Base description which applies to whole site

BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

De afgelopen jaren werd het beleidsverslag opgebouwd aan de hand van de kabinetsdoelstellingen van het Kabinet Balkenende IV. Met de val van dit kabinet en het aantreden van het huidige kabinet komt deze indeling te vervallen. Het begrotingsjaar 2010 kende het grootste deel van het jaar een demissionair kabinet. Alleen de eerste zeven weken regeerde het vorige kabinet missionair. Concreet betekent dit dat de initiatieven die waren aangekondigd in de beleidsagenda 2010 niet volledig tot uitvoering zijn gebracht. De afspraak om de begroting en het jaarverslag aan elkaar te spiegelen blijft echter overeind. In dit beleidsverslag wordt daarom verantwoording afgelegd over de resultaten van de in de beleidsagenda 2010 vermelde beleidsprioriteiten. De onderwerpen Realisatie van de Nationale Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012), Realiseren van duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater en de Reductie van milieubelasting door afvalstoffen worden als overige beleidsprioriteiten tevens beleidsmatig toegelicht. Dit aangezien met deze onderdelen een relatief groot financieel belang is gemoeid.

Aan het eind van dit hoofdstuk wordt in een tabel op hoofdlijnen informatie over het afloop van het vorige kabinetsprogramma verschaft.

Vorming van het nieuwe ministerie Infrastructuur en Milieu (IenM)

De vorming van een nieuw ministerie vraagt op veel terreinen gerichte en gedoseerde aandacht. Sinds medio oktober 2010 is op veel van die terreinen reeds actie ingezet en zijn resultaten bereikt.

Wat heeft het ministerie tot nu toe bereikt?

  • De toedeling van taken tussen het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI) en IenM en de toedeling/verdeling van de staf/bedrijfsvoeringsonderdelen van de VROM-organisatie naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), ELI en IenM is gemaakt;

  • Technisch samenvoegen van voormalig ministerie VenW en onderdelen van voormalig VROM;

  • De toedeling binnen IenM van de taakstellingen uit het regeerakkoord zijn bekend gemaakt en onderdeel van de diverse integratieopdrachten. De taakstelling kan zowel personeel als materieel ingevuld worden door een combinatie van:

    • efficiencymaatregelen

    • integratiesynergie (ontdubbeling)

    • versoberen van taken

    • afstoten of beëindigen van taken.

A. Klimaatbeleid

A1. Internationaal Klimaatbeleid

Doel

De internationale gemeenschap gaat de in Kopenhagen afgesproken principes en doelstellingen uitwerken in concrete, juridisch bindende, mondiale mechanismen en richtlijnen.

Om de meest bedreigende gevolgen van de klimaatverandering te kunnen voorkomen, blijft de Nederlandse inzet gericht op het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot twee graden Celsius.

Eén van de pijlers onder de aanpak van broeikasgassen is het Europees marktmechanisme voor CO2-uitstoot, het Emission Trading System (ETS).

Doelbereik 2010

Onder Mexicaans voorzitterschap zijn in Cancun drie besluiten vastgesteld met nieuwe, mondiale klimaatafspraken («Cancun Agreements»). Er zijn twee Cancun-besluiten vastgesteld over de emissiedoelstellingen van ontwikkelde landen die Partij zijn bij het Kyoto-protocol. Het derde Cancun-besluit is vastgesteld onder het VN-klimaatverdrag (UNFCCC) en bevat hoofdstukken over mitigatie (waaronder emissiedoelstellingen van ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden), financiering, adaptatie, ontbossing en technologie. De ambitie van Nederland en de EU om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot twee graden Celsius is in deze besluiten overgenomen.

Realisatie prestaties Internationaal Klimaatbeleid

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Als er in december 2009 een klimaatakkoord in Kopenhagen is bereikt, zal 2010 het jaar zijn waarin de internationale gemeenschap de afspraken uit het akkoord operationaliseert. Belangrijke speerpunten in 2010 vanuit de initiërende rol die Nederland voor Kopenhagen heeft gespeeld zijn:

• Uitwerking van de afspraken over de internationale financiële architectuur: de bronnen, besteding en toezicht op de middelen;

• Uitwerking van de nieuwe marktmechanismen in het kader van koolstofarme ontwikkelingsstrategieën;

• Uitwerking van de reductiedoelstelling van 30% en de lastenverdeling daarvan binnen de EU.

Mocht een internationale overeenkomst niet of niet tijdig tot stand komen, dan gelden nog altijd de unilaterale doelstellingen van de EU en Nederland.

Gerealiseerd

De belangrijkste inzet voor Cancun op het terrein van mitigatie was om de «pledges» van zowel de ontwikkelde landen als de ontwikkelingslanden politiek te verankeren in het VN-klimaatproces, waarbij evenredigheid tussen het Kyoto-spoor en het Verdragsspoor essentieel is. Zowel de verankering in het VN-proces als de genoemde evenredigheid zijn gerealiseerd in de Cancun Overeenkomsten.

Ook zijn in Cancun belangrijke afspraken gemaakt over het rapporteren en meten van mitigatieacties door zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden. Ontwikkelde landen zullen voortaan ook tweejaarlijks rapporteren over de voortgang in het bereiken van emissiereducties en het leveren van steun (financieel, technologisch en capaciteit) aan ontwikkelingslanden en er is een rapportageregime ingesteld met vierjaarlijkse nationale rapportages en tweejaarlijkse updates van de emissieboekhouding en klimaatacties. Ten aanzien van korte termijn financiering (2010–2012) worden ontwikkelde landen uitgenodigd om jaarlijks informatie te verschaffen over hoe zij de in Kopenhagen toegezegde korte termijn financiering invullen. Ten aanzien van lange termijn financiering (post-2012) is besloten dat er nieuwe, additionele, voorspelbare en voldoende financiering beschikbaar zal worden gemaakt voor ontwikkelingslanden. Vervolgens is in de Cancun Overeenkomsten besloten tot de oprichting van een «Groen Klimaatfonds» (Green Climate Fund).

Over de ontwikkeling van nieuwe marktmechanismen zijn nog geen concrete afspraken gemaakt, wel is een werkprogramma voor 2011 afgesproken.

In 2010 heeft geen uitwerking van de 30%-reductiedoelstelling plaatsgevonden, bij afwezigheid van een internationale overeenkomst en door de behoefte bij Lidstaten aan een nadere uitwerking van gevolgen voor de EU Lidstaten.

Beleidsconclusie

In Cancun zijn drie besluiten vastgesteld met nieuwe, mondiale klimaatafspraken, de Cancun Overeenkomsten («Cancun Agreements»). Met deze besluiten is een realistische en noodzakelijke internationale stap gezet in de aanpak van het klimaatvraagstuk. Het legt een solide basis om in 2011 verder te werken aan een (kosten-)effectief mondiaal klimaatregime.

A2. Nationaal klimaatbeleid en overig broeikasbeleid

Doel

Nederland kent in het kader van het Kyoto-protocol de verplichting om de nationale broeikasgasemissies in de periode 2008–2012 met 6% te reduceren ten opzichte van 1990.

Met het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen zijn de Europese doelen leidend, te weten:

  • 20% reductie van broeikasgassen in 2020 t.o.v. 1990;

  • 14% duurzame energie in 2020 (Europese definitie).

Doelbereik 2010

In 2010 is de monitor en tussenbalans van Schoon en Zuinig opgemaakt. Op korte termijn worden de broeikasgasreducties zeer waarschijnlijk gehaald. De tussendoelstelling van Schoon & Zuinig voor 2011 is 209 Mton. De broeikasgasemissies in 2009 zitten daar met 207,4 Mton al onder. (Het gaat hier om de ETS emissieruimte van 87,4 Mton plus de fysieke emissies in de non-ETS sectoren van 120,0 Mton.) De balans van de Leefomgeving laat zien dat het Kyoto doel (2008–2012) gehaald kan worden met huidig beleid.

Het percentage duurzame energie stijgt nog steeds. De energiebesparing in 2010 is nog niet bekend, maar is de afgelopen jaren redelijk constant rond de 1,1%. Vanuit VROM zijn gemeenten voorgelicht over de energievoorschriften en is de handhaving geïntensiveerd.

Realisatie prestaties Nationaal klimaatbeleid en overig broeikasbeleid

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In de eerste helft van 2010 maakt het Kabinet Balkenende IV de lacunes inzichtelijk en stuurt de betreffende tussenevaluatie Schoon en Zuinig naar de Tweede Kamer;

Gerealiseerd

Op 29 april 2010 is een tussenbalans Schoon en Zuinig naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 209, nr. 117) gestuurd.

De brief naar de TK is onder andere voorzien van het rapport «Aanvullende beleidsopties Schoon en Zuinig» (ECN).

Indien evaluatie daartoe aanleiding geeft, volgen in 2010 eventuele maatregelen om doelrealisatie in 2020 zeker te stellen;

Niet gerealiseerd

Gegeven de demissionaire status van het vorige kabinet is geen keuze gemaakt voor mogelijke aanvullende beleidsopties.

Monitor Schoon en Zuinig inclusief de voortgang van de convenanten in september 2010 naar de Tweede Kamer.

Gerealiseerd

Het rapport «Monitoring Schoon en Zuinig» (ECN) inclusief evaluatie van de convenanten is met de bovenstaande Tweede Kamerbrief (Kamerstukken II, 2009–010, 31 209, nr. 117) in april 2010 verzonden.

Beleidsconclusie

De huidige beleidsinspanningen zijn voor het halen van de doelstelling van het Kyoto Protocol voldoende. Nederland is goed op weg om het doel van het Kabinet Rutte-Verhagen te realiseren; 20% reductie van broeikasgassen in 2020. Hierover wordt de Tweede Kamer in het voorjaar 2011 verder geïnformeerd.

Nationale Kyoto-klimaatverplichtingen

Doelbereik 2010

Ook in 2010 kan met grote mate van zekerheid worden gesteld dat Kyoto gehaald wordt.

Realisatie prestaties Nationale Kyoto-klimaatverplichtingen 2010

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In de periode 2008–2012 moet de emissie van de broeikasgassen met 6% zijn gereduceerd ten opzichte van het basisjaar 1990. Het emissieplafond bedraagt daarmee per jaar 200 Mton CO2-equivalenten ofwel in de totale periode 1 000 Mton. Van deze 1 000 Mton is 437 Mton gereserveerd voor de bedrijven die deelnemen aan het emissiehandelssysteem. Wanneer deze bedrijven meer emitteren dan dit plafond, dan zal dit worden gecompenseerd door de aankoop van emissierechten uit de emissiehandelsmarkt. Voor de sectoren die niet aan emissiehandel deelnemen, resteert een emissieruimte van 563 Mton (1000 Mton – 437 Mton) in de periode 2008–2012. Mocht de uitstoot hoger uitvallen dan 563 Mton, dan zal de overheid Joint Implementation (JI) en Clean Development Mechanism (CDM) inzetten voor het realiseren van de Kyoto doelstelling.

