Base description which applies to whole site

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Met het aantreden van dit kabinet in oktober 2010 is een basis gelegd om het beleid op het gebied van volksgezondheid, welzijn en sport te verbeteren. Prioriteiten zijn vastgesteld en VWS steekt de handen uit de mouwen om samen met het veld nog betere zorg, dichtbij te realiseren. Zorg met oog voor mensen. Veilig, toegankelijk, betaalbaar en respectvol. In een zorgsysteem dat werkt. Waar mensen meer en betere zorg krijgen voor hun premiegeld. Een systeem waarin ruimte is voor zorgondernemerschap en waardering voor zorgverleners.

De financiële crisis heeft ook zijn weerslag op de gezondheidszorg. Om de overheidsfinanciën op orde te krijgen, heeft het kabinet afgesproken de komende periode 18 miljard euro te bezuinigen. De zorguitgaven mogen daardoor minder hard groeien dan ze nu doen. Hiervoor zijn maatregelen afgesproken in het Regeer- en Gedoogakkoord. Maar de extra zorguitgaven deze kabinetsperiode zijn aanzienlijk. Tot en met 2015 stijgen de zorguitgaven met circa 15 miljard euro. 1

De toenemende zorgvraag, de vergrijzing, de medische mogelijkheden en het dreigende tekort aan personeel, dwingen bovendien tot zo efficiënt mogelijke inzet van de beperkte middelen. Zorg moet betaalbaar en toegankelijk blijven, nu en in de toekomst. Daarom moeten ook in de zorg moeilijke besluiten worden genomen.

Het uitgangspunt is dat iedere Nederlander kan vertrouwen op kwalitatief goede zorg dichtbij huis. Zorg die met respect wordt verleend en met waardering wordt ontvangen. Zorg die ook de eigen kracht van mensen benut en een vangnet biedt voor hen die dat nodig hebben. Zorg die ’s avonds en in het weekeinde beschikbaar is. Eenvoudige zorgvragen in de eerste lijn en in de buurt, complexere zorg in het ziekenhuis en zeldzame aandoeningen in gespecialiseerde klinieken. Wie het goed doet, wordt beter beloond. Wie het slecht doet, merkt dat ook. En die informatie komt beschikbaar zodat patiënten en zorgverzekeraars weten wat er te kiezen valt.

Zorgaanbieders krijgen meer vrijheid en verantwoordelijkheid. Zij krijgen de ruimte om het verschil te maken om initiatieven te nemen. Wie een goed idee heeft dat werk, moet niet worden gehinderd door onnodige bureaucratie. Dat benut de creativiteit van zorgverleners en bewerkstelligt dynamiek in de sector.

In dit jaarverslag wordt verantwoording afgelegd over de eerste stappen die zijn gezet om het vertrouwen in de zorg te versterken en het zorgsysteem echt te laten werken. Zodat iedereen kan rekenen op de zorg die hij of zij nodig heeft.

Dit beleidsverslag biedt geen compleet overzicht van de inzet en de behaalde doelen in 2010. Hoewel de nadruk ligt op een weergave van de belangrijkste beleidsvelden, volgt wel een volledige financiële verantwoording.

Geneeskundige zorg

Doelmatige zorg

Door de vergrijzing en nieuwe medische mogelijkheden neemt de vraag naar zorg toe. Vooral het aantal chronische zieken stijgt snel. Ook een ongezonde leefstijl draagt bij aan een groeiende vraag naar zorg.

Om de betaalbaarheid niet in gevaar te brengen zijn in 2010 maatregelen getroffen die de doelmatigheid van de zorg moeten verbeteren. Zo zijn er efficiencyafspraken gemaakt met de ambulancezorg. Het preferentiebeleid heeft de prijzen van veel geneesmiddelen verder doen dalen. Maatregelen, zoals stepped care, het introduceren van zorgstandaarden en het invoeren van veiligheidsprogramma’s moet bijdragen aan het verminderen van vermijdbare sterfte, onnodige en dure behandelingen en voorkomen dat extra behandelingen nodig zijn als gevolg van complicaties. Dat bespaart veel menselijk leed.

Chronisch zieken hebben vaker en intensiever contact met praktijkondersteuners bij de huisarts of gespecialiseerde verpleegkundigen. Om aan de grotere vraag naar verpleegkundigen in zowel de eerste als twee lijn te voldoen, is met ingang van september 2008 de instroom in de opleidingen tot physician assistant (PA) en nurse practitioners/verpleegkundig specialisten (VS) gezamenlijk verhoogd van 325 naar 400 opleidingsplaatsen. In 2009 is 99 procent van de beschikbare opleidingsplaatsen benut. Vrijwel alle afgestudeerde PA's en VS'en vinden na hun studie ook een passende baan in de zorg.

Kengetal
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

1. Beschikbare opleidings-plaatsen

250

325

325

325

400

400

400

2. Aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen

234

319

300

321

389

395

400

Bron

1. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt en HBO-raad. De cijfers geven het totaal aantal beschikbare bekostigde opleidingsplaatsen weer voor wat betreft de jaarlijkse instroom in de opleiding MANP (verpleegkundig specialist) en de opleiding MPA (physician assistant) gezamenlijk.

2. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt en HBO-raad. De cijfers geven het totaal aantal bekostigde opleidingsplaatsen MANP en MPA weer dat ook feitelijk is benut.

Prestatiebekostiging

Prestatiebekostiging in de ziekenhuiszorg is nog niet ingevoerd. De voorgenomen uitbreiding van het B-segment in 2011 is niet doorgegaan.

In 2010 is voor drie chronische ziekten integrale bekostiging ingevoerd. De introductie van integrale zorg (diabetes en vasculair risicomanagement VRM per 1 januari 2010 en COPD per 1 juli 2010) richtte zich op de ontwikkeling van zorgstandaarden en de bijbehorende bekostiging. Verder is zelfmanagement gestimuleerd, onder andere via een subsidie aan het CBO, dat de ontwikkeling en toepassing van instrumenten (bijvoorbeeld e-health) bevordert. Om transparantie van de kwaliteit van integrale zorg te kunnen monitoren zijn vanuit Zichtbare Zorg indicatoren ontwikkeld voor de behandeling van de drie chronische aandoeningen. Ten slotte is de evaluatiecommissie «Integrale bekostiging chronisch zieken» ingesteld, die de integrale bekostiging zal monitoren tot medio 2012.

In 2010 is begonnen met het «schaduwdraaien» met de opvolger van de dbc-productstructuur, DOT (dbc’s Op weg naar Transparantie). De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie Universitair Medische Centra (NFU) hebben een landelijke simulatie ontwikkeld en uitgevoerd. Fase 1 van die simulatie – analyse en verbetering van de DOT-productstructuur – is eind 2010 afgerond.

Indicator/outcome
 

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde

2011

1. Beheerste ontwikkeling gemiddelde nominale premie Zvw in €

1 030

1 103

1 053

1 064

1 107

1 211

2. Beheerste ontwikkeling bruto schadelast (bedragen x € 1 miljard)

25,3

26,0

31,3

33,8

34,7

34,6

Bron

1. VWS. De daling van de nominale premie van 2007 op 2008 is deels vertekend door de afschaffing van de no-claim en de invoering van het verplicht eigen risico. De nominale premie is gebaseerd op de MEV 2011.

2. VWS. De ontwikkeling 2007–2008 is voor groot deel te verklaren door de overheveling van de geneeskundige ggz uit de AWBZ naar de Zvw. In de schadereeks 2011 zit wel de overschrijding, nog geen maatregelen.

Wanbetalers

Solidariteit vormt de basis van ons gezondheidszorgstelsel. De solidariteit wordt in stand gehouden met het betalen van premie. In Nederland waren begin vorig jaar ongeveer 318 000 wanbetalers. Dit kost de maatschappij circa 350 miljoen euro per jaar. Met de Wet structurele wanbetalers zorgverzekering is stevig ingezet op het terugdringen van het aantal wanbetalers. In 2009 en 2010 hebben zorgverzekeraars de wanbetalers aangemeld bij het CVZ. Ongeveer 19 000 van hen betalen inmiddels weer normaal premie. Hoewel dit een goed ontwikkeling is, kunnen nog geen definitieve conclusies worden getrokken over de doelstelling om wanbetalers terug te brengen naar het normale betaalpatroon bij hun verzekeraar. De incasso via het CJIB bij personen waar de premie niet (geheel) direct kan worden ingehouden op loon, uitkering of pensioen (bronheffing) blijkt lastiger dan was verwacht.

Indicator/Outcome
 

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde

2011

1. Aantal onverzekerden (op 1 mei van een jaar)

241 000

231 000

153 000

152 240

136 450

< 152 240

2. Aantal wanbetalers (aan het einde van een jaar)

190 000

240 000

279 520

318 000

244 210

218 000

Bron

1. CBS

2. CBS. Het CBS baseert het aantal wanbetalers ultimo 2010 op het aantal wanbetalers dat in het bestuursrechtelijk premieregime bij het CVZ is opgenomen (282 054) per 31 december 2010 en corrigeert dit aantal grotendeels voor die wanbetalers die niet in de GBA geregistreerd staan. Het CVZ-cijfer wordt in juni 2011 gerapporteerd in de VWS-verzekerdenmonitor en aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarbij worden ook – met toelichting – achtergrondkenmerken vermeld.

Geestelijke gezondheidszorg (ggz)

In juni 2010 is het wetsvoorstel Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg voorgelegd aan de Tweede Kamer ter vervanging van de Wet Bopz (Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen). De belangrijkste doelen zijn het versterken van de rechtspositie van mensen met een psychische stoornis, het zo veel mogelijk beperken van dwang en het beperken van de duur van dwang, het verhogen van de kwaliteit van verplichte zorg, en het verlenen van zorg op maat. Om deze doelen te bereiken introduceert het wetsvoorstel een multidisciplinaire commissie, die moet worden betrokken bij het afgeven van een zorgmachtiging. Ook worden de persoonlijke voorkeuren van de patiënt uitdrukkelijk mee gewogen bij het opstellen van een behandelplan en het afgeven van de zorgmachtiging.

Spoedeisende hulp (SEH)

In 2010 is in de bekostiging voor huisartsenposten een eerste stap gezet, zodat substitutie van ziekenhuizen naar huisartsenposten mogelijk is. Wanneer mensen zich niet meer rechtstreeks op de SEH melden, levert dit aantoonbare besparingen op. Hierdoor is het voor de verzekeraar mogelijk om de huisartsenposten te belonen voor het extra werk dat daar wordt geleverd. Dit stimuleert de integratie van spoedeisende hulpposten van ziekenhuizen met huisartsenposten. Een relatief groot aantal zelfverwijzers dat naar de duurdere spoedeisende hulp gaat, had kunnen worden geholpen door de huisarts.

Ziekenhuizen moeten er strenger op toezien dat specialistische zorg wordt verleend op basis van een verwijzing. Een patiënt dient in eerste instantie in de eerste lijn te worden gezien om het beroep op de zorg in de tweede lijn te verminderen.

Medisch Specialisten

In 2010 was het voornemen om de overschrijdingen bij de medisch specialisten op te vangen met tariefsmaatregelen. Hiervoor is de compensatie voor ondersteunde specialismen aangepast en zijn de tarieven voor de medisch specialisten verlaagd, voor een totaal van 479 miljoen euro. Deze kortingen zijn door de NZa per specialisme gedifferentieerd. Verder is een aanwijzing verstuurd voor een aanvullende korting in 2011 van 94 miljoen euro.

