Base description which applies to whole site

Stand van de Economie

We hebben te maken met economisch moeilijke tijden. Nederland is voor de derde keer in vier jaar tijd in een recessie beland. De eerste twee kwartalen van 2012 groeide de Nederlandse economie nog licht, maar de daarop volgende twee kwartalen was er sprake van krimp. In heel 2012 daalde het bbp met 0,9%.2 Met name de afnemende binnenlandse bestedingen liggen hieraan ten grondslag. Huishoudens kampen met een dalende koopkracht en vermogensverliezen door de afnemende huizenprijzen. De consumptieve bestedingen daalden in 2012 dan ook voor het tweede jaar op rij. Daarnaast zijn bedrijven terughoudend met investeren en zelfs al zouden ze willen investeren, dan hebben ze niet altijd toegang tot het benodigde kapitaal. Na een stijging van 10,2% in 2011, zijn de bedrijfsinvesteringen in 2012 gedaald met 2,5%. Met name de sectoren die gericht zijn op het binnenland hebben last van de afnemende binnenlandse bestedingen. Zo daalde de productie in de bouwsector in 2012 met 8,6%. Daarnaast konden ook de detailhandel en de industrie niet ontkomen aan de krimp. De werkloosheid liep volgens de internationale eenuursdefinitie in december op tot 5,8 procent van de beroepsbevolking.3 Dat wil zeggen dat ruim een half miljoen personen die zouden willen werken zonder baan zitten. De werkloosheid is wel nog altijd laag in internationaal perspectief. Lichtpuntje is dat de uitvoer van goederen in 2012 is gestegen met 2,2%, hoofdzakelijk door de groei van de wederuitvoer.

De economische neergang in 2012 heeft een negatief effect voor 2013. Volgens de ramingen van het CPB zal de economie in 2013 met 0,5% krimpen. Pas in de tweede helft van 2013 zal er enig herstel optreden, voornamelijk vanwege de licht aantrekkende wereldhandel. In 2014 zal de economie naar verwachting met 1% groeien dankzij de uitvoer.

Ondanks deze moeilijke economische tijden heeft Nederland nog altijd een goede uitgangspositie. Nederland is een van de meest welvarende en concurrerende landen ter wereld. Het is daarom zaak om deze uitgangspositie te behouden en uit te breiden waardoor Nederland optimaal kan profiteren als de wereldeconomie verder aantrekt.

1. Inzetten op de top en Nederland internationaal sterk positioneren.

De Nederlandse economie, die behoort tot de leidende kenniseconomieën van de wereld, beschikt over unieke internationaal concurrerende sectoren. Vanuit deze topsectoren van onze economie4 kunnen ondernemers, onderzoekers en onderwijs ervoor zorgen dat Nederland een van de meest concurrerende en innovatieve landen ter wereld is en blijft. Het kabinet heeft de sectoragenda’s van de topteams met knelpunten en kansen vertaald naar een brede beleidsagenda5.

In 2012 heeft het kabinet Innovatiecontracten afgesloten met ondernemers, onderzoekers en onderwijsinstellingen in de topsectoren. Deze contracten beslaan de hele keten van fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en valorisatie. Doel van deze contracten is om investeringen in onderzoek en ontwikkeling te stimuleren, met name vanuit de private sector.

Mede om de gestelde ambitie in de innovatiecontracten gezamenlijk te realiseren zijn in de topsectoren Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) ingericht. TKI’s zijn structurele verbanden waarin partijen uit het bedrijfsleven, de wetenschap en de (semi-)publieke sector samenwerken om richting te geven aan onderzoek, innovatie en valorisatie (kennis, kunde, kassa). Deze zijn in 2012 van start gegaan. Om deze privaatpublieke samenwerking verder te stimuleren, introduceert de overheid in 2013 de generiek vormgegeven TKI-toeslag. De TKI-toeslagregeling is op 4 september 2012 gepubliceerd in de Staatscourant. TKI's die op de EZ-begroting staan, hebben op 30 november 2012 een aanvraag voor TKI-toeslag ingediend voor een totaalbedrag van € 83 mln. De reeds bestaande privaatpublieke samenwerkingsverbanden, waaronder de TTI’s, worden in de TKI's ondergebracht. Voor een aantal TTI’s is voor de transitieperiode extra budget beschikbaar gesteld.

De economische agenda’s van de regio’s zijn door van landsdelige actieagenda’s verbonden met de agenda’s van de topteams, ter versterking van innovatie en concurrentiepositie. Zo zijn onder andere al regionale bijdragen geleverd via de projecten Wetsus, DOME en Holst en aan de Centra voor Innovatief Vakmanschap.

