Base description which applies to whole site

18 Natuur en regio

Algemene doelstelling

Een concurrerende ruimtelijke economische structuur, een veelzijdige natuur en een wederzijdse versterking van ecologie en economie.

Een concurrerende economie met een veelzijdige natuur is van wezenlijk belang voor een duurzame samenleving, op korte en lange termijn. De economie is de motor van onze welvaart.

Natuur, de biodiversiteit in het bijzonder, is de basis van onze primaire levensbehoeften: (drink)water, voedsel en zuurstof. Natuur heeft een grote economische waarde; het levert grondstoffen en ecosysteemdiensten en is een van de aspecten van het vestigingsklimaat voor (internationale) bedrijven. Een duurzame verbinding tussen economie en ecologie is essentieel om het niveau van welvaart en welzijn ook in de toekomst veilig te stellen.

De rijksoverheid werkt aan een versterking van de ruimtelijk-economische condities voor bedrijven. Het Rijk wil samen met bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere stakeholders sterktes uitbouwen gericht op een goede concurrentiepositie. Daarbij richt het beleid zich in het bijzonder op mainports, brainports, greenports en andere clusters gerelateerd aan topsectoren, waarin Nederland tot de wereldtop behoort alsmede de samenwerking daartussen. De uitgangspunten voor de versterking van de ruimtelijk-economische structuur zijn reeds neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De biodiversiteit – de verscheidenheid aan planten, dieren en ecosystemen – staat in Nederland en mondiaal sterk onder de druk. De vitaliteit en het functioneren van natuurlijke systemen wordt bedreigd. De zorg voor de leefomgeving is een zaak van iedereen: overheden, ondernemers, burgers en bestuurders. Daarom wil het Rijk in zijn beleid voor natuur en groen meer ruimte en ondersteuning bieden aan ondernemerschap en initiatieven van burgers en andere private partijen.

Het Rijk blijft ook na de voorgenomen decentralisatie verantwoordelijk voor internationale afspraken over het behoud van de (inter)nationale biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Dat gebeurt onder meer door het Europese netwerk van Natura2000-gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur.

De in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet geïmplementeerde Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn hierbij belangrijke instrumenten.

Voor de uitvoering van het ruimtelijk-economisch beleid, de wederzijdse versterking van economie en ecologie, gebiedsgerichte projecten en programma’s, gebiedsagenda’s Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) en het Deltaprogramma wordt ook de regionale functie van Economische Zaken ingezet.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Ter versterking van de ruimtelijk-economische condities voor bedrijven en de concurrentiepositie van Nederland is de regio (overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere stakeholders) – mede dankzij de inzet van de regionale functie van Economische Zaken – sterker aangehaakt. Met het opstellen van landsdelige actieagenda’s zijn de economische agenda’s van de regio’s ter versterking van innovatie en concurrentiepositie verbonden met de agenda’s van de topteams. Dit leidt tot versterking van het topsectorenbeleid en een effectieve inzet van middelen. Samen met de landsdelige managementautoriteiten is een proces in gang gezet om de Europese Structuurfondsen in de periode 2014–2020 optimaal te benutten voor de ontwikkeling van de topsectoren via de inzet van Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) op innovatie en duurzaamheid.

In 2010 is geconstateerd dat de internationale doelen voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit niet zijn gehaald (TK, 26 407, nrs. 46 en 49). De aanpak van het biodiversiteitverlies vergt mondiale inspanningen die worden afgestemd in het wereldwijde biodiversiteitsverdrag (Conventie van Biologische Diversiteit – CBD). In 2012 heeft Nederland zich tijdens de elfde CBD-Conferentie van Partijen ingezet voor implementatie van het Strategisch Plan 2011–2010 en de Aichi Biodiversiteitsdoelen, de financiering van biodiversiteit en ecosystemen en de implementatie van het Nagoya Protocol inzake genetische bronnen (TK, 26 407, nr 70). Over het Strategisch Plan en het Nagoya Protocol zijn afspraken gemaakt om de uitvoering te bevorderen. Verder is een afspraak gemaakt over de inzet van de Europese Unie voor de mondiale verdubbeling van de (internationale biodiversiteitgerelateerde) financiële stromen richting ontwikkelingslanden (TK, 26 407, nr. 71).

In Nederland is de achteruitgang van biodiversiteit nog niet tot staan gebracht, maar wel geremd. Door de aanleg van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS; zie m.b.t. voortgang de Groot Project Rapportage EHS TK 30 825, nr. 188) en de vermindering van de milieudruk gaat het met een fors aantal soorten beter en wordt eveneens bijgedragen aan Natura 2000-doelen. Niettemin blijkt uit de Balans voor de Leefomgeving 2012 dat soorten in het agrarisch gebied, die hogere eisen aan hun leefomgeving stellen, nog steeds achteruit gaan (www.pbl.nl/balans2012).

In 2010 is besloten tot decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies, in combinatie met bezuinigingen. Met de provincies zijn afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden, de herijking van de EHS, beheer, grond, aansturing van de uitvoering en de tussentijdse afronding van het ILG (zie ook operationele doelstelling 18.4). Het resultaat is een onderhandelingsakkoord in drie delen: het Decentralisatieakkoord Natuur. De eerste twee delen zijn in 2011 afgesloten; het laatste deel in februari 2012. Met de ondertekening van de ILG-afrondingsovereenkomsten op 23 november 2012 is de decentralisatie ook financieel geëffectueerd (zie onder andere TK, 30 825, nrs. 107, 143, 153, 185 en 187).

