Samen met alle partners is de afgelopen jaren gewerkt aan deze vier doelstellingen:
-
1. Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt;
-
2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat;
-
3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties;
-
4. Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren.
1.1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt
Doelstelling/indicator | Sector | Basiswaarde (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Streefwaarde (jaartal) |
---|---|---|---|---|---|
Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod | 2014–2015 | 2015–2016 | 2016–2017 | 2020 | |
po | 0,07% | 0,08% | 0,09% | 0% | |
vo | 0,17% | 0,19% | 0,14% | 0,10% (2017) | |
Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau | mbo | 2007–2008 | 2014–2015 | 2015–2016 | 2018 |
Niveau 1: 66% | 78% | 78% | Hoger | ||
Niveau 2: 62% | 74% | 73% | Hoger | ||
Niveau 3: 63% | 74% | 72% | Hoger | ||
Niveau 4: 65% | 74% | 74% | Hoger | ||
Totaal: 64% | 75% | 74% | Hoger | ||
Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar | ho | 2010–2011 | 2015–2016 | 2016–2017 | |
hbo: 65,7% | 61,1% | 62,2% | |||
wo: 57,3% | 74,1% | 73,2% | |||
Uitval in het eerste jaar | ho | 2010–2011 | 2015–2016 | 2016–2017 | |
hbo: 27,9% | 26,7% | 26,9% | |||
wo: 18,8% | 16,2% | 15,7% |
De Inspectie van het Onderwijs constateerde in 2016 toenemende ongelijkheid in onderwijskansen tussen jongeren. In juli 2017 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de eerste resultaten van het Actieplan Gelijke Kansen in het onderwijs. Inmiddels hebben meer dan 100 maatschappelijke organisaties zich verbonden aan de Gelijke Kansen Alliantie. Positief is dat er geen sprake is van structurele over- of onderadvisering in het po in het schooljaar 2016–2017 en dat het aandeel brede adviezen en bijgestelde adviezen opnieuw toenam. Daarnaast hebben diverse scholen en instellingen subsidie ontvangen voor doorstroomprogramma’s. Het doel daarbij is om leerlingen te bereiken die vanuit thuis minder ondersteuning en begeleiding krijgen bij de overstap tussen po-vo of vmbo-mbo/havo. Aan de programma’s voor de verschillende overgangen in het onderwijs nemen al veel leerlingen en studenten deel. Het aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod is in het schooljaar 2016–2017 in het po, inclusief (v)so, licht toegenomen en in het vo licht gedaald ten opzichte van het vorige schooljaar. Het blijft de komende periode een aandachtspunt. Het aantal leerlingen dat in het examenjaar 2017 één of meerdere vakken op een hoger niveau volgde, nam toe ten opzichte van het voorgaande jaar. Ondanks deze toename wordt de maatregel nog weinig gebruikt. Om de mogelijkheden tot maatwerk te leren uitvoeren en toegankelijk te maken, is in 2017 de pilot «recht op maatwerk» gestart: 30 scholen gingen de uitdaging aan om meer ervaring op te doen met maatwerktrajecten zoals het aanbieden van extra vakken, vakken op een hoger niveau en versnelde examens. De bevindingen gebruiken we om een recht op maatwerk eventueel wettelijk te verankeren. De pilot zal in 2019 geëvalueerd worden. Voor het ho vond in juli 2017 voor het tweede jaar op rij het Seminar Inclusive Higher Education plaats. OCW organiseerde dit seminar samen met ECHO Expertisecentrum voor Diversiteitsbeleid en gastheer de Universiteit van Amsterdam. Diverse buitenlandse gasten en 120 deelnemers uit het Nederlandse ho wisselden good practices uit om «Inclusief hoger onderwijs» in de praktijk te versterken.
Om te komen tot een integrale curriculumherziening voor het po en vo zijn in 2017 diverse stappen gezet. Samen met vakverenigingen en andere betrokken partijen is een aangescherpt plan van aanpak opgesteld voor de ontwikkelfase. Eind 2017 is de werving afgerond voor de teams van leraren en schoolleiders die de bouwstenen voor kerndoelen en eindtermen gaan ontwikkelen. Daarnaast streven we ernaar om rekenen gefaseerd een duurzame plek te geven in het curriculum en de uitslagbepaling. Onze eerste stap was om het cijfer op de rekentoets óók in het vwo niet meer mee te laten tellen voor het behalen van het diploma. Vervolgens zorgen we ervoor, samen met leraren en andere experts, dat rekenen een integraal onderdeel van het curriculum uitmaakt.
