Algemeen
Het begrotingshoofdstuk IX (Financiën) omvat het beleidsterrein van het Ministerie van Financiën. In het jaarverslag worden de gerealiseerde beleidsdoelen, instrumenten en ingezette middelen ten opzichte van de ontwerpbegroting 2013 verantwoord.
De focus ligt op beleidsmatige hoofdpunten. Waar relevant wordt verwezen naar Kamerstukken. Voor een toelichting op de belastingontvangsten wordt verwezen naar het Financieel Jaarverslag van het Rijk.
De IX-beleidsartikelen (paragrafen 4.1 t/m 4.9) en niet-beleidsartikelen (paragrafen 5.1 t/m 5.3) zijn de volgende:
De beleidsartikelen voor Financiën zijn:
-
4.1 Belastingen
-
4.2 Financiële Markten
-
4.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
-
4.4 Internationale Financiële Betrekkingen
-
4.5 Exportkredietverzekeringen en investeringsgaranties
-
4.6 BTW-compensatiefonds
-
4.7 Beheer Materiële Activa
De beleidsartikelen voor Nationale Schuld zijn
-
4.8 Financiering staatsschuld
-
4.9 Kasbeheer
De niet-beleidsartikelen zijn:
-
5.1 Apparaat Kerndepartement
-
5.2 Algemeen
-
5.3 Nominaal en Onvoorzien.
Vanaf 2013 behandelt dit jaarverslag tevens de schuld van de Nederlandse rijksoverheid (het voormalige begrotingshoofdstuk 9A). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het Ministerie van Financiën. De schuld die extern wordt gefinancierd, wordt in het artikel financiering staatsschuld behandeld (paragraaf 4.8). Het geïntegreerd middelenbeheer wordt behandeld in het artikel kasbeheer (paragraaf 4.9). Deze twee artikelen worden middels een aparte begrotingstaat vastgesteld.
Het jaarverslag van de Nationale Schuld heeft twee specifieke eigenschappen. De eerste eigenschap is dat voor beide artikelen «kas is verplichting» geldt. Voor beide artikelen wordt verondersteld dat de aangegane financiële verplichting gelijk zijn aan de kasuitgaven. De tweede eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten op transactiebasis worden verantwoord. Met de registratie van rente op transactiebasis voor de Nationale Schuld wordt aangesloten bij de Europese voorschriften van het ESR 1995 (Europees Stelsel van Rekeningen). Het ESR 1995 is de Europese methode om onder meer het EMU-saldo en het geharmoniseerde BNP (Bruto Nationaal Product) als grondslag voor de afdracht van de eigen middelen aan de Europese Unie te berekenen.
Opbouw van het jaarverslag
Na het deel Algemeen, aanbieding van het jaarverslag/dechargeverlening en leeswijzer, paragrafen 1 en 2, bestaat de kern van het jaarverslag uit het Beleidsverslag (paragrafen 3 t/m 6) en de Jaarrekening (paragrafen 7 t/m 10). Tot slot zijn 4 bijlagen opgenomen.
In paragraaf 3 wordt ingegaan op de kredietcrisis/Europese schuldencrisis, de samenvatting Nationale Schuld en de beleidsprioriteiten uit de beleidsagenda van de ontwerpbegroting IX over 2013. Verder staan nog de overzichten «realisaties beleidsdoorlichtingen» en «garanties en achterborgstellingen» opgenomen.
Paragraaf 4 bevat de beleidsartikelen, bestaande uit 2 paragrafen:
-
– De beleidsdoelstelling. In de beleidsmatige (niet-financiële) toelichting wordt, waar relevant, nader ingegaan op de belangrijkste beleidsresultaten en op opmerkelijke verschillen ten opzichte van de ontwerpbegroting;
-
– Budgettaire gevolgen van beleid en een financiële toelichting, waarin opmerkelijke verschillen tussen ontwerpbegroting en realisatie worden toegelicht. Dit betreft de toelichting op de verantwoordingsstaat uit de jaarrekening;
In paragraaf 5 komen de niet-beleidsartikelen aan bod. Paragraaf 6 is de bedrijfsvoeringparagraaf. In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt verslag gedaan van de opmerkelijke zaken in de bedrijfsvoering, mede gebaseerd op een risico-analyse. De bedrijfsvoeringparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage, echter alle onderdelen worden verplicht vermeld, ook wanneer zich geen noemenswaardige bevindingen hebben voorgedaan.
De Jaarrekening bestaat uit paragraaf 7 verantwoordingsstaten IX, Domeinen Roerende Zaken (DRZ), paragraaf 8 saldibalans, paragraaf 9 agentschapdienst DRZ en paragraaf 10 Topinkomens.
Bijlage 1 bevat een overzicht van zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) waarvoor Financiën beleidsmatig verantwoordelijk is. In bijlage 2 staat informatie betreffende de externe inhuur. Bijlage 3 bevat afgerond evaluatie- en overig onderzoek. Bijlage 4 beschrijft de staatsschuldfinanciering volgens de benchmark.
Het beleidsverslag bevat financiële en niet-financiële gegevens. Deze zijn aan verschillende kwaliteitsnormen onderhevig.
Vanwege tussentijdse afrondingen op gehele duizenden, miljoenen of miljarden euro’s kan de som der delen afwijken van het totaal in de tabellen.
In de toelichting bij de budgettaire tabel wordt op bondige wijze ingegaan op opmerkelijke verschillen tussen de ontwerpbegroting en de realisatie in het verslagjaar. Hierbij worden de volgende grensbedragen aangehouden:
-
– Uitgaven en niet-belastingontvangsten:
> 5% van het bedrag van de ontwerpbegroting en > € 2,5 mln.
-
– Belastingontvangsten:
> 5% van het bedrag ontwerpbegroting en > € 25 mln.
Als het beleidsmatig wenselijk is, wordt zo nodig ook beneden deze norm een toelichting gegeven.
Verder worden de belangrijke posten in de saldibalans toegelicht.
Groeiparagraaf
In het jaarverslag is het nieuwe overzicht «garanties en achterborgstellingen» opgenomen. Verder bevat de bedrijfsvoeringparagraaf nu ook de nieuwe verplichte onderwerpen: het door de Tweede Kamer benoemde focusonderwerp fraude en «grote lopende ICT-projecten».