Base description which applies to whole site

4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Algemene doelstelling

In internationaal verband streven naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd, op CO2-reductie wordt gestuurd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de doelstellingen, zoals overeengekomen in het energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen.

Om deze doelstelling te bereiken zet EZ financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Elektriciteitswet, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en innovatieve energietechnologieën.

(Doen) Uitvoeren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord).

  • Het vergroten van het aandeel energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord).

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen.

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur.

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten.

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven.

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren.

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van energiebedrijven en industrie.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede positie op het gebied van nucleair onderzoek, isotopenproductie en uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

  • Het sturen op CO2-reductie in Europees en internationaal verband.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamelijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het energiebeleid is gericht op een zo goed mogelijk werkende markt. Dat zal zich vertalen in een structurele daling van C3 en lagere HHI. Evenwel is er geen beleid specifiek gericht op het beïnvloeden van de concentratiegraad. De ambitie richt zich dan ook niet op een specifieke uitkomst, maar op een voortzetting van de daling van C3 en HHI als indicatie of het beleid voldoende effectief is.

Kengetal

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Ambitie 2017

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit

– HHI

2.338

2.276

2.230

2.152

1.992

1.822

<2.100

– C3

83%

81%

81%

79%

75%

72%

<77%

2. concentratiegraad in de retailsector gas

– HHI

2.258

2.204

2.171

2.052

1.895

1.821

<2000

– C3

81%

79%

79%

76,8%

74%

72%

<75%

Bron: ACM

Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

Bron: Netbeheer Nederland

Beleidsconclusies

Uitwerking Energieagenda

Door het vorige kabinet is in 2017 samen met stakeholders gewerkt aan de uitwerking van de transitiepaden uit de Energieagenda. Hiervoor was de studie van Energie Centrum Nederland (ECN) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) «Verkenning van Klimaatdoelen: van lange termijn beelden naar korte termijn acties» (Kamerstuk, 32 813, nr. 155) een bouwsteen. Deze ambtelijke verkenning heeft geleid tot uitgewerkte transitiepaden waarin mogelijke maatregelen zijn benoemd om het CO2-doel in 2050 te halen. Hierbij is getracht een zo breed mogelijk palet aan opties te schetsen, mede op basis van reacties van diverse stakeholders. Deze ambtelijke verkenningen dienen als input voor de gesprekken rond het Klimaatakkoord. Hiermee is invulling gegeven aan de in de begroting aangekondigde stappen richting 2030.

Energieakkoord voor duurzame groei

De resultaten die in de Nationale Energie Verkenningen (NEV) 2017 van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) worden geschetst zijn bemoedigend. Het verwachte aandeel hernieuwbare energie in 2023 ligt met 17,3% fors hoger dan de doelstelling van 16% uit het Energieakkoord. Daarmee wordt, als gevolg van de maatregelen die in de afgelopen kabinetsperiode in gang zijn gezet, tussen 2013 en 2023 bijna een verviervoudiging van het aandeel hernieuwbare energie gerealiseerd. (Kamerstuk, 30 196, nr. 559) De stimuleringsregeling voor hernieuwbare energieproductie SDE+ (inclusief de uitrol van windenergie op zee) is hiervoor het belangrijkste instrument. Voor het jaar 2020 verwacht de NEV 2017 een aandeel hernieuwbare energie van 13%. Daarmee zou de doelstelling uit het Energieakkoord van 14% niet worden gehaald, hetgeen betekent dat extra inzet nodig is. De Energieakkoord-partijen – waaronder de rijksoverheid – werken deze extra inzet nog uit in de Uitvoeringsagenda 2018. Daarnaast zijn diverse initiatieven in gang gezet om de productie van hernieuwbare energie aan te jagen, onder ander op het gebied van geothermie, monomestvergisting en kleinschalige apparaten. Hiermee ligt Nederland goed op schema voor het behalen van de doelstelling voor 2023 in het Energieakkoord.

