Algemene beleidsdoelstelling
De diergezondheidszorg is primair de verantwoordelijkheid van de (vee)houder. Het adequaat verzorgen van de dieren en het vragen van hulp van dierenartsen bij gezondheidsproblemen van de dieren vloeien daaruit voort. Zonder aan dit uitgangspunt afbreuk te doen, is ook duidelijk dat er andere belangen en verantwoordelijkheden zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Mede daarom is in 2007 de Nationale Agenda Diergezondheid door de regering vastgesteld en aan de Tweede Kamer toegezonden. Hierin is het diergezondheidsbeleid in de volle breedte weergegeven. Een beleid dat op basis van een uitgebreide inventarisatie en oriëntatie tot stand is gekomen en in samenwerking met alle relevante partijen aan de hand van actiepunten verder wordt ontwikkeld en uitgewerkt.
In het geval de houder van het dier of de dierenarts verschijnselen zien die kunnen wijzen op een aangifteplichtige dierziekte, dient dit onmiddellijk te worden gemeld. De zorg voor de diergezondheid en melding van problemen is essentieel voor de bestrijding van (besmettelijke) dierziekten. Dat geldt des te sterker voor dierziekten waarbij de uitvoering van de bestrijding door de overheid noodzakelijk en geboden is. Elke vertraging in de melding van dergelijke (besmettelijke) dierziekten doet de gevolgen, en daarmee de overlast en de kosten, meer dan evenredig toenemen.
Het DGF is het financiële instrument van de overheid voor de bewaking en bestrijding van dierziekten die door, of in opdracht van, de overheid worden uitgevoerd op grond van de daartoe in nationale wet- en regelgeving opgenomen verplichtingen. Het beleid, dat aan de basis ligt van de inzet van dit instrument, is weergegeven in het beleidsartikel 25 «Voedselkwaliteit en diergezondheid» van de begroting van het voormalige ministerie van LNV. In de begroting voor 2010 van het DGF is dat beleid nader uitgewerkt en zijn de te realiseren streefwaarden aangegeven.
Nederland is door de EU officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Om deze status te handhaven worden monitorings- c.q. bewakingsprogramma’s uitgevoerd. Daarnaast ondersteunen deze bewakingsonderzoeken de preventie voor de betreffende dierziekten. De uitgaven en ontvangsten van deze verplichte bewakingsprogramma’s worden in het DGF verantwoord op operationele doelstelling 01.11»Bewaking van dierziekten».
Indien zich desondanks uitbraken van besmettelijke dierziekten voordoen is het beleid erop gericht deze – binnen de kaders van de EU-regelgeving – zo effectief mogelijk te bestrijden. Het bestrijdingsbeleid is er in de eerste plaats op gericht om de risico’s op de verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk te beperken. Essentiële voorwaarde hiertoe is het tijdig signaleren van symptomen van besmettingen door onderzoek te doen naar verdachte gevallen. De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de bestrijding van besmettelijke dierziekten worden in het DGF verantwoord op operationele doelstelling 01.12 »Bestrijding van dierziekten».
Jaarlijks wordt er gemonitord op aanwezigheid van het Blauwtong (BT) virus in Nederland. De afgelopen jaren was de monitoring gericht op het vroegtijdig signaleren van nieuwe serotypen (anders dan het serotype BTV 8, dat sinds 2006 in Nederland circuleerde). Omdat in 2009 geen BT gevallen in Nederland gevonden zijn, is de monitoring in 2010 aangescherpt en gericht op het aantonen van een vrijstatus. Voor het aanvragen van de vrijstatus moet een land twee jaar lang (twee knuttenseizoenen) vrij zijn geweest van BT. Voor de monitoring 2010 zijn de monsters zodanig gekozen dat met terugwerkende kracht deze vrijstatus ook voor 2009 aangetoond zou kunnen worden. In 2010 zijn geen BT gevallen gevonden.