Gerealiseerd

Een nieuwe raming van het Planbureau van de Leefomgeving laat zien dat de verwachte uitstoot tijdens de Kyoto periode inmiddels tussen de 592 en 617 Mton CO2-eq. ligt. De verwachte emissies zijn hoger dan eerder geschat, mede doordat de economische crisis minder impact op de CO2 had dan eerder aangenomen.

De totale emissieruimte voor de niet-emissiehandelsectoren is 1 001 – 437= 564 Mton. (De totale emissieruimte is 1 001,3 i.p.v. 1000) Naar verwachting wordt 28 á 53 Mton meer uitgestoten dan het Kyoto-doel. Daartegenover staat een verwachte levering van buitenlandse emissierechten van 45 á 52 Mton uit CDM, JI en de aankoop van AAUs. Aan het einde van de Kyoto-periode zijn zeer waarschijnlijk buitenlandse emissierechten over (max. 24 Mton), mogelijk is er een tekort (max. 8 Mton).

  

Het eind 2010 geleverd hebben gekregen van in totaal circa 17 Mton aan CDM-rechten;

– Het registreren van de nog niet geregistreerde gecontracteerde projecten;

– Het in stand houden van de kennisbasis en het netwerk op het gebied van CDM, om een bijdrage te kunnen blijven leveren aan de toekomstige internationale ontwikkeling van het CDM;

– Met het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), SenterNovem, de Duitse «Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit (GTZ) en de Duitse ontwikkelingsbank «Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW)» ontwikkelen en opzetten van duurzame ontwikkelingsprojecten.

Niet gerealiseerd

Op 31 december 2010 waren voor ca. 18 Mton aan emissiereducties gerealiseerd, waarvan op dat moment 11,6 Mton was geleverd. Alhoewel nagenoeg alle projecten zich in het registratieproces bevinden, zijn deze door vertragingen bij de onafhankelijke validatoren en de Executive Board nog niet allemaal geregistreerd.

Door verbeterde samenwerking bij en afstemming over de activiteiten van de direct betrokken organisaties I&M, BZ, OS, FMO, AgentschapNL, KfW en GTZ wordt de coherentie zo goed mogelijk gewaarborgd. Zo vindt regulier overleg plaats om onze inspanningen op het gebied van duurzame energie af te stemmen. In 2010 heeft dit nog niet geleid tot concrete projecten, maar wel zijn initiatieven hiervoor in gang gezet. Zo is met de Wereldbank overlegd over mogelijke deelname in een Partnership for Market Readiness. Hiermee wordt tevens de kennisbasis en het netwerk in stand gehouden en wordt een bijdrage geleverd aan de verdere internationale ontwikkeling van het CDM.

Beleidsconclusie

Het Kyoto Protocol kan gehaald worden met huidig beleid en inzet van flexibele instrumenten.

Energiebesparing: energiezuinige verlichting

Doel

Nederland schakelt over op energiezuinige verlichting in huishoudens, publieke ruimte en bedrijfspanden. Het is de ambitie om het elektriciteitsgebruik door verlichting in huishoudens met circa 30% te verminderen in 2020 ten opzichte van 2007. De rijksoverheid stimuleert terwijl de andere overheden beleid voeren.

Doelbereik 2010

In 2010 zijn kapotte gloeilampen in 80% van de gevallen vervangen door energiezuinige varianten (spaar- en ledlampen). Het aantal energiezuinige lampen per huishouding is gestegen tot 10, waar dit in 2004 nog 4 was. Ten aanzien van de openbare verlichting werkt inmiddels 85% van de gemeenten en 100% van de provincies aan energiebesparing. De komende vier jaar zal dit naar verwachting tot een energiebesparing van 15% bij gemeenten en 21% bij provincies leiden. Van de kantoren gebruikt inmiddels 43% aanwezigheidsdetectie, waar dit in 2004 nog 18% was. Van de scholen heeft nu 26% aanwezigheidsdetectie, tegen 9% in 2004. En in ziekenhuizen bezit 49% daglicht-afhankelijke regelingen, tegen 33% in 2004. 30% van de kantoren past energiebesparende TL toe.

Realisatie prestaties Energiebesparing: energiezuinige verlichting

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

De gloeilamp verdwijnt uit Nederland conform Europese afspraken. In september 2010 verdwijnt de 75W en de 60W gloeilamp. Een volledig verbod op heldere gloeilampen gaat in per september 2012;

Gerealiseerd

Deze afspraken zijn vastgelegd in de Europese Verordening 2009–244-EG op basis van de Richtlijn Ecodesign.

  

Gezamenlijke mediacampagne van VROM en de verlichtingsmarkt over energiezuinige verlichting als alternatief voor de gloeilamp;

Gerealiseerd

Door de retailers, de lichtindustrie en de overheid is in het najaar 2009 en het najaar 2010 een gezamenlijke campagne gevoerd, waarin consumenten geïnformeerd zijn over bruikbare alternatieven voor gloeilampen.

Ingezette middelen zijn informatieverstrekking in winkels en folders van retailers, en een gezamenlijke website.

Uitvoering van het groen akkoord op basis van eigen gemeentelijke plannen met koplopergemeenten zorgt voor een toename van de energiebesparing in de openbare verlichting;

Gerealiseerd

Inmiddels werkt 85% van de gemeenten en 100% van de provincies aan energiebesparing in de openbare verlichting. De komende vier jaar zal dit naar verwachting leiden tot 15% energiebesparing bij gemeentelijke openbare verlichting en 21% energiebesparing bij provinciale openbare verlichting.

Ontwikkeling van hulpmiddelen (energie- besparingsscan) voor energiebesparing op verlichting in de utiliteitsbouw;

Gerealiseerd

In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) zijn door AgentschapNL – in samenwerking met de lichtindustrie en installateurs – hulpmiddelen ontwikkeld voor eigenaren en facilitair managers van gebouwen, zoals brochures, voorbeeldbeschrijvingen en een verlichtingscan, waarmee de mogelijkheden van energiezuinige verlichting en de te realiseren energiebesparing voor bedrijven en kantoren in beeld gebracht kunnen worden.

In 2010 wordt een plan van aanpak opgesteld om te komen tot donkerte beleid tegen overbodige verlichting, in samenwerking met provincies en het platform lichthinder.

Gerealiseerd

Door de gezamenlijke provincies is in samenwerking met het ministerie van I&M een handboek voor donkertebeleid opgesteld.

Beleidsconclusie

In 2008 is de Taskforce Verlichting ingesteld om in Nederland een doorbraak naar energiezuinige verlichting te realiseren. Anno 2010 kan geconcludeerd worden dat de gewenste doorbraak in gang is gezet, met name op het gebied van huishoudelijke en openbare verlichting. In de utiliteitsbouw zijn eveneens grote stappen gezet, maar als gevolg van het ontbreken van wettelijke eisen en het grote aantal eigenaren vraagt deze sector nog specifieke aandacht.

CO2-afvang en opslag

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is sinds oktober 2010 verantwoordelijk voor de uitvoering en de voortgang van het programma Carbon Capture and Storage (hierna CCS).

Doel

In Nederland CCS versneld realiseren en toepassen: in 2015 zullen twee grootschalige demonstratieprojecten in Nederland operationeel zijn.

Doelbereik 2010

Voor één grootschalig CCS demonstratieproject op zee van EON/Electrabel (ROAD-project) is in 2010 subsidie verleend. De Tweede Kamer is daarover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 209, nr. 118). Voor een tweede grootschalig CCS demonstratieproject bestaat de mogelijkheid voor initiatiefnemers om voorstellen in te dienen in een EU tender die deels wordt gefinancierd uit de ETS-nieuwkomersreserve. De Europese Commissie heeft de EU tender in november 2010 opengesteld.

Realisatie prestaties CO2 – afvang en -opslag

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In het kader van het Europees Economische herstelplan is een bedrag van € 180 mln gereserveerd voor de realisatie van één CCS-project in Nederland. Daarvoor hebben Nederlandse bedrijven inmiddels twee projectvoorstellen bij de Europese Commissie ingediend waarui de Commissie eind 2009/begin 2010 één voorstel zal selecteren voor financiële steun. De Europese financiering zal ten hoogste 80% van de totale projectkosten bedragen;

Gerealiseerd

Voor één grootschalig CCS demonstratieproject op zee van E.ON/Electrabel (ROAD-project) is in 2010 subsidie verleend (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 209, nr. 118)

  

In het voorjaar 2010 kunnen initiatiefnemers projectvoorstellen indienen bij de Europese Commissie om te worden geselecteerd als grootschalig CCS-demonstratieproject. Deze projecten zullen (deels) worden gefinancierd uit de zogenaamde ETS-nieuwkomersreserve. Het kabinet zet zich er actief voor in dat de Europese Commissie een deel van deze plannen als Europese voorbeeldprojecten selecteert en daarvoor substantiële financiële steun beschikbaar stelt.

Niet gerealiseerd

Is vertraagd met een half jaar (uitstel door de Europese Commissie) en is in november 2010 opengesteld.

Beleidsconclusie

Er zijn in 2010 belangrijke voorbereidende stappen gezet om grootschalige CCS demonstratieprojecten te realiseren. Voor het vervolg zijn we echter ook afhankelijk van de inzet en voortgang van anderen, zoals de Europese Commissie.

Overige broeikasgassen

Doel

Verlagen van emissies met circa 50% in 2020 (ten opzichte van 1990) van overige broeikasgassen: methaan, lachgas en de gefluoreerde broeikasgassen.

Doelbereik 2010

Op basis van de laatste gegevens is de reductie in 2008 ongeveer 40% ten opzichte van 1990. De beoogde doelen moeten in 2020 zijn gerealiseerd. Op weg daar naar toe is en wordt samen met de verschillende sectoren gewerkt om met behulp van onderzoeks- en innovatieprojecten de gemaakte afspraken uit te voeren.

Tijdens de 22e Bijeenkomst der Partijen bij het Montreal Protocol in Bangkok (november 2010) is het voorstel besproken om de productie en de consumptie van HFK’s te reguleren. Met het voorstel werd beoogd een concrete maatregel te treffen die wereldwijd kan bijdragen aan emissiereductie van cumulatief ca. 3 Gton CO2 equivalenten in 2020 en 88 Gton equivalenten in 2050. Doordat het Montreal Protocol productie en consumptie aanpakt, hoeft dit niet te betekenen dat de stoffen uit de scope van het klimaatregime verdwijnen. De EU steunt een dergelijke aanpak. Vooralsnog hebben de internationale onderhandelingen in Bangkok en Cancun niet geleid tot internationale afspraken over de aanpak van HFK’s. Wel hebben inmiddels 91 landen, waaronder Nederland, bij het Montreal Protocol een verklaring ondertekend, waarin zij het probleem van groeiende HFK emissies onderkennen en verklaren hierover onder het Montreal Protocol nadere afspraken te willen maken.

