Onderwijs
De trend in dalende onderwijsprestaties in het primair- en voortgezet onderwijs is zorgelijk voor de kansengelijkheid en het verdienvermogen van Nederland. Sinds 2003 dalen de gemiddelde scores van Nederlandse leerlingen op alle vaardigheidsgebieden (lezen, wiskunde/rekenen en natuurwetenschappen). Deze worden gemeten in de internationale vergelijkingen van de OESO. De dalende leesvaardigheid springt het meest in het oog: een op de vier leerlingen loopt risico op laaggeletterdheid. Deze leerlingen hebben daarmee minder kansen om volledig mee te doen in de Nederlandse samenleving en op de arbeidsmarkt.
De dalende en zorgelijke trend moet zo snel mogelijk worden omgebogen, wat vereist dat de kwaliteit op orde is. Uit gesprekken met leraren en ouders komt duidelijk naar voren dat er meer focus moet zijn op de basisvaardigheden van leerlingen. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) bevestigt dit beeld in haar recente rapporten. Voor het kabinet heeft het op orde brengen hiervan met het Masterplan Basisvaardigheden hoge prioriteit. Daarvoor is ook meer aandacht voor de vaardigheden van onderwijsprofessionals nodig en moet worden ingezet op ’evidence-informed’ werken: de aanpak in de klas moet gebaseerd zijn op kennis over wat werkt uit wetenschap en praktijk. De continue ontwikkelingen op het gebied van digitalisering stellen de scholen hierbij voor een grote opgave.
Meer inzicht in onderwijskwaliteit maakt het mogelijk om regie te nemen. In lijn met het Masterplan Basisvaardigheden zal de inspectie scherper toezien op de wettelijke eisen rondom basisvaardigheden. Dit is het startpunt voor een verdergaande aanscherping van het toezicht. Het is van belang meer zicht te krijgen op de onderwijskwaliteit en de manieren om daarop te sturen. Om deze reden loopt er een IBO met de vraag hoe de Rijksoverheid beter kan sturen op de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs. Om ook het vervolgonderwijs verder te verbeteren, geeft het kabinet voor volgend jaar de opdracht voor een IBO gericht op de toekomstbestendigheid van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo); adequate vakmensen zijn immers van essentieel belang voor de economie van Nederland.
Het kabinet zet in op het verbeteren van de kwaliteit en de kansengelijkheid. Er is in het coalitieakkoord structureel 1 miljard euro beschikbaar voor onderwijskwaliteit. Hiermee moet de basis op orde komen. Voor de coronacrisis was er al sprake van dalende onderwijsresultaten, en deze daling is door fysieke sluiting van het onderwijs in 2020 en 2021 vergroot. Het Masterplan Basisvaardigheden moet zorgen voor een fundamentele kwaliteitsverbetering in taal, rekenen/wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid. Onderdelen van de uitvoering van het masterplan zijn beter gebruik maken van kennis over wat werkt, school en omgeving beter laten aansluiten, en meer kwaliteit van en betere en ondersteuning voor onderwijsprofessionals. Het masterplan is het startpunt van een kerende trend voor alle scholen.
Er wordt structureel 1 miljard euro beschikbaar gesteld om kansengelijkheid te verbeteren. Daarbij is specifiek aandacht nodig voor groepen leerlingen die meer dan anderen last hebben gehad van de coronacrisis. Voor het funderend onderwijs zijn ambitieuze maatregelen in en om het stelsel noodzakelijk, om toe te werken naar een eerlijk onderwijsstelsel. Leerlingen hebben recht op gelijke toegang, ongeacht waar zij vandaan komen en wat hun ondersteuningsbehoefte is. Ook in het mbo wordt ingezet op meer kansengelijkheid door financiering van mbo-niveau 2 op orde te brengen en in te zetten op stageplekken voor alle studenten.
Daarnaast investeert het kabinet structureel 800 miljoen euro in goede leraren, schoolleiders en onderwijsondersteuners en daarmee in goed onderwijs. Eerder is er al door motie-Hermans 500 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit geld wordt gebruikt om de loonkloof tussen leraren in het primair- en voorgezet onderwijs te dichten, de werkdruk in het voortgezet onderwijs aan te pakken en de rol en positie van de schoolleider te versterken. Ook komen uit dit budget een structurele arbeidsmarkttoelage voor personeel dat werkt op scholen met veel kwetsbare leerlingen en financiële ruimte voor scholen om te werken aan professionalisering. De investeringen in leraren, schoolleiders en onderwijsondersteuners zijn belangrijk voor de erkenning en waardering voor het werk dat in het funderend onderwijs wordt gedaan. Dit maakt werken in het onderwijs aantrekkelijker en komt de kwaliteit van het onderwijs voor de leerling ten goede. Want iedere leerling verdient het beste onderwijs en hierbij is voldoende en goed opgeleid personeel essentieel. Het is echter ook een tijd waarin het onderwijs zich geconfronteerd ziet met forse personeelstekorten. Hoewel de tekorten al langer worden onderkend, blijken ze een hardnekkig probleem. Het lerarentekort is ook een allocatievraagstuk; er zijn grote verschillen binnen regio’s. Het kabinet zal daarom meer regie nemen, in de hoop daarmee het tekort terug te dringen.
