Base description which applies to whole site

5. SALDIBALANS per 31-12-2015

Tabel 1 Saldibalans per 31 december 2015 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) (bedragen x € 1.000)

Activa

Passiva

 

2015

2014

 

2015

2014

Uitgaven ten laste van de begroting

36.349.734

35.994.887

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.301.665

1.254.494

Liquide middelen

336

336

     

Rekening-courant RHB

   

Rekening courant RHB

35.047.536

34.739.984

Te verrekenen extern museaal aankoopfonds

4.643

34.409

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

4.643

34.409

Rekening-courant risicopremie garantstelling

7.026

5.876

Reserve risicopremie garantstelling

7.026

5.876

Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

3.775

3.787

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intracomptabele schulden)

4.644

4.532

Subtotaal

36.365.514

36.039.295

Subtotaal

36.365.514

36.039.295

Openstaande rechten

205.092

208.994

Tegenrekening openstaande rechten

205.092

208.994

Extra comptabele vorderingen

24.728.977

23.010.522

Tegenrekening extra comptabele vorderingen

24.728.977

23.010.522

Tegenrekening extra comptabele schulden

   

Extra comptabele schulden

   

Voorschotten

6.944.431

6.961.025

Tegenrekening voorschotten

6.944.431

6.961.025

Tegenrekening garantieverplichtingen

2.572.585

2.639.134

Garantieverplichtingen

2.572.585

2.639.134

Tegenrekening openstaande verplichtingen

26.217.528

26.074.954

Openstaande verplichtingen

26.217.528

26.074.954

Deelnemingen

   

Tegenrekening deelnemingen

   

Totaal

97.034.127

94.933.924

Totaal

97.034.127

94.933.924

Toelichting:

Uitgaven/ontvangsten 2015

De uitgaven over 2015 zijn uitgekomen op € 36.349.734.164,09 en de ontvangsten op € 1.301.665.403,66. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 36.349.739.000,00 en de ontvangsten op € 1.301.664.000,00.

Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2015 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

Liquide middelen

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. De samenstelling is als volgt:

Tabel 2 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2015

Openstaand per 31-12-2014

Cultuurinstellingen

336

336

Totaal

336

336

Rekening-Courant RHB

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

In 2015 is er in het kader van Wet Behoud Cultuurbezit een bijdrage van € 30.000.000 geleverd aan de aankoop Rembrandts.

Tabel 3 Rekening-courant museaal aankoopfonds (bedragen x € 1.000)

Saldo 1 januari 2015

34.409

Rentebijschrijving 2015

234

Bijdrage aankoop 2015

30.000

Saldo per 31 december 2015

4.643

Rekening-Courant museaal aankoopfonds

Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1%-punt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,25%-punt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

Rekening courant risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

Voor de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

Tabel 4 Uitgaven buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2015

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

115

Dienst Uitvoering Onderwijs

3.212

Overig

448

Totaal

3.775

De post uitgaven buiten begrotingsverband DUO bestaat voor € 3,2 miljoen uit deurwaarderskosten. Voor het overige gaat het om diverse andere posten als excasso’s OV-kaart, ten onrechte betaalde, nog te ontvangen middelen en dergelijke. Deze moeten nog verrekend worden met andere administraties of derden.

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden)

Tabel 5 Ontvangsten buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2015

Codart

3.531

Overig

1.113

Totaal

4.644

De post Codart betreft een door het Waarborgfonds gestort bedrag als zekerheid voor de aan Codarts verstrekte lening. Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU projecten (0,3 miljoen), legaten, fondsen (0,4 miljoen) en overige derden (0,4 miljoen).

Openstaande rechten

Tabel 6 Openstaande rechten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2015

Lesgelden

205.092

Totaal

205.092

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.

Extra comptabele vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2015 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 7 Stand debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2015

Openstaand per 31-12-2014

01

Primair onderwijs

1.213

610

03

Voortgezet onderwijs

244

410

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

2.314

2.651

06

Hoger beroepsonderwijs

55

55

07

Wetenschappelijk onderwijs

972

0

08

Internationaal beleid

0

0

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

2.429

1.576

11

Studiefinanciering

24.676.648

22.977.401

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

5.633

5.939

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

38.449

19.535

15

Media

0

0

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

0

58

25

Emancipatie

305

374

95

Bestuursdepartement

715

1.178

Lening Bonaire

0

735

Totaal

24.728.977

23.010.522

De openstaande vorderingen studiefinanciering (beleidsartikel 11) betreffen de door de productgroep Studiefinanciering van de Dienst Uitvoering Onderwijs verstrekte leningen en voorschotten aan studenten ingevolge de oude regeling studiefinanciering en de nieuwe Wet studiefinanciering.