Om structurele oplossingen te vinden voor de problemen bij de bekostiging van de medisch specialisten wil VWS in 2012 een beheersmodel invoeren. Hierover is met de Orde van Medisch Specialisten (OMS) en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) een akkoord bereikt. Tegen de achtergrond van een beheerste uitgavenontwikkeling bij medisch specialisten zijn afspraken gemaakt over het verbeteren van de patiëntveiligheid en de kwaliteit van de gezondheidszorg. Het ministerie van VWS stelt hiervoor ieder jaar een totaalbudget vast voor vrij gevestigde medisch specialisten. Dat budget wordt verdeeld onder de medisch specialisten. Medisch specialisten en de Raad van Bestuur van het ziekenhuis maken hierover afspraken. Hierbij is naast bekostiging op basis van prestatie ook ruimte voor het belonen van kwaliteit, opleidingsactiviteiten of innovatie.

Palliatieve zorg

In de afgelopen jaren is uitvoering gegeven aan het «plan van aanpak palliatieve zorg 2008–2010». Doel was de palliatieve zorg te verbeteren door vroegtijdige inzet en deskundigheidsbevordering. Op deze onderdelen is in de afgelopen jaren veel verbeterd (TK 29 509, nr. 30). Om vergaarde kennis en inzichten van afgelopen jaren toe te passen in de zorgpraktijk wordt gestart met verbeterprogramma vanuit ZonMw.

Kengetal
 

1-7-2006 t/m 30-6-2007

1-7-2007 t/m 30-6-2008

1-7-2008 t/m 30-6-2009

1-7-2009 t/m 30-6-2010

1. Zorgplaatsen via high-care hospices

1 131

1 753

1 190

1 249

2. Zorgplaatsen via bijna-thuishuizen

1 574

1 969

2 474

2 595

3. Thuisplaatsen

4 403

4 375

4 553

4 553

Totaal aantal zorgplaatsen

7 108

8 097

8 217

8 397

Bron

VWS. De middelen uit de subsidieregeling palliatieve terminale zorg zijn bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die organisaties maken voor de coördinatie van vrijwilligers die ingezet worden in palliatief terminale situaties. De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om het aantal zorginzetten groter te maken. De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van het aantal zorginzetten in de periode voorafgaand aan de aanvraag. In dit kader kan het aantal zorgplaatsen als kengetal dienen in de monitoring van de regeling, maar zijn daar niet primair voor bedoeld en dienen niet om het succes van de regeling aan af te meten.

Beleidsconclusie

In 2010 zijn stappen gezet om de curatieve zorg doelmatiger en meer solide te maken. Zo zijn afspraken gemaakt over doelmatigere en veiligere zorg in ziekenhuizen, is het wetsvoorstel verplichte ggz voorgelegd aan de Tweede Kamer en is afgesproken de bekostiging van medisch specialisten structureel te regelen. Het kabinet zet stappen om in de zorg de beloning naar prestatie verder vorm te geven.

Langdurige zorg

Het kabinet heeft in 2010 verder gewerkt aan de doelstelling om de AWBZ terug te brengen naar haar oorspronkelijke bedoeling: het leveren van kwalitatief goede zorg aan mensen die daar langdurig behoefte aan hebben.

Het afgelopen jaar is in de langdurige zorg meer nadruk komen te liggen op de positie van de cliënt. Ook is de professional centraler komen te staan door gerichte inzet van de wijkverpleegkundige. Daarnaast is geïnvesteerd in instellingen voor verzorging en verpleging en gehandicaptenzorg.

Versterken positie van de cliënt

De wensen van de cliënt moeten centraal staan bij het geven van zorg. Om die reden is per 1 januari 2009 de zorgzwaartebekostiging ingevoerd. Deze bekostiging is bedoeld voor mensen die niet langer zelfstandig kunnen wonen en/of behoefte hebben aan een beschermende woonomgeving. In Nederland hebben ongeveer 260 000 mensen verschillende soorten verblijfszorg nodig. Voor de beschrijving van deze zorg zijn de zorgzwaartepakketten (ZZP's) gemaakt. Een zorgzwaartepakket omvat het wonen, de zorg, diensten, dagbesteding en/of behandeling. De zorgzwaartepakketten worden vanaf 1 januari 2010 gebruikt voor de bekostiging, de zorginkoop, en de verantwoording over de geleverde zorg door de aanbieder.

In 2010 is gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de zorgzwaartebekostiging. Daar waar in 2009 de oude bekostiging nog leidend was voor de hoogte van het budget van de instelling (met een beperkt financieel effect van de zorgzwaartepakketten), is in 2010 de volledige overstap gemaakt. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2010 sprake is van één taal in de keten van indicatiestelling tot en met bekostiging en verantwoording. Het systeem van de zorgzwaartebekostiging is daarmee een feit (TK 30 597, nr. 149). Bij een grote operatie als de invoering van zorgzwaartebekostiging is het onontkoombaar dat zich kinderziekten voordoen. VWS is alert op de signalen en werkt – samen met andere partijen – aan een verbetering van de zorgzwaartepakketten.

Keuzevrijheid

Het persoonsgebonden budget (pgb) stelt mensen in staat zelf de zorg te regelen die zij thuis nodig hebben door ziekte, handicap of ouderdom. In 2010 was 2,1 miljard euro beschikbaar voor de pgb’s. Wegens het grote beroep op het pgb is in het voorjaar van 2010 besloten dit bedrag te verhogen met 247 miljoen euro. Deze impuls bleek ontoereikend, waarna is besloten per 1 juli het pgb-plafond te handhaven. Voor verschillende doelgroepen is hierop een uitzonderingssituatie van toepassing (TK 25 657, nr. 40). Het gaat om personen die gebruik willen maken van een wooninitiatief dat zonder het verlenen van het pgb niet mogelijk is, personen met verblijfsindicatie waarvoor extramuraal geen geschikt aanbod beschikbaar is en kinderen die na behandeling in het ziekenhuis medisch-specialistische zorg nodig hebben.

Steeds meer jongeren met psychiatrische problemen doen een beroep op voorzieningen van de jeugdzorg, de Zvw, en de AWBZ. Dit verklaart voor een deel de groei van het aantal pgb’s. Gebleken is dat het alternatief, zorg-in-natura, in sommige gevallen onvoldoende aansluit op de behoefte aan zorg. Om de pgb-regeling voor de toekomst financieel houdbaar te maken heeft het kabinet per 1 januari 2011 een eerste set aan maatregelen genomen. In 2011 worden vervolgmaatregelen uitgewerkt. Vanaf 2014 is de wettelijke verankering van het recht op een pgb voorzien (TK 25 657, nr. 41).

Tussen 2009 en 2011 is geld vrijgemaakt om intramurale instellingen in staat te stellen (een deel van) hun capaciteit om te vormen of uit te breiden in de vorm van kleinschalige woonvoorzieningen. Op deze manier hebben ouderen met een psychogeriatrische aandoening (dementie) beter de mogelijkheid te kiezen voor een kleinschalig georganiseerde omgeving. Voor 2010 ging het om een bedrag van maximaal € 24,8 miljoen (TK 25 424, nr. 94).

Stimuleren bouw

In 2009 is 160 miljoen euro beschikbaar gesteld als investeringsimpuls voor instellingen in de verzorging en verpleging en de gehandicaptenzorg (TK 31 070, nr. 24). Verpleeghuizen kunnen hiermee de kamers met drie of meer bedden vervangen en de gehandicaptenzorg de gebouwen die niet voldoen aan de minimum normen. In 2009 en 2010 hebben instellingen in beide sectoren grote inspanningen geleverd om de privacy te verbeteren. De stimuleringsmaatregel heeft ervoor gezorgd dat ruim 3 400 plaatsen in de zorghuizen en meer dan 3 100 plaatsen in de gehandicaptenzorg in de jaren 2010–2012 versneld kunnen worden verbeterd (TK 30 597, nr. 158).

Indicator/output
 

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde

2011

Streefwaarde lange termijn

1. Aantal personen in kamers voor meer dan twee personen

16 700

14 153

9 853

8 700

5 600

3 879

0

Bron

College Bouw zorginstellingen

Vereenvoudigen indicatiestelling

Het kabinet heeft stappen aangekondigd om de indicatiestelling AWBZ te vereenvoudigen (TK 30 597, nr. 116). Zo heeft het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) met ingang van 2010 zorgaanbieders in de gelegenheid gesteld om een actieve rol te vervullen bij de indicatiestelling (zogenoemde taakmandatering). Cliënten kunnen ook zelf langs digitale weg een aanvraag indienen bij het CIZ.

Indicator/outcome
 

2006

2007

2008

2009

2010

Streef- waarde 2011

Streef- waarde lange termijn

1. Cliënttevredenheid over indicatiestelling CIZ

7,5

7,2

8,0

8,5

2. Percentage cliënten dat wordt geholpen binnen de treeknorm

85%

85%

86%

82%

> 80%

> 80%

3. Percentage indicatieaanvragen dat is afgedaan binnen de wettelijke termijn (0 tot 6 weken)

89%

88%

86%

87%

91%

89%

95%

Bron

1. Jaarverslag CIZ. De cliënttevredenheid bij de indicatiestelling wordt gemeten aan de hand van vragen over de bekendheid met het CIZ, de behandeltermijnen en de begrijpelijkheid van de indicatie.

2. AWBZ-brede Zorgregistratie (AZR). Treeknormen zijn normen voor acceptabele wachttijden voor het leveren van zorg (extramuraal 6 weken, intramuraal 13 weken) en is een indicator voor de toegankelijkheid van de AWBZ.

3. Jaarverslag CVZ en CIZ. De genoemde termijn vloeit voort uit de wettelijke termijn van maximaal 6 weken waarbinnen het CIZ op grond van de Algemene wet bestuursrecht een besluit moet nemen.

Programma Regelhulp

Eind 2009 is aan de Tweede Kamer gerapporteerd over Regelhulp in het kader van het Programma Stroomlijning Indicatieprocessen (TK 29 461, nr. 52). De belangrijkste doelstellingen voor 2010 waren:

  • Implementatie van Regelhulp bij gemeenten afronden;

  • Toename bekendheid onder ouderen, gehandicapten en langdurig zieken;

  • Toekomstvast maken van Regelhulp en continu verbeteren van Regelhulp conform wensen organisaties en gebruikers.

Op alle drie de terreinen zijn goede resultaten geboekt. Eind 2010 doet 83% van de gemeenten mee met Regelhulp. Uit statistieken blijkt dat het gebruik van de website fors is toegenomen. Een innovatief ontwikkeltraject heeft eind 2010 een nieuwe versie van Regelhulp opgeleverd, waarbij de klant via vraagverheldering stap voor stap van zijn situatie naar mogelijke oplossingen wordt geleid.

Professional centraal

De zorgprofessional is de bron van goede zorg. Het kabinet is dan ook van mening dat professionals dichtbij de cliënt moeten staan en mee moeten denken over het totale pakket aan zorg dat nodig is. In dat verband is in 2010 verder gegaan met de uitvoering van de motie-Hamer (TK 31 700 XVI, nr. 15) om extra wijkverpleegkundigen in te zetten voor het beter verbinden van zorg, wonen en welzijn op wijkniveau.

Afgelopen jaar kwamen ruim 40 aandachtswijken in aanmerking voor subsidie voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen. In totaal ging het om 3,7 miljoen euro. Ruim 200 extra wijkverpleegkundigen zijn aan de slag gegaan in de aandachtswijken (TK 30 995, nr. 84).