Tegen deze achtergrond heeft het Rijk in 2012 een algehele vernieuwing van het natuurbeleid in gang gezet. De kern van deze vernieuwing bestaat uit een Toekomstverkenning natuur, die helderheid moet geven over de nieuwe rol- en taakopvatting van het Rijk. Een belangrijk onderdeel van de vernieuwing is synergie van natuur met andere maatschappelijke sectoren, zoals economie, gezondheid en waterveiligheid; onderdeel van het Regeerakkoord 2012.

Omdat de zorg voor onze leefomgeving een zaak is van iedereen, heeft het Rijk in 2012 in het natuur- en biodiversiteitsbeleid meer ruimte en ondersteuning geboden aan de inzet van ondernemers en aan initiatieven van burgers en andere private partijen. Onder operationele doelstelling 18.2 zijn concrete resultaten hiervan opgenomen.

In het kader van het Europese natuurnetwerk Natura 2000, wijst Nederland gebieden aan die tot Natura 2000 behoren, en dient het beheer in die gebieden te worden gerealiseerd. In 2012 is beperkt voortgang gemaakt als het gaat om het aanwijzen van gebieden (zie ook operationele doelstelling 18.3). De oplossing voor de stikstofproblematiek is dichterbij gebracht. Met de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zijn belangrijke stappen gezet waarmee het komend jaar de doelen kunnen worden bereikt inzake de implementatie van Natura 2000, zodat de komende decennia de natuurwaarden worden beschermd en economische ontwikkeling mogelijk is. Bijvoorbeeld voor uitbreiding van agrarische bedrijven en de aanleg van infrastructuur. Het instrumentarium voor de PAS wordt in 2013 afgerond. De Raad van State heeft op hoofdlijnen bevestigt dat de systematiek van de PAS houdbaar is. Voor de PAS zijn herstelstrategieën en het rekeninstrument AERIUS ontwikkeld ter ondersteuning van de vergunningverlening en het bepalen van de ontwikkelruimte. In 2012 zijn complementaire doelen in Natura2000-gebieden in lijn met de wens van de Kamer geschrapt.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is stelselverantwoordelijk voor het behoud en duurzaam gebruik van de (inter)nationale biodiversiteit, mede als natuurlijke hulpbron, nationaal en internationaal, en zekerstelling van natuur op lange termijn. De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het stellen van kaders voor de natuurkwaliteit van gebieden op grond van internationale en Europese verplichtingen, voor de strategische nationale ruimtelijke planning, voor soortenbescherming en voor het faciliteren van gewenste ontwikkelingen; op het land, in de zee en ook overzees in Caribisch Nederland. Economische Zaken is verantwoordelijk voor de samenhang van instrumenten, algemene nationale beleidskaders voor biodiversiteit en natuur, wet- en regelgeving, aansturing van uitvoerende diensten, de standpuntbepaling en verantwoording van Nederland in Europese en internationale context en voor onderzoek en kennisverspreiding voor deze activiteiten.

De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor een gezonde economische structuur en daarbinnen het versterken van ports en clusters gerelateerd aan topsectoren. Daarvoor is het van belang om agenda’s van verschillende overheden te verbinden ten einde schaalvoordelen te benutten.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Indicator

Basiswaarde/ peildatum

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

Bron

Stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten

106/2002

106

106

100

106

(Basisrapporten) rode lijsten EZ, CBS

De geïndexeerde indicator vergelijkt de veranderingen in rodelijststatussen van tot nu toe drie groepen soorten. In de begrotingen 2008 tot en met 2013 was de realisatiewaarde steeds 106, op basis van vergelijkingen van rodelijstgegevens voor vogels van 2004 en 1994, zoogdieren van 2007 en 1994, en dagvlinders van 2006 en 1995. Het getal 106 impliceert een verslechtering ten opzichte van de streefwaarde (100). Zouden ook gegevens van reptielen & amfibieën van 2006 en 1995 zijn meegenomen, zoals in Agriciola en Vullings (2011) en in het jaarverslag 2011, zou de realisatiewaarde 107 zijn geweest. Inmiddels wordt gewerkt aan het onder meer jaarlijks kunnen actualiseren van het realisatiecijfer.

Kengetal: Ruimtelijk-economische dynamiek en Nederlandse clusterontwikkeling

2009–2010

Ambitie 2015

Realisatie 2011

Niveau clusterontwikkeling

4.7

5

4,9

NL positie

19

15

15

Bron: The Global Competitiveness report 2012 – 2013, World Economic Forum

Het beleid richt zich op het faciliteren van clusters om de concurrentiepositie te versterken. In internationale vergelijking is de mate van clustervorming (specialisatie en samenhang tussen bedrijven, kennisinstellingen, diensten, infrastructuur) in Nederland relatief hoog en is sprake van een positieve trend. Inmiddels heeft Nederland een score van 4.9 op een schaal van 1–7 en bekleedt Nederland de zesde positie binnen de EU en de 15e positie wereldwijd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 mln