De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) zet zich in om buitenlandse bedrijven (met name hoofdkantoren en R&D-centra) en hoogwaardige, strategische investeringen naar Nederland te halen. Bedrijven en kennisinstellingen worden actief betrokken bij het acquisitiebeleid. Via de NFIA zijn in 2012 170 buitenlandse investeringsprojecten binnengehaald. Deze waren goed voor € 930 mln aan investeringen en 5.166 arbeidsplaatsen. Hiermee was 2012 een uitstekend jaar waarin ruimschoots aan de hiervoor gestelde streefwaarden is voldaan. Met de overname van NedCar door VDL en de productie van de MINI voor BMW zijn 1.500 banen voor Limburg en Nederland behouden. EZ speelde een belangrijke rol in het proces naar een nieuwe toekomst voor NedCar. De doorstart van NedCar kan als een succes worden beschouwd van een nieuwe aanpak in het industriebeleid, waarbij de overheid zich vooral opstelt als bemiddelaar en katalysator tussen betrokken marktpartijen die in de toekomst willen investeren op basis van een solide businessplan. Ook de strategische acquisitieaanpak, gericht op de topsectoren, is verder doorontwikkeld op het gebied van Chemie en Agrofood. In 2012 zijn desbetreffende «pilot teams» betrokken geweest bij de realisatie van respectievelijk negen en twee projecten, waaronder uitbreiding van productie in Rotterdam van het chemiebedrijf Invista (VS) en een internationaal hoofdkantoor in Amstelveen voor Dawn Foods (VS).

Voor het Nederlandse bedrijfsleven zijn internationale kansen geboden door middel van economische diplomatie. In 2012 zijn negen handelsmissies georganiseerd, onder andere naar Brazilië, Turkije, Zuid-Duitsland, Azerbeidzjan en Israel. Ook is 2012 samen met Buitenlandse Zaken een transitiefaciliteit opgezet. De transitiefaciliteit is bedoeld om via inzet van Nederlandse kennis en kunde de overgang van een bilaterale ontwikkelingsrelatie naar economische samenwerking mogelijk te maken. Vooralsnog is de transitiefaciliteit opengesteld voor drie voormalige partnerlanden (en middeninkomenslanden): Colombia, Zuid-Afrika en Vietnam. In 2012 had EZ onder de transitiefaciliteit een budget van € 5 mln beschikbaar. Hiermee zijn Nederlandse bedrijven ondersteund bij betreden en versterken van hun positie in de transitielanden.

2. Ruimte bieden aan innovatief ondernemerschap.

Het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) is van groot belang voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Het kabinet zorgt er met het bedrijfslevenbeleid voor dat ondernemers de ruimte krijgen om te innoveren, te investeren en te exporteren. Daarbij passen geen onnodige regels en bureaucratie. Het kabinet verbetert de toegang tot financiering en de publieke dienstverlening. Zo bouwt de overheid aan een uitstekend ondernemings- en vestigingsklimaat.

EZ helpt ondernemers via verschillende instrumenten aan betere toegang tot kapitaal, waaronder de algemene garantieregelingen als de Borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB) en de garantieregelingen Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en de Groeifaciliteit. Na de recordbenutting van de BMKB van € 909 mln in 2011 is de benutting in 2012 teruggelopen tot € 486 mln. In termen van het aantal verstrekte borgstellingskredieten is de daling echter minder groot: In 2012 zijn 2.640 nieuwe borgstellingskredieten verstrekt, tegen 4.325 in 2011. De lagere benutting van de BMKB hangt samen met een lagere activiteit in de MKB financieringsmarkt, waarbij de effecten voor het kleinbedrijf het grootst zijn. De BMKB kent juist veel gebruikers uit het kleinbedrijf. Daarnaast zijn per begin 2012 enkele verruimingen in het kader van de kredietcrisismaatregelen teruggedraaid. De benutting van de GO in 2012 is gedaald (€ 179 mln gefiatteerd) ten opzichte van de benutting in 2011 (€ 240 mln gefiatteerd). Ook deze lagere benutting kan worden verklaard vanuit de lagere activiteit op de financieringsmarkt. Met name factoren als verminderde investerings- en risicobereidheid van bedrijven en banken spelen hierbij een rol De benutting van de Groeifaciliteit is over het gehele jaar uitgekomen op € 13,1 mln tegenover € 11,6 mln in 2011. Qredits Microfinanciering Nederland heeft in 2012 1.133 microkredieten verstrekt. Dat is een stijging ten opzichte van 2011 met 13,3%.

Op 1 januari 2012 is het Innovatiefonds MKB+ van start gegaan. Via dit revolverende fonds voor innovatiefinanciering is € 500 mln beschikbaar voor risicokapitaal en leningen in de periode 2012 tot en met 2015. Bedrijven betalen deze financieringen terug wanneer hun investering succesvol is en daarmee kunnen weer andere ondernemers worden geholpen. Met het innovatiekrediet is bij ondernemingen in totaal € 52 mln gefinancierd in innovatieprojecten. In december is samen met het Europees Investeringsfonds (EIF) en de Participatie Maatschappij (PM) Oost-Nederland het fund-of-funds gelanceerd dat voor de komende jaren in totaal € 150 mln aan risicokapitaal beschikbaar stelt voor snel groeiende innovatieve ondernemingen. Voor technostarters is in totaal € 32 mln aan risicokapitaal beschikbaar gekomen. Hieraan draagt EZ € 16 mln bij.