Realisatie prestaties Overige broeikasgassen

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Met het ministerie van LNV uitvoeren van, mede op klimaatbeleid gerichte, innovatieprogramma’s in de landbouw door met name inzet van emissiearm veevoer en precisielandbouw;

Gerealiseerd

Onderzoekprogramma’s lopen en moeten in 2015 zijn afgerond. Daarna kunnen de resultaten worden geïmplementeerd.

Er zijn nog geen concrete tussenresultaten. De programma’s bestaan uit meerdere sporen of tranches. Bij het programma Precisielandbouw is de eerste tranche in uitvoering en de tweede tranche net gestart. Het programma is in 2010 van start gegaan.

Uitvoering van het sectorconvenant schone en zuinige Agrosectoren;

Gerealiseerd

Reductiedoelen in het sectorconvenant moeten uiterlijk in 2020 zijn gehaald. Er zijn nog geen resultaten die vertaald kunnen worden naar directe emissiereducties. Wel worden op diverse fronten acties ondernomen, die jaarlijks worden vastgelegd in jaarwerkplannen. De jaarwerkplannen voor 2011 zijn bijna gereed.

Onderzoek naar extra reductiemogelijkheden in de industrie. Onder meer bij koeling en warmtepompen, warmtekrachtinstallaties, vergistinginstallaties, rioolzuivering en afvalverbranding;

Gerealiseerd

Onderzoek is nog gaande. Er wordt gekeken naar de lachgasemissies bij rwzi’s (in het kader van het klimaatakkoord met de waterschappen is gaande); verder reductie van methaanslip bij wkk-gasmotoren; alternatieve vormen van mestvergisting zonder co-substraat (is bijmenging om meer gasproductie te krijgen) en de reductiemogelijkheden bij de productie van caproloactam via een mogelijk opt-in.

Bij koeling is met onderzoek in 2010 de problematiek beter in beeld gebracht. Op basis hiervan worden prioriteiten gesteld.

Er wordt ingezet op stimulering van de inzet van klimaatvriendelijke koudemiddelen waar dat mogelijk is bij een verbeterd energierendement, via voorlichting, EIA-MIA/VAMIL en afspraken met sectoren.

Bijdragen aan de uitwerking van een internationaal emissiereductie arrangement om wereldwijde toename van emissies van fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) te voorkomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen van het Montreal-Protocol.

Gerealiseerd

Een internationale afspraak is nog niet gerealiseerd. Het draagvlak voor een afspraak over HFK’s onder het Montreal Protocol is wel toegenomen. Afgesproken is wel om dit onderwerp in 2011 verder te bespreken.

Beleidsconclusie

Het onderzoek in het kader van de innovatieagenda kan voor de reductie van de emissies van overige broeikasgassen nieuwe mogelijkheden creëren.

Het sectorconvenant vormt nog steeds een belangrijke basis voor de bijdrage van de agrarische sector aan de klimaatdoelstellingen.

Een internationale afspraak over HFK’s zal niet zonder slag of stoot tot stand komen en er is zeker nog meer tijd nodig om partijen nader bijeen te brengen. Alhoewel in 2010 geen overeenstemming is bereikt, is het een bemoedigend gegeven dat een groeiend aantal landen geïnteresseerd is in afspraken over HFK’s en dat is afgesproken het voorstel over de aanpak van HFK’s verder te bespreken.

Lokale en regionale initiatieven

Doel

Optimalisering van de bijdrage van provincies en gemeenten aan de reductiedoelstelling van het beleidsprogramma Schoon en Zuinig. Het jaar 2010 is het oogstjaar van het project Lokale en Regionale Klimaatinitiatieven.

Doelbereik 2010

De klimaatakkoorden met VNG, IPO en waterschappen zijn grotendeels uitgevoerd en lopen eind 2011 af. Onderdelen die nog doorlopen hebben zichtbare vooruitgang geboekt.

In 90% van de collegeprogramma’s staat klimaatbeleid opgenomen of is duurzaamheid in belangrijke mate benoemd. 325 gemeenten hebben een Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) uitgekeerd gekregen en hebben hiermee lokaal klimaatbeleid verder vorm gegeven. In het kader van het Innovatieprogramma klimaatneutrale steden zijn 8 projecten van start gegaan.

Realisatie prestaties Lokale en regionale initiatieven

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In 2010 zijn alle, via de Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK)-regeling gesteunde klimaatakkoorden, met gemeenten en provincies in uitvoering genomen conform de daarvoor opgestelde plannen die deels door VROM worden bekostigd via de SLOK-regeling;

Gerealiseerd

  

De knelpunten, zoals geïnventariseerd in 2009, uit de Lokale en Regionale Beleidsagenda Klimaat zijn opgelost;

Niet gerealiseerd

De lokale beleidsagenda is in december 2009 opgesteld. Een aantal knelpunten is inmiddels opgelost, zoals:

• landelijke klimaatmonitor (www.klimaatmonitor.databank.nl) zodat op uniforme wijze lokale co2 emissies en wijzigingen hierin in beeld gebracht kunnen worden;

• Met inzet van CHW kunnen koplopende gemeenten verder gaan dan de wettelijk voorgeschreven norm;

• Via PDO-Themateams zijn matchmaking bijeenkomsten georganiseerd om partijen samen te brengen. Nieuwe samenwerking ontstaat en kennis en ervaring wordt uitgewisseld;

• Landelijke definitie van een schoon voertuig is beschikbaar op de website van IenM;

• De fietsregeling is aangepast zodat ook elektrische fietsen gefaciliteerd worden.

In 2011 zal verder gewerkt worden aan het wegnemen van belemmeringen.

VROM ondersteunt de 180 gemeenten die beleidsplannen uitvoeren gericht op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Handhavingsbeleid moet ertoe leiden dat maatregelen, die zich binnen vijf jaar terugverdienen, worden uitgevoerd. Deze aanpak wordt uitgebreid naar 300 gemeenten in 2010;

Gerealiseerd

Er zijn diverse voorlichtingsbijeenkomsten gehouden, er zijn voor zo’n 15 branches maatregelenlijsten opgesteld en is er een uniforme leidraad voor toezicht op energiebesparing opgesteld.

  

Er is een monitor ontwikkeld om de concrete bijdrage van de lokale en regionale klimaatinitiatieven aan de doelen van schoon en zuinig in beeld te brengen. Deze monitor maakt deel uit van de monitor Schoon en Zuinig (S&Z);

Gerealiseerd

Er is een monitoringssysteem ontwikkeld maar er is nog te weinig informatie van gemeenten/netwerkbeheerders en energiebedrijven om te bepalen wat de bijdrage aan S&Z is.

  

VROM stimuleert alle gemeenten tot het opnemen van CO2-emissiereductie in lokale en regionale verkeer- en vervoerplannen;

Gerealiseerd

Er is een handreiking Duurzame Mobiliteit en klimaatbeleid voor gemeenten gepubliceerd waar veel gebruik van is gemaakt.

  

VROM stimuleert alle gemeenten tot het opnemen van energieprestatie-eisen in prestatiecontracten met woningcorporaties voor de bestaande woningvoorraad;

Gerealiseerd

VROM heeft deze afspraak in het Klimaatakkoord met de VNG mede afgesproken.

Veel gemeenten hebben in de SLOK-aanvragen aangegeven prestatieafspraken met corporaties te maken (80 % van de gemeenten geeft aan te werken aan energieprestaties bestaande woningvoorraad)

Uitvoering van het Innovatieprogramma Klimaatneutrale Steden, onderdeel van Innovatieagenda Energie. Dit programma vormt een extra financiële stimulans voor gemeenten om te komen tot klimaatneutrale steden;

Gerealiseerd

Acht projecten zijn geselecteerd en in uitvoering met een extra financiële stimulans.

  

Op basis van het groen akkoord worden, zoals afgesproken met het ministerie van OCW, op basisscholen in 2009 en 2010 energiebesparende maatregelen genomen. De subsidieregeling is in augustus 2009 gepubliceerd.

Gerealiseerd

Bijna alle gemeenten hebben meegedaan en het budget is helemaal gebruikt.

Beleidsconclusie

De beleidsimpulsen zijn afgerond. Uit de evaluatie is gebleken dat de Lokale Klimaatinitiatieven succesvol uitgevoerd zijn en klimaat is bij de decentrale overheden op de lokale agenda gekomen.

A3. Ruimtelijke inpassing klimaatbeleid

Klimaatadaptatie

Doel

De ambities en criteria voor een duurzame en toekomstbestendige inrichting uiterlijk in 2015 in ruimtelijke plannen op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau verankeren. Leidraad hiervoor is het advies van de commissie Veerman die de opgave voor de lange termijn in beeld heeft gebracht.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Klimaatadaptatie

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

De eerste verkenningen voor deelprogramma’s binnen het Deltaprogramma (Nieuwbouw & herstructurering, Kustverbreding en Rijnmond) worden opgeleverd. Doel van deze verkenningen is het voorbereiden van een kabinetsstandpunt over eventuele aanpassing van wet- en regelgeving en noodzakelijke investeringen mede in relatie tot het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT);

Gerealiseerd

Uitvoering van het Deltaprogramma is per 1 februari 2010 gestart. In de zomer zijn voor alle deelprogramma’s plannen van aanpak vastgesteld, en gepubliceerd (dus ook voor Nieuwbouw en Herstructurering, Rijnmond/Drechtsteden en de Kust). Vanaf medio 2010 zijn de verkenningen gestart en deels opgeleverd.

  

Het stimuleringsprogramma «Maak ruimte voor Klimaat» heeft de kennisoverdracht naar andere overheden georganiseerd i.s.m. de stichting Kennis voor Klimaat (nationale en regionale impulsbijeenkomsten, instellen wetenschappelijke reviewteams, ontwerpateliers);

Niet gerealiseerd

Het stimuleringsprogramma is beëindigd. De kennisoverdracht naar andere overheden is ondergebracht bij het onderdeel Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma, waarin samenwerking met de praktijk wordt gezocht. Hierbij wordt ook de input van de Stichting Kennis voor Klimaat betrokken.

De klimaatbufferprojecten uit de tweede tranche (2009–2012) zijn geselecteerd. De projecten uit de eerste tranche zijn in uitvoering.

Niet gerealiseerd

Een voorstel voor de 2e tranche is ingediend en inmiddels zijn de beschikkingen voor gehonoreerde projecten vastgesteld en verzonden. Projecten uit de 1e tranche zijn (grotendeels) in uitvoering.

Beleidsconclusie

Er is een goede start gemaakt met het Deltaprogramma en de bijbehorende deelprogramma‘s. Het eerste Deltaprogramma is gepubliceerd bij de begroting voor 2011. Het speciale programma gericht op realisatie van klimaatbuffers bevindt zich inmiddels in de uitvoeringsfase. Vanuit het Rijk zijn alle opdrachten verstrekt.

