Base description which applies to whole site

1. Onderwijs

Samen met alle partners werken we aan de vier doelstellingen van deze kabinetsperiode:

  • 1. Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt;

  • 2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat;

  • 3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties;

  • 4. Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren.

1.1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt
Tabel: Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde (jaartal)

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde (jaartal)

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod

 

2014–2015

2014–2015

2015–2016

2020

po

0,07%

0,07%

0,08%

0%

vo

0,17%

0,17%

0,19%

0%

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

mbo

2008

2014

2015

 
 

Niveau 1: 66%

73%

72%

Hoger

 

Niveau 2: 62%

78%

70%

Hoger

 

Niveau 3: 63%

73%

70%

Hoger

 

Niveau 4: 65%

72%

71%

Hoger

 

Totaal: 64%

73%

70%

Hoger

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar1

ho

2010–2011

2014–2015

2015–2016

2

 

hbo: 65,7%

60,5%

61,0%

 
 

wo: 57,3%

72,8%

74,0%

 

Uitval in het eerste jaar1

ho

2010–2011

2014–2015

2015–2016

3

 

hbo: 27,9%

27,8%

26,7%

 
 

wo: 18,8%

15,9%

16,1%

 
1

De cijfers kunnen iets afwijken van eerder gepubliceerde cijfers, vanwege mutaties in de onderliggende dataset.

2

Hier geen landelijk streefdoel omdat er prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt. In november 2016 heeft de eindbeoordeling van de prestatieafspraken in het hoger onderwijs plaatsgevonden. Zie voor meer informatie over de eindbeoordeling de Tweede Kamer-brief van 17 november 2016 en voor meer informatie over de voortgang van het proces van profilering en kwaliteitsverbetering in het hoger onderwijs en onderzoek de stelselrapportage 2016.

3

Basis-, tussen- en streefwaarde zijn veranderd t.o.v. Begroting 2016 ten gevolge van een andere meetmethode (zie ook Jaarverslag 2015 en Begroting 2017).

Eén van onze doelen voor deze kabinetsperiode is dat leerlingen zo goed mogelijk worden uitgedaagd om zich optimaal te ontwikkelen. Het beeld van de indicatoren laat zien dat er nog uitdagingen zijn. Zorgen waren er afgelopen jaar over de kansenongelijkheid in het onderwijs. Elke leerling moet, ongeacht afkomst, zijn of haar talenten maximaal kunnen ontplooien. In de 20e eeuw is goed onderwijs breed toegankelijk gemaakt. Deze ontwikkeling en uitgangspositie zijn echter niet vanzelfsprekend. De Inspectie van het Onderwijs constateerde in het onderwijsverslag van 2014–2015 dat de onderwijskansen van kinderen van lager en hoger opgeleide ouders verder uit elkaar lopen. Op 31 oktober 2016 is daarom een actieplan naar de Tweede Kamer gestuurd en een Gelijke Kansen Alliantie gelanceerd. We richten ons daarbij op soepele overgangen, stimulerend onderwijs en sterke netwerken. Met name voor soepele overgangen hebben we besloten extra middelen uit te trekken. Tegelijkertijd zijn in 2016 al stappen gezet. Naast alle inspanningen om de overgang tussen po en vo verder te verbeteren door de implementatie van de eindtoets PO, is een plan van aanpak brede brugklassen gelanceerd en een doorstroomrecht voor vmbo-ers die naar de havo willen doorstromen. Voor mbo-instellingen met veel stapelaars hebben we extra middelen beschikbaar gesteld en de wet voor het toelatingsrecht is aangenomen. Ook hebben we het ondersteuningstraject voor de pabo om de instroom en diversiteit te stimuleren geïntensiveerd en verlengd. We zijn gestart met de voorbereiding van een extra ondersteuningsaanpak mbo-pabo in een grootstedelijke context voor studenten die we nu onvoldoende bereiken. Ook zetten we fors in op het verhogen van het studiesucces van mbo-gediplomeerden in het hbo. In december 2016 zijn ruim 300 mbo- en hbo-studenten en 80 docenten geworven om samen in het OCW StudentLab voorstellen te ontwikkelen voor een betere aansluiting. Tot slot is besloten om vanaf 2017 extra middelen beschikbaar te stellen voor programma’s die (getrainde) studenten als rolmodellen inzetten en zo bijdragen aan kansengelijkheid in de doorstroom vo/mbo-ho en studiesucces.