Verschillende (fiscale) regelingen stimuleren de investeringen in kennis en innovatie. Ondernemers krijgen via de Wet bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) extra belastingaftrek voor de loonkosten van R&D-personeel. Via de nieuwe Research & Development Aftrek (RDA) is sinds dit jaar een extra belastingaftrek geïntroduceerd in de inkomsten- of vennootschapsbelasting voor de overige R&D-kosten en uitgaven. Waar de WBSO aangrijpt op de loonkosten voor S&O activiteiten, ondersteunt de RDA investeringen in de niet-loon component van onderzoek en innovatie, zoals de aanschaf van laboratoriumapparatuur.

Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) draagt bij aan innovatie, werkgelegenheid en duurzame economische groei in specifieke regio’s. Via EFRO-programma’s is sinds 2007 innovatie bij ruim 13.000 bedrijven gestimuleerd, zijn meer dan 3.000 starters ondersteund en is circa € 595 mln aan private investeringen gerealiseerd. Het programmabeheer is verbeterd: het aantal fouten is in 2012 onder de foutmarge van 2% gebleven. De Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over de structuurfondsen programmaperiode 2014–2020 is grotendeels gehonoreerd: de structuurfondsen worden nagenoeg volledig ingezet voor de Europa 2020-doelen. Met de andere EU-fondsen, provincies, steden, bedrijfsleven en kennisinstellingen wordt in kaart gebracht hoe EFRO in de nieuwe periode kan worden ingezet.

Het kabinet verbetert de dienstverlening aan ondernemers, onder andere door de voorbereiding van de fusie van 12 Kamers van Koophandel (KvK’s), KvK NL en Syntens tot één organisatie die vanaf 2014 – na inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de KvK – onder andere de Ondernemerspleinen zal beheren en regisseren. In 2012 is het transitieproces richting de nieuwe organisatie gestart. De eerste (zogenaamde beta-)versie van het digitale Ondernemersplein is in november jl. gestart. Hier kunnen ondernemers informatie over het ondernemen vinden afkomstig van de KvK, Syntens en delen van AgentschapNL. Later zullen andere publieke partners worden aangesloten. Verder zijn de verplichte heffingen die de KvK ondernemers in rekening brengt met 10% gereduceerd, per 1 januari 2013 zijn deze afgeschaft.

Om ondernemerschap te stimuleren zet het kabinet zich in om de regeldruk tot een minimum te beperken. Dankzij het Programma Regeldruk Bedrijven is de administratieve lastendruk voor ondernemers ruim 11% lager in vergelijking met 2010 (doelstelling is 10%). Dit komt neer op een besparing van bijna € 850 mln. En in 2012 zijn de inhoudelijke nalevingkosten met ruim € 100 mln verminderd. Binnen het ICT programma «Slim geregeld goed verbonden» zijn in totaal 17 casussen succesvol afgerond tussen 2009 en 2012. Bij landelijke opschaling van deze casussen is de regeldruk in de betrokken informatie uitwisselingsprocessen tussen ondernemers en overheid afgenomen met minimaal 15%, structureel circa € 40 mln, en een verbeterde dienstverlening door de betrokken overheden gerealiseerd.

Het bevorderen van een gelijk speelveld tussen overheid en bedrijfsleven krijgt een impuls door de Wet Markt en Overheid, per 1 juli 2012 van kracht. Overheden kunnen bij economische activiteiten hierdoor geen oneigenlijk gebruik maken van publieke middelen. Dit zal concurrentievervalsing door overheden verminderen, wat met name het MKB ten goede zal komen.

Door de uitgifte van frequentieruimte voor mobiele communicatie is een stimulans gegeven aan concurrentie op dat gebied. Met de veiling is het aantal beschikbare frequenties voor mobiele communicatie met 40% toegenomen en een technisch efficiëntere verdeling tot stand gebracht. Tele2 heeft zich als nieuwkomer geschaard naast de bestaande partijen KPN, Vodafone en T-Mobile om de vierde aanbieder van mobiele communicatie in Nederland te worden. Met de nieuwe frequenties kunnen 4G netwerken worden aangelegd waarmee snelheden tot boven de 100 megabit per seconde (Mpbs) kunnen worden geleverd. Door implementatie van de gewijzigde Europese telecommunicatierichtlijnen in de Telecommunicatiewet is het regelgevend kader voor de telecommunicatiesector gemoderniseerd (onder andere meldplicht veiligheidsinbreuken, cookies, netneutraliteit). Vóór de zomer van 2013 stuurt het kabinet haar visie over e-privacy naar de Kamer. Hierin zal onder meer worden ingegaan op de bescherming van de privacy in de relatie tussen eindgebruiker en het particuliere bedrijfsleven.

