Base description which applies to whole site

Dicht bij de burger

a. Basiszorg dichtbij en toegankelijk

Het kabinet streeft naar basiszorg die toegankelijk is en dicht bij de burger wordt geleverd. De eerste lijn is daarbij cruciaal. Binnen de eerstelijnszorg heeft de huisartsenzorg een centrale plek. Om die reden heeft het ministerie van VWS in juni van 2012 een bestuurlijk akkoord gesloten met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) (TK 29 247, nr. 176). Dit akkoord gaat in op het versterken van zelfmanagement, een sterkere poortwachterfunctie, het verplaatsen van zorg uit de tweede lijn naar de eerste lijn waar mogelijk en een doelmatiger inzet van geneesmiddelen, generiek waar dit kan, spécialité waar dit moet.

In het akkoord is het kabinet met de huisartsen overeengekomen dat de uitgaven voor de huisartsenzorg met maximaal 2,5% mogen stijgen. Daarbovenop is een groei van 0,5 procent beschikbaar voor substitutie door verplaatsing van zorg van de tweede naar de eerste lijn.

Afgesproken is dat de huisarts een centrale rol op zich neemt bij de verdere ontwikkeling van meer zorg in de buurt. Huisartsen stimuleren daartoe de invoering van innovatieve methoden, zoals e-Health en op de bevolking afgestemde openingstijden. Huisartsen zetten zich ook in om de verwijzingen naar medisch-specialistische zorg zo veel mogelijk te beperken. Hiertoe wordt de poortwachterrol van de huisarts versterkt en handhaaft de minister de inschrijving van patiënten op naam, zodat de persoonlijke relatie tussen huisarts en patiënt behouden blijft. Dit biedt ook meer mogelijkheden voor preventie en monitoring in de eerstelijnszorg.

In het akkoord is tevens opgenomen dat huisartsen voor € 50 miljoen gaan besparen op de uitgaven aan geneesmiddelen. Dit wordt gerealiseerd door doelmatiger medicijnen voor te schrijven. Dit betekent dat waar mogelijk de goedkoopste medicijnen worden voorgeschreven. Voorts onderkennen huisartsen dat de doelstellingen van het eveneens in 2012 afgesloten akkoord over de ggz gevolgen heeft voor hun praktijk en zullen hierop inspelen. Er is besloten om extra geld beschikbaar te stellen voor de rol die praktijkondersteuners-ggz van huisartsen hierbij kunnen gaan spelen.

Het kabinet acht het van belang dat er een goede verbinding wordt gelegd tussen preventie en zorg op wijkniveau. In 2012 zijn verschillende instrumenten beschikbaar gekomen voor gemeenten om meer wijkgericht aan de slag te gaan om de gezondheid van mensen te verbeteren. De publicatie Gezonde wijk in praktijk 1 bundelt de ervaringen en resultaten van de experimenten Gezonde wijk in 13 steden. Er is een maatschappelijke kosten-batenanalyse ontwikkeld voor gezonde wijken. Hiermee kunnen steden op basis van een goede wijkanalyse bepalen welke inzet nodig is om de gezondheid van inwoners te bevorderen, en wat de maatschappelijke opbrengsten daarvan zijn. Daarnaast staan goede voorbeelden, handige instrumenten en tips voor lokaal wijkgezondheidsbeleid in de Handreiking Gezonde Wijk van het Centrum Gezond Leven van het RIVM2.

Het Centrum voor Bevolkingsonderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) draagt zorg voor een goede organisatie van de landelijke bevolkingsonderzoeken. In 2012 is het nieuwe bevolkingsonderzoek darmkanker voorbereid, dat in september 2013 van start gaat. Ook de lopende bevolkingsonderzoeken worden continu gemonitord en waar nodig aangepast. Zo is de Gezondheidsraad in 2012 gevraagd om advies uit te brengen over het bevolkingsonderzoek borstkanker (TK 32 793, nr. 55) en de neonatale Hielprikscreening (briefkenmerk PG/OGZ/3120487). Beide adviezen worden verwacht in 2013.