Sinds de start van het plan van aanpak Toptalenten 2014–2018 peilen we periodiek hoe de maatregelen in de praktijk worden ervaren. Het beeld van februari 2016 is positief: scholen en docenten geven meer speciale aandacht aan toptalenten en leerlingen zijn tevreden over de mate waarin ze worden uitgedaagd. Afgelopen jaar is de door ICLON en RUG ontwikkelde toolbox beschikbaar gekomen, als hulpmiddel voor een praktische aanpak van differentiatie in de klas. Ook zijn de eerste cum laude diploma’s uitgereikt aan ruim 3.300 leerlingen van het vmbo, de havo en het vwo. Het aantal scholen waar het mogelijk is vakken op een hoger niveau te volgen is in 2016 verder toegenomen, evenals het aantal scholen waar versneld vwo gevolgd kan worden. Goed nieuws is ook dat de doelstelling om het aantal vsv’ers te verminderen is behaald en dat het aantal zittenblijvers in het primair onderwijs verder is gedaald. Daarbij is wel de kanttekening te maken dat deze daling niet optreedt bij het aandeel leerlingen in leerjaar 3 dat vertraging heeft opgelopen. Daarom hebben we samen met de PO-Raad een brochure ontwikkeld met handreikingen en voorbeelden voor scholen bij het herijken van de werkwijze rond de doorstroom van kleuters. In het vo konden scholen vorig jaar voor de tweede keer subsidie aanvragen voor een zomerschool. Bovendien is de regeling op verzoek van het veld uitgebreid, zodat ook programma’s die in de meivakantie starten in aanmerking komen (lentescholen). De cijfers over het aandeel thuiszitters in het po en vo laten niet de gewenste daling zien. Om gemeenten en onderwijsveld te stimuleren een extra stap te zetten, hebben we met de Ministeries van VWS en V&J, de VNG, PO-Raad en VO-raad in juni 2016 het Thuiszitterspact gesloten.

In het mbo is de afgelopen vier jaar hard gewerkt aan kwaliteit en toegankelijkheid. De basis is op orde en van de focus op vakmanschap worden nu de resultaten zichtbaar. Studenten zijn meer tevreden, zoals de laatste JOB-monitor laat zien en studenten krijgen ook beter onderwijs. Doordat we opleidingen hebben ingekort en keuzedelen hebben ingevoerd, worden studenten meer uitgedaagd. Met de kwaliteitsafspraken hebben we middelen beschikbaar gesteld om extra te investeren in professionalisering, beroepspraktijkvorming, excellentie en studiesucces. Instellingen werken intensief samen met het bedrijfsleven. Via cofinanciering zijn nu al meer dan 80 intensieve samenwerkingsverbanden opgezet, waaronder 65 via het Regionaal Investeringsfonds zoals Centra voor innovatief vakmanschap. Verder krijgen scholen meer geld om minder daadkrachtige ouders een financiële ondersteuning te bieden voor schoolkosten en beschikken minderjarige studenten per 1 januari 2017 over een ov-kaart.

In 2015 en 2016 zijn meer asielzoekerskinderen het primair en voortgezet onderwijs ingestroomd dan in de jaren daarvoor. Omdat de systematiek van aanvullende bekostiging onvoldoende aansloot op de toegenomen instroom, heeft in 2016 tijdelijk maatwerkbekostiging op aanvraag plaatsgevonden. Deze maatwerkbekostiging is voor het po per 1 augustus 2016 en voor het vo per 1 januari 2017 verwerkt in de regelgeving. Daarmee wordt voorzien in een vast bedrag per asielzoekerskind per kwartaal. Daarnaast ontvangen po-scholen vanaf 1 augustus 2016 ook voor het tweede verblijfsjaar van asielzoekerskinderen bekostiging, zoals ook in het vo geldt.