3. Bevorderen van duurzame welvaart, met oog voor mens en natuur.

Welvaart en welzijn in Nederland gaan verder dan een uitmuntend ondernemingsklimaat. Een aantrekkelijke leefomgeving, voldoende bescherming voor consumenten en een duurzame economische ontwikkeling en een brede verantwoordelijkheid voor de wereld om ons heen zijn alle van belang. Het kabinet streeft naar groene groei. Het doel is om de toekomstige welvaart te vergroten, rekening houdend met schaarste van natuur en grondstoffen, en daarbij de belasting van het milieu te verlagen. Het kabinet kiest daarom voor een realistische en ambitieuze groene groeistrategie, waarin ruimte voor duurzaam ondernemen en zekerheid voor groene investeringen beide verankerd zijn. Daarnaast streeft het kabinet naar een circulaire economie met marktontwikkeling voor duurzame grondstoffen en hergebruik van schaarse materialen op Europese schaal.

In april 2012 is de cross-sectorale agenda Biobased economy (BBE) gepubliceerd (Innovatiecontract BBE) in het kader van het Topsectorenbeleid. Er is verder gewerkt aan de uitbouw van het BBE-netwerk, met extra aandacht voor het MKB. Omdat de Biobased Economy zich niet beperkt tot de landsgrenzen, is extra ingezet op de internationale contacten. Ook is gewerkt aan regionale BBE. Zo zijn de vier grote zeehavens in Nederland met elkaar in gesprek over onder andere de veranderingen in logistieke processen en infrastructuur door de komst van grote hoeveelheden biomassa. Verder zijn dit jaar vier regionale clusters in Nederland gevormd en is een provinciaal overleg over provinciale biobased investeringen gestart.

Daarnaast is het Programma Botsende Belangen opgestart. Na een eerste analyse van knelpunten konden 45 belemmeringen die BBE-ondernemers beperken, worden opgepakt en hiervan zijn inmiddels 21 opgelost.

Natuur draagt bij aan een welvarende samenleving en is belangrijk voor duurzame economische groei en welvaart. Een adequate bescherming van natuur en tegelijkertijd voldoende ruimte voor economische ontwikkeling is van groot belang. Het kabinet zet in op meer synergie van natuur met andere maatschappelijke sectoren, zoals economie, gezondheid en waterveiligheid.

In 2012 is het Decentralisatieakkoord Natuur afgerond, ook financieel via de afrondingsovereenkomsten Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)6 Het wetsvoorstel om de ILG-periode formeel af te ronden7is in 2012 ingediend bij de Tweede Kamer. Het Wetsvoorstel Natuurbescherming, dat de natuurregelgeving moet vereenvoudigen, administratieve lasten reduceren en de decentralisatie van bevoegdheden zal realiseren, is eveneens in 2012 bij de Tweede Kamer ingediend8 maar zal in lijn met het Regeerakkoord nog worden herzien.

De provincies zijn in 2012 verder gegaan met de aanleg en het beheer van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Kamer is over de voortgang separaat geïnformeerd.9 Over de aanwending van de € 200 mln natuurmiddelen uit het begrotingsakkoord zijn voor 2013 hoofdlijnenafspraken gemaakt met de provincies. De nadruk komt te liggen op projecten die bijdragen aan een robuuste EHS, inclusief verbindingen.

De systematiek van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), bedoeld om het stifstofprobleem rond Natura2000-gebieden aan te pakken om zo de natuurkwaliteit te versterken en economische ontwikkeling te faciliteren, is door de Raad van State beoordeeld als werkzaam en (juridisch) houdbaar. Het wetsvoorstel om de PAS mogelijk te maken is inmiddels ook voor advies voorgelegd bij de Raad van State en met de provincies zijn afspraken gemaakt over het te volgen tijdpad. Inwerkingtreding van de PAS is voorzien voor 1 januari 2014. Inmiddels zijn 58 Natura2000-gebieden definitief aangewezen. De voorbereidingen voor definitieve aanwijzing van de overige gebieden zijn nagenoeg afgerond. Publicatie hiervan is voorzien voor 2013.

Het kabinet helpt met Green deals 10burgers, bedrijven, organisaties of andere overheden bij het realiseren van duurzame initiatieven die moeilijk van de grond komen. Het kabinet heeft in 2012 71 Green deals gesloten. De overheid stimuleert de totstandkoming van Green Deals op verschillende manieren: door partijen aan elkaar te koppelen, informatie te verstrekken, onduidelijke regels te schrappen of onduidelijkheden in vergunningverlening daar waar mogelijk weg te nemen. De verbinding tussen economie en ecologie is op verschillende manieren gestimuleerd, waaronder door de openstelling van de Subsidieregeling voor Biodiversiteit en Bedrijfsleven (voor innovatieve ondernemers die willen investeren in biodiversiteit), het sluiten van 23 Green Deals rond biodiversiteit en vier studies in het kader van The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB). TEEB voor bedrijven, bijvoorbeeld, laat in 9 sectoren handelingsperspectief zien voor bedrijven die anticiperen op de toenemende druk op biodiversiteit. Zij kunnen niet alleen hun bestaansrecht op lange termijn waarborgen, maar ook een First mover advantage creëren.

