Base description which applies to whole site

4.6 BTW-compensatiefonds

A: Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De BTW speelt hierin geen rol.

B: Rol en verantwoordelijkheid

Het BTW-compensatiefonds is opgericht om een eind te maken aan de factor btw bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie.

De factor BTW wordt weggenomen door het BTW-compensatiefonds waaruit gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s de betaalde btw kunnen terugvragen. De betaalde BTW moet daarvoor wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de BTW betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde.

Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten btw kunnen terugclaimen zijn de inzameling van huisvuil, het onderhoud aan gebouwen, het straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele BTW;

  • beheer van het BTW-compensatiefonds.

C: Beleidsconclusies

In 2013 hebben zich qua uitvoering en beoogde resultaten geen bijzonderheden voorgedaan. Wel zijn er belangrijke afspraken gemaakt over de toekomstige vormgeving van het BCF.

Het kabinet had aanvankelijk het voornemen om het BTW-compensatiefonds per 2015 af te schaffen. Hoewel het primaire doel van het BTW-compensatiefonds bereikt is, blijkt niet uit de beleidsdoorlichting uit 201039 dat het fonds tot het achterliggende doel – doelmatigheidswinst door meer uitbesteding – heeft geleid. Politieke, strategische en beleidsmatige factoren hebben meer impact op dergelijk beslissingen om al dan niet uit te besteden dan doelmatigheid. Tegelijkertijd is het BTW-compensatiefonds budgettair gezien aanzienlijk in omvang toegenomen.

In het financieel akkoord40 dat het Rijk en de decentrale overheden op 18 januari 2013 hebben gesloten is echter afgesproken om het BTW-compensatiefonds niet af te schaffen. Dit vanwege de aanmerkelijke bezwaren die de medeoverheden hiertegen hadden. Onderdeel van het financieel akkoord is dat de ingeboekte korting van in totaal € 550 mln. gehandhaafd blijft en op het gemeentefonds en provinciefonds wordt toegepast. Daarnaast wordt het voor het BTW-compensatiefonds jaarlijks beschikbare budget gemaximeerd. Concreet betekent dit dat er per 2015 een plafond op het BTW-compensatiefonds komt. Het plafond wordt gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds en provinciefonds. Uitgangspunt voor het plafond is de raming van het BTW-compensatiefonds voor 2014 zoals weergegeven in de begroting 2013, namelijk € 3,1 mld. Vanaf 2015 groeit dit bedrag met het accrespercentage. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties (zoals de decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BTW-compensatiefonds. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste aan het gemeentefonds en provinciefonds. De toevoeging of uitname wordt over het gemeentefonds en provinciefonds verdeeld conform de aandelen van de gezamenlijke gemeenten en gezamenlijke provincies in het BTW-compensatiefonds in het gerealiseerde jaar.

D: Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 6 BTW-compensatiefonds
Bedragen x € 1.000

Algemene beleidsdoelstelling: Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio's hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De BTW speelt hierin geen rol.

   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

2.577.086

2.789.430

2.788.318

2.664.772

2.715.812

2.895.357

– 179.545

               

Uitgaven

2.577.086

2.789.430

2.788.318

2.664.772

2.715.812

2.895.357

– 179.545

               

Instrument: BTW-compensatieregeling

             

w.v. bijdragen aan gemeenten en Wgr-plusregio's

2.343.904

2.511.061

2.496.131

2.360.993

2.413.355

2.561.662

– 148.307

w.v. bijdragen aan provincies

233.182

278.369

292.187

303.779

302.457

333.695

– 31.238

               

Ontvangsten

2.577.086

2.789.430

2.788.317

2.664.772

2.715.812

2.895.357

– 179.545

Uitgaven

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BTW-compensatiefonds dan provincies.

In relatieve zin declareren de provincies echter meer bij het BTW-compensatiefonds. De provincies zijn vooral actief op het gebied van verkeer en vervoer, een uitgavencategorie die veelal voor compensatie van BTW-bedragen in aanmerking komt. Dit is een mogelijke verklaring voor het feit dat provincies in vergelijking tot gemeenten een relatief groot beroep doen op het BTW-compensatiefonds.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven omdat de terugbetaalde BTW-bedragen tevens belastinginkomsten zijn.