Stevige inzet Europese voorstellen klimaat- en energiedoelen

In 2017 zijn de onderhandelingen over de wetgevende voorstellen van de Energie Unie in de Raad nagenoeg afgerond. Daarmee ligt de EU op schema. Doel van de Energie Unie is om met een samenhangend wetgevingspakket de energietransitie in de Europese Unie vorm te geven, de leveringszekerheid te borgen, de marktwerking te verbeteren en de klimaat- en energiedoelen voor 2030 te realiseren. In de Raad is met instemming van Nederland een akkoord bereikt over de herzieningen van de richtlijnen voor hernieuwbare energie, Energie-efficiëntie, over de Verordening Governance van de Energie Unie en over een wetgevend voorstel voor een verbeterd ontwerp voor de markt voor elektriciteit. Nederland heeft niet ingestemd met het akkoord in de Raad over de verordening voor elektriciteit vanwege het gebrek aan ambitie (Kamerstuk, 21 501-33, nr. 630; Kamerstuk, 21 501-08, nr. 672; Kamerstuk, 21 501-33, nr. 647; Kamerstuk, 21 501-33, nr. 660; Kamerstuk, 21 501-33, nr. 663; Kamerstuk, 21 501-33, nr. 666; Kamerstuk, 21 501-33, nr. 678).

Energie-innovatie

Tijdens de Klimaatconferentie in Marokko in november 2016 (COP22) is Nederland zoals opgenomen in de begroting 2017 definitief toegetreden tot Mission Innovation (Kamerstuk, 31 793, nr. 163). Het Mission Innovation initiatief kan als een mooie opstap voor versterkte internationale samenwerking voor energie-innovatie beschouwd worden.

Zoals in de begroting 2017 aangekondigd zijn in 2017 de drie energie-innovatieregelingen Demonstratieregeling Energie Innovatie (DEI), de Hernieuwbare Energieregeling (HER) en de Topsector Energieregelingen (TSE) wederom opengesteld voor een totaal bedrag van circa € 130 mln. Specifiek voor de HER is met ingang van 1 april 2017 de termijn waarbinnen projecten dienen bij te dragen aan hernieuwbare energieproductie en een besparing op de uitgaven aan subsidies verlengd van 2023 naar 2030. Dat betekent dat nu ook innovatieve hernieuwbare energieprojecten in aanmerking komen die in 2030 tot productie kunnen leiden. Hiermee komen naast innovaties op de korte termijn ook innovaties aan bod die op de iets langere termijn richting 2030 kunnen bijdragen aan de klimaatopgave. Hiermee is een belangrijke stap gezet die tegemoet komt aan de behoefte in de markt. In de praktijk bleek namelijk dat veel goede innovatieve projecten die een goede bijdrage kunnen leveren aan besparing op de subsidie-uitgaven SDE+ zich niet konden kwalificeren doordat ze nog niet tot hernieuwbare energieproductie in 2023 zouden kunnen leiden. Hierdoor ontstond de laatste jaren meer en meer een onevenwichtige nadruk op korte-termijn-uitrol en konden innovatieve projecten met een wat langere tijdshorizon niet worden gehonoreerd. In 2018 zal in het kader van het nieuw maatschappelijk klimaatakkoord gericht op de CO2-reductieopgave en de daaraan gekoppelde kennis- en innovatieagenda de benodigde inzet op kennis en innovatie worden herijkt.

De HER, de DEI en de TSE zijn in 2017 geëvalueerd (Kamerstuk, 30 196, nr. 572). Belangrijke conclusies uit het onderzoek waren dat de regelingen bijdragen aan het doel van de Topsector Energie om de betrokkenheid van een breed spectrum aan bedrijven in onderzoek en ontwikkeling te versterken en dat de verbindingen sneller worden gelegd en langer doorgaan dan bij voorgaand energie-innovatiebeleid. Ook wordt geconcludeerd dat door de DEI de kans toeneemt dat in de kapitaalintensieve fase van demonstratie van energie-innovaties de stap naar kredietverstrekkers kan worden gemaakt voor aanvullende financiering. Het onderzoek heeft niet kunnen aantonen dat als gevolg van de regelingen meer omzet, export en werkgelegenheid is ontstaan.

Energiebesparing

In 2017 zijn verdere intensiveringen doorgevoerd ten behoeve van de energiebesparingsdoelen uit het Energieakkoord. In plaats van de voorgenomen energiebesparingsverplichting in de gebouwde omgeving is een convenant afgesloten met betrokken partijen om 10 PJ aanvullende besparing te realiseren. Voor energiebesparing in de energie-intensieve industrie is het MEE-convenant uitgebreid met het Addendum op het MEE-convenant, waarin de convenantsdeelnemers zich verbinden aan de doelstelling van 9 PJ aanvullende besparing in 2020. Dit Addendum is in de plaats gekomen van de één op één afspraken met het bedrijfsleven. Indien de afspraken uit het Addendum niet worden uitgevoerd, is er een mogelijkheid om een wettelijke energiebesparingsverplichting in te voeren. Zo wordt de 9 PJ behaald en ligt Nederland op schema om de 100 PJ energiebesparing in 2020 te halen. In 2018 worden de ingediende projecten om te voldoen aan de 9 PJ energiebesparing beoordeeld (Kamerstuk, 30 196, nr. 546; Kamerstuk, 30 196, nr. 568).