Windenergie

Doel

Extra windenergie (2 000 MW) op land, bovenop de 2 000 MW die er nu reeds staat, door het verlenen van vergunningen.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Windenergie

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

De AMvB windturbines (waarin de volgende elementen zijn opgenomen: geluid, slagschaduw, veiligheid) is in werking getreden. Deze AMvB volgt de circulaire op die medio 2009 met het oog op tijdelijk beleid is gepubliceerd;

Gerealiseerd

In december 2010 heeft de Tweede Kamer in de nahangprocedure ingestemd met de AMvB. De AMvB is per 1 januari 2011 van kracht geworden.

  

De inspanningen om ruimtelijke knelpunten op te lossen, zoals helpdesk en windteams, worden gecontinueerd en waar nodig geïntensiveerd;

Gerealiseerd

Helpdesk functioneert en windteams worden bij diverse projecten ingezet.

  

Om pijplijnprojecten gerealiseerd te krijgen worden aanvullende regionale bestuurlijke afspraken gemaakt;

Gerealiseerd

In uitvoering: met meerdere regio’s (Kop Noord Holland, Flevoland, Goeree Overflakkee) loopt een traject waarin ruimtelijke visies en ontwerpen worden opgesteld t.b.v. grotere windparken.

Voor windmolenprojecten in Noordoostpolder en Zeewolde zijn samen met EL&I, in het kader van de Elektriciteitswet inpassingsplannen opgesteld.

De nieuwe toetsingsmethodiek radar is in werking getreden;

Niet gerealiseerd

Het doel is deels gerealiseerd (nieuw toetsingsmodel is gereed), en verkeert deels in een afrondende fase (politieke besluitvorming over de norm en het budget voor aanvullende investeringen in radarapparatuur).

Een langetermijnvisie ruimtelijk perspectief windenergie op land is opgesteld en hierover zijn afspraken gemaakt met het IPO en de VNG. Dit wordt een verkenning van twee ruimtelijke inrichtingsmodellen, waarbij een besluit wordt genomen over de aanpak en de verantwoordelijkheden van de verschillende bestuurslagen.

Niet gerealiseerd

Het Ruimtelijk Perspectief wind op land is in de vorm van een ambtelijk positionpaper opgesteld maar nog niet politiek bekrachtigd (vanwege de kabinetswisseling). Overleg met IPO en VNG loopt over het vervolgtraject: het opstellen van een rijksstructuurvisie.

Beleidsconclusie

Het beleid om ruimtelijke knelpunten, zoals radar en geluid, op te lossen is gereed of bevindt zich in de afrondende fase. Ondanks de inzet van windteams en het inrichten van een helpdesk vergt het behalen van de rijksdoelstelling (2000 MW vergund erbij eind 2011) nog aandacht. Om de doelstelling beter bereikbaar te maken moet het Rijk, zoals is gebeurd voor windmolenparken in de Noordoostpolder en Zeewolde, zelf Rijksinpassingsplannen maken. Voor het opstellen van deze Rijksinpassingsplannen is een kader nodig in de vorm van een Rijksstructuurvisie.

A4. Biobrandstoffen (nationaal, Europees en mondiaal)

Doel

Het nationale doel is om voor het wegverkeer een verbruik van 4% biobrandstoffen te realiseren, waarmee een reductie van 1,3 Mton CO2 in 2010 wordt bereikt. In Europees verband is het doel dat de indirecte effecten bij de beoordeling van de duurzaamheid van biobrandstoffen worden betrokken.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Biobrandstoffen (nationaal, Europees en mondiaal)

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Het realiseren van de doelstelling van 4% biobrandstoffen voor het wegverkeer door een verplichting dit percentage op de markt te brengen, zoals opgenomen in het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007;

Gerealiseerd

Voor 1 april 2011 moeten de brandstofleveranciers hun biobrandstofboekhouding inleveren en daarmee aantonen dat zij aan hun verplichting hebben voldaan. De afgelopen jaren hebben de betrokken bedrijven aan hun verplichting voldaan. Het is dan ook de verwachting dat dit ook voor 2010 het geval zal zijn. Hierover is zekerheid te geven na ontvangst (voor 1 juli 2011) van alle rapportages over 2010.

Eind 2010 rondt het kabinet de implementatie af van de EU- richtlijn hernieuwbare energie voor biobrandstoffen in de Wet Milieubeheer en uitvoeringsregelingen. Alle vloeibare biobrandstoffen moeten vanaf 2011 voldoen aan de duurzaamheidscriteria om te mogen meetellen als duurzame energie;

Niet gerealiseerd

De Tweede Kamer is in mei 2010 geïnformeerd over de implementatie van de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie en daarmee samenhangend de invulling van de doelstelling voor hernieuwbare energie in het vervoer en de voorgenomen nationale doelstellingen voor de komende jaren (brief van 26 mei 2010, Kamerstukken II, 2009–2010, 30 196, nr. 104 ). In november is de Tweede Kamer opnieuw geïnformeerd over de implementatie van bovenstaande richtlijn (brief van 25 november 2010, Kamerstukken II, 2009–2010, 31 209 nr. 144). In deze brief is aangegeven dat de wet en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen niet per 31 december 2010 geïmplementeerd zijn. Uitgaande van publicatie van de regelgeving in het eerste kwartaal van 2011, zal deze regelgeving met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 in werking treden.

Vooruitlopend op de implementatiedatum van de EU-richtlijn hernieuwbare energie, wordt in 2010 met de bedrijven gekomen tot een certificatienorm voor onafhankelijke audits en wordt een uitvoeringsorganisatie opgedragen om de door de certificeerders aangeleverde informatie te verzamelen, controleren en administreren en daarover te rapporteren;

Niet gerealiseerd

In Nederland is het certificeringschema NTA 8 080 en NTA 8 081 ontwikkeld. NTA 8 080 omvat eisen voor duurzaam geproduceerde biomassa voor energietoepassingen. NTA 8 081 is op basis van NTA 8 080 ontwikkeld en bevat een certificatieschema met eisen die aan auditors worden gesteld. De Nederlandse Emissie autoriteit (NEa) is aangewezen als de uitvoeringsorganisatie biobrandstoffen en belast met de handhaving inzake de geleverde energie uit hernieuwbare bronnen ten behoeve van vervoer.

In het tweede kwartaal van 2010 zal het kabinet de doelstelling vaststellen voor hernieuwbare energie in de vervoerssector in 2020;

Gerealiseerd

De Tweede Kamer is in het tweede kwartaal van 2010 geïnformeerd over de Nederlandse doelstelling voor 2020 van minimaal 10 procent hernieuwbare energie in het vervoer (brief van 26 mei 2010, Kamerstukken II, 2009–2010, 30 196, nr. 104). Dit is ook middels het Nationaal Actieplan Hernieuwbare Energie aan de Europese Commissie gemeld. Hiermee sluit Nederland aan bij de Europese doelstelling van 10% hernieuwbare energie in de vervoersector in 2020 zoals vastgelegd in de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie.

Het kabinet wil de Europese Commissie bewegen om in 2010 met een voorstel te komen om de indirecte verschuiving van landgebruik voor de productie van biobrandstoffen mee te nemen in de duurzaamheidsbeoordeling;

Niet gerealiseerd

De Europese Commissie is in augustus 2010 een consultatie gestart over indirecte verschuiving van landgebruik (ILUC) voor de productie van biobrandstoffen. De Nederlandse inzet, het uitbreiden van de duurzaamheidscriteria op Europees niveau met maatregelen om ILUC te minimaliseren is in oktober 2010 aan de Europese Commissie gemeld. In december 2010 heeft de Europese Commissie een rapport gepubliceerd waarin een viertal beleidsopties worden genoemd die verder uitgewerkt zullen worden in een Impact Assessment. Een voorstel volgt mogelijk in de loop van 2011.

De in het kader van het Global Bio-Energy Partnership opgestelde duurzaamheidscriteria worden geconcretiseerd door er indicatoren aan te koppelen;

Niet gerealiseerd

De indicatoren zullen medio 2011 worden gerealiseerd. Vertraging is opgelopen doordat de onderhandelingen in GBEP in een laat stadium onverwacht moeizaam verliepen.

Het Global Bio-Energy Partnership ontwikkelt in 2010 een vrijwillig afwegingskader, voor nationaal gebruik, om de indirecte effecten van biobrandstoffen vast te stellen.

Niet gerealiseerd

Niet gerealiseerd vanwege de vertraging met de ontwikkeling van de indicatoren. De ontwikkeling van dit vrijwillige afwegingskader voor nationaal gebruik om de indirecte effecten van biobrandstoffen vast te stellen is onderdeel van de werkzaamheden van GBEP voor 2011.

Beleidsconclusie

In 2010 zijn de nationale, Europese en mondiale doelen deels gerealiseerd. Het is te verwachten dat de nationale doelstelling van 2010 gerealiseerd is. Daarnaast zal de nationale regelgeving ter implementatie van de EU-richtlijn hernieuwbare energie voor biobrandstoffen in het eerste kwartaal van 2011 worden gepubliceerd en met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 in werking treden. Over de koers van dit nieuwe beleid is de Tweede Kamer geïnformeerd.

Nederland zet zich in 2011 opnieuw actief in om de Europese Commissie te bewegen om met een voorstel te komen om de indirecte verschuiving van landgebruik voor de productie van biobrandstoffen mee te nemen in de duurzaamheidsbeoordeling. Nederland zal zich ook in het kader van het Global Bio-Energy Partnership inzetten voor de realisatie van duurzaamheidscriteria en indicatoren voor bio-energie.

A5. Verbeteren luchtkwaliteit

Doel

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit biedt zekerheid dat tijdig aan de Europese luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan.

Uiterlijk medio 2011 moeten de normen voor fijn stof worden gehaald. Voor NO2 is dat uiterlijk 2015. Door jaarlijks een monitoring uit te voeren worden knelpunten zichtbaar en kunnen maatregelen worden getroffen om die op tijd weg te nemen.

Doelbereik 2010

Eerste monitoringsronde is uitgevoerd en nieuwe prognoses zijn bepaald voor 2011 (fijn stof) en 2015 (stikstofdioxide).

Uit de prognoses blijkt dat op de meeste plekken in Nederland de normen op tijd zullen worden gehaald. Knelpunten die resteren voor fijn stof worden veroorzaakt door veehouderijen; er is een beperkt aantal extra knelpunten voor stikstofdioxide met name door hogere emissies vrachtverkeer.

Realisatie prestaties Verbeteren luchtkwaliteit

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In september 2010 zal de eerste monitor van het NSL gereed zijn. De uitkomsten van de monitor en eventuele gevolgen worden met de andere NSL-partners besproken. Als uit deze monitor blijkt dat in een regio extra inzet nodig is, zijn de betreffende NSL-partners ervoor verantwoordelijk dat aanvullende maatregelen worden genomen. Met dit NSL geeft het kabinet de zekerheid dat tijdig aan de Europese luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan;

Gerealiseerd

In november is het eerste monitoringsrapport van het NSL naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Uit de prognoses blijkt dat voor fijnstof (PM10) er nog knelpunten resteren in gebieden met veehouderij; en dat er extra knelpunten bij zijn gekomen voor stikstofdioxide (NO2). Om deze knelpunten tijdig weg te nemen is het noodzakelijk vooral op lokaal niveau extra maatregelen te nemen ter uitvoering van het NSL.