Verbeteren van de kwaliteit

In 2007 is het kwaliteitskader «Verantwoorde Zorg» voor de sector Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis (VVT) ontwikkeld. Deze normen voor verantwoorde zorg zijn de afgelopen jaren verder uitgewerkt. Dit heeft geleid tot een verbeterde versie in 2010. Het kwaliteitskader is een belangrijk instrument voor veldpartijen om verantwoorde zorg in de praktijk te brengen.

Toegankelijkheid van de AWBZ zorg

De toegankelijkheid van de AWBZ zorg voor cliënten die een beroep doen op de sectoren verpleging en verzorging en gehandicaptenzorg is over het algemeen goed. Bij dementerende ouderen, personen met een meervoudige complexe problematiek en jeugdig licht verstandelijk gehandicapten met veelal aanvullende problemen, komt het echter voor dat cliënten langer moeten wachten op zorg dan wenselijk is. Dit hangt samen met een toename van de vraag en het achterblijven van de uitbreiding van het aantal verblijfsplaatsen (TK 30 597, nr. 147). Bij de vaststelling van het AWBZ-budget voor 2012 zal worden meegenomen welke uitbreiding van plaatsen noodzakelijk is.

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

Eind 2010 heeft het CAK voor de eerste keer de forfaitaire tegemoetkoming aan rechthebbenden uitgekeerd. Mensen die recht hebben op een tegemoetkoming krijgen deze automatisch. Zij hoeven geen ingewikkelde formulieren in te vullen. Het automatisch uitkeren van de tegemoetkoming vergde een intensieve voorbereiding. Dankzij de inzet van alle partners en de begeleiding door de Stuurgroep Implementatie Wtcg is dit proces goed verlopen.

Om de eerste uitkering van de forfaitaire tegemoetkoming goed te begeleiden heeft VWS samen met het CAK een voorlichtingscampagne opgezet. Voorbeelden van de daarbij ingezette middelen zijn: algemene en op specifieke groepen toegespitste brochures, factsheets en posters, en een zogeheten Wtcg-test die mensen online kunnen invullen. Verder zijn mailings verstuurd aan intermediaire partijen (bijvoorbeeld huisartsen, gemeenten en verpleeg- en verzorgingsinstellingen) die in contact staan met de doelgroep van de Wtcg. De Wtcg werkt nog niet zoals het zou moeten. Hiervoor zijn criteria aangepast, die eind 2011 zichtbaar zullen worden.

Waarborgen van de solidariteit

Om de solidariteit in ons zorgstelsel te waarborgen, is het van belang dat zorg betaalbaar blijft en dat duidelijk wordt gemaakt in welke gevallen mensen aanspraak maken op AWBZ-verzekerde zorg. Mede in dit kader heeft het kabinet besloten de somatische revalidatiezorg over te hevelen naar de Zorgverzekeringswet (Zvw). Deze zorg past wegens het kortdurende karakter beter in de Zvw dan in de AWBZ. In 2010 heeft de NZa het ministerie van VWS geadviseerd over de te nemen stappen om overheveling mogelijk te maken.

Indicator/outcome
 

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2011

1. Beheerste ontwikkeling AWBZ-uitgaven langdurige zorg (bedragen x € 1 miljard)

23,0

22,0

23,4

24,5

23,7

Bron

1. VWS, NZa productieafspraken en (voorlopige)realisatiegegevens, CVZ (voorlopige) financieringslasten.

Beleidsconclusie

In 2010 is verder gewerkt aan de ambitie om de AWBZ terug te brengen naar haar oorspronkelijke doelstelling: het verlenen van zorg aan mensen die daar langdurig behoefte aan hebben. Op sommige punten boeken we vooruitgang: de zorgzwaartebekostiging is verder ontwikkeld en de zorgzwaartepakketten zijn verbeterd. Dit leidt tot efficiëntere zorg en zorg-op-maat. Tegelijkertijd blijft een beheerste ontwikkeling van de uitgaven voor de AWBZ een aandachtspunt. Het slimmer inrichten en beter afbakenen van het pgb is één van de uitdagingen voor de komende jaren.

Preventie

Samenhangend gezondheidsbeleid

Door de vergrijzing en de ontwikkeling van de medische technologie is er een sterke toename van het aantal chronisch zieken. Bij de behandeling van hen staat voorkómen en beter behandelen van chronische aandoeningen centraal. Het doel is gezondheidswinst, goede kwaliteit van leven en betere arbeidsparticipatie.

In 2010 is gewerkt aan een betere verbinding tussen preventie en genezing. De ontwikkeling van lokale samenwerkingsverbanden is gestimuleerd. Ook zijn de eerste stappen naar een betere gegevensuitwisseling tussen eerstelijnszorg en GGD-en in gang gezet. Op een aantal plaatsen zijn projecten tussen gemeenten en verzekeraars gestart, zoals met het convenant «De verbinding» bij de vier grootste gemeenten van Nederland. Voor zelfmanagement – waarbij de patiënt zelf de regie neemt over zijn ziekte – ontwikkelt het veld in hoog tempo instrumenten. VWS ondersteunt deze ontwikkeling en stimuleert samenwerking tussen alle betrokken partijen.

Indicator/outcome
 

2000

2003

2005

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

1. Absolute levensverwachting in jaren:

       

– mannen

75,5

76,2

77,2

78,0

78,3

78,5

≥ 78,5

– vrouwen

80,6

80,9

81,6

82,3

82,3

82,6

≥ 82,6

2. waarvan jaren in goed ervaren gezondheid:

       

– mannen

61,5

62,4

62,5

64,7

63,7

65,3

≥ 63,7

– vrouwen

60,9

61,6

61,8

63,4

63,5

63,8

≥ 63,5

Bron

1. www.cbs.nl. Verschil in levensverwachting mannen en vrouwen wordt kleiner. De cijfers over 2010 worden in juni 2011 verwacht. De levensverwachting van in Nederland geboren meisjes in 2009 bedroeg 82,6 jaar. Dat is 4 jaar hoger dan die van jongens (78,5 jaar). Sinds 1980 is het verschil in levensverwachting tussen de seksen kleiner geworden. Mannen boekten vanaf 1980 een winst van 6,0 jaar, vrouwen zijn gemiddeld 3,4 jaar ouder geworden. De verklaring is de sterke daling van de sterfte: ondanks de vergrijzing is in de periode 2002–2007 het aantal sterfgevallen ieder jaar gedaald.

2. www.cbs.nl Gezonde levensverwachting; vanaf 1981. De cijfers over 2010 worden in het najaar 2011 verwacht. Voor het berekenen van levensverwachting in als goed ervaren gezondheid is het aantal «gezonde» jaren bepaald op basis van een vraag naar de ervaren gezondheid. In de loop der jaren is de vraag naar de ervaren gezondheid op twee (vrijwel identieke) manieren gesteld, namelijk: 1. Hoe is het over het algemeen met uw gezondheid? 2. Hoe is over het algemeen de gezondheidstoestand van onderzochte persoon? Mensen die deze vraag beantwoorden met «goed» of «zeer goed» worden gezond genoemd.

Preventie als onderdeel van de zorgketen

In 2010 is het Nationaal Actieprogramma Diabetes (NAD) voortgezet. Het doel van het actieprogramma, dat loopt van 2009–2013, is een brede toepassing van een actuele en complete NDF Zorgstandaard diabetes (Nederlandse Diabetes Federatie). Om dat te bereiken worden activiteiten ingezet rondom de thema's: preventie, positie van de patiënt & cliënt, kwaliteit, organisatie & kennis, regelgeving & bekostiging en e-communicatie & ICT voorzieningen. Als onderdeel van het Nationaal Actieprogramma Diabetes is in oktober 2010 begonnen met de monitor (www.nad-monitor.nl), waarmee inzicht is verkregen in het gebruik van de Nederlandse Diabetes Federatie Zorgstandaard en de organisatie van diabeteszorg.

Lokaal gezondheidsbeleid

Voor veel mensen is het niet makkelijk om een goede balans te vinden tussen eten en bewegen. Om mensen hierbij te helpen heeft de overheid het Convenant Overgewicht opgericht in 2004. In 2010 is het Convenant Overgewicht voortgezet onder de naam «Convenant Gezond Gewicht». In dit samenwerkingsverband nemen maatschappelijke partijen samen hun verantwoordelijkheid voor overgewicht bij kinderen en volwassenen. Deze partijen zijn: overheid, levensmiddelenindustrie, horeca, werkgevers, zorgverzekeraars, scholen en sportorganisaties. Enkele resultaten van het Convenant overgewicht:

  • De levensmiddelenindustrie heeft toegezegd heel terughoudend om te gaan met reclames voor kinderen onder de 12 jaar;

  • In het schooljaar 2009–2010 zetten weer 75 scholen zich in voor de stimuleringsprijs Gezonde Schoolkantine;

  • De workshop «Eetplezier en Beweegkriebels» maakt ouders van kinderen van 0–4 jaar bewust van het belang van gezonde voeding en veel bewegen;

  • Sinds 2010 richt de samenwerking zich vooral op jongeren en gezond gewicht. Onder de titel Jongeren op gezond gewicht (JOGG) kunnen gemeenten ondersteuning krijgen bij de inrichting van gezonde steden.

Op het terrein van intersectoraal gezondheidsbeleid is de samenwerking met andere departementen versterkt om zo tot betere afstemming te komen tussen overlappende thema’s op dit gebied. VWS is medevoorzitter van het interdepartementaal overleg Gezondheid en Milieu. De oriëntatie van dit overleg is verbreed door uitbreiding met onderwerpen op het terrein van SZW en OCW.

Voorts is samen met het ministerie van SZW een onderzoek begonnen naar de knelpunten in het functioneren van de bedrijfsarts. De resultaten van dit onderzoek worden voor de zomer van 2011 verwacht.

Tot slot is in kaart gebracht welk aanbod er beschikbaar is aan healthchecks. De resultaten van dit onderzoek worden gebruikt bij de verdere vormgeving van het gezondheidsbeleid.

Gezond Lokaal-Centraal

Het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL) heeft in opdracht van het ministerie van VWS het «Plan van aanpak Professionals Gezond Versterkt 2010–2012» opgesteld. Het is een ondersteuningsprogramma voor professionals uit de sectoren GGD, ggz, verslavingszorg, thuiszorg en sport, die gezondheidsbevordering als hoofdtaak hebben. Daarmee wordt een kwaliteitsslag gemaakt in het werk van genoemde professionals. In 2010 zijn de resultaten van vier verkenningen gepubliceerd.

Per 1 juli 2010 is artikel 5a van de Wet op de publieke gezondheid (Wpg) van kracht geworden (TK 32 195, nr. 1 t/m 9). Dit artikel verplicht gemeenten tot preventieve maatregelen met het oog op de gezondheid van 65-plussers. Gemeenten krijgen daarbij zoveel mogelijk ruimte om het beleid lokaal in te vullen. Hiermee kan elke gemeente maatwerk leveren als het gaat om monitoren, signaleren en voorkomen van gezondheidsproblemen bij ouderen.