Mijnbouwwet

Zoals aangekondigd in de begroting is de Mijnbouwwet op tijd en volgens planning gewijzigd. Op grond van de gewijzigde Mijnbouwwet wordt het mogelijk om de kosten van het op aanvraag verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning, ontheffing, of instemming dan wel het beoordelen van een melding voor een handeling met een mobiele installatie en de kosten van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) voor de uitvoering van enkele specifieke taken in verband met mijnbouwwerken in rekening te brengen bij mijnbouwbedrijven en gasnetbeheerders (retributies). De gewijzigde Mijnbouwregeling, welke de hoogte van de bedragen vaststelt en daarmee het innen van de retributies mogelijk maakt, is in 2017 afgerond en is per 1 januari 2018 in werking getreden.

Energie-audits

In 2017 hebben veel grote ondernemingen een energie-audit ondergaan. De energie-audits geven zicht op de mogelijkheden voor kostenefficiënte energiebesparing. Gemeenten en provincies zien als bevoegd gezag toe op de uitvoering. EZ heeft voor dit toezicht middelen beschikbaar gesteld aan de gemeenten en provincies op basis van onderzoek dat in 2016 is uitgevoerd. In 2017 is gestart met de evaluatie van de auditplicht (Kamerstuk, 31 209, nr. 213). Het evaluatieonderzoek naar de energie-audits wordt, later dan gepland, naar verwachting in de eerste helft van 2018 afgerond, waarna de Kamer zal worden geïnformeerd. Beoordeeld wordt onder meer of de regelgeving en de uitvoering goed zijn ingericht en wat de uitvoeringslasten zijn.

Windenergie op zee

In overleg met de windsector is een procedure ontwikkeld waarin partijen de vergunning kunnen aanvragen voor het bouwen en exploiteren van het windpark, zonder subsidie. De vergunningsaanvragen worden getoetst op zes criteria, waarbij elementen die de kans vergroten dat het windpark daadwerkelijk wordt gebouwd het zwaarst tellen in de onderlinge vergelijking. Op deze eerste subsidieloze tender hebben diverse gerenommeerde partijen ingeschreven. Windenergie op zee lijkt dus zonder subsidie rendabel te worden (Kamerstuk, 33 561, nr. 39). Daarmee wordt de doelstelling van het Energieakkoord om tussen 2014 en 2023 het kostenniveau van windenergie op zee met 40% te verlagen ruimschoots gehaald. Met deze tender is – ook in internationaal perspectief – een nieuwe mijlpaal bereikt in de verlaging van de kosten van windparken: dit is het eerste park ter wereld dat zonder subsidie zal worden geëxploiteerd. Deze eerste subsidieloze tender betreft de derde van in totaal vijf tenders van de routekaart windenergie op zee tot 2023 (Kamerstuk, 33 561, nr. A/11). Daarmee verloopt de uitvoering van die routekaart volgens schema.

ECN

In 2016 is besloten dat het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) wordt opgesplitst (Kamerstuk, 30 196, nr. 465). Daarbij wordt het duurzame energieonderzoek van ECN samengevoegd met de energieonderzoek-activiteiten van TNO. Conform planning zijn in 2017 de voorbereidingen getroffen om deze krachtenbundeling per 1 april 2018 mogelijk te maken. In de rapportage Bedrijvenbeleid 2017 «Navigeren met wind in de zeilen» heeft het ministerie aangegeven dat de samenwerking vanaf 1 januari 2018 een feit is, maar dat de formele overgang van ECN naar TNO plaatsvindt op 1 april 2018 (Kamerstuk, 32 637, nr. 293). De zogenaamde rekenmeesterfunctie is conform de gemaakte afspraken per 1 januari 2018 overgeheveld naar het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Tot slot is er in 2017 onderzoek gestart naar de kosten van het historisch radioactief afval en de ontmanteling van gebouwen en installaties in Petten. Dit proces ligt op schema. De Kamer zal hierover in het voorjaar van 2018 worden geïnformeerd.