2010 stond vooral in het teken van de bestrijding van Q-koorts. De bestrijdingskosten vormen daarom het grootste gedeelte van de uitgaven van het DGF. Q-koorts wordt veroorzaakt door de bacterie Coxiella Burnetii en komt wereldwijd voor in vrijwel alle landen waar naar de ziekte is gezocht. Een groot aantal diersoorten is gevoelig voor deze ziekte. Ziekte bij mensen is meestal gerelateerd aan ziekte bij schapen, geiten of runderen. Voor 2007 kwam Q-koorts bij mensen in Nederland slechts zelden voor. Tussen 2007 en 2009 werd een steeds toenemend aantal mensen ziek door Q-koorts, vooral in de provincies Noord-Brabant, Limburg en Utrecht. De bron van de epidemie was de professionele melkgeiten- en melkschapenhouderij, waar sinds 2005 abortusgolven werden waargenomen als gevolg van Q-koorts. Vooral bij abortussen komen veel bacteriën vrij, die vervolgens vanuit de stal kunnen verwaaien naar de omgeving. In de afgelopen periode 2008–2010 heeft de overheid verschillende maatregelen genomen om de epidemie een halt toe te roepen.
In 2009 nam het aantal patiënten, ondanks ingezette hygiënemaatregelen, sterk toe. In 2009 waren meer vaccins beschikbaar dan in 2008 en konden alle melkgeiten en –schapen in Noord-Brabant en delen van Limburg, Gelderland en Utrecht gevaccineerd worden. In totaal zijn in 2009 ongeveer 2 300 mensen ziek geworden door Q-koorts. Na de zomer van 2009 kwam de tankmelktest beschikbaar en is een monitoringsprogramma ingesteld, waarbij op basis van tankmelkonderzoek een besmetting op een bedrijf werd vastgesteld. Deelname aan het tankmelkmonitoringsprogramma is sinds oktober 2009 verplicht voor alle professionele melkgeiten- en melkschapenbedrijven (meer dan 50 dieren). Tegelijkertijd met inwerkingtreding van de tankmelkmonitoring was ook een nieuw maatregelenpakket ingesteld, met als belangrijkste toevoeging het instellen van een vervoersverbod van besmette bedrijven naar vrije bedrijven om verdere verspreiding tegen te gaan.
Begin november 2009 hebben het voormalige ministerie van LNV en het ministerie van VWS aan deskundigen gevraagd om verdergaande strategieën uit te werken, en daarbij de te verwachte effecten op het aantal humane patiënten aan te geven. Uit het deskundigenadvies van 4 december 2009 bleek dat de deskundigen verwachtten dat het toen vigerende pakket (ingesteld in oktober 2009) waarschijnlijk vanaf 2011 een gunstig effect zou laten zien, maar nog niet in 2010. Een strategie waarbij drachtige geiten op besmette bedrijven geruimd zouden worden zou al in 2010 effect hebben op het aantal humane patiënten. In december 2009 is gestart met het ruimen van drachtige geiten op besmette bedrijven. In totaal zijn op 90 besmette bedrijven ongeveer 50 000 drachtige geiten en bokken geruimd. Ongeveer 60 000 achtergebleven geiten op besmette bedrijven hebben een levenslang fokverbod opgelegd gekregen. Naast het verder opvolgen van de besmette bedrijven is begin 2010 tevens een verplichte vaccinatiecampagne opgestart om de dieren op melkgeiten- en melkschapenbedrijven voorafgaand aan een eventuele nieuwe dracht te vaccineren. Dit om te voorkomen dat de belangrijkste besmettingsbron, namelijk besmette drachtige dieren, opnieuw zou kunnen ontstaan. Vaccinatie verlaagt niet alleen de kans op infectie maar reduceert, ingeval er toch infectie optreedt, de kans op abortus en de uitstoot van bacteriën. Na afronding van de vaccinatiecampagne zijn de bestrijdingsmaatregelen zoals onder andere het fok- en aanvoerverbod geleidelijk afgebouwd. De vergaande maatregelen hebben effect gehad. Het afgelopen jaar zijn in totaal 400 patiënten gemeld met een eerste ziektedag in 2010. In de loop van 2010 heeft de Commissie van Dijk haar evaluatie van de aanpak van de Q-koorts crisis opgeleverd, hetgeen een aantal aanbevelingen heeft opgeleverd over de aanpak van zoönosen. De nadruk hierbij ligt op de versterking van de interactie tussen de humane en veterinaire gezondheidszorg, welke momenteel verder door EL&I en VWS vormgegeven wordt via het gezamenlijke project «Emerging Zoönosen».