2009

2010

2011

2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil

VERPLICHTINGEN

935,4

753,0

372,2

397,3

409,9

– 12,6

Waarvan garantieverplichtingen

83,5

54,1

0

0

34,4

– 34,4

UITGAVEN

1.018,3

1.028,2

1.205,9

480,0

838,5

– 358,5

             

Programma-uitgaven

853,4

861,4

1.040,1

325,1

719,8

– 394,7

18.1 Versterken mainports, brainports, greenports en andere clusters gerelateerd aan topsectoren

199,2

183,6

189,5

101,0

174,7

– 73,7

Clusters en ruimtelijke randvoorwaarden

           

– Bedrijventerreinen

37,7

24,3

2,8

3,7

14,8

– 11,1

– Zuiderzeelijn

5,0

1,4

8,6

6,9

18,3

– 11,4

– Pieken In de Delta

58,1

68,9

44,9

31,3

39,7

– 8,4

– Sterke regio’s

7,0

10,0

21,9

12,7

15,1

– 2,4

– Nota Ruimte

0,0

21,6

39,6

 

23,4

– 23,4

– Andere gebiedsgerichte bijdragen

42,7

1,6

   

11,4

– 11,4

– Bijdrage aan ROM’s

31,8

7,8

8,0

5,5

5,5

0,0

– Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

 

0,0

   

0,0

0,0

– Greenports (Mooi Vitaal Delfland)

 

14,7

4.3

 

5,3

– 5,3

Europese structuurfondsen

         

0,0

– Cofinanciering EZ in EFRO

16,9

33,3

59,4

40,9

41,2

– 0,3

18.2 Wederzijds versterken van ecologie en economie

64,5

92,1

95,4

28,2

195,9

– 167,7

Nationaal ruimtelijke opgaven

           

– NURG/Maaswerken

10,0

5,2

6,9

3,7

3,2

0,5

– Mainport Rotterdam

6,4

6,6

6,7

6,8

6,8

0,0

– Waddenzee

0,0

0,0

1,1

1,3

1,0

0,3

– Delta programma

0,0

0,0

0,7

0,9

0,7

0,2

– Participatie beheersgebieden

3,0

4,0

0,7

0,0

3,0

– 3,0

– Landschapsplanning

2,5

3,7

2,2

0,5

5,0

– 4,5

– Grondgebonden Landbouw

0,0

0,0

0,0

0,0

1,7

– 1,7

– Regiekosten regionale functie

0,0

0,0

1,5

0,6

2,1

– 1,5

Nationaal ruimtelijke opgaven FES

           

– Westerschelde

0,0

12,1

5,1

 

43,7

– 43,7

– Veenweidegebieden

8,0

19,7

24,7

 

27,6

– 27,6

– Nieuwe Hollandse Waterlinie

0,4

4,0

9,6

 

12,8

– 12,8

– Recreatie Haarlemmermeer

0,0

7,5

7,0

 

15,2

– 15,2

– Waterkwaliteit

0,0

1,1

0,0

 

8,8

– 8,8

– Synergiegelden water

12,4

16,8

17,7

 

16,1

– 16,1

Programmatische Aanpak Stikstof

0,0

1,8

5,4

39,5

– 34,1

Nieuwe natuurwetgeving

           

– MER

0,0

     

2,3

– 2,3

– Natuurlijk ondernemen

0,0

   

1,2

0,0

1,2

Regelingen Natuur

5,3

0,4

5,4

3,6

0,5

3,1

Overig

16,5

11,0

4,3

4,3

5,9

– 1,6

18.3 Behouden van de intern-/nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur

89,4

84,8

70,0

94,1

69,3

24,8

Internationale Biodiversiteit

         

– Internationaal Biodiversiteitsbeleid

0,4

0,0

2,2

0,2

0,5

– 0,3

– Programma Biodiversiteit

1,4

2,0

1,9

0,9

1,2

– 0,3

Nationale Biodiversiteit

         

0,0

– Invasieve soorten

0,0

0,0

   

1,0

– 1,0

– Caribisch Nederland

0,0

0,0

0,4

0,5

0,6

– 0,1

– Beheer Kroondomeinen

0,4

0,5

0,5

0,7

0,6

0,1

– Burgereducatie

1,8

1,9

1,9

1,9

1,8

0,1

– SBB, beheer buiten EHS

13,0

12,1

12,3

12,2

11,5

0,7

– SBB/Publieksvoorlichting en organisatiekosten

24,4

24,6

24,7

25,4

24,8

0,6

Mariene Biodiversiteit

           

– Kaderrichtlijn Marine strat./Noordzee

0,0

1,0

0,4

0,3

2,0

– 1,7

Wet- en regelgeving

           

– Natura 2000

8,0

6,7

7,1

2,0

9,2

– 7,2

– CITES + IBG

0,7

0,8

0,8

0,8

1,0

– 0,2

Monitoring en rapportage

           

– Monitoring (Internationaal, Netwerk ecologische monitoring, monitoringssysteem Rijk en Provincies

