De Minister-President is als voorzitter van de ministerraad (GW, art. 45, lid 2 en 3) verantwoordelijk voor «het bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Dat komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Zo spreekt de Minister-President na afronding van het formatieproces namens het nieuwe kabinet de regeringsverklaring uit en gaat hij daarover met de Tweede Kamer in debat. Voorts legt de Minister-President jaarlijks verantwoording af over het algemeen regeringsbeleid tijdens de algemene politieke beschouwingen na Prinsjesdag. De Minister-President is ook verantwoordelijk voor het in stand houden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad en onderraden.
Voorts is de Minister-President verantwoordelijk voor coördinatie van het algemeen communicatiebeleid, zoals het bevorderen van de eenheid in presentatie en adequate publiekscommunicatie.
Het Ministerie van Algemene Zaken ondersteunt de Minister-President in zijn rol als voorzitter van de Rijksministerraad, van de ministerraad en van de onderraden van de ministerraad alsmede in zijn rol als lid van de Europese Raad en als verantwoordelijke voor de coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De Minister-President heeft een aantal verantwoordelijkheden op het gebied van buitenlands beleid. Deze houden onder meer verband met zijn lidmaatschap van de Europese Raad. Voorts vertegenwoordigt de Minister-President Nederland op diverse internationale bijeenkomsten, zoals topontmoetingen van de VN en de NAVO. Ook brengt hij, in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken, bezoek aan landen en regio’s indien het bredere Nederlandse belang daarmee is gediend.
Verder heeft de Minister-President een bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het Koninklijk Huis. Alle ministers dragen op grond van art. 42 Grondwet ministeriële verantwoordelijkheid, maar in de praktijk is het in de eerste plaats de Minister-President die daarover in de Kamer verantwoording aflegt, eventueel met één of meer andere betrokken ministers.
2.3 Beleidsconclusies
Qua uitvoering en beoogde resultaten hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.
2.4 Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
Verplichtingen | 73.278 | 53.907 | 53.225 | 55.117 | 62.086 | 57.085 | 5.001 |
Uitgaven | 72.355 | 55.820 | 52.795 | 55.780 | 56.146 | 57.085 | – 939 |
Programma-uitgaven | |||||||
– Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid- en regeringsbeleid | 17.115 | 5.026 | 2.358 | 2.181 | 1.668 | 2.790 | – 1.122 |
– Bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling | 739 | 587 | 727 | 475 | 451 | 594 | – 143 |
Apparaatsuitgaven | 39.196 | 30.199 | 28.923 | 30.619 | 31.084 | 32.375 | – 1.291 |
Personele uitgaven | 17.967 | 17.778 | 16.113 | 21.132 | 18.388 | 17.597 | 791 |
waarvan eigen personeel | 17.446 | ||||||
waarvan externe inhuur | 340 | ||||||
waarvan overige personele uitgaven | 602 | ||||||
Materiele uitgaven | 21.229 | 12.421 | 12.810 | 9.487 | 12.696 | 14.778 | – 2.082 |
waarvan ICT | 3.037 | ||||||
waarvan bijdrage SSO's | 6.227 | ||||||
waarvan overige materiele uitgaven | 3.432 | ||||||
Bijdrage aan het agentschap Dienst Publiek en Communicatie | 15.305 | 20.008 | 20.787 | 22.505 | 22.943 | 21.326 | 1.617 |
Ontvangsten | 3.659 | 3.608 | 6.509 | 6.605 | 4.017 | 4.199 | – 182 |
2.5 Toelichting op de financiële instrumenten
Indien rekening wordt gehouden met de mutaties die met de eerste en tweede suppletoire begrotingswet zijn verwerkt, is er sprake van een onderuitputting van € 1,7 miljoen.
Oorzaken hiervan zijn onder andere: diverse meevallers bij een aantal projecten bij de RVD, in- en uitstroomeffecten voor het personele deel van de begroting en voor wat betreft het materiële deel een sobere uitvoering van de begroting.
Het verschil bij de verplichtingen wordt veroorzaakt door twee contracten die niet waren begroot.
2.6 Beleidsmatige informatie
2.6.1 Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid
Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid
De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) ondersteunt de Minister-President in zijn coördinerende rol op het terrein van de overheidscommunicatie en ondersteunt de Voorlichtingsraad (VoRa). De VoRa, onder voorzitterschap van de DG RVD, is het ambtelijke adviesorgaan van het kabinet op het gebied van de overheidscommunicatie. De VoRa, waarvan alle directeuren communicatie van alle departementen lid zijn, ontwikkelt initiatieven op het vlak van overheidscommunicatie en vervult de opdrachtgeverrol naar de shared service organisatie Dienst Publiek en Communicatie (DPC). Het hoofdstuk «Agentschap Dienst Publiek en Communicatie» geeft een breder overzicht van de gemeenschappelijke communicatie in 2014.