Naar verwachting stelt de EU eind 2010 nieuwe emissieplafonds voor, geldend tot 2020, in het kader van het Götenborg-protocol. De inzet van Nederland daarbij is het streven naar ambitieuze, maar haalbare plafonds.

Niet gerealiseerd

In 2010 is er in Europees en VN-verband nog geen voorstel gedaan voor emissieplafonds voor luchtverontreinigende stoffen geldend vanaf 2020. In december 2010 is met de internationale partners afgesproken dat uiterlijk eind 2011 deze emissieplafonds vastgesteld moeten zijn.

Beleidsconclusie

De monitoring voorziet in het beoogde doel. Prognoses worden geactualiseerd en er worden maatregelen genomen om knelpunten weg te nemen. In de monitoring van 2011 zal opnieuw blijken hoe de stand van zaken is.

B. Ontwikkeling van markten voor duurzame producten (ketenbeleid)

Doel

Een aanpak ontwikkelen die leidt tot verlaging van de milieudruk binnen (product of materiaal)ketens. Dit kan onder meer door duurzamer produceren, anders ontwerpen, minder (ander) materiaalgebruik of meer of hoogwaardiger hergebruik. Doel is om in tenminste vier ketenprojecten een milieuwinst van 20% te realiseren in de periode tot 2015.

De gestelde doelen van duurzaam inkopen door de rijksoverheid en andere overheden worden gerealiseerd.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties ontwikkeling van markten voor duurzame producten (ketenbeleid)

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Het kabinet rondt samen met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de eerste uitvoeringsfase af van zeven ketenprojecten. Hierbij wordt een milieuwinst geboekt van 20% in tenminste vier van de desbetreffende ketens in de planperiode van het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP2, periode 2009–2015);

Gerealiseerd

In het programma ketengericht afvalbeleid zijn in 2010 voor zeven materiaalketens samen met het bedrijfsleven 17 ketenprojecten opgestart. Het betreft de volgende materiaalketens: papier/karton, textiel, PVC, bouw- en sloopafval, aluminium, voedsel en grof huishoudelijk (rest)afval. Milieuanalyses hebben laten zien dat in vier materiaalketens een milieuwinst van 20% in 2015 mogelijk is, mits de resultaten van de ketenprojecten de komende jaren kunnen worden opgeschaald naar de gehele markt.

In een nota aan de Kamer stelt het kabinet lange termijn doelen, prioriteiten en instrumentarium vast voor algemeen materiaal- en productketen beleid. Deze nota is in samenspraak met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties voorbereid;

Niet gerealiseerd

Als eerste stap om te komen tot genoemde nota heeft in het eerste kwartaal van 2010 een verkenning plaatsgevonden onder de maatschappelijke partners – bedrijfsleven, wetenschap en NGO’s – naar hun beelden en wensen ten aanzien van een integraal materiaalketenbeleid. Daaruit kwam naar voren dat het nog veel te vroeg was voor het stellen van doelen en kiezen van prioriteiten. Deze blijken in algemene zin ook niet mogelijk, maar worden pas zinvol per concrete keten. Betrokkenen verwachten eerst en vooral van de overheid een lange-termijnvisie. Er is in 2010 dus geen nota aan de Kamer verzonden. Wel zijn in 2010 andere concrete stappen gezet op het gebied van integraal (materiaal)ketenbeleid:

1. Er is een interdepartementale visie in ontwikkeling, met input van bedrijfsleven, wetenschap en NGO’s op een «duurzaam materialenbeheer»;

 

2. Een tussenevaluatie van het reeds genoemde programma ketengericht afvalbeleid heeft inzicht opgeleverd in het benodigde instrumentarium voor het bewerkstelligen van de nodige systeemveranderingen.

 

3. Er is onderzoek gedaan naar de milieudruk van de belangrijkste grondstoffen die in de Nederlandse economie worden gebruikt, inclusief de milieudruk die daarmee in het buitenland wordt veroorzaakt. Deze informatie is essentieel voor het bepalen van prioriteiten.

 

4. Verder ontwikkelde zich kansen in de Europese arena, waar met actieve inzet van Nederland in december Raadsconclusies zijn aangenomen over «sustainable materials management». Deze zijn sterk in lijn met de Nederlandse ideeën en wensen over deze beleidsontwikkeling.

In 2010 is het denken in ketens onderdeel van het reguliere beleid:

– Voor de helft van de productgroepen voor Duurzaam Inkopen zijn wensen opgenomen die passen bij de ketenbenadering;

– Er vinden tenminste drie leerwerkgroepen plaats met doorlooptijd van een jaar voor koplopers: een leerwerkgroep voor 15 bedrijven gericht op productontwikkeling, en twee leerwerkgroepen voor overheden gericht op gebiedsontwikkeling;

Materiaalketens krijgen een plaats in minimaal vier gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij het Rijk actief betrokken is.

Gerealiseerd

– In het kader van Duurzaam Inkopen zijn voor ongeveer 20 productgroepen ketenelementen (cradle-to-cradle) opgenomen in de vorm van gunningcriteria. In totaal zijn dat rond de 20 productgroepen geworden

– Drie leerwerkgroepen hebben plaatsgevonden:

• Leerwerkgroep leefbaarheid en mobiliteit

• Leerwerkgroep oneindig laagland (gebiedsontwikkeling)

• Leerwerkgroep C2C koplopende bedrijven

In de leerwerkgroep oneindig laagland zijn gebiedsontwikkelingsprojecten betrokken geweest. Hierin is ook het denken in materiaalketens meegenomen. Op deze wijze heeft het zijn effect in tenminste de gebiedsontwikkeling van de Floriade, Almere, Haarlemmermeer en Valkenburg.

De rijksoverheid koopt 100%, gemeenten 75%, provincies en waterschappen 50% duurzaam in. In 2010 wordt opnieuw een Monitor Duurzaam Inkopen uitgevoerd;

Niet gerealiseerd

In 2010 is de monitor voor Duurzaam Inkopen voorbereid. Deze wordt uitgevoerd in het voorjaar 2011. In mei 2011 zullen de resultaten beschikbaar zijn.

In het kader van Duurzaam Inkopen stimuleert het kabinet innovatie via een vijftal concrete, grootschalige innovatieve initiatieven. Deze vijf producten en/of diensten worden in overleg met het bedrijfsleven geselecteerd en in 2010 gestart.

Niet gerealiseerd

Van de vijf projecten zijn er inmiddels vier van start gegaan. Binnen het project Woningen (waarbij het project Scholen meelift) is in het kader van een «blok-voor-blok»-aanpak een aantal pilots in ver gevorderde staat van voorbereiding. Van het project Electrische Auto’s – dat al eerder gestart was – worden binnenkort de eerste aanbestedingen verwacht. Bij het project Rijksgebouwen en kantoorinrichting worden nu geschikte objecten geselecteerd. De Duurzame Weg bevindt zich een voorbereidende fase: hierover vindt met het bedrijfsleven nog overleg plaats over de meest geschikte uitrol van dit initiatief.

Beleidsconclusie

Ten aanzien van «ontwikkeling van markten voor duurzame producten» zijn de meeste prestaties gerealiseerd, dan wel grotendeels gerealiseerd. In het programma ketengericht afvalbeleid zijn in 2010 voor zeven materiaalketens samen met het bedrijfsleven 17 ketenprojecten opgestart. De opschalingsprojecten in het kader van Duurzaam Inkopen liggen vrijwel op schema.

Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer

Doel

Met het (ketengericht) afvalbeheerbeleid en productenbeheerbeleid wordt bereikt dat het ontstaan van afvalstoffen wordt verminderd, de milieudruk van afvalverwerking wordt beperkt en de milieubelasting in de gehele keten van grondstof tot afval afneemt. Daarmee wordt de uitputting van energiebronnen en grondstoffen teruggedrongen en worden materiaalketens verduurzaamd.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer

Prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Duurzame innovatie in het MKB krijgt een extra impuls via het door VROM samen met Syntens ontwikkelde pilotproject MKB Doe MEE. In dit kader worden in 2010 150 MKB-bedrijven ondersteund bij het onderkennen en realiseren van innovatiekansen met energie en milieu. Door het uitvoeren van dit pilotproject is duurzaamheid een standaard aandachtspunt en competentie geworden voor de MKB-adviseurs van Syntens. Hierdoor kunnen na de pilotfase veel meer MKB-bedrijven op weg worden geholpen naar ontwikkeling en toepassing van duurzame innovaties.

Gerealiseerd

Met het project MKB Doe MEE is in 2010 duurzaamheid geïntegreerd in de innovatieve activiteiten van het MKB. Doelgroep zijn 150 toonaangevende ondernemingen uit de maakindustrie, vooral de metaal- en elektrotechnische, de kunststoffen- en rubber en de grafische industrie. De bedrijven zijn actief gestimuleerd om innovatiekansen op het terrein van energie en milieu concreet op te pakken. Tegelijkertijd heeft de uitvoerder Syntens 2 instrumenten ontwikkeld om in hun dagelijkse adviespraktijk bedrijven te inspireren tot verdere verduurzaming en te ondersteunen bij innovatieve activiteiten. Het project richtte zich op de volgende gebieden: product&dienst, markt&marketing, technologie&ICT en organisatie&processen. De resultaten zijn op 19 mei 2010 tijdens een slotbijeenkomst van het Ei van Columbus overhandigd aan de toenmalige minister van VROM.

In de tweede helft van 2010 wordt een beleidsstandpunt ingenomen over de toekomst van de stortsector in Nederland.

Niet gerealiseerd

Eind 2010 is het onderzoek naar de toekomst van de stortsector afgerond. Het onderzoek heeft de huidige financiële situatie van de sector, de onderliggende oorzaken en de toekomstscenario’s bij ongewijzigd beleid in kaart gebracht. Het kabinet komt met een reactie op dit onderzoek.

Beleidsconclusie

Ten aanzien van «reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer» zijn de meeste prestaties gerealiseerd, dan wel deels gerealiseerd. Zo zijn in het project MKB Doe Mee 150 bedrijven actief gestimuleerd om innovatiekansen op het terrein van energie en milieu concreet op te pakken.

C. Mooi Nederland

Doel

Het ruimtelijk beleid is gericht op een mooi en duurzaam ingericht Nederland dat internationaal kan concurreren. De uitdaging voor ruimtelijke ordening ligt in het bundelen van de ruimtevraag, het beter benutten van bebouwd gebied, het versterken van openheid, het verbeteren van de (dagelijkse) leefomgeving en het klimaatbestendig maken van de ruimte.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Mooi Nederland

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In navolging van de Structuurvisie Randstad 2040 worden in 2010 één of meer lange termijnagenda’s voor Zuid-, Oost- en/of Noord-Nederland opgesteld. De lange termijnagenda's zullen worden gekoppeld aan de Gebiedsagenda’s uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) 2011;

Niet gerealiseerd

In de Bestuurlijke Overleggen MIRT is besloten geen aparte lange termijnvisie te maken voor de gebieden buiten de Randstad. Deze zijn gekoppeld aan de doorkijk in de gebiedsagenda’s. De lange termijnagenda is niet opgesteld in 2010.