Naast deze nieuwe bedreigingen, blijven de activiteiten gericht op het tijdig opsporen van de bekende dierziekten zoals Aviaire Influenza (AI), Klassieke Varkenspest (KVP) en Mond- en Klauwzeer (MKZ.
Afgezien van de uitgaven voor bewaking en bestrijding worden in het DGF ook de uitgaven en ontvangsten verantwoord voor welzijnsmaatregelen als gevolg van een uitbraak (operationele doelstelling 01.13). Tenslotte wordt op operationele doelstelling 01.14 de financiering van overige uitgaven verantwoord.
Bijdrage Bedrijfsleven
Eind 2009 zijn LNV en de Productschappen Zuivel (PZ), Vee en Vlees (PVV) en Pluimvee en Eieren (PPE) het eens geworden over een nieuw convenant. In juli 2010 is het derde (vernieuwde) «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV-PVV-PPE-PZ» door de convenantpartners ondertekend. Hierin zijn afspraken gemaakt over de kostenverdeling tussen overheid en veehouderijsectoren van de jaarlijkse kosten voor monitoring, verdenkingen en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten in Nederland, voor de periode tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2015.
Aanpassing maxima doorberekeningen aan productschappen
De sectoren rundvee, varkens, pluimvee en schapen & geiten, dragen bij aan de bestrijdingskosten van de aangewezen dierziekten tot een vooraf bepaald maximum (plafond). Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in deze convenantperiode.
De plafonds per sector zijn respectievelijk vastgesteld op € 19,5 mln. voor runderen, € 68 mln. voor varkens, waarvan € 42 mln. voor de bestrijding van AVP en blaasjesziekte (SVD), € 4,52 mln. voor schapen en geiten, waarvan € 1,35 mln. voor de bestrijding van scrapie en € 26 mln. voor pluimvee, waarvan € 2 mln. voor de bestrijding van NCD. Conform de afspraken in het convenant worden de maximale bedragen die aan de Productschappen kunnen worde doorbelast jaarlijks geïndexeerd. De indexering is gebaseerd op de omvang van de veestapel en het «consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens». Bepalend voor de mutaties in de veestapel zijn de cijfers van de landbouwtelling LEI – CBS.
Onderstaand zijn de door het bedrijfsleven gegarandeerde plafond bedragen weergegeven.
Sector | Plafondbedragen | |
---|---|---|
Rundveehouderij | 19 500 | |
Varkenshouderij | 68 000 | |
– AVP en SVD | 42 000 | |
– Overige dierziekten | 26 000 | |
Schapen/geitenhouderij | 4 520 | |
– Scrapie | 1 350 | |
– Overige dierziekten | 3 170 | |
Pluimveehouderij | 26 000 | |
– NCD | 2 000 | |
– Overige dierziekten | 24 000 | |
Totaal | 118 020 |
De plafonds per sector zijn vastgesteld op basis van de door de WUR berekende bestrijdingskosten voor de grootste dierziekten MKZ, KVP en AI. Deze bestrijdingskosten zijn in de 2010/2014-scenario’s lager dan eerder berekend voor de convenantsperiode 2005/2009. Verschillen met de eerder verrichte studie voor de periode 2005/2009 worden onder meer veroorzaakt door een nu lager ingeschatte kans op insleep voor KVP en MKZ. Voor AI is de ingeschatte kans op insleep ook iets lager als in de vorige convenantsperiode, waarbij de kans dat die insleep in een pluimveedicht gebied plaatsvindt in de scenario’s voor 2010–2014 ook lager wordt ingeschat. Overige factoren die een rol spelen zijn de veranderde structuur van de sectoren (aantal bedrijven, bedrijfsomvang en contacten) en voortschrijdend wetenschappelijk inzicht zoals verankert in de modellering van de verspreiding.