De investeringen voor een gezond en duurzaam stelsel van hoger onderwijs (ho) en onderzoek worden deels gefinancierd uit het fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Met de investeringen in het stelsel van ho en onderzoek wordt direct invulling gegeven aan de opgaven uit het coalitieakkoord. Bestaande knelpunten worden aangepakt en de middelen zorgen voor een krachtige impuls in de brede kennisbasis, onze kennisintensieve samenleving en de economie. Met de middelen wordt onder andere de onderzoeksinfrastructuur versterkt, de werkdruk in de sector verlaagd en meer ruimte geboden aan ongebonden onderzoek. Ook wordt ingezet op talentontwikkeling, netwerkvorming, de transitie naar open science en (sociale) veiligheid. De investeringen, met effect op zowel korte als lange termijn, worden gefinancierd uit de structurele middelen voor vervolgopleidingen/onderzoek (700 miljoen euro per jaar structureel) en uit het fonds voor Onderzoek en Wetenschap (5 miljard euro voor de komende tien jaar).
In een steeds complexere wereld is creativiteit en onafhankelijke informatievoorziening onmisbaar. Dit kabinet investeert in cultuur en media omdat deze sectoren aan de basis staan van een samenleving waarin iedereen meedoet.
Arbeidsmarkt en toeslagen
Het kabinet werkt aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Het goed functioneren van de arbeidsmarkt is belangrijk voor mensen individueel. Ook is de arbeidsmarkt een belangrijke draaischijf voor de samenleving als geheel. Het is echter niet meer vanzelfsprekend dat de arbeidsmarkt positief bijdraagt aan de samenleving en mensen kansen biedt. Mensen zijn onzeker over hun inkomen, komen in de knel of dragen individueel hoge risico’s, bijvoorbeeld doordat ze niet verzekerd zijn voor ziekte. Naast trends zoals vergrijzing en globalisering zijn beleidskeuzes en regels uit het verleden een brede oorzaak van de problemen op de arbeidsmarkt. Samen met werkenden, werkgevers en ondernemers werkt het kabinet daarom aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Dit is ook uiteengezet in de Kamerbrief over Hoofdlijnen Arbeidsmarkt die voor het zomerreces naar de Tweede Kamer is verzonden.
Het kabinet wil stimuleren dat werkgevers duurzame arbeidsrelaties aangaan, zodat werkenden meer werk- en inkomenszekerheid ervaren. Arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd vormen de basis voor het organiseren van structureel werk. Andere contractvormen worden waar dat nodig is beter gereguleerd, zodat ze niet meer gebruikt kunnen worden om te concurreren op arbeidsvoorwaarden. Daarbij moet werkgeverschap aantrekkelijk zijn en behouden ondernemingen wendbaarheid om te anticiperen op veranderende omstandigheden.
Het kabinet wil echte zelfstandigen de ruimte geven en ondersteunen en schijnzelfstandigheid tegengaan. Zelfstandig ondernemerschap levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. De groei van deze groep werkenden kent echter ook keerzijden waarvoor de afgelopen jaren meer aandacht is gevraagd. Het kabinet zet daarom allereerst in op een gelijkere behandeling van werkenden als het gaat om belastingen en sociale zekerheid. Samen met sociale partners en uitvoerders werkt het kabinet aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Ook zet het kabinet in op wettelijke maatregelen om meer duidelijkheid te bieden rondom de beoordeling van arbeidsrelaties en om het effectief opeisen van de rechtspositie te vergemakkelijken. Daarnaast helpen deze maatregelen om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Ten slotte speelt (het intensiveren van) toezicht en handhaving een belangrijke rol bij de naleving van het wettelijk kader.
Malafiditeit in de uitzendsector wordt aangepakt. Het kabinet werkt aan een certificeringsstelsel voor uitzendbureaus om deze praktijken tegen te gaan. Om een certificaat te verkrijgen en behouden, moeten uitleners aantonen dat zij voldoen aan de certificeringsnormen. Inleners moeten daarbij aantonen dat zij met gecertificeerde bedrijven werken. Voor de zomer is hierover een brief naar de Kamer gestuurd.51 Ook de misstanden bij arbeidsmigratie worden tegen gegaan. Het kabinet voert hiertoe de aanbevelingen uit van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten, zoals het certificeringsstelsel voor uitzendbureaus. Verder wordt de handhaving versterkt en verbeteren we de informatievoorziening aan arbeidsmigranten. Daarnaast worden arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling van onder andere arbeidsmigranten beter aangepakt door de modernisering van het strafrecht.