0,0

7,0

2,3

3,6

5,7

– 2,1

– Gegevensautoriteit Natuur

9,3

9,0

6,4

2,5

1,8

0,7

– BTW-compensatie

0,0

0,0

0,0

– Regelingen Natuur

16,4

9,0

4,7

3,8

5,3

– 1,5

– Rente en aflossing

0,0

0,0

31,2

0,0

31,2

– Overig

13,6

10,2

4,4

8,1

2,3

5,8

18.4 Te decentraliseren

500,3

500,9

685,2

101,7

279,9

– 178,2

– waarvan ILG

407,2

396,5

579,5

23,7

200,2

– 176,5

– waarvan niet ILG

93,1

104,4

105,7

78,0

79,7

– 1,7

Bijdragen baten-lastendiensten

164,9

166,8

165,8

155,0

118,6

36,4

– Dienst Landelijk Gebied

111,0

106,6

105,7

91,6

83,3

8,3

– Dienst Regelingen

46,9

53,9

52,2

53,7

27,9

25,8

– NVWA

7,0

6,3

7,9

7,7

7,4

0,3

– AGNL

0

0,0

0,0

2,1

2,1

             

ONTVANGSTEN

149,7

140,0

104,9

53,7

112,2

– 58,5

Landinrichtingsrente

42,3

40,3

40,4

40,6

42,2

– 1,6

Bijdragen van derden

44,5

50,3

28,3

3,1

29,8

– 26,7

EU-bijdragen

0,6

0,4

0,4

1,8

2,1

– 0,3

Jachtakten

1,0

1,4

0,9

1,4

1,0

0,4

Synergiegelden

12,5

16,8

17,8

0,0

16,1

– 16,1

Verkoop gronden

21,1

16,9

15,0

0,0

20,0

– 20,0

Overige

27,7

13,9

2,1

6,7

1,0

5,7

Toelichting op de verplichtingen

De lagere verplichtingenrealisatie (€ 12,6 mln) wordt als volgt veroorzaakt:

  • € 30 mln hogere verplichtingen in verband met de administratieve correctie van verplichtingen voor het programma Zuiderzeelijn.

  • De hogere bijdragen aan de baten-lastendiensten van € 36,5 mln.

  • Hiertegenover zijn voor € 32,4 mln minder verplichtingen aangegaan als gevolg van de decentralisatie van middelen ten behoeve van werkzaamheden in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) naar het Provinciefonds.

  • Voorts zijn voor € 34,4 mln minder verplichtingen aangegaan, vanwege het niet langer openstellen van het garantiebudget voor verwerving door particuliere natuurbeschermingsorganisaties.

Toelichting op de programma-uitgaven

Operationele doelstelling 18.1 Versterken van mainports, brainport, greenports en andere clusters gerelateerd aan topsectoren

Doelbereiking

In 2012 zijn de economische agenda’s van Rijk en regio op elkaar afgestemd teneinde de krachten te bundelen bij het ondersteunen en stimuleren van de economische ontwikkeling in de ruimtelijke clusters die zijn gerelateerd aan de topsectoren. Het betreft met name de mainports, brainport en greenports. Er zijn twee rondes van bestuurlijke overleggen met vijf landsdelen gehouden (januari en oktober), waarin concrete bijdragen van decentrale overheden aan de agenda’s van topteams zijn vastgesteld.

Najaar 2012 heeft de jaarlijkse bestuurlijke ronde tussen Rijk en regio plaatsgevonden, waarin afspraken zijn gemaakt over gebiedsprojecten. In deze ronde is een eerste stap gezet in de vernieuwing van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) door tijdens de bestuurlijke overleggen ruimte te bieden voor strategische discussies. De bevindingen worden gebruikt voor de ontwikkeling van een visie op elk landsdeel en de actualisatie van de MIRT-gebiedsagenda’s.

De Nederlandse programma’s in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) liepen in 2012 voorspoedig. Sinds het begin van de programmaperiode (2007) is de innovatie van ruim 13.000 bedrijven gestimuleerd en maken ruim 3.000 startende bedrijven gebruik van de subsidies van structuurfondsen. Bedrijfsleven en kennisinstellingen nemen actief deel aan de programma’s: de private cofinanciering was vooraf ingeschat op circa € 174 mln en blijkt drie keer zo hoog, circa € 595 mln (dit blijkt uit de jaarverslagen van de landsdelige Management Autoriteiten (MA’s) over de periode 2006–2013).

In 2012 heeft Economische Zaken veel inspanningen geleverd voor de voorbereiding van de programmaperiode 2014–2020. De Kamer is regelmatig geïnformeerd over de resultaten van de onderhandelingen over de Europese wetgeving. Deze worden samengevat in de Geannoteerde Agenda van eind oktober 2012 (TK, 21 501–08, nr 441). Het resultaat van de onderhandelingen komt grotendeels overeen met de Nederlandse inzet: de structuurfondsen worden volledig ingezet voor de doelen van Europa2020 en voor een beperkt aantal thema’s. In 2012 is Economische Zaken begonnen om samen met de andere Europese fondsen (H2020, Europees Sociaal Fonds, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, Europees Visserij Fonds, Interreg), de provincies, de steden, het bedrijfsleven en de kennisinstellingen in kaart te brengen hoe Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) in de periode 2014–2020 kan worden ingezet

Toelichting budgettaire verschillen

Bedrijventerreinen

In het «Convenant Bedrijventerreinen 2010–2020» van Rijk, Interprovinciaal overleg (IPO) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn afspraken gemaakt over de planning en financiering van de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen en de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Conform het convenant zijn waar mogelijk en wenselijk de beschikbare Rijksmiddelen voor reeds toegezegde projecten in het kader van Besluit Topper en verschillende bedrijventerreinen waaronder «Port Valley Stadshavens Rotterdam» gedecentraliseerd.

