2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
totaal uitgaven | 48.216 | 35.268 | 34.859 | 37.026 | 38.605 | 39.700 | |
totaal ontvangsten | 260 | 183 | 170 | 178 | 179 | 169 | |
1 | Volksgezondheid | ||||||
Uitgaven | 2.947 | 2.342 | 1.912 | 1.734 | 1.484 | 1.457 | |
Ontvangsten | 88 | 39 | 39 | 39 | 39 | 39 | |
2 | Curatieve zorg | ||||||
Uitgaven | 3.800 | 4.275 | 4.552 | 4.735 | 4.764 | 4.636 | |
Ontvangsten | 77 | 76 | 77 | 86 | 86 | 77 | |
3 | Langdurige zorg en ondersteuning | ||||||
Uitgaven | 29.765 | 18.790 | 18.232 | 20.165 | 21.525 | 23.396 | |
Ontvangsten | 10 | 7 | 7 | 7 | 7 | 7 | |
4 | Zorgbreed beleid | ||||||
Uitgaven | 1.469 | 1.449 | 1.366 | 1.338 | 1.262 | 1.239 | |
Ontvangsten | 14 | 14 | 12 | 12 | 12 | 12 | |
5 | Jeugd | ||||||
Uitgaven | 151 | 193 | 197 | 102 | 102 | 102 | |
Ontvangsten | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | |
6 | Sport en bewegen | ||||||
Uitgaven | 709 | 440 | 438 | 421 | 506 | 506 | |
Ontvangsten | 52 | 32 | 20 | 20 | 20 | 20 | |
7 | Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog | ||||||
Uitgaven | 218 | 201 | 182 | 165 | 154 | 145 | |
Ontvangsten | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | |
8 | Tegemoetkoming specifieke kosten | ||||||
Uitgaven | 8.440 | 6.953 | 7.421 | 7.834 | 8.252 | 7.692 | |
9 | Algemeen | ||||||
Uitgaven | 40 | 40 | 40 | 37 | 34 | 34 | |
Ontvangsten | 2 | ||||||
10 | Apparaatsuitgaven | ||||||
Uitgaven | 651 | 564 | 521 | 476 | 468 | 460 | |
Ontvangsten | 12 | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | |
11 | Nog onverdeeld | ||||||
Uitgaven | 27 | 23 | 0 | 19 | 55 | 34 |
Algemeen
De begrotingsgefinancierde uitgaven aan de zorg zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in latere jaren, voornamelijk vanwege de afsluiting van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten op artikel 3 (14,5 miljard euro, niet EMU-saldo belastend) en de incidentele coronagerelateerde uitgaven in dit jaar (1,1 miljard euro). Vervolgens lopen de uitgaven op de VWS-begroting gestaag op, voornamelijk vanwege een stijging van de Rijksbijdragen op artikel 3 die te maken hebben met de Wet langdurige zorg (Wlz). De Rijksbijdrage Wlz stijgt met 8,6 miljard euro omdat de Wlz-premie beleidsmatig is bevroren op 9,65% en de Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK), waarmee het Fonds Langdurige Zorg wordt gecompenseerd voor lagere premieopbrengsten vanwege heffingskortingen, stijgt met 1,2 miljard euro.
Toelichting per artikel
Artikel 1. Volksgezondheid
De uitgaven op artikel 1 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 1,2 miljard euro in 2023), onder andere voor de GGD'en en veiligheidsrisico's (478 miljoen euro in 2023) en vaccinontwikeling en medicatie (175 miljoen euro in 2023). Deze coronamiddelen lopen af naar 429,6 miljoen euro in 2024. De uitgaven lopen over de gehele begrotingsperiode ook af vanwege dalende uitgaven aan onderzoeksprogramma’s van het zelfstandig bestuursorgaan ZonMw (ZorgOnderzoek Nederland/Medische Wetenschappen)(-193,4 miljoen euro in 2028 ten opzichte van 2023).
Artikel 2. Curatieve zorg
De uitgaven op artikel 2 lopen over de jaren heen op als gevolg van een stijging van de Rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar.
Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteuning
De uitgaven op artikel 3 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de afsluiting van het Algemeen Fonds Bijzondere Zieketekosten (AFBZ) (circa 14,5 miljard euro). Per 1 januari 2015 is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ingetrokken en grotendeels vervangen door de Wlz. In de Wlz is een bepaling opgenomen dat het AFBZ nog tot eind 2022 open zou blijven voor het afwikkelen van de resterende vorderingen en verplichtingen na intrekking van de AWBZ. Tevens is bepaald dat het uiteindelijke saldo van het AFBZ per 31 december 2022 ten laste van de Rijksbegroting komt. Onlangs heeft het Zorginstituut het eindverslag opgesteld. Het uiteindelijke saldo (tekort) bedraagt circa 14,5 miljard euro. Dit betreft een aflossing van een lening binnen de overheid en komt dus niet ten laste van het EMU-saldo
Verder lopen de uitgaven op artikel 3 op vanaf 2025 tot en met 2028, voornamelijk vanwege een stijging van de Rijksbijdrage Wlz (8,6 miljard euro) en de Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK, 1,2 miljard euro). De Rijksbijdrage Wlz stijgt als gevolg van het stabiliseren van de Wlz-premie op 9,65% terwijl de Wlz-uitgaven stijgen. Het verschil tussen de premie-opbrengsten (samen met de BIKK) en de uitgaven wordt opgevangen met deze Rijksbijdrage. De hoogte van de BIKK hangt o.a. samen met de ontwikkeling van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. De invoering van de Wet inkomstenbelasting in 2001 betekende lagere premieopbrengsten voor het Fonds Langdurige Zorg. De BIKK wordt sindsdien door de overheid betaald als tegemoetkoming in de kosten.
Artikel 4. Zorgbreed beleid
De uitgaven op artikel 4 nemen af vanaf 2024. Dit heeft vooral te maken met de subsidiebudgetten voor opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt die aflopen tussen 2024 en 2028 (-185 miljoen euro). In 2023 zijn de uitgaven lager dan 2024. Dit heeft onder andere te maken met de incidentele middelen die het kabinet in 2023 beschikbaar heeft gesteld in het kader van de Kabinetsreactie op het rapport van bevindingen van het Adviescollege dialooggroep slavernijverleden ‘Ketenen van het verleden’ (60,6 miljoen euro). Deze middelen zijn overgeboekt naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 5. Jeugd
De uitgaven op artikel 5 zijn in 2023, 2024 en 2025 aanzienlijk hoger dan in 2026 tot en met 2028. Dit heeft te maken met de incidentele middelen voor de tegemoetkomingsregeling voor Commissie de Winter in 2023 (24,3 miljoen euro) en de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd (91 miljoen euro in 2024 en 95 miljoen euro in 2025).
Artikel 6. Sport en bewegen
De uitgaven op artikel 6 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in 2024 en latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen voor steun aan de amateursport en zwembaden voor de uitzonderlijke prijsstijging van energie (213 miljoen euro in 2023). Daarnaast zijn de uitgaven 2027 en 2028 hoger dan de jaren ervoor. Dit komt doordat de middelen voor het onderdeel Buurtsportcoaches van de Brede SPUK (84,8 miljoen euro in 2023 tot en met 2025 en 84,6 miljoen euro in 2026) zijn overgeheveld naar artikel 1.
Artikel 7. Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog
Door afname van het aantal verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel.
Artikel 8 . Tegemoetkoming specifieke kosten
De toename van de uitgaven op dit artikel geeft met name de ontwikkeling van de zorgtoeslag weer. De hoogte van de zorgtoeslag wordt mede bepaald door de hoogte van de nominale premie en het gemiddelde eigen risico, en dus van de zorguitgaven. De afgelopen jaren is ook het aantal mensen dat zorgtoeslag ontvangt gegroeid. In 2024 hebben circa 4,7 miljoen huishoudens recht op zorgtoeslag. In 2028 komen daar naar verwachting nog 247 duizend huishoudens bij. De stijging van de uitgaven aan de zorgtoeslag is het gevolg van de toename van de zorgpremie, bevolkingsgroei en de economische ontwikkeling. De uitgaven aan de zorgtoeslag dalen in 2024 t.o.v. 2023 omdat de éénmalige verhoging van de zorgtoeslag als onderdeel van het koopkrachtpakket bij Miljoenennota 2023 afloopt.
Artikel 9. Algemeen
De uitgaven op dit artikel nemen licht af vanwege incidentele middelen voor het AMR Multi Donor Trust Fonds (1,5 miljoen euro in 2023 tot en met 2025) en de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) (3 miljoen euro tot en met 2026).