Het kabinet ziet de vergoeding voor kinderopvang als een belangrijk instrument om arbeidsparticipatie en de ontwikkeling van kinderen te stimuleren. De kinderopvangtoeslagaffaire heeft echter pijnlijk duidelijk gemaakt dat het stelsel veel eenvoudiger moet en dat meer zekerheid voor ouders nodig is. Het kabinet heeft daarom de ambitie de toeslagen af te schaffen. Mensen moeten niet meer verdwalen in de ingewikkelde regelingen of te maken krijgen met hoge terugvorderingen. Het kabinet investeert daarom ruim 2 miljard euro extra om een hoge, inkomensonafhankelijke vergoeding van 96% voor alle werkende ouders mogelijk te maken, direct gefinancierd aan kinderopvangorganisaties. Dit draagt bij aan betaalbaardere kinderopvang en een eenvoudigere financiering. Een dergelijke stelselherziening kost tijd. Het is een omvangrijk traject en vraagt om zowel snelheid als zorgvuldigheid. In 2023 zet het kabinet de eerste concrete stap door de koppeling gewerkte uren los te laten.
Het kabinet maakt werken lonender en verstevigt het bestaansminimum. Voor het eerst sinds de invoering van het wml in 1969 is besloten om een bijzondere verhoging van het wml door te voeren. Het minimumloon stijgt daarom per 2023 met ruim 10%. Hiermee wordt de verhoging van het minimumloon uit het coalitieakkoord verhoogd en versneld. Het hogere minimumloon leidt ook tot hogere minimumuitkeringen, zoals de bijstand. Zo zet het kabinet een belangrijke stap om de bestaanszekerheid te verbeteren, het inkomensgebouw te verstevigen en de effecten van de hoge inflatie voor grote groepen in de samenleving te dempen.
De AOW stijgt mee om de inkomenspositie van ouderen te verbeteren. Het kabinet heeft ervoor gekozen de AOW mee te laten stijgen met de bijzondere verhoging van het minimumloon. Hiermee komt het tegemoet aan de zorgen die er leven in beide Kamers over de inkomenspositie van mensen met lage inkomens en ouderen. De kosten van de verhoging van de AOW lopen op tot 2,4 miljard euro in 2027 en wordt voor 1,8 miljard euro gedekt door het stapsgewijs afschaffen van de IOAOW, het terugdraaien van de in het coalitieakkoord voorgenomen verhoging van de ouderenkorting en het afschaffen van de fiscale oudedagsreserve (FOR).
De kostendelersnorm geldt vanaf 2023 vanaf 27 jaar. In het wetsvoorstel breed offensief gaat de leeftijdsgrens die geldt bij de kostendelersnorm van 21 naar 27 jaar. Hierdoor leidt de aanwezigheid van kostendelende medebewoners van 21 tot 27 jaar in het huishouden vanaf 1 januari 2023 niet langer tot een aangepaste (lees: lagere) bijstandshoogte voor hun huisgenoten. Het kabinet wil hiermee voorkomen dat jongvolwassenen uit bijstandsgezinnen het ouderlijk huis voortijdig verlaten zonder dat zij een andere woon- of verblijfplaats hebben en wil hiermee dak- en thuisloosheid tegengaan.
Het kabinet werkt daarnaast verder aan het verbeteren van het gehele toeslagenstelsel. Miljoenen Nederlanders ontvangen toeslagen en deze zijn vaak een belangrijk bestanddeel van hun inkomen. Het kabinet treft in 2023 de voorbereidingen voor de in het coalitieakkoord aangekondigde fundamentele herziening van de kinderopvangtoeslag. Daarnaast worden de aanpassingen in de huurtoeslag verder voorbereid. Ook zet het kabinet in 2023 verder in op verbeteringen in het huidig stelsel. In de brief van 17 juni 2022 is aangegeven waar het kabinet zich in dat kader prioritair op richt. Inmiddels heeft het kabinet ruimte gevonden voor budget voor burgers in de noodopvang die zijn gevlucht vanwege huiselijk geweld. Zij kunnen daardoor in aanmerking komen voor zorgtoeslag, de zogenoemde alleenstaande-ouderkop van het kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag.