De verstrekte leningen en voorschotten aan studenten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 8 Verstrekte leningen en voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2015

Openstaand per 31-12-2014

Rentedragende leningen

24.515.365

22.808.702

Renteloze voorschotten

25.455

28.774

Overige vorderingen

135.828

139.925

Totaal

24.676.648

22.977.401

De specificatie van het verloop van de posten rentedragende leningen en renteloze voorschotten is als volgt:

Tabel 9 Verloop van de posten rentedragende leningen en renteloze voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Rentedragende

Leningen

Openstaande Voorschotten

Openstaande bedragen per 01-01-2015

22.808.702

28.774

Nieuw verstrekt, waaronder omzettingen

2.579.509

2.139

Afgelost

– 657.524

– 6.206

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

– 206.883

763

Verrekeningen

– 8.439

– 15

Totaal

24.515.365

25.455

Voor de bedragen voor rentedragende leningen en renteloze voorschotten geldt de nominale waarde. De werkelijke waarde (uiteindelijk inbaar) hiervan wordt grotendeels beïnvloed door:

  • de mate waarin de als voorlopige rentedragende leningen uitgekeerde studiefinanciering (prestatiebeurs) zullen worden omgezet in beurzen, vanwege het voldoen aan de eerstejaars prestatienorm en /of diploma norm;

  • het sociaal risico bij (aflosbaar gestelde) langlopende leningen en renteloze voorschotten in verband met de wettelijk beperkte aflossingstermijnen;

  • de mate waarin de achterstallige vorderingen studiefinanciering (achterstallig lager recht en aflosbaar gestelde leningen en voorschotten) uit het deurwaarderstraject geïnd kunnen worden.

De overige openstaande vorderingen (€ 52.329) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2015 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:

Tabel 10 Voorschotten naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2015

Openstaand per 31-12-2014

01

Primair onderwijs

1.931.193

1.608.599

03

Voortgezet onderwijs

228.562

257.374

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

999.398

1.095.533

06

Hoger beroepsonderwijs

17.349

65.201

07

Wetenschappelijk onderwijs

47.217

134.421

08

Internationaal beleid

13.466

8.893

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

430.743

475.878

11

Studiefinanciering

818.400

1.225.200

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

   

13

Lesgelden

   

14

Cultuur

1.296.005

897.617

15

Media

304.377

277.045

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

812.691

844.403

25

Emancipatie

16.868

24.088

95

Bestuursdepartement

28.162

46.773

       

Permanente voorschotten

   

Totaal

6.944.431

6.961.025

Het bedrag openstaande voorschotten bij Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoeding 2015 aan de OV-bedrijven.

De stand van de voorschotten per 31-12-2015 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 11 Voorschotten naar vergoedingsjaar (bedragen x € 1.000)
 

Stand per 01-01-2015

Verstrekt 2015

Afgerekend 2015

Stand per 31-12-2015

2001

       

2002

       

2003

1.340

   

1.340

2004

8.442

 

106

8.336

2005

16.445

 

287

16.158

2006

66.847

 

12.025

54.822

2007

177.260

 

38.754

138.506

2008

145.119

 

40.626

104.493

2009

221.459

 

76.913

144.546

2010

300.006

 

107.369

192.637

2011

575.861

 

112.338

463.523

2012

944.607

 

303.166

641.441

2013

1.586.177

 

290.282

1.295.895

2014

2.917.462

 

1.043.258

1.874.204

2015

0

2.008.530

 

2.008.530

Totaal

6.961.025

2.008.530

2.025.124

6.944.431

Van een achterstand in de afrekening van de oude jaargangen voorschotten is geen sprake, omdat deze vooral betrekking hebben op langlopende projecten op de verschillende beleidsterreinen. In 2015 is een gerichte actie uitgevoerd om openstaande voorschotten af te wikkelen.

Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk jegens de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2015 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de openstaande garanties gespecificeerd opgenomen in vergelijking met ultimo 2014:

Tabel 12 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per 31-12-2015

Openstaand per 31-12-2014

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

202.049

239.716

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

0

0

Garanties Cultuur

559.268

602.398

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

25.998

26.803

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

253.305

263.579

Garanties Hoger beroepsonderwijs

620.160

614.510

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

547.331

544.355

Garanties Voortgezet onderwijs

256.917

242.422

Garanties Primair onderwijs

77.557

75.351

Totaal

2.572.585

2.639.134

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 559,3 miljoen. Hiervan is € 278,7 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds en € 277,0 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er een kredietgarantie verleend ad € 3,5 miljoen aan de Stichting Nederlands Letterenfonds.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 26,0 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (€ 547,3 miljoen), het Hoger beroepsonderwijs (€ 620,2 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 256,9 miljoen) het Wetenschappelijk Onderwijs (€ 253,3) en het Primair Onderwijs (€ 77,6 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën onder hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten verstrekte geldleningen aan onderwijsinstellingen en garantstellingen rekening courantlimieten.

De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 13 Openstaande Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2015

2.639.134

Bij: Aangegane verplichtingen 2015

517.337

   

Af: Afgelopen garantie 2015

583.886

Af: Verrichte betalingen 2015

0

Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2015

0

Stand 31 december 2015

2.572.585

Openstaande verplichtingen

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 14 Openstaande verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2015

26.074.954

Bij: correcties op de beginstand

 

Gecorrigeerde stand 1 januari 2015

26.074.954

   

Bij: aangegaan in 2015

37.009.645

Waarvan garantieverplichtingen

517.337

Totaal aangegaan in 2015

36.492.308

   

Af: Tot betaling gekomen in 2015

36.349.734

Stand 31 december 2015

26.217.528

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2015 is hieronder opgenomen.

Tabel 15 Openstaande verplichtingen naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

01

Primair onderwijs

5.729.678

03

Voortgezet onderwijs

7.080.695

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.350.889

06

Hoger beroepsonderwijs

2.769.004

07

Wetenschappelijk onderwijs

4.198.337

08

Internationaal beleid

7.703

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

52.064

11

Studiefinanciering

0

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

0

13

Lesgelden

 

14

Cultuur

785.421

15

Media

972.881

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.263.388

25

Emancipatie

7.468

95

Bestuursdepartement

0

Totaal

26.217.528

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Op 13 mei 2013 is het Techniekpact 2020 afgesloten met bestuurders uit het onderwijs en het bedrijfsleven. Onderdeel van het techniekpact is het regionale investeringsfonds mbo. Hiermee is totaal een bedrag beschikbaar van € 100 miljoen voor de jaren 2014 t/m 2017. Van dit bedrag is ultimo 2015 voor de jaren 2014 en 2015 al een bedrag van € 42 miljoen juridisch verplicht, voor de jaren 2016 en 2017 moet nog een bedrag van € 58 miljoen juridisch verplicht worden.

Op 11 juli 2014 is het Bestuursakkoord MBO 2015–2019 afgesloten met bestuurders uit het onderwijs. Dit bestuursakkoord bouwt voort op verschillende akkoorden namelijk het Regeerakkoord «Bruggen Slaan», het Actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015», het Nationale Onderwijsakkoord, bestuursakkoord Professionalisering mbo (2011) en addendum (2012), Lerarenagenda 2013–2020 en het Nationaal Techniekpact 2020. Onderdeel van het Bestuursakkoord MBO is de regeling kwaliteitsafspraken. Hiermee is een bedrag van in totaal € 1.336 miljard bestuurlijk verplicht over de periode 2015 t/m 2018. Van dit bedrag is ultimo 2015 voor het jaar 2015 al een bedrag van € 214 miljoen juridisch verplicht. Het resterende bedrag van € 1,122 miljard is in de jaren 2016 t/m 2018 bestuurlijk verplicht.

Op 17 april 2014 is het Sectorakkoord VO 2014–2017 met de VO-Raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2016 een bedrag van € 275 miljoen voor het voortgezet onderwijs beschikbaar, oplopend tot structureel € 369 miljoen in 2018 en volgende jaren. Deze bedragen waren ultimo 2015 nog niet juridisch verplicht, en zijn daarmee niet in de saldibalans opgenomen.

Op 26 november is het Bestuursakkoord PO 2014–2020 met de PO-Raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2016 een bedrag van € 59 miljoen voor het primair onderwijs beschikbaar, oplopend tot structureel € 444 miljoen in 2020. Deze bedragen waren ultimo 2015 nog niet juridisch verplicht, en zijn daarmee niet in de saldibalans opgenomen.

Licence