Indicator/output
 

2005

2007

2008

2009

2010

2011

1. Percentage gemeenten met een 1e nota gezondheidsbeleid

87%

99% (eindstand)

    

2. Percentage gemeenten met een 2e nota gezondheidsbeleid

 

14%

45,8% (juli)

71,2% (juli)

90,5% (december)

100% (streefwaarde)

Bron

www.rivm.nl, Nationale Atlas Volksgezondheid

Infectieziektebestrijding

De vaccinatiecampagne tegen de Nieuwe Influenza A (H1N1) is eind 2009 begonnen en liep tot begin 2010. In totaal zijn bijna 7,5 miljoen mensen opgeroepen. Volgens het RIVM/Centrum voor Bevolkingsonderzoek en de Stichting Nationaal Programma Grieppreventie (SNPG) heeft een grote meerderheid van de opgeroepen medische risicogroepen, zorgmedewerkers en kinderen zich tweemaal laten vaccineren. In het najaar van 2010 is een begin gemaakt met een externe onafhankelijke evaluatie van de bestrijding van de pandemie. Deze evaluatie zal in maart 2011 worden afgerond.

Eind 2010 heeft de commissie Van Dijk een evaluatie opgeleverd van de Q-koorts uitbraak. In het rapport «Van verwerping tot verheffing» staan conclusies en aanbevelingen, waaruit lering wordt getrokken voor toekomstig beleid met betrekking tot de signalering en bestrijding van infectieziekten die kunnen worden overgedragen van dieren op mensen (zoönosen). De aanbevelingen worden geïmplementeerd in 2011.

Darmkankerscreening

Medio 2010 heeft de Gezondheidsraad advies uitgebracht over darmkankerscreening. Op basis van de internationale criteria voor verantwoord bevolkingsonderzoek adviseert de Gezondheidsraad om in fasen een bevolkingsonderzoek in te voeren voor mannen en vrouwen van 55 tot en met 75 jaar. In het voorjaar van 2011 zal een standpunt worden bepaald, mede op basis van een uitvoeringstoets naar de invoering van een bevolkingsonderzoek naar darmkanker door het RIVM/Centrum voor Bevolkingsonderzoek.

Seksuele gezondheid

In 2010 heeft VWS samen met OCW geïnvesteerd in seksuele vorming van jongens via het programma «Seksuele gezondheid van de jeugd» van ZonMw en de nieuwe campagne «Maak seks lekker duidelijk». Het RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding is begonnen met het ontwikkelen van een soa/hiv-plan. Ook is begonnen met de voorbereidingen voor de integratie van de twee subsidieregelingen ten behoeve van hulpverlening op het gebied van seksuele gezondheid. VWS heeft een financiële impuls voor het Partnership Aanpak seksueel geweld verlengd tot en met 31 december 2011. Ook de opvang en behandeling van meisjes die slachtoffer zijn of dreigen te worden van loverboys via het project Asja II van het behandel- en expertisecentrum Fier Fryslân wordt met anderhalf jaar verlengd door de ministeries van Veiligheid en Justitie en VWS.

Indicator/output
 

2005

2006

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

1. Aantal opgespoorde seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s)

      

a. Gonorroe

1 623

1 757

1 827

1 964

2 422

≥ 2 422

b. Chlamydia

5 988

7 085

7 801

9 403

9 771

≥ 9 771

2. Percentage deelname aan Rijksvaccinatieprogramma

95,8%

94,3%

94,0%

94,5%

95,2%

≥ 95%

3. Percentage deelname aan griepvaccinatieprogramma (seizoensgriep)

76,9%

74,5%

73,5%

71,5%

70,4%

≥ 72%

4. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek borstkanker

81,7%

81,9%

82,4%

82,7%

82,9%

≥ 83%

5. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker

65,5%

66,0%

66,0%

≥ 65%

6. Percentage deelname aan hielprik

99,9%

99,9%

99,8%

99,8%

≥ 99%

Bron

1. RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding (www.rivm.nl), Seksueel overdraagbare aandoeningen in Nederland 2009. Een opgespoorde seksueel overdraagbare aandoening (soa) is het startpunt voor behandeling. Het aantal soa’s zal voorlopig toenemen. De reden hiervoor is dat er meer testen worden uitgevoerd en daardoor dus meer gevallen gevonden worden. Er is (nog) geen exacte opgave te geven door onderrapportage over de omvang van het aantal geslachtsziekten. De indicator wordt jaarlijks geactualiseerd. Gonorroe en Chlamydia zijn de meest voorkomende soa’s.

2. www.rivm.nl Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland, verslagjaar 2009 – RIVM rapport 210021010. Dit betreft het percentage kinderen geboren in 2007 dat basisimmuun is voor DKTP vóór het bereiken van hun 2-jarige leeftijd. De cijfers over 2010 worden in de zomer 2011 bekend.

3. www.nivel.nl. De cijfers over 2008 en 2009 zijn niet vergelijkbaar met voorgaande jaren, onder andere doordat de leeftijdsgrens van 65 naar 60 is verlaagd in het najaar 2008. De cijfers over 2010 worden in juni 2011 verwacht.

4. RIVM, Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CVB) op basis jaarverslagen screeningsorganisaties 2008 en 2009.

5. Erasmus MC, Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek naar Baarmoederhalskanker (LEBA). Rapportage 2009. Het cijfer over 2009 wordt in juni 2011 verwacht.

6. TNO, evaluatie van de neonatale hielprikscreening bij kinderen geboren in 2008. Het cijfer over 2010 wordt begin 2012 verwacht.

Beleidsconclusie

In 2010 is preventie beter aangesloten op de reguliere zorg voor onder andere de chronische ziekten, zoals via het Nationaal Actieplan Diabetes (NAD). In de samenleving is ook steeds meer eigenstandig aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid voor zorg. Hierin hebben gemeenten een steeds grotere taak gekregen via de Wet op de publieke gezondheid. Ten slotte kenmerkt 2010 zich door actieve ziektebestrijding van de influenza-A pandemie en de uitbraak van Q-koorts.

Kwaliteit en veiligheid van de zorg

Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat ze goede en veilige zorg krijgen wanneer dat nodig is. En zorg kunnen kiezen die het beste bij hen past. Daarvoor is inzicht in kwaliteit en veiligheid van zorgverleners noodzakelijk.

Doelstelling is de kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren door het invoeren van veiligheidsprogramma's door alle ziekenhuizen, eerstelijns-organisaties en curatieve ggz-instellingen. Richtlijnen en (veiligheids)normen worden opgesteld en aangescherpt en moeten beter worden nageleefd. Prestaties van zorgaanbieders worden transparanter gemaakt.

Voorkom schade, werk veilig

In 2010 zijn stappen gezet in de uitvoering van het in 2008 ingezette VMS-veiligheidsprogramma van de Nederlandse ziekenhuizen. Dit programma heeft tot doel het verbeteren en veiliger maken van de ziekenhuiszorg op tien inhoudelijke thema’s en de invoering van een veiligheidsmanagementsysteem (VMS). Hiermee moet in vijf jaar tijd (2008–2012) de vermijdbare schade en sterfte in de ziekenhuizen zijn gehalveerd. Uit een eerste tussentijdse meting naar vermijdbare schade en sterfte is gebleken dat die (in 2008 ten opzichte van 2004) niet is gedaald. Er is zelfs sprake van een stijging van de vermijdbare schade en sterfte in 2008. De cijfers geven de noodzaak aan van het intensiveren van het VMS-veiligheidsprogramma (TK 31 016, nr. 17). Op basis van onderzoek door de IGZ blijkt dat de invoering van het veiligheidsmanagementsysteem in ziekenhuizen redelijke vooruitgang wordt geboekt (TK 31 765, nr. 23). De zorgsector heeft zich dan ook gecommitteerd aan de halvering van vermijdbare sterfte en schade. Aan deze doelstelling worden zij dan ook gehouden door VWS.

Tien thema’s

Op de tien thema’s van het VMS-veiligheidsprogramma zijn zowel proces- als uitkomstindicatoren ontwikkeld. Daarmee kan in de komende jaren naast de EMGO/Nivel-meting zichtbaar worden gemaakt tot welke effecten de investeringen hebben geleid.

Indicator/outcome
 

2004

2006

2008

2009

Streefwaarde 2011

1. Aantal vermijdbare incidenten in ziekenhuizen

30 000

38 600

28 500

2. Vermijdbare sterfte in ziekenhuizen (meting bij huidige stand technologie)

1 735

1 960

1 648

3. Percentage ziekenhuizen dat de speerpunten 2009 op het gebied van het Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) heeft geïmplementeerd

100%

4. Het aantal ziekenhuizen dat op de thema’s van het programma «voorkom schade, werk veilig» participeert of aantoonbaar vergelijkbare initiatieven ontplooit

82

93

100% (2012)

5. Het aantal ziekenhuizen dat deelneemt aan de HSMR (Hospital Standardised Mortality Rate)

69

100%

6. Aantal gevallen van vermijdbare ziekenhuisopname ten gevolge van medicijngebruik

19 000

< 13 300

Bron

1. en 2. De basiswaarden zijn gemeten door het Nivel in 2004. De waarden over 2008 zijn eind 2010 gepubliceerd door EMGO/Nivel.

3. IGZ. Begin 2009, 2010, 2011 en 2012 controleert de IGZ steekproefsgewijs of alle ziekenhuizen de extra speerpunten voor dat jaar op het gebied van VMS-implementatie gerealiseerd hebben. De conclusie van het onderzoek van de IGZ over 2009 is dat de 19 aselect gekozen ziekenhuizen die in de steekproef onderzocht zijn, bezien vanuit de speerpunten voor 2009, op schema liggen om certificatie/accreditatie van het VMS in 2012 te behalen.

4. VWS. Cijfer is inclusief UMC’s.

5. Deelname aan de HSMR wordt door de IGZ gemeten. Het gaat hier dan om gecorrigeerde sterftecijfers. Naar verwachting maken alle ziekenhuizen (100%) deze in 2011 openbaar. In 2010 hebben alle ziekenhuizen reeds hun ongecorrigeerde sterftecijfers openbaar gemaakt.

6. Eindrapport Hospital Admissions Related to Medication (Harm), Universiteit Utrecht. Nieuwe cijfers verschijnen in 2011.

Veiligheidsnormen

Veldpartijen in de zorg zijn zelf verantwoordelijk voor het bevorderen van richtlijnen en veiligheidsnormen. Met betrokken partijen is een lijst met veiligheidsnormen vastgesteld, waarover de IGZ positief heeft geadviseerd. In juni 2010 is de Kamer geïnformeerd over de lijst veiligheidsnormen (TK 31 765, nr. 22). Veiligheidsnormen moeten vanaf nu duidelijk en herkenbaar worden meegenomen bij de richtlijnontwikkeling. Schiet het veld tekort bij het opstellen van veldnormen, dan kan de inspectie ook zonder veldnormen zelf toezichtnormen opstellen, indien dit noodzakelijk is voor haar toezichthoudende verantwoordelijkheid in relatie tot het risico voor de patiënt.

Kwaliteitsinstituut

In mei 2010 is een brief gestuurd aan de Tweede Kamer waarin het voornemen is beschreven om een kwaliteitsinstituut voor de zorg op te richten (TK 31 765, nr. 19). Momenteel worden zorgstandaarden, richtlijnen, protocollen en veiligheidsnormen door veel verschillende organisaties ontwikkeld en toegepast. In 2010 is geanalyseerd welke taken en verantwoordelijkheden het kwaliteitsinstituut moet krijgen om deze doelstelling te bereiken. De jaren 2011 en 2012 staan in het teken van de transitie en in 2013 zal het kwaliteitsinstituut operationeel zijn.