De tussenevaluatie 2017 van het Bestuursakkoord po en het Sectorakkoord vo (afgesloten met de PO-Raad en VO-raad) laat een gevarieerd beeld zien. De akkoorden bevatten de gezamenlijke ambities voor een uitdagend en toekomstgericht onderwijs. De vooruitgang varieert per afspraak. Het is soms zoeken naar de beste manier om te komen tot het onderwijs dat de talenten van elk kind tot bloei laat komen. De evaluatie benutten we om afspraken en doelstellingen te actualiseren, daarbij aansluitend op de ambities in het veld. Ook gaan we verduidelijken hoe de middelen van de akkoorden bijdragen aan de realisatie van de afgesproken doelen. Afgelopen jaar vond tevens een evaluatie plaats van de kwaliteitsafspraken mbo. Doel van deze afspraken was het verbeteren van de onderwijskwaliteit en het zo goed mogelijk voorbereiden van studenten op de arbeidsmarkt, het vervolgonderwijs en deelname aan de samenleving. Uit de evaluatie blijkt dat kwaliteitsplannen en het met instellingen voeren van jaarlijkse voortgangsgesprekken door MBO in Bedrijf en de accountmanagers van OCW een breed gewaardeerde manier zijn om de kwaliteitsontwikkeling te ondersteunen en te monitoren. Daarmee vormen de afspraken een betekenisvolle stap naar verdere kwaliteitsverbetering. In 2017 trad ook het wetsvoorstel examencommissies mbo in werking. Om de examenkwaliteit op orde te krijgen, zijn de taken verduidelijkt en nadere eisen gesteld aan deze commissies.
In het mbo is een tweetal agenda’s vastgesteld. De eerste is de Burgerschapsagenda met afspraken om te bevorderen dat alle scholen kwalitatief goed burgerschapsonderwijs aanbieden. De tweede is de Kwaliteitsagenda LOB en geldt voor het vo, mbo en ho. Het onderwijs heeft de taak leerlingen en studenten te helpen zich optimaal te ontwikkelen en hen goed voor te bereiden op vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt. De sectorraden in het vo, mbo en ho pakten de handschoen op om samen met jongeren- en studentenorganisaties en decanenverenigingen werk te maken van loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Voor het vo en mbo werkten de partijen aan een ambitieagenda voor de kwaliteitsverbetering. In het ho kwamen de sectorraden met de studentenorganisaties tot afspraken over de invulling en communicatie van de studiekeuzecheck.
In februari 2017 ondertekenden de leden van het netwerk kennissteden, steden en instellingen en de vorige Ministers van OCW en BZK de «City Deal Kennis Maken». Doel is het oplossen van maatschappelijke vraagstukken door vergaande samenwerking tussen kennisinstellingen en gemeenten. Samen creëren ze een rijke leeromgeving voor studenten en meer evidence-based stedelijk beleid. Studenten, docenten en onderzoekers worden betrokken, waar mogelijk in multidisciplinaire en multilevel teams. Elke stad werkt een strategische agenda uit, samen met haar universiteit of hogeschool. Inmiddels zijn alle steden aan de slag, is een eerste landelijke bijeenkomst georganiseerd en vond een gezamenlijke studiereis naar de Universiteit Duisburg-Essen plaats.