Artikel 10. Apparaatsuitgaven
De uitgaven op artikel 10 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in de latere jaren. Dit heeft voornamelijk te maken met hogere externe inhuur van personeel in 2023 dan in de volgende jaren vanwege arbeidsmarktkrapte en tijdelijke werkzaamheden gerelateerd aan Corona (112,2 miljoen in 2023 en gemiddeld 30 miljoen in de jaren daarna).
Artikel 11. Nog onverdeeld
Op artikel 11 staat de loon- en prijsbijstelling gereserveerd die nog uitgedeeld kan worden over de overige artikelen van de begroting.
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
totaal uitgaven | 91.286 | 100.965 | 105.945 | 112.334 | 118.753 | 124.707 | |
totaal ontvangsten | 5.539 | 5.695 | 5.823 | 6.156 | 6.413 | 6.699 | |
11 | Zorgverzekeringswet | ||||||
Uitgaven | 57.907 | 64.204 | 67.174 | 70.392 | 73.921 | 76.946 | |
Ontvangsten | 3.338 | 3.418 | 3.336 | 3.492 | 3.652 | 3.809 | |
12 | Wet langdurige zorg | ||||||
Uitgaven | 33.379 | 36.760 | 38.772 | 41.942 | 44.832 | 47.761 | |
Ontvangsten | 2.201 | 2.277 | 2.488 | 2.664 | 2.761 | 2.891 |
Algemeen
De zorguitgaven groeien jaar-op-jaar door de verwachte loon- en prijsontwikkelingen en volumefactoren. In 2023 bedragen de zorguitgaven ca. 10% van het BBP. Uit een recente raming van het CPB1 komt de verwachting dat de zorguitgaven verder zullen stijgen naar ongeveer 18% van het BBP in 2060. De grootste drijfveren achter de stijgende uitgaven zijn de toenemende vergrijzing, de toenemende ontwikkeling van technologieën, hoger zorggebruik door hogere inkomens en stijgende lonen als gevolg van de krappe arbeidsmarkt en de achterblijvende arbeidsproductiviteit in de zorg. In Nederland is het recht op zorg volgens de stand van wetenschap en praktijk vastgelegd in regelgeving. Nieuwe behandelmethodes worden daarom meestal relatief snel toegepast in de praktijk. Hiervoor is meestal geen afzonderlijk politiek besluit meer nodig. Het positieve gevolg hiervan is dat we steeds meer ziektes kunnen behandelen. Het zorgt er echter ook voor dat de zorguitgaven meegroeien met de toenemende behandelmogelijkheden. Dit leidt op de lange termijn tot een significant hogere groei van de zorguitgaven dan van andere collectieve uitgaven. Nederland besteedt hierdoor een steeds groter deel van het inkomen aan zorg, waardoor een kleiner deel resteert voor andere private en collectieve uitgaven.
Geneesmiddelen vergoedingssysteem (GVS)
In de begroting van het ministerie van VWS is een taakstelling van 140 miljoen euro verwerkt voor een aanpassing van het geneesmiddelenvergoedingensysteem (GVS). In de Voorjaarsnota 2023 is besloten deze taakstelling in te vullen met alternatieve maatregelen. Het ministerie van VWS heeft aan het Zorginstituut gevraagd om een afwegingskader Noodzakelijk te verzekeren zorg (NTVZ) te ontwikkelen. Dit conceptkader ligt momenteel voor bij de diverse veldpartijen ter consultatie. Na vaststelling van het kader zal het Zorginstituut inventariseren welke zorg als niet noodzakelijk kwalificeert. Resultaat hiervan moet voor het voorjaar 2024 gereed zijn zodat daarna kan worden besloten over een evenredige aanpassing van het verzekerde pakket. Mocht dit onverhoopt niet mogelijk zijn, dan wordt de resterende taakstelling ingevuld met alternatieve maatregelen.
Toelichting per artikel
Artikel 11. Zorgverzekeringswet
De raming van de groei van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) in de huidige kabinetspreriode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB. Deze wordt bepaald door de verwachte loon- en prijsontwikkeling en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling. De groei vanaf 2026 betreft een technische extrapolatie op de raming van het CPB. Tot en met 2026 is de groei beperkt doordat VWS het Integraal Zorgakkoord heeft afgesloten met verschillende Zvw-sectoren.
Artikel 12. Wet langdurige zorg
De raming van de groei van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB. Deze wordt bepaald door de loon- en prijsontwikkeling, en volumefactoren zoals demografie, economische groei en technologische ontwikkeling. De groei vanaf 2026 betreft een technische extrapolatie gebaseerd op de raming van het CPB.