Cliënten en verzekeraars kunnen alleen goede keuzes maken wanneer duidelijk is welke kwaliteit zorgaanbieders leveren. Door onder meer de prestaties van zorgaanbieders transparanter te maken gaat de kwaliteit van zorg omhoog. In 2010 is informatie over 15 aandoeningen beschikbaar op kiesBeter.nl.

De ervaringen van cliënten met AWBZ-zorg moeten zichtbaarder worden. Niet alle organisaties in de sector Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (VVT) geven toestemming voor het publiceren van de Consumer Quality (CQ)-index gegevens op kiesBeter.nl. Naar schatting publiceert ongeveer 80 procent van de organisaties de gegevens. Voor de Geestelijke Gezondheidszorg (ggz) is de CQ-langdurige zorg en CQ-klinische zorg ingevoerd en zijn de indicatoren gepubliceerd in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording.

Indicator/output
 

2009

2010

Streefwaarde 2011

Voor 80 aandoeningen kunnen burgers op www.kiesBeter.nl zien welke kwaliteit ziekenhuizen bieden.

6

15

80

Bron

RIVM, www.kiesBeter.nl

Beleidsconclusie

Veiligheid van ziekenhuiszorg is nog niet op orde. De zorgsector heeft zich gecommitteerd aan de doelstelling de vermijdbare schade en sterfte te halveren. Gezien de stijgende trend zal op dit onderwerp extra inzet moeten komen vanuit de sector. Hier gaat VWS op toezien.

Participatie

Wetswijziging Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning)

Met ingang van 1 januari 2010 is de Wmo gewijzigd om de positie van de burger in de Wmo te verbeteren. Dit heeft geleid tot diverse aanpassingen. Voorheen werden mensen die huishoudelijke hulp in natura ontvingen, soms ongevraagd en zonder het te weten werkgever van de alfahulp. Zij waren vaak niet op de hoogte van plichten die bij die positie behoren, zoals werkgeverslasten. Gemeenten moeten burgers nu expliciet vragen of zij kiezen voor een voorziening in natura of het persoonsgebonden budget (pgb), waaronder de vergoeding voor een alfahulp en de burger vooraf informeren over alle voor- en nadelen van de verschillende opties. Bij ondersteuning in natura heeft de burger geen enkele verantwoordelijkheid als werkgever of opdrachtgever.

Tevens is een overlegbepaling opgenomen gericht op overname van personeel van aanbieders die hun contract met de gemeente zijn verloren door aanbieders die het nieuwe contract gegund hebben gekregen.

Kengetal
 

2008

2009

1. Percentage Wmo-cliënten dat aangeeft dat de Wmo ondersteuning bijdraagt aan het zelfstandig wonen en meedoen in de samenleving

91%

2. Percentage Wmo-cliënten dat aangeeft dat de Wmo ondersteuning bijdraagt aan het langer zelfstandig blijven

81%

3. Percentage Wmo-cliënten dat aangeeft dat de Wmo ondersteuning bijdraagt aan meedoen in de samenleving

74%

Bron

1. Rapportage tevredenheidsonderzoeken cliënten Wmo SGBO 2008 juni 2008.

2. Tevredenheidsonderzoek cliënten Wmo 2009 SGBO. De vraag of de ondersteuning van de Wmo bijdraagt aan het zelfstandig kunnen blijven wonen en/of meedoen aan de maatschappij is in 2009 gesplitst in twee aparte vragen.

3. Tevredenheidsonderzoek cliënten Wmo 2009 SGBO.

Welzijn Nieuwe Stijl

Het ministerie van VWS, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (MOgroep W&MD) zijn in 2010 gezamenlijk met het project «Welzijn Nieuwe Stijl» begonnen. Het concept van Welzijn Nieuwe Stijl bestaat uit acht bakens die inspireren, stimuleren en concrete handreikingen bieden om de lijn van vernieuwing in de Wmo te versterken en maatwerk, verbinding en samenhang te bevorderen. In dat kader hebben 97 gemeenten en 129 welzijnsinstellingen deelgenomen aan een stimuleringsprogramma. In het programma worden ondersteuningstrajecten op maat aangeboden in de vorm van lokale advisering, trainingen, workshops, handreikingen, informatiemateriaal over best practices, en visiteteams. Deze ondersteuning wordt in 2011 voortgezet.

Het project «Wmo in de buurt» is een netwerk van gemeenten, met als doel instrumenten te ontwikkelen voor Nederlandse gemeenten sociale samenhang en leefbaarheid te bevorderen van dorpen, wijken en buurten. In 2010 heeft dit er onder meer toe geleid dat een onderzoek is begonnen naar eenzaamheid en sociaal isolement in buurten en er zijn drie netwerkbijeenkomsten georganiseerd over gemeentelijke beleidsnota's sociale samenhang in de Wmo. De resultaten van deze inspanningen worden in 2012 aan alle Nederlandse gemeenten aangeboden.

Evaluatie Wmo

In maart 2010 heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) de evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning gepubliceerd (Op weg met de Wmo). Het SCP concludeert dat de Wmo werkt, in de zin dat de meeste gemeenten de wet uitvoeren zoals de wetgever die heeft bedoeld en met de instrumenten die de wet verschaft. Ook de bij de Wmo betrokken gemeentelijke functionarissen, cliënten- en uitvoerende organisaties beoordelen de werking van de wet overwegend positief.

Uitbreiding van het aantal vrijwilligers en behoud van het aantal mantelzorgers

In 2010 is het programma «Zorg Beter met Vrijwilligers» uitgevoerd. Dit programma verspreidt via de website handreikingen, instrumenten, inspirerende voorbeelden, publicaties en andere informatie op het terrein van vrijwilligerswerk in de zorg.

Het afgelopen jaar hebben voorts 377 van de 430 gemeenten deelgenomen aan de nulmeting basisfuncties mantelzorg en vrijwilligerswerk. Deze gemeenten konden vervolgens advies krijgen over de wijze waarop zij de basisfuncties mantelzorg en vrijwilligerswerk kunnen inpassen in het lokale beleid (www.prestatieveld4.nl). Daarnaast namen ongeveer 70 instellingen deel aan verbetertrajecten. Intramurale zorginstellingen zijn vooral gericht op het verbeteren van het beleid en management op het gebied van het vrijwilligerswerk. Samenwerking tussen beroepskrachten en vrijwilligers is een ander thema dat sterk in de belangstelling staat.

In 2010 heeft VWS het Nationaal Stimuleringsprogramma Maatschappelijk Betrokken Ondernemen gefinancierd. Doel van dit programma is onder meer het bevorderen van vrijwilligerswerk door werknemers bij bedrijven door bijvoorbeeld het organiseren van een congres (Wereldz), de nationale monitor MBO en de website www.nationaalmboplatform.nl.

Tevens zijn met Movisie afspraken gemaakt om het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk 2011 voor te bereiden en de uitvoering te organiseren. Het plan voorziet in een aantal landelijke activiteiten om de waardering voor het werk van de vrijwilligers tot uitdrukking te brengen en biedt een platform aan vrijwilligersorganisaties om hierbij aan te sluiten.

Indicator/outcome
 

2002

2008

Streefwaarde 2011

Streefwaarde lange termijn

1. Aantal mantelzorgers (x 1 miljoen)

2,6

2,6

2,6

2. Percentage vrijwillige inzet van het aantal mensen van 18 jaar en ouder

42%

42%

> 42%

≥ 42%

Bron

1. De Toekomst van mantelzorg, SCP oktober 2009 en Blijvend in Balans; een Toekomstverkenning van Informele Zorg, SCP juni 2007. Zie www.scp.nl.

2. Toekomstverkenning Vrijwillige Inzet 2015, SCP juni 2007 en Vrijwillige Inzet 2008, CBS april 2009. Het SCP meet iedere vijf jaar de participatie aan het vrijwilligerswerk in het kader van het Tijdsbestedingsonderzoek (Tbo). Het CBS meet iedere twee jaar de deelname aan vrijwilligerswerk in het kader van het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS). Nieuwe cijfers over vrijwilligers komen in mei/juni 2011 beschikbaar.

Bescherming en weerbaarheid bij geweld in afhankelijkheidsrelaties

De aanpak van geweld en misbruik in afhankelijkheidsrelaties is een prioriteit van VWS. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd in de planningsbrief van 27 januari 2011 (TK 32 620, nr. 2).

In 2010 heeft de commissie De Jong een onderzoek verricht naar het stelsel vrouwenopvang. In april 2011 volgt een reactie op dit onderzoek. In dit kader wordt samen opgetrokken met het ministerie van Veiligheid en Justitie. Vooruitlopend hierop is de Tweede Kamer op 2 februari 2011 geïnformeerd over haar voornemen om de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in te willen voeren voor geweld in huiselijk kring. Voor mishandeling gepleegd door professionals wil zij een meldplicht introduceren.

Medio 2010 is een begin gemaakt met de Categorale Opvang Slachtoffers van Mensenhandel. De ministeries van Veiligheid en Justitie en VWS financieren voor de periode van twee jaar 50 extra bedden, verdeeld over drie opvanginstellingen. 40 bedden zijn bestemd voor vrouwen en hun kinderen, en 10 bedden zijn voor mannen.

In de zes Nederlandse gemeenten met de meeste risicomeisjes (Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Rotterdam, Tilburg en Utrecht) is de «verklaring tegen meisjesbesnijdenis» ingevoerd. Deze verklaring is er op gericht om ouders en meisjes tijdens verblijf in het buitenland te helpen om de sociale druk te weerstaan van familie, vrienden of anderen. In 2011 wordt het gebruik van de verklaring verder uitgevoerd.

Mede dankzij de inzet van Nederland zal in de Europese strategie over geweld tegen vrouwen die nu wordt ontwikkeld, aandacht worden geschonken aan de aanpak van vrouwelijke genitale verminking.

Gelijke behandeling van mensen met een handicap

De verwachte inwerkingtreding van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte voor het openbaar vervoer via een Algemene Maatregel van Bestuur is vertraagd tot 1 juli 2011. Het kabinet heeft de voorbereidende werkzaamheden in 2010 voortgezet voor de ratificatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

Kengetal
 

2006

2007

2008

2009

Totale groep

100

105

104

104

     

Geslacht

    

Man

100

103

100

101

Vrouw (ref.)

100

105

106

106

     

Leeftijd

    

15–39

111

120

114

117

40–64 (ref.)

103

109

108

105

65 jaar en ouder

93

94

94

99

     

Opleidingsniveau

    

Laag

91

95

94

97

Midden (ref.)

104

110

109

110

Hoog

120

125

121

118

     

Aard van de beperking

    

Alleen motorisch (ref.)

100

105

103

105

Motorisch en zintuiglijk

99

103

104

102

     

Ernst van de beperking

    

Licht (ref.)

110

114

112

114

Matig

97

101

99

100

Ernstig

70

78

80

79

Bron

www.nivel.nl, Participatiemonitor. Basisjaar 2006=100, cijfers 2009

Mensen met een lichamelijke beperking participeren in 2009 nog net zoveel als in 2006 (er is geen significante toe- of afname). Bij enkele subgroepen is er een toename zichtbaar; mensen vanaf 65 jaar, vrouwen en mensen met een ernstige beperking participeren in 2009 meer dan in 2006. De cijfers dienen over een langere periode bezien te worden om te kunnen beoordelen of een stijging zich ook daadwerkelijk voortzet. De participatie van mensen in de leeftijdscategorie 40–64 jaar verloopt met een piekbeweging (n.b. er is geen duidelijke toe- of afname over de hele periode).

