Nederland heeft forse noodmaatregelen genomen om huishoudens en bedrijven te ondersteunen in de coronacrisis. Deze maatregelen waren noodzakelijk om zo veel mogelijk banen te behouden en huishoudens en bedrijven te helpen deze periode door te komen. Het tweede noodpakket, dat tot oktober loopt, heeft net als het eerste pakket de inzet om banen te behouden. Daarnaast biedt het tweede pakket meer ruimte voor noodzakelijke aanpassing van de economie, bijvoorbeeld door aanpassing van de NOW en extra scholingsmaatregelen. Ondanks deze steunmaatregelen kan het kabinet niet voorkomen dat de economische situatie soms zeer ingrijpende gevolgen heeft voor huishoudens en ondernemers, zoals ontslag of faillissement.
De totale som van de steunmaatregelen tot nu toe komt uit op ruim 62 miljard euro in 2020. Dit betreft zowel uitgavenmaatregelen, belastinguitstel, fiscale maatregelen.24 De maatregelen aan de uitgavenkant bedragen circa 46 miljard euro. De belangrijkste hiervan zijn de overbrugging voor werkbehoud (NOW) en directe steun voor zelfstandigen (TOZO) en bedrijven (TOGS/TVL). Tot eind juli heeft 40 procent van de MKB-bedrijven gebruik gemaakt van de NOW, de TOGS en/of uitstel van belastingbetaling.25 Onder de eerste NOW-regeling zijn aanvragen van ruim 139 duizend werkgevers toegekend, met een bereik van 2,65 miljoen mensen. Van de tweede NOW-regeling, die loopt tot 1 oktober, is het gebruik met 63 duizend toegekende aanvragen tot en met begin september aanzienlijk lager.26 Van de eerste TOZO-regeling maakten 374 duizend zelfstandigen gebruik. Voor de tweede TOZO-regeling wordt het aantal aanvragen op 103 duizend geschat.27
Ook aan de inkomstenkant zijn omvangrijke maatregelen genomen. Zo hebben 128 duizend bedrijven gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de betaling van verschuldigde belasting en premies uit te stellen. Het gaat om circa 12 miljard euro aan uitstel van belastingbetaling; deze komt voor een groot gedeelte later binnen. Daarnaast bevatten de noodpakketten fiscale maatregelen ter grootte van 4,4 miljard euro. De vorming van een fiscale coronareserve binnen de vennootschapsbelasting is met 3 miljard euro het budgettair grootste onderdeel van de fiscale maatregelen.
Figuur 2.1.1 Noodmaatregelen uitgavenkant (links) en inkomstenkant (rechts) in miljarden euro
Bron: Ministerie van Financiën
De continuïteit van het ov wordt geborgd door een beschikbaarheidsvergoeding. Het openbaar vervoer (ov) vormt een vitale publieke dienst, veel mensen zijn van het ov afhankelijk om naar hun werk te gaan. Vanwege de vitale functie heeft de Rijksoverheid aan de ov-sector gevraagd om haar diensten te blijven aanbieden, ondanks de sterk verminderde capaciteit door de COVID-19-maatregelen.
Het kabinet stelt extra middelen ter beschikking aan medeoverheden in het kader van de coronacrisis. Het Rijk kwam gemeenten eerder tegemoet met bijna 750 miljoen euro. Inmiddels zijn er aanvullende afspraken gemaakt op andere onderdelen zoals het OV, de Veiligheidsregio’s en de GGD-en. Daarnaast ontvangen gemeenten compensatie voor inkomstenderving, lokale culturele voorzieningen, lokale vrijwilligersorganisaties, buurt- en dorpshuizen, SW-bedrijven, het organiseren van verkiezingen in corona tijd en toezicht en handhaving. Vanwege corona wordt tevens de oploop van de opschalingskorting incidenteel in 2020 en 2021 geschrapt. Met het nieuwe pakket komt de totale steun aan gemeenten uit op ruim 1,5 miljard euro in 2020. Hier bovenop komt nog aanvullend beleid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarvan veel zal worden uitgevoerd door gemeenten. Zij zullen hiervoor middelen ontvangen.
Nederland heeft ook noodmaatregelen getroffen om de coronacrisis in het Caribisch deel van het koninkrijk op te vangen. Ook in Caribisch Nederland is daarom besloten tot een volgende fase van ondersteuning, in lijn met de in Europees Nederland genomen maatregelen. Met de landen wordt gesproken over een samenhangend pakket dat hervormingen, investeringen en liquiditeitssteun omvat, onder strikte voorwaarden.