Zuiderzeelijn

De lagere uitgavenrealisatie houdt verband met het feit dat in het kader van de decentralisatie van regionaal-economisch beleid de nog niet verplichte middelen voor de Zuiderzeelijn zijn overgeheveld naar de noordelijke provincies.

Pieken In de Delta

De lagere uitgavenrealisatie komt voort uit een vertraging in de uitvoering van projecten in het kader van Pieken in de Delta, waardoor de financieringsbehoefte geen aansluiting had met het kasritme van de beschikbare budgetten. De uitgaven voor de reeds toegezegde subsidies volgen op een later moment.

Nota Ruimte

De lagere uitgaven houden voornamelijk verband met het decentraliseren van middelen aan een provincie of gemeente:

  • Bedrijventerrein Nieuw Reijerswaard in Zuid-Holland (– € 12,4), A2-zone Eindhoven, (– € 2,7 mln), Groningen Centrale Zone en Apeldoorn kanaalzone (– € 5,4 mln).

  • Daarnaast is € 5 mln overgeheveld naar artikel 12 voor financiering van het Holst Centre uit het Nota Ruimte project Brainport Avenue.

Andere gebiedsgerichte bijdragen

De lagere uitgaven houden voornamelijk verband met het volgende:

  • Vanuit de begroting van Economische Zaken is € 1,6 mln overgeheveld naar het Provinciefonds ter versterking van de ruimtelijk-economische structuur in de provincie Zeeland. Dit bedrag was bestemd voor de ontsluiting van het Maintenance Value Park in Terneuzen (– € 1,6 mln).

  • Ten behoeve van de uitvoering van het project Verduurzaming Waddenglas zijn middelen overgeheveld naar het Provinciefonds. Het project is gericht op vervanging van fossiele aardgas-ketelwarmte en op CO2-reductie (– € 1 mln).

  • De middelen voor project Groen Gas zijn gedecentraliseerd naar de provincies. Het project investeert met zowel publieke als private middelen in de collectieve energieinfrastructuur die nodig is om biogas te produceren, op te waarderen tot aardgaskwaliteit («groen gas»), en toe te voegen aan bestaande aardgasnetwerken (– € 1 mln)

  • Er zijn middelen beschikbaar gesteld aan de provincie Noord-Holland ten behoeve van de financiering van het project Ongestoorde Logistieke Verbinding (OLV)-Greenport. Het project draagt bij aan de ontwikkeling van het gebied tot multimodaal knooppunt (– € 4,5 mln).

  • Ten behoeve van de financiering van het project Cool Port zijn middelen overgeheveld naar het Provinciefonds. Dit project is een publiek/privaat investeringsprogramma in de Zuidvleugel en betreft de verhuizing van het verscluster van de noordzijde naar de zuidzijde van de Maas in de Stadshavens van Rotterdam (– € 1,8 mln).

Greenports (Mooi Vitaal Delfland)

In het decentralisatie akkoord natuur is overeengekomen dat de FES-projecten die voorheen onderdeel uitmaakten van het Investeringsbudget Landelijk Gebied, worden gedecentraliseerd. De middelen voor het desbetreffende project (Mooi Vitaal Delfland) zijn ondergebracht op het begrotingsonderdeel waarop de te decentraliseren middelen zijn geconcentreerd (18.4).

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2012

Realisatie 20111

Bron

Nieuwe samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennisinstellingen

310

(cumulatief)

2010

67

(absoluut aantal)

432

(cumulatief)

Jaarverslagen MA’s D2-programma’s

Grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden

207

(cumulatief)

2010

200

(absoluut aantal)

600

(cumulatief)

Projectenlijst D3 programma’s

1

De cijfers tot en met eind 2012 worden pas medio 2013 bekend

De indicator «Nieuwe samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennisinstellingen» heeft betrekking op de landsdelige structuurfondsprogramma’s Noord, Oost, Zuid en West. Gemeten wordt het aantal samenwerkingsverbanden dat wordt geïnitieerd, gericht op valorisatie en kennisontwikkeling van de vier programma’s samen.

De grensoverschrijdende programma’s Duitsland–Nederland, Euregio Maas–Rijn, Vlaanderen–Nederland en Twee Zeeën, zijn gericht op initiatieven om over de landsgrens samen te werken. Ook hier is de indicator opgebouwd uit de resultaten van vier programma’s.

Operationele doelstelling 18.2 Wederzijds versterken van ecologie en economie

Doelbereiking

In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) wordt de achteruitgang van de biodiversiteit in N2000 gebieden teruggedrongen door de stikstofbelasting te verlagen en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat de economische ontwikkeling in deze gebieden doorgang kan blijven vinden. De PAS is nog niet definitief, maar ondanks de overbelasting in bijna alle gebieden waarop de PAS van toepassing is, is het mogelijk met herstelbeheer de achteruitgang van de natuur te stoppen en de benodigde verbetering te realiseren. Voor een paar gebieden wordt nog gewerkt aan een oplossing. Voor de PAS zijn herstelstrategieën en het rekeninstrument AERIUS ontwikkeld ter ondersteuning van de vergunningverlening en het bepalen van de ontwikkelruimte.