Beleidsconclusie

Op het gebied van participatie is veel in gang gezet. De Wmo wordt dichterbij de mens georganiseerd. Er is meer opvang voor vrouwen én mannen georganiseerd, die te maken hebben met geweld in een afhankelijkheidsrelatie. Maar ook is door Nederlandse inzet op Europees niveau meer aandacht voor vrouwelijke genitale verminking. Om de participatie van mensen in de samenleving te blijven ondersteunen wordt het beleid in grote lijnen voortgezet.

Innovatie

Zorginnovatieplatform (ZIP)

Het Zorginnovatieplatform (ZIP) heeft zich het afgelopen jaar ingezet voor de ontwikkeling en verspreiding van innovaties in de zorg, door deskundigen uit de zorgsector, het bedrijfsleven, de wetenschap en overheid samen te brengen. Naast het opzetten van verschillende samenwerkingsverbanden heeft het ZIP bijgedragen aan 60 verschillende innovatieve projecten in de zorg.

Zorgprocessen: In voor zorg

Het programma «In voor zorg» biedt organisaties in de langdurige zorg praktische ondersteuning om hun werkprocessen toekomstbestendig te maken. Het programma loopt tot 2012. In het najaar van 2010 hebben in totaal ruim 125 organisaties aangegeven graag mee te doen aan het programma en zijn meer dan 20 organisaties daadwerkelijk aan de slag gegaan met hun eigen «In voor zorg-traject». In november heeft een congres plaatsgevonden met ruim 700 professionals uit de sector.

Beleidsconclusie

Op gebied van innovatie in de zorg heeft de overheid via het ZIP een bijdrage kunnen leveren aan met name het samenbrengen en verspreiden van goede ideeën. Het zijn echter de zorgverleners zelf die de innovatieve kracht vormen in de zorg. Het beleid van VWS richt zich daarom op het wegnemen van belemmeringen en het creëren van randvoorwaarden voor de professional om vooruitstrevend te werk te gaan. In dit beleid past het ZIP minder goed en stopt om die reden per 2011.

Werken in de zorg

Begin 2010 is de arbeidsmarktbrief 2009 gepresenteerd. Hieruit blijkt dat de arbeidsmarkt in de zorg de afgelopen jaren tot rust is gekomen. Het vacatureaanbod is gedaald en de zorg heeft een grotere aantrekkingskracht gekregen. Tegelijkertijd is gesignaleerd dat de druk op de arbeidsmarkt in de zorg de komende jaren toeneemt als gevolg van de uitstroom van ouderen. De minister heeft in 2010 samen met sociale partners de gezamenlijke agenda «Arbeidsmarkt Zorg» opgesteld (TK 29 282, nr. 111). Deze agenda schetst hoe partijen de komende jaren de arbeidsmarkt willen versterken. Om de beschikbaarheid van goed opgeleide zorgprofessionals te blijven waarborgen is in 2010 een begin gemaakt met de oprichting van het fonds ziekenhuisopleidingen (FZO). Het FZO stimuleert het opleiden van gespecialiseerde verpleegkundigen en medische ondersteunend personeel (TK 29 282, nr. 91).

Er zijn twee rapporten verschenen over arbeidsmarktbeleid in de zorgsector. Het betreft de evaluaties van twee pilots, gehouden van 2007 tot 2009. Eén pilot was gericht op het oplossen van regionale knelpunten in de personeelsvoorziening en het verhogen van de arbeidsparticipatie aan de onderkant van de samenleving. De tweede pilot was gericht op de instroom van niet-westerse allochtonen. Uit de evaluaties is gebleken dat beter samengewerkt wordt tussen regio’s bij het oplossen van arbeidsmarktvraagstukken. Dit is in een aantal regio’s tot uitdrukking gekomen door het gebruik van sectorservicepunten of mobiliteitscentra. De belangrijkste conclusie uit de tweede pilot was dat er voldoende animo is om in de zorg te werken. Er moet echter meer gebruik worden gemaakt van de aanwezige kwaliteiten bij deze groep potentiële medewerkers.

Kengetal
 

Gemiddeld 2003–2007

2008

2009

2010

1. Werkgelegenheidsontwikkeling Zorg en Welzijn

2,7%

1,8%

3,7%

3,5%

2. Vacaturegraad in zorg en welzijn

16

22

16

14

3. Aantal leerlingen in zorg en welzijn opleidingen (MBO en HBO)

240 000

251 000

260 000

4. Netto verloop verpleegkundig, verzorgend en agogisch personeel

4,3%

4,0%

4,1%

5. Ziekteverzuim (1e ziektejaar)

5,5%

5,0%

4,9%

4,8%

Bron

1. t/m 5. CBS statline, www.azwinfo.nl, Regiomarge, Vernet.

De vacaturegraad in zorg en welzijn is het aantal openstaande vacatures per 1 000 werknemers.

Stages in de zorg

In 2008 heeft VWS een subsidieregeling ingesteld voor stageplaatsen in de zorg. Doel van het stagefonds is de instroom en doorstroom van personeel te bevorderen. In het opleidingsjaar 2009–2010 is 98 miljoen euro verdeeld over zorginstellingen. Met dit bedrag kunnen ruim 50 000 stageplaatsen worden betaald (bijna 100 000 studenten). De resultaten van het stagefonds zijn geëvalueerd. De Tweede Kamer is hier bij brief begin maart over geïnformeerd (TK 29 282, nr. 111). De eerste uitkomsten zijn positief. Het kabinet heeft besloten om het stagefonds structureel te maken.

Opleidingsfonds

In oktober 2010 is het rapport «Zorgopleidingen in de polder, Evaluatie Opleidingsfonds en CBOG» verschenen. De belangrijkste conclusies van de onderzoekers waren dat de opleidingscapaciteit beter wordt benut sinds de introductie van het opleidingsfonds in 2007 en dat de zogenaamde varkenscyclus wordt tegengegaan. De uitdaging voor de toekomst is volgens het rapport om te komen tot een eenvoudiger en minder bureaucratisch proces dat de betrokken partijen meer vertrouwen geeft.

Kengetal
 

2007

2008

2009

2010

2011

1. Aantal personen dat instroomt in het eerste jaar van de huisartsenopleiding

515

538

582

585

615

2. Aantal personen dat instroomt in het eerste jaar van de opleiding tot medisch specialist

1 032

950

1 059

1 057

1 209

Bron

1. SBOH /MSRC, Capaciteitsorgaan. De cijfers tot en met 2010 hebben betrekking op de gerealiseerde instroom.

De cijfers van 2011 zijn de streefwaarden voor de toegestane instroomcapaciteit

2. SBOH /MSRC, Capaciteitsorgaan. De cijfers hebben betrekking op het aantal personen dat is ingestroomd in het eerste jaar van de opleidingen vallend onder de subsidieregeling zorgopleidingen eerste tranche (zijnde de erkende medisch specialismen, exclusief psychiatrie, inclusief de erkende bèta beroepen en tandzorg specialismen).

Beleidsconclusie

De arbeidsmarkt in de zorg is de afgelopen jaren tot rust gekomen; het vacatureaanbod is gedaald en de zorg heeft een grotere aantrekkingskracht gekregen. De druk neemt de komende jaren echter toe. VWS heeft in 2010 verschillende stappen gezet om op de groeiende vraag op de arbeidsmarkt te kunnen inspelen. Zo is het fonds ziekenhuisopleidingen (FZO) opgericht (TK 29 282, nr. 104) en is het stagefonds structureel gemaakt. De uitdagingen op dit gebied blijven echter groot.

Governance

Aanbieders van zorg en ondersteuning hebben in de afgelopen jaren steeds meer ruimte gekregen. Dit betekent ook dat zij een extra verantwoordelijkheid hebben gekregen voor de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg.

Zorgbrede Governancecode

In 2010 is de nieuwe zorgbrede Governancecode in werking getreden. Daarin hebben enkele aanscherpingen plaats gevonden ten opzichte van de eerdere versie. Er is onder andere een klokkenluidersregeling opgenomen in de code. Daarnaast is de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorg duidelijker belegd en heeft de raad van toezicht goedkeuringsbevoegdheden gekregen en worden meer eisen gesteld aan de leden van deze raad.

Ruimte en Rekenschap

VWS bevordert de transparantie over de topinkomens van bestuurders van zorginstellingen door enerzijds alle jaarverslagen van zorginstellingen digitaal te ontsluiten en anderzijds jaarlijks een rapportage op te stellen over de in die jaarverslagen verantwoorde inkomens van bestuurders. Zo is de rapportage op basis van de cijfers uit de jaarverslagen over 2009 in december 2010 aan de Kamer aangeboden (TK 30 111, nr. 52), tegelijk met de rapportage van de minister van BZK over de inkomens die daar zijn gemeld in het kader van de Wet Openbaarmaking Publiek gefinancierde Topinkomens (WOPT).

Fusies

In het Regeerakkoord en het Gedoogakkoord is opgenomen dat er een zorgspecifieke fusietoets zal komen voorafgaand aan de mededingingstoets van de NMa. In het akkoord is tevens een verbod aangekondigd op een fusie tussen een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder. De wetgeving op beide punten is in voorbereiding. Onderzocht wordt bovendien of in aanvulling op de huidige instrumenten van de inspectie nog een aanvullende bevoegdheid nodig is om kleinschaligheid te bevorderen.

Resultaat afhankelijke vergoedingen

In 2010 is het beleid om meer privaat kapitaal aan te trekken in de zorg niet afgerond in verband met de val van het kabinet. Op basis van het nieuwe Regeerakkoord wordt in 2011 een wetsvoorstel ingediend dat de mogelijkheid vergroot om privaat kapitaal aan te trekken.

Wet cliëntenrechten zorg (Wcz)

In juni 2010 is de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz; TK 32 402) naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze wet beoogt de positie van cliënten in de zorg te verstevigen. De Wcz regelt niet alleen de rechten en plichten van de cliënt, maar ook de verantwoordelijkheden van aanbieders voor de kwaliteit van zorg. Door de regels over de relatie tussen zorgaanbieder en cliënt op te nemen in één wettelijke regeling, zijn de rechten en plichten van beide partijen beter op elkaar afgestemd. De wet gaat in op onderwerpen als «recht op goede zorg», «recht op keuze-informatie», «recht op een effectieve, laagdrempelige klachten- en geschillenregeling», medezeggenschap en goed bestuur en toezicht.

Belanghebbenden moeten meer mogelijkheden krijgen om in te grijpen als de kwaliteit en de continuïteit van zorgverlening in gevaar dreigen te komen door instellingen waar financiële problemen op de loer liggen. De uitwerking van een early warning systeem en uitbreiding van overheidsinstrumentarium om in te kunnen grijpen is niet in 2010 afgerond. Het beleid zal, mede op basis van het Regeerakkoord, worden uitgewerkt in 2011.

Beleidsconclusie

In 2010 is voortgang gemaakt met het duidelijk beleggen van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorg bij het bestuur van instellingen. De Wet cliëntenrechten zorg is ter behandeling aan de Tweede Kamer aangeboden en zal naar verwachting in de tweede helft van 2012 in werking kunnen treden.

Ethiek en gezondheid

Orgaandonatie

In 2010 is verdere uitwerking gegeven aan het Masterplan Orgaandonatie uit 2008. In dat kader zijn begin vorig jaar resultaten bekend gemaakt van onderzoek naar verschillende voorstellen om te komen tot een toename van het aantal donoren. De uitkomsten van dit onderzoek gaven geen significante verschillen aan tussen de verschillende systemen. Inmiddels heeft de minister een standpunt hierover ingenomen (TK 28 140, nr. 77).

