De per saldo daling van de realisatie wordt veroorzaakt door hogere uitgaven voor voedselzekerheid, lagere uitgaven voor de onderdelen effectief armoedebeleid en private sectorontwikkeling. De stijging van de uitgaven voor voedselzekerheid komen door versnelling van het GAFSP (Global Agriculture and Food Security Program) en het nieuwe programma MASSIF+ (Micro and Small Enterprise Fund plus). Daarnaast betreft het een verhoging in de uitgaven ten behoeve van CGIAR (Consultative Group on International Agricultural Research) en ASAP (Association of Small African Projects). De lagere realisatie op effectief armoedebeleid is het gevolg van het opschorten van de samenwerking met Suriname waardoor sector overstijgende programma’s achterbleven en het gebruikelijke parkeerkarakter van het sub-artikel. Wijzigingen in het totale ODA-budget (BNP cijfers) evenals aanpassingen in de toerekeningen worden hierop opgevangen. Op private sectorontwikkeling zijn de uitgaven achtergebleven omdat de ontwikkelfase van ORIO-projecten langzamer liep dan verwacht. Ook de aanloopfase van de Transitiefaciliteit had meer tijd nodig dan voorzien. Dit gold ook ten aanzien van innovatieve financiering. Tot slot waren er teruggaves op het ondernemingsklimaatprogramma op de posten (o.a. Rwanda, Mali, Ghana). Het programma PSI (het Private Sector Investeringsprogramma), gericht op de ondersteuning van vernieuwende investeringsprojecten in opkomende markten, kende een neerwaartse bijstelling omdat het aantal gestarte projecten lager was dan aanvankelijk begroot. Ten slotte is een aantal betalingen (waaronder FMO-MASSIF+ en PUM) doorgeschoven naar begin 2013.