Ook is aandacht besteed aan het stimuleren van de kwaliteit van overige «health checks» en het mogelijk maken van een geïnformeerde keuze. Zo (co-)financiert VWS een richtlijn voor preventief medisch onderzoek en een EU-project «quality criteria for health checks». De Gezondheidsraad is gevraagd om met een advies te komen over onder welke voorwaarden preventieve health checks, die zelf worden betaald (TK 32 793 nr. 57). Dit advies wordt eind 2013 verwacht.

b. Zorgzaamheid dicht bij huis

Het kabinetsbeleid is er op gericht mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Cliënten kunnen op deze manier beter de regie behouden over hun eigen leven en met hun directe omgeving afspraken maken over de zorg en ondersteuning die het beste bij hen past. Het afgelopen jaar is langs verschillende lijnen gewerkt om deze doelstelling dichterbij te brengen. Dit blijkt onder andere uit de wijze waarop de huisartsen en wijkverpleegkundigen in het afgelopen jaar een centralere rol hebben ingenomen in de zorg in de buurt.

Extramurale begeleiding

In het regeerakkoord Rutte–Verhagen was afgesproken de extramurale begeleiding te decentraliseren. In 2012 is de parlementaire behandeling van het voorstel tot wijziging van de Wmo dat hiervoor nodig was, als gevolg van de demissionaire periode aangehouden. In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte–Asscher is opgenomen dat de decentralisatie van taken op het gebied van langdurige zorg en ondersteuning naar gemeenten wordt doorgezet. Het TransitieBureau (VWS/VNG) ondersteunt gemeenten, aanbieders en cliëntorganisaties bij de voorbereiding op de decentralisatie naar de Wmo. Hiervoor zijn in 2012 onder andere een stappenplan ontwikkeld, onderzoeken gedaan, bijeenkomsten georganiseerd en instrumenten ontwikkeld waar gemeenten mee aan de slag zijn gegaan (www.invoeringwmo.nl ).

Laagdrempelige en herkenbare ondersteuning bij opgroeien en opvoeden

De Algemene Rekenkamer heeft samen met de gemeentelijke rekenkamers onderzoek gedaan naar de totstandkoming van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) en hun huidige organisatie (nagenoeg elke gemeente heeft één of meer CJG’s). De rekenkamers hebben een eigen rapport aan «hun» gemeenteraad uitgebracht. Het in 2012 verschenen rapport van de Algemene Rekenkamer bevat de overkoepelende resultaten. Het rapport bevestigt het beeld van een brede variëteit aan CJG’s en doet daarnaast aanbevelingen (TK 31 839, nr. 216).

In de reactie op deze aanbevelingen is aangegeven dat in het wetsvoorstel over de wijziging van het jeugdstelsel is geregeld dat elke gemeente zorg en ondersteuning moet aanbieden op een herkenbare en laagdrempelige wijze. De centra moeten in het nieuwe stelsel gaan dienen als front office voor alle vormen van jeugdzorg. In het wetsvoorstel wordt echter niet vastgelegd hoe CJG’s eruit moeten zien. Deze benadering, die door de VNG wordt gesteund, sluit aan bij de centrale gedachte achter de decentralisatie van de jeugdzorg. Gemeenten hebben de mogelijkheid en vrijheid samen met lokale en regionale partners te zorgen voor een goede inrichting van de ondersteuning en zorg aan ouders, kinderen en jongeren en zo maatwerk te bieden. Alleen als dat nodig is worden hieraan wettelijke kwaliteitseisen verbonden.

Wijkverpleegkundigen

De wijkverpleegkundige is de onmisbare schakel in buurten en wijken. Sinds 2008 zijn er in het kader van het ZonMw-programma Zichtbare Schakel in 50 gemeenten ongeveer 350 wijkverpleegkundigen actief in wijken waar sprake is van achterstand. De inzet van de wijkverpleegkundige leidt in die wijken tot betere samenwerking tussen de diverse zorgorganisaties. In het regeerakkoord Rutte–Asscher is vastgelegd dat vanaf 2015 extra middelen worden uitgetrokken oplopend tot € 250 miljoen in 2017 voor de inzet van extra wijkverpleegkundigen (TK 33 400, nr. 18). Het kabinet geeft daarmee een grote impuls aan het leveren van zorg en ondersteuning dicht bij mensen.