Gemeenschappelijk Communicatiebeleid
Veel activiteiten in het kader van de coördinatie van de overheidscommunicatie zijn samengebracht in het Gemeenschappelijk jaarprogramma voor de communicatie van de rijksoverheid. De uitvoering hiervan ligt deels bij de departementen, deels bij de RVD en deels bij DPC. Het jaarprogramma 2014 bevatte gezamenlijke activiteiten op thema’s als: openbaarheid, webcare, interne communicatie, kabinetscommunicatie, professionalisering en kennisdeling.
Rijks- en kabinetsbrede communicatie
Met het oog op eenduidige, herkenbare en toegankelijke overheidscommunicatie werken ministeries op verschillende terreinen intensief samen. Dit krijgt onder meer gestalte in de afstemming tussen voorlichters over persberichten over ministerraadsbesluiten, het beheer van de rijkshuisstijl, communicatie in massamediale campagnes, de verdere ontwikkeling en het beheer van de rijksbrede website www.rijksoverheid.nl en het rijksbrede intranet (Rijksportaal). Samenwerking is ook gericht op het opvangen en duiden van signalen uit de samenleving. Zo voerde het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in opdracht van de VoRa het Continu Onderzoek Burgerperspectieven uit. De VoRa droeg daarnaast bij aan het Actieplan Open Overheid, met het oog op een toegankelijke ontsluiting van overheidsinformatie. Daarbij ging de aandacht uit naar het aanbieden van publieksinformatie «op maat» waarbij de overheid bij het aanbieden van specifieke overheidsinformatie beter gaat inspelen op voor individuele burgers relevante momenten en kanalen.
Burgerbrieven
In 2014 heeft het Ministerie van Algemene Zaken 2.256 burgerbrieven ontvangen. In 2013 ontving het ministerie 2.354 brieven. De gemiddelde behandeltijd bedroeg 12 dagen (tegen 15 dagen in 2013).
2014 | 2013 | |
---|---|---|
< 3 weken | 75% | 73% |
3 weken – 6 weken | 24% | 21% |
6 weken | 1% | 6% |
Verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), bezwaarschriften, klaagschriften en ingebrekestellingen en verbeurde dwangsommen
Wob-verzoeken
Het Ministerie heeft in 2014 50 verzoeken om informatie op grond van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) in behandeling genomen. In 2014 zijn 23 besluiten genomen op Wob-verzoeken. Vijf besluiten hiervan hadden betrekking op verzoeken ingediend in 2013. Op achttien in 2014 ontvangen verzoeken is in datzelfde jaar nog geen besluit genomen. Twee verzoeken zijn door de verzoeker ingetrokken. Twaalf verzoeken zijn ingevolge artikel 4 van de Wob ter behandeling doorgezonden aan een ander bestuursorgaan. In zes gevallen is de beslissing verdaagd (artikel 6, tweede lid, Wob). Op elf verzoeken werd buiten de al dan niet verdaagde termijn besloten.
Klaagschriften
Het ministerie heeft in 2014 één klaagschrift ontvangen. Dit klaagschrift is in 2014 afgehandeld.
Bezwaarschriften
Het ministerie heeft in 2014 vier bezwaarschriften op besluiten ontvangen. In 2014 zijn negen beslissingen op bezwaarschriften genomen. Zes beslissingen betreffen bezwaarschriften die zijn ontvangen in 2013. Twee bezwaarschriften zijn door de indiener ingetrokken
Ingebrekestellingen en verbeurde dwangsommen
Het ministerie heeft in 2014 € 1.380,00 aan dwangsommen verbeurd. Het Ministerie is in 2014 acht maal in gebreke gesteld wegens niet tijdig beslissen. Op zeven in 2014 ontvangen ingebrekestellingen is in dat jaar nog geen beslissing genomen. In twee gevallen was een dwangsom verschuldigd. Eén van deze twee dwangsommen had betrekking op een in 2013 ontvangen ingebrekestelling.
2.6.2 Het leveren van bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid
Algemeen
De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) tracht op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij te dragen. De raad heeft tot taak hierbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, probleemstellingen te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.
Werkprogramma
In 2014 zijn drie WRR-Rapporten verschenen: Van tweeluik naar driehoeken, over de versterking van de interne checks en balances ten behoeve van het interne toezicht en de tegenmacht binnen semipublieke organisaties, Naar een voedselbeleid, over de mondiale trends en opgaven van de internationale voedselvoorziening en de consequenties hiervan voor het Nederlandse beleid, en Met kennis van gedrag beleid maken, over de relevantie en mogelijkheden van nieuwe gedragswetenschappelijke kennis voor de beleidsvorming binnen de rijksoverheid. Dit laatste rapport is geschreven op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken namens het SG-overleg en ter ondersteuning van een interdepartementale kenniskamer over dit onderwerp. Hiernaast publiceerde de raad het briefadvies Consistent maatwerk. Handreikingen voor dossieroverstijgend risico- en veiligheidsbeleid. In dit door de Minister van Infrastructuur en Milieu gevraagde advies is op basis van eerdere WRR-rapporten alsmede inbreng van andere adviesorganen en kennisinstellingen een aantal algemene kernvragen geformuleerd die de overheid zich bij de voorbereiding en bij de evaluatie van het risico- en veiligheidsbeleid steeds zou dienen te stellen.