E: Toelichting op de instrumenten

Compensatie

De Belastingdienst is belast met het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de BTW over niet-ondernemersactiviteiten.

Controle- en toezichtsbeleid

De controle op de toepassing van de Wet op het BTW-compensatiefonds is belegd bij de Belastingdienst. De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van compliance bij belastingplichtigen. Om dat te bereiken, zet de Belastingdienst meerdere toezichtinstrumenten in.

Bij de uitvoering van de Wet op het BTW-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de Omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BTW-compensatiefonds. Uit het oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het BTW-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dit betekent onder meer dat de controle van het BTW-compensatiefonds onderdeel uitmaakt van de reguliere controle bij gemeenten en provincies van de aangiften omzetbelasting. De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaaf BTW-compensatiefonds is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent de mogelijkheid van controle achteraf gedurende een periode van vijf jaar. Inherent aan het systeem van heffing van omzetbelasting (voldoening op aangifte met slechts beperkte informatie) is dat de controle op de juistheid van de ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaatsvindt. Dit is ook het geval indien sprake is van een zogenoemde negatieve aangifte (de voorbelasting overtreft de verschuldigde belasting). Slechts in uitzonderingsgevallen vormt de aangifte omzetbelasting zelf aanleiding tot het instellen van een boekenonderzoek. Voornoemde handelswijze met betrekking tot het BTW-compensatiefonds betekent dat de Belastingdienst niet per uitkeringsjaar vaststelt in welke mate de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest, maar binnen het algemene handhavingsbeleid zich er op richt om in de actualiteit te beoordelen welke gemeenten en provincies op welke aspecten het meest voor nadere toezichtsactiviteiten in aanmerking komen.

De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van de compliance bij belastingplichtigen. Het streven is om bij zoveel mogelijk provincies en gemeenten een horizontaal toezichtstraject te starten. In een traject naar horizontaal toezicht werkt een gemeente of provincie aan haar interne procedures met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare opgaven voor het BTW-compensatiefonds. De Belastingdienst bespreekt met de gemeenten en provincies hoe zij hun verantwoordelijkheid invullen met betrekking tot hun opgave. Daarbij wordt vastgesteld hoe zij omgaan met fiscaliteit en of de randvoorwaarden aanwezig zijn om te komen tot een adequate beheersing daarvan. De gemeenten en provincies beoordelen zelf daarna cyclisch de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen en delen de resultaten daarvan met de Belastingdienst. De Belastingdienst monitort dit en bepaalt in welke mate gesteund kan worden op deze interne beheersing. Vervolgens wordt dit getoetst. De Belastingdienst voert verder toezicht uit gericht op grote afwijkingen in de opgaven BTW-compensatiefonds ten opzichte van eerdere periodes. Tot slot vinden traditionele boekenonderzoeken plaats naar de juistheid van de door gemeenten en provincies ingediende opgaven BTW-compensatiefonds wanneer daar gerede aanleiding toe is.

Realisatie meetbare gegevens

Prestatie-indicator1

Realisatie

2009

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Streefwaarde

2013

Realisatie

2013

Gemeenten en provincies, waarbij de mogelijkheden tot horizontalisering zijn beoordeeld (als percentage van het totaal aantal gemeenten en provincies).

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

45–55%

86%

Gemeenten en provincies die adequaat werken aan opzet, bestaan en werking van de fiscale beheersing (als percentage van het aantal organisaties onder horizontaal toezicht in dit segment).

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

65–75%

86%

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

1

Gedurende 2013 zijn door de Belastingdienst 12 veldtoetsingen BTW-compensatiefonds afgerond.

Toelichting

Bij 349 gemeenten en provincies zijn de mogelijkheden beoordeeld tot horizontalisering van het toezicht, bij 219 is het horizontaal toezicht afgesproken. Bij 189 gemeenten en provincies heeft de Belastingdienst zicht op de opzet, bestaan en werking van de fiscale beheersing.

Licence