1.2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat
Doelstelling/indicator | Sector | Basiswaarde (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Streefwaarde (jaartal) |
---|---|---|---|---|---|
Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding | 2013 | 2015 | 2016 | 2020 | |
po | 20% | 21% | 22% | 30% | |
Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding | 2013 | 2015 | 2016 | 2020 | |
vo | 33% | 37% | 38% | 50% | |
Bovenbouw vwo | 53% | 63% | 63% | 80–85% | |
hbo | 66,2% (2011) | 72,2% (2013) | 75,2% (2015) | 80% (2016) | |
Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister | 2014 | 2016 | 2017 | 2019 | |
po/vo/mbo | 8% | 28% | 35% | 100% |
Leraren spelen een sleutelrol in de kwaliteit van ons onderwijs, maar een omvangrijk tekort dreigt. Bovendien ervaren veel scholen nu al moeite bij het vinden van invalkrachten. Het terugdringen van het lerarentekort was en is daarom één van onze grootste beleidsprioriteiten. In februari ontving de Tweede Kamer het plan van aanpak lerarentekort po, vo en mbo en in juni werden aanvullende maatregelen aangekondigd voor het po. Samen met de sociale partners, de lerarenopleidingen, schoolbesturen en gemeenten werken we via zes actielijnen aan het terugdringen van het tekort. Hierover stuurden we de Tweede Kamer in december een voortgangsrapportage. Hierin staat dat uit de meest recente arbeidsmarktramingen blijkt dat het tekort van 4.100 fte po-leraren bij gelijkblijvende omstandigheden niet in 2020, maar iets later optreedt (in 2022). Voor het vo is eveneens het beeld dat de tekorten iets krimpen en later in de tijd plaatsvinden. In het mbo wordt de komende jaren een tekort aan docenten techniek verwacht, met name door de sterke afname van het aantal studenten aan de lerarenopleidingen techniek. Om arbeidsmarktknelpunten aan te pakken, stimuleren we regionale samenwerking tussen instellingen, opleidingen en bedrijfsleven. De bijgestelde prognoses geven ons alle aanleiding om het lerarentekort de hoogste prioriteit te blijven geven.
Leraren geven aan veel tijd kwijt te zijn aan administratie waarvan zij geen nut en noodzaak zien, maar die wel veel werkdruk oplevert. Uit onderzoek vanuit de Regeldrukagenda en signalen uit het veld blijkt dat het deels administratie betreft die niet wettelijk verplicht is vanuit de overheid, maar wel als zodanig ervaren wordt of zijn oorzaak in de uitvoeringsketen vindt. Begin 2017 gingen vijf po-scholen en één vo-school aan de slag met Operatie Regels Ruimen, om de regeldruk terug te dringen binnen de school. Een procesbegeleider ondersteunde hen. Ze ontwikkelden materiaal waarmee ook andere scholen aan de slag kunnen. Omdat er veel onduidelijkheid is onder leraren over wat zij nu precies wel en niet vast moeten leggen, publiceerden wij voor het po samen met de Inspectie van het Onderwijs de handreiking «Ruimte in Regels». Deze brochure beschrijft waar de Inspectie van het Onderwijs naar kijkt en neemt misverstanden weg. We hebben toegezegd een vergelijkbare handreiking voor het vo en mbo op te stellen.
Eind november ontving de Tweede Kamer de voortgangsrapportage lerarenagenda. Vrijwel alle lerarenopleidingen hebben de afstudeerrichting beroepsonderwijs ingevoerd. Het aantal onbevoegd gegeven lessen in het vo is gedaald. Ook zien we steeds meer samenwerking in teams in het mbo. Sinds 1 augustus 2017 gelden nieuwe wettelijke bekwaamheidseisen in het onderwijs. Ze gelden voor alle leraren en docenten in het po, vo en mbo. Bij de werving van nieuw personeel mogen scholen alleen leraren benoemen die aan de bekwaamheidseisen voldoen. Daarnaast mag de school nog aanvullende normen opstellen. Leraren die niet aan alle eisen voldoen moeten de gelegenheid krijgen om deze aan te leren. De school maakt hierover afspraken met de leraar. Het totale percentage startende leraren dat begeleiding ontvangt is de afgelopen jaren gestegen, ondanks een lichte daling in de vo-sector afgelopen jaar. Het project begeleiding startende leraren onder leiding van de Rijksuniversiteit Groningen leverde zijn eerste resultaten op. In de komende jaren worden ook de resultaten van de volgende cohorten zichtbaar. Ook is de lesobservatiemethode ICALT (International Comparative Analysis of Learning and Teaching) sinds dit jaar online beschikbaar. Deze methode, tevens beschikbaar als applicatie, stelt leraren in staat om elkaars lessen te bekijken en gerichte feedback te geven. Samen met de sociale partners verkenden we de mogelijkheid van ontwikkelpaden voor leraren in po, vo en mbo. Volgens leraren zijn meer tijd en ruimte onmisbare factoren voor professionele ontwikkeling. Het helpt als scholen een duidelijke structuur van ontwikkelingsmogelijkheden bieden, zodat leraren weten welke ontwikkeling van henzelf als professional aansluit bij de ontwikkeling van de organisatie. Een hoogwaardig en toegankelijk aanbod van nascholingsmogelijkheden helpt leraren tot slot om stappen te zetten in hun ontwikkeling. De realisatie van de ambities ten aanzien van de vaardigheden van leraren (met name differentiatievaardigheden) en de kwaliteitsverbetering van het personeelsbeleid op scholen blijkt echter weerbarstig.
