Base description which applies to whole site

4.2 Klimaatbesluitvorming

Parallel met de besluitvorming over deze Voorjaarsnota heeft besluitvorming over aanvullende klimaatmaatregelen plaatsgevonden. Deze besluitvorming is budgettair nog niet in deze Voorjaarsnota verwerkt, maar wordt in bijlage 6 cijfermatig weergegeven om een zo volledig mogelijk beeld te geven. Budgettaire verwerking en autorisatie door de Kamer zal op een later moment plaatsvinden. Pas na die autorisatie zullen de uitgaven daadwerkelijk plaats kunnen vinden.

In 2030 wil het kabinet als tussenstap ten minste 55% minder CO2 uitstoten ten opzichte van 1990. Om dit doel ook zeker te halen, is in het coalitieakkoord afgesproken om het beleid te richten op een hogere opgave van circa 60% in 2030. Nederland staat immers voor een grote uitdaging: het tegengaan van klimaatverandering om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5° Celsius. Als rijk land dat veel uitstoot heeft veroorzaakt, heeft Nederland verantwoordelijkheid bij te dragen aan de oplossingen. Ten opzichte van 1990 stoten we met huidig beleid in 2030 39-50% minder broeikasgassen uit, is nu de prognose van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Deze prognose maakt duidelijk dat meer nodig is om de doelstelling te kunnen halen. Daarom presenteert het kabinet een aanvullend pakket aan maatregelen. In bijlage 6 is een (totaal)overzicht opgenomen van de maatregelen per sector. De bedragen (en totalen) in deze bijlage zijn leidend voor de budgettaire verwerking van de klimaatbesluitvorming. Deze mutaties worden na de Voorjaarsnota verwerkt. De minister voor Klimaat en Energie heeft op 26 april een aparte brief met nadere uitleg en context verstuurd over de klimaatbesluitvorming. Als bijlage van deze brief van de minister voor Klimaat en Energie is ook een overzicht en toelichting opgenomen van de specifieke maatregelen.

In totaal wordt er 28,0 miljard euro vrijgemaakt voor klimaatuitgaven. Dit wordt gedekt door 24,6 miljard euro uit het Klimaatfonds te onttrekken, 2,5 miljard euro uit de SDE-meevaller, 350 miljoen euro via de BZK-begroting (coalitieakkoordreeks Energieprestatie-eisen nieuwbouw industrie) en 528 miljoen euro via de opbrengsten van het mobiliteitspakket. Veel van deze subsidies zijn alleen effectief in combinatie met normerende en beprijzende maatregelen die het kabinet tegelijkertijd aankondigt. Om te zorgen dat de balans tussen normering, beprijzing en subsidiëring gewaarborgd wordt in de uitvoering, worden de benodigde middelen gereserveerd op de Aanvullende Post van het ministerie van Financiën of op de fondsbegroting totdat voldoende voortgang is geboekt met de bijbehorende normerende en/of beprijzende maatregelen. Om ervoor te zorgen dat plannen tijdig kunnen worden uitgevoerd en er geen vertraging ontstaat in het realiseren van de klimaatdoelen, wordt een deel van de middelen voorafgaand aan de instelling van het Klimaatfonds overgeboekt naar de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement. Voordat middelen worden overgeboekt worden de uitgaven altijd voorgelegd ter autorisatie aan de Tweede en Eerste Kamer.

Het kabinet scherpt de ambitie voor de elektriciteitssector aan, waarbij het streven is om al in 2035 in Nederland een CO2-vrije elektriciteitsproductie te hebben. Daarvoor worden maatregelen genomen om tot CO2-vrij regelbaar vermogen te komen, bijvoorbeeld door het stimuleren van het gebruik van waterstof. Ook zet het kabinet in op elektriciteitsopslag door het investeren in batterij-innovaties en verplichten van batterijen bij grootschalige zonneparken. Hiermee kan zonne-energie ook gebruikt worden als de zon niet schijnt en wordt het elektriciteitsnet ontlast. Ook stimuleren we waterstofproductie op zee en uitwisseling van energie met Noordzeelanden, waarmee energie langdurig opgeslagen en uitgewisseld kan worden.

Met een combinatie van normering, beprijzing, subsidiering en facilitering wordt de industrie gestimuleerd om te verduurzamen. Het kabinet intensiveert de maatwerkafspraken met de grootste industriële uitstoters tot een opgave van 2 Mton in 2030 ten opzichte van de CO2-heffing. Om deze extra reductie te bereiken wordt zo nodig een grotere groep bedrijven benaderd en worden extra middelen vrijgemaakt. Om de verplaatsing van uitstoot te voorkomen, wordt ervoor gezorgd dat de door de maatwerkafspraken vrijvallende dispensatierechten niet meer beschikbaar zullen zijn. Het tarief van de CO2-hefingwordt per 1-1-2025, via het Belastingplan 2025, opgehoogd conform PBL-advies. PBL voert in de tweede helft van 2023 een tariefstudie uit om vast te stellen welke tarief er nodig is om de in het Coalitieakkoord aangekondigde reductie van 4 Mton voor de industrie te waarborgen. Vooruitlopend op EU-wetgeving wordt per 2027 een nationale verplichting voor plasticproducenten ingevoerd om de toepassing van gerecycled plastic of bio-gebaseerd plastic te stimuleren. Daarnaast wordt bij de Avi’s nog veel kunststof verbrand dat ook gerecycled kan worden. Het kabinet zet daarom in op meer kunststofsortering, verdere beprijzing van afvalverbranding en van de toepassing van negatieve emissies (CCS).

