Artikel
Algemene doelstelling
Een divers media-aanbod
De overheid borgt vier publieke belangen in het mediabeleid: onafhankelijkheid, verscheidenheid, kwaliteit en toegankelijkheid. Op basis van het Concessiebeleidsplan 2010–2016 (www.publiekeomroep.nl) heeft de minister van OCW met de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) een Prestatieovereenkomst afgesloten (bijlage bij Kamerstuk 32 123 VIII, nr. 128). Daarin zijn afspraken gemaakt over kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod. Elk jaar stuurt de NPO vóór 1 mei een verslag (terugblik) over het afgelopen jaar aan de minister en het Commissariaat voor de Media (artikel 2.58 van de Mediawet 2008). Daarin is in ieder geval opgenomen een beschrijving van de wijze waarop in het afgelopen jaar uitvoering is gegeven aan de publieke mediaopdracht, de samenstelling van het media-aanbod op de aanbodkanalen, de realisatie van de prestatieafspraken (artikel 2.22 van de Mediawet 2008), de naleving van de wettelijke programmavoorschriften en de naleving van de code goed bestuur en integriteit van de NPO. Het Commissariaat voor de Media (CvdM) rapporteert jaarlijks over de naleving van de prestatieafspraken. Over de naleving van de prestatieafspraken wordt de Tweede Kamer apart geïnformeerd in de mediabegrotingsbrief 2014.
Rol en verantwoordelijkheid
Het mediabeleid van de overheid richt zich op radio, kranten, opiniebladen, journalistieke en culturele uitingen via internet en, uiteraard, televisie. Deze media spelen een prominente rol in de samenleving. Ze zijn een bron van kennis en informatie, én podia voor democratisch debat. Media geven onze cultuur vorm, zowel in internationaal perspectief, als nationaal, lokaal en binnen groepen met een bepaald levensbeschouwelijk of maatschappelijk interessegebied. Tenslotte zijn media dragers van kunst en vermaak: verhalen, drama, muziek en documentaires.
De minister is verantwoordelijk voor het stelsel van landelijke, regionale en lokale publieke omroepen en de wet- en regelgeving op dat terrein. Zij is ook verantwoordelijk voor de financiering van de landelijke publieke omroep, de wereldomroep en enkele andere aan de omroep verbonden instellingen.
De minister is verder verantwoordelijk voor het Stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties, het Stimuleringsfonds voor de Pers en voor tijdelijke subsidies aan diverse non-profit initiatieven op het terrein van de media.
De minister is tot slot verantwoordelijk voor naleving van de Mediawet en het Mediabesluit door de diverse publieke en commerciële media.
De middelen die de minister ter beschikking heeft, zijn:
-
1. Financiering van de landelijke publieke omroep en wereldomroep en wetgeving voor alle publieke omroepen (lokaal, regionaal, landelijk en wereldomroep).
-
2. Wetgeving voor commerciële omroep, vooral voortvloeiend uit Europese richtlijnen op het gebied van audiovisuele media en interne markt.
-
3. Wet- en regelgeving voor de distributie van elektronische media.
-
4. Financiële steun voor dagbladen, voor opinieweekbladen en voor journalistiek en meningsvorming op internet. Hiervoor bestaan onder meer de subsidieregelingen van het Stimuleringsfonds voor de Pers.
-
5. Aanmoedigen van zelfregulering door media via bijvoorbeeld de Kijkwijzer van het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM), de Nederlandse Reclame Code, de Raad voor de Journalistiek en de mediacode.
-
6. Bescherming en educatie van mediagebruikers, in het bijzonder jongeren en hun ouders.
Beleidsconclusies
Het mediabeleid zoals beschreven in dit artikel en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. De eerste fase van de korting op de rijksmediabijdrage is gerealiseerd.
Over de uitwerking van het Regeerakkoord Rutte I heeft de staatssecretaris van OCW voor het onderdeel Media de Tweede Kamer geïnformeerd in de mediabegrotingsbrief 2013 van 27 november 2012 (Kamerstuk 33 400, nr. 20).
Het Regeerakkoord van het kabinet Rutte II (www.rijksoverheid.nl/regering/regeerakkoord ) stelt een extra taakstelling van 100 miljoen voor op het mediabudget. Over de uitwerking van het Regeerakkoord voor het onderdeel Media heeft de staatssecretaris van OCW op 6 december 2012 de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 33 400, nr. 129).
Publieke Omroep
Op 17 juli 2012 is de wet tot wijziging van de Mediawet in het Staatsblad verschenen (Stb. 2012, 319). Deze wijziging heeft betrekking op de verlaging van de rijksmediabijdrage met € 200 miljoen en beëindiging van de wettelijke taken van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep.
De vermindering van het aantal erkende omroeporganisaties, is een belangrijke voorwaarde om de geplande bezuinigingen van het kabinet Rutte I op het budget van de publieke omroep te realiseren. De NPO en de omroepverenigingen zijn hiermee het afgelopen jaar voortvarend aan de slag gegaan.
De omroepen en de NPO maken nu al, waar mogelijk, de eerste efficiencyslagen die geen formele reorganisaties vereisen. Doel is kosten besparen zonder dat dit ten koste gaat van de huidige kwaliteit van de publieke programmering.
De overheveling van de (financiële) verantwoordelijkheid voor de Wereldomroep naar het ministerie van Buitenlandse Zaken verliep conform de opdracht in het kabinet Rutte I.