Verder op in het jaarverslag wordt bij de operationele doelstellingen ingegaan op de realisatie van het beleid en de daarmee gemoeide uitgaven.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastgestelde begroting 2010 | Verschil | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | |||
VERPLICHTINGEN | 15 595 | 40 728 | 14 555 | 55 266 | 8 700 | 46 566 |
UITGAVEN | 15 595 | 40 728 | 14 555 | 55 266 | 8 700 | 46 566 |
Beginsaldo | 31 243 | 26 790 | 18 773 | 8 172 | ||
Programma-uitgaven | 15 595 | 40 728 | 14 555 | 55 266 | 8 700 | 46 566 |
U0111 Bewaking van dierziekten | 3 321 | 5 108 | 3 783 | 3 207 | 3 630 | – 423 |
U0112 Bestrijding van dierziekten | 12 272 | 23 413 | 10 769 | 44 216 | 5 070 | 39 146 |
U0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
U0114 Overig | 2 | 12 207 | 3 | 7 843 | 0 | 7 843 |
ONTVANGSTEN | 11 142 | 32 711 | 3 954 | 59 998 | 8 700 | 51 298 |
Eindsaldo | 26 790 | 18 773 | 8 172 | 12 904 | 0 | 12 904 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
De uitgaven op het programma-artikel zijn € 46,6 mln. hoger dan de oorspronkelijke begroting. De belangrijkste reden van deze overschrijding zijn de bestrijdingsmaatregelen inzake Q-koorts die vanaf december 2009 zijn gestart. In totaal zijn op 90 besmette bedrijven circa 50 000 drachtige geiten en bokken geruimd. Met deze bestrijdingsmaatregelen was in 2010 een bedrag gemoeid van circa € 36,4 miljoen (voor een specificatie wordt verwezen naar de onderstaande tabel «Uitgaven Q-koorts). Daarnaast zijn de uitgaven voor bestrijdingsmaatregelen van andere dierziekten circa € 2,7 mln. hoger dan geraamd en vallen de uitgaven voor bewakingsprogramma’s € 0,4 mln. lager uit dan geraamd.
Tenslotte zijn de overige uitgaven (01.14) € 7,8 mln. hoger dan geraamd als gevolg van, in het kader van de Q-koorts, gedane betalingen voor forfaitaire vergoedingen en voorlopige nadeelcompensatie voor de gevolgen van het fokverbod.
Aangezien de bestrijdingskosten Q-koorts, de forfaitaire vergoedingen en de nadeelcompensatie niet onder de convenantsafspraken met het bedrijfsleven vallen, komen deze kosten bijna volledig ten laste van het Rijk. Daartoe is het budget van het DGF in de Voorjaarsnota 2010 met € 47 mln. verhoogd en in de Najaarsnota met € 4,1 mln.
Tegemoetkoming in schade | 19 596 |
Uitvoeringskosten 1 | 5 165 |
Bestrijdingskosten 2 | 8 050 |
Vaccinatiekosten | 2 426 |
Tankmelkmonitoring | 1 174 |
Subtotaal bestrijdingskosten Q-koorts U 1.12 | 36 411 |
Forfaitaire vergoeding | 5 045 |
Nadeelcompensatie | 2 798 |
Subtotaal overige uitgaven Q-koorts U 1.14 | 7 843 |
Totaal uitgaven Q-koorts | 44 254 |
Ontvangsten
Omschrijving | Realisatie | Begroting |
---|---|---|
Ontvangsten van het bedrijfsleven | ||
Bijdrage van het PPE | 1 095 | 800 |
Bijdrage van het PVV | 2 674 | 1 400 |
Bijdrage van PZ | 3 258 | 2 700 |
Ontvangsten van EL&I t.b.v. bewaking en monitoring | 2 171 | 3 800 |
Ontvangsten van EL&I t.b.v. Q-koorts crisis | 50 800 | |
Totaal | 59 998 | 8 700 |
Toelichting op de ontvangsten
De hogere ontvangstenrealisaties van de productschappen hebben betrekking op de afwikkeling van declaraties uit voorgaande jaren. De ontvangsten van EL&I ad € 2,2 mln. bestaan uit het saldo van de reguliere bijdrage van EL&I aan het DGF voor bewaking en monitoring van dierziekten ad € 4,1 mln. en een terugbetaling van € 1,9 mln. aan EL&I van middelen die door EL&I zijn voorgefinancierd inzake de vaccinatiecampagne Bluetongue. De hogere ontvangsten van EL&I ad € 50,8 mln. betreffen stortingen vanuit de begroting van EL&I in het DGF ten behoeve van de bestrijdingsmaatregelen Q- koorts.
Het voordelig eindsaldo 2010 ad € 12 904 000 zal bij Voorjaarsnota 2011 worden toegevoegd aan de begroting 2011 van het DGF.