Samen met de Onderwijscoöperatie bereidden we de invoering van de Wet op het beroep van leraar en het lerarenregister voor. De Eerste Kamer stemde in februari in met het voorstel, sinds 1 augustus is de wet gedeeltelijk van kracht. Daarmee is de professionele ruimte en zeggenschap van leraren vastgelegd en heeft het nieuwe lerarenregister een wettelijke basis. We hebben met de 24 leraren uit de Deelnemersvergadering kennisgemaakt en afgesproken dat wij zullen aansluiten bij de planning die zij haalbaar achten en die nodig is om het register echt van, voor en door de leraren te maken. Ook de rol van de schoolleider is belangrijk. In het po hebben leraren en schoolleiders in 2017 met de komst van de Teambeurs PO en de tegemoetkoming Schoolleiders PO nieuwe mogelijkheden gekregen om zich te professionaliseren. Het schoolleidersregister VO heeft de beroepsstandaard nog niet tegen het licht gehouden. Dat gebeurt in 2018.
Via het Comenius-programma kreeg het ho in 2017 een belangrijke kwaliteitsimpuls. Het biedt beurzen voor onderwijsvernieuwing- en verbetering aan Teaching Fellows (50.000 euro), Senior Fellows (100.000 euro) en Leadership Fellows (250.000 euro). Tijdens het afgelopen startjaar waren er tien Teaching Fellows (vijf uit zowel het hbo als wo) rondom het thema Gelijke Kansen beschikbaar, waarvoor 92 projecten werden ingediend. Laureaten van de Comeniusbeurzen worden lid van de Comenius-community. Voor ho-docenten is in 2017 een DocentenKamer opgericht. Deze bestaat uit de winnaars van de Docent van het Jaar-verkiezing van het ISO (Interstedelijk Studenten Overleg) en enkele leden van de Comenius-community. De DocentenKamer overlegt een aantal maal per jaar met de Minister van OCW over thema’s die docenten relevant vinden voor de kwaliteit van het ho. Bij de startbijeenkomst kwamen de volgende inhoudelijke ambities naar voren: voortdurende docenten ontwikkeling, de impuls voor vernieuwend onderwijs en Gelijke Kansen. Wij hopen dat de DocentenKamer zal gaan functioneren als het kanaal vanuit de hele Comenius-community richting alle ho-docenten en andere partijen.