In april 2012 ontving ik een voorstel van de NPO voor de transitie van de twee resterende ensembles (Groot Omroepkoor, en Radio Filharmonische Orkest) van het Muziekcentrum van de Omroep naar de landelijke publieke omroep. Ik heb de NPO gevraagd de verdere uitwerking van dit voorstel ter hand te nemen.
Over de wijze waarop de mediaparagraaf uit het Regeerakkoord Rutte II zal worden uitgewerkt, is de Tweede Kamer in mijn brief van 6 december 2012 (Kamerstuk 33 400, nr. 129) nader geïnformeerd.
Mediafonds
In het Regeerakkoord Rutte II is opgenomen, dat het kabinet afziet van de voorgenomen samenvoeging van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) en het Stimuleringsfonds voor de Pers. Het budget van het Mediafonds wordt per 1 januari 2017 op nul gezet; het fonds wordt op die datum opgeheven.
Het Stimuleringsfonds voor de Pers blijft bestaan.
Het Mediafonds bevorderde in 2012 de ontwikkeling en productie van culturele dramaproducties, kunst- en kinderprogramma’s en cultuurprojecten van de landelijke en regionale publieke omroep.
Distributie
Op 5 oktober 2012 is het wetsvoorstel dat strekt tot wijziging van de Mediawet in verband met de verspreiding van televisie- en radio- programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen ingediend (Kamerstuk 33 426, nr. 1–3). Dit wetsvoorstel wijzigt op een aantal punten de huidige «must carry» bepaling, breidt het aantal door te geven zenders in het standaardpakket uit, en maakt de regeling techniekneutraal. De nieuwe regels gaan namelijk gelden voor alle pakketaanbieders van radio- en televisie (kabel, satelliet, koper, ether en glasvezel).
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2012 | 2012 | ||
Verplichtingen | 909.647 | 929.447 | 894.942 | 937.643 | 886.809 | 916.532 | – 29.723 | |
Waarvan garantieverplichtingen | ||||||||
Programma-uitgaven | 887.881 | 902.098 | 901.765 | 912.434 | 951.461 | 915.954 | 35.507 | |
• | Publieke omroep | 866.433 | 876.599 | 863.468 | 885.851 | 927.165 | 891.511 | 35.654 |
• | Pers en journalisatieke producties | 1.000 | 12.300 | 4.300 | 2.300 | 2.300 | 0 | |
• | Bewust mediagebruik | 2.005 | 1.610 | 2.280 | 2.000 | 2.000 | 0 | |
• | Stimuleringsfonds Nederlandse culturele mediaproducties | 16.845 | 17.482 | 17.657 | 17.922 | 17.922 | 17.922 | 0 |
• | Overige uitgaven (geen Mediawet) | 4.603 | 5.012 | 6.730 | 2.081 | 2.074 | 2.325 | – 251 |
• | Overige uitgaven (taakstelling Regeerakkoord) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | – 104 | 104 |
Ontvangsten | 252.022 | 247.591 | 228.224 | 190.959 | 215.510 | 197.500 | 18.010 |
Toelichting:
Verplichtingen
De verplichtingen voor het beleidsterrein Media zijn in 2012 € 29,7 miljoen lager dan de vastgestelde begroting. Naast de hieronder genoemde hogere verplichtingen ten behoeve van hogere uitgaven in 2012 van € 35,7 miljoen zijn in 2012 voor een bedrag van € 65,4 miljoen minder verplichtingen vastgelegd voor 2012 dan waarmee in de begroting 2012 rekening is gehouden. Hiervan heeft € 50,3 miljoen betrekking op verplichtingen, die als gevolg van taakstellingen uit het regeerakkoord zijn verlaagd (Landelijke publieke omroep, € 4 miljoen) of zijn beëindigd (Wereldomroep, € 46,3 miljoen). De taakstellingen uit het regeerakkoord zijn in de begrotingsadministratie voor zowel kas als verplichtingen in 2013 ingeboekt, terwijl dit voor de verplichtingen een jaar eerder had moeten gebeuren. Daarnaast is de verplichting voor het Muziekcentrum van de Omroep (€ 30,9 miljoen) voor het jaar 2012 al in 2011 vastgelegd. Tenslotte is in de verplichting 2013 voor de landelijke publieke omroep al rekening gehouden met de wettelijke indexering 2013 (€ 15,9 miljoen).
Uitgaven
De uitgaven voor het beleidsterrein Media zijn in 2012 € 35,7 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:
-
• Een hoger uitgavenbudget als gevolg van de wettelijke prijsindexering van € 14,5 miljoen.
-
• Een hoger uitgavenbudget als gevolg van hoger dan verwachte reclameontvangsten van € 18 miljoen.
-
• Een hoger uitgavenbudget als gevolg van een bijdrage van het ministerie van Buitenlandse Zaken ten behoeve van de frictiekosten van de Wereldomroep van € 3 miljoen.
Het hogere uitgavenbudget is overgemaakt naar de Algemene Mediareserve ter dekking van de frictiekosten, die voortvloeien uit de bezuinigingen van kabinet Rutte I.
Ontvangsten
De ontvangsten voor het beleidsterrein Media zijn in 2012 € 18 miljoen hoger dan de vastgestelde begroting. Dit wordt veroorzaakt door hogere reclameontvangsten.
Artikel