01.11 Bewaking van dierziekten
De uitgaven die samenhangen met de uitvoering van een aantal bewakings- en monitoringsprogramma’s worden ten laste van deze operationele doelstelling verantwoord. Deze programma’s hebben ten doel de diergezondheidsstatus te bewaken en te monitoren en anderzijds te voldoen aan verplichtingen van de Europese Unie. Voor het behouden van door de EU erkende statussen «vrij van bepaalde dierziekten», moeten namelijk periodiek bewakingsprogramma’s worden uitgevoerd.
De eerste van deze bewakingsonderzoeken betreft het jaarlijkse onderzoek naar de afwezigheid van brucella melitensis bij schapen en geiten. De onderzoeken worden in opdracht van EL&I door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) uitgevoerd.
Voor Blauwtong (BT) heeft de EU een monitoringsprogramma verplicht gesteld dat deels door de EU wordt gefinancierd. Het programma richt zich niet alleen op de runderen en schapen/geiten, maar ook op de vector die verantwoordelijk is voor het overbrengen van de ziekte.
Jaarlijks wordt ook bewakingsonderzoek uitgevoerd naar de afwezigheid van KVP. Dode varkens die bij de Gezondheidsdienst voor Dieren en bij een aantal grote dierenartsenpraktijken worden aangeboden om de doodsoorzaak vast te stellen, worden onderzocht op aanwezigheid van het varkenspestvirus. Ook worden door jagers geschoten wilde varkens onderzocht op KVP.
Een dergelijk systeem om zieke en/of gestorven dieren te onderzoeken op besmettelijke dierziekten, vindt ook plaats bij pluimvee. Indien de doodsoorzaak of ziekte van dieren niet duidelijk is of wanneer AI niet uit te sluiten is op basis van het klinisch beeld, worden swabs (speeksel en mestmonsters) van de dieren door de betreffende dierenartspraktijk voor AI onderzoek doorgezonden aan het Centraal Veterinair Instituut van de Wageningen Universiteit.
Naast de bewaking van dierziekten bij pluimvee functioneert er een early warning systeem op basis van de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. Dit early warning systeem is er op gericht dat pluimveehouders zo snel mogelijk verschijnselen die kunnen wijzen op AI melden aan de nVWA. Zo moet de houder verhoogde sterfte van hun dieren melden aan de nVWA en klinische problemen en afwijkingen in het normale patroon van bijvoorbeeld voedsel- en wateropname rapporteren aan een dierenarts. Vervolgens stelt de dierenarts een onderzoek in en voor zover bij dit onderzoek het vermoeden van bijvoorbeeld AI rijst, wordt aan de nVWA een verdenking van AI gemeld en treedt de standaard procedure in werking voor verdenkingen. Dit systeem wordt deels begeleid en onderhouden door de Gezondheidsdienst voor Dieren.
Tot slot worden alle pluimveebedrijven tenminste eenmaal per jaar op basis van risico op insleep gemonitored op AI. De kosten van deze reguliere serologische monitoring worden direct in rekening gebracht bij de betrokken pluimveehouders en komen derhalve niet ten laste van het DGF.
Streefwaarden
• Behoud van de huidige, officieel door de EU verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.
• Inperken van het risico van het (nog) niet (kunnen) opmerken van een besmetting.
Het streven is erop gericht om voor een aantal dierziekten de EU-status «vrij van dierziekten» te behouden (zoals bijvoorbeeld voor KVP en brucellose). Deze streefwaarden zijn voor 2010 gerealiseerd. In de reguliere serologische monitoring is in 2010 één besmetting van LPAI (laag pathogene AI) vastgesteld en bestreden (zie verder).
De bewakingsprogramma’s dienen ook ter ondersteuning van de melding van dierziekten voor het geval deze niet worden opgemerkt. Aan de Europese Commissie is gerapporteerd over de resultaten van deze onderzoeken. Kosten van verplichte bewakingsmaatregelen worden in het kader van het convenant gefinancierd door het bedrijfsleven en de overheid.