Om te bepalen wat leerlingen in de toekomst moeten leren in het po en vo, is twee jaar geleden een brede maatschappelijke dialoog gestart. Op 23 januari 2016 heeft het Platform Onderwijs 2032 de opbrengsten van deze dialoog gepresenteerd in een advies. Naar aanleiding van het eindadvies is een uitgebreide beleidsreactie opgesteld, met een voorstel voor het vervolgtraject. Tijdens het hoofdlijnendebat in de Tweede Kamer bleken twijfels te bestaan over het draagvlak bij en de betrokkenheid van leraren voor dit advies. Daarom is een extra verdiepingsfase ingelast. Onder regie van de Onderwijscoöperatie is een dialoog onder leraren over curriculumherziening in het po en vo en de betrokkenheid van leraren georganiseerd. Parallel daaraan werd door de regiegroep samen met het onderwijsveld een inhoudelijke verdieping van het advies gestart. Daarin stond de vraag centraal wat het advies concreet betekent voor de onderwijspraktijk. Inmiddels hebben we de opbrengsten van beide verdiepingstrajecten ontvangen. Uit deze verdiepingsfase bleek dat alle betrokken partijen de ambitie delen om door te gaan met de herziening van het landelijke curriculum. Daarnaast moeten leraren een stevigere rol krijgen in de uitwerking van het curriculum en moeten vakdisciplines behouden blijven. Een plan van aanpak hebben we naar de Tweede Kamer verzonden.

In december 2016 hebben de Landelijke Studentenvakbond, het Interstedelijk Studentenoverleg, de Vereniging Hogescholen en de Vereniging van Universiteiten een Gemeenschappelijke Agenda aangeboden om te blijven werken aan en te investeren in een aantal belangrijke kernambities voor het hoger onderwijs. De door de vier partijen benoemde kernambities zijn: intensiever en kleinschalig onderwijs, meer en betere begeleiding van studenten, inzet op talentontwikkeling binnen en buiten de studie, passende en goede onderwijsfaciliteiten, én verdere professionalisering van docenten. De hogescholen en universiteiten zullen in dialoog met studenten en docenten deze kernambities uitwerken in concrete plannen. Om het digitaal uitwisselen, hergebruik en samen ontwikkelen van leermateriaal te stimuleren zijn 12 universiteiten en enkele hogescholen samen met SURF en OCW het programma «Open en Verbonden Hoger Onderwijs» begonnen. Doel is het stimuleren van een open cultuur waarin uitwisseling de norm is, evenals het opzetten van passende ondersteuning van docenten en een adequate infrastructuur. Ten slotte zijn in 2016 drie pilots gestart met werkplaatsen onderwijsonderzoek in het primair onderwijs in Utrecht, Amsterdam en Tilburg om de impact van onderwijsonderzoek op de onderwijspraktijk te versterken.

1.2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat
Tabel: Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde (jaartal)

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde (jaartal)

Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst1

 

2013

2015

2016

2020

po

85%

84%

2

100%

vo

76%

64%

67%

100%

Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst3

 

2013

2015

2016

2020

po

56%

56%

4

100%

vo

34%

34%

33%

100%

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review5

 

2014

2015

2016

2020

po

62%

57%

74%

100%

vo

63%

63%

68%

100%

1

Meetmethode voor deze indicator is aangepast ten opzichte van de beleidsagenda 2016. De basiswaarde, realisatiewaarden en streefwaarde betreft de leraren met ten minste 3 jaar ervaring. In het lopend schooljaar 16–17 is sprake van een aangepast kader. Gezien de grote wijzigingen in methode zal worden gekeken naar alternatieve indicatoren bij de volgende begroting.

2

In het basisonderwijs is er een verandering geweest van de categorie minder dan 3 jaar ervaring naar minder dan 4 jaar ervaring. De omvang van de steekproef 15–16 in het basisonderwijs is t.o.v. 14–15 i.v.m. toezichtplanning gereduceerd, daardoor heeft de nauwkeurigheid van de cijfers naar ervaringscategorie grotere marges gekregen. Op aanraden van de Inspectie worden de nieuwe cijfers van po niet vergeleken met de oude in de tabel.

3

Meetmethode voor deze indicator is aangepast ten opzichte van de beleidsagenda 2016. De basiswaarde, realisatiewaarden en streefwaarde betreft de leraren met tenminste 10 jaar ervaring. In het lopend schooljaar 16–17 is sprake van een aangepast kader. Gezien de grote wijzigingen in methode zal worden gekeken naar alternatieve indicatoren bij de volgende begroting.

