Uitkeringen aan de leden van het koninklijk huis | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
---|---|---|---|---|---|---|
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2012 | 2012 | |
Verplichtingen | 6.961 | 7.095 | 7.163 | 7.208 | 7.216 | – 8 |
Uitgaven | 6.961 | 7.095 | 7.163 | 7.208 | 7.216 | – 8 |
Ontvangsten | nihil | nihil | nihil | nihil | nihil | nihil |
De grondwettelijke uitkeringen zijn opgebouwd uit twee componenten: een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt, en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning of van (de echtgenote van) de vermoedelijke opvolger van de Koning ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.
De verplichtingen en de uitgaven in dit begrotingsartikel betreffen de definitieve bedragen.
A | B | Totaal | |
---|---|---|---|
De Koning | 821 | 4.363 | 5.184 |
De vermoedelijke opvolger van de Koning | 243 | 1.153 | 1.396 |
De echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning | 243 | 385 | 628 |
Totaal | 7.208 |
Het inkomen van de leden van het koninklijk huis volgt het netto inkomen van de vicepresident van de Raad van State. Dat inkomen volgt de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Zowel het inkomensbestanddeel van de uitkeringsgerechtigde leden van het koninklijk huis als de salarissen van de hofhouding volgen de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Voor het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component geldt een indexatie aan de consumptieprijsindex die in de WFSKH is vastgelegd.