Het Nederlandse Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)-beleid is er op gericht te bevorderen dat Nederlandse bedrijven zelf verantwoordelijkheid nemen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. MVO betekent dat bedrijven een afgewogen en verantwoorde keuze maken op alle maatschappelijke issues die raken aan hun bedrijfsvoering: in Nederland en in het buitenland. Voor multinationale ondernemingen zijn de OESO-richtlijnen op het gebied van milieu, arbeidsomstandigheden, mensenrechten en corruptie het uitgangspunt. Het Nederlandse Contactpunt voor de OESO-richtlijnen heeft in 2012 het Nederlandse bedrijfsleven en andere belanghebbenden actief geïnformeerd over de richtlijnen en de (praktische) toepassing ervan. Tevens heeft het meerdere zaken van vermeende schendingen van de richtlijnen beoordeeld en/of in behandeling genomen. De SER IMVO commissie bracht in 2012 haar eindevaluatie van haar initiatief Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen uit.

In een aantrekkelijke leefomgeving speelt ook een adequate bescherming van consumenten een belangrijke rol. De Consumentenautoriteit, die hierop toeziet, zal samen met de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit opgaan in de nieuwe geïntegreerde markttoezichthouder op de niet-financiële markten, de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De wettelijke taken en bevoegdheden van de drie toezichthouders zullen overgaan op de ACM. Nu de Eerste Kamer heeft ingestemd met de Instellingswet ACM, is de oprichting van de ACM per 1 april 2013 een feit.

Consumenten kopen steeds meer over de grens. Harmonisatie van hun rechten binnen Europa kan hieraan een belangrijke impuls geven en kan de kansen van het bedrijfsleven op de Interne Markt versterken. In het verlengde hiervan is samen met het Ministerie van V&J (eerstverantwoordelijk) gewerkt aan de implementatie van de richtlijn consumentenrechten. Het wetsvoorstel implementatie consumentenrechten en de bijhorende memorie van toelichting11 is aan de Tweede Kamer gezonden.

Consumenten hechten groot belang aan de kwaliteit van de dienstverlening van de klantenservice van onder meer telecom- en energiebedrijven. Het ministerie van Economische Zaken heeft naar de verschillende aspecten van die dienstverlening onderzoek gedaan. De onderzoeksresultaten12 zijn naar de Tweede Kamer gezonden. Deze informatie kan consumenten ondersteunen bij het maken van hun keuzes.

4. Werken aan duurzame productie en ketens in land- en tuinbouw en visserij.

Een duurzame landbouwproductie is essentieel voor duurzame welvaart in de toekomst. De topsectoren agrofood en tuinbouw leveren een cruciale bijdrage aan de economie. Nederland is de tweede agro-exporteur van de wereld en het agrocomplex verdient zijn geld voor een groot deel in het buitenland. De exportwaarde van de Nederlandse agrofoodsector is 2012 gegroeid tot ruim € 75 mld. Tegelijkertijd importeert Nederland voor zo’n € 50 mld aan landbouwproducten van de wereldmarkt, zodat een agrarisch handelsoverschot van € 25 mld resulteert. De agrosector is daarmee een belangrijke motor van de Nederlandse economie.

In september 2012 heeft Nederland samen met Vietnam, de Wereldbank en de FAO een succesvolle conferentie georganiseerd over climate smart agriculture. Dit onderwerp staat nu nadrukkelijk internationaal op de agenda en de conferentie krijgt een vervolg in Johannesburg in 2013. Inmiddels wordt algemeen erkend dat de uitdagingen op het gebied van voedselzekerheid, gezonde voeding, klimaatverandering en groene groei in samenhang bezien moeten worden, en dat climate smart agriculture een middel is om deze gecombineerde uitdaging het hoofd te bieden. Publiek-private samenwerking is daarvoor het meest geschikte instrument. Daarnaast zijn in 2012 de eerste publiek-private partnerschappen uit de Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid opgezet met inbreng van EZ en zijn de ambassadeprogramma’s voor voedselzekerheid gestart in onder andere Ghana en Indonesië, waarbij nadrukkelijk de bijdrage van het Nederlandse bedrijfsleven wordt gezocht. Nederland heeft in de G20-bijeenkomsten over landbouw en voedselzekerheid met succes gepleit voor nauwere samenwerking met het bedrijfsleven om te komen tot verhoging van de landbouwproductie en voor het belang climate smart agriculture.

In Nederland wordt meer mest geproduceerd dan milieuverantwoord op Nederlandse bodem afgezet kan worden. Het kabinet pakt het mestoverschot aan door regulering van het gebruik van meststoffen en het aantal dieren in de veehouderij beperkt te houden. Met het demissionair worden van het kabinet Rutte I is besluitvorming over het stelsel van verantwoorde mestafzet en mestverwerking en over het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn vertraagd. De huidige staatsecretaris heeft de Tweede Kamer per brief van 18 januari 201313geïnformeerd over de voornemens van haar en staatssecretaris Mansveld van I&M ten aanzien van het wetsvoorstel verantwoorde mestafzet. De inzet voor het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn is in 2012 voorbereid en onderhandelingen vinden in 2013 plaats.