In 2012 is het innovatieprogramma Natuurlijk ondernemen van start gegaan, onder meer met het openstellen voor ondernemers van de Subsidieregeling voor Biodiversiteit en Bedrijfsleven voor het ontwikkelen van innovatieve ideeën om biodiversiteit in de bedrijfsvoering te integreren, het sluiten van green deals en het uitvoeren van studies in het kader van The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB). Hiermee worden verbindingen gelegd tussen natuur en andere beleidsvelden zoals economie, recreatie, toerisme, gezondheid en water. In 2012 zijn 23 green deals gesloten met initiatiefnemers die door het Rijk gefaciliteerd worden in het op een vernieuwende wijze werken aan de verbinding tussen natuur en economie en daarmee aan groene groei. Eén van de green deals is gesloten met het Platform Biodiversiteit Ecosystemen en Economie (BEE), waarin bedrijfsleven, ngo’s en wetenschap vertegenwoordigd zijn. Door middel van zes TEEB-studies in Nederland wordt inzicht verschaft in de impact op en de afhankelijkheid van natuurlijk kapitaal. Vier studies zijn in 2012 afgerond en naar de Kamer gestuurd (Bedrijven, Gezondheid, Stad en Bonaire). In het kader van de publicatie van de afgeronde TEEB-studies zijn seminars en een masterclass georganiseerd voor bedrijfsleven, wetenschap, ngo’s en overheden. Om de kennis verder te kunnen delen zijn de studies gepubliceerd op de website www.biodiversiteit.nl en vertaald naar het Engels.

Toelichting budgettaire verschillen

Participatie beheersgebieden en Landschapsplanning

De lagere uitgavenrealisatie houdt verband met het feit dat als onderdeel van het regeerakkoord de doelstellingen op het gebied van participatie van beheersgebieden en landschapsplanning niet meer als rijksverantwoordelijkheid worden gezien. Op het gebied van landschapsplanning zijn in 2012 nog uitgaven gedaan ten behoeve van het afronden van bestaande projecten.

Westerschelde, Veenweidegebieden, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Recreatie Haarlemmermeer en Synergiegelden water

In het decentralisatie akkoord natuur is overeengekomen dat de FES-projecten die onderdeel uitmaken van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) worden gedecentraliseerd. Hiertoe zijn de middelen voor de desbetreffende projecten ondergebracht op het begrotingsonderdeel waarop de te decentraliseren middelen zijn geconcentreerd (18.4).

Waterkwaliteit

De bijdrage van Ministerie van Infrastructuur & Milieu voor waterbodemonderzoek aan de provincies in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) is niet meer ontvangen, aangezien de middelen conform het convenant met de gemeenten rechtstreeks van I&M aan de gemeenten beschikbaar worden gesteld.

Programmatische Aanpak

De lagere uitgaven zijn het gevolg van de decentralisatie van de middelen naar het Provinciefonds ten behoeve van activiteiten in het kader van Natura 2000 en Programmatishe Aanpak Stikstof (PAS) (TK, 32 670, nr. 64).

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Realisatie 2012

Bron

% stikstofgevoelige N2000 gebieden waar PAS ontwikkelingsruimte creëert

0

2012

> 95%

Aerius (PBL)

In bijna alle gebieden waarop de Programmatishe Aanpak Stikstof (PAS) van toepassing is het, ondanks de overbelasting, mogelijk met herstelbeheer achteruitgang van de natuur te stoppen en is benodigde verbetering mogelijk. Voor een paar gebieden wordt nog gewerkt aan een oplossing.

 

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2012

Realisatie

Bron

Vermindering Administratieve lasten (in %) door vereenvoudiging natuurwetgeving

100

2010

Nvt

nvt

Conform de systematiek van Actal

Het wetsvoorstel natuurbescherming is in augustus 2012 ter behandeling bij de Tweede Kamer ingediend. De vermindering van de administratieve lasten waarin dit wetsvoorstel voorziet, zal pas worden verwezenlijkt wanneer het wetsvoorstel door het parlement is aangenomen en als wet in werking treedt. Volgens de huidige planning is dit 1 juli 2014.

Operationele doelstelling 18.3 Behouden van de inter-/nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur

Doelbereiking

Om het wereldwijde verlies van natuur en biodiversiteit tegen te gaan hebben 168 landen, waaronder Nederland, in 1992 het wereldwijde biodiversiteitsverdrag ondertekend (Convention on Biological Diversity – CBD). Elke vier jaar komen de CBD-landen bijeen in een Conference of Parties (COP).

In 2012 is de elfde COP gehouden in Hyderabad, India. Daar zijn onder meer afspraken gemaakt over de inwerkingtreding van het Nagoya Protocol voor toegang tot en de eerlijke verdeling van de winsten uit genetische kennis en materiaal, over de realisering van het Strategisch Plan 2011–2020 en over de internationale financiële steun voor biodiversiteit.

