangsten in 2009 en 2010. Dit niveau zal zich in 2011 dan ook nog op een beduidend lager niveau dan 2008 bevinden. Ruwweg gezegd geldt hetzelfde beeld voor de dividendontvangsten. Ook deze bevinden zich in 2011 – ondanks een endogene ontwikkeling van meer dan 25% – nog op een flink lager niveau dan in 2008.
Ten slotte de loon- en inkomensheffing: deze kent per saldo een positieve ontwikkeling van 3,7% in 2011 en volgt daarmee de BBP-ontwikkeling. De ontwikkeling bij de loon- en inkomensheffing hangt samen met een gunstige ontwikkeling van de winstgevendheid van zelfstandigen (de zogenaamde IB-ondernemingen) en een gematigde ontwikkeling van de aftrekbare hypotheekrente. Een bescheiden ontwikkeling van de werkgelegenheid matigt de totale ontwikkeling bij loon- en inkomensheffing.