De doelstelling om in 2012 6% integraal duurzame stallen te realiseren (op peildatum 1 januari 2012 was dit percentage nog 4,5%) is waarschijnlijk gehaald. Op peildatum 1 januari 2012 was 4,5% van de stallen integraal duurzaam. Alle sectoren laten een gestage groei zien maar er zijn wel relatief grote verschillen tussen de sectoren. Het percentage loopt uiteen van 11,0% in de pluimveehouderij tot 7,0% in de varkenshouderij en 2,9% in de rundveehouderij. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat, in vergelijking met de varkens- en pluimveehouderij, in de rundveehouderij op dit moment geen regelgeving op het terrein van ammoniak en dierenwelzijn van kracht is die nieuwbouw of verbouw van stallen noodzakelijk maakt. Een deel van de integraal duurzame stallen is nog in aanbouw. Op dit moment is dat 1,7% van het totaal aantal stallen. Als al deze stallen in 2012 gerealiseerd worden zal het percentage integraal duurzame stallen eind 2012 6,2% bedragen. De rapportage met de exacte cijfers over peildatum 1 januari 2013 zal naar verwachting voorjaar 2013 verschijnen.

EZ heeft de Small Business Innovation Research (SBIR) opnieuw opengesteld, ter stimulering van innovatieve stallen. Het SBIR-programma is een aanbestedingsprogramma. Projecten vinden plaats in opdracht van de overheid en worden aanbesteed via tenders. Doelstelling is het ontwikkelen van innovatieve producten en diensten die bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. In 2012 zijn de voorstellen ingediend voor de tweede fase van de SBIR. De drie best scorende initiatieven komen in aanmerking voor de verdere uitwerking van hun ingediende plannen en ontvangen daarvoor een subsidiebedrag (maart 2013).

De totale verkoop van antibiotica voor veterinair gebruik is in het eerste half jaar van 2012 verminderd met 51% ten opzichte van het referentiejaar 2009. Dit geeft aan dat de reductiedoelstelling van 50% ten opzichte van 2009, vastgesteld voor 2013, mogelijk in 2012 al wordt gehaald.

De onderhandelingen voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zijn in 2012 gestart, afronding is voorzien medio 2013. Nederland zet zich in voor versterking van de concurrentiekracht en het belonen van prestaties op het gebied van natuur, milieu en dierenwelzijn. Onderlinge verschillen in de inkomenssteun zullen in de periode tot 2020 geleidelijk verdwijnen. In het instrumentarium van het markt-en prijsbeleid komt meer ruimte voor de ondersteuning van producenten- en interbrancheorganisaties. Op een van de belangrijkste thema's, namelijk de vergroening van de inkomenssteun, lijkt ruimte gecreëerd om gecertificeerde duurzaamheidsinitiatieven te belonen. In het plattelandsbeleid is de mogelijkheid opgenomen om het agrarisch natuurbeheer op collectieve leest te schoeien. Dit laatste zal de basis zijn voor het nieuw te ontwikkelen agrarisch natuurbeheer in Nederland.

De onderhandelingen over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) zijn in 2012 voortgezet. Afronding is voorzien voor medio 2013. De Landbouw- en Visserijraad (de Raad) heeft in juni haar standpunt over de hervorming bepaald met het aannemen van een algemene oriëntatie (general approach). Dit is een niet-bindende afspraak die bedoeld is om het Europees Parlement (EP) een indicatie te geven van het standpunt van de Raad. In oktober in heeft de Raad een partiële algemene oriëntatie het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). In oktober is in Brussel overeenstemming bereikt over verhoging van het aantal boomkorvissers dat de pulsvisserij mag beoefenen.

In mei 2012 ontving de Tweede Kamer de Nota Dierenwelzijn en Diergezondheid. Deze is controversieel verklaard. Desalniettemin is in 2012 wel gewerkt aan de implementatie van een aantal speerpunten die onverminderd belangrijk blijven zoals de aanpak van misstanden in de fokkerij, de aanpak van mishandeling en verwaarlozing en het verbeteren van transport en doden van dieren. Delen van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren met betrekking tot dierenwelzijn worden in 2013 vervangen door de Wet Dieren, inclusief de AMvB’s met bijbehorende uitvoeringsregeling (Besluit Houders van Dieren en Besluit Diergeneeskundigen). De positieflijst zoogdieren is onderdeel van de AmvB Houders van dieren. Ook de implementatie van de Europese regels over het huisvesten van zeugen wordt hierin opgenomen.