In de 20 doelen die COP10 heeft vastgesteld (de Aichi-biodiversiteitsdoelen), wordt veel nadruk gelegd op de noodzaak van verduurzaming van productie en consumptie en het zichtbaar maken en tot waarde brengen van de ecosysteemdiensten. Daarmee samen hangt het genereren van nieuwe financieringsbronnen voor biodiversiteitsmaatregelen uit met name de private sfeer. De biodiversiteitsdoelstellingen zijn door de Europese Unie uitgewerkt in de EU 2020-Biodiversiteitsstrategie. Hierin komt de CBD-aanpak terug in verduurzaming en vergroening van onder meer het landbouw en visserijbeleid, het betrekken van biodiversiteitsaspekten bij internationale handel, het ontwikkelen van innovatieve financieringsmechanismen en de aandacht voor kennisontwikkeling voor ecosysteemdiensten. De Nederlandse regering heeft hiertoe nieuwe initiatieven in gang gezet, bijvoorbeeld met betrekking tot TEEB (The Economics of Ecosystems and Biodiversity, Green Deals, het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie en het Programma Natuurlijk Ondernemen (zie 18.2).

In 2012 is extra aandacht besteed aan de handel in exotische dieren via internet. Bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit wordt hier specifiek onderzoek naar gedaan. Verder wordt er bij het opstellen van de positieflijst voor zoogdieren rekening gehouden met de handel in uitheemse diersoorten, die bij ontsnapping of vrijlating in de natuur schade kunnen veroorzaken aan de inheemse fauna. Zo is er een bezitsverbod ingesteld voor diverse eekhoornsoorten als ondersteuning voor de verwijdering van de Pallas» eekhoorns, die invasief gedrag vertonen in de richting van de inheemse, rode eekhoorns. Tenslotte is in het kader van het Convenant Waterplanten succes geboekt met de vrijwillige beperking van de verkoop van exotische waterplanten voor aquaria door producenten. Hieraan gekoppeld is de campagne «Gooi geen exoot in de sloot».

Het rijk is verantwoordelijk voor de mariene biodiversiteit, die ondermeer betrekking heeft op soortbeschermende maatregelen in de Noordzee (de Exclusieve Economische Zone). De Kamerbehandeling van het wetsvoorstel ter uitbreiding van de reikwijdte van de natuurwetgeving naar de Exclusieve Economische Zone wordt binnenkort hervat. De Kamer wenst meer zicht op de verhouding met het visserijbeleid.

Sinds 2010 is Economische Zaken eindverantwoordelijk voor het behoud van de biodiversiteit en de versterking van de natuur in Caribisch Nederland (Bonaire, St Eustatius en Saba). Het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland is in 2012 nog niet vastgesteld, ondermeer door politieke koerswijzigingen. Wel is vooruitlopend op de vaststelling gestart met een aantal voorziene actiepunten uit het natuurbeleidsplan.

De Sababank is in 2013 aangewezen als natuurpark en als Particularly Sensitive Area van de IMO (international Marine Organisation).

Bij behoud en versterking van de Nederlandse natuur spelen de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000) een centrale rol. Deze zijn onder meer gericht op de bescherming van 163 gebieden met bijzondere natuurwaarden. De implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn middels het aanwijzen en beheren van gebieden heeft in 2012 beperkt voortgang geboekt. De voorbereidingen voor de aanwijzingsbesluiten zijn grotendeels afgerond, publicatie kan naar verwachting in 2013 plaatsvinden. De beheerplannen kunnen daaropvolgend worden vastgesteld, waarbij het van belang is dat de uitkomsten van de PAS helder zijn.

Toelichting budgettaire verschillen

Natura 2000

De lagere uitgaven houden voornamelijk verband met vertragingen met betrekking tot geplande werkzaamheden. Tevens is er sprake van overheveling van budget naar uitvoerende diensten voor opdrachten op het gebied van Natura 2000, onder meer ten behoeve van ondersteuning bij het opstellen van beheersplannen

Rente en aflossing

De gerealiseerde uitgaven op dit onderdeel houden verband met het feit dat het budget voor rente en aflossing niet is gedecentraliseerd naar de provincies. Bij het opstellen van de begroting 2012 ging Economische Zaken er nog vanuit dat dit wel zou plaatsvinden.

Overig

De hogere realisatie bestaat voornamelijk uit kosten van het Rijkspaviljoen als onderdeel van de Floriade 2012 en uitgaven met betrekking tot de verplaatsing van de Amerikaanse ambassade, waarvoor in 2011 een vertraging was ontstaan die in 2012 is ingelopen.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2012

Realisatie 2012

Bron

Aantal definitief aangewezen Natura 2000 gebieden

34

2010

161

58

EZ

Aantal definitief vastgestelde EL&I- beheerplannen

0

2010

25

0

EZ

Monitoringsrapportages voor EU en internationale verdragsorganisaties

100

2010

100

100

EZ

De voortgang op de aanwijzingsbesluiten is beperkt gebleven, mede door knelpunten op het terrein van de stikstofproblematiek en de financiële dekking van de benodigde maatregelen. Inmiddels zijn er stappen gezet in de voortgang van onder andere de PAS en met de afspraken over de financiering van de Natura 2000-maatregelen (zie TK 30 825, nr 189).

De beheerplannen zijn niet tot afronding gekomen, grotendeels doordat in de PAS nog een paar stappen moeten worden doorlopen, onder andere de gebiedsanalyses.

Rapportages indicator 100%. In 2012 zijn de volgende internationale rapportages opgeleverd: Aan de EU de Derogatierapportage Vogelrichtlijn; SDF Habitatrichtlijn, en de bijdrage aan de CDDA (Common Database van Designated Areas van de European Environment Agency (EEA)). Voor Bonn/CMS is de ASCOBANS rapportage opgeleverd. Ook is gewerkt aan de Internationale Bos-en Houtstatistiek. Hiermee heeft Nederland 100% aan haar verplichtingen voor 2012 voldaan.