Prestatiegegevens
Realisatie 2010 | Begroting 2010 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Bewakingsprogramma | Aantal bedrijven | Aantal Dieren | Uitgaven X € 1 000 | Aantal bedrijven | Aantal dieren | Uitgaven X € 1 000 |
Brucella (schaap/geit) | 1 487 | 13 984 | 492 | 1 700 | 15 000 | 470 |
Blauwtong (rund, schaap, geit) | 35 | |||||
– Serologie | 100 | |||||
– Vector | n.v.t. | 100 | ||||
BSE rund, bij destructor en bij noodslachting 1 | 48 823 | 2 145 | 47 000 | 1 850 | ||
TSE schaap/geit, bij destructor en slacht | 21 211 | 298 | 21 500 | 400 | ||
KVP (varkens) | ||||||
– Veehouderij (tonsillen) | 1 063 | 3 328 | 71 | 1 250 | 3 500 | 85 |
– wilde zwijnen | 442 | 122 | 450 | 125 | ||
AI: | ||||||
Bedrijfsmatig pluimvee; early warning: | ||||||
– Insturen monsters (swabs) | 174 | 820 | 44 | 1 400 | 500 | |
– Melding (afw.) verschijnselen (bij GD) | 5 800 | |||||
Bedijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen | 2 646 | 174 538 | 3 000 | 164 000 | ||
Wilde vogels: | ||||||
– Monitoring levende wilde vogels | 14 240 | 10 000 | ||||
– Monitoring dode vogels | 482 | 3 000 | ||||
Totaal | 3 207 | 3 630 |
Bron: DR (BSE en TSE), Erasmus Universiteit Rotterdam (onderzoek levende wilde vogels), CVI (onderzoek dode wilde vogels, bedrijfsmatig pluimvee), GD (overig)
01.12 Bestrijding van dierziekten
Op deze operationele doelstelling worden de uitgaven verantwoord als een verdenking of een uitbraak van een wettelijk te bestrijden dierziekte zich voordoet. Het gaat dan om de uitgaven voor het onderzoek naar de verdenkingen en de bestrijdingsmaatregelen.
In het geval een rund in de periode van 100 dagen na inseminatie tot 21 dagen voor de normale afkalfdatum haar vrucht verliest (abortus) is er sprake van een verdenking van brucellose. Deze interpretatie en de daaraan verbonden gevolgen zijn van belang aangezien een brucellose besmetting niet of nauwelijks met uiterlijke verschijnselen gepaard gaat en een dergelijke abortus het enige vroegtijdige klinische signaal is dat een rund besmet kan zijn met brucellose. Bij een dergelijke abortus volgt nader onderzoek om definitief vast te stellen of er sprake is van een besmetting met brucellose of dat een andere oorzaak de abortus heeft veroorzaakt. De onderzoeken in 2010 hebben geen besmetting met brucellose aangetoond.
De bestrijding van Q-koorts is één van de belangrijkste onderwerpen van de verantwoording over 2010. Eind 2009 is gestart met het ruimen van drachtige besmette dieren. In totaal zijn 90 bedrijven besmet verklaard en op deze bedrijven zijn ongeveer 50 000 drachtige geiten en bokken geruimd. Voor geruimde dieren wordt door de overheid een vergoeding verstrekt. In totaal is een bedrag van € 19,0 mln. (voorlopig) uitbetaald aan schadevergoedingen voor drachtige geiten en een bedrag van € 0,5 mln. aan schadevergoedingen voor bokken.
Besmette bedrijven worden sinds oktober 2009 geïdentificeerd door middel van tankmelkmonitoring. Dit vond tot juli 2010 tweewekelijks plaats en daarna eens per maand op vrije bedrijven en tweewekelijks op besmette bedrijven. Om risico’s voor de volksgezondheid te verminderen is in het voorjaar 2010 een verplichte vaccinatiecampagne uitgevoerd. Melkgeiten en melkschapen moesten vóór 1 juli 2010 gevaccineerd zijn. Schapen en geiten op bedrijven met een publieksfunctie moesten voor 31 december 2010 gevaccineerd zijn. De campagne had betrekking op 417 professionele melkgeiten- en melkschapenbedrijven en ongeveer 800 bedrijven met een publieksfunctie. Voor alle Q-koortsmaatregelen zijn tevens handhavingskosten gemaakt. De tabel op pagina 13 geeft de uitgaven voor de bestrijding van Q-koorts weer.
Streefwaarden
De bestrijding van een dierziekte begint bij de melding ervan. Het streven is om zo snel en effectief mogelijk de dierziekte te bestrijding. Concreet houdt dit in dat bij een melding direct een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de verdachte verschijnselen duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een team ter plaatse een onderzoek instellen. Naar aanleiding van alle meldingen van een mogelijke dierziekte zijn onderzoeken uitgevoerd. Onderstaande tabel geeft de meldingen bij de nVWA weer en de uitkomst van het onderzoek door de nVWA.