  

In 2010 wordt een begin gemaakt met de uitvoering van de Schaalsprong Almere. Op basis van de besluiten in de RAAM brief wordt een rijksstructuurvisie voor het gebied Amsterdam, Almere, Markermeer/IJmeer opgesteld. Gestreefd wordt om over de rijksstructuurvisie een brede maatschappelijke consensus te bereiken;

Gerealiseerd

In 2010 is begonnen met de voorbereidingen op de rijksstructuurvisie voor de drievoudige Schaalsprong van Almere. Daartoe is o.a. een plan van aanpak opgesteld. De concept rijksstructuurvisie, incl. planMER en MKBA, staat gepland voor (eind) 2012.

  

Het kabinet heeft in 2009 ingestemd met de ambities uit het Olympisch Plan 2028. In 2010 worden de plannen in beeld gebracht voor de ontwikkeling van een Olympische Hoofdstructuur, in lijn met de motie van de Tweede Kamerleden Van Heugten (CDA) en Vermeij (PvdA). Met oog op deze hoofdstructuur en de organisatie van de Olympische Spelen zal ook in 2010 een keuze moeten worden gemaakt voor de stad die zich kandidaat gaat stellen;

Niet gerealiseerd

Er is een start gemaakt met het opstellen van een ruimtelijk plan voor de Olympische Hoofdstructuur. Als gevolg van de kabinetswisseling en het regeerakkoord van het kabinet is de besluitvorming uitgesteld.

  

In 2010 wordt de midterm review van de Nota Ruimte uitgevoerd. Deze evaluatie vormt het uitgangspunt om het beleid rondom de ruimtelijke opgaven verder vorm te geven. De consequenties van de economische crisis worden hierbij meegenomen, zodat een scherp beeld van de ruimtelijke opgaven ontstaat. Ook wordt de effectiviteit van de inzet van financiële middelen, de ervaringen met de sturingsfilosofie en met de verdeling van bevoegdheden geëvalueerd;

Gerealiseerd

In 2010 is een midterm review uitgevoerd van het nationaal ruimtelijk beleid. Hierin is terug- en vooruitgekeken en zijn ruimtelijke beleidsonderwerpen geagendeerd.

De midterm review wordt benut bij de actualisatie en decentralisatie van het nationaal ruimtelijk beleid die is aangekondigd in de beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van 26 november 2010 (IenM/BSK-2010/33455).

  

Ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een samenhangende aanpak van infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen wordt een ruimtelijke investeringsagenda voor de (middel-) lange termijn opgesteld. Hierin worden ruimtelijke opgaven gebiedsgericht in kaart gebracht, wordt de financieringsopgave gedefinieerd en worden voorstellen voor prioritering en dekking gedaan;

Gerealiseerd

Met het MIRTprojectenboek 2011 is in 2010 invulling gegeven aan de Ruimtelijke Investeringsagenda van de fysieke departementen. Het MIRTprojectenboek geeft per gebied een overzicht van de ruimtelijke opgaven en voorgenomen en potentiële investeringen met rijksbetrokkenheid.

  

In 2010 treedt de 1e tranche van de AMvB Ruimte in werking. Hierin zijn de beleidskaders opgenomen voor onder andere bundeling van verstedelijking en economische activiteiten en voor het landschap (waaronder rijksbufferzones, Nationale Landschappen, Ecologische Hoofdstructuur, het kustfundament en de grote rivieren). «Centraal wat moet» is hiermee geregeld;

Niet gerealiseerd

Als gevolg van de kabinetswisseling en het regeerakkoord is de 1e tranche van de AMvB aangehouden. Besloten is de 1e en 2e tranche gezamenlijk op te pakken en qua planning aan te laten sluiten bij de Actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. De huidige planning is de AMvB Ruimte (1e en 2e tranche) voor de zomer van 2011 in het kabinet vast te stellen.

  

De 2de tranche van de AMvB Ruimte gaat in 2010 naar de Tweede Kamer. Daarbij wordt de door het kabinet uitgebrachte Structuurvisie Randstad 2 040 betrokken. Het gaat onder meer om de aangescherpte ambitie om compact te bouwen in stedelijk gebied en de daaraan gekoppelde opgaven voor de lange termijn op het gebied van transformatie, herstructurering en duurzame energie;

Niet gerealiseerd

Zie hierboven.

  

De mate van geluidhinder bepaalt in hoge mate hoe we de leefomgeving ervaren. In 2010 wordt het eerste deel van het lopende proces tot herziening van de geluidsregelgeving afgerond. Ook wordt het wetsvoorstel voor geluidsproductieplafonds voor de Rijksinfrastructuur parlementair behandeld, zodat dit in 2011 in werking kan treden. Tegelijkertijd vindt een herijking van de sanering van knelpunten langs de Rijksinfrastructuur plaats. Dat leidt ertoe dat medio 2020 voor alle bestaande knelpunten met een te hoge geluidbelasting een saneringsplan is opgesteld en in uitvoering genomen. Daarnaast wordt in 2010 een wetsvoorstel uitgewerkt voor de overige infrastructuur en industrieel lawaai. Aansluitend op het Innovatieprogramma geluid dat primair op een brongerichte aanpak in de hoofdinfrastructuur was gericht, start in 2010 een Innovatieprogramma geluid stedelijk gebied.

Niet gerealiseerd

De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voor geluidsproductieplafonds voor de rijksinfrastructuur heeft nog niet plaatsgevonden, waardoor inwerkingtreding van het nieuwe systeem in 2011 vermoedelijk niet haalbaar zal zijn. Verwacht wordt dat het nieuwe systeem met ingang van 2012 van kracht zal zijn. Dit heeft geen gevolgen voor de te bereiken resultaten. De voorstellen voor de overige infrastructuur en industrielawaai behoeven nog verdere uitwerking; ontwerpregelgeving wordt in 2011 verder voorbereid. Als gevolg van bezuinigingen op subsidies is het vooralsnog noodzakelijk geweest om het innovatieprogramma gericht op bronmaatregelen voor geluid in stedelijk gebied te beëindigen; wel zal brongericht beleid in de nieuwe geluidwetgeving actief gestimuleerd worden.

Beleidsconclusie

Als gevolg van de kabinetswisseling is de besluitvorming van een aantal prestaties die moeten bijdragen aan een mooi en duurzaam ingericht Nederland nog niet gerealiseerd. Voor het merendeel zal de besluitvorming cq. de realisatie van deze prestatie in 2011 plaatsvinden na herrijking op grond van het Regeerakoord.

Bedrijventerreinen

Doel

De doelstellingen voor bedrijventerreinen zijn:

  • Het herstructureren van 1 000 tot 1 500 hectare bedrijventerrein per jaar vanaf 2009. Hiervan wordt 40% gerealiseerd in stedelijk gebied. In de periode tot en met 2013 wordt 6 500 hectare bedrijventerrein geherstructureerd;

  • Zorgvuldige planning van nieuwe bedrijventerreinen door afspraken met provincies over de toepassing van het behoedzame Transatlantic Market-scenario (TM-scenario) als basis voor behoefteramingen. Het TM-scenario wordt niet overschreden;

  • Bevorderen van duurzaam ruimtegebruik op bedrijventerreinen op het gebied van energie (onder andere gebruik van restwarmte, warmte- koudeopslag), hergebruik van materialen, schone en zuinige mobiliteit, en goede inpassing in de omgeving.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties bedrijventerreinen

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Ten minste tien bedrijventerreinenprojecten (voortvloeiend uit het advies van de Taskforce Herstructurering bedrijventerreinen) zijn afgerond. Dit leidt tot herstructurering van 11 hectare bedrijventerreinen;

Niet gerealiseerd

Er zijn 15 projecten opgestart waarvan er 10 zijn afgerond in 2010. De overige 5 pilots zullen voor de zomer van 2011 worden afgerond.

  

Met de provincies is er een akkoord over 12 herstructureringsprogramma’s bedrijventerreinen. De herstructurering van in totaal 6 500 ha bedrijventerreinen tot en met 2013 wordt daarmee in gang gezet;

Gerealiseerd

Alle 12 provincies hebben een provinciale herstructureringsprogramma opgesteld. Hieruit blijkt dat provincies tot en met 2013 ruim 7 300 hectares gaan herstructureren.

  

Rapportage over de doorwerking en handhaving van het bedrijventerreinenbeleid door provincies en gemeenten, mede in relatie tot het TM-scenario;

Niet gerealiseerd

In het Convenant Bedrijventerreinen is afgesproken dat provincies de afspraken en uitgangspunten in het Convenant vertalen in een structuurvisie. De afspraken en uitgangspunten uit dit Convenant worden gemonitord in een jaarlijks gesprek over de realisatie van de ruimtelijke planningsopgave (Artikel 8, lid a).

  

In 2010 is een handreiking duurzaamheid en bedrijventerreinen opgesteld, en zijn concrete doelstellingen geformuleerd.

Niet gerealiseerd

De handreiking energiezuinige bedrijventerreinen is medio 2011 gereed.

Beleidsconclusie

Het halen van de doelstelling om een op de vraag afgestemde aanbod van bedrijventerreinen te bereiken en te bereiken dat in 2013 6 500 ha. bedrijventerreinen zijn geherstructureerd, ligt op koers. Alle 12 provincies hebben een provinciaal herstructureringsprogramma opgesteld. Op basis daarvan zijn de rijksmiddelen voor bedrijventerreinen gedecentraliseerd naar het Provinciefonds. Acht herstructureringsprojecten van nationaal belang hebben een Fes-bijdrage ontvangen van in totaal € 46,2 mln. Er is een Roadmap verzakelijking opgesteld met het IPO en VNG. Daaraan gekoppeld zijn zes pilots geselecteerd om ervaring en kennis op te doen met publiek-private samenwerking bij aanleg, beheer en herstructurering van bedrijventerreinen dat moet leiden tot behoud en groei van de waarde van bedrijventerreinen.

Openheid landschap

Doel

De doelstellingen voor landschap zijn:

  • Inwoners van Nederland zijn meer tevreden over het landschap: in 2020 waarderen ze het landschap met een 8 ten opzichte van een 7,3 nu;

  • In 2010 is de bestaande verhouding tussen bebouwing binnen de steden en dorpen (76%) en in het landelijk gebied (24%) onveranderd gebleven, ten opzichte van 2004 1;

  • Versterken van de kernkwaliteiten van Nationale Landschappen en Rijksbufferzones door het aankopen, inrichten en beheren van gronden met aandacht voor de recreatieve functie en behoud van groene ruimte in de nabijheid van steden.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties openheid landschap

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

In 2010 wordt een tussenmeting gedaan naar de tevredenheid van Nederlanders over het landschap;

Gerealiseerd

Er is een tussenmeting gedaan in kader van Monitor Nota Ruimte: waardering landschap is nu 7,6, die voor Nationale Landschappen 7,9. Bron: http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl1541-Waardering-landschap-in-de-woonregio.html=12–9.