Start Uitkoopregeling

Op aandringen van de Tweede Kamer komen woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220 en 380 kV verbindingen en 110 en 150 kV verbindingen buiten de bevolkingskernen in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk heeft in de periode 2017–2021 € 140 mln beschikbaar gesteld voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten zorgen voor verwijderen van de woonfunctie van het betreffende pand. De regeling is samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en heeft een looptijd van vijf jaar (Kamerstuk, 31 574, nr. 29). Door EZ zijn alle eigenaren van woningen die vallen onder de Uitkoopregeling geïnformeerd over de regeling. In totaal gaat het om circa 385 woningen. De uitvoering vindt door de betrokken gemeenten plaats. In 2017 zijn in totaal 64 woningen in het kader van de Uitkoopregeling aangekocht door gemeenten. Dit is minder dan waar rekening mee gehouden was. Omdat de Uitkoopregeling een facultatieve regeling is, waar eigenaren van woningen onder een hoogspanningsverbinding gebruik van kunnen maken (maar niet verplicht zijn om dit te doen), is EZ tevreden met dit resultaat.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

VERPLICHTINGEN

3.397.213

2.646.202

6.494.697

17.514.501

8.618.677

13.472.436

– 4.853.759

Waarvan garantieverplichtingen

47.342

526

31.873

28.900

11.050

66.600

– 55.550

UITGAVEN

1.251.807

1.441.886

1.557.919

1.824.624

1.887.248

1.902.455

– 15.207

               

Subsidies

1.030.692

1.181.789

1.347.519

1.621.186

1.635.472

1.663.412

– 27.940

Topsectoren Energie

             

– tenderregeling Energie-innovatie

16.371

19.398

36.543

38.935

38.791

33.088

5.703

– SDE+projecten

13.911

15.527

21.138

31.497

30.934

48.600

– 17.666

Energie-innovatie (IA)

36.766

27.383

17.300

16.190

7.098

2.368

4.730

Green Deals

1.889

918

1.809

2.660

4.997

3.000

1.997

Energieakkoord

             

– Demonstratie-regeling Energie Innovatie (DEI)

   

10.153

19.329

21.931

41.000

– 19.069

– Projecten Energieakkoord SER

 

666

478

562

733

4.089

– 3.356

MEP

505.321

432.032

362.995

288.426

149.960

187.847

– 37.887

SDE

141.908

183.978

207.832

443.837

552.127

613.605

– 61.478

SDE+

27.225

51.138

115.227

187.446

321.514

653.197

– 331.683

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

225.007

369.356

503.423

473.061

377.819

 

377.819

Bijdrage aan ECN

     

40.000

     

ISDE-regeling

     

18.018

50.927

 

50.927

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

 

56.955

31.765

45.008

53.477

61.045

– 7.568

CCS

5.015

4.905

2.500

171

865

4.362

– 3.497

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sport-accommodaties (EDS)

     

5.822

6.170

 

6.170

Hoge Flux Reactor

7.250

7.250

7.250

 

14.500

8.111

6.389

Aanschafsubsidie zonnepanelen

29.632

           

Elektrisch rijden

2.535

2.184

1.541

844

538

 

538

Caribisch Nederland

3.161

6.807

17.108

8.472

574

3.100

– 2.526

Overige subsidies

14.701

3.292

10.457

908

2.517

 

2.517

               

Garanties

526

9.206

1.922

2.242

833

2.500

– 1.667

Aardwarmte

526

   

1.230

     

Storting in begrotingsreserve Aardwarmte

 

9.206

1.922

1.012

833

2.500

– 1.667

               

Opdrachten

33.861

28.108

19.813

13.029

18.188

14.537

3.651

O&O bodembeheer

2.497

3.843

12.651

2.614

2.123

7.806

– 5.683

Joint implementation

12.148

768

252

5

434

410

24

Straling

9.726

9.257

50

   

46

– 46

Pallas

1.001

10.004

   

9.000

4.011

4.989

Onderzoek en opdrachten

8.489

4.236

6.860

10.410

6.631

2.264

4.367

               

Bijdragen aan agentschappen

45.589

47.281

41.805

46.026

52.877

44.819

8.058

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

38.680

41.949

40.168

44.400

51.050

43.099

7.951

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

698

692

681

676

713

690

23

Kern Fysische Dienst

6.211

3.690

         