Dierziekte | Aantal meldingen | Resultaat onderzoek | |||
---|---|---|---|---|---|
Positief | Negatief | Nog geen uitslag | Geen actie noodzakelijk | ||
AI | 111 | 1 1 | 109 | – | 1 |
Afrikaanse paardenpest | 2 | 1 | – | 1 | |
Aujeszky | 2 | 2 | – | ||
Amerikaans Vuilbroed | 2 | 2 | – | ||
BT | 45 | 45 | – | ||
Brucella Ovis | 0 | – | |||
Brucella Suis | 71 | 71 | – | ||
Brucellose AB | 113 | 113 | – | ||
Brucellose Melitensis | 13 | 13 | – | ||
BSE | 7 | 2 | 4 | – | 1 |
Dourine | 0 | – | |||
Echinococcus | 1 | 1 | – | ||
EVA (equine viral arteritis) | 2 | 1 | 1 | – | |
Inf. Haematopoietïsche Necrose | 2 | 2 | – | ||
Infectieuze ziekte | 0 | – | |||
Klassieke Varkens Pest | 10 | 10 | – | ||
Koepokken | 0 | – | |||
Koi Herpes | 4 | 3 | 1 | ||
Leptospirose | 8 | 8 | – | ||
Leucose | 29 | 29 | – | ||
Malleus | 9 | 9 | – | ||
Miltvuur | 2 | 2 | – | ||
MKZ | 3 | 3 | – | ||
Mycobacterium Avium | 1 | 1 | – | ||
NCD | 10 | 5 2 | 5 | – | |
Psittacose | 97 | 38 | 57 | – | 2 |
Q-koorts | 147 | 37 3 | 108 | – | 2 |
Rabies | 152 | 10 4 | 142 | – | |
Runderpest | 0 | – | |||
Salmonellose | 3 | 3 | – | ||
Scrapie | 5 | 4 | 1 | – | |
SVD | 72 | 72 | – | ||
Tuberculose | 89 | 6 5 | 82 | 1 | |
Vesiculaire Stomatitus | 2 | 1 | – | 1 | |
Zwoegerziekte | 0 | – | |||
Totaal | 1 014 | 105 | 899 | 2 | 8 |
Bron: Nvwa
Op 16 mei 2010 is laag-pathogene AI H7N4 geconstateerd op een pluimveebedrijf in Noord-Brabant. Het besmette bedrijf is geruimd. Contactbedrijven en bedrijven in de omgeving van het besmette bedrijf zijn getest en bleken niet besmet. De beperkingen voor bedrijven in de omgeving zijn daarom op 21 mei teruggebracht en op 7 juni opgeheven. Het besmette bedrijf is vrijgegeven op 9 augustus en drie maanden daarna heeft Nederland zich volgens de OIE-normen weer officieel vrij kunnen verklaren van AI.
De positieve NCD gevallen gingen om ziektegevallen bij hobbymatig gehouden dieren, onder andere sier- en postduiven. Deze gevallen hebben geen invloed op onze NCD status voor de EU en de OIE. Hieruit blijkt dat NCD onder wilde vogels voorkomt en dat een goed vaccinatiebeleid bij gehouden pluimvee van groot belang is.
Het cijfer voor Q-koorts is opgebouwd uit cijfers die gegenereerd zijn uit de zogenoemde bronopsporing (opsporing van Q-koorts besmetting n.a.v. een humane cluster van zieken), meldingen van een verhoogd percentage abortus, een steekproef op basis van tankmelk en het verplichtte tankmelkonderzoek en staan dus niet in verband met de in totaal 94 besmet verklaarde bedrijven in 2010.
De gevallen van rabiës (hondsdolheid) zijn allemaal te wijten aan rabiës bij vleermuizen. Het is bekend dat vleermuizen in Nederland drager kunnen zijn van dit virus, dat overigens een andere vorm is dan het virus dat bij zoogdieren voorkomt. Het is dan ook van belang om incidenten met vleermuizen altijd te melden.
