Opzet jaarverslag
In het jaarverslag 2014 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2014 (Kamerstuk 34 750-X, nr. 1). Het jaarverslag bestaat uit de aanbieding en dechargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de (niet-) beleidsartikelen, de jaarrekening, gegevens over de agentschappen en een aantal bijlagen. In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Rijk afgegeven controleverklaring.
Beleidsprioriteiten
De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).
Beleidsartikelen
Budgettaire gevolgen van beleid
Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden ten aanzien van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 2,5 miljoen voor artikel 1 Inzet en € 5 miljoen voor de overige beleidsartikelen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».
Investeringsprojecten
De verantwoording over investeringsprojecten is opgenomen in beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht. Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten waarvan de realisatie afwijkt van de begroting 2014. Een toelichting wordt gegeven bij relevante verschillen (groter dan € 10 miljoen bij de opdracht «Voorzien in nieuw materieel» en «verkoopopbrengsten groot materieel» en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten).
Niet-beleidsartikelen
Dit betreft een toelichting op de artikelen «Algemeen», «Centraal apparaat», «Geheime uitgaven» en «Nominaal en onvoorzien».
Bedrijfsvoeringparagraaf
De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit vier onderdelen: rechtmatigheid, de totstandkoming van beleidsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.
De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de agentschappen. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.
Jaarrekening
In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het Ministerie van Defensie. Ook is de verantwoording van de agentschappen opgenomen. Ten slotte is de rapportage over de Wet Normering Topinkomens opgenomen als onderdeel van de Jaarrekening.
Bijlagen
Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht met toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s (bijlage 1), een overzicht van externe inhuur (bijlage 2), een overzicht met afgerond evaluatie- en overig onderzoek (bijlage 3), een overzicht van integriteitsmeldingen (bijlage 4), een bijlage milieu (bijlage 5), de rapportage burgerbrieven (bijlage 6), de rapportage over de voortgang van de maatregelen beleidsbrief 2011 en de nota In het belang van Nederland (bijlage 7), de rapportage over inzetbaarheidsdoelstellingen in 2014 (bijlage 8) en een lijst met afkortingen (bijlage 9).
Groeiparagraaf
-
– Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstuk 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In het jaarverslag zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel budgettaire gevolgen van beleid. Door de nieuwe indeling kunnen in sommige tabellen geen gegevens worden opgenomen voor de jaren 2010, 2011 en 2012.
-
– Beleidsartikel 6: Investeringen Krijgsmacht. Vanaf de begroting 2013 is een centraal investeringsartikel opgenomen. Over dit artikel zijn de volgende aanvullende afspraken voor 2014 gemaakt met het Ministerie van Financiën:
-
• Een ongelimiteerde eindejaarsmarge op het beleidsartikel 6, met daarin de budgetten voor investeringen en de aan investeringen gerelateerde uitgaven aan materieel (inclusief bijbehorende instandhouding, afstotingskosten en verkoopopbrengsten). Onder materieel wordt verstaan de wapensystemen, infrastructuur en aan de krijgsmacht gerelateerde IT-systemen. Voor de rest van de begroting geldt de gebruikelijke 1 procent van het begrotingstotaal als eindejaarsmarge;
-
• De verkoopopbrengsten voor groot materieel worden op de voor Defensie gebruikelijke behoedzame wijze geraamd en komen altijd ten bate van het beleidsartikel investeringen, zodat deze ook meerjarig kunnen worden meegenomen. Dit vervangt de eerdere middelenafspraken;
-
• Naast de ongelimiteerde eindejaarsmarge wordt twee keer per jaar (voorjaar en augustus) beoordeeld of de budgetten een andere fasering behoeven naar enig jaar. Ook kan de Minister van Financiën vragen om aanpassingen van de fasering ter ontlasting van het kader in enig jaar.
-
-
– Vanaf de begroting voor 2014 zijn de operationele toelagen, conform de rijksbrede definities, gepresenteerd als apparaatsuitgaven. Dit betreft de volgende wijzigingen:
-
• Bij de operationele commando’s zijn uit de post «gereedstelling» de operationele toelages overgeheveld van het programma naar het apparaat;
-
• Bij het Commando Zeestrijdkrachten is de post «inzet» die betrekking heeft op de Kustwacht in Nederland en het Caribisch gebied samengevoegd bij de post gereedstelling van het programma.
-
-
– In het jaarverslag wordt informatie verstrekt over de mate waarin Defensie voldoet aan de inzetbaarheidsdoelstellingen en over de stand van zaken van de maatregelen als gevolg van de beleidsbrief 2011 en de nota In het belang van Nederland. Informatie over de uitvoering van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie wordt zowel bij de begroting als bij het jaarverslag afzonderlijk verstrekt.
-
– Batenlastenagentschappen: Om de apparaatsuitgaven binnen de baten-lastenagentschappen beter te laten aansluiten bij de uitgavenbegroting, worden Rijksbreed de betalingen aan de baten-lastenagentschappen zichtbaar gemaakt in de uitgavenbegroting, onder de noemer «waarvan bijdragen aan SSO’s» (Shared Service Organisations).
-
– Beleidsartikelen:
-
• In beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet van de krijgsmacht verantwoord. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded Navo- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel bevat ook een overzicht van de structurele inzet die in andere beleidsartikelen is verantwoord, bijvoorbeeld door de Koninklijke Marechaussee, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en de Kustwachten.
-
• In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord voor zeestrijdkrachten, landstrijdkrachten, luchtstrijdkrachten, de marechaussee en de inzet waartoe zij gemandateerd zijn, voor zover deze niet valt onder artikel 1.
-
• In beleidsartikel 6 zijn de investeringen verantwoord voor de krijgsmacht, te weten investeringen in materieel, infrastructuur en ICT. Daarnaast zijn de verkoopopbrengsten van afstoting van materieel en infrastructuur in dit beleidsartikel verantwoord.
-
• In de beleidsartikelen 7 Ondersteuning door Defensie Materieel Organisatie en 8 Ondersteuning door Commando DienstenCentra zijn de uitgaven en verplichtingen verantwoord voor de ondersteunende en dienstverlenende defensieorganisaties.
-
-
– Niet-beleidsartikelen:
-
• In het niet-beleidsartikel 9 Algemeen worden de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen programma-uitgaven opgenomen.
-
• In het niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat worden de uitgaven ten behoeve van het centrale apparaat van Defensie verantwoord, waaronder de uitgaven voor de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), alsmede de niet aan een specifiek artikel toe te wijzen uitgaven voor pensioenen en wachtgelden.
-
• Ten slotte worden in de niet-beleidsartikelen 11 en 12 de Geheime uitgaven opgenomen respectievelijk de verantwoording voor Nominaal en onvoorzien.
-