In 2030 moeten miljoenen woningen en gebouwen zijn verduurzaamd. Kwetsbare huishoudens worden extra ondersteund met energiefixteams die overal in het land ondersteuning gaan bieden. Het Nationale Programma Lokale Warmtetransitie biedt gemeenten hierbij ondersteuning. Het kabinet investeert daarnaast extra in verduurzaming van kwetsbare wijken en dorpen die te maken hebben met een hoog aandeel energiearmoede. Via het Warmtefonds zorgt het kabinet voor nog laagdrempeligere financiering voor lage inkomens en (lage) middeninkomens. Het 0% rentetarief wordt verbreed naar inkomens tot 60.000 euro. En voor VvE’s komt er een rentekorting. Zo neemt het aantal huishoudens dat te maken heeft met energiearmoede af. Verder zijn er ter ondersteuning van de investering in onder andere isolatie en warmtepompen aanvullende middelen beschikbaar in de ISDE. Daarnaast wordt er ook verder ingezet op geothermie en het opschalen van de groengasproductie. Het kabinet geeft met wettelijke verplichtingen duidelijkheid waar woningen en bedrijfsgebouwen, inclusief maatschappelijk vastgoed, aan moeten voldoen de komende jaren.

Het kabinet handhaaft de klimaatopgave voor veehouderij en akkerbouw op 5 Mton broeikasgasreductie in 2030 via het NPLG. Over de concrete invulling van het normerend en beprijzend beleid maakt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit afspraken in het Landbouwakkoord. Als deze zomer blijkt dat hiermee niet de beoogde reductie kan worden bereikt, neemt het kabinet aanvullende maatregelen. Het kabinet sluit voor de glastuinbouw aan bij het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022-2030 door het CO2-sectorsysteem te vervangen met een vlakke individuele CO2-heffingper 2025 en het restemissiedoel vast te stellen op 4,3 Mton. Het kabinet hecht aan de balans tussen beprijzing en subsidiëring en stelt daarom extra middelen uit het Klimaatfonds beschikbaar voor energiebesparing en een regeling voor warmte-infrastructuur.

Het kabinet versnelt de ingroei van emissievrije personenauto’s en het subsidieert de aanschaf van een tweedehands elektrische auto. Deze extra uitgaven worden gedekt door een verhoging van de vaste voet in de bpm met 200 euro vanaf 2025. Tegelijkertijd investeert het kabinet in extra laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen. Voor het zwaar transport en vervoer van goederen maakt het kabinet prestatieafspraken met de transportsector over het terugdringen van CO2-uitstoot. Ook zet het kabinet in op verduurzaming van de binnenvaart – door de introductie van een emissielabel en beprijzing van brandstoffen via het ETS2. Omdat de komende jaren nog een groot deel van het huidig wegverkeer op fossiele brandstoffen rijdt, wordt de inzet van biobrandstoffen in het wegverkeer verhoogd. Naarmate de elektrificatie doorzet zal een steeds groter aandeel hiervan benut worden door vervoer waar nog weinig alternatieven voor zijn, zoals zwaar wegtransport.

Omdat de klimaattransitie alle sectoren in Nederland raakt, kijkt het kabinet ook naar effectieve maatregelen die op meerdere sectoren tegelijk effect hebben. Er worden allereerst een aantal maatregelen genomen binnen de energiebelasting. Voor huishoudens worden de tarieven tot een bepaald gasverbruik verlaagd. Daarboven worden ze verhoogd. Daarnaast komt er een apart tarief voor waterstof. Tot slot worden er maatregelen getroffen om de degressiviteit bij aardgas aan te passen en worden de tarieven elektriciteit in de hogere verbruiksschijven verlaagd. Al deze aanpassingen moeten leiden tot een CO2-opbrengst van 1,2 Mton in 2030. Daarnaast wordt een groot deel van de middelen in het Klimaatfonds beschikbaar gesteld, de energiebesparingsplicht aangescherpt, het nieuwe Europese handelssysteem (ETS2) breed toegepast en het SDE++-budget uitgebreid. Tot slot wordt de afbouw van de fiscale voordelen voor fossiele brand- en grondstoffen onderzocht en wordt bekeken wat nodig is om een nationaal emissieplafond voor de ESR-sectoren in te voeren, en de inzet uit het Klimaatfonds. Het kabinet zal in de Miljoenennota 2024 voorstellen of en zo ja, hoe, resterende vrijstellingen voor fossiele brand- en grondstoffen kunnen worden afgebouwd.

Licence