In de volgende fase is de uitdaging om het steunbeleid zo in te richten dat de economie zich kan aanpassen. Zoals hoofdstuk 1 aangeeft zijn de gevolgen van het coronavirus nog lange tijd merkbaar. Maar langdurige bevriezing van de economie is niet wenselijk. Werkenden en ondernemers zullen zich in de volgende fase, nog meer dan nu het geval is, moeten aanpassen aan de nieuwe realiteit van de anderhalvemetereconomie. Ook kosten de huidige maatregelen veel geld, dat uiteindelijk moet worden terugbetaald.
Vanaf oktober loopt het steunpakket in aangepaste vorm door, rekening houdend met de situatie waarin we ons bevinden. Het kabinet vindt het van belang om burgers en bedrijven voor langere tijd duidelijkheid te bieden, en waar nodig bedrijven en ondernemers de ruimte te geven aanpassingen te maken in hun verdienmodel. Het nieuwe steunpakket is erop gericht om werkenden en bedrijven te ondersteunen in deze noodzakelijke aanpassing. In het nieuwe pakket worden de NOW, TVL en TOZO voor negen maanden voortgezet. Daarbij worden wijzigingen voorgenomen om de maatregelen te blijven richten op de burgers en bedrijven waar steun de beste oplossing is. In uitzonderlijke gevallen kunnen essentiële bedrijven die hard zijn geraakt door de coronacrisis individuele steun aanvragen, zoals eerder is afgesproken. Deze steun is aan strenge voorwaarden verbonden en wordt getoetst aan het Afwegingskader bij steunverzoeken individuele bedrijven.28 Hierbij wordt gekeken naar het maatschappelijk belang en de levensvatbaarheid van een bedrijf, en de voorwaarden die aan steun gesteld kunnen worden.
Een uitzonderlijk groot pakket aan flankerend beleid ondersteunt burgers en bedrijven die zich aanpassen aan nieuwe economische omstandigheden. Het kabinet investeert onder andere in (om)scholing en in andere maatregelen om de overstap naar ander werk te ondersteunen, en blijft kwetsbare groepen ondersteunen (bijvoorbeeld de doelgroep banenafspraak). Dit wordt onder andere ingevuld met regionale mobiliteitsteams, die idealiter beginnen met dienstverlening voordat iemand werkloos wordt. (Om)scholingtrajecten kunnen deel uitmaken deze ondersteuning. Tijdige ondersteuning is van belang om (langdurige) werkloosheid zoveel mogelijk te voorkomen. Het kabinet zet zich er ook extra voor in om armoede en problematische schulden tegen te gaan. Dit is een belangrijke voorwaarde om ervoor te zorgen dat mensen deel kunnen nemen in onze samenleving en om mensen aan het werk te houden of te helpen. Vroegtijdige hulp en ondersteuning zijn van belang, anders dreigt een stapeling van kwetsbaarheden. Om mensen met problematische schulden te ondersteunen gaat het kabinet een Waarborgfonds in het leven roepen om problematische schulden sneller af te kunnen wikkelen.
De aangepaste steunmaatregelen en de begroting voor 2021 bieden duidelijkheid voor een langere periode. De nieuwe aangekondigde maatregelen gaan in per 1 oktober 2020 en gelden tot 1 juli 2021. Deze langere periode dan bij de vorige noodpakketten moet leiden tot meer rust en duidelijkheid voor huishoudens en bedrijven. Ook de rest van de begroting, zoals de aanvullende investeringen en andere maatregelen (zie paragraaf 2.2), zijn erop gericht om de economie verder door deze situatie heen te helpen. Ondanks deze maatregelen blijft het voor veel Nederlanders een onzekere periode, en zal de recessie ingrijpende gevolgen hebben.
Het kabinet vindt het belangrijk om investeringen te stimuleren. Dat bevordert een snel herstel en maakt aanpassingen in verdienmodellen, waar nodig, makkelijker. Het kabinet heeft met het steun- en herstelpakket de effecten van de coronacrisis zoveel mogelijk gemitigeerd. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat de investeringen zijn teruggevallen en dat investeringen van groot belang zijn voor de economische groeikracht. Het kabinet heeft daarom besloten tot het invoeren van een Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). De BIK laat ondernemers tijdelijk een percentage van de gedane investeringen in mindering brengen op de loonheffing. Het kabinet wil deze korting voor twee jaar invoeren per 2021. Na afloop van de BIK zal deze budgettaire ruimte worden gebruikt voor een nader te bepalen maatregel met hetzelfde doelbereik, namelijk het verlagen van werkgeverskosten.
