2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
totaal uitgaven | 26.617,5 | 25.879,5 | 26.354,0 | 27.615,6 | 29.151,9 | 30.411,5 | |
totaal niet-belastingontvangsten | 173,4 | 204,7 | 113,1 | 113,1 | 113,1 | 113,1 | |
1 | Volksgezondheid | ||||||
Uitgaven | 2.340,9 | 2.169,8 | 1.074,5 | 1.043,0 | 1.012,8 | 961,8 | |
Ontvangsten | 23,9 | 13,9 | 13,9 | 13,9 | 13,9 | 13,9 | |
2 | Curatieve zorg | ||||||
Uitgaven | 4.734,2 | 3.386,8 | 3.345,5 | 3.328,2 | 3.394,5 | 3.446,1 | |
Ontvangsten | 6,4 | 95,1 | 12,6 | 12,6 | 12,6 | 12,6 | |
3 | Langdurige zorg en ondersteuning | ||||||
Uitgaven | 10.162,3 | 11.389,1 | 13.739,5 | 14.921,9 | 16.195,9 | 17.314,6 | |
Ontvangsten | 5,7 | 5,7 | 5,7 | 5,7 | 5,7 | 5,7 | |
4 | Zorgbreed beleid | ||||||
Uitgaven | 2.506,9 | 2.158,9 | 1.273,0 | 1.165,3 | 1.169,0 | 1.170,7 | |
Ontvangsten | 70,7 | 68,7 | 66,7 | 66,7 | 66,7 | 66,7 | |
5 | Jeugd | ||||||
Uitgaven | 165,7 | 117,4 | 110,7 | 95,3 | 95,2 | 95,1 | |
Ontvangsten | 26,1 | 9,2 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | 2,1 | |
6 | Sport en bewegen | ||||||
Uitgaven | 545,5 | 380,5 | 381,6 | 444,3 | 444,0 | 443,8 | |
Ontvangsten | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | |
7 | Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog | ||||||
Uitgaven | 249,8 | 241,1 | 212,5 | 195,5 | 181,0 | 167,5 | |
Ontvangsten | 2,9 | 2,9 | 2,9 | 2,9 | 2,9 | 2,9 | |
8 | Tegemoetkoming specifieke kosten | ||||||
Uitgaven | 5.408,9 | 5.625,7 | 5.845,2 | 6.055,1 | 6.291,5 | 6.444,8 | |
9 | Algemeen | ||||||
Uitgaven | 83,7 | 32,0 | 26,2 | 26,0 | 25,8 | 25,5 | |
Ontvangsten | 8,8 | ||||||
10 | Apparaatsuitgaven | ||||||
Uitgaven | 408,5 | 370,5 | 345,3 | 340,8 | 342,3 | 341,4 | |
Ontvangsten | 28,2 | 8,6 | 8,6 | 8,6 | 8,6 | 8,6 | |
11 | Nominaal en Onvoorzien | ||||||
Uitgaven | 11,2 | 7,6 |
Artikel 1 Volksgezondheid
De uitgaven op artikel 1 zijn in 2020 en 2021 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de extra incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19, onder andere voor vaccin-ontwikkeling (400 miljoen euro in 2020 en 300 miljoen euro in 2021), uitbreiding van de testcapaciteit (300 miljoen euro in 2020) en middelen voor de GGD’s en GGD GHOR (476 miljoen euro in 2020 en 450 miljoen euro in 2021). De uitgaven lopen van 2022 tot 2025 af vanwege de lagere uitgaven aan onderzoeksprogramma’s van ZonMw.
Artikel 2 Curatieve zorg
De uitgaven op artikel 2 zijn in 2020 aanzienlijk hoger dan in 2021 en latere jaren. Dit heeft te maken met de extra incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19, onder andere voor de aanschaf en distributie medische hulpmiddelen (1,6 miljard euro). De ontvangsten die hiermee samenhangen (85 miljoen euro) zijn hierdoor hoger in 2021. De oploop van de uitgaven in latere jaren is een gevolg van een stijging van de Rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar.
Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning
Dit artikel neemt tussen 2020 en 2025 toe door een stijging van de Rijksbijdrage Wlz (6,6 miljard euro) en de Bijdrage In Kosten van Kortingen (BIKK, 0,8 miljard euro). De Rijksbijdrage Wlz stijgt als gevolg van het stabiliseren van de Wlz-premie op 9,65% en de stijgende Wlz-uitgaven. Het verschil tussen de premieopbrengsten (samen met de BIKK) en de uitgaven wordt opgevangen met deze Rijksbijdrage. De hoogte van de BIKK hangt o.a. samen met de ontwikkeling van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. Deze Rijksbijdrage compenseert het Wlz-fonds voor wijzigingen in de ontvangsten die ontstaan door de ontwikkeling van de heffingskortingen.
Artikel 4 Zorgbreed beleid
De uitgaven op artikel 4 zijn in 2020 en 2021 aanzienlijk hoger dan in 2022 en latere jaren. Dit heeft te maken met de extra incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19, onder andere voor de eenmalige bonus aan zorgpersoneel (1,4 miljard euro in 2020 en 720 miljoen euro in 2021). Na 2022 nemen de uitgaven af. Dit is onder andere het gevolg van lagere uitgaven aan subsidies transparantie kwaliteit van zorg.
Artikel 5 Jeugd
De uitgaven op artikel 5 zijn in 2020 hoger dan in 2021 als gevolg van de extra middelen voor de Transitieautoriteit Jeugd (54 miljoen euro). In latere jaren dalen de subsidies voor het jeugdstelsel.
Artikel 6 Sport en bewegen
De uitgaven op artikel 6 zijn in 2020 aanzienlijk hoger dan in 2021 en latere jaren. Dit heeft te maken met de extra incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19, onder andere voor ondersteuning van de sportsector (135 miljoen euro). In de jaren 2023-2025 staat nog budget gereserveerd voor de buurtsportcoaches; de storting naar het Gemeentefonds tot en met 2022 heeft reeds plaatsgevonden (62 miljoen euro).
Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog
Door afname van het aantal verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel.
Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten
De toename van de uitgaven op dit artikel geeft met name de ontwikkeling van de zorgtoeslag weer. De stijging van de uitgaven aan de zorgtoeslag is het gevolg van de toename van de zorgpremie, bevolkingsgroei en de economische ontwikkeling.
Artikel 9 Algemeen
Het verschil tussen 2020 en latere jaren ontstaat door de eenmalige bijdrage aan internationaal onderzoek naar een vaccin voor Covid-19 (50 miljoen euro) aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI).
Artikel 10 Apparaatsuitgaven
De apparaatsuitgaven zijn in 2020 hoger dan de daaropvolgende jaren. Dit hangt samen met incidentele personele en materiële uitgaven, maar ook met de technische verwerking van uitgaven waar niet-belastingontvangsten tegenover staan (zogenaamde desalderingen). Bij desalderingen stijgen zowel de niet-belastingontvangsten als de uitgaven met eenzelfde bedrag, waardoor de netto uitgaven dus niet stijgen. In de begroting worden dergelijke ontvangsten en daarmee corresponderende uitgaven niet structureel geraamd.
Artikel 11 Nominaal en Onvoorzien
Het verloop op dit artikel wordt verklaard door nog niet uitgekeerde loon- en prijsbijstelling.