1.3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties
Doelstelling/indicator | Sector | Basiswaarde (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Streefwaarde (jaartal) |
---|---|---|---|---|---|
Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert | po | 2012–2013 | 2014–2015 | 2015–2016 | 2017–2018 |
27% | 36% | 41% | 100% | ||
Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert | vo | 2011–2012 | 2013–2014 | 2015–2016 | 2017–2018 |
72% | 67% | 73% | 100% | ||
Aantal voortijdig schoolverlaters | vo/mbo | 2008–2009 | 2015–2016 | 2016–2017 | 2019–2020 |
41.800 | 22.953 | 23.793 | 20.000 |
In de beleidsagenda 2017 staat dat het Nederlandse onderwijs internationaal goed scoort door een sterk systeem van «vrijheid in gebondenheid» waarin autonomie van schoolbesturen wordt gecombineerd met sterke verantwoordingsinstituties. Eén van die instituties is de Inspectie van het Onderwijs. Wanneer het onderwijs verandert, verandert ook het toezicht. Met ingang van het schooljaar 2017–2018 is in het po, vo, so en mbo het vernieuwde onderwijstoezicht ingevoerd. Het vernieuwde toezicht kent twee pijlers: waarborgen en stimuleren van de onderwijskwaliteit. Nieuw is dat het toezicht begint en eindigt bij de besturen van de onderwijsinstellingen. Zij zijn verantwoordelijk voor hun onderwijskwaliteit. Ook wordt in het toezicht zoveel mogelijk aangesloten op de eigen ambities van besturen en hun scholen. In juni 2017 heeft de Tweede Kamer de laatste evaluatie «Naar vernieuwd toezicht» ontvangen. Opnieuw kon het vernieuwde toezicht op veel draagvlak in het veld rekenen. Vrijwel alle besturen, scholen en ook docenten vinden het een verbetering. Wel voelde het nog erg nieuw en anders. De Inspectie van het Onderwijs heeft veel energie gestoken in de communicatie rond de verwachtingen over het toezicht. Dat blijft, net zoals zij blijft reflecteren op haar toezicht en dat verbeteren.
Om een gesprek te kunnen voeren over geleverde prestaties is transparantie van belang. DUO en de Inspectie van het Onderwijs hebben in 2017 meer open data gepubliceerd. Het doel is hier blijvende aandacht voor te hebben, gericht op de vragen van gebruikers en binnen de wettelijke kaders (met waarborgen voor de privacy). Samen zijn ze ook gestart met de ontwikkeling van een applicatie zodat data op een gebruiksvriendelijke manier beschikbaar komt voor ontwikkelaars. Ook de MBO Raad publiceert steeds meer informatie over instellingen en opleidingen. Afgelopen jaar is verder gewerkt aan een wetswijziging om de verplichte openbaarmaking van de jaarverslaggeving op te nemen in de betreffende sectorwetten. Dit wetsvoorstel zullen we in 2018 naar de Tweede Kamer sturen. Zowel de Tweede als de Eerste Kamer heeft in het najaar van 2017 ingestemd met het wetsvoorstel Pseudonimiseren van leerlinggegevens. Aanleiding was de wens van onderwijsinstellingen, leveranciers van digitale leermiddelen en de Tweede Kamer om de huidige gegevensuitwisseling tussen instellingen en leveranciers van digitale leermiddelen te verbeteren. Pseudonimiseren maakt verdere dataminimalisatie (vergroten privacy) mogelijk en draagt bij aan een betrouwbare toegang tot leermiddelen. Het wetsvoorstel maakt ook introductie van andere pseudoniemen mogelijk, zoals voor de gegevensuitwisseling tussen samenwerkingsverbanden passend onderwijs en scholen. Dit helpt bij de verdergaande digitalisering van het onderwijs.
In het po en vo is met de PO-Raad en VO-raad afgesproken dat de website scholenopdekaart.nl gebruiksvriendelijk, relevant en betrouwbaar is. Ook zouden zij de vindbaarheid en naamsbekendheid vergroten. Inmiddels hebben 2.593 scholen in het po (35,2 procent) hun schoolpagina op deze website gevuld. Een groter percentage (84,6 procent) van de po-besturen is actief aan de slag gegaan met Vensters. Omdat dit te ver achterblijft bij de ambitie, voert de PO-Raad op dit moment een evaluatie uit hoe Vensters beter kan aansluiten op de behoeften van de gebruikers. In het vo heeft 92 procent scholenopdekaart.nl goed gevuld (1.305 van de 1.417 vestigingen). De nog niet deelnemende vestigingen worden onderzocht. Veelal gaat het om nieuwe of kleine vestigingen, of ze hebben een specifieke doelgroep zoals een internationale schakelklas. Bij het onderzoek wordt ook meegenomen hoe zij (beter) gefaciliteerd kunnen worden.