Het kabinet blijft tegelijkertijd werken aan het herstellen van wat er in het verleden fout is gegaan bij toeslagen en wil de gedupeerden zo goed mogelijk helpen. Zo worden stappen gezet om het vertrouwen tussen burgers en overheid te herstellen. De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen biedt al financieel herstel aan gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire. Straks biedt het op basis van het wetsvoorstel Wet hersteloperatie toeslagen ook herstel aan hun kinderen én aan gedupeerden van de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Daarnaast is recent gestart met de hulp aan ouders in het buitenland. In het afgelopen jaar is ook de werkwijze rondom gedupeerde ouders herijkt. Deze herijkte aanpak sluit beter aan op de behoeften van de gedupeerde ouders, verbetert de kwaliteit van de hersteloperatie en doet meer recht aan het emotionele herstel. Ook de komende periode zet het kabinet zich in voor verder herstel. Het voornemen is om in april 2023 een wetsvoorstel aan de Kamer te sturen met daarin het voorstel om ex-partners van gedupeerden in de kinderopvangtoeslag te compenseren. Hierdoor kan met ingang van 1 juli 2023 de uitvoering ervan starten.52 In totaal is cumulatief 5,8 miljard euro geraamd voor herstel van toeslagengedupeerden.
Justitie en veiligheid
Het kabinet zet in op een integrale aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit. De afgelopen jaren werd duidelijk hoe georganiseerde drugscriminaliteit zich in onze maatschappij heeft genesteld en wat de ondermijnende effecten daarvan zijn. Er wordt ingezet op een integrale aanpak van deze criminaliteit. In het coalitieakkoord maakt het kabinet hiervoor structureel 100 miljoen euro vrij. Het doel daarbij is om met één brede coalitie (zowel internationaal, nationaal, regionaal als lokaal) deze criminaliteit aan te pakken. De focus bij deze langjarige aanpak is het voorkomen van jonge aanwas, het doorbreken van criminele netwerken en verdienmodellen, het bestraffen van criminelen en het beschermen van de mensen in de frontlinie. Deze aanpak draagt bij aan een veilige en sterke samenleving. Het realiseren hiervan is een prioriteit van het kabinet.
Niet alle kinderen en jongeren hebben dezelfde kansen. Om te voorkomen dat jongeren de criminaliteit ingaan, investeert het Rijk in samenwerking met gemeenten, private en publieke partners, in een integrale preventieaanpak van jeugdcriminaliteit. Ook personen met verward gedrag krijgen de passende zorg en ondersteuning om te voorkomen dat zij onnodig met justitie in aanraking komen. Tot slot wordt de re-integratie van ex-gedetineerden geïntensiveerd om de kans op recidive te verkleinen. Bovenstaande preventiemiddelen worden in 2023 met 100 miljoen euro verhoogd.
Het kabinet zet in op het verbeteren en versterken van het reguliere migratieproces en het beperken van illegale migratie door migratiepartnerschappen met derde landen. Door het conflict in Oekraïne kwam onverwachts een grotere stroom vluchtelingen naar Nederland. Hiervoor is het programma opvang Oekraïense ontheemden opgericht. Omdat de uitstroom gering was, zorgde dit voor grote druk op gemeenten, Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en veiligheidsregio’s. In korte tijd zijn er veel opvangplekken gerealiseerd. Ondanks onzekerheden rondom dit conflict, zet het ministerie zich in 2023 in om samen met ketenpartners deze groep Oekraïense ontheemden op te vangen en voorzieningen te bieden, passend bij hun behoefte én de onzekerheid van de duur van hun verblijf.
Defensie
Het kabinet investeert in defensie ter herstel en versterking van de krijgsmacht. De defensie-uitgaven gaan in 2024 en 2025 naar 2% van het bbp. In het coalitieakkoord is 3 miljard euro structureel toegevoegd aan de defensiebegroting en tijdens de Voorjaarsnota is hieraan nog aanvullend 2 miljard euro structureel toegevoegd. Omdat Defensie gebaat is bij een stabiele begroting om investeringen goed te kunnen realiseren, wordt de begroting niet standaard geijkt op het bbp. De invulling van de besteding van investeringen is opgenomen in de Defensienota 2022. Met de toegevoegde budgetten transformeert defensie naar een moderne, technologisch hoogwaardige organisatie met een sneller reactievermogen en een groter aanpassingsvermogen. Zo wordt allereerst de basis op orde gebracht, waarmee de gereedheid, inzetbaarheid en de wendbaarheid worden verhoogd. Naast de basis wordt de gevechtskracht versterkt. Dit doet Nederland niet alleen. Als lid van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en de EU is Nederland, samen met landen die onze waarden delen, ingebed in twee sterke en elkaar versterkende bondgenootschappen. Defensie kiest voor capaciteiten die, binnen de samenwerkingsverbanden, van meerwaarde zijn.