KNMI

 

950

956

950

1.114

1.030

84

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

103.039

110.603

107.423

113.356

116.403

115.594

809

Doorsluis COVA heffing

100.947

107.594

106.074

108.179

110.263

111.000

– 737

TNO Bodembeheer

2.092

3.009

1.349

5.177

6.140

4.594

1.546

               

Bijdragen aan mede-overheden

       

24.380

28.000

– 3.620

Uitkoop regeling

       

24.380

28.000

– 3.620

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

38.100

64.899

39.437

28.785

39.095

33.593

5.502

ECN/NRG

37.757

57.903

38.819

27.982

38.519

32.236

6.283

Storting begrotingsreserve risicopremie lening ECN/NRG

 

6.600

         

Diverse instituten

343

396

618

803

576

1.357

– 781

               

ONTVANGSTEN

13.547.739

10.801.567

6.851.765

2.546.908

3.202.936

3.426.661

– 223.725

COVA

100.947

107.594

106.074

108.179

110.264

111.000

– 736

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

97.363

173.619

278.861

421.036

626.953

678.000

– 51.047

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

   

20.000

77.000

77.000

77.000

 

Aardgasbaten

13.342.665

10.505.291

6.424.910

1.926.754

2.373.989

2.550.000

– 176.011

Ontvangsten zoutwinning

2.373

2.474

2.342

2.510

2.525

2.511

14

Diverse ontvangsten

4.391

12.589

19.578

11.429

12.205

8.150

4.055

Toelichting op de verplichtingen

SDE+

Het lagere bedrag aan verplichtingen is vrijwel geheel terug te voeren op de lagere verplichtingen die zijn aangegaan voor de regeling Stimulering Duurzame Energie (SDE+). De nieuwste tender Wind op Zee waarvan de inschrijftermijn in december 2017 sloot, is inmiddels zonder subsidie toegekend. Daarnaast zal een groot deel van de verplichtingen voor de tweede openstelling van de reguliere SDE+ pas in 2018 worden aangegaan, omdat als gevolg van de beoordelingstermijn het merendeel van de aanvragen pas na de jaargrens een subsidiebeschikking zal ontvangen.

Garantieregeling aardwarmte

Voor de garantieregeling aardwarmte is voor slechts één geothermieproject een garantieverplichting afgegeven, zodat het garantieplafond van € 66,6 mln voor een bedrag van circa € 55,5 mln niet is uitgeput.

Toelichting op de uitgaven

Subsidies

Topsectoren energie

  • Tenderregeling Energie-Innovatie (TSE): de realisatie van de TSE is hoger dan oorspronkelijk begroot, omdat uit de vraag uit de markt en de doelstellingen van de Topsector Energie bleek dat er gedurende 2017 relatief meer behoefte was aan R&D-middelen dan aan demonstratiemiddelen. Het beschikbare budget van € 33 mln is daarom bij 2e suppletoire begroting 2017 opgehoogd uit de DEI-middelen.

  • SDE+-projecten topsectoren energie/Hernieuwbare Energie Regeling (HER): de uitgaven voor de regeling zijn € 17,7 mln lager uitgevallen dan begroot. In 2017 zijn de voorwaarden voor de regeling geactualiseerd, waardoor in de komende jaren een hogere uitputting van het beschikbare budget wordt verwacht.

Energieakkoord SER

Voor de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI) is € 19 mln minder uitgegeven dan begroot omdat een deel van het DEI-budget is overgeheveld naar het budget van de Tenderregeling Energie-Innovatie (TSE). De realisatie van de DEI in 2017 is extra tegengevallen doordat een aantal grote projecten vertraagd zijn.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP), SDE, SDE+ en regeling Investerings Subsidie Duurzame Energie (ISDE)

De lagere uitgaven op de MEP-regeling (€ 37,9 mln) zijn veroorzaakt door een lagere gerealiseerde subsidiabele elektriciteitsproductie dan waar in de raming eerder rekening mee was gehouden.

Ook bij de regelingen SDE en SDE+ is er sprake van dat de uitgaven lager zijn uitgevallen dan de in de begroting beschikbare middelen (totaal € 393 mln). Dit is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan een tragere realisatie van de subsidiabele productie dan voorzien bij het opstellen van de ramingen en voor het overige aan het beschikbaar stellen van SDE+ middelen voor de InvesteringSubsidie Duurzame Energie (ISDE) en de subsidie aan TenneT voor het net op zee. De bij de SDE+ uitgevallen productie zal voor een groot deel in latere jaren alsnog worden gerealiseerd en gesubsidieerd via dezelfde of vervangende projecten.