4

De omvang van de steekproef 15–16 in het basisonderwijs is t.o.v. 14–15 i.v.m. toezichtplanning gereduceerd, daardoor heeft de nauwkeurigheid van de cijfers naar ervaringscategorie grotere marges gekregen. Op aanraden van de Inspectie worden de nieuwe cijfers van po niet vergeleken met de oude in de tabel.

5

De meetmethode voor deze indicator is aangepast ten opzichte van de beleidsagenda 2016. Omdat er sprake is van een nieuwe bron kan er geen betrouwbare vergelijking worden gemaakt met de vorige metingen.

Wij hebben hoge ambities geformuleerd rond de professionalisering van leraren, besturen en schoolleiders. Een voorwaarde om dit duurzaam vorm te geven, is professioneel HRM-beleid op bestuurs- en op schoolniveau. In de voortgangsrapportage sectorakkoorden funderend onderwijs zien we in 2016 positieve resultaten op een aantal onderdelen: meer startende leraren worden begeleid, het aandeel onbevoegd gegeven lessen is lager en meer schoolleiders zijn geregistreerd in het Schoolleidersregister. Tegelijkertijd is nog verbetering mogelijk ten aanzien van de beheersing van didactische en differentiatievaardigheden van docenten. Daarnaast is op het gebied van kwaliteitszorg, zoals blijkt uit de indicator over deelname aan peer review, op school- en bestuursniveau in het po winst te behalen en blijft de doorwerking van het opbrengstgericht werken in het vo een aandachtspunt.

Om het beroep van leraar te versterken is in nauwe samenwerking met de Onderwijscoöperatie het wetsvoorstel lerarenregister opgesteld en inmiddels aangenomen. Het aantal ingeschreven leraren in dit vrijwillige register blijft toenemen: op dit moment zijn 70.000 leraren ingeschreven. Eind november 2016 is de derde voortgangsrapportage Lerarenagenda naar de Tweede Kamer gestuurd. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de studenttevredenheid bij alle lerarenopleidingen toeneemt. Daarnaast zijn er meer mannelijke PABO-studenten. Wij werken nog aan een versterking van de samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen in alle fases van de loopbaan van de leraren. Leraren hebben meer ontwikkelmogelijkheden gekregen, maar het carrièreperspectief blijft nog achter. Bij de voortgangsrapportage hebben we ook het onderzoek meegestuurd naar de Tweede Kamer dat is uitgevoerd naar de carrièreperspectieven van leraren in het kader van de functiemix po en vo.

In lijn met het Regeerakkoord hebben wij gewerkt aan de modernisering van het Vervangings- en het Participatiefonds. Binnen het Vervangingsfonds is gekeken hoe de vereveningssystematiek kan worden gemoderniseerd. In 2016 kiezen steeds meer schoolbesturen (36 procent) voor het eigen-risicodragerschap, waardoor zij zelf de financiële risico’s voor de vervanging van zieke leerkrachten dragen. Tevens kiezen steeds meer schoolbesturen voor een vorm van samenwerking. Het nut en de noodzaak van het Vervangingsfonds staat door deze ontwikkeling ter discussie. Hierover wordt nauw overleg gevoerd met de sociale partners. Na jaren van verhoogde instroom in het Participatiefonds is de instroom in 2016 lager. Afgelopen jaar zijn verschillende moderniseringsrichtingen verkend; deze worden in 2017 verder uitgewerkt.

1.3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties
Tabel: Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde (jaartal)

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde (jaartal)

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert

po

2012–2013

2013–2014

2014–2015

2017–2018

 

27%

22%

36%

100%

Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert

vo

2011–2012

2012–2013

2013–2014

2020

 

72%

75%1

67%

100%

Aantal voortijdig schoolverlaters

vo/mbo

2009

2013–2014

2015–2016

2015–2016

 