Klimaat
Het kabinet richt een Klimaatfonds op, en doet bij deze begroting eerste urgente uitgaven uit dit fonds. Voor het Klimaatfonds is 35 miljard euro gereserveerd. Het kabinet werkt aan een instellingswet, waarin alle spelregels voor dit fonds staan (zie paragraaf 2.3.4). Om te voorkomen dat de klimaataanpak vertraging oploopt, doet het kabinet in deze begroting al een aantal investeringen uit dit fonds. Omdat de instellingswetten nog niet van kracht zijn, gaat dit enkel om urgente projecten en maatregelen. Het kabinet besteedt hieraan in totaal ongeveer 4 miljard euro, onder andere voor het stimuleren van energiewinning via wind op zee en waterstof. Daarnaast is 529 miljoen euro van de fondsmiddelen gebruikt voor uitvoeringskosten in het klimaatbeleid. Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota al aangekondigd dat het doelbereik van het klimaatbeleid verbeterd wordt met aanvullend normerende afspraken. Doordat deze normerende afspraken een belangrijke bijdrage leveren aan het doelbereik zijn minder subsidies nodig. De subsidies uit het Klimaatfonds worden verlaagd met 880 miljoen euro.
Om de klimaatdoelen te halen is een versnelling van de emissiereductie noodzakelijk. Het kabinet werkt aan een voorstel om dit vast te leggen in de Klimaatwet. Het verzekeren van een duurzaam land in de toekomst is een prioriteit van het kabinet. Het doel van 95% reductie in 2050 wordt aangescherpt tot een verplichting voor Nederland om in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen tot nul te reduceren. Het wettelijke doel van 49% reductie in 2030 wordt vervangen door een streefdoel van tenminste 55% reductie. Het kabinet wil met voldoende zekerheid het aangescherpte doel van 55% reductie in 2030 realiseren. Daarom wil het kabinet zich bij de uitwerking van het klimaatbeleid richten op 60% emissiereductie, zodat ook bij tegenvallers de 55% niet in het geding komt. Hiervoor zijn aanvullende instrumenten nodig, met name op vlak van normering en beprijzing. In voorbereiding op de besluitvorming in het voorjaar van 2023 is een IBO gestart. Dit IBO zal concrete (voornamelijk normerende en beprijzende) beleidsopties uitwerken.
De industrie wordt aangezet tot extra verduurzaming met aangescherpte normen, beprijzing en subsidies. De CO2-heffing industrie wordt aangepast zodat deze zorgt voor een additionele reductie. De energiebesparingsplicht wordt in 2023 uitgebreid naar Emission Trade System (ETS)-bedrijven en vergunningplichtige bedrijven. Aanpassingen in de energiebelasting en de Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE) stimuleren bedrijven om het gebruik van aardgas te verminderen. In plaats daarvan moeten ze duurzame elektriciteit gaan gebruiken. Belangrijke regelingen voor de industrie zijn de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), de Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI), de Topsector Energie Studies (TSE), de Energie Investeringsaftrek (EIA), de Milieu Investeringsaftrek (MIA) en de VAMIL. Het belangrijkste deel van de klimaattransitie, zeker ook voor de industrie, gaat over energie. Meer dan 80% van de Nederlandse emissies is hieraan gerelateerd. De aanpak van het kabinet is gericht op de groei van het aandeel hernieuwbare energie uit wind en zon, het vervangen van fossiele brandstoffen door CO2-vrije brandstoffen of toepassen van CO2-vrije elektriciteitsproductie. Hierbij valt te denken aan waterstof of kernenergie en ondergrondse CO2-opslag.
Het duurzame mobiliteitsbeleid is gebaseerd op het stimuleren van duurzame alternatieven en meer wandelen en fietsen. In het coalitieakkoord wordt voor de vergroening van personenvervoer en reisgedrag tot en met 2030 265 miljoen euro vrijgemaakt. In het Klimaatfonds zijn daarnaast middelen beschikbaar gesteld voor de realisatie van infrastructuur voor de energietransitie, waaronder de laadinfrastructuur voor mobiliteit. De bpm-vrijstelling voor ondernemers van bestelauto’s met een verbrandingsmotor wordt afgebouwd. Op Europees niveau blijft het kabinet zich inzetten voor een aanscherping van de huidige Europese voertuignormen, inclusief tussendoelen vóór 2030. Hierbij pleit Nederland voor de mogelijkheid om nieuwverkoop van fossiele voertuigen vanaf 2030 te verbieden, vijf jaar eerder dan het jaar 2035 dat de Europese Commissie heeft voorgesteld.
Het beleid voor de verduurzaming gebouwde omgeving richt zich in de eerste plaats op het terugdringen van de energiebehoefte. Dit gebeurt door isolatie van bebouwing en door cv-ketels op enkel aardgas te vervangen voor meer duurzame installaties zoals hybride warmtepompen. Dit is uitgewerkt in het programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving. Met het Nationaal Isolatieprogramma richten we ons op het isoleren van 2,5 miljoen woningen tot en met 2030. Hierbij ligt de nadruk op slecht geïsoleerde woningen. Met Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties in Nederland, zijn naar aanleiding van de afschaffing van de verhuurderheffing afspraken gemaakt over de uitfasering van (de huidige) energielabels E, F en G bij corporatiewoningen. Dit moet in 2028 gebeurd zijn. Er wordt normering uitgewerkt om - vanaf 2026 - bij vervanging van de cv-ketel hogere eisen te stellen aan de efficiëntie van verwarmingsinstallaties, mits de woning of het gebouw daarvoor geschikt is. Stapsgewijs wordt de energiebelasting zo aangepast dat het verbruik van elektriciteit in termen van energie-inhoud aantrekkelijker wordt ten opzichte van het verbruik van aardgas. Om de doelstellingen voor de gebouwde omgeving te halen, worden subsidieregelingen voor isolatie, hybride warmtepompen, warmtenetten en andere duurzame alternatieven geïntroduceerd, verbreed en geïntensiveerd.