Voor de uitgaven op de ISDE waren in de begroting nog geen middelen opgenomen. Deze middelen zijn afkomstig uit de middelen voor de SDE+. De op de MEP, SDE, SDE+ en aanverwante instrumenten per saldo niet uitgegeven middelen zijn gestort in de begrotingsreserve duurzame energie.

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

De begrotingsreserve duurzame energie is bestemd voor middelen voor duurzame energieproductie die in enig jaar onbenut zijn gebleven als gevolg van vertraging of niet doorgaan van projecten. Deze middelen moeten later alsnog worden uitbetaald voor dezelfde projecten, of kunnen worden ingezet voor andere vervangende projecten met het oog op het bereiken van de doelstelling. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2017 is € 377,8 mln in de reserve gestort. € 280,7 mln is beschikbaar gekomen via de SDE+, SDE+-projecten topsectoren energie en de ISDE (te financieren uit de Opslag Duurzame Energie, ODE). € 33,9 mln is beschikbaar gekomen uit de MEP en € 63,2 mln uit de SDE (beide te financieren uit de algemene middelen).

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Bij de compensatieregeling indirecte kosten ETS is vooral sprake van lagere uitgaven omdat van één grote aanvrager de productiecapaciteit veel lager dan verwacht was, waardoor aan deze aanvrager ruim € 3,5 mln minder is uitgekeerd dan begroot. Daarnaast was ook ruimte in het budget gereserveerd voor nieuwe aanvragers die gebruik willen maken van de regeling, maar deze nieuwe aanvragen bleken geen grote bedragen te betreffen, waardoor ook deze ruimte (€ 4 mln) niet is benut.

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

De bijdrage van € 6,2 mln van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan EZ voor het uitvoeren van de Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS) over 2017 is bij 2e suppletoire begroting 2017 naar de begroting van EZ overgeheveld.

Hoge Flux Reactor

De overschrijding van het budget is veroorzaakt doordat de Europese Commissie er niet in geslaagd is een besluit over het Aanvullende Programma ter financiering van de Hoge Flux Reactor (HFR) in Petten voor de periode 2016–2019 voor het einde van 2016 aan de Raad voor te leggen. Daarom was er in 2016 nog geen grondslag om EZ te verzoeken om de bijdrage € 7,25 mln voor het jaar 2016 te betalen aan de Commissie. Hierop heeft de Europese Commissie aangegeven dat in 2017 twee keer betaald diende te worden (de bijdragen voor 2016 en 2017).

Kengetal

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Ambitie 2017

Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

Bron: RVO.nl

301

486

612

1.150

1.200

1.400

1.540

Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als retourpercentage van het Achtste EU kaderprogramma thema energie

7,0%

6,8%

6,6%

7,2%

7,0%

6,4%1

7,0%

1

Indien de Joint Technology Initiatives (publiek-private programma’s) worden meegenomen op het gebied van energie, dan komt het retourpercentage uit op 6,2%.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Streefwaarde

Planning

Bron

Duurzame energieproductie

4,5%

2013

5,8%

6%

16%

2023

CBS

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten Bodembeheer

De lagere uitgaven worden vooral veroorzaakt doordat het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) in 2017 pas in een laat stadium van de grond is gekomen. Dit als gevolg van het feit dat het zeer moeilijk bleek onafhankelijke en deskundige leden te vinden voor het wetenschappelijk panel dat de projectvoorstellen voor het KEM moet beoordelen. Vervolgens hebben de aanbestedingsprocedures van de eerste KEM-projecten veel tijd gevergd, waardoor de eerste uitgaven voor het KEM pas in 2018 worden verwacht.

Pallas

In 2014 is aan de stichting voorbereiding Pallas een lening ter beschikking gesteld met een hoofdsom van € 40 mln. De hoofdsom wordt in tranches beschikbaar gesteld op basis van verzoeken door de stichting. In 2017 is door de stichting € 5 mln meer opgevraagd dan waar bij het opstellen van de begroting mee was gerekend.

