De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:
1. Opbouw jaarverslag;
2. Groeiparagraaf;
3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;
4. Prestatiegegevens;
5. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.
1. Opbouw jaarverslag
Het jaarverslag bevat een beleidsverslag en een jaarrekening. De bevatten informatie over het gevoerde beleid van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), daar waar het het oude Ministerie van Economische Zaken betreft. De ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Economische Zaken zijn samengevoegd onder de naam Ministerie van Eonomische Zaken, Landbouw en Innovatie. De naamswijziging heeft voor begrotingshoofdstuk XIII formeel bij tweede suppletoire begroting 2010 plaatsgevonden. Pas bij Incidentele Suppletoire Begroting 2011 zijn de begrotingshoofdstukken XIII en XIV daadwerkelijk samengevoegd onder begrotingshoofdstuk XIII.
Hoewel de naamgeving reeds in 2010 is aangepast vindt in de jaarverslagen 2010 van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie nog separaat verantwoording plaats. Het jaarverslag 2010 is daarbij grotendeels een spiegel van de begroting 2010, maar er wordt in de tekst niet meer expliciet verwezen naar de kabinetsdoelen van het kabinet Balkenende IV. Daar waar de begroting 2010 afwijkt van de rijksbegrotingsvoorschriften volgt het jaarverslag 2010 de begroting 2010.
2. Groeiparagraaf
Bij begroting 2010 is in overleg met het Ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer de opzet van beleidsartikel 2 gewijzigd. Artikel 2 diende daarbij als pilot voor een verdergaande wijziging van de beleidsartikelen in begroting 2011. In lijn met de nieuwe opzet van Artikel 2 is er in dit jaarverslag voor gekozen om voor alle beleidsartikelen de betreffende prestatiegegevens niet aan het einde van de operationele doelstellingen te presenteren, maar om deze zoveel mogelijk onder de bijbehorende toelichtingen van de instrumenten of activiteiten te plaatsen. Dit vergroot de leesbaarheid en de samenhang tussen de prestatiegegevens en de toelichtingen. Deze opzet is ook reeds bij het jaarverslag 2009 gehanteerd en volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer werd de informatiewaarde van de prestatiegegevens hierdoor sterk verbeterd.
3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens
Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de CW 2001 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2011 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Ter borging van de betrouwbaarheid van de informatie inzake de prestatiegegevens in de begroting en het Jaarverslag, heeft de departementale Auditdienst net als in voorgaande jaren een audit uitgevoerd.
4. Prestatiegegevens
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zet zich onder andere in voor goed functionerende markten, een ondernemingsklimaat waarin bedrijven zich kunnen ontwikkelen tot sterspelers in binnen- en buitenland en een energiehuishouding die betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam is. Doelstellingen waarbij een belangrijke bijdrage geleverd kan worden door de juiste randvoorwaarden te creëren en /of te borgen, maar waarbij het uiteindelijke resultaat mede afhankelijk is van externe factoren waar de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie geen of beperkt invloed op heeft. Voor deze doelstellingen geldt dan ook dat er niet altijd een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en het uiteindelijke resultaat en dat sprake is van een systeemverantwoordelijkheid in plaats van een resultaatverantwoordelijkheid. Dit compliceert het louter met prestatie-indicatoren verantwoording af te leggen over de bijdrage van EL&I bij de realisatie van beleidsdoelstellingen. Waar mogelijk zijn in de begroting 2010 en daarmee ook in het jaarverslag 2010 prestatie-indicatoren opgenomen die hier direct inzicht in geven. Omdat dit veelal niet goed mogelijk was, is een combinatie van prestatiegegevens opgenomen van kengetallen die inzicht bieden in relevante ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein en prestatie-indicatoren die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten op instrument-/activiteitenniveau.
Zoals aangegeven in begroting 2010 konden voor één operationele doelstelling binnen beleidsartikel 1 (Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa) en twee operationele doelstellingen binnen beleidsartikel 5 (Internationale economische betrekkingen) noch prestatie-indicatoren noch kengetallen worden geformuleerd. Het betreft de operationele doelstellingen:
1. Bevorderen van een stabiele macro-economische omgeving en versterken van de Interne Markt.
2. Een vrijer internationaal handels- en investeringsverkeer en een versterkte duurzame internationale economische rechtsorde.
3. Het gericht ondersteunen van het bedrijfsleven in kansrijke sectoren op zowel binnen- als buitenlandse markten.
Daarnaast zijn voor een aantal prestatiegegevens de realisatiewaarden over 2010 (nog) niet beschikbaar om meegenomen te kunnen worden in het jaarverslag 2010. Het betreft meestal (buitenlandse) externe bronnen. In die gevallen worden de meest recente en/of voorlopige cijfers opgenomen of worden, indien mogelijk en nog van toepassing, de realisatiecijfers in begroting 2012 alsnog opgenomen.
5. Toerekening van apparaatsuitgaven aan de beleidsartikelen
De personele uitgaven die direct verband houden met beleidsuitgaven zijn verbijzonderd naar de betreffende artikelen. De personele uitgaven voor de Directoraten-Generaal die onder het kernministerie vallen, zijn geraamd bij de beleidsartikelen 1 tot en met 5 en 10. De personele uitgaven worden verantwoord op basis van de personele bezetting (in fte’s) en de gemiddelde loonsom per fte. Als verdeelsleutel over de artikelen is het aantal fte's per beleidsartikel gehanteerd.
De in dit opzicht als indirect te beschouwen personele uitgaven van het kernministerie (algemene leiding, stafdirecties) worden verantwoord op artikel 21 Algemeen. De materiële uitgaven van het kernministerie en de overige apparaatsuitgaven van het ministerie worden eveneens verantwoord op artikel 21 Algemeen. Er heeft geen toerekening van deze uitgaven aan de beleidsartikelen plaatsgevonden.
Voor de diensten Consumentenautoriteit, Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), Centraal Planbureau (CPB) geldt dat de integrale apparaatsuitgaven zijn verantwoord op de betreffende beleidsartikelen (respectievelijk de artikelen 1, 1, 4 en 8).
Voor Agentschap Nederland (Agentschap NL) en Agentschap Telecom (AT) geldt een andere systematiek. De vergoedingen van EZ aan deze baten-lastendiensten worden verantwoord op de beleidsmatig daarvoor in aanmerking komende artikelen. De paragrafen inzake de baten-lastendiensten geven inzicht in de apparaatsuitgaven.
De bijdragen aan de zelfstandige bestuursorganen Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) worden verantwoord op artikel 9, respectievelijk 10.