Landelijk gebied
De overheid neemt de komende jaren veel maatregelen om de stikstofuitstoot te verminderen. Hiermee moet worden voldaan aan de natuur, water en klimaatverplichtingen. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord belangrijke ambities gesteld op het terrein van landbouw, natuur, stikstof water en klimaat. Deze doelstellingen dragen bij aan de duurzaamheid van ons land. Ondernemers en projecten - of het nu gaat om industrie, bouw, mobiliteit of landbouw - moeten ervoor zorgen dat hun activiteiten passen binnen de draagkracht van het gebied. Verschillende urgente opgaven op deze terreinen maken dat het landelijk gebied de komende jaren flink gaat veranderen. In het Coalitieakkoord is het hoofddoel van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) vastgelegd: het toekomstbestendig ontwikkelen van het landelijk gebied. Met een integrale, gebiedsgerichte aanpak van deze problematiek kunnen we een betere balans bereiken tussen wat de natuur kan dragen en wat we als samenleving van haar vragen. Het kabinet werkt aan een vitaal landelijk gebied, met een gezonde natuur, een robuust watersysteem, lage impact op het klimaat en met perspectief voor de landbouw. De aanpak hiervan wordt ondersteund door het Transitiefonds landelijk gebied en natuur ter grootte van 24 miljard euro. Op het terrein van stikstof worden aanvullend normerende afspraken gemaakt, zodat het doelbereik verbetert. Er zijn ook minder subsidies nodig doordat deze normerende afspraken een belangrijke bijdrage leveren aan het doelbereik. De subsidies uit het Transitiefonds worden verlaagd met 660 miljoen euro.
Het kabinet zet in op een transitie die moet leiden tot een toekomstbestendige duurzame landbouw en een waardevol landelijk gebied. In het coalitieakkoord is 5 megaton broeikasgasreductie gekoppeld aan de gecombineerde aanpak in het landelijk gebied. Een samenhangend pakket geeft de glastuinbouw richting om de ambitie van de sector waar te maken om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Vanaf 2025 wordt de energiebelasting voor de glastuinbouw gelijkgetrokken met de overige sectoren. Dat gebeurt door het afschaffen van het verlaagd tarief voor de glastuinbouw en het beperken van de inputvrijstelling voor gasgestookte warmte-krachtkoppelingen. Met de sector is afgesproken dat per 2025 een individueel beprijzingssysteem wordt ingericht waarbij de tuinder gestimuleerd wordt om energiezuinig te produceren én de beweging naar een klimaatneutrale productie wordt geborgd.
Het is van groot belang dat agrariërs de gelegenheid krijgen om de benodigde transities zelf mede vorm te geven. De landbouwsector heeft Nederland als toonaangevend agro-kennisland op de kaart weten te zetten en levert een belangrijke bijdrage aan de mondiale voedselvoorziening. We maken gebiedsgericht inzichtelijk wat de perspectieven zijn voor verschillende vormen van landbouw. De landbouw heeft zeker toekomst in ons land, maar deze gaat er wel anders uit zien. Met een transitiefonds wil het kabinet de transitie naar kringlooplandbouw voortzetten. Hiermee worden boeren in staat gesteld om de benodigde verandering te realiseren.
Naast al beschikbare budgetten komt er een Transitiefonds landelijk gebied en natuur met daarin 24,3 miljard euro om tot 2035 bij te dragen aan de doelstellingen op het gebied van natuur, klimaat en water. Het Rijk maakt nu al 504 miljoen euro vrij uit het Transitiefonds voor verschillende versnellingsvoorstellen van provincies om stikstof te reduceren en de kwaliteit van natuur en water te verbeteren. Het kabinet stelt daarnaast 250 miljoen euro beschikbaar om het legalisatieprogramma voor de zogenoemde PAS-melders te versnellen.