Het Groen onderwijs heeft in 2012 grote ondersteuning geboden aan de topsectoren Agrofood, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en de groene ruimte (natuur), onder andere door investeringen in Centers of Expertise gericht op Biobased Economy en Greenports en in twee Centra voor Innovatief Vakmanschap (MBO). De eerste resultaten omtrent voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren worden zichtbaar. Zo is een duidelijke toename geconstateerd van de studenteninstroom binnen de richting levensmiddelentechnologie (topsector Agrofood). Ook liggen de inschrijvingen voor het Groen (V)MBO, HBO en WO gemiddeld hoger dan bij het overig onderwijs. De aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt stond centraal in 2012 en zal ook in de komende jaren prominent op de agenda staan.

5. Een toekomstbestendige energievoorziening

Een schone en betrouwbare energievoorziening is essentieel voor duurzame economische groei. De energiesector is een belangrijke economische kracht die groei, banen en inkomsten oplevert. Nederland wordt op de lange termijn minder afhankelijk van fossiele brandstoffen en schakelt geleidelijk over op hernieuwbare energie. Met dit doel voor ogen streeft het kabinet naar een evenwichtige mix van verschillende vormen van energie. Dat verzekert een betrouwbare aanvoer van energie, voorkomt onnodig hoge energiekosten voor mensen en bedrijven en mobiliseert de kracht van de energiesector.

Het kabinet kiest voor een aandeel duurzame energie in 2020 van 16% en een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Het huidige aandeel van duurzame energie in de Nederlandse productie is 4,3%. Belangrijk middel voor de bevordering van een groter aandeel duurzame energie is de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+), die in maart 2012 is opengesteld met een verplichtingenbudget van € 1,7 mld. Nederland zorgt door middel van de SDE+ dat de meest rendabele vormen van duurzame energie worden gestimuleerd. 234 duurzame energieprojecten ontvingen een subsidiebeschikking. Het volledige budget is in de eerste fase toegekend voor een basisbedrag van maximaal € 0,07/kWh.

Nederland streeft naar een CO2-reductie in 2020 van 20%. De implementatie van de CCS-richtlijn, de opslag van CO2, is afgerond.

In het kader van het Topsectorenbeleid is het afgelopen jaar voor ruim € 140 mln door de Minister van EZ beschikbaar gesteld voor projecten in energie-innovatie. Deze projecten liggen op verschillende terreinen, bijvoorbeeld wind op zee en smart grids, en zijn er onder andere op gericht om kostprijsreducties van duurzame technieken tot stand te brengen en de economische kansen van Nederlandse bedrijven te versterken. Hiernaast dragen marktpartijen ook zelf bij aan deze projecten.

Om lokale energie-initiatieven voor de meter mogelijk te maken is toegewerkt naar een beleidsvisie en fiscaal stimuleringsinstrumentarium, welke in het voorjaar van 2013 naar de Tweede Kamer gaan.

Op gebied van elektrisch vervoer blijkt Nederland te behoren tot de kopgroep bij de uitrol ervan. Het aantal geregistreerde elektrische auto’s groeide in 2012 van ruim 1.500 naar bijna 7.500 en het aantal publieke laadpunten verdubbelde tot zo’n 2.800 laadpunten, waaronder een groeiend aantal snellaadpunten. Via Green Deals is ingespeeld op de maatschappelijke vraag, met name op locaal niveau. Daarnaast zijn kansrijke speerpunten geïdentificeerd voor het vergroten van het verdienvermogen van ons land.

Veiligheid staat bij het gebruik van radioactieve materialen vanzelfsprekend voorop. Voor de kerncentrale Borssele en de andere nucleaire inrichtingen zijn in 2012 stresstesten uitgevoerd. De uitkomsten zijn opgenomen in actieplannen. De implementatie van deze actieplannen vindt in 2013 plaats. In april worden in Europees verband de actieplannen van de Europese kerncentrales onderling vergeleken.

Met behulp van de rijkscoördinatieregeling kunnen grote energie infrastructuurprojecten sneller worden gerealiseerd. Een snellere realisatie van energie-infrastructuurprojecten draagt bij aan de voorzieningszekerheid, werkgelegenheid en concurrentiepositie van Nederland.

In 2012 is de besluitvorming inzake de gasopslag Bergermeer en de hoogspanningsverbinding Randstad 380 kV Zuidring onherroepelijk geworden vanwege een voor het Rijk positieve uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Verder heeft definitieve besluitvorming plaatsgevonden over de hoogspanningsverbinding Randstad 380kV, Noordring, het transformatorstation Vijfhuizen, de aardgastransportleiding van Norg naar Groningen (NorgroN) en de aardgastransportleiding van Beverwijk naar Wijngaarden.

In 2012 is gewerkt aan een beleidsbrief om de Tweede Kamer te informeren over het voornemen van het (toenmalige) kabinet om deelprivatisering van Gasunie en TenneT toe te staan. Na de val van het kabinet is deze beleidsbrief aangehouden. Het onderwerp is niet opgenomen in het Regeerakkoord. Het kabinet zal nog een besluit nemen over deelprivatisering.