41.800

25.622

22.948

25.000

1

Deze waarde is aangepast ten opzichte van het jaarverslag 2015 van 74% naar 75%

Een positieve ontwikkeling is dat er minder (zeer) zwakke scholen zijn in het primair en voortgezet onderwijs. Het aantal (zeer) zwakke scholen is ten opzichte van 2011 gehalveerd en is nu op het laagste niveau ooit. Het aantal scholen in het po dat zich binnen een jaar verbetert is toegenomen. Het aantal zwakke afdelingen in het vo dat zich binnen de gestelde termijn verbetert is gedaald. Het aantal scholen dat zich excellent mag noemen, is gestegen van 53 in 2012 tot 130 in 2015. Verder is de doelstelling van 25.000 bij de indicator aantal vsv’ers in 2016 behaald en is de wet voor het toelatingsrecht aangenomen zodat er voor iedereen een plek in het mbo is. Afgelopen jaar hebben wij ook gewerkt aan de vereenvoudiging van de bekostiging in het primair en voortgezet onderwijs. De modernisering van de bekostiging in het po zit nog in een verkennende fase, waarbij het grote herverdeeleffect een belangrijk zorgpunt is. Voor het vo hebben wij na een internetconsultatie en gesprekken met het veld geconstateerd dat het vereenvoudigde bekostigingsmodel nog verfijning vraagt, onder andere op de onderdelen leerlingendaling en de overgangsregeling. Hierover hebben wij de Tweede Kamer in een brief geïnformeerd. De schoolbesturen en -leiders hebben tijdens de gesprekken aangegeven dat het nieuwe model er niet toe mag leiden dat een breed onderwijsaanbod in de regio niet langer kan worden geborgd. Specifiek is hierbij de zorg uitgesproken over het aanbod van het (technisch) vmbo. Hierover heeft de Onderwijsraad inmiddels advies uitgebracht.

In onze transparantiebrief hebben we aangegeven dat openbaar beschikbare informatie nog te weinig de basis vormt voor een gerichte schoolkeuze van ouders en leerlingen, voor gesprekken tussen alle betrokkenen over de onderwijskwaliteit en voor kwaliteitsbenchmarking door scholen zelf. Om dit te verbeteren is «Scholen op de kaart» beter vindbaar gemaakt en heeft DUO een app ontwikkeld waarmee data eenvoudig en gebruiksvriendelijk benaderd kunnen worden. Verder hebben wij de eerste dag voor open onderwijsdata georganiseerd. Ontwikkelaars zijn hierna aan de slag gegaan om een prototype app te ontwikkelen die antwoord geeft op de vragen van ouders, leerlingen, medezeggenschapsraden, leraren en schoolleiders. In de app worden gegevens over het onderwijs gecombineerd met meningen van ouders en leerlingen.

Het nieuwe toezicht is opgenomen in de wijziging in de Wet op het Onderwijstoezicht die per 1 juli 2017 zal ingaan. Deze wijziging komt voort uit het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamer dat in maart 2016 in de Eerste Kamer is aanvaard. Afgelopen november heeft de eindbeoordeling van de prestatieafspraken in het hoger onderwijs plaatsgevonden. Deze afspraken uit 2012 gingen over onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie. Alle universiteiten en bijna alle hogescholen hebben de afgesproken doelen op onderwijskwaliteit en studiesucces in voldoende mate behaald. Voor hogescholen bleek het lastig om zowel de kwaliteit van de opleiding te verbeteren, als het studiesucces te verhogen én de toegankelijkheid van de opleiding te vergroten. De prestatieafspraken zijn een experiment waarvan wij willen en moeten leren, vooral ook met het oog op de vormgeving van kwaliteitsafspraken vanaf 2018. Een onafhankelijke evaluatiecommissie heeft daarover dit voorjaar een rapport uitgebracht.

Een bestuurskrachtige instelling wordt gekenmerkt door een professioneel samenspel tussen het college van bestuur, de raad van toezicht en medezeggenschap. De Wet versterking van de bestuurskracht draagt bij aan een gezonde bestuurscultuur in het onderwijs. In de wet, die sinds 1 januari 2017 voor een groot deel van kracht is geworden, zijn de rol en verantwoordelijkheid van bestuur en toezicht, én van docenten en studenten beschreven. Verder is in december 2016 een nieuw accreditatiekader in werking getreden waarin ho-instellingen meer autonomie krijgen. Doordat er minder tijd gemoeid is met het opstellen van rapportages, kunnen docenten zich meer richten op het verbeteren van het onderwijs. Het nieuwe kader is onderdeel van het plan om de kwaliteitstoetsing in het ho te verbeteren. Inmiddels is ook het wetsvoorstel Accreditatie op maat aan de Tweede Kamer verzonden. Daarnaast is voorgenomen om een experiment te starten waarbij zes instellingen een lichtere kwaliteitstoetsing van opleidingen ondergaan. De experimenteer-AMvB is in december 2016 voorgelegd voor openbare internetconsultatie.