De komende periode gaat het Rijk samen met de provincies en maatschappelijke partijen in gesprek over de uitwerking van gebiedsplannen en bijdrage van generieke maatregelen om de regionale doelstellingen te halen. Ook op het terrein van klimaat, water en natuur worden nog doelstellingen bepaald. Daar liggen moeilijke keuzes in de mate van gerichtheid en verplichting van uitkoop en het aantal boeren dat geraakt wordt door de stikstofaanpak. In de periode tot oktober worden de doelen en keuzes verder uitgewerkt en aangevuld en vormen zo een tweede ronde input voor de gebiedsprogramma’s. De provincies krijgen richtinggevende budgetten mee. Op het terrein van klimaat en stikstof worden aanvullend normerende afspraken gemaakt zodat het doelbereik verbetert. Ook komt er als waarborg voor een goede start, in nauwe samenwerking met alle betrokken partijen, een Uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden. Na een voorlopige indiening in januari 2023 leveren in juli 2023 de provincies hun definitieve integrale gebiedsprogramma’s op. Na onafhankelijke toetsing en beoordeling worden het NPLG en de verdeling van de budgetten definitief vastgesteld.
Wonen en infrastructuur
Het kabinet zet in op betere betaalbaar wonen. Voor mensen met een middeninkomen wil het kabinet de beschikbaarheid van betaalbare woningen verbeteren. Dit doet het kabinet door onder andere de (aanvangs)huurprijzen te reguleren van middenhuurwoningen en door het makkelijker te maken om een passende betaalbare koopwoning te vinden. Ook wil het de betaalbaarheid in de sociale huursector verbeteren en zorgen dat huishoudens in een voor hen passende huurwoning zitten. Daarom heeft het kabinet in het Sociaal Huurakkoord met Aedes en de Woonbond betaalbaarheidsafspraken gemaakt. Om te zorgen dat de huurprijzen betaalbaar blijven is aangekondigd dat de maximale huursomstijging in de sociale sector de komende drie jaar niet meestijgt met inflatie, maar met 0,5% minder dan de stijging van de cao-lonen. Hiermee wordt gewaarborgd dat huishoudens niet nog harder geraakt worden door de fors stijgende inflatie. Daarnaast krijgen huurders met een inkomen op of onder 120% van de minimum inkomensijkpunten uit de huurtoeslag een wettelijk verplichte eenmalige huurverlaging tot 550 euro (prijspeil 2020). Dit moet de huur voor huurders met een laag inkomen in de sociale sector verbeteren. Het kabinet vereenvoudigt de huurtoeslag en zet stappen naar een beter en eenvoudiger stelsel van ondersteuning in plaats van de huurtoeslag. Met de hervorming van de huurtoeslag begrijpen mensen beter waar ze aan toe zijn, krijgen ze minder te maken met terugvorderingen en wordt de uitvoering simpeler.
Er komen meer woningen voor aandachtsgroepen, perspectief voor kwetsbare gebieden, en duurzame huisvesting wordt voor iedereen bereikbaar. Met het programma Een Thuis voor Iedereen gaan gemeenten aan de slag om de meest kwetsbare mensen met voorrang aan een woning te helpen. Zij zetten met woonzorgvisies in op de brede behoeften van ouderen en aandachtsgroepen, zoals dak- en thuislozen. Meer aandacht voor ouderenhuisvesting zorgt dat er bestaande woningen beschikbaar komen voor andere doelgroepen. We werken toe naar een meer evenwichtige verdeling met het streven naar 30% sociale huur in de woonvoorraad. Gemeenten met minder sociale huurwoningen groeien daarnaartoe. Met de inzet van het Volkshuisvestingsfonds, bestuurlijke akkoorden en prestatieafspraken wordt de leefbaarheid en veiligheid in de meest kwetsbare gebieden in Nederland op orde gebracht en het perspectief van bewoners verbeterd. Voor alle huishoudens, bedrijven en instellingen wil het kabinet een duurzame woning of een duurzaam gebouw binnen bereik brengen. Ook voor kwetsbare huishoudens wil het zorgen dat de transitie betaalbaar is en blijft. Er komen nationale programma’s ter ondersteuning van de lokale warmtetransitie met als basis een helder wettelijk kader. Vanaf 2026 wordt de hybride warmtepomp de nieuwe standaard. Tot slot wil het kabinet dat er innovatiever en duurzamer gebouwd en verbouwd gaat worden. Dit gebeurt door de bouw te helpen om de kosten te verlagen, de productiviteit te verhogen en verduurzaming zo efficiënter te maken. Om dit mogelijk te maken stimuleert het kabinet innovatieve bouwmethoden en technieken en betere samenwerking binnen de sector.
Om het woningtekort op korte termijn aan te pakken, worden knelpunten in de woningbouw geadresseerd. In maart 2022 heeft het kabinet het Programma Woningbouw gepresenteerd. Hierin staat omschreven hoe de woningbouw versneld wordt om tot en met 2030 900.000 woningen te realiseren. Daarnaast staat er hoe 100.000 nieuwe woningen per jaar in deze kabinetsperiode gebouwd kunnen worden. Hiervan moet twee derde betaalbaar zijn voor huishoudens met een laag- of middeninkomen. Daarbij is de woningbouwimpuls verlengd om financiële knelpunten in de exploitatie van woningbouwgronden bij specifieke projecten te adresseren. Voor de komende tien jaar is in totaal 7,5 miljard euro beschikbaar gemaakt in het Mobiliteitsfonds. Doel hiervan is zorgen voor een goede ontsluiting van nieuwe woningen binnen de grootschalige woningbouwgebieden.
