Inleiding
De Rijksgebouwendienst ziet het als zijn missie bij te dragen aan het succesvol functioneren van zijn klanten, door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen. Met het in stand houden van monumenten draagt de Rijksgebouwendienst bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed. Sinds 1 januari 1999 heeft de Rijksgebouwendienst de status van baten – lastendienst. Deze status vloeit voort uit het destijds vernieuwde rijkshuisvestingsstelsel. Het rijkshuisvestingsstelsel is in deze opzet ingevoerd met als doel een rijksbrede vergroting van de doelmatigheid in de huisvesting van de rijksoverheid.
In 2008 is het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 gewijzigd (Stb. 2008, 381). Daarmee is onder andere besloten om de verantwoordelijkheid voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid op de terreinen van personeel en organisatie, informatie en ICT, inkoop, facilitaire zaken én rijkshuisvesting bij het DG Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te beleggen. Per 14 oktober 2010 ressorteert ook de Rijksgebouwendienst onder het ministerie van BZK.
De Rijksgebouwendienst levert de producten huisvesting, services, adviezen en beleidsondersteuning. Gezien het grote belang van het product Huisvesting wordt onderstaand ingegaan op de indicatoren die hiermee samenhangen. Het product Huisvesting bestaat uit het ontwikkelen, realiseren en leveren van huisvesting. De Rijksgebouwendienst handhaaft de afgesproken kwaliteit van de geleverde huisvesting volgens de Regeling Taakverdeling Beheer Rijkshuisvesting.
Rapportage over de doelmatige uitvoering van het rijkshuisvestingsstelsel
In 2010/2011 wordt het rijkshuisvestingsstelsel opnieuw geëvalueerd. Omdat ook de doelmatige werking en uitvoering van het stelsel deel uit maakt van die evaluatie, wordt daarover thans geen afzonderlijke rapportage opgesteld.
Systeemwijziging inputfinanciering
De systeemwijziging behelst met name een operatie binnen de begroting van WWI/Rijksgebouwendienst, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010. Bij de systeemwijzing worden investeringen in de voormalige inputgefinancierde panden van de Hoge Colleges van Staat, het ministerie van Algemene Zaken en de 3 staatspaleizen (Paleis op de Dam, Paleis Huis ten Bosch en Paleis Noordeinde) middels de leenfaciliteit gefinancierd.
De objecten zelf zijn in het kader van de systeemwijziging niet geactiveerd. De activering van de investeringen in projecten geschiedt overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is in het rijkshuisvestingsstelsel.
De begrotingsmiddelen voor de gebruiksvergoedingen (waaronder de 1-opslag, rente, afschrijving en markthuur) zijn in 2010 een onderdeel van de begroting van WWI/Rijksgebouwendienst en hebben de middelen voor onderhoud en investeringen vervangen. Voor de lopende projecten, de investeringsuitgaven tot en met 2009, is in 2010 een conversielening afgesloten.
Rapportage aan Nederlandse Mededingingsautoriteit
De Rijksgebouwendienst heeft in 2008 een meldpunt mededinging ingesteld dat fungeert als aanspreekpunt voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Bij dat meldpunt kunnen zowel medewerkers van de Rijksgebouwendienst als externe partijen vermoedens van prijs- of marktverdelingsafspraken of andere overtredingen van de Mededingingswet melden.
In het periodiek overleg met de NMa is ingegaan op de algemene wijze waarop de NMa met signalen vanuit de Rijksgebouwendienst omgaat. Er zijn geen concrete resultaten uit onderzoek door de NMa aan de Rijksgebouwendienst verstrekt. De Rijksgebouwendienst heeft geen formele meldingen gedaan aan de NMa over signalen van onregelmatigheden.
In 2010 heeft de Rijksgebouwendienst de volgende informatie aan de NMa geleverd:
• een overzicht van aanbestedingen in de vorm van een aanbestedingsregister;
• de rapportages van analyses van inschrijvingsbegrotingen bij aanbestedingen;
• informatie over enkele aanbestedingen, op verzoek van de NMa.
Voorts heeft de NMa op verzoek van de Rijksgebouwendienst ondermeer informatie over verschillende aanbestedingen verstrekt.
Overige prestaties
Indicator | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 |
---|---|---|
Brandveiligheid | Scans overige voorraad uitgevoerd | gerealiseerd |
Duurzaamheid | 100% duurzaam inkopen | 98% duurzaam ingekocht |
Energieambitie 2020 | Vaststellen energie-index voor portefeuille | gerealiseerd |
Inspecties monumenten | 70 inspecties uitgevoerd | 85 inspecties uitgevoerd |
Brandveiligheid
Het scannen van de overige voorraad (niet zijnde justitiële inrichtingen) is eind 2010 afgerond. Op grond van de brandscan is bepaald of een brandveiligheidsproject met voorrang wordt gestart of dat de brandveiligheidsmaatregelen in het reguliere onderhoudsproces worden ingepland.
In ruim 90% van de gevallen kunnen de benodigde maatregelen en projecten in het reguliere onderhoudsproces worden ingepland. De laatste tranche projecten met voorrang wordt naar verwachting in 2014 opgeleverd. Daar waar nodig zijn en worden in overleg met de gebruiker compenserende maatregelen getroffen.
Duurzaamheid: 100% duurzaam inkopen
Voor circa 98% van het ingekochte volume aan projecten, die in 2010 zijn gestart, zijn, indien van toepassing, de criteria voor duurzaam inkopen toegepast.
In enkele gevallen zijn de criteria voor duurzaam inkopen ten onrechte niet toegepast.
Inmiddels zijn voldoende maatregelen in het inkoopproces ingebouwd om volledig duurzaam inkopen te waarborgen.