Om de organisatie van orgaandonatie in de ziekenhuizen te verbeteren zijn vijf pilots gaande, waarvan de eerste resultaten in 2011 worden verwacht. De campagne «Nederland zegt JA» was succesvol; in 2010 heeft het Donorregister ongeveer 233 000 registraties verwerkt. In 2010 is de overgang van de uitvoering van de subsidieregeling «donatie bij leven» van de Nierstichting naar de Nederlandse Transplantatie Stichting per 1 januari 2011 voorbereid.

Indicator/outcome
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2011

1. Aantal postmortale orgaandonoren

217

200

257

201

215

216

> 250

Bron

Jaarlijkse meting van de Nederlandse Transplantatie Stichting (www.transplantatiestichting.nl). Het is de doelstelling om bij gelijkblijvend potentieel 25% meer transplantaties te realiseren in een tijdsperiode van vijf jaar (2008–2013).

Euthanasie

Vanaf 2010 is wegens de hoge werkdruk (het aantal nadere besluiten en voorgelegde onderzoeksdossiers) besloten de formatie bij de Centrale Commissie voor Mensengebonden Onderzoek (CCMO) uit te breiden.

Het afgelopen jaar is het aantal meldingen aan de vijf Regionale Toetsingcommissies Euthanasie (RTE) voor de toetsing van gevallen van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding opnieuw toegenomen. Daarom is besloten tot uitbreiding van de formatieplaatsen bij de Toetsingscommissies. Bovendien is in 2010 bij ZonMw een evaluatietraject uitgezet naar de Euthanasiewet. In dat traject wordt juridisch onderzoek gedaan, zal de organisatie van, de melding aan en de toetsing door de RTE’s worden geëvalueerd en zal een praktijkonderzoek worden gedaan. De resultaten worden begin 2012 verwacht.

Oorlogsgetroffenen en herinneringen aan WO II

Het programma «Erfgoed van de Oorlog», dat in 2010 is afgerond, is bedoeld om erfgoedmateriaal uit en over de Tweede Wereldoorlog te behouden en te ontsluiten. Het bevordert verder publieksgerichte toepassingen die met behulp van dit materiaal kunnen worden gemaakt.

Tussen 2007 en 2010 hebben 221 projecten subsidie ontvangen in het kader van Erfgoed van de Oorlog. Het ministerie van VWS stelde in totaal ruim 20 miljoen euro beschikbaar voor het behoud en het toegankelijk maken van het belangrijkste erfgoedmateriaal uit de Tweede Wereldoorlog. In het boek «Erfgoed van de Oorlog» zijn de resultaten van het programma vastgelegd (TK 20 454, nr. 102). Om de digitale resultaten van het programma te beheren is bij het NIOD een coördinatiepunt ondergebracht.

Met ingang van 1 januari 2011 is de uitvoering van het beleid rond de herinnering aan de WOII ondergebracht bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Het Comité heeft daartoe onder meer de bevoegdheid gekregen om in mandaat projectsubsidies te verlenen op het terrein van educatie/voorlichting.

De herinneringscentra in Amersfoort, Arnhem, Vught en Westerbork (uitgebreid met het huis van de kampcommandant) hebben ook in 2010 hun aantallen bezoekers zien toenemen. Internationaal wordt samengewerkt met Polen, Israël en Slowakije om in Sobibor (Polen) een waardige herinneringsplaats te maken.

Verder heeft het kabinet in 2010 gewerkt aan de overgang van het cliëntbeheer van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit is met ingang van 1 januari 2011 een feit.

Beleidsconclusie

Het programma «Erfgoed van de Oorlog», bedoeld als tijdelijke impuls, heeft zijn doel bereikt. Bij het NIOD is een coördinatiepunt ondergebracht. Er is toegewerkt naar de situatie waarbij per 1 januari 2011 het Nationaal Comité 4 en 5 mei nieuwe taken heeft gekregen. Eveneens per 1 januari 2011 is het cliëntbeheer van de PUR overgegaan naar de SVB.

Sport

Kracht van sport in de samenleving

Eind 2010 zijn er op het gebied van sport twee relevante rapporten verschenen: de Rapportage Sport 2010 en het Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2008/2009. Daaruit blijkt dat de Nederlandse bevolking de afgelopen jaren meer is gaan sporten en bewegen. De stijgende lijn lijkt wel af te vlakken. Hoewel ze veel sporten, bewegen jongeren nog steeds te weinig. Een groot deel van de dag wordt zittend doorgebracht. Datzelfde geldt voor werknemers in sommige beroepen, ouderen en chronisch zieken. De gezondheidsrisico's die verbonden zijn aan het gebrek aan beweging kunnen worden gecompenseerd door een paar keer per week intensief te sporten (TK 30 234, nr. 30). Momenteel gebeurt dat onvoldoende.

Indicator/outcome
 

2003

2007

Streefwaarde 2011

1. Percentage van de Nederlandse bevolking dat minimaal twaalf keer per jaar aan sport doet

60%

65%

65%

Bron

1. Het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek, dat eens in de vier jaar door het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt uitgevoerd. Het eerstvolgende onderzoek vindt plaats in 2011. Deze indicator geeft aan hoe sportief de Nederlandse samenleving is.

Indicator/outcome
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Streefwaarde 2012

1. Percentage van de Nederlandse bevolking (vanaf 18 jaar) dat voldoet aan de beweegnorm.

60%

63%

68%

64%

68%

68%

70%

2. Percentage jeugdigen (4 t/m 17 jaar) dat voldoet aan de beweegnorm.

45%

47%

46%

50%

3. Percentage van de Nederlandse bevolking (vanaf 18 jaar) dat inactief is.

8,2%

5,8%

5,3%

5,2%

6,1%

5,5%

5,0%

Bron

De gegevens maken onderdeel uit van het standaardonderzoek Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN), uitgevoerd door onder meer TNO. De realisatie van deze indicatoren wordt jaarlijks gemeten.

Deze indicatoren geven aan hoeveel Nederlanders voldoende bewegen voor hun gezondheid. Dit geeft een indicatie van de behaalde gezondheidswinst door sport. Als beweegnorm wordt de zogenaamde «combinorm» gehanteerd. Men voldoet aan die norm als men voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) en/of de Fitnorm. De NNBG vereist minimaal 30 minuten matig intensief bewegen op minstens 5 dagen per week. Voor de jeugd tot 18 jaar is dit 60 minuten op zeven dagen per week. De Fitnorm vereist minimaal 20 minuten intensief bewegen (sport of fitness) op minstens 3 dagen per week.

Om er voor te zorgen dat jongeren meer sporten en bewegen worden in heel het land combinatiefunctionarissen 2 ingezet. Daarmee worden tegelijkertijd sportverenigingen versterkt en de sociale cohesie bevorderd. In 2010 is de 3e tranche van deze Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur gestart met 86 deelnemende gemeenten. Daardoor zijn eind 2010 in ruim 200 gemeenten combinatiefunctionarissen actief. Om mensen die te weinig actief zijn meer én structureel te laten bewegen is in 2008 de Impuls Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) in het leven geroepen. Ruim 100 gemeenten komen op basis van deze regeling in aanmerking voor een Rijksbijdrage voor het realiseren van sport- en bewegingsinterventies. In 2010 deden in totaal 92 gemeenten mee aan de impuls (TK 30 234, nr. 29).

Indicator/outcome
 

1995

1999

2000

2003

2007

Streefwaarde 2011

1. Percentage van de Nederlandse bevolking dat lid is van een sportvereniging

36%

35%

35%

34%

38%

2. Percentage van de Nederlandse bevolking dat als vrijwilliger in de sport actief is

13%

8%

11%

10%

13%

Bron

1. Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek, dat eens in de vier jaar door het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt uitgevoerd. Het eerstvolgende onderzoek vindt plaats in 2011. Deze indicator geeft aan hoeveel Nederlanders lid zijn van een sportvereniging. Dat is een indicatie van meedoen in de maatschappij.

2. Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek, dat eens in de vier jaar door het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt uitgevoerd. Het eerstvolgende onderzoek vindt plaats in 2011. Deze indicator geeft aan hoeveel Nederlanders als vrijwilliger actief zijn binnen de sport. Dat is een indicatie van meedoen in de maatschappij.

2010 was het jaar dat in het teken stond van twee grote sportevenementen: de Olympische Winterspelen in Vancouver en het WK Voetbal in Zuid-Afrika. Op beide evenementen presteerden de Nederlandse sporters op hoog niveau. Tijdens de Winterspelen werden acht medailles gehaald. Dat betekende een tiende plaats in het medailleklassement. En met een finaleplaats tijdens het WK Voetbal had vooraf niemand rekening gehouden. Beide evenementen brachten veel enthousiasme los onder de Nederlandse sportliefhebbers. Dat gold ook voor de start van de grote wielerrondes Giro d’Italia en Tour de France in respectievelijk Amsterdam en Rotterdam. Verder zette Nederland zich op de kaart met grote evenementen als het WK Turnen en het WK Aangepast Zwemmen.

Indicator/outcome
 

Waarde

Peildatum

Streefwaarde lange termijn

1. Positie van Nederland in de medaillespiegel van de Olympische Zomerspelen

12e plaats

Augustus 2008

Positie bij de eerste tien (2012)

2. Positie van Nederland in de medaillespiegel van de Olympische Winterspelen

10e plaats

Februari 2010

Positie bij de eerste tien (2014)

Bron

De bronnen zijn de Medaillespiegels van de meest recente Olympische Spelen. Deze indicatoren geven aan in hoeverre Nederland erin slaagt om zich te scharen bij de top tien van topsportlanden.

Olympisch Plan 2028

In 2010 heeft het kabinet verder invulling gegeven aan de ambitie om Nederland op «Olympisch» niveau te brengen. In samenwerking met de alliantiepartners is de Alliantie Olympisch Vuur uitgebouwd. Samen met het ministerie van Infrastructuur en Milieu is gewerkt aan de voorbereiding van de Olympische Hoofdstructuur. In dit kader heeft het NOC*NSF de Nederlandse sportinfrastructuur in kaart gebracht in de Sportatlas. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu maakt een aantal schetsen voor ruimtelijke inpassing van de spelen in 2028.

De verkenning naar de maatschappelijke kosten-baten van het eventueel organiseren van de Olympische Spelen in 2028 is in de tweede helft van 2010 gestart, in opdracht van het ministerie van VWS. In het voorjaar van 2011 wordt deze verkenning afgerond en worden de uitkomsten betrokken bij de keuze voor een kandidaat-stad (TK 32 500 XVI, nr. 103).

In 2010 is het Beleidskader Pilots Sportevenementen gepubliceerd (TK 30 234, nr. 26). Daarmee worden tien proefprojecten gefinancierd om de maatschappelijke spin-off van sportevenementen te versterken. De voetbalbonden van Nederland en België hebben, met steun van de beide overheden, een bid uitgebracht voor het WK Voetbal 2018. Ondanks een goed voorbereid bid heeft de wereldvoetbalbond op 2 december 2010 besloten de organisatie van het wereldkampioenschap in 2018 niet aan Nederland en België toe te kennen.

Beleidsconclusie

Nederlanders sporten meer, maar nog steeds zijn er veel Nederlanders die te weinig bewegen. Vooral jongeren, werknemers en ouderen kunnen beter. In veel gemeenten worden initiatieven ontplooid om mensen aan te zetten tot meer sporten en bewegen. Nederland heeft goed gepresteerd op grote evenementen en heeft met veel succes enkele topevenementen georganiseerd. Het WK Voetbal 2018 gaat aan Nederland voorbij, maar in 2014 wordt het WK Hockey in Nederland gehouden.