Onderzoek en opdrachten

De overschrijding van € 4,4 mln wordt voor het grootste deel veroorzaakt doordat bij de begroting nog geen middelen op de begroting beschikbaar waren voor het doen van planschade-uitkeringen. Deze middelen zijn bij de 1e en 2e suppletoire begroting aan dit budget toegevoegd.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) is hoger geworden doordat RVO.nl een compensatie heeft ontvangen voor de hogere cao-lonen van de Rijksambtenaren, gestegen ABP-premies en hogere prijzen (€ 1,4 mln). Ook is budget toegevoegd voor de uitvoering van de Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS, € 0,15 mln), de regeling Sportaccommodaties (€ 0,44 mln), de Uitkoopregeling (€ 0,44 mln) en het loket Mijnbouwschade (€ 0,5 mln). Voor de toenemende werkzaamheden van RVO.nl voor de uitvoering van de SDE+ en de Hernieuwbare Energieregeling is eveneens extra budget toegevoegd (€ 4,2 mln). Tenslotte is er budget beschikbaar gesteld voor de aanvullende werkzaamheden in het kader van de Meerjarenafspraken Energie-Efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE-convenant) om 9 PJ extra energiebesparing te realiseren (€ 0,75 mln).

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energieonderzoek Centrum Nederland/Nuclear Research and Consultancy Group (ECN/NRG)

In oktober 2014 is aan ECN/NRG een lening verstrekt voor het herstelplan van de Hoge Flux Reactor (HFR). De kasuitloop van deze lening is toentertijd in de begroting en meerjarenramingen verwerkt conform de destijds bestaande ramingen. Dit betekende dat er in 2017 in de Ontwerpbegroting een kasbedrag van € 9,2 mln beschikbaar was. In de praktijk is de lening aanzienlijk trager opgenomen dan destijds voorzien. Tevens is het financiële arrangement voor ECN en NRG in oktober 2016 herzien en uitgebreid in het kader van onder meer de voorgenomen splitsing van ECN en de samenvoeging van het onderdeel ECN-duurzaam met TNO. Daarom is in 2017 ten laste van de lening uit oktober 2014 een bedrag van € 15 mln opgenomen en uitbetaald. Ook is voor een bedrag van zo’n € 0,5 mln extra bijgedragen aan ECN zelf in verband met de uitkering van de loon- en prijsbijstelling over 2017.

Indicator: klanttevredenheid en kennisbenutting

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Streef-waarde

Planning

Bron

Klanttevredenheid ECN

8,6

2014

8,4

8,2

8,4

2017

ECN

Kennisbenutting ECN

96%

2015

95%

95%

96%

2017

ECN

Ontvangsten

Opslag Duurzame Energie (ODE)

De ontvangsten op basis van de Opslag Duurzame Energie (ODE) zijn € 51 mln lager dan geraamd. De tariefstructuur van de ODE volgt de structuur van de energiebelasting. De ontvangstenreeks van de ODE is in eerste instantie in 2012 bij de invoering van de ODE meerjarig geraamd op basis van een aantal veronderstellingen over het energieverbruik, tempo van energiebesparing, de uitrol van zonnepanelen etc. De raming is in 2013 bij gelegenheid van het Energieakkoord weliswaar bijgesteld, echter zonder actualisatie van de variabelen die relevant zijn voor de hoogte van de ontvangsten.

Aardgasbaten

De aardgasbaten zijn € 176 mln lager uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste reden hiervoor is het lagere productievolume. In de begroting 2017 werd de totale aardgasproductie geraamd op 44 miljard Nm3. De werkelijke productie in 2017 bedroeg 42 mld Nm3.

Kengetallen

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3)

Bron: TNO

26 mld Nm3

26 mld Nm3

24 mld Nm3

22 mld Nm3

20 mld Nm3

18 mld Nm3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

Bron: TNO

16

9

21

16

4

6

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

19

18

32

17

16

8

4. Productie aardgas totaal (in Nm3)

Bron: TNO

74 mld Nm3

80 mld Nm3

66 mld Nm3

50 mld Nm3

48 mld Nm3

42 mld Nm3

5. Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,28

1,33

1,33

1,11

1,11

1,13

6. Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CBS/CPB

111,7

108,7

101,4

52,5

43,3

54,0

7. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

Bron: APX Endex

24,0

26,0

21,3

19,8

13,6

16,6

Toelichting op de begrotingsreserves

Begrotingsreserve Aardwarmte

Bedragen x € 1 mln

Stand 1/1/2017

21,7

+ Storting

0,8

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2017

22,61

1

De afwijking van dit bedrag met de twee bovenstaande bedragen wordt veroorzaakt door een afrondingsverschil.