1.4 Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren
Tabel: Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde (jaartal)

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde (jaartal)

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

vo

2012

2015

2016

2017

 

23%1

27%

26%

30%

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was

mbo

2012

2015

2016

 
 

80%

77%

77%

hoger

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen2

ho

2012

2015

2016

2016

 

hbo: 18%

hbo: 19%

hbo: 19%

hbo: 19%

 

wo: 21%

wo: 23%

wo: 25%

wo: 22%

Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)

mbo/ho

2010

2014

2015

2020

 

17%

18%

19%

20%

1

De waarde verschilt t.o.v. de begroting 2015 omdat de data van DUO worden gebruikt in plaats van het Platform Bèta en Techniek.

2

De cijfers kunnen iets afwijken van eerder gepubliceerde cijfers, vanwege mutaties in de onderliggende dataset.

De indicatoren laten een wisselend beeld zien. Het aantal deelnemers aan een leeractiviteit is gestegen. In de voortgangsrapportage Leven lang leren hebben we gemeld dat afgelopen september 8 instellingen gestart zijn met flexibele deeltijd- en duale programma’s. De andere 12 instellingen met een goedgekeurde aanvraag volgen in de loop van 2017. In totaal gaat het om 500 deeltijd en duale opleidingen die flexibel worden aangeboden. De pilots worden door ons, de NVAO en de Inspectie van het Onderwijs ondersteund met onder meer landelijke bijeenkomsten waar instellingen ook van elkaar kunnen leren. Verder hebben 12 hogescholen zich aangemeld voor het experiment vraagfinanciering in de sector Techniek & ICT (de sector Zorg & Welzijn volgt in 2017). In dit experiment loopt de financiering niet via de reguliere bekostiging, maar via vouchers voor de student. In het najaar van 2016 hebben wij verder het wetsvoorstel dat de zelfstandige positie van de Associate-Degree opleiding regelt ter advisering voorgelegd aan de Raad van State, in het voorjaar van 2017 is het voorstel naar de Tweede Kamer verzonden.

Per augustus 2016 hebben wij profielen ingevoerd in de bovenbouw van het vmbo. Ongeveer 80 procent van de scholen is gestart met het bieden van beroepsgericht onderwijs in een of meer van de tien profielen. Sinds februari 2016 hebben ruim 2.700 docenten in beroepsgerichte vakken gebruik gemaakt van het bijscholingsaanbod. De conversietabel biedt voor huidige bevoegde docenten duidelijkheid voor welke nieuwe profielvakken zij bevoegd zijn. Met de invoering van profielen is loopbaanoriëntatie en -begeleiding (lob) beter verankerd in het vmbo. Alle leerlingen, ook in de theoretische leerweg van het vmbo, bouwen verplicht een lob-portfolio op.

In het mbo is in 2016 de nieuwe kwalificatiestructuur succesvol geïmplementeerd. Onderwijsinstellingen hebben nu meer ruimte om samen met het bedrijfsleven sneller in te spelen op veranderingen in beroepen. Verder hebben instellingen in 2016 de mogelijkheid gekregen om te experimenten met cross-overs. Ze krijgen ruimte voor het ontwikkelen van nieuwe en innovatieve opleidingen, bijvoorbeeld de opleidingen techniek en zorg. Met beide maatregelen bevorderen wij een betere en snellere aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt. Samenwerking tussen het mbo en het bedrijfsleven wordt financieel gestimuleerd met het Regionaal Investeringsfonds mbo. Bedrijven, onderwijsinstellingen en regionale overheden bepalen welke kansen er liggen in de regio. Samen investeren zij in een moderne infrastructuur en in een curriculum dat aansluit op de laatste ontwikkelingen in het bedrijfsleven. Ook met het Techniekpact en het Zorgpact hebben we in 2016 ingezet op de verduurzaming van samenwerking in de regio tussen onderwijs, bedrijfsleven/zorg & welzijn en lokale overheden. De regio is eigenaar van het tempo en de resultaten die bereikt moeten worden. De overheid faciliteert, stimuleert en zoekt naar coalities die vanuit een gedeeld belang deze maatschappelijke uitdagingen aangaan.

Licence