Daarnaast wordt dit jaar de verhuurderheffing afgeschaft om de investeringscapaciteit van corporaties te vergroten. Het kabinet maakt bindende prestatieafspraken met de branchevereniging van woningcorporaties in Nederland (Aedes) en met de landelijke vereniging voor huurders (de Woonbond). Deze afspraken moeten de nieuwbouwopgave van sociale huurwoningen versnellen, bestaande woningen verduurzamen en de betaalbaarheid verbeteren. Ook maakt het kabinet wederkerige afspraken met provincies over de woningbouwopgave en de programmering.
Het kabinet investeert miljarden extra in mobiliteit. De eerste middelen uit het coalitieakkoord voor ontsluiting van nieuwe woningen komen in 2023 op de begroting. Voor beheer, onderhoud, vervanging en renovatie (instandhouding) van Rijksinfrastructuur wordt in 2023 390 miljoen euro extra toegevoegd. Met deze middelen wordt een bijgedragen aan de bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid van Nederland. In 2023 wordt een onderzoek afgerond hoe middelen vanaf 2026 zo goed mogelijk ingezet kunnen worden.
Door economische en politieke ontwikkelingen is capaciteit schaars en zijn grondstofprijzen gestegen. Daarbij heeft ook de stikstofuitspraak van de Raad van State impact op de uitvoering van werkzaamheden en de woningbouw. De ambities moeten in deze context uitgevoerd worden, waardoor het risico op kostenoverschrijdingen enerzijds en vertragingen anderzijds stijgt. Dit betekent dat keuzes nodig blijven in de prioriteiten binnen het mobiliteitsdomein, prestatieniveaus voor instandhouding, en het meenemen van nieuwe eisen aan de infrastructuur.
Medeoverheden en Caribisch deel van het Koninkrijk
Het kabinet vernieuwt de financieringssystematiek voor medeoverheden. De extra financiële middelen uit het coalitieakkoord en de Voorjaarsnota 2022 zorgen voor een sterk verbeterde financiële positie van gemeenten en provincies en een goede financiële basis in de periode tot en met 2025. Het kabinet heeft het voorstel aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten. Dit betekent dat de accresstanden voor de jaren 2022 tot en met 2025 voor gemeenten slechts nog wijzigen door loon- en prijsontwikkelingen. De VNG heeft met dit voorstel ingestemd. Het IPO heeft laten weten niet met dit voorstel in te stemmen. Het volumedeel van het accres wordt voor de periode 2022-2025 dan ook alleen voor de gemeenten vastgezet. Hierdoor zijn bij zowel het Rijk als gemeenten veel minder budgettaire schommelingen dan voorheen. Ook draagt deze maatregel bij aan stabiele en voorspelbare inkomsten van gemeenten. Voor provincies loopt de huidige normeringssystematiek door, waardoor het gehele accres periodiek wordt bijgesteld op basis van de rijksuitgaven.
In Regio Deals werken regionale partijen en het Rijk samen als partners om de brede welvaart te vergroten. Het schaalniveau van de regio is van groot belang voor effectief en doelmatig beleid dat bijvoorbeeld gericht is op het vergroten van de brede welvaart. Inwoners hebben vooral te maken met wat zich in hun regio afspeelt. Voor 2023 is er een bedrag van 284,2 miljoen euro in de begroting opgenomen voor de vierde tranche van de nieuwe Regio Deals. Hiervoor wordt dit jaar aan alle regio’s in Nederland gevraagd om proposities in te dienen. Het streven is dat de eerste Deals van de vierde tranche tussen Rijk en regio medio 2023 worden gesloten en dat de uitvoering van deze Deals start na de zomer 2023.
Voor Caribisch Nederland is in het Regeerakkoord 30 miljoen gereserveerd. Deze middelen worden ingezet voor verschillende doeleinden zoals het verhogen van inkomens en uitkeringen en het verlagen van levensonderhoudskosten. Dit heeft direct effect op de koopkracht van de inwoners van Caribisch Nederland en verbetert hun bestaanszekerheid. Tegelijkertijd staat door de hoge energie– en voedselprijzen en de krappe woningmarkt de bestaanszekerheid van een groeiende groep mensen onder druk. Vanwege de fors gestegen brandstof- en energieprijzen heeft het kabinet ook voor Caribisch Nederland maatregelen getroffen. Als het kabinet overgaat tot aanvullende koopkrachtmaatregelen voor Europees Nederland, dan wordt hierin ook Caribisch Nederland meegenomen.