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Geothermie is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Geothermie betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2017 zijn geen verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling bij RVO.nl ingediend, zodat er niets aan de begrotingsreserve is onttrokken.

Begrotingsreserve Duurzame energie

Bedragen x € 1 mln

Stand 1/1/2017

1.473,9

+ Storting

377,8

– Onttrekking

– 77,0

Stand per 31/12/2017

1.774,7

De begrotingsreserve Duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, ISDE en de SDE+-projecten van de topsectoren energie. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2017 is € 377,8 mln in de reserve gestort en € 77 mln aan de reserve onttrokken (Kamerstuk, 34 210 XIII, nr. 4, antwoord op vraag 5).

Specificatie stortingen/onttrekkingen begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1 mln)

Specificatie begrotingsreserve Duurzame Energie

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal

MEP (algemene middelen)

23

16

2

 

34

75

SDE (algemene middelen)

143

220

297

191

63

914

Tijdelijke onttrekking (MEP/SDE)

   

– 20

– 77

– 77

– 174

SDE+ (ODE gefinancierd)

59

134

204

282

281

960

Totaal

225

370

483

396

301

1.775

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

Bedragen x € 1 mln

Stand 1/1/2017

6,6

+ Storting

0

– Onttrekking

0

Stand per 31/12/2017

6,6

De middelen op de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als ECN – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst.

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord

Uitgaven x € 1.000

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

ENERGIEBESPARING

         

MJA3 / MEE (EZ, art. 4)

3.061

4.242

3.053

2.368

685

EIA (FIN, fiscaal)

106.000

147.000

124.000

161.000

– 37.000

Compensatie indirecte kosten ETS (EZ, art. 4)

31.765

45.008

53.477

61.045

– 7.568

Duurzame warmte (EZ,art 4)

262

       

Demo Schoon en Zuinig (EZ, art. 6)

911

1

     

Innovatieagenda Energie (EZ, art. 6)

640

1.096

1.102

2.059

– 957

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (EZ, art. 6)

4.768

3.537

3.290

789

2.501

Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (EZ, art. 6)

3.275

6.124

3.984

7.100

– 3.116

Wet Milieubeheer energiebesparing (IenM, art. 19)

3.913

1.066

2.141

2.046

95

Openbare verlichting decentrale overheden (IenM, art. 19)

17

       

Revolverend fonds EGO (WenR, art. 2)

 

35.000

     

Bijdragen aan agentschappen (WenR, art. 2)

11.745

6.132

3.847

5.000

– 1.153

Energiebesparing verhuurders, uitvoering STEP (WenR, art. 2)

   

816

816

 

Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (WenR, art. 2)

5.000

4.000

6.500

4.000

2.500

Energiebesparing Koopsector (WenR, art. 2)

 

7.383

39.900

35.800

4.100

           

HERNIEUWBARE ENERGIE

         

MEP (EZ, art. 4)

362.995

288.426

149.960

187.847

– 37.887

SDE/SDE+ (EZ, art.4)

323.059

614.493

873.641

1.266.802

– 393.161

Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZ, art. 4)

503.423

473.061

377.819

 

377.819

Storting in begrotingsreserve

Garantieregeling Aardwarmte (EZ, art. 4)

1.922

1.012

833

2.500

– 1.667

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZ, art.4)

 

18.018

50.927

 

50.927

           

ENERGIE-INNOVATIE

         

Topsector Energie (EZ, art. 4)

36.516

38.915

38.791

33.088

5.703

Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZ, art. 4)

10.153

19.330

21.931

41.000

– 19.069

Innovatiemiddelen SDE+ (EZ, art. 4)

21.138

31.497

30.934

48.600

– 17.666

           

MOBILITEIT

         

Elektrisch rijden (EZ, art. 4)

1.541

844

538

 

538

Lean and Green Personal Mobility (IenM, art. 14)

540

216

     

Bewustwordingscampagne «Hopper» (IenM, art. 14)

50

   

35

– 35

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenM, art. 14)

60

54

20

 

20

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenM, art. 19)

172

98

13

13

 
           

OVERIGE

         

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZ, art. 4)

5.200

5.200

6.263

5.337

926

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (WenR, art. 2)

353

88

61

403

– 342

Fonds duurzaam funderingsherstel (FDF) (WenR, art. 2)

   

20.000

20.000

 
Licence