  

Per aangewezen Rijksbufferzone is een gebiedsontwikkelingsstrategie vastgesteld met een concreet uitvoeringsprogramma;

Niet gerealiseerd

Opstellen gebiedsontwikkelingsstrategie is aan de provincies. Wel zijn in het kader van het MIRT bestuurlijke afspraken tussen rijk en provincies gemaakt over het opstellen van dergelijke gebiedsvisies.

  

Na de midterm review Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) worden afspraken met provincies over financiering en uitvoering van de Rijksbufferzones herijkt; Plan van aanpak voor recreatief groen rond de stad;

Niet gerealiseerd

Als gevolg van de kabinetswisseling zal het overleg met provincies over financiering en uitvoering landschap pas in 2011 worden afgerond. Ministerie EL&I heeft daarin het voortouw. Beleid t.a.v. rijksbufferzones, Nationale Landschappen, groen rond de stad e.d. vormt onderdeel van de actualisatie en decentralisatie van het ruimtelijk beleid (medio 2011).

  

Evaluatie van het beleid voor Nationale Landschappen en besluit over eventuele vervolgacties;

Gerealiseerd

Evaluatie van het beleid voor de Nationale Landschappen is uitgevoerd en aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 253, nr. 26) gestuurd. Beleidsreactie op de uitgevoerde evaluatie zal in 2011 worden gegeven in de context van de actualisatie en decentralisatie van het ruimtelijk beleid.

  

Onomkeerbare afspraken met andere overheden en sectoren over de sanering van 200 hectare kassen in 10 gebiedsprojecten in Nationale Landschappen en Rijksbufferzones;

Niet gerealiseerd

Enkele pilots hebben meer tijd nodig dan eerder was ingeschat.

  

Met het Innovatieprogramma Mooi Nederland is een stimulans van € 13 mln gegeven aan projecten die een voorbeeld zijn voor anderen om bij te dragen aan een Mooi Nederland.

Gerealiseerd

Budget is geheel besteed: tweede ronde voorbeeldprojecten is op 4 november 2010 bekend gemaakt.

Beleidsconclusie

Het merendeel van de opgaven op het vlak van openheid landschap zijn gerealiseerd. Daar waar er nog opgaven resteren, maken deze onderdeel uit van de actualisatie en decentralisatie van het ruimtelijk beleid en zullen andere overheden hiermee aan de slag gaan. Hierbij is het regeerakkoord leidend.

Duurzame gebiedsontwikkeling

Doel

Versnelling van de uitvoering van de Nota Ruimte via de bijbehorende projecten en de realisatie van de Van Heugten-projecten met behoud van zorgvuldigheid. Tevens wordt gewaarborgd dat duurzaamheid volwaardig meeweegt bij besluiten die van invloed zijn op de leefomgeving.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties duurzame gebiedsontwikkeling

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Voor alle 23 projecten van het Nota Ruimtebudget (NRb) is de bijdrage vastgesteld. Door monitoring van de projecten wordt gewaarborgd dat de doelstellingen worden behaald en de voortgang van de uitvoering op peil blijft. Daarnaast draagt het Rijk bij aan een voortvarende uitvoering door middel van het uitvoeren van een kennis- en leertraject;

Gerealiseerd

Voor alle 23 NRb projecten is de rijksbijdrage vastgesteld. Een monitoringssysteem is ontworpen en in praktijk gebracht. Voortgangsresulaten zijn door projecteigenaren (provincies en gemeenten) aangegeven. Er is onderzoek gedaan naar effecten van de crisis op gebiedsontwikkeling. Als vervolg hierop is verkenning gestart naar nieuwe financieringsconstructies en samenwerkingsmodellen publiek-privaat. Door o.a. het organiseren van een projectleidersbijeenkomst en het actualiseren van de reiswijzer gebiedsontwikkeling vindt verspreiding van kennis plaats.

Voor alle versnellingsprojecten uit de motie Van Heugten is besloten over toekenning van de financiële bijdrage;

Niet gerealiseerd

Voor twee projecten is nog niet besloten over toekenning van de financiële bijdrage. Beide gemeenten hebben hun oorspronkelijke ambitie moeten bijstellen, omdat deze in de huidige economische omstandigheden niet haalbaar bleken. Bedoeling is om in 2011 de bijdragen aan de laatste twee projecten te verstrekken.

Besluit over de ruimtelijke keuzes van de alternatieven in de huidige MIRT-verkenningen (Verkenning Antwerpen–Rotterdam, Haaglanden, Rotterdam Vooruit);

Niet gerealiseerd

In het BO MIRT (najaar 2010) is besloten tot continuering van de MIRT verkenningen Rotterdam Vooruit en Haaglanden. Beide zijn grote integrale verkenningen, waarbij de afweging meer tijd kost dan voorzien.

De MIRT Verkenning Antwerpen–Rotterdam (VAR) is in januari 2011 afgerond.

Besluit over de inzet van eventuele sleutelprojecten (via het MIRT) en de wijze waarop het rijk bijdraagt aan ruimtelijke projecten die invulling geven aan de kabinetskeuzes in de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2 040 en de Agenda Landschap. Voor eventuele sleutelprojecten komen in aanmerking projecten of gebieden met een grote nationale betekenis, internationale uitstraling en een integraal karakter;

Niet gerealiseerd

Een besluit over inzet van eventuele Sleutelprojecten is achtereenvolgens voorzien in fase 2 (selectie mogelijke projecten) eind 2010 en in fase 3 (besluit over mogelijke start projecten) medio 2011 van de MIRT-verkenning Randstad Sleutelprojecten, zoals opgenomen in het plan van aanpak dat op 28 december 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 089, nr. 68). In de Beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van 26 november 2010 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500, nr. 55) is een concrete, bondige actualisatie van beleid aangekondigd voor de zomer van 2011, evenals een nieuwe lijst van prioritaire MIRT-projecten van nationaal belang. Het aangaan van rijkscommitment voor nieuwe grote regionale projecten van rijksbelang is niet meer aan de orde. De MIRT Verkenning Randstad Sleutelprojecten wordt dan ook beëindigd; fase 3 zal niet worden gestart.

Het Referentiekader voor duurzame gebiedsontwikkeling (DRO) wordt betrokken bij de nadere uitwerking van de gebiedsagenda’s;

Niet gerealiseerd

Het was de bedoeling om het referentiekader DRO (inmiddels uitgewerkt tot een concept-handreiking DRO) toe te passen bij de volgende versie van de gebiedsagenda’s. Mede als gevolg van de kabinetswisseling is besloten om de update van de gebiedsagenda’s uit te stellen. Daarmee is deze actie naar een later tijdstip verschoven.

Beleidsvisie voor de ondergrond gaat naar de Tweede Kamer, evenals wetswijziging voor gebiedsgerichte aanpak van verontreiniging grondwater;

Niet gerealiseerd

De beleidsvisie ondergrond is in april 2010 naar de Tweede Kamer gezonden. De wetswijziging voor gebiedsgerichte aanpak van verontreinigd grondwater is in januari 2011 naar de Tweede Kamer gezonden.

Actieprogramma vernieuwing instrumentarium milieu en ruimtelijke ontwikkeling is in uitvoering;

Gerealiseerd

Het actieprogramma is in 2010 gestart. Hierover is de Tweede Kamer met de Beleidsbrief Infrastructuur en Milieu van 26 november 2010 geïnformeerd.

De opvolger van de interim-wet Stad en Milieu, de Wet Gebiedsontwikkeling en Milieu, gaat naar de Kamer;

Niet gerealiseerd

Wel is de werkingsduur van de Interimwet stad en milieubenadering via de Crisis- en herstelwet verlengd tot 1 januari 2014. Ook is in reeds genoemde beleidsbrief een grondige doorlichting en vereenvoudiging van het gehele omgevingsrecht in het vooruitzicht gesteld (2011).

Het Ruimtelijke Ordeningsnetwerk (RO-netwerk) is samen met de gemeenten opgestart.

Gerealiseerd

Het RO-Netwerk is samen met de gemeenten opgestart. Resultaat is terug te vinden op: www.romnetwerk.nl.

Beleidsconclusie

Er is, ondanks het economische klimaat, flinke voortgang geboekt bij het beschikken van projecten, zowel bij Nota ruimtebudget projecten als van Heugten projecten. Tegelijkertijd is ervoor gekozen om niet verder te gaan met een afzonderlijk project Nationale Sleutelprojecten.

Verder is in 2010 hard gewerkt aan het realiseren van een referentiekader voor duurzame ruimtelijke ontwikkeling (DRO). Dit zal begin 2011 uitmonden in een Handreiking DRO. Ook op het gebied van duurzaam beheer ondergrond is een flinke stap gezet met de Beleidsvisie Ondergrond, die in april 2010 naar de Tweede Kamer is gezonden.

In 2010 is het netwerk Ruimtelijke Ordening en Milieu (ROM-netwerk) gerealiseerd, in een gezamenlijke inspanning van VROM en de VNG. Inmiddels zijn hierbij zo goed als alle gemeenten aangesloten. Met dit netwerk kan geleerd worden van de ervaringen van gemeenten op het gebied van RO- en milieuregelgeving.

Tenslotte is in 2010 de Crisis- en Herstelwet in een minimumtijd gerealiseerd. Met deze wet kunnen maatschappelijk belangrijke projecten sneller worden gerealiseerd.

Realiseren van duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater

Doel:

Realiseren van een duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater door het ruimtelijk ordenen van de ondergrond en het wegnemen dan wel beheersen van verontreinigingen van bodem en grondwater.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties realiseren van duurzaam gebruik van bodem, ondergrond en grondwater

Prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

De beleidsvisies van de bevoegde overheden, waaruit blijkt op welke wijze invulling is gegeven aan de afspraken uit het convenant bodembeleid, zijn beschikbaar;

Niet gerealiseerd

De beleidsvisies met vertaling van de convenantafspraken door het bevoegd gezag zijn in de maak of zijn klaar. Bijvoorbeeld de bodemvisie van de provincie Drenthe is afgerond. Overigens maken niet alle bevoegd gezag gemeenten / provincies Wbb een beleidsvisie. Soms kiest men ook voor een ander document. Het is voor het bevoegd gezag niet altijd gemakkelijk om de gevraagde beleidstransitie vorm te geven.

Een convenant voor projectmatige aanpak van de grootschalige grondwaterverontreiniging in de Rotterdamse haven is afgesloten;

Niet gerealiseerd

In 2011 zal aan de gemeente Rotterdam worden voorgesteld het concept eerst uit te werken in een pilot gebiedsgericht beheer in de Botlek.