Voorts zijn twee Verkenningen verschenen: Hoe ongelijk is Nederland? Een verkenning van de ontwikkeling en gevolgen van economische ongelijkheid, en Op maat voor later. Maatschappelijke initiatieven op de snijvlakken van wonen, zorg en pensioenen. Tot slot zijn een Policy Brief getiteld Roemeense en Bulgaarse Arbeidsmigratie in betere banen, een Working Paper getiteld Voortgaande immigratie en nieuwe maatschappelijke scheidslijnen. Een verkenning van mogelijke ontwikkelingen en een gezamenlijke publicatie met het Sociaal en Cultureel Planbureau getiteld Gescheiden werelden? Een verkenning van sociaal-culturele tegenstellingen in Nederland gepubliceerd.
Het werkprogramma biedt ruimte voor een flexibele agendering: gevraagde naast ongevraagde adviezen, beknopt en snel als het kan, uitvoerig en grondig als het nodig is. Eind 2014 is dan ook weer een aantal nieuwe onderwerpen aan het lopende werkprogramma toegevoegd. Dit leidt tot een combinatie van kortere en langere (advies)trajecten en een variëteit aan producten.
Bijdrage aan beleidsdialoog
De WRR wil niet alleen beleidsrelevante inzichten afleveren, maar ook het debat hierover stimuleren. Hiertoe organiseert hij onder meer mondelinge briefings voor het kabinet en de beide Kamers, expertmeetings, workshops en ook conferenties en bijeenkomsten voor een groter publiek. In het kader van het thema Nederland en de toekomst van de Europese Unies zijn bijvoorbeeld in 2013 en in 2014 in totaal 4 seminars georganiseerd over o.a. de EMU en de begrenzingen van de bevoegdheden tussen de lidstaten en «Brussel». Naar aanleiding van het rapport Met kennis van gedrag beleid maken (2014) is voor beleidsmakers van de departementen een expertsessie georganiseerd waarin verder is doorgepraat over de uiteenlopende institutionele manieren om gedragswetenschappelijke kennis beter en in een vroeger stadium te verankeren in het beleid. Ter afsluiting van de discussie over economische ongelijkheid is eind oktober een zogenoemde «wonksessie» georganiseerd, waar ruim twintig deskundigen uit de universitaire en beleidsmatige wereld konden verder praten over de cijfers, en de interpretatie en veronderstellingen achter die cijfers. Ook is er gesproken over kennishiaten en welk onderzoek nog verricht zou moeten worden voor het verbeteren van beleid.
Voor het in 2013 verschenen rapport Naar een lerende economie is de belangstelling onverminderd groot. In 2014 zijn vele presentaties verzorgd voor beleidsmakers, Tweede Kamerleden, bedrijven, universiteiten en hogescholen. In juni vond een debat plaats van de Tweede Kamer met de Minister-President, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Economische Zaken over het rapport.
De jaarlijkse WRR-lecture is in 2014 verzorgd door Nobelprijswinnaar Joseph E. Stiglitz, hoogleraar economie aan de Columbia Universiteit en voormalig topeconoom van de Wereldbank. Onderwerp van de Lecture was The future of globalization. Stiglitz heeft tevens een workshop gehouden voor beleidsmakers en wetenschappers over zijn nieuwste boek Towards a learning society (2014).
De WRR blijft op verschillende manieren een bijdrage leveren aan de synergie van het kennis- en adviesstelsel. Naast het organiseren van de periodieke overlegbijeenkomsten met de voorzitters resp. de secretarissen van de strategische adviesraden, verzorgt de raad de Gezamenlijke Nieuwsbrief van Adviesraden, onderhoudt hij een liaison met het Strategieberaad Rijksbreed en met de planbureaus, en neemt hij deel aan het beraad van de voorzitters van de AWT, KNAW, VSNU en NWO.
Prestatie | Begroting 2014 | Realisatie 2014 |
---|---|---|
Rapporten, Verkenningen en achtergrondstudies | 4 | 6 |
Overige publicaties | 5 | 3 |
Mondelinge briefings voor, en gesprekken met bewindslieden en kamerleden | 8 | 19 |
Overige briefings met beleidsmakers | 10 | 17 |
Conferenties, workshops, expertmeetings en debatten | 10 | 26 |
Lezingen en voordrachten | 30 | >100 |