Een raming van de belasting- en premieontvangsten is nodig voor de raming van het begrotingssaldo (EMU-saldo). Het Ministerie van Financiën maakt immers de rijksbegroting op. De belasting- en premieontvangsten zijn in tegenstelling tot de totale overheidsuitgaven sterk afhankelijk van de economische ontwikkelingen. Zo leiden ceteris paribus hogere lonen en een grotere werkgelegenheid tot hogere loonheffingsontvangsten en hogere consumptieve bestedingen van huishoudens tot hogere btw-ontvangsten.
Overigens vormt de gevoeligheid van de belasting- en premieontvangsten voor macro-economische ontwikkelingen een onderbouwing om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting. Volgens de begrotingsregels van het kabinet («trendmatig begrotingsbeleid») mogen de overheidsinkomsten meebewegen met de economische ontwikkelingen. Dat werkt stabiliserend op de economie. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten en daarmee van het EMU-saldo niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Fiscale beleidsmaatregelen zijn daarbij wel begrensd. Met het inkomstenkader heeft het kabinet als doelstelling vast te houden aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over een kabinetsperiode (zie ook bijlage 3). Dat pad spreekt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode af in de Startnota.
Een zo trefzeker mogelijke raming kan er – abstraherend van de economische ontwikkelingen die totaal anders kunnen uitvallen en beleidsbeslissingen – voor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo (relatief) in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het belasting- en premiemodel blijven macro-inschattingen en zijn daarmee vooral sterk afhankelijk van de raming van macro-economische variabelen, die als basis in het model gebruikt worden.