We willen gebruik maken van de bevoegdheid in de Regeling jaarverslaggeving om schoolbesturen te verplichten verantwoording af te leggen over specifieke onderwerpen. Met de PO-Raad en de VO-raad starten we een pilot om de verantwoording in de bestuursverslagen over prioritaire thema’s te verbeteren. Overigens staat in de regelgeving dat de lumpsumbijdrage wordt vastgesteld aan de hand van het bekostigingsmodel (dat op basis van parameters de hoogte van de bedragen per bestuur vaststelt). Het lumpsumbedrag dat de schoolbesturen ontvangen, is dus niet gebaseerd op een vooraf berekende kostprijs van de betreffende instelling, maar op de verdeling van het beschikbare budget binnen de OCW-begroting.
Afgelopen jaar werd het wetsvoorstel Toekomstbestendig onderwijsaanbod aangenomen, dat per 1 januari 2018 in werking trad. De wet richt zich vooral op het po, maar de aanpassing van de achterbanraadpleging bij een fusie geldt ook voor het vo. Daarnaast stuurden wij een wetsvoorstel voorzieningenplanning naar de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om een nevenvestiging buiten het eigen Regionaal Plan Onderwijsvoorziening te starten. In het schooljaar 2017/2018 treedt landelijk gezien ook in het vo de leerlingendaling in. In sommige gevallen vergroot dit de noodzaak voor scholen om te fuseren. In 2017 is een nieuwe beleidsregel fusietoets in het onderwijs 2017 in werking getreden. De procedure is zo aangepast dat alleen risicovolle fusies in het po en vo een zware inhoudelijke toets door een adviescommissie moeten doorlopen. DUO toetst de fusies van beperkte omvang. Dit is een lichtere toets, waardoor de procedure sneller kan verlopen. In het mbo blijven alle fusies toetsplichtig. Wel wordt bij de beoordeling nadrukkelijker gekeken naar het belang van studenten om een opleiding te kunnen volgen op een onderwijslocatie bij hen in de buurt. Ook weegt de context mee waarbinnen de fusie zich voor doet. Daarnaast is de verplichte fusie-effectrapportage uitgebreid en zijn de deelnemers- en ondernemingsraad in het mbo meer in positie gebracht door het instemmingsrecht bij fusies te effectueren.
Het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) is gestabiliseerd. Om de uitval rond de overstap van het vo naar het mbo aan te pakken, trad op 1 augustus 2017 de Wet toelatingsrecht in werking. Het wetsvoorstel om de aanpak van vsv structureel te borgen is naar de Tweede Kamer gestuurd. Om de nieuwe doelstelling (maximaal 20.000 vsv’ers per schooljaar in 2021) te bereiken, is namelijk blijvende inzet nodig van onderwijsinstellingen, gemeenten en andere samenwerkingspartners in de regio. Met het wetsvoorstel komt een wettelijke basis om de aanpak voort te zetten en uit te bouwen. In het hoger onderwijs is het experiment prestatiebekostiging geëvalueerd door zowel een onafhankelijke commissie als door de Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek zelf. Op basis van de uitgevoerde evaluaties is in 2017 gewerkt aan de kwaliteitsafspraken die vanaf 2019 gaan gelden. Aan de kwaliteitsafspraken worden de middelen gekoppeld die vrij komen door de invoering van het studievoorschot. Definitieve besluitvorming hierover vindt in 2018 plaats.
1.4 Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren
Doelstelling/indicator | Sector | Basiswaarde (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Streefwaarde (jaartal) |
---|---|---|---|---|---|
Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek | vo | 2012 | 2016 | 2017 | 2017 |
23% | 26% | 24% | 30% | ||
Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was | mbo | 2012 | 2015 | 2016 | 2018 |
79% | 77% | 76% | hoger | ||
Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was | hbo | 2013 | 2015 | 2016 | 2020 |
72% | 72% | 75% | hoger | ||
Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen | ho | 2012 | 2015 | 2016 | 2016 |
hbo: 18% | hbo: 19% | hbo: 20% | |||
wo:21% | wo:25% | wo: 26% | wo:22% | ||
Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren) | mbo/ho | 2010 | 2015 | 2016 | 2020 |
17% | 18,9% | 19% | 20% |
Sinds 1 augustus 2017 zijn op alle scholen de nieuwe vmbo-profielen ingevoerd. De invoering is op verschillende manieren ondersteund, onder andere door subsidies voor bijscholing, met ambassadeurs per profiel en verschillende bijeenkomsten. Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) monitort en evalueert de komende jaren. In het mbo is voor het thema beroepspraktijkvorming uit de kwaliteitsafspraken in 2017 en 2018 een resultaatafhankelijk budget beschikbaar van telkens 58 miljoen euro. Scholen die de geformuleerde doelstellingen rond de verbetering van de beroepspraktijkvorming realiseren, komen in aanmerking voor een deel van dit budget. Uit de rapportage van MBO in Bedrijf blijkt dat de scholen na het ontvangen van de beschikkingen voortvarend aan de slag gingen. Op één na behaalden alle mbo-instellingen bij de beoordeling van de voortgang een voldoende en ontvingen daardoor extra middelen.