Financieel beeld op hoofdlijnen

De zorguitgaven groeien jaarlijks als gevolg van onder meer de vergrijzing en nieuwe medische mogelijkheden. Voor de huidige kabinetsperiode is afgesproken dat de zorguitgaven met circa 15 miljard euro mogen groeien, zodat de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg van hoog niveau blijft. Om de betaalbaarheid van de zorg niet in gevaar te brengen zal extra groei van de zorguitgaven – bovenop de 15 miljard euro – moeten worden omgebogen door maatregelen.

In 2010 is het Budgettair Kader Zorg (BKZ) overschreden met 2,2 miljard euro. Deze tegenvaller bestaat onder meer uit hogere uitgaven bij de paramedische zorg (113 miljoen euro), ziekenhuizen (384 miljoen euro), medisch specialisten (283 miljoen euro), ZBC’s (209 miljoen euro), geneeskundige ggz (317 miljoen euro), zorg in natura door AWBZ-instellingen (606 miljoen euro) en de persoonsgebonden budgetten (208 miljoen euro).

Voor 2010 is besloten maatregelen te treffen die de extra zorguitgaven moeten terugdringen, Zo zijn de tarieven van de medisch specialisten, de vrije beroepsbeoefenaren en de ggz gekort. Tevens is het verzekerd zorgpakket aangepast. Binnen de langdurige zorg is ingezet op het verbeteren van de werkmethoden van zorginstellingen, zodat meer kwaliteit tegen een lagere prijs wordt geleverd. Deze goede werkmethoden worden verspreid binnen de gehele sector.

Tabel 1 Maatregelen 2010 (bedragen x € 1 000 000)
 

Actualisatie 2010

Curatieve zorg

 

Preferentiebeleid en verlopen patenten

– 495,0

Tegenvaller receptregelvergoeding, aflopen transitieakkoord en volume (gebruik) geneesmiddelen

531,8

(pseudo-) WW-premie

30,0

Wijziging voorcalculatie

– 53,3

Besparingsverlies niet-indexeren huisartsen

9,0

Maatregelen medisch specialisten

– 479,0

Tariefmaatregel ggz

– 119,0

Wet geneesmiddelenprijzen

– 72,5

Doelmatig voorschrijven

– 127,0

Aanpassing inschrijftarief

– 60,0

Zelfverwijzers

– 48,0

Tariefmaatregel alle vrije beroepsbeoefenaren

– 57,5

Pakketuit-/opname

– 3,3

  

Langdurige zorg

 

Ramingsbijstelling pgb

148,0

Vermogensinkomensbijtelling

– 70,0

Invulling best practices

– 91,0

Inzet reserve AWBZ knelpunten

– 113,0

Ramingsbijstelling tariefsmaatregelen AWBZ

– 60,0

Deze tabel wordt toegelicht in de bijlage Financieel Beeld Zorg.

Afhechting kabinetsdoelen Balkenende IV (bedragen x € 1 000)

Doelstelling

Beleids-artikel/ OD

Financieel belang begroting 2010

Financieel belang realisatie 2010

Behaalde resultaten in 2010

Relevante beleidsnota’s

35. Uitbreiding van het aantal vrijwilligers en behoud van het aantal mantelzorgers in 2011

44.2

15 979

14 651

CBS/POLS-meting loopt van 1/4/10 tot 1/4/11. In mei/juni 2011 volgt een rapportage over de ontwikkeling van het aantal vrijwilligers en mantelzorgers.

Regioplan komt rond 1 mei met rapport van een 1-meting uit naar de makelaarsfunctie vrijwilligers en maatschappelijke stages.

TK 30 169, nr. 11

TK 30 169, nr. 19

      

45a. De vermijdbare schade in de ziekenhuiszorg, waaronder de vermijdbare sterfte, is in 2012 gehalveerd

42.2

98.4

6 307

6 581

Er heeft een tweede dossieronderzoek in de Nederlandse ziekenhuizen plaatsgevonden (de eerste herhaling van de meting over dossiers van 2004). Deze meting ging over dossiers uit 2008 en het betreffende rapport verscheen op 25 november 2010: «Monitor zorggerelateerde schade 2008» (TK 31 016, nr. 17).

Op dit moment lopen gesprekken over de thema's die de komende twee jaar van het programma extra aandacht behoeven.

TK 31 016, nr. 8

TK 31 016, nr. 17

TK 31 016, nr. 18

      

45b. Burgers kunnen op KiesBeter.nl voor 80 aandoeningen zien welke kwaliteit de ziekenhuizen bieden

42.1

43.1

98.4

11 322

16 824

Voor tranche 1 (10 aandoeningen) leverde in 2010 100% van de ziekenhuizen de gegevens aan over verslagjaar 2009. Voor deze aandoeningen geldt een wettelijke verplichting.

De tweede tranche (13 aandoeningen) werd in 2010 voor de eerste keer landelijk uitgevraagd. Deze indicatorensets waren niet-wettelijk verplicht. 94% van de ziekenhuizen leverde voor deze aandoeningen gegevens aan via Zichtbare Zorg.

Voor tranche 3 zijn in 2010 23 indicatorensets ontwikkeld. Deze worden in 2011 voor de eerste keer landelijk uitgevraagd. In totaal worden er in 2011 voor 46 aandoeningen indicatorensets uitgevraagd in de ziekenhuizen (verslagjaar 2010).

KiesBeter.nl toont in 2010 kwaliteitsinformatie over 15 aandoeningen.

TK 28 439, nr. 22

TK 28 439, nr. 98

      

45c. Cliënten geven 90% van de zorgaanbieders in de AWBZ een voldoende voor de kwaliteit van de zorg

42.1

43.1

Zie 45b

Zie 45b

Niet alle VVT organisaties geven toestemming voor het publiceren van de kwaliteitskaart op kiesBeter.nl. Wat kiesBeter aangeleverd krijgt wordt ook gepubliceerd. Geschat wordt dat van ongeveer 80% van de VVT-aanbieders de kwaliteitskaart wordt gepubliceerd.

Voor de GZ worden nog geen zorginhoudelijke normen gepubliceerd, dat wordt zomer 2011. Dat zal zeker geen 80% zijn, publicatie is dit jaar nog vrijwillig (eerste jaar) en niet iedere organisatie doet mee.

Voor de ggz zijn de CQ-indices langdurige zorg en klinische zorg ingevoerd en zijn indicatoren verwerkt in het Jaardocument 2010.

TK 28 439, nr. 22

TK 28 439, nr. 98

      

45d. De rechten en plichten van patiënten en cliënten zijn in 2011 wettelijk vastgelegd en de informatie hierover is voor iedereen toegankelijk

42.1

43.1

41 791

43 377

Wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) is in juni 2010 ter behandeling voorgelegd aan de Tweede Kamer. Op 23 maart 2011 heeft de Tweede Kamer verslag uitgebracht.

In totaal is ongeveer 18% van de instellingen bij de geschillencommissie aangesloten.

TK 31 476, nr. 1

TK 29 214, nr. 36

TK 29 214, nr. 39

      

46. Meer patiëntgerichte zorg door vernieuwing zorgconcepten en innovatie

42.2

43.3

191 749

224 928

De administratieve lastenvermindering over 2010 is € 15,9 miljoen.

In totaal zijn 3 241 zorgaanbieders (45%) aangesloten op het Landelijk Schakel Punt (LSP). De verwachting is dat in 2011 circa 75% van de epd-doelgroep zal zijn aangesloten op het LSP.

Het aantal werkenden in de zorg is in 2010 gestegen ten opzichte van 2009. Op basis van de meest recente cijfers zijn in 2010 47 000 extra banen in de zorg ingevuld.

TK 29 282, nr. 79

TK 29 282, nr. 91

TK 29 515, nr. 271

TK 29 515, nr. 295

TK 31 200, nr. 116

TK 31 466 nr. 1–33

      

47. Betere hulp en opvang voor tienermoeders

44.4

650

650

Reeds afgerond

TK 28 345, nr. 51

TK 31 474 XVI, nr. 7

      

48. Verbeteren en versterken palliatieve zorg

43.3

21 400

20 400

Er is een breed toepasbare set van indicatoren beschikbaar voor de palliatieve zorg, die gebruikt kunnen worden voor interne toetsing van de kwaliteit.

Onder aansturing van het Platform Palliatieve Zorg zijn drie projecten gerealiseerd uit het plan van aanpak palliatieve zorg.

TK 29 509, nr. 19

TK 29 509, nr. 27

TK 29 509, nr. 30

Toelichting financieel belang

De bedragen in de tabel «Afhechting kabinetsdoelen Balkenende IV» illustreren het financieel belang van een kabinetsdoel. De begroting is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1-op-1 uit de departementale administratie te herleiden. Het is in dit overzicht mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere doelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd.

35. Uitbreiding van het aantal vrijwilligers en behoud van het aantal mantelzorgers in 2011

De realisatie is lager dan geraamd als gevolg van lagere uitgaven aan subsidies versterken van de lokale infrastructuur, verspreiden van kennis over mantelzorg en vrijwilligerswerk en ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers programma maatschappelijk ondernemen. Er is meer uitgegeven aan deskundigheidsbevordering vrijwilligers als gevolg van het honoreren van twee bezwaarschriften.

45b. Burgers kunnen op KiesBeter.nl voor 80 aandoeningen zien welke kwaliteit de ziekenhuizen bieden45c. Cliënten geven 90% van de zorgaanbieders in de AWBZ een voldoende voor de kwaliteit van de zorg

Als gevolg van een wijziging van de invulling van de ontwikkeling van indicatoren in de sector ziekenhuizen zijn extra kosten gemaakt, er vond een vertraging in het traject van de gehandicaptenzorg plaats en delen van betalingen van een aan aantal projecten zijn verschoven naar 2010 (€ 2,2 miljoen). Daarnaast zijn voor ontwikkeling, onderhoud en de actualisering van kwaliteitsindicatoren in de verschillende sectoren van de zorg extra middelen beschikbaar gesteld (€ 4,2 miljoen).

46. Meer patiëntgerichte zorg door vernieuwing zorgconcepten en innovatie

Er is meer uitgegeven dan geraamd aan ICT in zorg. De aansluitsubsidie voor aansluiting op het Landelijk Schakel Punt was een groot succes. Dit heeft geleid tot hogere uitgaven dan oorspronkelijk geraamd.

Er is minder uitgegeven aan innovatiebeleid, waaronder het Zorginnovatie platform. In verband met het temporiseren Financieel Instrumentarium was er geen verlenging van de vouchers in 2010 en zijn geen nieuwe calls uitgezet.

47. Betere hulp en opvang voor tienermoeders

De middelen zijn vanaf 2008 toegevoegd aan de specifieke uitkering Vrouwenopvang. Het beschikbare structurele bedrag voor tienermoeders (€ 1 miljoen) is teruggebracht naar € 650 000 in verband met de uitvoering van het amendement Wiegman-van Meppelen Scheppink (TK 31 700 XVI, nr. 99).

1

Bron: TK 32 500, nr. 29 Bijlage 3, Budgettaire verwerking regeerakkoord

2

Combinatiefunctionarissen zijn professionals die werkzaam zijn op minimaal twee van de drie werkterreinen Onderwijs, Sport en Cultuur.

Licence