Operationele doelstelling 18.4 Te decentraliseren

Doelbereiking

Conform het Regeerakkoord Rutte I is het natuurbeleid in 2012 gedecentraliseerd (zie ook Algemene doelstelling). Rijk en provincies hebben een Bestuursakkoord Natuur afgesloten. Resultaten van dit akkoord in 2012 zijn:

  • De wetswijziging Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) en Wetsvoorstel Natuurbescherming zijn ingediend bij de Tweede Kamer;

  • De ILG Afrondingsovereenkomsten zijn door Rijk en provincies getekend;

  • Het Rijk heeft de middelen ter financiering van de harde juridische verplichtingen en het beheer tot en met 2013 middels een decentralisatieuitkering beschikbaar gesteld in 2012.

In het voorjaar van 2012 is een beleidsintensivering € 200 mln voor natuur overeengekomen. Gedurende het jaar is overleg geweest tussen rijk, provincies, en maatschappelijke organisaties over de concrete inzet van de beleidsintensivering in relatie tot het beheer van bestaande natuur en de afronding van een robuuste EHS in de komende jaren. Na de kabinetswisseling is dit overleg voortgezet tot in 2013.

Toelichting budgettaire verschillen

Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)

Met de ondertekening van de ILG-afrondingsovereenkomsten op 23 november 2012 is de decentralisatie financieel geëffectueerd en zijn de middelen overgeheveld naar het Provinciefonds, zoals aangekondigd in de 2e suppletoire begroting 2012 (zie onder andere TK, 30 825, nrs. 107, 143, 153, 185 en 187).

Toelichting op de bijdragen aan de baten-lastendiensten

Dienst Landelijk Gebied

De hogere bijdrage houdt voor € 5 mln verband met de uitvoeringskosten voor de implementatie van beheersplannen in het kader van Natura 2000-gebieden en de Flora en Faunawet, voor € 1,7 mln met de toegekende loon- en prijsbijstelling, voor € 1,3 mln met werkzaamheden in het kader van het Plattelands Ontwikkelings Programma (POP).

Dienst Regelingen

De hogere bijdrage houdt verband met het volgende:

  • De bijdrage is met € 2 mln verhoogd in verband met een alternatieve dekking voor het aangenomen amendement Koopmans inzake GROEN EN DOEN, waarbij de bijdrage aan Dienst Regelingen in de begroting 2012 is verlaagd met € 2 mln.

  • Voorts wordt de bijdrage verhoogd met € 1 mln voor werkzaamheden in het kader van beheersplannen en aanwijzingen inzake Natura 2000.

  • In verband met de uitvoering van de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) is het uitvoeringsbudget verhoogd met de in het Bestuursakkoord natuur overeengekomen bijdrage van de provincies (€ 17,1 mln).

  • De bijdrage is tevens verhoogd met € 3,5 mln ten behoeve van de uitvoeringskosten op het gebied van perceelsregistratie, en extra kosten voor bezwaar en beroepsprocedures.

  • De resterende verhoging met € 1,8 mln houdt verband met kosten die door DR worden gemaakt voor de uitvoering van EFRO-programma’s (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) en de toegekende loon- en prijsbijstelling.

Toelichting op de ontvangsten

De lagere ontvangstenrealisatie van € 58,5 mln wordt veroorzaakt op de volgende onderdelen:

Bijdragen van derden

De lagere ontvangsten houden voor € 8,8 mln verband met het feit dat de geraamde bijdrage van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M) voor waterbodemonderzoek aan de provincies in het kader van het ILG niet is gerealiseerd aangezien deze ontvangsten conform een convenant met de gemeenten rechtstreeks van I&M naar gemeenten lopen. Voorts is € 3,6 mln minder ontvangen aangezien de bijdrage van I&M voor verdrogingsbestrijding niet meer via de ontvangsten is gerealiseerd maar via een budgetoverheveling. De resterende lagere ontvangsten houden voornamelijk verband met een lagere bijdrage in 2012 van I&M aan het ILG ad € 12,1 mln (onder meer voor bufferzones en milieukwaliteit).

Synergiegelden

De geraamde ontvangst van de jaarlijkse bijdrage van I&M voor synergiemaatregelen (€ 16,1 mln), die tot en met 2011 door Economische Zaken via het ILG aan de provincies werd verstrekt, is in 2012 komen te vervallen, aangezien Infrastructuur & Milieu deze bijdrage rechtstreeks via zijn begroting heeft overgeheveld naar het Provinciefonds als onderdeel van de afronding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied.

Verkoop gronden

De geraamde ontvangsten (€ 20 mln) uit hoofde van verkoop van rijksgronden zijn niet gerealiseerd. Het betreft gronden buiten de (herijkte) EHS. De oorzaak hiervan is toegelicht in de 2e suppletoire begroting 2012.

Overige

In het kader van het versneld afwikkelen van oude lopende landinrichtingsprojecten, doen zich op jaarbasis fluctuaties voor in de uitgaven/ontvangsten van deze projecten. In 2012 is voor € 2,7 mln aan ontvangsten gerealiseerd. Voorts is aan terugontvangen subsidievoorschotten € 2,6 mln ontvangen.

Licence