c. Veilig sporten en bewegen in de buurt

Sporten in de buurt

Op 13 februari 2012 is het nieuwe programma «Sport en Bewegen in de Buurt» officieel van start gegaan, met de ondertekening van bestuurlijke afspraken tussen het ministerie van VWS en de bestuurlijke partners VNG, NOC*NSF, VNO-NCW/MKB Nederland, ondersteund door Vereniging Sport en Gemeenten en het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB). Het programma Sport en Bewegen in de Buurt heeft als doel jong en oud in de eigen buurt aan het sporten te krijgen. De buurtsportcoach geeft gelegenheid tot sporten, bijvoorbeeld aan jongeren die daartoe geen toegang hebben. De filosofie is dat deze jongeren uitgedaagd worden om op een positieve manier in beweging te komen. Het programma bestaat uit de volgende onderdelen: de buurtsportcoaches, de Sportimpuls, kennis over effectieve sport- en beweeginterventies en de Taskforce «Belemmeringen sport en bewegen in de buurt». Om (potentiële) deelnemers van het programma Sport en Bewegen in de Buurt te informeren is de website www.sportindebuurt.nl gelanceerd.

In 2012 is het aantal buurtsportcoaches verhoogd naar 2360 fte in 373 gemeenten. Tevens is het werkterrein van de buurtsportcoaches uitgebreid naar de sectoren zorg, welzijn en buitenschoolse opvang in combinatie met sport. Hiervoor is in 2012 ongeveer € 47 miljoen beschikbaar gesteld.

In 2012 zijn de hoofdlijnen van de Sportimpuls opgesteld samen met NOC*NSF en landelijke sport- en beweegaanbieders zoals de sportfoundations en de fitnessbranche. ZonMw is gevraagd om de uitvoering van de Sportimpuls op zich te nemen. Voor de eerste ronde van de Sportimpuls is in 2012 € 10 miljoen geïnvesteerd in 170 lokale projecten die gebaseerd zijn op kansrijke sport- en beweeginterventies.

Een veilig sportklimaat

Het actieplan «Naar een veiliger sportklimaat» (VSK) is eind 2011, op initiatief van VWS, van start gegaan en loopt tot en met 2016 (TK 30 234, nr. 36). Het doel van het actieplan is het tegengaan van geweld en intimidatie op en rond de sportvelden en het creëren van een veilig sportklimaat waarin iedereen met plezier kan sporten. Het eerste jaar heeft in belangrijke mate in het teken gestaan van de bewustwording van de sleutelfiguren in de sport (sportbonden en verenigingen). Er zijn resultaten geboekt, waaronder de aanpak van excessen door de KNVB, de lancering van initiatieven ter bevordering van homoacceptatie in het voetbal en diverse acties gericht op bestuurders, trainers, coaches en scheidsrechters / officials.

Met de tragische dood van grensrechter Richard Nieuwenhuijzen in Almere is de urgentie van het programma eens te meer duidelijk geworden. Naar aanleiding van deze schokkende gebeurtenis is in december 2012 een topberaad georganiseerd met de sportsector, gemeenten en de ministers van Veiligheid en Justitie (VenJ), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). In dit overleg is besproken wat de verschillende partijen kunnen en moeten doen om geweld op het sportveld te voorkomen en te bestrijden. Dit vergt, naast grotere bewustwording, een brede aanpak waarbij een belangrijke preventieve, maar ook sanctionerende, rol is weggelegd voor ouders, (jeugd-)spelers, clubs, bonden, scholen en overheden (TK 30 324, nr. 79).

Topsport en Olympisch Plan

De inspanningen op het terrein van topsport hebben in 2012 hun vruchten afgeworpen in de vorm van 20 behaalde medailles tijdens de Olympische Spelen en 39 behaalde medailles tijdens de Paralympische Spelen. Daar zaten veel bijzondere prestaties tussen. Onze topsporters zijn hiermee een inspiratiebron voor jong en oud.

In het regeerakkoord is vastgelegd dat het kabinet het organiseren van de Olympische Spelen in 2028 niet langer nastreeft. Wel wordt het grote maatschappelijk belang van sport nogmaals onderstreept en wordt het belang van het in Nederland organiseren van topsportevenementen expliciet genoemd. Sport inspireert ons en stimuleert gemeenschapszin en prestatiedrang. De ambitie blijft om de Nederlandse sport op Olympisch niveau te brengen.

Licence