Voortgang programma Energieambitie 2020
De energie-index van de portefeuille is in 2010 vastgesteld op 1,45 (energielabel D). Dit is gebaseerd op onderzoek door het Agentschap NL in samenwerking met de Rijksgebouwendienst op basis van een representatief deel (85%) van de oppervlakte van de rijkskantoren, namelijk de kantoren groter dan 1 000 m2, die overeenkomstig de verplichting zijn voorzien van een energielabel.
De energie-index van een gebouw is een maat voor de energetische kwaliteit van dat gebouw. Het energielabel van een gebouw wordt gebaseerd op deze index. Het onderzoek geeft aan dat geleidelijke ontwikkeling naar een energielabel B (index tussen 1,06–1,15) in 2020 mogelijk is.
Voor de kleinere kantoren en de andere gebouwen, zullen overeenkomstig de inmiddels verder aangescherpte Europese richtlijn nog energielabels worden bepaald. Naar verwachting zal dit slechts tot beperkte bijstelling van de energie-index van de portefeuille leiden.
Inspecties monumenten
In 2010 heeft de Rijksgebouwendienst voor de eerste keer een landelijke overeenkomst voor inspecties op bouwkundige aspecten afgesloten met de monumentenwachten in de diverse provincies. De bouwkundige inspecties zijn uitgevoerd door gecertificeerde inspecteurs conform de NEN 2767 methodiek.
Producten en diensten | 2007 | 2008 | 2009 | Streefwaarde 2010 | Realisatie 2010 |
---|---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid | – | 67% | – | nulmeting | – |
Leegstand | 1,6% | 2,4% | 3,3% | 3,6% | 3,8% |
ITK | 2,23 | 2,26 | 2,32 | 2,1–2,6 | 2,32 |
Bedrijfsvoering | |||||
Gemiddelde bezetting fte’s | 1 011 | 993 | 966 | 1 007 | 927 |
Gemiddelde loonkosten (€ 1) | 63 327 | 66 402 | 70 528 | – | 74 816 |
Omzet ( = totaal baten x € 1 mln) | 1 463 | 1 483 | 1 535 | 1 484 | 1 466 |
Saldo van baten en lasten (%) | 0,8 | – 0,2 | – 0,4 | 0,0 | 0,2 |
Bruto Apparaat/omzet | – | 8,6% | 9,3% | 9,9% | 9,9% |
Bruto Apparaat/m2 * € 1 | – | – | 20,66 | 21,99 | 20,22 |
Klanttevredenheid
De Rijksgebouwendienst heeft in 2010 afgezien van de opstelling van een nieuwe methode voor het meten van klanttevredenheid. Wel is een proces in gang gezet om met de stakeholders (waaronder de klanten) te komen tot geobjectiveerde prestaties op de sleutelmomenten die in het primaire proces van de Rijksgebouwendienst echt relevant zijn. In 2011 zullen deze geobjectiveerde prestaties worden vastgesteld in nauwe afstemming met de verschillende stakeholders van de Rijksgebouwendienst.
Leegstand
De leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst (3,8%) is hoger dan begroot (3,6 %), omdat er verschillende contractbeëindigingen zijn geweest. De verwachting is dat de leegstand in 2011 verder zal oplopen. De totale huisvestingsbehoefte zal de komende jaren minder worden als gevolg van de afslanking bij de Rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties zullen toenemen. Tevens is het Rijksvastgoed en -ontwikkelingsbedrijf verantwoordelijk voor het afstoten van door de Rijksgebouwendienst aangemelde objecten. Zowel het tijdstip waarop, als de opbrengstwaarde, is niet door de Rijksgebouwendienst te beïnvloeden.
ITK
De indicator technische kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties. De realisatie voldoet aan de doelstelling doordat deze tussen de 2,1 en 2,6 blijft.
Bezetting in fte’s
De gemiddelde bezetting was in 2010 927 fte. De werkelijke bezetting per 31 december 2010 was 906 fte (ten opzichte van 959 fte per 31 december 2009).
Gemiddelde loonkosten
Onder de loonkosten ambtelijk personeel vallen de salarissen, inclusief aanspraken op vakantiegeld en eindejaarsuitkering, alsmede incidentele beloningen. De stijging van de kosten is met name het gevolg van de doorwerking van de CAO-afspraken.
Omzet
De omzet is in 2010 licht gedaald ten opzichte van 2009. Dit is met name te verklaren doordat de investeringssom voor investeringen in de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat, het ministerie van Algemene Zaken en de 3 staatspaleizen voorheen onderdeel van de omzet vormde. Met ingang van 2010 is de investeringssom vertaald in een gebruiksvergoeding als gevolg van de systeemwijziging input. Per saldo leidt deze stelselwijziging tot hogere opbrengsten departementen (€ 22,8 mln) en lagere opbrengsten moederdepartement (€ 76,8 mln).
Saldo baten en lasten
Het saldo van baten en lasten van de Rijksgebouwendienst is licht positief over 2010.
Apparaatsindicatoren
De realisatie van de indicator bruto apparaat versus omzet over 2010 komt overeen met de begroting. Zowel de gerealiseerde apparaatskosten als omzet zijn lager dan begroot.
De indicator bruto apparaat per m2 is lager dan begroot. Dit is enerzijds te verklaren doordat bij de berekening is uitgegaan van de totale voorraad m2 (inclusief de in renovatie zijnde voorraad). Deze berekeningswijze wijkt iets af van 2009; de realisatie over 2009 conform deze nieuwe berekeningswijze is € 19,85 per m2. Anderzijds zijn ook de apparaatskosten lager dan begroot in 2010 en is de voorraad groter dan waar bij de begroting 2010 vanuit is gegaan.