In Friesland heeft in 2010 een uitbraak van runder-TBC plaatsgevonden. In totaal zijn 3 bedrijven met besmette runderen geïdentificeerd. Op een bedrijf was er sprake van een dergelijk ernstige besmetting dat het gehele bedrijf geruimd moest worden. Deze gevallen hebben geen invloed op onze runder-TBC status voor de EU en OIE.
Toelichting
Daar waar geen actie is ondernomen was naar mening van het dierziektespecialistenteam van de nVWA geen nader onderzoek nodig omdat op basis van de aanwezige verschijnselen een besmetting met de aangifteplichtige dierziekte niet aan de orde was.
Prestatiegegevens
Realisatie 2010 | Begroting 2010 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Verdenkingen | Bedrijven | Dieren | Uitgaven | Bedrijven | Dieren | Uitgaven |
– Brucellose (verwerpersonderzoek) | 8 600 | 11 093 | 955 | 11 600 | 12 000 | 900 |
– KVP | 10 | 406 | 15 | 100 | ||
– MKZ (rund, schaap, geit) | 3 | 108 | 5 | 15 | ||
– TBC Runder M. Bovis | 89 | 162 | ||||
– AI (HPAI & LPAI) | 111 | 738 | 5 | 15 | ||
– BSE (rund) | 7 | 202 | 5 | 15 | ||
– TSE (schaap, geit) | 5 | 0 | 5 | 15 | ||
– BT | 1 394 | |||||
– Q-koorts | 0 | |||||
– Overigen | 199 | |||||
Bestrijding | ||||||
– BSE | 2 | 28 | 1 | 60 | ||
– AI | 1 | 497 | 2 | 5 | ||
– Brucellose | 3 | |||||
– KVP | 120 | |||||
– MKZ | 26 | |||||
– Q-koorts | 36 411 | |||||
– TBC Runder M. Bovis | 386 | |||||
– Overigen | 59 | |||||
Voorzieningen | ||||||
– AUV | 203 | 550 | ||||
– Crisiscapaciteit Rendac | 2 443 | 2 200 | ||||
– Voorziening vaccins MKZ | – 466 | 250 | ||||
– Voorziening vaccins KVP | 0 | 600 | ||||
– Waakvlamcontracten | 296 | 320 | ||||
– Overige voorzieningen | 46 | 25 | ||||
Totaal | 44 216 | 5 070 |
Bron: DR, GD, nVWA
Voorzieningen
Naast bewaken en bestrijden, als dat aan de orde is, is het noodzakelijk om voorzieningen te treffen om onmiddellijk te kunnen bestrijden. Sommige van deze voorzieningen zijn leveringen of diensten van bedrijven. Voor de onmiddellijke beschikbaarheid daarvan worden met deze bedrijven (waakvlam)contracten gesloten en moet een vergoeding worden betaald. Daarnaast worden er voorraden materialen aangeschaft die nodig zijn bij een bestrijding.
01.14 Overige uitgaven
In het kader van de bestrijding Q-koorts is, naast de tegemoetkoming in de schade, een forfaitaire vergoeding van € 100 per dier uitbetaald. Deze forfaitaire vergoeding is een vergoeding voor de inkomensverliezen aan de boeren ten gevolge van moeilijkheden bij het herbevolken van het bedrijf. Hiermede is een bedrag gemoeid van ruim € 5 mln.
In oktober 2010 is een levenslang fokverbod opgelegd voor niet-drachtige dieren op besmette bedrijven. De vervolgschade van een levenslang fokverbod wordt door de overheid niet vergoed. Uit berekeningen van het LEI bleek echter dat er bij een aantal bedrijven sprake was van een extra nadeel. Dit was het geval bij diè bedrijven waar aan meer dan 57% van de dieren een levenslang fokverbod was opgelegd. Voor deze groep van bedrijven is in oktober 2010 een compensatieregeling opengesteld. In december 2010 is door de staatssecretaris besloten om het fokverbod voor dieren geboren na 1 juli 2009 op te heffen. De compensatieregeling is hierop aangepast. In totaal is voor deze regeling in 2010 voorlopig € 2,8 mln. betaald. Het eventuele resterende gedeelte wordt in 2011 uitbetaald.
Evaluatie
De evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het DGF, is weergegeven bij het beleidsartikel 25 «Voedselkwaliteit en diergezondheid» van de begroting van EL&I.