Het jaarverslag 2009 over de realisatie van het bodembeleid door de bevoegde gezagen (provincies en gemeenten) is uitgebracht;

Gerealiseerd

Het jaarverslag is per brief van 8 september 2010 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 015, nr. 42).

De aanbevelingen uit het rapport taskforce warmte/koude opslag zijn geïmplementeerd. In dit rapport zijn mogelijkheden opgenomen om de bodem te benutten voor de energiehuishouding.

Gerealiseerd

De aanbevelingen hebben vorm gekregen in een AMvB. Met alle betrokken partijen is overeenstemming bereikt over de strekking van een AMvB Bodemenergie; deze wordt in februari 2011 in procedure gebracht.

Beleidsconclusie

De convenantspartijen IPO, VNG, UvW en Rijk zijn actief bezig om de afspraken op het gebied van ondergrond, gebiedsgericht beheer, spoedlocaties en bodemenergie vorm te geven. De realisering van de afspraken (per 2015) is bij het huidige implementatietempo haalbaar. Om dit te toetsen vindt eind 2011 een midterm- review plaats.

D. Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten

Doel

De administratieve lasten op de terreinen van VROM met tenminste een kwart laten dalen ten opzichte van de administratieve lasten op de peildatum 1 maart 2007, de kwaliteit van de uitvoering verbeteren en in de praktijk gevoelde knelpunten en irritaties van burgers, bedrijven en andere overheden op lossen.

Doelbereik 2010

Realisatie prestaties Slimmere regels, beter uitvoering, minder lasten

Beoogde prestaties in 2010

Bereikt resultaat in 2010

Uitvoering van het Werkprogramma Slimmer, Beter, Minder dat op 5 november 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Het betreft onder meer het Activiteitenbesluit dat in 2010 verder wordt uitgebreid waardoor minder bedrijven een vergunning nodig hebben. Ook zijn dan Bouwbesluit en Gebruiksbesluit verder gestroomlijnd en voor zover mogelijk aangepast ter uitwerking van het advies van de commissie Dekker. Daarnaast worden in 2010 de resultaten verwacht van een fundamentele verkenning naar meet-, registratie-, rapportage- en keuringsverplichtingen;

Gerealiseerd

Op het beleidsterrein van het voormalige ministerie van VROM/WWI is in de periode 1 maart 2007 tot en met 2010 een reductie van de administratieve lasten bereikt van 32%.

De fundamentele verkenning is afgerond. De resultaten zijn samengevat in een brochure «Minder Regeldruk heeft u ook zelf in de hand» en breed verspreid onder bedrijven en toezichthouders. Algemene conclusie is dat meet-, registratie-, rapportage- en keuringsverplichtingen nuttig zijn. Wel ervaren bedrijven knelpunten in de uitvoering. Van de 46 geïnventariseerde knelpunten is inmiddels de helft opgelost of is een verbetering voor in gang gezet. 12 knelpunten berust op een misverstand. En 7 knelpunten kunnen niet op korte termijn worden opgelost omdat of de Europese regelgeving zich daartegen verzet of omdat het zou leiden tot een ongewenste afname van het beschermingsniveau van het milieu.

Uitvoering van de nadere kabinetsreactie eindbeeld Mans van 19 juni 2009. De belangrijkste mijlpalen van het uitvoeringsprogramma zijn in 2010:

– Bevoegde gezagsinstanties voldoen eind 2010 aan de vastgestelde kwaliteitscriteria voor uitvoerende organisaties teneinde een minimale kwaliteit van de uitvoering (vergunningverlening en toezicht) te borgen. Voor taken die bij een regionale uitvoeringsorganisatie worden onder gebracht is dit een jaar later;

– De gemeenschappelijke regelingen waarbij de regionale diensten als openbaar lichaam of in een andere vorm worden ingesteld, zijn door de deelnemende gemeenten en provincies getroffen;

– De wettelijke regeling waarmee de kwaliteitseisen en de structuur van regionale uitvoeringsorganisaties wordt geborgd, is in procedure;

– De regelgeving waarmee het interbestuurlijk toezicht sterk wordt versoberd en ondergebracht bij «de naast hogere overheid», is in procedure.

Niet gerealiseerd

– De kwaliteitscriteria zijn medio 2010 definitief vastgesteld. De evaluatietool die overheden moet helpen de criteria toe te passen is de 2e week van januari 2011 opgeleverd. Hierdoor is het tijdspad voor toetsing aangepast. Gemeenten zullen de criteria in 2011 toepassen in de vorm van een zelfevaluatie;

– In maart 2010 heeft de Eerste Kamer een motie aangenomen (Huijbregts-Schiedon 23 maart 2010), waarin een mogelijke wettelijke verplichting voor gemeenten om zich aan te sluiten bij een regionale uitvoeringsdienst, wordt afgewezen. Dit heeft een grote negatieve weerslag gehad op het tot dan toe goed verlopen «bottom up proces». Pas rond de zomer 2010 is dit proces weer op gang gekomen waarbij in veel regio’s de eerder gemaakte regionale afspraken weer ter discussie zijn gesteld. Een later aangenomen motie van de Tweede Kamer heeft dit niet kunnen compenseren (motie Boelhouwer 22 april 2010). Eind 2010 was het totaal beeld van de voornemens per regio nog vrij diffuus;

– Vanwege de motie in de Eerste Kamer is het werk aan de wettelijke regeling opgeschort;

– Het (BZK) wetsvoorstel is in procedure gebracht.

Beleidsconclusie

De ambities ten aanzien van de vermindering van de traditionele regeldruk (administratieve lasten en knelpunten) binnen het domein van het voormalige ministerie van VROM/WWI zijn gerealiseerd.

Bij het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering door toepassing van kwaliteitscriteria en het bundelen van de uitvoering van bepaalde taken op het gebied van vergunningverlening en handhaving is onvoldoende voortgang geboekt. De door de Eerste Kamer aangenomen motie Huijbregts-Schiedon en de demissionaire status van het kabinet Balkenende IV zijn hieraan debet.

Tabel doelstellingen vorig Kabinet

Tabel doelstellingen vorig Kabinet

Nummer kabinetsdoelstelling/projecten

Omschrijving

Relevant beleidsartikel/OD

Financieel belang 2010: realisatie uitgaven 2010

(x € 1 000)

Relevante eindresultaat in 2010

8

Ambitieuze internationale klimaatdoel-stellingen

In breder verband actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale doelstellingen voor na 2012.

7.2.2.

0 1

In Cancun zijn drie besluiten vastgesteld met nieuwe, mondiale klimaatafspraken, de «Cancun Agreements». Daarmee is een solide basis gelegd om in 2011 verder te werken aan een (kosten-) effectief mondiaal klimaatregime.

Project 4

Schoon & Zuinig

Een energiebesparing van 2% per jaar, een verhoging van het aandeel duurzame energie naar 20% in 2020 en een reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bij voorkeur in internationaal verband, van 30% in 2020 ten opzichte van 1990

3.2.1

17 284

De monitor en tussenbalans Schoon&Zuinig zijn opgemaakt. Wegens het demissionaire kabinet heeft dit niet geleid tot aanvullend beleid.

Het nieuwe kabinet is eind 2010 begonnen met het maken van een Green Deal met betrekking tot energiebesparing, duurzame energie en broeikasgasreductie.

21.

Duurzaamheid als zwaarwegend criterium bij inkopen

De overheid wil uiterlijk in 2010 duurzaamheid als zwaarwegend criterium meenemen in al haar inkopen.

4.2.1.

0 2

In het kader van Duurzaam Inkopen zijn vier grootschalige, innovatieve projecten van start gegaan. De monitor Duurzaam Inkopen is in 2010 voorbereid en wordt in het voorjaar 2011 uitgevoerd.

22.

Stimuleren duurzame consumptie en productie

Het stimuleren van duurzame consumptie en productie.

4.2.1.

02

In het programma ketengericht afvalbeleid zijn in 2010 voor zeven materiaalketens samen met het bedrijfsleven 17 ketenprojecten opgestart.

23.

Locaties bedrijfslocaties

Het bevorderen van een tijdig en op de vraag afgestemd aanbod van ruimte voor kwalitatief goed ingepaste bedrijfslocaties.

2.2.1.

0 3

Alle 12 provincies hebben een provinciaal herstructerings-programma opgesteld. Acht projecten van nationaal belang hebben een bijdrage ontvangen van in totaal € 46,2 mln. Een Roadmap verzakelijking is opgesteld met het IPO en VNG.

24.

Openheid landschap

In 2011 moeten Nederlanders meer tevreden zijn over het landschap, zijn groene gebieden gerealiseerd, is het platteland vitaler en dynamischer en wordt geïnvesteerd in natuurgebieden.

2.2.1.

3 894

Inwoners van Nederland zijn meer tevreden over het landschap. De waardering voor het landschap is nu 7,6, die voor Nationale Landschappen zelfs 7,9.

In het kader van het Innovatieprogramma Mooi Nederland zijn nieuwe voorbeeldprojecten bekend gemaakt.

26.

Klimaatbestendige inrichting Nederland

Klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Meer ruimte voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur).

10.2.3.

12 926

Besluitvorming over prestaties die moeten bijdragen aan een mooi en duurzaam ingericht Nederland zal in 2011 plaatsvinden.

29.

Ruimtelijke projecten van nationale betekenis

Het realiseren van een beperkt aantal complexe, samenhangende ruimtelijke opgaven van nationale betekenis.

2.2.2.

54 789

In 2010 is een midterm review uitgevoerd van het nationaal ruimtelijk beleid. De uitkomsten worden benut bij de actualisatie en decentralisatie van het nationaal ruimtelijk beleid.

69. Slimmere regels, betere uitvoering, minder lasten

Het oplossen van de tien meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten

91

1 709

De ambities ten aanzien van de vermindering van de traditionele regeldruk (administratieve lasten en knelpunten) binnen het domein van het voormalige ministerie van VROM/WWI zijn gerealiseerd.

Project 9: Urgentieprogramma Randstad

Randstad ontwikkelt zich tot een duurzame en concurrerende Europese regio

2.2.2.

0 4

In 2010 is een begin gemaakt met de Rijksstructuurvisie voor het gebied Amsterdam, Almere, Markermeer/IJmeer.

1

Voor dit beleidsdoel zijn geen programmagelden beschikbaar. De inzet bestaat alleen uit apparaatsuitgaven (personeel en materieel).

2

Voor dit beleidsdoel zijn geen programmagelden beschikbaar. De inzet bestaat alleen uit apparaatsuitgaven (personeel en materieel).

3

De programmamiddelen staan op de begroting van het ministerie van Economische Zaken Landbouw en Innovatie.

4

De projecten voor Randstad Urgent zijn tevens Nota Ruimte projecten en derhalve al meegenomen bij doelstelling 29.

De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang van een kabinetdoel of project. De begroting is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1 op 1 uit de departementale administratie te herleiden. Het is in dit overzicht mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere doelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd.

1

Monitor Nota Ruimte.

Licence