Het kabinet haalt investeringen naar voren om de economie te ondersteunen. De komende jaren worden investeringen ter waarde van circa 1,5 miljard euro naar voren gehaald op het terrein van BZK en IenW. Voorbeelden hiervan zijn onderhoud aan het spoor en (water)wegen en maatregelen om de veiligheid van (fiets)infrastructuur te verbeteren. Daarnaast haalde het kabinet in een eerder stadium 465 miljoen euro aan investeringen naar voren bij het Rijksvastgoedbedrijf en Defensie. Het totaalbedrag aan naar voren gehaalde investeringen komt daarmee op een kleine 2 miljard euro. Deze versnellingen ondersteunen de economie op korte termijn en dragen bij aan beleidsdoelen voor de lange termijn, zoals duurzaamheid en bereikbaarheid. Deze investeringen voldoen daarmee aan de door het kabinet gehanteerde drieslag 'tijdig, tijdelijk en gericht'.29 Om de economie verder te stimuleren kunnen in het verlengde van deze versnellingen investeringen ten behoeve van bouw en leefomgeving en groen herstel ingediend worden voor het herstelplan dat het kabinet indient voor de Recovery and Resilience Facility (RRF, zie hieronder). Hiervoor geldt wel dat de plannen, om aanspraak te maken op middelen uit het RRF, moeten voldoen aan de randvoorwaarden die gesteld zijn aan het indienen van voorstellen voor het RRF.
De Nederlandse noodpakketten zijn groot in historisch en internationaal opzicht. De huidige steunmaatregelen zijn vele malen groter dan de maatregelen die zijn genomen als reactie op de financiële crisis. Andere EU-lidstaten hebben vergelijkbare maatregelen genomen. Vergeleken met Nederland maken zij relatief meer gebruik van overheidsgaranties en minder van directe uitgaven.30 Overigens is het moeilijk om steunpakketten goed te vergelijken: voor huishoudens en ondernemers is het namelijk net zo belangrijk wat het reguliere beleid in een land is, bijvoorbeeld op het gebied van sociale zekerheid, bedrijvenbeleid en begrotingsbeleid.
Figuur 2.1.2 Noodpakketten in historisch (links) en internationaal (rechts) perspectief in miljarden euro (links) en procenten bbp (rechts)
Bron: CPB (historisch: financiële crisis), ministerie van Financiën (historisch: coronacrisis; internationaal: NL), IMF Fiscal Monitor Database (internationaal: EU-landen)
Ook Europese noodmaatregelen dragen bij aan het opvangen van de coronacrisis. De coronacrisis laat in heel Europa haar sporen na in de economie. Daarom werkt Nederland in de EU samen om uit de crisis te komen. Zo steunt Nederland het flexibel toepassen van de Europese begrotings- en staatssteunkaders om lidstaten de ruimte te bieden vraaguitval tegen te gaan, werkgelegenheid te beschermen en liquiditeit voor bedrijven te garanderen. Daarnaast hebben de ministers van Financiën van de Europese Unie begin april besloten tot een omvangrijk noodpakket bestaande uit Europese vangnetten voor werknemers, bedrijven en overheden. Tevens heeft de Europese Centrale Bank verschillende monetaire beleidsinterventies gepleegd, waaronder de introductie van een nieuw opkoopprogramma.
Voor een snel en gezamenlijk economisch herstel is besloten tot de oprichting van een Europees herstelinstrument. Dit heeft een omvang van 750 miljard euro31, waarvan 390 miljard euro kan worden verstrekt als subsidies en 360 miljard euro als leningen. Het Europees herstelinstrument maakt onderdeel uit van het politieke akkoord voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor 2021-2027, dat de Europese regeringsleiders op 21 juli zijn overeengekomen. Het grootste onderdeel van het herstelinstrument is de Recovery and Resilience Facility (RRF), met 312,5 miljard euro aan subsidies en 360 miljard euro aan leningen, waaruit lidstaten onder voorwaarden steun kunnen aanvragen. Het instrument moet, naast het economisch herstel, bijdragen aan het structureel toekomstbestendig maken van de Europese economie. Daarvoor is het cruciaal dat lidstaten de middelen uit het fonds gebruiken om hun weer- en wendbaarheid te verbeteren door middel van publieke investeringen en structurele hervormingen. Dat laatste is voor Nederland belangrijk. Hierbij zal ook, in lijn met de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie, invulling worden gegeven aan de ambities op het vlak van vergroening en digitalisering. Het kabinet dient in het voorjaar van 2021 een herstelplan in bij de Europese Commissie om middelen uit deze faciliteit te mobiliseren. Het overige deel van het herstelinstrument betreft tijdelijke additionele middelen, in de vorm van subsidies, voor een aantal EU-programma’s onder het volgende MFK (Meerjarig Financieel Kader). Het gaat om onder andere om programma’s die gericht zijn op (gezondheids)crisisbestrijding en op onderzoek en innovatie op het gebied van gezondheidszorg, vergroening en digitale transities.