Ter verbetering van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt stelden wij voor de periode 2014–2017 jaarlijks 25 miljoen euro beschikbaar voor een regionaal investeringsfonds in het mbo. Het belangrijkste doel van dit fonds is het onderwijs beter aan te laten sluiten op de behoefte van de arbeidsmarkt en in te spelen op innovatieve en regionale ontwikkelingen op de arbeidsmarkt via publiek-private samenwerkingsverbanden. Dit leidde ertoe dat onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven, regionale overheden en het Ministerie van OCW gezamenlijk in de periode 2014–2016 in totaal ruim 170 miljoen euro investeerden in samenwerkingsverbanden die de brug slaan tussen onderwijs en arbeidsmarkt. We hebben de regeling met een jaar verlengd, waarmee ook in 2018 een bedrag van 25 miljoen euro beschikbaar is.
In 2017 is het wetsvoorstel invoering associate degree-opleiding aangenomen en op 1 januari 2018 in werking getreden. Hiermee krijgt de associate degree-opleiding, naast de bachelor- en de masteropleiding, een zelfstandige positie in het hoger beroepsonderwijs. Het is een tweejarige opleiding en leidt studenten op tot niveau 5 van het Nederlands kwalificatieraamwerk (NLQF). Hiermee is de associate degreeopleiding wat betreft niveau gepositioneerd tussen de mbo-4-opleiding (NLQF 4) en de bacheloropleiding (NLQF 6). Verder ging in het voltijds bekostigde ho het experiment flexstuderen van start. Hierdoor kunnen sommige studenten aan de Hogeschool Utrecht, Windesheim, Universiteit van Amsterdam en Tilburg University naar rato van de omvang van het onderwijs dat zij volgen collegegeld betalen. Onderzocht wordt of studenten dan hun studie beter kunnen combineren met andere activiteiten die zij (tijdelijk) naast hun voltijdstudie ondernemen. Ook onderzoeken we of dit leidt tot minder uitval en tot meer tevredenheid van en ontplooiingsmogelijkheden voor studenten. De looptijd van het experiment is zes jaar. De eerste vier jaar kunnen nieuwe studenten instromen. Na vier jaar evalueren we.
Maar leren houdt natuurlijk niet op na de opleiding. Met het oog op een leven lang leren is het ook voor werkenden belangrijk om in te zetten op modulair onderwijs dat tijd- en plaatsonafhankelijk aangeboden kan worden. Dit verlaagt de drempel weer te gaan studeren. Ook moet het voor werkenden mogelijk zijn arbeidsmarktrelevante delen van een mbo-opleiding te volgen. Daarom is het per studiejaar 2016/2017 mogelijk voor volwassenen om in het niet-bekostigd onderwijs delen van mbo-opleidingen te volgen. In 2017 adviseerde een commissie over de voor- en nadelen van vraagfinanciering in het mbo. In het nieuwe Regeerakkoord is vastgelegd dat we gaan experimenteren met vraagfinanciering. In het ho liep al een soortgelijk experiment. Dat is afgelopen jaar uitgebreid met een extra opleiding (sector techniek & ICT), én met opleidingen in de sector zorg & welzijn. Als gevolg van de pilots flexibilisering is in het deeltijd en duale ho in 2017 een groot aantal opleidingen met leeruitkomsten gaan werken. Uiteindelijk nemen ongeveer 500 opleidingen van 21 instellingen deel. Het onderwijs kan flexibel vormgegeven worden en er is meer ruimte voor maatwerk.