Op 1 januari 2012 is de kleinschalige uitrol van de slimme meter gestart. De uitrol en de effecten van de slimme meter worden gemonitord. Begin 2013 wordt de eerste rapportage aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Elektriciteit- en gasregelgeving borgt de publieke belangen van voorzieningszekerheid en betaalbaarheid en heeft bijgedragen aan efficiënt beheer van de energienetten en daarmee aan concurrerende tarieven. Veelvuldige wijzigingen aan de Elektriciteits- en Gaswet hebben geleid tot complexe wetgeving. In 2012 is daarom een herziening van de Elektriciteits- en Gaswet gestart als onderdeel van de wetgevingsagenda STROOM. Hoofdbestanddeel van de wetgevingsagenda betreft een algehele herziening en samenvoeging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 om te komen tot wetgeving die duidelijker en eenvoudiger is, met minder regeldruk voor bedrijven en minder lasten voor de overheid. Wetgeving, bovendien, die op inzichtelijke manier voortvloeit uit de Europese wetgeving en die de transitie naar een duurzame energiehuishouding optimaal ondersteunt. De eerste tranche van de wetgevingsagenda STROOM is aan de Tweede Kamer aangeboden. Hierin zijn onder andere een aantal toezeggingen en voornemens uit het Energierapport 2011 uitgewerkt.

In 2012 is de Wet Voorraadvorming Aardolieproducten 2012 afgerond en door de Tweede en Eerste Kamer goedgekeurd. De wet betreft de implementatie van de Europese richtlijn en zal op 1 april 2013 in werking treden. Tevens is een politieke keuze (voorgenomen tracé of locatiekeuze) gemaakt voor de gasolieopslag in Twente, de hoogspanningverbinding Noord-West 380kV, de interconnector van Doetinchem naar Wesel, het transformatorstation in Breukelen en de uitbreiding van de Clauscentrale. Deze keuzes zullen in 2013 worden omgezet in formele besluiten. Voor de hoogspanningsverbinding Zuid-West 380 kV zijn voorbereidingsbesluiten getroffen. De toekomstige samenstelling van G-gas (laag-calorisch gas) is vastgelegd. Op deze samenstelling zijn de eisen gebaseerd waaraan nieuw verkochte toestellen die onder de Gastoestellenrichtlijn vallen, moeten voldoen. Doordat na een overgangsperiode slechts toekomstbestendige toestellen op de markt komen, wordt het toestellenpark vervangen door de werking van de normale vervangingsmarkt.

Effectief energiebeleid is per definitie internationaal beleid. Energiediplomatie en internationale afspraken zijn dan ook belangrijk: de gevolgen van nationaal beleid gaan vaak over de landsgrenzen heen. Daarom is het overleg met onze buurlanden geïntensiveerd. Begin 2013 heeft overleg over verdere samenwerking met Duitsland plaatsgevonden; politiek overleg met andere buurlanden wordt ook geïntensiveerd. Belangrijke onderwerpen voor overleg een samenwerking zijn: subsidiesystemen, innovatie en verbeteringen in de grensoverschrijdende infrastructuur.

Door de Noordwest-Europese landen zijn verdergaande afspraken gemaakt over de samenwerking op het gebied van gas ter uitwerking en invulling van Europese netcode en richtsnoeren. Dit sluit aan bij de Nederlandse gasrotonde ambities, omdat daarmee de grensoverschrijdende handel in en het transport van gas wordt vereenvoudigd. In 2012 heeft het Franse beursbedrijf Powernext een aanwijzing als gasbeurs volgens de Gaswet gekregen. Samen met het Duitse EEX zal het een beurs voor TTF-gas opzetten. De wetgeving ter implementatie van het derde pakket energierichtlijnen is in juli 2012 in werking getreden. De onderliggende regelgeving is in 2012 in werking getreden. Hiermee is de implementatie van het derde pakket energierichtlijnen afgerond.

4

De topsectoren zijn Chemie, High Tech Systemen en Materialen, Agro&Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Water, Logistiek, Life Sciences & Health, Creatieve Industrie, Energie. Daarnaast de Regiegroep Acquisitie en Vestigingsklimaat, dit was voorheen de topsector Hoofdkantoren.

5

Vergaderjaar 2010–2011, TK, 32 637 nr. 15.

6

Zie onder andere TK, 30 825, nrs. 107, 143, 153, 185 en 187.

7

TK, 33 441.

8

Zie onder andere TK, 30 825, nrs. 107, 143, 153, 185 en 187.

9

Zie onder andere: 5e voortgangsrapportage Groot Project EHS (Bijlage bij TK 30 825, nr. 188); Verantwoordingsinformatie over de jaren 2007–2011 van het ILG (bijlage bij TK, 30 825, nr. 188)

10

Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-economie/green-deal.

11

TK II, 2012/2013, 33 520.

12

TK II, 2012–2013, 24 095 nr. 326.

13

TK II, 2012–13, 33 322 nr. 8.

Licence